Technische Universiteit Delft
TU Delft
Highlights Hoogtepunten uit 2010
TU Delft
Highlights Hoogtepunten uit 2010
Inhoudsopgave 04 Voorwoord 06 TU Delft in het nieuws
Onderzoek Onderwijs Jan van der Tempel, onderzoeker en projectmanager FLOW:
Hoessein Alkisaei, student Civiele Techniek:
09 ‘Innovatie kost nu eenmaal meer dan standaarddingen’
20 ‘De TU Delft is mijn VIP-ticket naar een goede toekomst’
Andy Hooper van de afdeling Remote Sensing:
Michael van der Meer, hoofd Science Centre Delft:
12 ‘We kunnen weer wat hiaten in onze kennis vullen’
23 ‘Er gebeurt hier eigenlijk altijd wat’
Asfaltdeskundige Niki Kringos:
Rolf Hut, promovendus Watermanagement:
15 ‘Aan infrastructuur zal altijd behoefte zijn’
26 ‘We willen het microklimaat leren begrijpen’
Richard Goossens, hoogleraar Physical Ergonomics:
29 Studentenprojecten 18 ‘De weg van ontwerp naar patiënt is erg lang’
2 | Highlights 2010
Valorisatie Organisatie Paul Althuis, directeur Valorisation Centre:
38 Feiten en cijfers
32 ‘Onze meerwaarde zit in het combineren van netwerken’
40 Prijzenkast 42 Ontwikkelingen op de campus
35 Valorisatie
3 | Highlights 2010
Voorwoord
Dirk Jan van den Berg
Bij de TU Delft gaan toponderwijs en baanbrekend onderzoek hand in hand. Onze studenten en onderzoekers zetten hun kennis en creativiteit in bij het zoeken naar oplossingen. Duurzame oplossingen voor vraagstukken van de maatschappij op het gebied van energie, gezondheid, infrastructuur en leefomgeving. We zorgen ook dat onze innovaties hun weg vinden naar die maatschappij.
4 | Highlights 2010
Onze taak als universiteit is onverminderd belangrijk: het opleiden van gedegen ingenieurs die samen met ons kunnen werken aan de technologische doorbraken die nodig zijn voor het oplossen van urgente maatschappelijke vraagstukken. Verheugend is daarom dat blijvend hoge aantallen studenten de TU Delft kiezen als basis voor hun loopbaan in wetenschap en technologie. Echter, 2010 was een economisch zwaar jaar. Dat merkt ook de TU Delft. De fondsen die van overheidswege beschikbaar komen voor hoger onderwijs staan onder druk. Tegelijkertijd is waar we nu mee bezig zijn bepalend voor hoe we in de toekomst ons geld zullen verdienen, want innovatie is de krachtigste motor van onze economie. Binnen dit krachtenveld hebben wij de ambitie om onderzoek en onderwijs van de hoogste kwaliteit én van internationaal niveau te blijven bieden. Dat betekent dat we strategische keuzes moeten maken. Daar zijn we een paar jaar geleden al mee begonnen door in te zetten op een profilering in maatschappelijk relevante thema’s: gezondheid, leefomgeving, energie, en infrastructuur & mobiliteit. Dit blijkt in de praktijk goed te werken. Door de traditionele muren tussen vakgebieden te slechten, naderen wetenschappers elkaar en dat leidt tot synergie. Maar meer nog dan over onze binnenmuren moeten we als universiteit over onze buitenmuren kijken. Want de thema’s waar we aan werken zijn mondiaal, niet nationaal. Bovendien hebben we de plicht om te zorgen dat de kennis die we ontwikkelen ook daadwerkelijk wordt omgezet in producten en technologieën die de samenleving ten goede komen. We moeten ons dus toeleggen op het sluiten van allianties, met kennisinstituten in binnenen buitenland, evenals met overheden en bedrijfsleven. Een goed voorbeeld van zo’n allliantie is FLOW: Far and Large Offshore Wind. Dit consortium van bedrijven en kennisinstellingen zal, gesteund door de overheid, zich de komende jaren bezighouden met onderzoek naar en ontwikkeling van grote windparken ver op zee. U leest er verderop in deze uitgave meer over. Het is maar één van de vele hoogtepunten uit 2010.
5 | Highlights 2010
Een ding is zeker: in een voortdurend veranderende wereld heeft wachten op absolute zekerheid geen zin, want dan mis je de boot. Voortvarend als altijd hebben studenten, wetenschappers en medewerkers zich daarom ook vorig jaar weer ingezet om topprestaties te leveren. Een greep daaruit vindt u in deze Highlights. Ik wens u veel leesplezier.
Dirk Jan van den Berg Voorzitter College van Bestuur TU Delft
TU Delft in het nieuws Levering medische isotopen verzekerd De onderzoeksreactor van het Reactor Instituut Delft mag in geval van nood medische isotopen gaan produceren Ziekenhuizen gebruiken de medische radio-isotoop molybdeen-99 om ziekten als kanker op te sporen, maar er zijn nogal eens tekorten aan. Want wereldwijd zijn er maar een paar commerciële reactoren die het produceren, en die zijn soms langdurig buiten bedrijf voor reparatie of onderhoud. Zo ook Petten, dat bijna een derde van de wereldproductie voor zijn rekening neemt. Daarom heeft de TU Delft de overheid aangeboden om als back-up voor Petten te fungeren. En dat mag. De onderzoeksreactor is nu geschikt
gemaakt voor de productie van medische isotopen. Straks kunnen de experts van het Reactor Instituut Delft indien nodig genoeg molybdeen-99 produceren om in de Nederlandse behoefte te kunnen voorzien. Een zaak van levensbelang. De Delftse reactor wordt gebruikt voor onderzoek op het gebied van gezondheid, energievraagstukken en materialen. Zo is er onderzoek gedaan naar ‘schone’ molybdeenproductie, een proces waar geen verrijkt plutonium aan te pas komt. Dat betekent minder kernafval, bovendien kunnen dan veel meer fabrieken molybdeen-99 maken. Dan zouden tekorten aan medische isotopen helemaal verleden tijd zijn.
TU Delft deelt kennis op iTunes U De TU Delft en de Open Universiteit stellen als eerste Nederlandse universiteiten kennis gratis beschikbaar via iTunes U. Altijd en overal kijken of luisteren naar colleges, presentaties en podcasts van de TU Delft. Het kan tegenwoordig via iTunes U op Mac, PC, iPod of iPhone. Dat is makkelijk voor studenten die rustig die ene presentatie nog eens willen bekijken, of een college dat ze gemist hebben. Belangrijker nog is dat het aansluit bij een van de kerntaken van de universiteit: kennis naar de maatschappij brengen. Dat deed de TU Delft al via Open Course Ware, maar iTunes U is een modern en toegankelijk platform om nog meer mensen mee te bereiken. Het aanbod
6 | Highlights 2010
op iTunes U begon met colleges van Civiele Techniek, Bouwkunde, Elektrotechniek en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Er komt steeds nieuw materiaal bij: Industrial Design, Management & Technology en Mechanical Engineering hebben ook al bijgedragen. De TU Delft is in goed gezelschap: universiteiten als Stanford University, Harvard en Oxford University, UC Berkeley en MIT publiceren ook op iTunes U.
Hybride nanogaatjes vereenvoudigen DNA-analyse
Nanogaatjes zijn een hulpmiddel bij het uitlezen van DNA. Trek een enkel DNA-molecuul door een minuscuul klein gaatje en je kunt de informatie stukje voor stukje lezen. Een beetje zoals een ouderwetse cassetterecorder een bandje afleest. Tot nu toe waren er twee manieren om zulke nanogaatjes te maken: met behulp van eiwitten die zich oprollen tot een gaatje of door gaatjes te maken in een kunstmatig
siliciummembraan. Een team van onderzoekers uit Delft en Oxford onder leiding van professor Cees Dekker heeft beide methoden gecombineerd. Ze brachten de kwetsbare porievormende eiwitten aan in een stevig laagje silicium. Het resultaat is een robuust nanogaatje uit biologische en kunstmatige componenten. Hybride dus. Het in kaart brengen van DNA is nog steeds een dure en complexe aangelegenheid. Wetenschappers zijn daarom naarstig op zoek naar methoden om dit te verbeteren. Want als iedereen snel en goedkoop zijn eigen DNA-genoom kan laten uitlezen, kunnen artsen straks diagnoses stellen en ziekten behandelen vóór
iemand ziek wordt. Het onderzoek naar het hybride nanogaatje brengt dit weer een stap dichterbij.
Cees Dekker lab TU Delft Tremani
Onderzoekers van de TU Delft en Oxford hebben een nieuw nanogaatje ontwikkeld dat kan helpen bij de ontwikkeling van een snelle en goedkope manier om DNA-moleculen te lezen.
Delftse eredoctor Geim deelt in Nobelprijs Natuurkunde Andre Geim en Konstantin Novoselov ontvingen de Nobelprijs voor de Natuurkunde 2010 voor hun doorbraak in het onderzoek naar grafeen. Grafeen is een laagje koolstof van één atoom dik, het dunst denkbare materiaal. Jarenlang dachten wetenschappers dat het in het echt niet kon bestaan, omdat het niet
stabiel zou zijn. Tot het de Delftse eredoctor Andre Geim in 2004 lukte om het te maken. Met behulp van een stukje plakband pelde hij een laagje grafeen van een grafietkristal.
7 | Highlights 2010
Deze ontdekking leverde Geim en zijn collega Konstantin Novoselov de Nobelprijs voor Natuurkunde 2010 op. Nu er met grafeen geëxperimenteerd kan worden, blijkt er van alles mee te kunnen. Grafeen is supergeleidend en is het sterkste materiaal dat we kennen. In de toekomst zullen we het zeker in de elektronica terugvinden. In transistoren of touchscreens bijvoorbeeld. Of misschien als middel om medicijnen naar de juiste plaats in het lichaam te brengen. De in Rusland geboren Andre Geim is hoogleraar Natuurkunde aan de universiteit van Manchester en bijzonder hoogleraar Innovative Materials and Nanoscience aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In 2009 kreeg hij een eredoctoraat van de TU Delft voor zijn praktisch gerichte werk in een fundamenteel vakgebied. Zijn onderzoek naar grafeen past daar uitstekend in.
Prototype Superbus voor het eerst de weg op Het Superbus-prototype maakte zijn eerste testrit en werd gepresenteerd op de autobeurs van Hannover. Met zijn luxe en comfortabele interieur, zestien vleugeldeuren, lage ligging en aerodynamische vormgeving lijkt de Superbus meer op een verlengde sportlimousine dan op een bus. Maar de Superbus is meer dan een sexy voertuig. Het is een nieuw openbaarvervoersconcept van professor Wubbo Ockels. Superbus combineert het reizen met hoge snelheid met de flexibiliteit van een auto. En dat extreem energieefficiënt. Op een aparte superbaan kan de Superbus snelheden van 250 kilometer per uur bereiken met het verbruik van een normale bus bij 100 kilometer. Passagiers kunnen de
bus “bestellen” via internet of sms. Ze reizen dan samen met mensen die dezelfde vertrekplaats en/of bestemming hebben. Praktisch van deur tot deur. In september ging de Superbus voor het eerst het asfalt op en maakte
zijn testrondjes op het circuit van Lelystad. Een paar dagen later volgde de presentatie aan het grote publiek. De wereldprimeur was voor de Internationale Automobilausstellung (IAA) in Hannover, de grootste autobeurs in Europa.
IJskappen smelten minder snel dan gedacht
NASA/Goddard Space Flight Centre
Het smelten van de ijskappen gaat maar half zo snel als tot nu werd aangenomen, berekende Delftse onderzoeker Bert Vermeersen. Nature Geoscience publiceerde de onderzoeksresultaten.
De ijskappen in Groenland en West-Antartica smelten en dat zorgt ervoor dat de zeespiegel stijgt. Maar hoe hard gaat dat precies? Dat is uit te rekenen met behulp van het zwaartekrachtveld van de aarde. Want als er landijs smelt en in zee terechtkomt, dan verandert de verdeling van de massa op aarde. Op basis van zwaartekrachtmetingen van de twee GRACE-satellieten van NASA werd aangenomen dat er per jaar zo’n 350 gigaton van die twee ijskappen smelt. Maar daarbij moet je wel rekening houden met bewegingen van de aardkorst, want die beïnvloeden de verdeling van de massa op aarde ook. De aardkorst veert bijvoorbeeld nog steeds op als gevolg van het
8 | Highlights 2010
smelten van de ijskappen aan het einde van de laatste grote IJstijd, 20.000 jaar geleden. Bert Vermeersen en zijn team vonden een betere methode om te corrigeren voor de bodembeweging. Ze combineerden de meetgegevens van de GRACEsatellieten met gps-metingen op het land en gegevens over de bodemdruk van de oceaan. En wat bleek: het smelten van de ijskappen gaat maar half zo snel als gedacht. Ook de zeespiegelstijging als gevolg van dat smelten ligt dus beduidend lager.
‘Innovatie kost nu eenmaal meer dan standaarddingen’
Onderzoek
Jan van der Tempel, onderzoeker en projectmanager FLOW:
In 2020 zal windenergie goedkoper zijn dan gasgestookte energie, stelt onderzoeker Jan van der Tempel. Een consortium van tien Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven doet voor 47 miljoen euro onderzoek naar efficiëntere windparken op zee. Het is de eerste fase in het innovatieproject FLOW: Far and Large Offshore Wind.
Hoe is het FLOW-project ontstaan? Het ministerie van Economische Zaken vroeg in 2008 aan de energiesector om met een businessplan te komen voor windparken op zee. Dat was een unieke situatie. In plaats van zelf subsidie-instrumenten te bedenken koos de overheid ervoor om het initiatief bij de industrie te laten. Markt- en onderzoekspartijen hebben toen de handen ineengeslagen en beschreven hoe zij de toekomst van de offshore-windindustrie zien. De plannen vielen in goede aarde. De overheid heeft een subsidie toegezegd tot 23,5 miljoen; de andere helft komt van het consortium. Die overheidssteun is belangrijk, want innovatie kost nu eenmaal meer dan standaarddingen. Een windpark ontwikkelen is niet hetzelfde als een gloeilamp ontwerpen die honderd jaar meegaat.
Wat voor rol speelt de TU Delft in het project? Duurzame energie zoals windenergie is een van onze grote onderzoeksthema’s. We hebben binnen de TU Delft eigenlijk alle disciplines in huis die nodig zijn bij de ontwikkeling van windparken: aerodynamica, meeten regeltechniek, generatoren, netwerkaansluitingen, materialen en planning. Ikzelf houd me bezig met de offshore-kant. Hoe krijg je een fundatie de bodem in die goed blijft staan, zeg maar. Belangrijk voor de TU is dat dit project een uitlaat van kennis rechtstreeks naar de markt is. Soms van kennis waar we al tien jaar mee bezig zijn. De komende jaren gaan veertien promovendi verder onderzoek doen. Er komt een
10 | Highlights 2010
Onderzoek
meetmast op zee en in fase twee een heel demopark waar we nieuwe technologieën vervolgens kunnen uittesten.
Je voorspelt 20% kostenreductie in 2015. Hoe realiseer je dat? We streven naar 20% kostenreductie in 2015, in 2020 moet dat zelfs 40% zijn. Dan is windenergie goedkoper dan gasgestookte elektriciteit. Maar we kunnen wel hele mooie sommetjes maken, besparen doe je straks pas als je daadwerkelijk windmolens op zee plaatst die goedkoper en efficiënter zijn dan nu. Dat kunnen we bereiken door bijvoorbeeld de bladen verder te optimaliseren en door slimme onderhoudsstrategieën te ontwikkelen zodat turbines minder lang buiten bedrijf zijn. Dat alles testen we straks uit in het demopark op zee. Uit dat hele Research & Developmenttraject komt dan de nieuwste generatie turbines voort die we in 2015 en verder kunnen inzetten om windparken ver op zee te bouwen.
Hoe draagt dit bij aan doelstellingen op het gebied van duurzame energie? De huidige generatie windturbines leveren ongeveer zes Megawatt per stuk. We werken om dat te verbeteren en over een paar jaar zal dat tien of meer Megawatt zijn. De EU wil echter in 2020 maar liefst 40 Gigawatt geïnstalleerd vermogen hebben. Dat betekent dat er de komende jaren nog duizenden installaties geplaatst moeten worden. Wind hebben we gelukkig genoeg, en een windpark op zee is relatief makkelijk en snel te bouwen. Bestel je het nu, dan staat het er over twee jaar. Het is een technologie die je makkelijk op grote
schaal kunt inzetten. Windparken op zee kunnen potentieel tussen de vijf en vijfentwintig procent van het Europese energieverbruik gaan leveren. Daarmee zijn we minder afhankelijk van olie en bovendien ontwikkelen we onze eigen industrie gebaseerd op eigen innovatie.
Tegen windparken op het land is veel weerstand. Merk je dat hierbij ook? Dat valt erg mee. Het komt niet bij mensen in de achtertuin, maar achter de horizon, dat scheelt. Bovendien levert het banen en inkomsten op en is het duurzaam, dat spreekt aan. Wel is er in Nederland enige discussie over het heigeluid, daar zouden zeehonden en bruinvissen last van hebben. Er is al onderzoek naar gedaan, en dat onderzoek gaan we verder uitbreiden. Tijdens het heien zou je zeehonden ook uit de buurt kunnen houden met een “pinger”, een apparaatje dat een geluid uitzendt dat zeehonden afschrikt. Het gaat alleen om overlast tijdens het bouwen, want na het bouwen worden windparken eerder een kraamkamer voor zeeleven. We willen het publiek juist graag laten zien wat voor goede dingen we doen. Dat kan eind van het jaar als de tweejaarlijkse conferentie OFFSHORE 2011 naar Amsterdam komt.
Flow gaat heel erg over valorisatie. Hoe vertaal je dat terug naar het onderwijs? We gaan een internationale master opzetten in het kader van het Erasmus Mundusprogramma. Dat doen we samen met universiteiten in Noorwegen, Denemarken en Duitsland. In Noorwegen weten ze bijvoorbeeld veel van drijvende windturbines. Daar is de zee te diep om met fundaties te werken. Met die masteropleiding hopen we ook studenten van buiten Europa naar Delft te halen. In 2020 hebben we naar verwachting namelijk driehonderd nieuwe ingenieurs per jaar nodig in de offshore-windsector. Studenten zijn zeker geïnteresseerd. Ik geef een college Offshore Windfarm Design; daar kwamen dit jaar twee keer zoveel studenten op af als vorig jaar. Het is ook een mooi vakgebied. Zo heb ik er twaalf jaar geleden zelf voor gekozen: omdat het een mooie, grote technologie is waarvoor je nog allerlei nieuwe dingen kunt verzinnen.
‘Bestel je het nu, dan staat het er over twee jaar’
11 | Highlights 2010
12 | Highlights 2010
‘We kunnen weer wat hiaten in onze kennis vullen’ De uitbarsting van de Eyjafjallajökull in IJsland in 2010 was relatief klein, maar de ontwrichting van het Europese vliegverkeer en de kosten als gevolg hiervan waren enorm. De uitbarsting leverde ook een stroom aan wetenschappelijke informatie op.
Andy Hooper, universitair docent aan de Afdeling Remote Sensing, bestudeert de processen die vervorming van het aardoppervlak veroorzaken: vulkanen, tektoniek, aardbevingen en de zogenaamde ‘postglacial rebound’, het weer omhoog komen van landmassa na de laatste ijstijd. Hij maakt daarbij gebruik van InSAR – Interferometric Synthetic Aperture Radar – een satelliettechniek die voor het eerst werd toegepast in de jaren negentig. Met behulp van satellietradar en GPS-ontvangers kan die vervorming – deformatie in vaktaal – nu op enkele millimeters nauwkeurig worden bepaald. “Met InSAR bestrijken we het hele aardoppervlak en krijgen we wereldwijde informatie, maar we moeten wel wachten tot de satelliet terugkeert. Met GPS kunnen we elke seconde informatie ontvangen, maar alleen op sommige plaatsen. Al met al hebben we zo wel een aardig beeld van wat er aan de hand is.”
Wat eraan vooraf ging Andy Hooper volgt de vulkanen op IJsland al jaren. Voordat hij bij de TU Delft kwam, deed hij
13 | Highlights 2010
anderhalf jaar onderzoek aan het Nordic Volcanological Centre van de Universiteit van IJsland. “We wisten dat de Eyjafjallajökull weer tot uitbarsting zou komen, de vraag was alleen wanneer. Als we naar het verleden kijken, dan was dit pas de vierde uitbarsting in 1100 jaar. Het had nog wel vijftig of honderd jaar kunnen duren.” Sinds 2009 bewoog magma zich naar ondiepere lagen, maar dit was in de jaren negentig ook al gebeurd, zonder dat het tot een eruptie had geleid. Toen de Eyjafjallajökull uiteindelijk uitbarstte, waren wetenschappers niet zozeer verrast dat het gebeurde, maar door wat er precies gebeurde. “Bij actieve vulkanen beweegt magma zich gewoonlijk van grotere diepte naar minder grote diepte en vormt een magmakamer onder de aardkost. Je ziet de grond rondom de vulkaan dan uitdijen en omhoog komen. Tijdens een uitbarsting stroomt het magma de kamer uit en zakt de grond weer in. De Eyjafjallajökull volgde dit patroon niet. Magma kwam naar boven en de aardkorst kwam omhoog, maar toen de uitbarsting begon, bleef dat zo.”
Onderzoek
Andy Hooper van de afdeling Remote Sensing:
AY-ya-fyat-lah-YOH-kuhtl Waarom gedroeg de Eyjafjallajökull zich anders? “De Eyjafjallajökull is een matig actieve vulkaan. De korst is koeler en magma komt onregelmatig naar boven, waardoor zich geen ondiepe magmakamer vormt”, legt Hooper uit, “Zonder het karakteristieke patroon van toenemende en afnemende druk was het moeilijk om te voorspellen wat er zou gebeuren nadat de uitbarsting was begonnen. Bij het opstellen van meteorologische modellen ging men ervan uit dat de vulkaan zou blijven doen wat hij deed. Maar vulkanen doen dat doorgaans niet.” Een tweede, explosieve uitbarsting volgde en een wolk van vulkanische as kwam vrij. Het luchtverkeer in Europa werd stilgelegd, en vanaf dat moment begon Andy Hoopers telefoon te rinkelen. “Een week lang, zolang het luchtruim was afgesloten, hing ik voortdurend met journalisten aan de lijn. Het was druk, maar ook wel leuk. Ik wilde het over de wetenschappelijke aspecten hebben, maar de meeste vragen waren wat alledaagser: hoe spreek je Eyjafjallajökull uit, of wanneer houdt het op? Begrijpelijk, want wanneer het op zou houden was op dat moment het belangrijkst voor de meeste mensen.”
Kennis vergroten De mediahype is voorbij, maar de wetenschappelijke interesse bleef. In november 2010 publiceerden onderzoekers van een aantal wetenschappelijke instituten in Nature een voorlopige analyse van hoe de uitbarsting zich ontwikkelde. En dat is nog maar het begin. “Er is een grote hoeveelheid gegevens die nog moet worden bekeken. Seismische gegevens en deformatiegegevens, maar ook informatie over de as en lava die werd uitgestoten. Een internationaal consortium van wetenschappers werkt hieraan en
‘Elke vulkaan is weer anders’ een aantal promovendi zullen er de komende jaren hun handen vol aan hebben. We hebben inmiddels een paar kinematische modellen opgesteld die weergeven waar het magma zich bevond. Uiteindelijk willen we ook modellen opstellen voor de mechanica van de vulkaan; die kunnen ons helpen in de toekomst betere voorspellingen te doen. Maar elke vulkaan is weer anders, dus een van onze problemen is dat we op basis van wat één vulkaan doet conclusies moeten trekken over vulkanen in het algemeen. In dat opzicht was deze uitbarsting nuttig; met alle nieuwe informatie kunnen we weer wat hiaten in onze kennis vullen.”
Samenwerking Andy Hooper werkt nauw samen met zijn collega’s in IJsland. “Ik heb meegewerkt aan een onderzoeksvoorstel dat een prestigieuze subsidie heeft gekregen van het IJslandse Onderzoeksfonds en ik help bij de begeleiding van studenten. In IJsland weten ze alles over de vulkanologische aspecten, en ze hebben natuurlijk de vulkanen, maar ik ben de expert op het gebied van radarobservatie. Beide partijen profiteren dus.” Hij hoopt dat de recente media-aandacht een positieve uitwerking zal hebben op de financiering van onderzoek. “Het onderzoek naar vulkanen is van belang voor Europa en niet alleen in wetenschappelijk opzicht. Voorheen dacht men misschien: waarom zouden wij onderzoek naar vulkanen moeten doen? Ik denk dat dat nu wel duidelijk is.”
Early-warning-system “Voor veel vulkanen, zoals de Etna en de IJslandse vulkanen,
14 | Highlights 2010
bestaan zogenaamde earlywarning-systems, omdat hier 24 uur per dag grondgegevens worden geanalyseerd. Andere vulkanen, bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden, worden helemaal niet in de gaten gehouden. Met behulp van satellietgegevens zou een wereldwijd waarschuwingssysteem kunnen worden opgezet, maar daarvoor moeten we wel frequenter observeren. Gelukkig komen er de komende jaren weer meer satellieten bij. ESA lanceert met de Sentinelmissie bijvoorbeeld twee nieuwe satellieten en stelt zijn informatie vrij ter beschikking. Dus we zijn nog niet zover, maar ik denk dat het er uiteindelijk wel van gaat komen.”
‘Aan infrastructuur zal altijd behoefte zijn’
15 | Highlights 2010
Onderzoek
Asfaltdeskundige Niki Kringos:
Asfalt lijkt een saaie zwarte brei, maar is een heel complex materiaal. Dat maakt het zo interessant, vindt dr. ir. Niki Kringos, universitair docent bij de onderzoeksgroep Mechanics of Infrastructure Materials. In 2008 ontving ze een Veni-subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor haar onderzoeksvoorstel “Mechanica: het is chemie!’’. Ze onderzoekt de belangrijkste chemie-mechanica interacties van bouwmaterialen en modelleert deze. Eind 2010 mocht ze op een TEDx-symposium in Amsterdam in 9 minuten uitleggen waarom deze wetenschap zo leuk is.
Bij bouwmaterialen is veel winst te behalen. Kijk naar asfalt: onderhoud en reparaties kosten veel geld, veroorzaken files en dus extra CO 2uitstoot. Er worden allerlei analyses gedaan voor optimale doorstroming van verkeer, maar zit er een groot gat in de weg, dan houdt het snel op. Ik onderzoek hoe je het gedrag van materialen kunt voorspellen en hoe materialen onder invloed van de omgeving veranderen. Als we dat goed begrijpen, kunnen we betere materialen ontwikkelen voor de toekomst. Die kunnen ook bijdragen aan de verkeersveiligheid. Wat doet regen bijvoorbeeld precies met asfalt en hoe kun je zorgen dat de binding tussen het bitumen en de steentjes goed blijft? En dan heb je het alleen nog over het toplaagje. Er ligt nog een hele constructie onder en er gaat zwaar verkeer overheen, dus kijken we ook naar het effect van langdurige belasting. Als je weet hoe asfalt precies in elkaar zit en hoe zich dat in de loop der tijd onder invloeden als water en vorst ontwikkelt,
‘Je vindt elkaar echt in de wetenschap’
16 | Highlights 2010
dan kun je dat nabootsen in een computermodel. Zo’n model kun je gebruiken om nieuwe samenstellingen te testen zonder dat deze tien jaar op de weg hoeven te liggen. De additievenindustrie ontwikkelt bijvoorbeeld polymeren en andere vulstoffen en wil graag weten in hoeverre die het materiaalgedrag kunnen verbeteren. Wij kunnen de verschillende asfaltrecepten testen en voorspellingen doen over de kwaliteit en bekijken wat dat betekent voor het wegontwerp. Want heb je materiaal van veel hogere kwaliteit, dan hoef je misschien minder te gebruiken.
Grensgebied Met mijn Veni-subsidie heb ik de vrijheid om juist weer hele andere dingen te doen dan binnen mijn andere projecten. Zoals exotische theorieën bedenken waarom een materiaal zich op een bepaalde manier gedraagt. Dat is bijna filosofisch. Het bedrijfsleven zit daarentegen te springen om concrete dingen die ze meteen kunnen toepassen. Die combinatie van kennisontwikkeling op lange en korte termijn is aantrekkelijk. Ik vind het heerlijk om wekenlang wiskundige afleidingen te doen om een model te ontwikkelen, maar het contact met de praktijk is ook heel leuk. Dat is het fijne van mijn vakgebied, het zit precies op dat grensgebied. In december presenteerde ik op de TEDxAmsterdamWomen. Mensen
Onderzoek
hebben een mannelijke connotatie bij asfalt en daar kwam ik als vrouw om over asfalt te vertellen. Het is heerlijk om dat vooroordeel te doorbreken. Belangrijker nog is dat mensen het nut begrijpen van wetenschappelijk onderzoek. “Wat doen jullie nou eigenlijk de hele dag”, was een vraag die ik bij de TEDx veel kreeg. Mensen hebben vaak nog zo’n beeld dat we achter een bureautje zitten met de deur dicht en weten niet dat we ook te maken hebben met publicatiedeadlines, experimenten, studenten onderwijzen en begeleiden, internationaal samenwerken en projecten voor het bedrijfsleven opleveren. De onderzoeker van vandaag de dag staat eigenlijk met één been in de wetenschap en met het andere in de maatschappij.
Koffiezetapparaat Wetenschap is mijn drijfveer. Het is net puzzeltjes oplossen: er ligt een probleem, hoe ga ik dat oplossen, heb ik daar de kennis voor, of moet ik die zoeken? Een heel dynamisch proces dat iedere dag verandert. Ik zie mijzelf hoofdzakelijk als wetenschapper en civiel ingenieur, maar mijn vrouw-zijn is ook onderdeel van wie ik ben. Als ik in Nederland zeg dat ik civiele techniek gestudeerd heb, krijg ik anno 2010 nog steeds rare reacties; laat staan als ik vertel dat ik op asfaltmechanica gepromoveerd ben. Ik twijfelde destijds tussen industrieel ontwerpen en civiele techniek. Toen dacht ik: koffiezetapparaat of brug? Het werd de brug. Mijn motivatie voor die keuze was de inhoud, maar dat er in het TU-boekje stond dat er zo weinig vrouwen zaten, speelde ook wel mee. Belachelijk, dacht ik toen al. Ook al blijft het koffiezetapparaat wel belangrijk voor onderzoek in de late uurtjes… Je vindt elkaar echt in de wetenschap. Ik ga naar conferenties op verschillende vakgebieden: chemie, mechanica, wegenbouw. Je krijgt daar hele directe feedback op je onderzoek
van verschillende kanten; daar leer je ontzettend veel van. Ook ontmoet je mensen uit andere culturen. Als je het over mechanica hebt, begrijp je elkaar en maakt achtergrond niets meer uit. Ik ben pas in India geweest om een nieuw samenwerkingsverband te starten met IIT Madras. Als je daar presenteert, dan zie je jonge mensen geïnspireerd raken, dat is fantastisch. Je geeft ze opeens een venster op een internationale toekomst. De economische en maatschappelijke omstandigheden zijn overal anders, maar aan infrastructuur zal altijd behoefte zijn, dat is zo mooi.
Bio-asfalt Bitumen is een restproduct van olie. Als straks de olie op is, is de bitumen op. Ik adviseer een consortium in de VS dat onderzoek doet naar alternatieven voor bitumen. Die alternatieven moeten tientallen jaren
17 | Highlights 2010
meegaan. Daarom zijn we op zoek naar materialen die sterk en stabiel zijn, tegen invloeden als bacteriën en water kunnen en niet te snel afbreken onder mechanische belasting. Mijn ideale bio-asfalt zou opnieuw op een restproduct gebaseerd zijn, maar dan van de nieuwe biobrandstoffen. We beginnen nu te kijken of dat kan en chemisch en mechanisch stabiel te krijgen is. Dat is een langetermijnproject met allerlei uitdagingen. De wetenschap kan nog veel bijdragen aan de ontwikkeling van onze globale infrastructuur: aan de ene kant willen we optimale mobiliteit en doorstroming, aan de andere kant moet de CO 2-uitstoot omlaag en moet het materiaalverbruik zuiniger. Dat is waar wij oplossingen kunnen bieden de komende jaren.
Richard Goossens pleit voor vergeten medische producten:
‘De weg van ontwerp naar patiënt is erg lang’
18 | Highlights 2010
oogdrukmeter voor thuis: industrieel ontwerpers van de TU Delft bedachten de afgelopen jaren honderden innovatieve medische producten. Het merendeel van de vindingen blijft echter op de plank liggen. Professor Richard Goossens, hoogleraar Physical Ergonomics, zoekt wegen om zulke ‘vergeten producten’ alsnog bij de patiënt te krijgen.
Begin 2011 ging de BabyBloom in productie, een bijzondere couveuse voor de kleinste premature baby’s. Heleen Willemsen studeerde al in 2005 cum laude af op het ontwerp. Het is een voorbeeld van het uithoudingsvermogen dat nodig is om een nieuw product op de medische markt te krijgen. “Goede ideeën blijven liggen omdat ze commercieel niet interessant zijn of omdat de ontwerper, vaak een afstudeerder, de lange adem niet heeft. Dat is zonde, want er kunnen zoveel mensen bij gebaat zijn”, aldus Richard Goossens. “De weg van ontwerp naar patiënt is erg lang. Ontwikkelen, financiering regelen, testen in de praktijk en dan nog de certificering. Heleen Willemsen is er zelf aan blijven trekken. Ze won een aantal prijzen, zoals in 2008 de Herman Wijffels Innovatieprijs. Dat stelde haar in staat om door te gaan.”
Balldoser Veel producten komen zo ver niet. Zoals de ‘Balldoser’, een beker die volwassenen met drinkproblemen in staat stelt zelfstandig te drinken. “Een superleuk product. Er zit een doseerballetje in, zodat er maar één slokje tegelijk uitkomt. Patiënten kunnen zich niet meer verslikken, je kunt beter controleren hoeveel vocht ze binnenkrijgen en je hoeft minder natte bedden te verschonen.” Het ontwerp leverde Arie Franke in 2008 een innovatieprijs op, maar verder dan een prototype is het niet gekomen. En dat terwijl er wel degelijk behoefte aan is. “Ik ben één dag in de week verbonden het Erasmus Medisch Centrum, daar hoor ik veel praktijkproblemen. Die zet ik dan bijvoorbeeld om in ontwerpopdrachten voor afstudeerders. We tonen aan dat zo’n probleem oplosbaar is door één keer iets te maken. De vraag bereikt ons
dus wel, maar het stokt vaak bij de oplossing.”
Stiefkindmedicijnen Die situatie is niet uniek. De farmaceutische industrie laat ook regelmatig veelbelovende medicijnen links liggen omdat er niet genoeg mee te verdienen is. In 2010 werd Cinderella Therapeutics opgericht, een not-for-profit organisatie die als doel heeft zulke nieuwe geneesmiddelen of behandelingen in de kliniek te brengen voor een maatschappelijk aanvaardbare prijs. Geïnspireerd door Cinderella Therapeutics hield Richard Goossens tijdens zijn inaugurele rede een pleidooi voor zijn ‘vergeten producten’. Zijn oproep haalde de media en leverde een aantal positieve reacties op. Eén daarvan kwam van een ontwerpbureau gespecialiseerd in productontwikkeling. “Zij gaan prototypes met ons bekijken”, vertelt Richard Goossens. “Ze kunnen dan meestal snel zien of er een business omheen te bouwen is. Een afstudeerder heeft misschien niet goed naar de markt gekeken. Een alternatieve manier van fabriceren of het opnieuw bekijken van de afzetmarkt geeft misschien een ander beeld.”
Houtje-touwtje oplossingen Vaak is de afzetmarkt echter te klein voor commerciële productie, zoals bij producten voor mensen met een zeldzame aandoening of speciaal voor kinderen. “Artsen gebruiken instrumenten voor volwassenen op kinderen of bedenken een houtjetouwtje oplossing”, zegt Goossens. Hij vertelt over de beensteun voor het verdoven van de bilzenuw bij kinderen die een beenoperatie moeten ondergaan. “Dat gebeurt nu met behulp van een prullenbak en tape
19 | Highlights 2010
in de onderzoeksruimte. Je zou zo’n beensteun graag in kleine series laten produceren.” Massaproductie is ook niet altijd meer nodig volgens Goossens. “Met moderne ontwerpprogramma’s kun je je fabricage inrichten op kleine series of enkelstuks. Stuur het aangepaste ontwerp naar een printer en je weet alle onderdelen.” Dat heeft allerlei voordelen. “Bij massaproductie ga je uit van de grootste gemene deler van alle patiënten. Als je in kleine aantallen produceert, kun je kijken wat de behoefte is van het individu. Dat is ook precies wat een ergonoom doet: producten ontwikkelen die geschikt zijn voor de gebruiker in plaats van omgekeerd. Daarmee ga je eigenlijk een beetje terug in de tijd, want vroeger had je allerlei vaklui die wat voor je maakten.”
Goede feeën “Het is prima als een grote fabrikant een idee oppikt, want dan komt het bij de patiënt terecht. Maar voor die andere producten waar ze geen heil in zien, moet je een pot hebben waaruit je het productieproces op gang kunt helpen”, stelt Richard Goossens. Er hebben zich al enkele goede feeën gemeld om daarbij te helpen. “Ik heb contact met iemand die veel ondernemers in het Westland kent. Die willen vaak wel investeren zonder meteen opbrengsten te hebben. Verder hebben twee alumni Industrieel Ontwerpen aangeboden om zich belangeloos in te zetten voor de vergeten producten.” Ook is Richard Goossens in gesprek met Cinderella Therapeutics: “Ik kan me voorstellen dat we als producttak binnen Cinderella gaan fungeren. Lukt dat niet dan zetten we zelf een fonds op en ga ik geld inzamelen. Ik wil in ieder geval laten zien dat het kan.”
Onderzoek
Een botsrolstoel, een bekkenbinder, een retractor voor operaties bij kinderen, een
20 | Highlights 2010
Onderwijs
Hoessein Alkisaei, student Civiele Techniek:
‘De TU Delft is mijn VIP-ticket naar een goede toekomst’ Hoessein Alkisaei legde een lange weg af naar de TU Delft: geboren in de heilige stad Qom in Iran uit Irakese ouders, woont hij sinds zijn vierde jaar in Maastricht. Na mavo, havo en een jaar hbo is hij nu derdejaarsstudent Civiele Techniek en volgt hij het Challent programma voor getalenteerde studenten. Hoessein speelt basketball en doet aan fitness, en hij tekent en schrijft. Literatuur, maar ook filosofische beschouwingen. Gelukkig heeft hij weinig slaap nodig: “Ik heb aan een paar uurtjes genoeg. Ik ben een nachtdier, ik vind de nacht mooier, als de straatverlichting aan is”.
Toen ik in de brugklas zat, keek ik graag naar “Dexter’s laboratory”, een tekenfilm over een jongetje dat stiekem een laboratorium in zijn kamer heeft. Vanaf die tijd leek wetenschap me ontzettend leuk. Ik kwam erachter dat de TU Delft de nummer één opleiding voor technische wetenschappen in Nederland was, dus daar wilde ik naar toe. In de loop van mijn studietijd kwam ik steeds dichterbij. Na de havo deed ik de hbo-propedeuse Built Environment, daarin krijg je de basis van drie studies: civiele techniek, bouwkunde en bouwtechnische bedrijfskunde. Uit die drie richtingen kon ik toen bij de TU kiezen. Het tekenen in bouwkunde trok me wel aan, maar ik ben meer van
21 | Highlights 2010
de vrije vormen. Bij civiele techniek krijg je veel wis- en natuurkunde, dat ligt me wel, bovendien is Nederland beroemd om zijn civieltechnische werken. Het werd Civiele Techniek.
Kunstwerken Ik zit nu in mijn laatste bachelorjaar. Ik onderzoek balkstructuren met behulp van de eindigeelementenmethode. Daarbij deel je een structuur op in afzonderlijke microstructuren - in eindige elementen - waarvoor je berekeningen kunt maken. Als je de inwendige structuren verandert, verandert dan de vervorming onder druk? Door zulke vraagstukken op te lossen, kun je straks bijvoorbeeld betonstructuren
verbeteren. Ik wil de kant van de Structural Mechanics op, de mechanica van kunstwerken zoals bruggen en tunnels. Naast mijn studie teken ik en schrijf ik verhalen en gedichten. Ik heb bijdragen gemaakt voor onder meer universiteitsblad Delta en voor ExtraCT, het blad voor studenten Civiele Techniek.
Challent In het Challent programma word je zwaarder belast dan andere studenten, zodat je meer uit jezelf haalt; veel mensen presteren beter onder druk. Je moet extra studiepunten halen, dus moet je meer vakken volgen. Je doet mee aan projecten, die je ook aan elkaar presenteert. Er is een gemeenschappelijk programma, de Capita Selecta. Daar komen bijvoorbeeld mensen uit het bedrijfsleven vertellen over zaken als managementvaardigheden, iets waar je normaal bij een technologische universiteit niet snel over leert. Dan zijn er nog extra activiteiten zoals de Scrapheap Challenge, of een lezing over personal branding . Het bijzondere is dat je een netwerk opbouwt van mensen uit de hele TU en daarbuiten. En je krijgt een zeer brede opleiding. Als je vraagt of ik het weer zou doen, zou ik ja zeggen, twintig keer ja.
Kennis overdragen Rond mijn vijftiende kwam ik erachter dat ik goed ben in dingen uitzoeken en verwoorden. Ik zat toen in de puberteit en maakte veel lol. Op een bepaald moment werd mij om een mening gevraagd, en ik begreep dat dat belangrijk was. Ik ben nu betrokken bij jongerenorganisatie Ahlalbait; daar zit ik in het mediacomité en schrijf voor de website en voor het tijdschrift. Bij Ahlalbait kan ik mijn
ideeën overbrengen. Veel jongeren hebben geen toegang tot kennis, die ik misschien wel heb. Ze stellen vragen over wetenschappelijke of religieuze kwesties. Die zoek ik dan tot op de bodem uit. Dat leidt vaak tot eindeloze discussies, dat wel. Maar als je geen discussie voert, dan sluit je andere mensen af. Mensen schreeuwen vaak van alles op allerlei gebied, terwijl ze niet genoeg weten. Ik vind het ontzettend belangrijk om kennis over te brengen. Kennis is een wapen, en dat moet je inzetten voor vrijheid, eerlijkheid en gerechtigheid. Het zou bovendien zonde zijn van mijn leven als ik niets met mijn intellect zou doen.
VIP-ticket Bij de TU Delft staan ze open voor je. Ze houden rekening met alle culturen. Er is een gebedsruimte in het gebouw van Elektrotechniek, en er worden feestjes gegeven voor allerlei culturen. Zelfs als je iets heel doms zou doen, omhelzen ze je hier nog, denk ik. De sfeer is open en vriendelijk. Als je wilt, heb je als student persoonlijk contact met de rector; die drinkt ook af en toe
22 | Highlights 2010
gewoon een biertje met studenten. Hij is heel benaderbaar; net als zijn voorganger was. Tegelijkertijd wordt er wel hard gestudeerd hier. Dat merk je bijvoorbeeld in de TU Delft Library, daar wordt niet gekletst, maar gewerkt. Er zijn strikte regels, maar die zijn ook duidelijk: alle regelingen worden gepubliceerd. Bovendien zijn die regels nodig, want anders kun je de kwaliteit niet waarborgen als universiteit. De TU Delft staat internationaal heel goed bekend, dat is goed voor je imago en voor je toekomstperspectieven. Die zijn uitstekend. Na je bachelor kun je nog alle kanten op, er zijn veel richtingen en mogelijkheden. Ik zou wel een PhD willen doen en dan door naar de wetenschappelijke top. Maar of ik nu de wetenschap of het bedrijfsleven inga, de TU Delft is mijn VIP-ticket naar een goede toekomst.
‘Er gebeurt hier eigenlijk altijd wat’
23 | Highlights 2010
Onderwijs
Michael van der Meer, hoofd Science Centre Delft:
Het Science Centre Delft opende in 2010 zijn deuren voor het publiek in de voormalige faculteit Mijnbouwkunde. In de lange gangen en hoge ruimtes van het statige pand aan de Mijnbouwstraat huizen nu technologische hoogstandjes en state-of-the-art testopstellingen: een ontmoeting van oud en nieuw. Dat is ook precies wat het Science Centre Delft wil zijn. Een ontmoetingsplek of, met een mooi woord, een publieksinterface. Een plek waar mensen kennis kunnen maken met wat de TU Delft doet.
Dat het pand uit 1911 een Rijksmonument is, maakte de transformatie tot Science Centre een uitdaging, vertelt Michael van der Meer, hoofd van het Science Centre. “Er mochten in ieder geval geen muren uit. We hebben er handig omheen gebouwd. De sfeer is in ieder geval anders dan bij andere musea.” Die sfeer moet vooral weerspiegelen wat er gebeurt bij de TU Delft. De grijze vloeren met gele afplaktape en de zichtbare kabelgoten wekken de indruk van werk in uitvoering. En dat klopt. Want het Science Centre is, net als de wetenschap, nooit af. Geen vaste collectie, maar wisselende opstellingen, zodat er telkens wat nieuws te beleven is.
Paradepaardjes Interactie is het sleutelwoord. Weinig statische kijkvitrines, veel exhibits waar de bezoeker zelf wat mee kan doen. De bijlboeg door het water laten klieven bijvoorbeeld. Deze vinding zorgt ervoor dat snelle schepen ook bij hoge golven uit kunnen varen. Om het onderzoek naar supergeleiding in beeld te brengen is er een speciale “superconductivity train” gebouwd. Daar wil jong en oud wel mee spelen. Verder veel paradepaardjes van studentenprojecten zoals de zonnewagen Nuna en de Wasub minionderzeeër. Ook het (serious) gamen ontbreekt niet: zo kunnen twee spelers elkaar uitdagen om de beste vliegtuigvleugel te ontwerpen. Dit alles is een greep uit wat de centrale tentoonstellingshal te bieden heeft. Een tocht door de
24 | Highlights 2010
laboratoria en werkplaatsen is minstens zo interessant. In de labs kunnen bezoekers aan de slag op onderzoeksgebieden als robotica, sportinnovatie, biotechnologie en virtual reality. Van scoren op de Sutuvoetbalmuur tot het gebruiken van de operatiesimulator.
Echte proefopstellingen Alles is zo realistisch mogelijk. “Een aantal van de exhibits zijn echte proefopstellingen die rechtstreeks uit de faculteit komen. De wetenschappers zijn daar heel nauw bij betrokken. Soms is er zelfs nog onderzoek gaande”, vertelt Michael van der Meer, “en binnenkort komt de eerste wetenschappelijke publicatie uit waarin het Science Centre figureert, over serious games die studenten voor ons hebben ontwikkeld onder leiding van Rafael Bidarra. We hebben hier ook al minors van Bouwkunde en Industrieel Ontwerpen in huis gehad voor onderwijs. Bezoekers kunnen dat gewoon allemaal zien. Op dit moment ontwerpen studenten een Local Energy Generator voor het Science Centre als opdracht in de Design Challenge ontwerpwedstrijd. Als dat een economisch haalbaar ontwerp oplevert, wil ik het straks realiseren.”
Willie Wortels Activiteiten worden vaak begeleid door studenten; zij kunnen vanuit hun eigen studieachtergrond meestal een goed bijpassend verhaal vertellen. Maar liefst honderd studenten hebben een bijbaantje in het Science Centre:
Onderwijs
op de vloer, achter de balie, in de workshops of achter de schermen werkend aan de website. Ook de echte Willie Wortels kunnen er terecht. “We hebben een klein lab waar creatieve studenten hun ding kunnen doen. Een groepje is nu bezig met interactieve lampen. Ze mogen hier lekker knutselen, buiten de studie om. Als ik er wat in zie, gebruiken we het ook in de expositie. Er gebeurt hier eigenlijk altijd wat. We ontwikkelen nu een werkplaats met een 3D-printer en schuimsnijders. Daar kunnen bezoekers en studenten straks mee ontwerpen en bouwen. Met een lasersnijder kun je bijvoorbeeld ook heel goed chocolaatjes graveren, ideaal als cadeautje. Techniek werkt op allerlei niveaus.”
Science Centre Delft Mijnbouwstraat 120, 2628 RX Delft Telefoonnummer 015-278 52 00 www.sciencecentre.tudelft.nl
Dakotavleugel De formule is een succes. In de eerste vier maanden kwamen er al 13.000 bezoekers naar het Science Centre. “Kinderen tussen de negen en zestien zijn de grootste groep; dat is ook onze kerndoelgroep. We zien jammer genoeg nog weinig ouderen of mensen onder de vijfendertig. Kijkend naar onze maatschappelijke doelstelling willen we dat wel veranderen. We willen laten zien wat we doen bij de TU Delft en scholieren warm maken voor technologisch onderwijs. Tegelijk is het ook een beetje verantwoording afleggen van wat we doen met publiek geld. Daarmee willen we zoveel mogelijk mensen bereiken.” Ook bedrijven en instellingen bijvoorbeeld, die hier ruimten kunnen huren als de Faculty Room. Daar kunnen ze vergaderen aan een heuse Dakotavleugel alvorens een rondje langs de exhibits te maken. Toch weet Michael van der Meer dat niet iedereen naar Delft zal komen. “Het grootste gedeelte van het publiek komt uit Delft en omgeving. We proberen om de sfeer van het Science Centre op internet te creëren, zodat mensen in Groningen ook kunnen zien wat er voor spannende dingen gebeuren hier.”
25 | Highlights 2010
Openingstijden Dinsdag t/m vrijdag van 10.00 - 17.00 uur (Schoolvakanties ook maandag open) Zaterdag en zondag van 11.00 - 17.00 uur.
26 | Highlights 2010
Onderwijs
Rolf Hut, promovendus Watermanagement:
‘We willen het microklimaat leren begrijpen’ Avontuurlijk om je heen kijken en verwonderd zijn over de wereld is belangrijk voor de wetenschap, vindt Rolf Hut, promovendus Watermanagement (faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen). Hij vindt zijn inspiratie dan ook niet alleen in de vakliteratuur of het laboratorium, maar ook bij de doe-het-zelfzaak.
“Kijk, hier zit een prachtige zoomlens in”. Rolf Hut trekt een 8-mm camera uit een doos onder zijn bureau. Een Commodore-64, een brievenweger en een analoge telefoonhoorn volgen. Het opentrekken van huis-tuin-en-keukenapparatuur is een dagelijkse bezigheid voor de promovendus. MacGyver science, noemen zijn collega’s het, naar de jaren tachtig tv-held. Maar dan wel met de nadruk op science, want wat Rolf Hut doet is geen spielerei. “Ik leg me toe op het robuust en betaalbaar maken van meetstations. In allerlei consumentenartikelen zitten goedkope sensoren. Wij willen bewijzen dat je daarmee goede metingen kunt doen voor een fractie van de prijs”.
Ansichtkaart Rolf Hut en zijn collega’s maakten al regenmeters op basis van de speakertjes in muzikale wenskaarten. “Daar zit een piëzo-element in. Als
27 | Highlights 2010
een regendruppel zo’n elementje raakt, vibreert het en dat veroorzaakt een elektrisch signaal. Eigenlijk net zoals regen die op een tent valt: aan het geluid kun je horen hoe hard het regent. We hebben elektronica ontwikkeld die meet en opslaat hoe luid elke druppel is. Om die stap te kunnen maken, moet je wel precies het fysische proces begrijpen dat leidt tot het signaal dat je meet”.
Wilde ideeën “Wetenschap doe je nooit alleen”, benadrukt Rolf Hut. “Binnen het team van watermanagement zitten deskundigen op het gebied van waterwetgeving, waterarcheologie, poldersystemen, numerieke modellen, satellietobservatie, en dan heb ik het nog niet eens over de hoogleraren gehad. Mijn ideeën zijn bovendien vaak heel breed en wild. Het is prettig om dan een nuchtere civieler in de buurt te hebben die me de weg kan wijzen naar pragmatische
oplossingen.” Hij doelt daarmee op zijn sidekick Stijn de Jong, die vorig jaar afstudeerde op de muzikale regenmeters. Als onderzoeker is die het prototype nu verder aan het ontwikkelen tot een product dat breed ingezet kan worden.
Microklimaat De regenmeters zijn nog maar het begin. Uiteindelijk wil de TU Delft complete weerstations ontwikkelen die maar honderd euro kosten, want voor die prijs kun je er veel inzetten. En dat is vaak nuttiger dan één duur, heel specifiek meetinstrument, vooral in een stedelijke omgeving. “Meetstations bevinden zich meestal op een vliegveld of in een weiland omdat weerinstanties zich houden aan de standaard van de World Meteorological Organization. Die standaard moet er voor zorgen dat over de hele wereld vergelijkbare metingen gedaan worden”, legt Rolf Hut uit. “Tegenwoordig woont meer dan de helft van de mensheid in de stad en daar heerst een microklimaat. Wat daar gebeurt is veel diverser dan in een weiland. We willen dat microklimaat leren begrijpen. Daar hebben we veel meer data voor nodig”.
Delftse buienradar De campus van de TU Delft is een stad in het klein met zijn eigen microklimaat. Het project Climate City Campus wil het campusklimaat volledig in kaart brengen, begrijpen en vervolgens leefbaar houden. “De bedoeling is om studenten zoveel mogelijk apparaten te laten ontwerpen en daarmee op de campus metingen te verrichten. Boven op het dak van het EWI-gebouw staat bijvoorbeeld een Parsax wolkenradar. Een groep studenten gaat gegevens daarvan combineren met informatie van lokale regenmeters. Zo krijgen we onze eigen Delftse buienradar”.
Scrapheap Challenge Over wind in de stad valt ook nog veel te leren. Tussen hoge gebouwen heeft wind vaak vrij spel. Windmeters mogen dus zeker niet ontbreken op de campus. Studenten hebben daar creatieve ideeën voor. Dat bleek tijdens de Scrapheap Challenge die Rolf Hut met Stijn de Jong en Jop Jansen organiseerde voor studenten in het Challentprogramma. Challent is een speciaal programma voor bachelorstudenten die bovengemiddeld presteren. Zij werden uitgedaagd om in een paar uur tijd een windmeter te ontwerpen en bouwen van materiaal dat uit alle hoeken van de universiteit afkomstig was. Een oproep van Rolf Hut leverde een zeecontainer vol op: kapotte fietsen, badkuipen, vijftig jaar oude oscilloscopen, overjarige computers, katrollen, stalen balken en nog veel meer.
Talent bouwt met troep Het studententalent ging los op de technologische troep. Ook Rolf Hut amuseerde zich prima. “Ik wilde altijd al een Scrapheap Challenge organiseren en dit was een goed excuus. We kozen voor een windmeter omdat je wind op een heleboel manieren direct of indirect kunt meten. Wind kan bijvoorbeeld geluid en warmte transporteren en wind is meetbaar als druk.” Hoogtepunt van de dag was het testen van de vindingen. “We hebben een prachtige windtunnel waar je met veertig man in kunt staan. Ieder team had een werkend model ontwikkeld, bleek daar. Allemaal gebaseerd op het principe van winddruk, maar wel met elk een eigen insteek. Het is verschrikkelijk leuk om als docent te ervaren hoe ingenieus je studenten zijn. Als je ze stimuleert om creatief te zijn, zoeken ze zelf in de theorie en komen met oplossingen.”
28 | Highlights 2010
Minor Climate City Campus Climate City Campus krijgt straks zijn eigen minoropleiding. Met vakken over het meten en modelleren van klimaat in de stedelijke omgeving en over hoe je een ontwerp aan dat klimaat aan kunt passen. Rolf Hut: “Alles wat ze leren moeten studenten vervolgens toepassen in een project op de campus. De eerste week vullen we met capita selecta. Dan komen er sprekers op het gebied van stedelijkheid en klimaat en gaan we op excursies. Dat doen we vanuit de gedachte dat je studenten eerst moet prikkelen om ergens over na te denken en dan pas de gereedschappen aan moet reiken. Dat motiveert meer dan gelijk een bord vol sommen schrijven, al zijn die ook belangrijk. Gelukkig gebeurt er op het gebied van motiverend onderwijs al veel goeds bij de TU Delft. ”
Studenten aan de TU Delft doen meer dan studeren alleen. In allerlei projecten combineren ze kennis, creativiteit en gedrevenheid. Van sportieve hoogstandjes tot commerciële successen, onze studenten draaien hun hand er niet voor om. Hieronder enkele aansprekende voorbeelden. Kijk verder op www.studentenprojecten.tudelft.nl.
Delfts Aardwarmte Project boort duurzame warmtebron aan Een paar kilometer onder het aardoppervlak heeft het grondwater een temperatuur tussen de 55 en 115 graden. Pomp
het omhoog en je kunt die warmte gebruiken. Om de TU-gebouwen duurzaam te verwarmen bijvoorbeeld. Dat was het ambitieuze plan dat studenten Aardwetenschappen in 2007 lanceerden. In slechts een paar jaar is de realisatie een stuk dichterbij gekomen. De TU Delft heeft een vergunning om in de regio PijnackerDelft naar aardwarmte te
boren. Bij tuindersbedrijf Ammerlaan in Pijnacker zijn de eerste geothermische putten geboord. Daaruit komt nu water van 65 graden met 120 kubieke meter per minuut omhoog. Dat is genoeg om de kassen van warmte te voorzien, en ook nog een nabijgelegen zwembad en sporthal. Dat is met de huidige gas- en olieprijzen extra aantrekkelijk.
Ook bij tomatenkweker Duyvesteijn in Pijnacker zijn putten geboord. De ervaring die studenten met deze boringen opdoen, helpt straks bij het realiseren van het geothermisch systeem op de TU Delft campus zelf. De studenten van het Delft Aardwarmte Project (DAP) vormen inmiddels de spil van een kennisnetwerk op het gebied van geothermie.
Zonneboot vliegt over het water tijdens Frisian Solar Challenge Al twee keer won een team van de TU Delft de Frisian Solar Challenge, het wereldkampioenschap voor boten op zonne-energie. Deze tweejaarlijkse race voert in etappes langs het parcours van de Elfstedentocht. In 2010 kwam de TU met een innovatief nieuw ontwerp aan de start: een vaartuig met draagvleugels onder de boot. Die draagvleugels tillen de boot bij hogere
snelheden uit het water. Zo vermindert de weerstand en kunnen snelheden van meer dan 30 kilometer per uur behaald worden. Meer vliegen dan varen eigenlijk. De Delftse zonneboot eindigde uiteindelijk als derde en moest de trofee dit keer in Leeuwarden laten. Daarbij speelde pech een grote rol. Iemand op de vlucht voor de politie rende over de boot en beschadigde
29 | Highlights 2010
een deel van de nieuwste en beste zonnepanelen. Het Dream Team gaf niet op en na de nodige reparaties wonnen ze toch
nog de slotetappe, mede dankzij de draagvleugels en stuurvrouw Gem Rotte. Op naar 2012.
Onderwijs
Studentenprojecten
Studenten Vrachtfiets rukt op in Delfts straatbeeld De Vrachtfiets werd eigenlijk uit frustratie geboren. Want om als student je kekke bankje
van de plaatselijke meubelboer naar je kamer te vervoeren heb je een rijbewijs en een auto
nodig. Of heel coulante ouders. Met de vrachtfiets heb je genoeg aan de hulp van één vriend of kennis, en wie heeft die nu niet? De Vrachtfiets lijkt nog het meest op een kruising tussen een bakfiets en een tuk-tuk. Elektrisch ondersteund is hij schoon, stil en zuinig. Ideaal om het verkeer in drukke binnensteden te ontlasten. Met zijn laadruimte van twee kubieke meter kun je er van alles in kwijt. Ontwerpers Onno Sminia en Louis Pierre Geerinckx
bedachten de Vrachtfiets, bouwden het prototype en studeerden af op het ontwerp. Dat niet alleen, je ziet de fietsen ook al terug in het Delftse straatbeeld. In het kader van het project Duurzaam Delft krijgen 150 adressen hun pakjes met een Vrachtfiets bezorgd. Ook de meubelboer is overstag: bij Ikea Delft kun je nu voor een tientje je eigen transportfiets huren.
iGem team 2010 in finale met zelfbouwbacterie Wat is een alkanivore? Een bacterie die alkanen kan herkennen, oplossen en afbreken. Olie bijvoorbeeld, want dat bestaat voor een groot deel uit koolwaterstoffen uit de alkanenfamilie. De olie-afbrekende bacterie werd ontwikkeld door het Delftse iGem-team 2010. iGem (international Genetically Engineered Machine) is een jaarlijkse wedstrijd voor studenten geïnteresseerd in synthetische biologie. iGem daagt hen uit om een biologisch systeem te ontwikkelen. Een nieuw antibioticum bijvoorbeeld, of een vervanger van
rode bloedlichaampjes. Ze kunnen daarbij gebruik maken van zogenaamde BioBricksTM, gestandaardiseerde stukken DNA. Teams mogen ook zelfontwikkelde bouwstenen aan de BioBricks-bibliotheek toevoegen. Synthetische biologie is een multidisciplinair vakgebied. In het team zaten dan ook studenten Life Science and Technology en Mathematics & Computer Science van de TU Delft en de Universiteit Leiden. Misschien kan hun alkanivore leiden tot oplossingen voor olierampen zoals in de Golf van Mexico. Hij was in
30 | Highlights 2010
ieder geval goed voor een finaleplaats en een gouden medaille voor beste presentatie. Het beste iGem-resultaat voor de TU Delft tot nu toe.
Oplossing voor slaapmiddelprobleem Soms is het nodig om patiënten op de intensive care kunstmatig in coma te houden, bijvoorbeeld na
een ingrijpende operatie of bij een ernstige infectie. Dat gebeurt dan met behulp van een infuus
met slaapmiddel. De IC van het HagaZiekenhuis in Den Haag gebruikte daarvoor Lorazepam, maar dat ging niet zonder problemen. Regelmatig liep het medicijn in de infuuslijn vast omdat er kristalletjes ontstonden. Dat kan tot gevolg hebben dat patiënten onbedoeld uit hun coma ontwaken. Jelmer Vellema, bachelorstudent Technische Scheikunde, onderzocht het probleem. De oplossing zat hem in de oplossing, zo bleek. Want het slaapmiddel werd verdund met een
Winddrinker maakt zout water zoet Als je brak en vuil (zee) water door speciale membranen perst, kun je er drinkwater van maken. Omgekeerde osmose heet dat, maar daar is wel energie voor nodig. De Winddrinker, de naam zegt het al, haalt die energie uit wind. De Winddrinker is daarmee de ideale oplossing voor waterarme kustgebieden in ontwikkelingslanden. Het is een slimme combinatie van ontziltingspomp en windmolen, waarbij de as van de windmolen rechtstreeks verbonden is met de as van de pomp. De eerste Winddrinker
wordt binnenkort in Somaliland geïnstalleerd en kan 60.000 liter per dag produceren om meer dan 10.000 mensen van drinkwater te voorzien. De Winddrinker is een project van studenten van de faculteiten Luchtvaarten Ruimtevaarttechniek (L&R), Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE). Zij ontwierpen de Winddrinker en zorgen ook voor de realisatie. Ze krijgen daarbij financiële ondersteuning van
31 | Highlights 2010
ontwikkelingsorganisaties Hivos en Aqua for All en van de Delftse studentenstichting Students4Sustainability (S4S). Grote opsteker voor het project was de TEDxAmsterdam op 30 november 2010. Daar won de Winddrinker de prijs van 28.000 euro als beste “Idea Worth Doing”.
glucoseoplossing. Dien je het medicijn in een hogere concentratie toe, dan is er geen sprake van kristallisatie. De HagaZiekenhuis Apotheek zal nu voortaan zelf de juiste Lorazepam-oplossing maken en die ook aan andere ziekenhuizen aanbieden. En Jelmer Vellema is geslaagd met afstudeeronderzoek waarmee hij daadwerkelijk patiënten heeft geholpen. “Heel inspirerend”, vindt hij zelf.
Onderwijs
projecten
32 | Highlights 2010 2009
‘Onze meer- waarde zit in het combineren van netwerken’ De TU Delft krijgt in 2011 vijf miljoen euro van de overheid om onderzoeksresultaten beter en sneller naar de maatschappij te brengen. Dan heb je het over kennisvalorisatie, en daar is Paul Althuis als directeur van het Valorisation Centre al zes jaar mee bezig. “We zijn tevreden over wat we bereikt hebben, maar we gaan zeker niet op onze lauweren rusten”, blikt hij terug en vooruit. Valorisatie moet door de hele organisatie heen vorm krijgen. En daarbuiten, want op de zuidpunt van het TU-terrein verrijst Science Port Holland-Technopolis, een vestigingslocatie voor hightechbedrijven. Onderzoeksgelden “De essentie van onze universiteit is dat wetenschappers toponderzoek moeten kunnen doen”, stelt Paul Althuis. “Daarom zijn we voortdurend actief op zoek naar financieringsmogelijkheden en geven we trainingen over hoe je een goed onderzoeksvoorstel schrijft. Dat werpt zijn vruchten af. We zijn de laatste jaren bijvoorbeeld zeer succesvol geweest binnen consortia die projecten van het Zevende Kaderprogramma (KP7) voor onderzoeksgelden van de Europese Unie binnenhaalden. Zulke projecten willen we ook vaker gaan coördineren in plaats van alleen maar partner te zijn, daarom hebben we geïnvesteerd in een projectmanagerspool. Ben je
namelijk trekker van een project, dan kun je gemakkelijker in Brussel aanschuiven en zit je dichter bij het vuur bij nieuwe ‘calls’.”
Intellectual Property “Hoog op onze agenda stond verder het IP, ons intellectueel eigendom”, vertelt Paul Althuis. “We hebben business developers ingehuurd om de waarde van onze octrooien te bekijken. Dat werkt heel goed. Het zijn zelf ondernemers, dus ze hebben een marktgerichte blik, plus het juiste netwerk. Met hen samen proberen we octrooien in licentie te geven bij bedrijven die een vinding of product verder kunnen ontwikkelen. Een andere optie is om zelf een bedrijf te helpen opzetten met behulp van
33 | Highlights 2010
risicokapitaal. We participeren op dit moment in acht ondernemingen, allemaal gebaseerd op technologie die bij de TU Delft ontwikkeld is. In de beginperiode van zo’n onderneming heb je als universiteit nog toegevoegde waarde, als je in de proof-of-conceptfase zit. Maar je moet niet eindeloos ondernemer willen spelen en we hebben dus bij de start al een exit-strategie bedacht. Na een aantal jaar verkopen we ons aandeel weer, hopelijk tegen een mooie opbrengst.”
Broedplaats voor technostarters De TU Delft helpt jonge ondernemers ook in YES!Delft, een broedplaats voor technostarters. YES!Delft biedt hen advies, scholing en
Valorisatie
Paul Althuis, directeur Valorisation Centre:
een startersplek. In het pand op het Technopolisterrein hebben startende bedrijven uiteenlopend van ruimtevaartonderneming ISIS tot Elemetal metaalrecycling een onderkomen. “Het succes is zo groot, dat we al moeten gaan denken over een nieuw gebouw voor de uitstromers”, aldus Paul Althuis. Toch kan het altijd beter: “Bij de faculteit Industrieel Ontwerpen ligt veel meer productpotentie dan we nu waarmaken. We overleggen met de faculteit hoe we daar wat aan kunnen doen. Misschien moeten we aan preincubation gaan doen, waarbij we afstudeerders proberen te helpen om producten in de markt zetten. Dat is een nieuwe uitdaging voor ons.”
Strategische samenwerking Goede connecties met het bedrijfsleven zijn onontbeerlijk om kennis in de markt te zetten. “Het Valorisation Centre is de interface tussen de buitenwereld en de universiteit. Wij moeten ervoor zorgen dat die buitenwereld ons gemakkelijk kan vinden”, benadrukt Paul Althuis. Goed voorbeeld is de Greenport Campus: “Het Westland ligt zo dicht bij Delft, daar hebben we beslist toegevoegde waarde, was het uitgangspunt. We hebben
een technologisch kenniscentrum voor de glastuinbouw opgezet en dat heeft allerlei interessante opdrachten en contacten opgeleverd. Het is inmiddels uitgegroeid tot een zichtbare, regionale organisatie”. Andere voorbeelden zijn de strategische samenwerking met Delfts softwarebedrijf Exact, dat zich in 2010 op Technopolis vestigde, en de gezamenlijke activiteiten met energieleverancier Eneco. “We hebben recent met Eneco een overeenkomst gesloten voor de financiering van twee bijzondere leerstoelen. We werken verder onder meer samen in het FLOW-project voor windenergie ver op zee, en in CleanTech Delta, een
speciale opleidingstrajecten in het kader van een leven lang leren. Daarmee presenteren we ons in de maatschappij en laten onze kennis en kunde zien. Verder willen we als TU Delft meer met één verhaal naar buiten treden. Daar zijn we nu mee bezig in twee dwarsdoorsnijdende thema’s, Medical Delta en CleanTech Delta. Ook willen we de regionale samenwerking versterken. Dat doen we in het Technosprong samenwerkingsverband, waar we vijf miljoen euro van de overheid voor krijgen. Dat geld is verder bedoeld voor het opzetten van een proof-ofconceptfonds en een netwerk voor technologiebedrijven. Ook kunnen
consortium op het gebied van schone energie en deltatechnologie. Zo zien we het graag. Wij moeten ervoor zorgen dat er geen schotten tussen onze verschillende activiteiten zitten; onze meerwaarde zit juist in het combineren van al die netwerken.”
we er een aantal bestaande projecten mee voortzetten, zoals de pre-seed leningen aan starters die in het incubatorprogramma van YES!Delft komen.”
Leven lang leren Goede resultaten, en er zijn nog volop ambities: “Met Delft TopTech, onze School of Executive Education, blijven we ons richten op postinitieel onderwijs. We bieden masteropleidingen, managementtrainingen en
34 | Highlights 2010
Topsport Er wordt dus geïnvesteerd in valorisatie, maar wat levert het op? “Heel veel”, benadrukt Paul Althuis. “Het levert de TU Delft fondsen op die gebruikt kunnen worden voor toponderwijs en toponderzoek. In het huidige economische klimaat wordt dat steeds belangrijker. Het levert de regio banen op en investeringen van startende ondernemers. Het is ook goed voor de samenleving, omdat kennis niet blijft hangen bij de universiteit maar maatschappelijk wordt benut. We proberen op allerlei manieren smoel te geven aan wat valorisatie inhoudt. Een daarvan is sportinnovatie, daar zijn we als TU Delft ook actief in. Zo hebben we samen met InnoSport.NL een onderzoekslab op het gebied van zeilen. Dat is publieke valorisatie; je verdient er niet direct geld mee, maar het is wel heel zichtbaar. Denk aan toproeier Arnoud Greidanus. Die doet promotieonderzoek naar snellere coatings voor de scheepvaart. Daarmee roeit hij straks zelf misschien naar Olympisch Goud.” En dat is niet in geld uit te drukken.
Valorisatie
Valorisatie Wetenschappelijke kennis toepasbaar en nuttig maken voor de maatschappij kan op veel manieren. Hier een paar voorbeelden.
Patent op patent bij de TU Delft uitvindingen. De TU Delft was sterk vertegenwoordigd: maar liefst negen getoonde vindingen waren spin-offs van de TU Delft, van de
www.fluxchairs.com
De Rijksoctrooiwet bestond in 2010 honderd jaar. Dat feestje werd gevierd met de Patent Parade, een reizende interactieve tentoonstelling van zeventig Nederlandse
hoorbril tot de fluxchair. De ergonomische muis en de TrENDO trainingsmethode voor kijkgatoperaties hadden ook wortels bij de TU. De Patent Parade deed tien bibliotheken aan in heel Nederland. Bezoekers konden de vindingen niet alleen bekijken maar vaak ook uitproberen. Zelf achter de BOB-up rollator of het drumstel voor doven. Sommige van de gepatenteerde uitvindingen zijn begrippen geworden, zoals de
cd of het kunstgras. Andere gebruiken we vaak zonder erbij stil te staan. Denk aan de plastic kettingkast, een idee uit de jaren zeventig. Ook de handschriftherkenning uit 1980 doet vandaag de dag nog dienst in de sorteermachines van TNT. Patent Parade gemist? Meedoen kan nog steeds. Stuur gewoon eens iemand brievenbusbloemen. Of steek een senzumbrella op.
Epyon snelle groeier in snellaadbranche YES!Delft groeibedrijf Epyon BV heeft zeven miljoen euro binnengehaald van vijf investeerders. Eén daarvan is de LiteOn Technology Corporation uit Taiwan, producent van opladers voor laptops. Zij zagen wel brood in de supersnelle oplaadtechnologie van Epyon. Daarmee kunnen elektrische auto’s bijvoorbeeld opgeladen worden in een kwartier in plaats van acht uur. Die lange oplaadtijden is precies wat elektrische auto’s een imagoprobleem
opleverde. Opladen wordt nu net zo gemakkelijk als tanken. Je hangt onderweg je auto aan een oplader en gaat even boodschappen doen of koffiedrinken. Autofabrikanten en accuproducenten van over de hele wereld hebben belangstelling voor de oplossingen van Epyon. Zo maakte Epyon al een laadstation voor de Nissan LEAF die in 2010 op de markt kwam. Maar ook energiebedrijven die oplaadstations willen exploiteren of grote bedrijven die hun
35 | Highlights 2010
eigen wagenpark willen verduurzamen, horen tot de klanten. De markt voor elektrische voertuigen
groeit explosief en met dit investeringskapitaal kan Epyon daar optimaal van profiteren.
Verkeer en Waterstaat en TU Delft leren van elkaar Infrastructuur en mobiliteit zijn van groot belang voor onze welvaart en economische groei. Maar in een dichtbevolkte Randstad wringen soms de ruimte én de belangen. Hoe garanderen we bereikbaarheid, veiligheid, leefbaarheid en ontwikkeling? Dat vereist intensieve samenwerking tussen overheid, ondernemers en wetenschap. Daarbij kunnen we nog veel van elkaar leren. Daarom organiseerden de faculteit TBM en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu:
Milieu en Infrastructuur) een serie bijeenkomsten met als thema “Leven in de Randstedelijke delta”. Hoogleraren van de TU Delft gaven op de Campus Den Haag masterclasses aan medewerkers van VenW en andere departementen. Zo kunnen zij gebruik maken van bij de TU Delft ontwikkelde kennis en inzichten. Omgekeerd klinkt straks de VenW-praktijk meer door in onderwijs en onderzoek aan de TU. Want met dat doel gaven gastsprekers van het ministerie praktijkcolleges in Delft.
Die zijn nog te bekijken via Collegerama. Wegens succes geprolongeerd in 2011.
Slim waterbeheer van IBM en TU Delft Wateroverlast of problemen met waterkwaliteit worden in ons land meestal lokaal opgelost. Maar wat als er gevolgen zijn voor de rest van het watersysteem? Want dat bestaat uit
een complex geheel van rivieren, kanalen, pompen, gemalen, sluizen, dammen en waterreservoirs. Op dit gebied is nog veel winst te behalen, meent onderzoeker Xu Min.
36 | Highlights 2010
IBM is het daarmee eens en kende Xu Min een PhD Fellowship Award toe. IBM wil komen tot beter watermanagement met behulp van informatietechnologie en heeft sinds 2008 een wereldwijd kenniscentrum voor watermanagement in Amsterdam. Xu Min gaat met zijn award onderzoek doen naar de inzet van nieuwe, slimme technologie in het waterbeheer. Combineer bijvoorbeeld actuele informatie over de waterstanden met
meteorologische gegevens en je kunt bij hevige regenval voorspellen hoe groot het risico op overstroming is. Op basis van zulke realtime informatie kunnen waterbeheerders de juiste beslissingen nemen. Het onderzoek van Xu Min gaat nog een stap verder. Hij wil ook de factor waterkwaliteit in het verhaal betrekken en zo modellen ontwikkelen om waterschade te beperken en tegelijkertijd waterkwaliteit te optimaliseren.
De tuinbouw mechaniseert en automatiseert steeds verder. Toch gebeurt het sorteren en verpakken van kwetsbare groenten vaak nog door mensenhanden. TU Delft spin-off Lacquey B.V. heeft de oplossing. Ze maken robothanden met menselijke trekjes: die zijn zeer voorzichtig en kunnen goed omgaan met verschillende vormen en maten. De robothanden maken gebruik van de ‘under-actuated technology’, waar de TU Delft al jaren onderzoek naar doet. Een robotgrijper bestaat uit drie vingers, twee aan de ene kant en één aan de andere kant. De vingers hebben een topje
dat zich om het product heen vouwt. De robothand is heel flexibel, want alle vingers kunnen roteren en alle topjes kunnen bewegen. Op die manier kunnen verschillende soorten en maten groente
verwerkt worden. Toch zit er maar één motor in, de actuator. Een differentieel zorgt ervoor dat de grijpkracht van die motor evenredig over de vingers wordt verdeeld. Zo beschadigen
de producten niet. En dat is heel belangrijk bij de verwerking van bijvoorbeeld paprika, aubergine of witlof.
Geen transport van lucht meer met vouwcontainer van HCI Leeg of vol nemen zeecontainers evenveel ruimte in, maar waarom zou je betalen voor het vervoeren en opslaan van lucht? Van Delftse
technostarter Holland Container Innovations hoeft dat niet meer. Zij zetten de opvouwbare container in de markt: die neemt ingeklapt nog
37 | Highlights 2010
maar 25% van de ruimte in. Dat betekent een flinke kostenbesparing voor rederijen. Ook het milieu vaart er wel bij – minder uitstoot van CO 2 – en
bij vervoer over de weg nemen de files af. Het idee voor de opvouwcontainer lag eigenlijk al jaren op de plank. In het vak ‘Turning technology into business’ kwamen Peter Brouwer, Wouter Moorlag, Gunawan Kusuma en Simon Bosschieter het oude patent tegen en zagen er direct brood in. Met enkele aanpassingen aan het originele ontwerp kan de container nu in een minuut worden ingeklapt. Het succes bleef niet onopgemerkt. De jonge ondernemers drongen door tot de finale van de Postcode Lottery Green Challenge. Ook stonden ze zeventiende in de MKB Innovatie Top 100.
Valorisatie
Voorzichtige robothanden kneuzen geen paprika
Feiten en cijfers Aantal studenten
Medewerkers
Output
Totaal studenten
Aantal medewerkers
Dissertaties
17.031
4.595
333
Waarvan uit het buitenland
Wetenschappelijk personeel
Wetenschappelijke publicaties
2.576
2.594
6.486
Instroom bachelor
waarvan hoogleraren
Vakpublicaties
2.668
222
754
Instroom master
Ondersteunend personeel
Masterdiploma’s 2009
912
1.904
1.901 Bachelordiploma’s 2009
1.360
38 | Highlights 2010
Organisatie
2010 Ranking
Valorisatie
De TU Delft staat op plaats
Aantal Technostarters 2010
18
17
van de World’s Top in technology (QS)
Aantal STW Valorisation Grants 2010
Universiteiten
14 Aantal ERC Grants 2010
3
39 | Highlights 2010
Prijzenkast Van aanmoedigingsprijzen tot achievement awards - ook in 2010 vielen
studenten en wetenschappers van de TU Delft weer volop in de prijzen. Een selectie.
Koper uit afval is goudmijntje voor Elemetal
IcySolutions ijskoud de beste startende onderneming
Allemaal in the mood op het festivalterrein
Elemetal BV won de ASN Bank Wereldprijs van euro 20.000 voor een “bijzonder project dat een bijdrage levert aan de duurzaamheid van de samenleving”.
Technostarter IcySolutions krijgt Baby Tycoon Award voor startende ondernemers in Haaglanden
Met hun mood-app wonnen drie masterstudenten de prijs voor Nederland in de European Satellite Navigation Competition georganiseerd door de Kennisalliantie Delft.
Koper wordt schaars, en dus waardevol. Technostarter Elemetal BV haalt het terug uit huisvuilas, want daarin zit vaak meer koper dan in kopererts. Elemetal heeft wereldwijd patent op het scheikundige proces om metalen te winnen uit de as. Dat doen ze met een mobiele installatie op locatie bij de afvalverwerker. De winst op de verkoop van het koper wordt vervolgens gedeeld. Een potentiële goudmijn, want de gemiddelde afvalverbrander dumpt jaarlijks voor 2 miljoen euro aan koper. Bovendien komt het koper zo niet meer als vervuiling in de bodem terecht. Op termijn willen jonge ondernemers Silvan Thus en Bert-Jan Kuipers alle metalen uit huisvuilas halen. Dan kan die as vervolgens ook hergebruikt, bijvoorbeeld voor hoogwaardige bouwmaterialen. Upcycling op zijn best. Elemetal is gevestigd in YES!Delft, het centrum voor startende ondernemers van de TU Delft.
IJsbaden zijn ideaal voor spierherstel na intensieve sportprestaties. Maar tot voor kort duurde het uren om zo’n bad op de juiste temperatuur te krijgen. Daarom bedachten alumni Tarek Ghobar en Hicham Shatou de IcyDip, een methode om een ijsbad pijlsnel koud te krijgen. De volgende stap was het IcyBath: een opvouwbaar ijsbad dat met sporters mee kan reizen naar wedstrijden. Atleten hoeven nu niet langer in een klikobak met water en ijsklontjes te klimmen. Het IcyBath is inklapbaar, lichtgewicht en heeft een geïntegreerde trap en zitje. Zo wordt afzien in een ijsbad in ieder geval veilig en comfortabel. IcySolutions bereikte snel de aansluiting bij de wereldtop. Het IcyBath vierde al triomfen op de Vancouver Winter Olympic Games 2010 en bij de Tour de France. Bovendien kregen de innovatieve jonge ondernemers er de Baby Tycoon Award voor, een aanmoedigingsprijs voor startende ondernemers in de regio Haaglanden.
40 | Highlights 2010
De mood-app is een nieuwe gadget voor op festivals. Zoek je iemand om mee te dansen of juist om mee te praten? Toets het in op je smartphone en de pijl wijst je de weg naar festivalgangers in dezelfde stemming. Tegelijk licht het speciale polsbandje op, zodat iedereen kan zien in wat voor mood jij bent. Ook de organisatie, die daar weer op in kan spelen. Door de muziek harder te zetten bijvoorbeeld. Ferdi de Bruijn, Teun Hoevenaars en Jon Reijneveld kregen hun idee voor de festivalapplicatie heel toepasselijk in de kroeg. Met de prijs van de ESNCcompetitie kunnen ze aan het werk om het concept verder te ontwikkelen en op de markt te brengen. ReMood krijgt namelijk in totaal ruim 10.000 euro aan professionele hulp van de Nederlandse ruimtevaartorganisatie NSO, advocatenkantoor De Clercq en automatiseerder Logica.
Organisatie
ERC Advanced Grants voor twee hoogleraren
RAI Mobiliteitsprijs alweer naar TU Delft
Ontwerper viert triomfen met trainingszwaard
Twee Delftse hoogleraren ontvangen ieder een prestigieuze Advanced Investigator Grant, een persoonlijke subsidie van de European Research Council voor wetenschappers die een baanbrekend en ambitieus onderzoeksvoorstel insturen.
De masterspecialisatie Advanced Automotive Design ontving de RAI Mobiliteitsprijs. Dat was de tweede keer op rij voor de TU Delft. Op naar een hattrick in 2011?
Maarten Kamphuis wint Nationale Sport Innovatie Prijs met zijn trainingszwaard en is ook beste afstudeerder.
Professor Henny Zandbergen krijgt 2,5 miljoen euro voor zijn onderzoek naar verbeterde microscopische technieken. Met High-Resolution Transmission Electron Microscopy (HRTEM) kunnen structuren tot op atomair niveau in beeld worden gebracht. Met de verbeterde techniek kunnen onderzoekers tegelijkertijd fysische metingen doen aan wat ze zichtbaar maken. Zo wordt de elektronenmicroscoop een soort nanolaboratorium. Professor Andrzej Stankiewicz krijgt 2,3 miljoen euro voor zijn onderzoek naar het op moleculair niveau verbeteren van chemische reactoren. Chemische reacties in de huidige generatie reactoren zijn niet erg energie-efficiënt en veroorzaken onnodig afval. Professor Stankiewicz wil dat verbeteren door complete controle te krijgen over chemische reacties op moleculair niveau. Snookeren met moleculen, noemt hij het zelf.
Alumni van de masterspecialisatie Advanced Automotive Design timmeren internationaal flink aan de weg, onder meer als ontwerpers bij ‘s werelds grote automerken. Nu is er ook nationaal erkenning voor de opleiding in de vorm van het “Gouden RAI Wiel ” dat hoort bij de RAI Mobiliteitsprijs 2010. Minister van Financiën Jan Kees de Jager reikte de prijs uit tijdens het jaarlijkse Mobiliteitsdiner in het Mauritshuis. Het was het tweede jaar op rij dat de TU Delft het RAI-wiel binnenhaalde. In 2009 werd het uitgereikt aan Wubbo Ockels voor zijn inspanningen op het gebied van verduurzaming van mobiliteit. Wat is nou het geheim van de Delftse opleiding Advanced Automotive Design? Het hele productontwikkelingsproces komt aan bod, van ontwerp tot en met de introductie in de markt. Die combinatie van een solide technische basis met een passie voor design maakt de Delftse ontwerpers over de hele wereld geliefd.
41 | Highlights 2010
Middeleeuws Europees zwaardvechten is na vijfhonderd jaar weer helemaal terug, nu als vechtsport. Maar authentieke stalen zwaarden zijn gevaarlijk. Het alternatief, vechten met zwaarden van hout of kunststof, is net zoiets als golfen met een tennisracket: dat werkt niet. Student Industrieel Ontwerpen Maarten Kamphuis ontwierp als afstudeerproject een stalen zwaard met rubber randen en een blad dat tien centimeter in het handvat schuift bij een steek. Realistisch en toch veilig. Dat vond ook de jury van de Nationale Sport Innovatie Prijs, die Maarten de prijs van 5000 euro plus professionele ondersteuning toekende. Daarmee kan hij zijn zwaard naar de markt brengen via zijn eigen bedrijf Mblades. Aan zijn ontwerp ging uitgebreid onderzoek vooraf: historische analyse, veldwerk, hogesnelheidsvideo, prototypebouw, testopstellingen, trekproeven en computerberekeningen. Die grondige aanpak leverde hem nog meer prijzen op: hij werd beste afstudeerder van het jaar bij de faculteit Industrieel Ontwerpen én van de hele TU Delft.
Ontwikk e op
de campus
Volop in beweging! Ook in 2010 is er volop gewerkt aan en om de TU Delft campus. De oude warmtekrachtcentrale werd gesloopt; de nieuwe moet straks gaan zorgen voor een flinke energiebesparing. De TU Delft en TNO bundelden hun krachten op het gebied van scheidingstechnologie voor de procesindustrie. TNO trok in een nieuw pand aan de Leeghwaterstraat, dat met een luchtbrug van zeven meter verbonden is met het gebouw van TU Delft Process & Energy. Om iedereen zijn weg goed te laten vinden kwam er nieuwe, kleurrijke bewegwijzering over de hele campus. In het project Proeftuin Mekelpark verrezen drie staaltjes van ingenieurskunst: de EnergyPlant, de Galileo-thermometer en de Graslokbank.
43 | Highlights 2010
Organisatie
elingen
Colofon Productie: TU Delft, afdeling Marketing & Communicatie Tekst: Agaath Diemel (Corporate Communicatie, TU Delft) Ontwerp en opmaak: Saskia de Been (Media Solutions, TU Delft) Fotografie: Merlijn Doomernik (4), Danielle Brinkhuis (6 onder, 30 boven, 43 boven), Guus Schoonewille (6 boven), Cees Dekker (7 boven), Leen Vlasblom (7 onder), Michel van Baal (8 boven), Marcel Krijger (9, 10, 12, 15, 17, 18, 20, 23, 25, 26, 39), Kevin Thomassen (29 onder), Gert-Jan van Leeuwen (29 boven), Justin Knight (30 onder), Jelmer Vellema (31 boven), Sjoerd Dijkstra (31 onder), Sam Rentmeester/FMAX (32, 34), Annelies te Selle (35 onder), Nick van de Giesen (36 onder), Tomas de Boer (37 boven), Ernst Bode (37 onder), Frank Wijman (42, 43 onder) Drukwerk: Edauw en Johannissen Digitalisering: Publitas © 2011, TU Delft Deze Highlights verschijnt in digitale versie. De jaarverslagen van de TU Delft vindt u op de website: www.tudelft.nl
Marketing & Communicatie Prometheusplein 1 2628 ZC Delft Postbus 139 2600 AC Delft T +31 (0)15 27 89111 F +31 (0)15 27 81855 E
[email protected] www.tudelft.nl