Het BBV & Arbeidskostengerelateerde verplichtingen
Januari 2013
INHOUDSOPGAVE blz. 1
De aanleiding voor de notitie
2
2
Wat zijn arbeidskostengerelateerde verplichtingen?
2
3
Historie ontstaan
3
4
Voorbeelden
4
5
Formulering randvoorwaarden
6
6
Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
6
7
Mogelijke gevolgen ABP-overdracht
7
8
Bijlage: Relevante BBV bepalingen
9
1
De aanleiding voor de notitie
De commissie BBV ontvangt nog regelmatig vragen over het verwerken van arbeidskostengerelateerde verplichtingen in begroting en jaarrekening. Veel van deze vragen gaan over pensioenverplichtingen. Oorzaak hiervan is een eventuele wetswijziging tot overdracht van lokale pensioengelden/verplichtingen aan een derde (ABP). Een volledige overdracht van de pensioenrechten aan het ABP ligt, zeker op korte termijn, echter niet voor de hand. In deze notitie wordt een richtinggevende formulering / invulling verwoord voor het BBVbegrip “arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume”. Deze notitie is van belang voor financiële deskundigen en beleidsbepalers betrokken bij de verslaggeving van de centraleoverheden In de praktijk is gesignaleerd dat individueel gevormde pensioenvoorziening op pensioendatum soms vrijvallen. Als reden wordt dan gegeven dat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vervolgens sprake zou zijn van, zoals in BBV-artikel 44, lid 3 vermeld, jaarlijks terugkerende arbeidskosten van een vergelijkbaar volume. Hiervoor worden geen voorzieningen gevormd. Zoals hierna in deze notitie wordt verwoord, vindt de commissie deze gedachtegang niet juist en heeft deze vrijval in het verleden dan ook ten onrechte plaatsgevonden. Herstel met terugwerkende kracht veroorzaakt echter teveel administratieve lasten en doorbreekt de lokaal gehanteerde bestendige gedragslijn. De Commissie BBV is daarom van mening dat voor deze in het verleden ten onrechte gedane vrijval van individuele pensioenvoorzieningen geen herstel hoeft plaats te vinden. Hoofdstuk 2 van deze notitie gaat over het begrip arbeidskosten gerelateerde verplichtingen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het wettelijke en historische kader. Hoofdstuk 4 gaat over specifieke onderwerpen en hoofdstuk 5 vat de voorwaarden samen. In hoofdstuk 6 wordt de de Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), behandeld. Tot slot komen in hoofdstuk 7 de mogelijke consequenties van een eventuele overgang naar het ABP aan de orde. In de bijlage zijn relevante BBV en WNT bepalingen bijgevoegd.
2
Wat zijn arbeidskostengerelateerde verplichtingen?
Arbeidskostengerelateerde verplichtingen zijn alle vormen van aan de arbeidsrelatie verbonden rechten op uitkeringen tijdens of na het dienstverband. Ongeacht wie de feitelijke uitbetaling verricht en ongeacht of het juridisch afdwingbare verplichtingen betreft of dat de werkgever geen ander alternatief heeft (de feitelijke verplichting), bijvoorbeeld omdat hij door zijn handelswijze een bepaalde verwachting heeft gewekt. Hierbij zijn de volgende vormen te onderscheiden: - Beloningen tijdens het dienstverband (bijv. vakantiegeld/-dagen) - Uitkeringen bij ontslag (bijv. afkoopsommen) - Pensioentoezeggingen (bijv. pensioen, wachtgeld,
premies) - Afvloeiingsregelingen (bijv. non-actief, tijdelijke loondoorbetaling)
-2-
3 Historie ontstaan Van 1995 tot 2004 waren voor de lokale overheden de Comptabiliteitsvoorschriften (CV’95) van kracht. In de CV 95 (het verslaggevingstechnisch kader voor de invoer van de BBV) was bepaald dat voorzieningen voor wachtgelden, vakantiedagen, IZA-premie niet-actieven en wethouderspensioenen moesten worden getroffen en dat er jaarlijks een verplichting wordt gevormd voor vakantiegeld. In de CV 95 werd aangesloten bij de bepalingen zoals opgenomen in het burgerlijks wetboek en de richtlijnen voor de Raad van de Jaarverslaggeving. De CV’95 lieten echter ook enige specifieke “eigenheden” toe die nog stamden uit de tijd dat er een gemodificeerd kasstelsel gold. Dit had tot gevolg dat er voor jaarlijkse “arbeidskostengerelateerde verplichtingen” pas voorzieningen c.q. overlopende verplichtingen werden gevormd als daarvoor financiële ruimte bestond. De toenmalige commissie voor de comptabiliteitsvoorschriften 1995 had namelijk gesteld dat gemeenten1 enige tijd konden nemen voor het treffen van deze “voorzieningen”. Bij de ontwikkeling van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) provincies en gemeenten was de verwachting dat het treffen van dergelijke “voorzieningen” bij het ingaan van dit BBV geen probleem zou vormen. Op advies van VNG, IPO en Rfv is echter dit uitgangspunt herzien. De Nota van toelichting bij het BBV motiveert deze herziening. De kern van het treffen van deze “voorzieningen” is namelijk dat lokale overheden in de toekomst kunnen voldoen aan verplichtingen en dat inzicht bestaat in de financiële positie. Omdat lokale overheden een begroting en meerjarenraming hebben, waarin onder andere de jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen zijn opgenomen, is er geen gevaar voor het niet kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen. Voorts is er ook nog de financiële achtervang van het gemeentefonds (art. 12 Financiële-verhoudingswet). De financiële positie geeft de relatie tussen de balans en de baten en lasten. Aangezien de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen in de baten en lasten zijn verwerkt is het ook voor de financiële positie niet noodzakelijk deze in de balans op te nemen. Vanwege de behoefte aan een eenduidige interpretatie van de financiële positie besloot het ministerie van BZK vervolgens dat desbetreffende “voorzieningen” onder het BBV niet meer getroffen mogen worden. De onder de CV’95 geldende keuzevrijheid op dit punt ging namelijk ten koste van het inzicht. Daarom is in artikel 44, lid 3 BBV opgenomen dat jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van gelijk volume niet worden opgenomen in de voorzieningen c.q. de over overlopende passiva. In het BBV is wel opgenomen dat deze verplichtingen in de uiteenzetting van de financiële positie (art. 20), respectievelijk meerjarenraming (art. 22) worden vermeld. Het gaat dus om arbeidskosten gerelateerde verplichtingen die jaarlijks een vergelijkbaar volume hebben. Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen waarvan het jaarlijkse bedrag geen gelijk volume heeft, dient wél een voorziening te vormen gevormd c.q. een verplichting (schuld) te worden opgenomen.
1
Met gemeente(n) wordt ook de provincie(s) en hun gemeenschappelijke regelingen bedoeld. Het BBV geldt immers voor beide lokale overheden en hun (GR) samenwerkingsverbanden.
-3-
4 Voorbeelden Uit artikel 44, lid 3 BBV blijkt dat sprake moet zijn van: • Jaarlijks terugkerende; • Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen, met een; • Vergelijkbaar volume. In de antwoorden op aan de commissie BBV gestelde vragen zijn deze punten nader uitgewerkt. Uitgangspunt is dat een gemeente op basis van wegingsfactoren, die los staan van de budgettaire situatie, zelf dient te bepalen of bij een arbeidskostengerelateerde verplichting sprake is van een jaarlijks vergelijkbaar volume. Van belang daarbij is te bepalen of de desbetreffende kosten een voorspelbaar gelijkmatig patroon (zoals vakantiegelden) dan wel een ongelijkmatig patroon (zoals wachtgelden voor wethouders) hebben. In het eerste geval zal geen verplichting / voorziening moeten worden opgenomen, in het tweede geval wel. Vervolgens heeft de commissie voor een aantal categorieën arbeidskostengerelateerde verplichtingen wegingsfactoren geformuleerd. Deze wegingsfactoren kunnen worden gebruikt bij het bepalen of sprake is van een jaarlijks vergelijkbaar volume. Hierbij is zo veel mogelijk een algemene lijn aangegeven op basis van de wegingsfactoren: 1. Een voorspelbaar gelijkmatig patroon (bijv. vakantiegelden). a) Uitgangspunt om te bepalen of sprake is van een vergelijkbaar volume is de begroting en de meerjarenraming, in totaal dus over een periode van 4 jaar (zie ook de BBV notitie incidentele en structurele baten en lasten). b) Vereiste zekerheid over gelijkmatige ontwikkeling. 2. Omvang bestaande personele formatie (wet grote aantallen bij reorganisaties). a) Geleidelijke reorganisatie bij grotere aantallen (blijvende) ambtenaren geeft geen voorziening. b) Bij wethouders is sprake van wisselingen binnen een beperkte groep. Normaal gesproken zal daarom een voorziening c.q. verzekering in verband met pensioenen en wachtgelden van wethouders gevormd moeten worden. 3. Algemene loonontwikkeling (trendmatig volume, ‘nieuwe’ loonkosten). a) Trendmatig dalende dan wel stijgende bedragen behoeven geen voorziening. b) Bij opbouw van nieuwe / extra loonkosten (spaarverlof) wél een voorziening. Er is sprake van een veronderstelde en moeilijk voorspelbare groei. 4. Toerekening aan arbeidsperiode, het uitsmeren van (premie)tekorten tot het (pensioen) uitkeringsmoment is niet toegestaan. Dit wordt hierna beknopt uitgewerkt voor verschillende mogelijke arbeidskostengerelateerde verplichtingen: Lonen, premies, vakantiegeld: Over het algemeen zal er sprake zijn van een gelijkmatige c.q. trendmatige ontwikkeling van deze kostensoorten en kan er dus geen voorziening worden gevormd. B. Reorganisatie: Meestal zal er voor de aan een reorganisatie verbonden kosten een reorganisatievoorziening moeten worden gevormd. Aan het vormen van een reorganisatievoorziening zijn de volgende (begrotings)voorwaarden verbonden: A.
-4-
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
• de gemeente moet een reorganisatieplan en/of besluit genomen hebben in het betreffende boekjaar; • het personeel moet over het plan en/of besluit zijn geïnformeerd; • de omvang van de verplichting moet op betrouwbare wijze kunnen worden geschat. Alleen bij zeer grote organisaties, alwaar permanent wel enige reorganisaties plaatsvinden, kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon zodat er dan geen voorziening mag worden gevormd. Uitkeringen bij ontslag / afkoopregelingen: Meestal zal er voor deze eenmalige kosten een verplichting (schuld) moeten worden opgenomen. Langer lopende jaarlijkse verplichtingen krijgen het karakter van een wachtgeldregeling, zie D. Alleen bij zeer grote organisaties kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon. Wachtgelden voor wethouders en ambtenaren: Voor wethouders is doorgaans sprake van een te kleine sub-formatie en moet er een voorziening worden gevormd. Bij ambtenaren kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon, zie ad C. Arbeidsongeschiktheid of ziekte: In eerst instantie zal bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid of ziekte het loon worden doorbetaald en wordt er geen voorziening gevormd. Bij uiteindelijk ontslag zal er voor de daaraan verbonden (eigen) kosten een verplichting moeten worden gevormd. Alleen bij grotere organisaties kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon, zie ook C en D. Overmatig verlofsaldo / spaarsaldo: Meestal zal er voor deze kosten een financiële verplichting moeten worden opgenomen. Alleen bij grotere organisaties kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon. Verwerking uitkomsten CAO onderhandelingen: Bij de uitkomsten van CAO onderhandelingen is het onderscheid tussen trendmatige ontwikkelingen en (bijzondere) nieuwe arbeidskostengerelateerde verplichtingen relevant. Wanneer de jaarlijkse kosten van nieuwe arbeidskostengerelateerde verplichtingen na invoering een gelijkmatig voorspelbaar verloop zullen hebben dan kan er geen voorziening worden gevormd. Als vanwege de cao onderhandelingen alsnog onverwachte nabetalingen moeten worden gedaan, dan is dat een nieuw feit die in de begroting van het lopende jaar wordt verwerkt. Als er vanwege nog lopende CAO onderhandelingen nabetalingen worden verwacht dan zal er op dat (oude) boekjaar een voorziening / verplichting moeten worden gevormd. Verwerking pensioenen: Dit betreft de rechten op pensioenen die niet verplicht of vrijwillig bij derden (verzekeraar, pensioenfonds) zijn ondergebracht. Over het algemeen zal het gaan om één of enkele personen waarvoor bijzondere arbeidsvoorwaarden gelden (wethouders) en waar dus “voorzieningen” voor moeten worden gevormd, zie ook C en D. Normaal gesproken zal daarom een voorziening c.q. verzekering in verband met pensioenen en wachtgelden van wethouders gevormd moeten worden. Het blijft echter aan de gemeente om zelf te bepalen of al dan niet sprake is van een vergelijkbaar volume. Ingegane pensioenen: Wanneer de pensioenvoorzieningen op pensioendatum toereikend zijn, dan zullen de jaarlijkse pensioenuitkeringen ten laste van deze pensioenvoorziening komen en niet op de begroting drukken. Voor de in eigen beheer gevormde pensioenvoorziening zal (jaarlijks) moeten worden bezien of deze nog toereikend is, dan wel vanwege overlijden kan vrijvallen. Deze mutaties in de reeds gevormde pensioenvoorziening hebben geen voorspelbaar vergelijkbaar volume en worden als jaarlijkse baten c.q. lasten verantwoord. De ten laste van de pensioenvoorziening gedane pensioenuitkeringen zijn dus géén op de begroting drukkende jaarlijkse lasten. De “verplichting betreffende ingegane pensioenen” veroorzaakt dus geen jaarlijkse arbeidskosten als bedoeld in BBV artikel 44, lid 3 omdat daarvoor immers een voorziening
-5-
is gevormd en deze pensioenvoorziening voorts een dalend verloop zal hebben vanwege de gedane pensioenuitkeringen en dus geen vergelijkbaar volume behoudt. De rentebijschrijving vanwege contante waarde, de gedane pensioenuitkering en de periodieke (actuariële) bijstelling (lang/kort levensrisico, rekenrente, wettelijke ingangsdatum e.d.) zijn daarbij van invloed. J. Vrijgevallen pensioenvoorziening: In de praktijk is gesignaleerd dat individueel gevormde pensioenvoorziening op pensioendatum soms vrijvallen. Als reden wordt dan gegeven dat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vervolgens sprake zou zijn van, zoals in BBV-artikel 44, lid 3 vermeld, jaarlijks terugkerende arbeidskosten van een vergelijkbaar volume. Hiervoor worden nu eenmaal geen voorzieningen gevormd. De Commissie BBV is van mening dat voor deze in het verleden ten onrechte vrijgevallen individuele pensioenvoorzieningen geen herstel hoeft plaats te vinden. Een herstel terugwerkende kracht veroorzaakt namelijk teveel administratieve lasten en doorbreekt de tot dan lokaal gehanteerde bestendige gedragslijn.
5 Formulering randvoorwaarden Bij invoering van het BBV in 2004 ging het om toen bestaande “normale” jaarlijkse arbeidskostengerelateerde verplichtingen met een vergelijkbaar volume inzake wachtgelden, vakantiedagen, IZA-premie niet-actieven en wethouderspensioenen. Daarvoor mogen dus geen voorzieningen worden gevormd. Wel dienen verplichtingen waarvan het bedrag oploopt als voorzieningen te worden opgenomen. Daarbij werd gedacht aan wachtgeldverplichtingen bij personele krimp. Het voorspelbare jaarlijks vergelijkbare volume was dus een belangrijk criterium. Bepalend voor het moeten instellen van een voorziening c.q. schuld voor nieuwe jaarlijkse arbeidskostengerelateerde verplichtingen is dus een waarschijnlijk ongelijkmatig karakter van de jaarlijkse verplichtingen, bijvoorbeeld door een veronderstelde c.q. moeilijk voorspelbare jaarlijkse groei.
6 Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) Het voorgaande ging over de “waardering” van de arbeidskostengerelateerde verplichtingen volgens het BBV. Daarnaast gelden er ook nog bijzondere verslaggevingsvereisten voor de arbeidskosten. Tot 2013 geldt de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) op grond waarvan in de toelichting op de programmarekening beloningsinformatie moet worden verstrekt. Ingaande 2013 is de WOPT vervangen door de Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Daarin wordt naast dergelijke verplichte beloningsinformatie ook geregeld dat de jaarlijkse beloningen en eventuele beëindigingsvergoedingen worden gemaximeerd. Voor zover partijen een hogere bezoldiging overeenkomen dan bij of krachtens de WNT is toegestaan, bedraagt de bezoldiging van rechtswege het bedrag dat ten hoogste is toegestaan. Betalingen die dat bedrag overschrijden, zijn onverschuldigd betaald. In de jaarrekening worden onverschuldigde betalingen als bedoeld in artikel 1.6 opgenomen als vorderingen op de betrokken topfunctionaris en altijd afzonderlijk vermeld in de
-6-
toelichting. De maxima van de WNT worden jaarlijks bij Koninklijk Besluit bepaald. Voor de bestaande contracten en aanstellingen geldt een overgangsregeling. Op werknemers anders dan topfunctionarissen heeft deze wet geen toepassing. De accountant toetst de naleving van de WNT en gaat ook na of de teveel uitgekeerde bedragen worden terugbetaald. Voor meer informatie over de WNT verwijzen wij verder naar de wet en de toelichting.
7 Mogelijke gevolgen ABP-overdracht De commissie BBV ontvangt ook vragen over de gevolgen van een mogelijke overdracht van de pensioenrechten aan het ABP. De commissie Dijkstal heeft hier in het verleden over geadviseerd. Hierbij zijn diverse modaliteiten denkbaar. Tot alleen het opbouwen van nieuwe rechten bij het ABP. Bij het uitbrengen van deze notitie heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Een volledige overdracht van de pensioenrechten aan het ABP ligt, zeker op korte termijn, niet voor de hand. De mogelijke lokale financiële gevolgen van een overdracht van door pensioenrechten ontstane arbeidskostengerelateerde verplichtingen aan het ABP zijn naast de afbakening van de over te dragen pensioenrechten sterk afhankelijk van de lokaal reeds getroffen maatregelen. De pensioenrechten zijn in de praktijk bijvoorbeeld: • Reeds vrijwillig bij het ABP ondergebracht. • Bij een andere verzekeraar ondergebracht. • In eigen beheer via een voorziening opgebouwd. • Niet voorzien, maar drukken als jaarlijkse last. De mogelijke financiële gevolgen van deze verschillende posities worden hierna beknopt toegelicht: Reeds vrijwillig bij het ABP ondergebracht. Waarschijnlijk heeft een verplichte deelname aan het ABP weinig financiële gevolgen. Maar de voorwaarden voor de verplichte ABP-deelname kunnen verschillen van de vrijwillige ABP-deelname. Dit kan zowel voordelige als nadelige, maar wel relatief beperkte, financiële gevolgen hebben. Bij een andere verzekeraar ondergebracht. De financiële gevolgen van het omzetten van de opgebouwde rechten bij de eigen verzekeraar naar een verplichte ABP deelname zullen sterk afhankelijk zijn van de “oversluitkosten”. Mogelijk wordt daarvoor een adequate (wettelijke) regeling getroffen en wijken voorts de uitgangspunten van de eigen verzekeraar en die het ABP niet teveel van elkaar af. Waarschijnlijk zal er sprake zijn van relatief beperkte financiële gevolgen. In eigen beheer via een voorziening opgebouwd De toereikendheid van de in eigen beheer opgebouwde pensioenvoorziening is bepalend voor de mogelijke financiële gevolgen van een overdracht naar het ABP. Een actualisatie van toereikendheid wordt aanbevolen en zonodig moet de gevormde voorziening worden aangevuld. Dan is er vervolgens waarschijnlijk sprake van geringe voor-/nadelige gevolgen.
-7-
Niet voorzien, maar drukken als jaarlijkse last Voor lopende pensioenen geldt dat deze lasten van oudsher nog vaak jaarlijks op de begroting drukken. De in eerdere jaren in eigen beheer gevormde pensioenvoorzieningen zijn soms (ten onrechte) al vrijgevallen, maar zijn mogelijk nog wel in een bestemmingsreserve (wethouders)pensioenen ondergebracht. In deze situatie zijn financiële gevolgen te verwachten van een verplichte overdracht aan het ABP. Een eventueel nog resterende bestemmingsreserve (wethouders)pensioenen kan echter vrijvallen. Dit alles natuurlijk afhankelijk van de mate waarin ook al opgebouwde rechten moeten worden overgedragen. Zie punt I en J op pagina vijf en zes over het ten onrechte laten vrijvallen van de voorziening wethouderspensioenen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van een wethouder.
-8-
8
Bijlage: Relevante BBV en WNT bepalingen
Artikelen BBV Artikel 20 1. De uiteenzetting van de financiële positie bevat een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma’s is opgenomen. 2. Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan: a. de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume; Artikel 22 (De meerjarenraming) 2. Artikel 20, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 44 3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Artikel 49 In de balans worden onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen: a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen, met uitzondering van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume; Toelichtingen BBV Paragraaf 4.3 Overige veranderingen van dit besluit ten opzichte van de CV 95 Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een gelijk volume In de CV 95 is bepaald dat voorzieningen voor wachtgelden, vakantiedagen, IZA-premie nietactieven en wethouderspensioenen moeten worden getroffen en dat er jaarlijks een verplichting wordt gevormd voor vakantiegeld. Dergelijke verplichtingen volgen ook uit artikel 374, boek 2 BW. In 1995 was de bepaling omtrent het treffen van voorzieningen voor dergelijke arbeidskosten gerelateerde verplichtingen nieuw. De commissie voor de comptabilteitsvoorschriften heeft vervolgens gesteld dat gemeenten enige tijd kunnen nemen voor het treffen van deze voorzieningen. In de conceptversie van dit besluit ben ik ervan uitgegaan dat het treffen van dergelijke voorzieningen voor het ingaan van dit besluit geen probleem zou moeten zijn. Op advies van VNG en Rfv heb ik dit standpunt herzien (zie ook hoofdstuk 5) en wel om de volgende reden. Kern van het treffen van voorzieningen is dat de gemeente in de toekomst kan voldoen aan verplichtingen en dat duidelijk is wat de financiële positie van de gemeente is. Omdat gemeenten een begroting en meerjarenraming hebben waarin onder andere de jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen zijn opgenomen, is er geen gevaar voor het niet kunnen voldoen aan de desbetreffende verplichtingen. De financiële positie geeft de relatie tussen de balans en de baten en lasten. Aangezien de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen in de baten en lasten zijn verwerkt is het ook voor de financiële positie niet noodzakelijk deze in de balans op te nemen. Vanwege de behoefte aan een eenduidige inter-
-9-
pretatie van de financiële positie betekent dit dat de desbetreffende voorzieningen niet getroffen worden; keuzevrijheid op dit punt gaat ten koste van het inzicht. In artikel 44, derde lid, en in artikel 49 is dan ook opgenomen dat jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van gelijk volume niet worden opgenomen in de voorzieningen over overlopende passiva. In de artikelen 20 en 22 is voorts opgenomen dat de verplichtingen in de financiële positie, respectievelijk meerjarenraming worden opgenomen. Verder wil ik hier benadrukken dat het gaat om arbeidskosten gerelateerde verplichtingen die jaarlijks een vergelijkbaar volume hebben. Voor verplichtingen waarvan het bedrag oploopt dient wél een voorziening te vormen gevormd. 5.4.1 Adviezen van VNG, IPO, Rfv, alsmede de adviezen van de gemeente Rotterdam en het vakberaad gemeentefinanciën Arbeidskosten gerelateerde voorzieningen In de conceptversie van dit besluit was opgenomen dat er verplicht voorzieningen getroffen dienen te worden voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen, zoals de IZA-premies, wachtgeldpremies en vakantiegeld. Zowel VNG, IPO als Rfv hebben hier tegen geadviseerd, omdat ze het treffen van dergelijke voorzieningen niet nuttig vinden. Dergelijke verplichtingen worden bij gemeenten in de begroting en de meerjarenraming opgenomen. Dit geeft voldoende garantie, vooral omdat de lasten ieder jaar globaal vergelijkbaar zijn. Vanwege deze redenering en vanwege het feit dat de begroting en de jaarstukken er in de eerste plaats voor het inzicht van de raad zijn en het opnemen van verplichtingen in zowel de begroting, meerjarenraming als op de balans het inzicht niet bevorderd heb ik besloten dat het voldoende is als bedoelde verplichtingen in de begroting en meerjarenraming worden opgenomen. Wel is het dan een nadrukkelijk vereiste deze verplichtingen in genoemde stukken op te nemen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat gemeenten uniform met dergelijke verplichtingen omgaan. Dit betekent dat het in dit besluit verboden wordt de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume op te nemen als voorziening of overlopend passief op de balans. In de artikelen 20, 22, 44 en 49 is de wijze van omgaan met de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume voorgeschreven (zie ook paragraaf 4.3). Artikel 20 In het tweede lid, onder a, van artikel 20 is bepaald dat jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume worden opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie. In artikel 22 wordt hetzelfde bepaald voor de meerjarenraming. De reden hiervoor is dat het in de artikelen 43 en 47 is bepaald dat dergelijke verplichtingen niet op de balans worden opgenomen. Zie verder de toelichting op deze twee artikelen. Artikel 44 Het derde lid bepaalt dat er geen voorzieningen worden getroffen voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume, zoals pensioen- en wachtgeldverplichtingen. De reden hiervoor is dat dergelijke verplichtingen bij provincies en gemeenten reeds in de begroting en meerjarenraming zijn verwerkt; ze vervolgens ook nog opnemen op de balans zou dubbelop zijn. Wel dienen verplichtingen waarvan het bedrag oploopt als voorzieningen te worden opgenomen. Gedacht kan worden aan wachtgeldverplichtingen bij personele krimp.
-10-
Het niet meer opnemen van voorzieningen voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume is een nieuwe bepaling, ook ten opzichte van de conceptversie van dit besluit dat voor advies is voorgelegd aan VNG, IPO en Rfv. Op de reden van deze bepaling is in hoofdstuk 4 van het algemeen deel van de nota van toelichting uitgebreid ingegaan. Artikel 49 Dit artikel geeft aan dat jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen met een gelijk volume niet in de overlopende passiva worden opgenomen. Het betreft hier met name de vakantiegelden. Provincies en gemeenten hebben op de balansdatum een verplichting van zeven maanden vakantiegeld voor het personeel opgebouwd. In de begroting wordt het vakantiegeld voor het gehele jaar, 12 maanden, opgenomen. Feitelijk bestaat het bedrag op de begroting uit zeven maanden vakantiegeld over het vorige begrotingsjaar en vijf maanden vakantiegeld van het begrotingsjaar. Belangrijk is dat er 12 maanden in de begroting worden opgenomen. Het feit dat deze 12 maanden op verschillende jaren betrekking hebben is uitsluitend relevant in het jaar waarin een gemeente opgeheven zou worden en niet op een andere wijze wordt voortgezet. Aangezien dit voor gemeenten niet ter zake is, is het voldoende op de begroting het vakantiegeld voor twaalf maanden op te nemen. De bepaling dat er voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een gelijk volume geen overlopend passief op de balans wordt opgenomen is vergelijkbaar met de bepaling in artikel 44, derde lid, dat er voor dergelijke verplichtingen geen voorziening wordt opgenomen. Zie verder de hoofdstukken 3 en 5 van het algemene deel van deze nota van toelichting. WNT Artikel 1.6 1. Voor zover partijen een hogere bezoldiging overeenkomen dan bij of krachtens deze wet is toegestaan, bedraagt de bezoldiging van rechtswege het bedrag dat ten hoogste is toegestaan. Betalingen die dat bedrag overschrijden, zijn onverschuldigd betaald. 2. Voor zover partijen een hogere uitkering wegens beëindiging van het dienstverband overeenkomen dan bij of krachtens deze wet is toegestaan, bedraagt de uitkering van rechtswege het bedrag dat ten hoogste is toegestaan. Betalingen die dat bedrag overschrijden, zijn onverschuldigd betaald, tenzij de betaling voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. 3. Een beding in strijd met artikel 2.10, derde lid, of artikel 3.7, derde lid, is nietig. Bezoldigingen die zijn betaald over een periode dat de topfunctionaris zijn opgedragen taken niet meer vervult, zijn onverschuldigd betaald. 4. Voor zover partijen een winstdeling, bonus of andere vorm van variabele beloning overeenkomen, is deze overeenkomst nietig, tenzij die overeenkomst betrekking heeft op uitzonderingen krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2.11 of artikel 3.8. De betaling van een winstdeling, bonus of andere vorm van variabele beloning is nietig, tenzij die betaling betrekking heeft op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde uitzonderingen. 5. Ieder beding tussen partijen houdende kwijtschelding van een onverschuldigde betaling of een schenking die met de onverschuldigde betaling wordt verrekend, is nietig. *****
-11-