Bijlage 1 behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN* BESTUURLIJKE BOETE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998
• deel 1
tarieven Arbowet 1998
• deel 2
tarieven Arbobesluit
• deel 3
tarieven Arboregeling
* Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de boetenormbedragen is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3, eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
65
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN DEEL 1 ARBOWET 1998 artikel
lid
3 1
beboetbare feiten
arbobeleid De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid en neemt daarbij, gelet op de stand van wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht: a) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd moet de werkgever de arbeid zodanig organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en gezondheid van de werknemer b) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten gevaren en risico’s voor de veiligheid en de gezondheid zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan worden voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, moeten daartoe andere doeltreffende maatregelen worden getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang dienen te hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, dienen doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking te worden gesteld c) de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud moeten zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers zijn aangepast d) ongevarieerde zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden moet zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd worden vermeden; indien dergelijke arbeid niet of onvoldoende kan worden vermeden, moet de werkgever deze door andersoortige arbeid of pauzes regelmatig afwisselen e) doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat, waarin direct gevaar voor de veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel in veiligheid kan stellen dan wel andere passende maatregelen kan nemen om te verzekeren dat de schade aan de gezondheid zoveel mogelijk beperkt wordt.
boete normbedrag
€
900
2
De werkgever draagt zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
€
270
3
De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan opgedane ervaringen en past maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.
€
270
€ €
135 135
De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie.
€
270
De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot het beschermen van werknemers tegen agressie en geweld.
€
270
4 1
2
aspecten van arbobeleid De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid een beleid met betrekking tot het ziekteverzuim van de werknemers. Onderdeel van dit beleid is in ieder geval: a) het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van ziekte van werknemers b) het begeleiden van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun werk te verrichten.
66
artikel
lid
5 1
beboetbare feiten
inventarisatie en evaluatie van risico's De werkgever legt in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor werknemers met zich mee brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.
boete normbedrag
1)
€
900
2
De risico-inventarisatie en -evaluatie bevat een lijst van arbeidsongevallen waarop de aard van het ongeval en de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan wordt geregistreerd.
€
225
3
Een plan van aanpak maakt deel uit van de risico-inventarisatie en evaluatie; een en ander overeenkomstig artikel 3.
€
225
In het plan van aanpak zijn ook de termijnen aangegeven waarbinnen maatregelen zullen worden genomen.
€
225
Over de uitvoering van het plan van aanpak wordt jaarlijks schriftelijk gerapporteerd.
€
225
4
De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of -omstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.
€
225
5
De werkgever zorgt dat iedere werknemer kennis kan nemen van de risicoinventarisatie en -evaluatie, met inbegrip van de lijst van arbeidsongevallen, bedoeld in het tweede lid.
€
45
6
Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene die de werknemers ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.
8
voorlichting en onderricht De werkgever dient de werknemer doeltreffend te informeren over de te verrichten werkzaamheden en daaraan verbonden risico's alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.
€
2)
450
€
270
Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd.
€
270
2
De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.
€
270
3
Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.
€
270
4
De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
€
900
1
67
artikel
lid
5
9 1
11
beboetbare feiten
Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze werknemers.
€
270
De werkgever bevordert zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd het leer- en vormingsproces van deze jeugdige werknemers
€
45
melding arbeidsongevallen Indien een werknemer een arbeidsongeval overkomt dat ernstig lichamelijk of geestelijk letsel of de dood tot gevolg heeft, doet de werkgever daarvan onverwijld mededeling aan de daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 Arbowet 1998 en rapporteert hierover zo spoedig mogelijk schriftelijk. Onder ernstig lichamelijk of geestelijk letsel wordt hier verstaan: schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn.
algemene verplichtingen van de werknemers De werknemer is verplicht om in verband met de arbeid de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen en naar vermogen zorg te dragen voor de eigen veiligheid en gezondheid en die van andere personen. Met name is hij verplicht om: a) arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken b) de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat de werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken c) de op arbeidsplaatsen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken; d) mee te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8 e) de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid en gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast f) de werkgever en de werknemers, andere personen en diensten bedoeld in artikel 14, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet.
14 1
boete normbedrag
deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming De werkgever laat zich ten aanzien van zijn verplichtingen bijstaan door een of meer deskundige werknemers al dan niet georganiseerd in een dienst dan wel door een of meer diensten bestaande uit andere deskundigen, dan wel door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen of diensten.
68
2)
€
4.500
€
225*
€
450
artikel
lid
beboetbare feiten
3
De werkgever moet zich voor de volgende taken laten bijstaan door de deskundige, waarbij in elk geval voor de taken a) t/m d) een gecertificeerde arbodienst bijstand moet verlenen: a) medewerking aan het opstellen, toetsen en adviseren van een ri&e (artikel 5), waaronder mede begrepen het toetsen ervan het adviseren daaromtrent b) bijstand bij begeleiding zieke werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten c) het uitvoeren van arbeidsgezondheidskundig onderzoek en eventuele aanstellingskeuringen d) het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur e) het adviseren en/of nauw samenwerken met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende werknemers inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op het arbeidsomstandighedenbeleid f) de uitvoering van de in onderdeel e) bedoelde maatregelen, dan wel de medewerking daaraan.
€
450
6
De werknemers, andere personen en diensten, bedoeld in artikel 14, eerste lid, werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen.
€
135
€
900
€
900
€
45
€
135
€
45
15 1
3
18
deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening De werkgever laat zich ten aanzien van verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e., bijstaan door één of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners. Bedrijfhulpverleners beschikken over en zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen. arbeidsgezondheidskundig onderzoek De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te ondergaan, dat erop gericht is de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich mee brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
19 1
2
verschillende werkgevers Indien in een bedrijf of inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, moeten zij onderling op doelmatige wijze samenwerken, teneinde naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren. Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij AMvB aangewezen categorie aanvangen, moeten de werkgevers ervoor zorgen dat schriftelijk is vastgelegd op welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend.
boete normbedrag
________________________ 1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli 2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten: • € 45 voor het onderdeel “Deze risico-inventarisatie en evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico’s voor bijzondere categorieën werknemers.” van artikel 5, eerste lid. • € 450 voor artikel 15, eerste lid.
2)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2002. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten: • € 45 voor artikel 5, zesde lid; • € 900 voor artikel 9, eerste lid. 69
1)
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN DEEL 2 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT artikel
lid
hoofdstuk 1 afdeling 8 1.36 1
2
1.37 1
2
1.38
afdeling 9 1.41
beboetbare feiten
boete normbedrag
definities en toepassingsgebied jeugdige werknemers nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, dan moet in de ri&e aandacht worden besteed aan: a) leeftijd jeugdige werknemer b) specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer c) de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats d) de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en fysische factoren e) de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen f) het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie daarvan g) het opleidingsniveau van jeugdige werknemers en de aan hen te geven voorlichting. Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, dan moet in de ri&e bijzondere aandacht worden besteed aan de niet-volledige lijst van agentia, procédés en werkzaamheden opgenomen in de bijlage van Richtlijn nummer 94/33/EEG. deskundig toezicht Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, moet op die arbeid adequaat deskundig toezicht worden uitgeoefend. De inhoud en mate van dit toezicht is afhankelijk van uit de ri&e gebleken gevaren. Indien uit de ri&e blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden verricht. arbeidsgezondheidskundig onderzoek Indien jeugdige werknemers blijkens de ri&e blootstaan aan specifieke gevaren worden zij in de gelegenheid gesteld tot het ondergaan van arbeidsgezondheidskundig onderzoek.
€
225
€
225
€
900
€ 1.350
€
45
€
225
zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie inventarisatie en evaluatie Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer, of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de ri&e in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage 1 van de Richtlijn nr. 92/85/EEG.
70
artikel
lid
1.42 1
organisatie van de arbeid De werkgever organiseert de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.
boete normbedrag
€
450
2
Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door tijdelijke aanpassing van de arbeid of arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werknemer, en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.
€
450
3
Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven.
€
450
4
Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid.
€
450
€
45
€
450
€
225*
afdeling 10 1.44
1.45
1.46
hoofdstuk 2 afdeling 4 2.17
beboetbare feiten
thuiswerkers beschikbaarheid van gegevens Van de thuiswerkers zijn gegevens beschikbaar omtrent naam, adres, woonplaats, verrichte werkzaamheden en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt. voorraad Het is niet toestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan strikt noodzakelijk is. melding ongevallen Indien aan een thuiswerker in het verband met het verrichten van arbeid een ongeval (artikel 9 Arbowet 1998) overkomt, wordt door de thuiswerker hiervan onverwijld mededeling gedaan aan de thuiswerkgever. arbozorg en organisatie van de arbeid bedrijfshulpverlening maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening Bij de organisatie van de bedrijfshulpverlening wordt ten minste rekening gehouden met volgende factoren: a) de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf of de inrichting b) de in het bedrijf of de inrichting aanwezige gevaren en de hiervoor maatgevend geachte brandscenario’s, bij de bepaling waarvan rekening is gehouden met eventueel door de overheid van toepassing verklaarde uitgangspunten voor beveiliging tegen brand c) het redelijkerwijs te verwachten aantal werknemers en andere personen, alsmede tijdstippen waarop zij aanwezig (plegen te) zijn d) het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij ongeval of brand niet zelfstandig in veiligheid kan brengen e) de opkomsttijd en mogelijkheden van brandweer en andere hulpverleningsorganisaties
71
€ €
45 45
€
45
€
45
€
45
artikel
lid
beboetbare feiten
f) de aanwezigheid van een infrastructuur op het gebied van arbeidsomstandigheden g) de mogelijkheid om met andere arbeidsorganisaties samen te werken h) de inschakeling van externe deskundigen. 2.18 1
€
45
€ €
45 45
€
135
2
De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat na aankomst van hulpverleningsorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan.
€
135
3
Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de bedrijfshulpleningstaken te vervullen.
€
270
4
Indien de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving kunnen worden bedreigd, worden door betrokken werkgevers op gebied van bedrijfshulpverlening zodanige organisatorische maatregelen genomen dat de betrokken bedrijfshulpverleners bij ongeval of brand over en weer bijstand kunnen verlenen.
€
135
€
450
2.19 1
aantal bedrijfshulpverleners Het aantal bedrijfshulpverleners is zodanig dat onder alle omstandigheden de vervulling van de taken op gebied van bedrijfshulpverlening gewaarborgd is.
2
Onverminderd het gestelde in artikel 2.19, eerste lid, is in een bedrijf of inrichting waar ten hoogste 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers aanwezig. Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te kunnen stellen.
€
450
3
Indien meer dan 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, zijn ten minste 5 bedrijfshulpverleners aanwezig. Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te kunnen stellen.
€
450
4
Bij gezamenlijke bedrijfshulpverlening door werkgevers, worden afspraken schriftelijk vastgelegd.
€
135
veiligheidsinstructies Ten behoeve van de werknemers zijn voldoende biljetten opgehangen waarop op eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen bij brand of ongeval.
€
135
deskundigheidsvereisten De bedrijfshulpverleners zijn zodanig opgeleid dat de bedrijfshulpverlening is gewaarborgd.
€
900
oefening Voor bedrijfshulpverlening worden herhalingscursussen en oefeningen of andere activiteiten georganiseerd waaraan bedrijfshulpverleners deelnemen.
€
135*
2.20
2.21 1
2.22
operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat binnen enkele minuten na ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken op adequate wijze kunnen worden vervuld.
boete normbedrag
72
artikel
lid
afdeling 5 2.26 1
2
2.27 1
3
2.28
2.29
2.30
beboetbare feiten
bouwplaatsen kennisgeving De toezichthouder moet voor de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte worden gesteld van een voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien: a) de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30 werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers arbeid gaan verrichten b) met de totstandbrenging van een bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen zijn gemoeid.
boete normbedrag
€
900
De kennisgeving wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht.
€
45
Indien in de vermelde gegevens veranderingen optreden, wordt de kennisgeving gewijzigd.
€
45
€
900
€
450
€
900
€
900
€
900
veiligheids- en gezondheidsplan Ten aanzien van een bouwwerk wordt een veiligheids- en gezondheidsplan opgesteld. Indien veranderingen gedurende ontwerp- of uitvoeringsfase optreden, wordt het plan dienovereenkomstig gewijzigd. aanstelling coördinator voor de ontwerpfase Ten behoeve van een bouwplaats waar twee of meer werkgevers of een werkgever en een of meer zelfstandig werkenden, dan wel twee of meer zelfstandig werkenden arbeid doen of gaan verrichten in verband met de totstandbrenging van een bouwwerk, worden een of meer coördinatoren aangesteld. algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk In de studie-, de ontwerp- en de uitwerkingsfase van het ontwerp van een bouwwerk worden bij de bouwkundige, technische of organisatorische keuzen in verband met de planning van de verschillende onderdelen van het bouwwerk of de fasen waarin het bouwwerk of de onderdelen daarvan tot stand worden gebracht, alsmede bij de raming van de duur van deze onderdelen of fasen, de artikelen 3, 5, eerste, met uitzondering van de derde volzin en tweede lid, en 8 Arbowet 1998 in acht genomen. Voor zover van toepassing wordt daarbij tevens rekening gehouden met veiligheids- en gezondheidsplannen als bedoeld in artikel 2.27, die gedurende de ontwerpfase met betrekking tot verschillende onderdelen van het bouwwerk of de fasen waarin het bouwwerk of de onderdelen daarvan tot stand worden gebracht, zijn of worden opgesteld en met dossiers als bedoeld in artikel 2.30,onder c alsmede met de wijzigingen daarvan op grond van artikel 2.34 onder g. coördinatietaken gedurende de ontwerpfase De coördinator in de ontwerpfase heeft tot taak om: a) de uitvoering van artikel 2.29 te coördineren b) te zorgen voor opstelling veiligheids- en gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.27 c) het samenstellen van een dossier waarin de voor de veiligheid en gezondheid van werknemers van belang zijnde bouwkundige en technische kenmerken betreffende de inrichting of outillage van het bouwwerk zijn beschreven waarmee bij het verrichten van mogelijke latere werkzaamheden aan het bouwwerk rekening moet worden gehouden, dat is bestemd voor de eigenaar of beheerder van het bouwwerk dan wel degene die kan beslissen over de uitvoering van bedoelde werkzaamheden.
73
1)
1)
1)
1)
artikel
lid
2.31
beboetbare feiten
Verplichtingen opdrachtgever Overeenkomstig het bij of krachtens paragraaf 2 Arbobesluit “Algemene verplichtingen inzake bouwplaatsen en verplichtingen in verband met het ontwerp van een bouwwerk” bepaalde: a. zorgt de opdrachtgever ervoor dat de bij of krachtens de artikelen 2.26 tot en met 2.29 gestelde voorschriften worden nageleefd; b. neemt de opdrachtgever zodanige maatregelen en richt hij de werkzaamheden zodanig in dat: 1°. door de coördinator voor de ontwerpfase de taken worden uitgeoefend, bedoeld in artikel 2.30; 2°. de coördinator voor de ontwerpfase zijn taken naar behoren kan vervullen; c. zorgt de opdrachtgever ervoor dat het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.27, deel uitmaakt van het bestek betreffende het bouwwerk.
2.32 1
2
Verplichtingen ontwerpende partij Ten aanzien van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij ervoor dat wordt voldaan aan artikel 2.31 Arbobesluit. Indien twee of meer ontwerpende partijen zich ieder afzonderlijk jegens de opdrachtgever-consument hebben verbonden om een deel van het ontwerp van een bouwwerk tot stand te brengen, wordt in een schriftelijke overeenkomst tussen deze partijen vastgelegd door wie aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 2.31 Arbobesluit, wordt voldaan. aanstelling coördinator voor de uitvoeringsfase Ten behoeve van een bouwplaats waar twee of meer werkgevers, dan wel een werkgever en een of meer zelfstandig werkenden, dan wel twee of meer zelfstandig werkenden arbeid gaan of doen verrichten, worden een of meer coördinatoren voor de uitvoeringsfase aangesteld.
2.33
2.34
coördinatietaken gedurende de uitvoeringsfase De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft tot taak om: a) de door werkgevers, of zelfstandig werkenden op grond van de artikelen 2.38 en 2.39 te nemen maatregelen te coördineren opdat dezen de betreffende maatregelen op samenhangende wijze toepassen b) de samenwerking tussen werkgevers te organiseren of te coördineren als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder f, en daarbij zelfstandig werkenden te betrekken c) het in artikel 2.27, eerste lid, onder f, bedoelde toezicht te coördineren d) de voorlichting van werknemers op de bouwplaats te coördineren e) de nodige maatregelen te nemen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden f) ervoor te zorgen dat de gegevens, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder b, d, f en g, voor zover nodig, in het veiligheids- en gezondheidsplan worden vermeld. g) ervoor te zorgen dat het veiligheids- en gezondheidsplan worden aangepast indien de voortgang van het bouwwerk of de onderdelen daarvan daartoe aanleiding geven h) zo nodig aanwijzingen te geven indien werkgevers of zelfstandig werkenden naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze uitvoering geven aan hun verplichtingen.
2.35 1
verplichtingen opdrachtgever De opdrachtgever zorgt ervoor dat de verplichtingen tot aanstelling van een coördinator voor de uitvoeringsfase en met betrekking tot de coördinatietaken gedurende de uitvoeringsfase in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij zijn vastgelegd.
74
boete normbedrag
beboeting via betr. artikelen 1) € 900
€
2)
900
beboeting via artikel 2.31 2)
€
900
€
900
€
900
€
900
1)
1)
1)
artikel
lid
beboetbare feiten
2
Indien twee of meer partijen zich ieder afzonderlijk jegens de opdrachtgever schriftelijk hebben verbonden om een deel van het bouwwerk tot stand te brengen zorgt de opdrachtgever ervoor dat de verplichtingen met betrekking tot de aanstelling van de coördinator voor de uitvoeringsfase en de coördinatietaken gedurende de uitvoeringsfase zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met een van die uitvoerende partijen.
2.36 1
2
2.37 1
2
2.38 1
verplichtingen ontwerpende partij De ontwerpende partij zorgt ervoor dat ten aanzien van een opdrachtgeverconsument wordt voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.35. Indien twee of meer ontwerpende partijen zich ieder afzonderlijk jegens opdrachtgever consument hebben verbonden om deel van het ontwerp van een bouwwerk tot stand te brengen: in schriftelijke overeenkomst tussen deze partijen vastleggen wie aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.35 voldoet.
boete normbedrag €
1)
900
beboeting via 1) artikel 2.35 beboeting via 1) artikel 2.35
verplichtingen uitvoerende partij Overeenkomstig de artikelen 2.33 en 2.34: beboeting via a. zorgt de uitvoerende partij ervoor dat een coördinator voor de uitvoeringsfase betr. artikelen wordt aangesteld; 2) € 900 b. neemt de uitvoerende partij zodanige maatregelen en richt hij de werkzaamheden zodanig in dat: 1°. door de coördinator voor de uitvoeringsfase de taken worden uitgeoefend, bedoeld in artikel 2.34; 2°. de coördinator voor de uitvoeringsfase zijn taken naar behoren kan vervullen. De uitvoerende partij zorgt ervoor dat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de samenwerking en het overleg tussen werkgevers en werknemers op de bouwplaats op passende wijze wordt gecoördineerd. verplichtingen werkgever Bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de artikelen. 3, 5, 8 en 19, eerste lid, van de Arbowet 1998 neemt werkgever die met betrekking tot de totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten doeltreffende maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers op de bouwplaats. Deze maatregelen hebben met name betrekking op: a) het in goede orde en met voldoende bescherming van de veiligheid en gezondheid in stand houden van de bouwplaats b) de veilige plaatsing van de verschillende werkplekken op de bouwplaats, rekening houdend met toegangsmogelijkheden tot die bouwplaats en verbindingswegen daarop c) het interne transport van de verschillende materialen op de bouwplaats d) het onderhoud, de controle voor inbedrijfstelling en de periodieke controle van installaties en toestellen, teneinde gebreken te voorkomen die de veiligheid en gezondheid van werknemers in gevaar kunnen brengen e) de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag van verschillende materialen, met name in geval van gevaarlijke materialen of stoffen f) de voorzieningen voor de verwijdering van gebruikte gevaarlijke materialen g) de opslag en de verwijdering of de afvoer van afval en puin h) de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de uit te voeren werkzaamheden met betrekking tot de totstandbrenging van het bouwwerk of de fasen waarin werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de ontwikkeling met betrekking tot de voortgang van het bouwwerk op de bouwplaats i) de samenwerking met andere werkgevers of zelfstandig werkenden op de bouwplaats de wisselwerking met exploitatiewerkzaamheden op of in de nabijheid van de bouwplaats.
75
1)
€
900
€
900
€
450
€ €
450 900
€
270
€ € €
450 270 270
€
675
€
675
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
3
De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.27 voorzover en op de wijze als daarin ten aanzien van de door hem te verrichten of te doen verrichten werkzaamheden is bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator voor de uitvoeringsfase.
€ 1.350
afdeling 6
winningsindustrieën in dagbouw
2.41 1
verplichtingen van de werkgever Indien bemande arbeidsplaatsen in de winningsindustrie in gebruik zijn, wordt toezicht uitgeoefend door een verantwoordelijke persoon.
€
900
2
Werkzaamheden waaraan een bijzonder gevaar is verbonden, worden uitsluitend opgedragen aan vakbekwaam personeel met voldoende ervaring en uitgevoerd overeenkomstig de verstrekte instructies.
€
900
3
Op arbeidsplaatsen in de winningsindustrie worden met regelmatige tussenpozen veiligheidsoefeningen gehouden.
€
135
4
Situaties die een ernstig gevaar vormen, worden onverwijld gemeld aan de toezichthouder.
€
900
5
Opdat in geval van nood onmiddellijk hulp-, vlucht-, evacuatie- en reddingsmaatregelen genomen kunnen worden, worden in aanvulling op de bedrijfshulpverlening de nodige alarm- of andere communicatiesystemen ter beschikking gesteld.
€
270
6
Indien op een arbeidsplaats in de winningsindustrie slechts een werknemer aanwezig is, beschikt deze over telecommunicatiemiddelen om zich met anderen in verbinding te kunnen stellen.
€
135
€
900
2.42 2
samenwerking, veiligheids- en gezondheidsplan Voor de aanvang van het werk moet een veiligheids- en gezondheidsplan worden opgesteld.
1)
3
In aanvulling op het tweede lid, onder c, coördineert de op de arbeidsplaats verantwoordelijke werkgever de uitvoering van alle veiligheids- en gezondheidsmaatregelen en geeft daarbij in het veiligheids- en gezondheidsplan het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie aan.
€
900
4
Het veiligheids- en gezondheidsplan wordt bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats in de winningsindustrie herzien.
€
450
5
De werkzaamheden worden overeenkomstig het veiligheids- en gezondheidsplan uitgevoerd.
€
900
€
45
afdeling 7
1)
nachtarbeid
2.43 2
arbeidsgezondheidskundig onderzoek Iedere werknemer die voor de eerste keer arbeid in nachtdienst gaat verrichten wordt, in aanvulling op artikel 18 van de Arbowet 1998, in de gelegenheid gesteld om voor de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
76
artikel
lid
hoofdstuk 3 afdeling 1 3.2 1
beboetbare feiten
boete normbedrag
inrichting arbeidplaatsen algemene voorschriften algemene vereisten Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden.
€
900
2
Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat functioneren.
€
900
3
Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of gezondheid kunnen beïnvloeden, worden zo spoedig mogelijk hersteld.
€
900
3.3 1
2
3.4 1
stabiliteit en stevigheid Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen. De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid opleveren, door instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. elektrische installaties Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd.
€ 1.350
€ 1.350
€ 1.350
2
In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.
€ 1.350
3
Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik van de elektrische installatie.
€
3.5 1
elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd.
45
€
900*
900*
2
Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte benadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegd persoon.
€
3
Werkzaamheden aan of in nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningsloos is.
€ 1.350*
77
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
4
In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemers tevens doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die werkzaamheden te waarborgen.
€ 1.350*
7
Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien: a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven; b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigingsen arbeidsmiddelen, en c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan.
€ 1.350*
3.6 1
2
3.7
vluchtwegen en nooduitgangen Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het voor werknemer mogelijk te maken, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor veiligheid en gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.
€ 1.350
€ 1.350
1
veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels.
€ 1.350
2
Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend.
€ 1.350
3
Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.
€
270
4
Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt.
€
270
5
Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.
€
270
6
Vluchtwegen, deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen, alsmede nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.
€
270
€
450
3.8 1
brandmelding en brandbestrijding In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening (afdeling 4, hoofdstuk 2, Arbobesluit) zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de te verrichten arbeid en de gevaren en het maximaal aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.
2
Indien nodig moeten, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig zijn.
€
450
3
Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen.
€
270
78
artikel
lid
beboetbare feiten
4
Niet automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van signalering die voldoet aan artikel 8.4. Signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht. noodverlichting Arbeidsplaatsen waar werknemers bij uitvallen van kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken werknemers over individuele verlichting.
3.9
redden van drenkelingen Op arbeidsplaatsen waar gevaar bestaat voor verdrinking wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op goed zichtbare plaats beschikbaar.
3.10
3.11 1
vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.
boete normbedrag €
270
€
675
€ 1.350
€
270
2
Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen. is zodanig dat deze te behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden schoongemaakt en onderhouden.
€
135
3
Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met aard van werkzaamheden en te leveren fysieke belasting voldoende thermisch geïsoleerd.
€
135
4
Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn voor zover mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats: duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet gewond kunnen raken.
€
270
€
270
€
270
€
270
3.12 1
2 3.13 1
ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en gesloten kunnen worden, a) kan dit op veilige wijze geschieden, b) kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden, en c) leveren zij in geopende stand geen gevaar op. Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt. deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op de aard en het gebruik van de arbeidsplaats.
2
Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht.
€
270
3
Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.
€
270
4
Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of licht doorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond raken.
€
270
5
Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.
€
450
79
artikel
lid
beboetbare feiten
6
Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar opleveren. Ze zijn uitgerust met makkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen dat werknemers gewond raken.
€
450
7
Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch opengaan.
€
450
8
In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn bestemd, bevinden zich - tenzij veilig voor voetgangers - afzonderlijke doorgangen voor voetgangers.
€
270
9
De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar en vrij van obstakels.
€
270
€
450
3.14 1
verbindingswegen De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.
boete normbedrag
2
Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen arbeid verrichten, gevaar lopen.
€
450
3
De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht.
€
450
4
Indien op verbindingswegen - voorzover het niet op de openbare weg betreft voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels vastgesteld.
€
450
5
In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter bescherming van de voetgangers genomen.
€
450
6
De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats.
€
450
7
Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de verbindingswegen duidelijk afgebakend.
€
450
€
270
€
450
3.15 1
2
3.16 1
markering gevaarlijke plaatsen De plaatsen waar valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt of waar obstakels niet verwijderd kunnen worden, een gevaar voor de veiligheid vormen bij verplaatsing van voertuigen of personen worden duidelijk gemarkeerd door signalen die voldoen aan artikel 8.4. Alleen werknemers, die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten. voorkomen valgevaar Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat: • is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht, of • is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
80
1)
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
3
Indien de voorzieningen ter voorkoming van valgevaar niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, • zijn voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht, of • worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt, of • worden andere technische middelen toegepast, die eenzelfde mate van beveiliging geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorkeur boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
€ 2.250
3.17
voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen Het gevaar te worden getroffen door ongewild in beweging komen of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen, of indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt. Maatregelen op collectief niveau hebben de voorkeur boven maatregelen op individueel niveau.
3.18 1
specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen, waaronder gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen.
1)
1)
€ 2.250
€ 1.350
2
Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van te vervoeren ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang.
€
270
3
Laadplatforms met lengte van meer dan 50 meter hebben aan beide zijden een uitgang, tenzij dat technisch niet mogelijk is.
€
270
€
270
3.19 1
afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats Afmetingen en luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten.
2
Afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.
€
270
3
Indien in verband met de aard van de arbeid niet over voldoende bewegingsruimte kan worden beschikt, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met voldoende bewegingsvrijheid voor betrokken werknemers beschikbaar.
€
270
€
270
€
270
3.20 1
2
ontspanningsruimten In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. De ruimte waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen, is daartoe geschikt en afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen. In ontspanningsruimte zijn voldoende maatregelen genomen ter bescherming van niet-rokers tegen hinder van tabaksrook.
81
artikel
lid
3.21
beboetbare feiten
nachtverblijven Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte tussen het einde en begin van dagelijkse arbeidstijd in bedrijf plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting is een nachtverblijf beschikbaar. Een nachtverblijf is adequaat ingericht. Een nachtverblijf is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.
boete normbedrag
€
270
€
135
Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden kleedruimten beschikbaar. Deze ruimten zijn zoveel mogelijk in de nabijheid van de open of besloten ruimten waar de arbeid pleegt te worden verricht.
€
270
Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd.
€
135
3
In de kleedruimten kan kleding die werknemers tijdens arbeid niet dragen op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.
€
135
4
Indien omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar op doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.
€
135
€
135
3.22 1 2
3.23 1
kleedruimten Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen.
wasgelegenheden en douche ruimten Indien werknemers blootstaan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende aantal wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden. De wasbakken beschikken over koud, en zo nodig over warm stromend water.
2
Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig. De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen gescheiden. De douches beschikken over warm en koud stromend water.
€
270
3
Indien douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar.
€
135
€
270
3.24 1
toiletten, urinoirs en wasbakken In een bedrijf of inrichting waar werknemers werkzaam plegen te zijn, is voor de werknemers ten minste één toilet beschikbaar.
2
In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam plegen te zijn is voor iedere 15 of minder werknemers van hetzelfde geslacht ten minste één toilet aanwezig. Voor mannen mag voor een deel met urinoirs worden volstaan mits er ten minste één toilet voor iedere 25 of minder mannen aanwezig is.
€
270
3
De toiletten en urinoirs zijn doelmatig ingericht en goed geventileerd.
€
135
De toiletten en urinoirs bevinden zich in de nabijheid van de ruimten waar de werknemers hun werkzaamheden verrichten.
€
135
82
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
4
In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam plegen te zijn, zijn de toiletten naar seksen gescheiden.
€
270
5
In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten en urinoirs zich bevinden zijn voldoende wasbakken aanwezig. De wasbakken zijn doelmatig geplaatst. De wasbakken beschikken over stromend water.
€
270
€
270
3.25 1
eerstehulpposten Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn in aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig.
2
In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig.
€
135
3
In de eerstehulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht.
€
135
4
De eerstehulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerstehulpuitrusting.
€
135
5
De eerstehulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar.
€
135
6
De eerstehulpposten en de eerstehulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die aan artikel 8.4 voldoet.
€
270
€ €
270 135
€
135
afdeling 2
aanvullende voorschriften bouwplaatsen
3.27 1 2
3
3.28 1
2
3.29 1
2
algemene vereisten Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend. Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank beschikbaar. Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden beschikbaar. stabiliteit en stevigheid Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan en met externe invloeden. Zo nodig zijn ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen aangebracht. De stabiliteit en stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante verandering van de hoogte of de diepte van de hiervoor bedoelde werkplekken, doeltreffend gecontroleerd. elektrische installaties en leidingen Elektrische installaties die voor aanvang van de werkzaamheden reeds op de bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk gekenmerkt. Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats om geleid of spanningsloos gemaakt. Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst.
83
1)
€ 2.250
€
900
€
900
€ 1.350
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
3
Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden beschermingen onder de leidingen aangebracht.
€ 1.350
4
Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd.
€
5
Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor de werknemers, verbonden aan beschadiging van ondergrondse leidingen en kabels, zoveel mogelijk te voorkomen.
€ 1.350
3.30 1
2
3.31 1
2
afdeling 3
bouwputten, tunnels, uitgravingen,en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter voorkoming van instorting of overstroming. Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving gehouden. Zo nodig wordt rond een uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst. metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab -elementen Metaal- en betonconstructies alsmede onderdelen daarvan, bekistingen, prefabelementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon. Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan.
900
€ 1.350
€ 1.350
€
900
€ 1.350
aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw
3.33 1
2
3.34 1
2
3.35 1
2 3
schriftelijke voorlichting Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de veiligheid en gezondheid van de werknemers, alsmede het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties. De instructies zijn op een goed toegankelijke plaats voor de werknemers beschikbaar. gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie In zones waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging, dan wel brand of explosie bestaat zijn overeenkomstig artikel 4.6 maatregelen genomen om dat gevaar te voorkomen. De in het eerste lid bedoelde maatregelen moeten zijn opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 2.42, tweede lid. reanimatie-apparatuur In aanvulling op de regelgeving terzake van de bedrijfshulpverlening (afdeling 4, hoofdstuk 2), zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestaat doelmatige reanimatieapparaten aanwezig. Op de arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn voldoende werknemers aanwezig die de reanimatieapparaten kunnen bedienen. De reanimatie apparaten worden doelmatig onderhouden en opgeslagen.
84
€
270
€
135
€ 2.250
€
225
€ 1.350
€ 1.350 €
270
artikel
lid
3.36
beperken en bestrijden van brand In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening worden maatregelen inzake beperking en bestrijden brand in het veiligheids- en gezondsheidsplan opgenomen.
225
€
450
€
450
a) een inwerpgeldkluis b) een optische of akoestische alarminstallatie, tenzij het benzinestation is voorzien van een alarminstallatie, welke langs telecommunicatieverbindingen zo nodig een alarmsignaal afgeeft bij een door de minister van justitie toegelaten alarmcentrale c) een verlichtingsinstallatie welke gedurende ten minste 15 min. na sluiting van het benzinestation dat benzinestation blijft verlichten.
€ €
450 450
€
450
2
Bij benzinestations waar een of meer benzinepompen worden bediend door aldaar werkzame persoon, is de toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation ten minste aan de binnenzijde afsluitbaar.
€
450
3
Bij benzinestations waar geen enkele benzinepomp wordt bediend door een aldaar werkzame persoon, is toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation voorzien van een op afstand bedienbaar elektrisch sluitingsmechanisme dat uitsluitend vanuit winkel kan worden bediend.
€
450
€
450
€
450
€
450
€
450
1
2
afdeling 4
voorkomen instabiliteit Telkens voor aanvang van werkzaamheden aan afgravings- of ontginningsfronten boven werkterreinen of verkeerswegen wordt nagegaan of er geen instabiele massa's of rotsblokken zijn. Losse steenblokken worden zo nodig verwijderd. Voor het ontstaan van instabiliteit bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt gewaakt. aanvullende voorschriften benzinestations
3.39 1
veiligheidseisen benzinestations Benzinestations, waarvan de winkel op werkdagen tussen 18.30 u en 06.00 u 's avonds, op zondag, op Nieuwjaarsdag, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op eerste Kerstdag, op tweede Kerstdag of op de dag, waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, geopend is, zijn voorzien van:
aanvullende veiligheidseisen voor benzinestations In aanvulling op artikel 3.39 gelden voor benzinestations, waarvan de winkel tussen 20.00 u en 06.00 u geopend is de volgende voorschriften: a) in de winkel is ten minste een camera aanwezig die is aangesloten op een recorder, welke al dan niet met tijdsintervallen camerabeelden opneemt b) het benzinestation is voorzien van een alarminstallatie, welke langs telecommunicatieverbindingen zo nodig een alarmsignaal afgeeft bij een door minister van Justitie toegelaten alarminstallatie c) de plaats in de winkel waar de kassa zich bevindt, is omgeven door kogelwerend glas d) op het sluitingstijdstip van het benzinestation zijn ten minste twee personen ter plaatse aanwezig.
afdeling 5
boete normbedrag
€
3.37
3.40
beboetbare feiten
bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers 85
artikel
lid
3.46
beboetbare feiten
deskundig toezicht (jeugdigen) Deskundig toezicht als bedoeld in artikel 1.37 is van toepassing op jeugdige werknemers die: a) arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat, of b) arbeid verrichten aan, met of in directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties.
3.48
rustruimten (zwangere werknemers) Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust. In een rustruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar.
hoofdstuk 4 afdeling 1 4.1
1
€ 1.350
€
270
€
450*
€
450
gevaarlijke stoffen en biologische agentia algemene voorschriften zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid Indien op de arbeidsplaats stoffen aanwezig zijn die gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers dan wel hinder voor deze kunnen opleveren, wordt grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijk en zindelijkheid in acht genomen.
4.2
boete normbedrag
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie Indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan stoffen die gevaar voor de veiligheid of de gezondheid dan wel hinder voor deze kunnen opleveren, worden in het kader van de ri&e: de aard, mate en duur van die blootstelling beoordeeld om de gevaren voor die werknemers te bepalen.
2
Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke stoffen werknemers kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan de stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.
€
450
3
Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld wat het blootstellingsniveau op de arbeidsplaats is. Voor het doeltreffend vaststellen van blootstellingsniveau wordt gebruik gemaakt van bestaande geschikte meetmethodes, tenzij dit niveau door middel van andere methodes doeltreffend kan worden bepaald.
€
450
4
Voor zover het blootstellingsniveau alleen doeltreffend kan worden vastgesteld door middel van metingen, wordt gebruik gemaakt van een voor het doel van de meting geschikte en genormaliseerde meetmethode. Bij ontbreken van een genormaliseerde meetmethode wordt meting uitgevoerd volgens een andere voor het doel geschikte meetmethode.
€
450
5
Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen worden ingedeeld in de categorie “voor de voortplanting vergiftig”, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen als bedoeld in Richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin R64 (“kan schadelijk zijn via de borstvoeding”) worden gekenmerkt overeenkomstig de criteria
€
225
86
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die stoffen in de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet 1998, tevens de volgende gegevens vermeld: a) de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd, of gebruikt, dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag b) het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen c) de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht d) de wijze waarop de onder "b)" bedoelde werknemers bij hun arbeid aan de stof worden of kunnen worden blootgesteld e) de maatregelen die zijn genomen ter naleving van artikel 4.9. 4.3 2
3
4.4 1
verpakking en etikettering Op de verpakking van een stof die krachtens Wet milieugevaarlijke stoffen bij de aflevering en bij het ter aflevering voorhanden hebben moeten worden geëtiketteerd, worden de aanduidingen van die stof bij of krachtens genoemde wet ten behoeve van de aflevering van die stof zijn voorgeschreven, opvallend en goed leesbaar vermeld, met uitzondering van de aanduidingen die betrekking hebben op de categorie “milieugevaarlijk”. Op de verpakking van een stof die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid kan opleveren, waarop artikel 34 van de Wet milieugevaarlijke stoffen niet op van toepassing is, worden opvallend en goed leesbaar vermeld de naam van de stof en een aanduiding van de aard van het gevaar of gevaren, verbonden aan die stof. voorkomen van ongewilde gebeurtenissen Indien stoffen aanwezig zijn, die vanwege de eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet zoveel mogelijk is vermeden.
€
270
€
270
€ 2.250
2
Bij het verrichten van arbeid met in het eerste lid genoemde stoffen, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
€ 2.250
3
Bij het verrichten van arbeid aan, dan wel verwijderen van reservoirs, installaties, verpakkingen of andere zaken waarin stoffen of restanten van die stoffen als in het eerste lid genoemd bevinden, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
€ 2.250
4
Voorts zijn zodanige voorzieningen getroffen dat in geval zich een ongewilde gebeurtenis, als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk tweede lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.
€ 1.350
5
Indien arbeid wordt verricht in ruimten waarin stoffen aanwezig zijn, die vanwege de eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mogen die stoffen in geen grotere hoeveelheden aanwezig zijn, dan voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is.
€
675
6
In ruimten waarin stoffen aanwezig zijn, die vanwege de eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mogen niet meer werknemers aanwezig zijn dan noodzakelijk.
€
675
87
artikel
lid
beboetbare feiten
7
Arbeid met of in aanwezigheid van stoffen, die vanwege de eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mag slechts door personen die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeren en op het gebied van die arbeid over zodanige basiskennis beschikken, dat zij in staat zijn de gevaren te onderkennen en te voorkomen.
4.5 3
4.6 3
bijzondere maatregelen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen Stoffen die op grond van Wet milieugevaarlijke stoffen voldoen aan de criteria voor indeling in een of meer van de categorieën. “zeer vergiftig”, “vergiftig” en “bijtend” bedoeld in artikel 34 van die wet, worden afgesloten bewaard zodat zij niet in handen van onbevoegden kunnen geraken. gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie Indien in een dergelijke ruimte direct gevaar ontstaat, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen zodat de werknemers, die deze ruimte hebben betreden, deze terstond kunnen verlaten. Indien dat niet mogelijk is en het toch noodzakelijk is om die ruimte te betreden, dan mag dat alleen indien arbeidsmiddelen worden gebruikt die het desbetreffende gevaar niet zelf kunnen veroorzaken, alsmede persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar worden gesteld en worden gebruikt. Zo nodig worden de werknemers die de ruimte moeten betreden permanent van buitenaf geobserveerd.
boete normbedrag
€
270*
€
675*
€ 2.250*
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
4.7 2
veiligheid aan, op of in tankschepen De werkzaamheden aan tankschepen, bestaande uit het schoonmaken, onderhouden, herstellen of verbouwen, het geheel of gedeeltelijk slopen, waarbij gevaar bestaat voor brand, explosie, vergiftiging, verstikking of bedwelming worden op veilige wijze verricht door of onder toezicht van een persoon die beschikt over voldoende deskundigheid.
€
900*
3
Bij ministeriële regeling worden werkzaamheden aangewezen, die uitsluitend mogen worden verricht, indien een gasdeskundige vooraf de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft beoordeeld en een verklaring heeft afgegeven die voldoet aan een bij ministeriële regeling vast te stellen model.
€ 2.250
4
Een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.7, derde lid, moet in het bezit zijn van een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
900*
5
Op de arbeidsplaats moet het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige als bedoeld in het vierde lid, of een afschrift daarvan aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder
€
45*
€
900
4.8 1
springstoffen Arbeid waarbij stoffen worden gebruikt voor het springen van objecten of materialen, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld springplan dat deugdelijke beschrijving bevat van uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt zullen worden.
88
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
2
De in het eerste lid bedoelde arbeid wordt verricht door of onder voortdurend toezicht van een persoon, die in bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
900*
3
Het in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde springplan en certificaat van vakbekwaamheid springmeester of een afschrift daarvan moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd kunnen worden getoond aan de toezichthouder.
€
45*
4.9
arbeidshygiënisch regime 1
Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat werknemers bij hun arbeid worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid, of aan de werknemers hinder kan worden veroorzaakt.
€ 2.250
2
Ter naleving van het eerste lid zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen. Hieronder is mede begrepen het toepassen van stoffen waarbij de werknemers gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, aan zo weinig mogelijk gevaar voor hun gezondheid worden blootgesteld of waarbij zo weinig mogelijk hinder wordt veroorzaakt.
€ 2.250
3
Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door nemen van maatregelen bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de blootstelling wordt veroorzaakt doordat lucht op plaatsen, waar werknemers in verband met de arbeid verblijven, wordt verontreinigd door die stoffen, wordt de verontreinigde lucht op doeltreffende wijze afgevoerd.
€ 2.250
4
Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen van maatregelen als bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de blootstelling op andere wijze dan in het derde lid bedoeld wordt veroorzaakt, worden de volgende maatregelen genomen: a) de duur van de blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt b) een stof is in geen grotere hoeveelheid aanwezig en • het aantal blootgestelde werknemers is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is.
€ 2.250
5
Voor zover het op doeltreffende wijze afvoeren van verontreinigde lucht, bedoeld in het derde lid, in verband met de aard van de arbeid of met werkomstandigheden redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de in het vierde lid vermelde maatregelen genomen.
€ 2.250
6
Wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een voldoende laag niveau door middel van de in het vierde of vijfde lid bedoelde maatregelen, worden aan werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.
€ 2.250*
7
Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen overeenkomstig het zesde lid, mag dit niet blijvend op deze wijze geschieden en wordt duur van dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.
89
€
900
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
9
Bij overschrijding van een wettelijke grenswaarde bedoeld in artikel 4.9, achtste lid, worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.
€ 2.250
10
Zolang de maatregelen bedoeld in het negende lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot doeltreffende bescherming leiden, mag arbeid alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen.
€ 2.250
4.10 1
afdeling 2
ventilatie Indien op grond van artikel 4.9, derde lid, verontreinigde lucht wordt afgevoerd, is gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht gewaarborgd.
€ 1.350
voorschriften voor het werken met kankerverwekkende stoffen en processen
4.13
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie Indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers als gevolg van hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen en processen, worden met betrekking tot deze stoffen of processen die, gelet op de aard van de bedrijvigheid, met enige regelmaat aanwezig zijn of worden toegepast, in ieder geval de volgende gegevens opgenomen in de ri&e: a) met betrekking tot de identiteit: o 1 . In geval van een enkelvoudige stof: de chemische naam of namen, dan wel CAS-nummer of nummer waaronder die stof is opgenomen in lijst van stoffen bedoeld in bijlage 1 Richtlijn nr. 67/548/EEG o 2 . In geval van een meervoudige stof: de handelsnaam of namen alsmede de chemische naam of namen en de gewichtspercentages van de component die aanleiding geeft tot indeling van de stof in de categorie carcinogeen o 3 . In geval van een proces: de beschrijving van het proces en de chemische naam van de stoffen die daarbij vrijkomen b) de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende stof of het toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van arbeid strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is c) een aanduiding van de organisatorische eenheid of eenheden binnen het bedrijf of inrichting waar een kankerverwekkende stof pleegt voor te komen of en kankerverwekkend proces wordt toegepast d) de benaming van het gevaar of de gevaren van de kankerverwekkende stof of het kankerverwekkende proces e) de hoeveelheid van de kankerverwekkende stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de opslag, respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te worden toegepast f) de soort arbeid die met de kankerverwekkende stof pleegt te worden verricht of waarbij het kankerverwekkend proces pleegt te worden toegepast g) het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende stof of proces pleegt te worden blootgesteld of kan worden blootgesteld h) de wijze waarop de onder g bedoelde werknemers aan een kankerverwekkende stof of proces plegen te worden blootgesteld of kunnen worden blootgesteld de maatregelen die zijn genomen ter naleving van de artikelen 4.13 t/m 4.24.
4.14 1
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen Voor alle arbeid waarbij werknemers aan kankerverwekkende stoffen of processen kunnen worden blootgesteld, worden in het kader van de ri&e, de aard, de mate en de duur van mogelijke blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren voor veiligheid en gezondheid van de werknemers te kunnen bepalen. Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met voorzienbare gebeurtenissen die kunnen leiden tot aanzienlijke toename van de mate van blootstelling.
90
€
225
€
450
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
2
Met betrekking tot de aard van de mogelijke blootstelling wordt in ieder geval bepaald: • aan welke kankerverwekkende stoffen en processen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld • in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en • op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.
€
450
3
Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval bepaald wat het blootstellingsniveau is op de arbeidsplaats. Voor doeltreffende vaststelling van blootstellingsniveaus wordt gebruik gemaakt van bestaande, geschikte meetmethodes voor kankerverwekkende stoffen, tenzij dit niveau door middel van andere methodes doeltreffend kan worden bepaald.
€
450
4
Bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de mogelijke versterkende effecten die al dan niet kankerverwekkende stoffen of processen op elkaar kunnen hebben.
€
450
€
45
€
45
4.15 1
2
4.16 2
3
4.17
lijst van werknemers Er wordt een lijst bijgehouden van werknemers belast met werkzaamheden die blijkens beoordeling bedoeld in artikel 4.14 gevaar opleveren voor de veiligheid en de gezondheid, onder vermelding van ondergane blootstelling voorzover hierover gegevens beschikbaar zijn. Iedere werknemer heeft recht op inzage in de gegevens die in voornoemde lijst met betrekking tot hem zijn opgenomen. grenswaarden Bij overschrijding van een grenswaarde worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om die concentratie terug te brengen tot beneden die waarde. Zolang de maatregelen, bedoeld in het tweede lid nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan gezondheid van werknemers te voorkomen. voorkomen van blootstelling; vervangen Zodanige technische en organisatorische maatregelen zijn genomen dat het gevaar van blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende stoffen en processen zoveel mogelijk bij bron daarvan te voorkomen, met name door kankerverwekkende stoffen en processen - voorzover dit technisch uitvoerbaar is - te vervangen stoffen of processen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen of processen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.
4.18 1
voorkomen of beperken van blootstelling Als uit beoordeling (artikel 4.14, eerste lid) blijkt dat gevaar voor gezondheid van werknemers bestaat en dat het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling volgens artikel 4.17 technisch niet uitvoerbaar is, wordt het gevaar van blootstelling, voorzover dit technisch uitvoerbaar is, bij de bron daarvan voorkomen of teruggebracht tot een niet schadelijk niveau waarop geen schade aan de gezondheid kan optreden, met name door de productie en het gebruik van kankerverwekkende stoffen of processen te doen plaatsvinden in een gesloten systeem.
91
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
artikel
4.19
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
2
Indien het voorkomen van blootstelling of het terugbrengen van blootstelling tot een niveau waarop geen schade aan de gezondheid kan optreden als bedoeld in het eerste lid technisch niet uitvoerbaar is, worden kankerverwekkende stoffen op doeltreffende wijze aan de bron verwijderd, onder meer door plaatselijke afvoer van de lucht, zo nodig aangevuld door algemene ventilatie waarbij gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht is gewaarborgd, zonder dat hierbij gevaar ontstaat voor het milieu en de volksgezondheid.
€ 2.250
3
Indien de in het tweede lid bedoelde maatregelen technisch niet uitvoerbaar zijn, worden maatregelen genomen om blootstelling van werknemers te beperken tot een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is door zoveel mogelijk mens en bron te scheiden.
€ 2.250
4
Indien het technisch niet uitvoerbaar is om blootstelling van werknemers te voorkomen of te beperken tot een voldoende laag niveau door middel van de in het derde lid bedoelde maatregelen, worden aan werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.
€ 2.250*
5
Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen overeenkomstig het vierde lid, mag dit niet blijvend op deze wijze geschieden en wordt de duur van het dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.
€
900
beperken van blootstelling In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers als gevolg van hun werk kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen of processen, worden de volgende maatregelen genomen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot zo laag mogelijk niveau: a) kankerverwekkende stoffen zijn in geen grotere hoeveelheid aanwezig en het aantal werknemers dat wordt of kan worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is b) de duur van blootstelling wordt zo veel mogelijk beperkt c) de werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld zijn voldoende vertrouwd met de aard van hun werkzaamheden en hebben voldoende kennis van gevaren die aan de blootstelling zijn verbonden en van de voorzieningen die zijn getroffen of door hen moeten worden getroffen om die gevaren te voorkomen of te beperken d) bij de arbeid zijn de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen e) voorkomen wordt dat gevarenzones worden betreden door anderen dan de werknemers of andere personen die zones in verband met hun arbeid moeten betreden f) gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwings- en veiligheidssignalen als bedoeld in artikel 8.4 g) zodanige voorzieningen zijn getroffen dat het gevaar dat zich bij de arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet zoveel mogelijk is vermeden h) zodanige voorzieningen zijn getroffen dat ingeval zich bij de arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt i) gebruikt wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor veilig opslaan, hanteren en vervoeren van kankerverwekkende stoffen door gebruik van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gemaakte houders j) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor het veilig verzamelen, opslaan en verwijderen van afvalstoffen, met inbegrip van het gebruik van hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders.
92
€ 2.250* € 2.250 € 900
€ 2.250 € 675
€
270
€ 2.250 € 1.800
€ 2.250
€ 2.250
artikel
lid
4.20 1
beboetbare feiten
hygiënische beschermingsmaatregelen Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor blootstelling kunnen eten en drinken.
boete normbedrag
€
675
2
Indien de kans op blootstelling bestaat wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen.
€
675*
3
In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding.
€
675*
4
In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar.
€
675
5
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden volgens instructie op de daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd.
€
675*
€
675*
4.21 1
onvoorziene toename van het blootstellingsniveau Indien zich een gebeurtenis voordoet die kan leiden tot een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau, bedoeld in artikel 4.14, derde lid, worden de werknemers onverwijld hierover ingelicht en wordt er zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de gevarenzone.
3
Indien zich een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau voordoet, betreden uitsluitend werknemers of andere personen, belast met uitvoeren van noodzakelijke herstelwerkzaamheden, met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, de gevarenzone. Deze werknemers en andere personen zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de normale toestand in de betreffende zone aanwezig.
€ 2.250*
4
Voorkomen wordt dat anderen dan de werknemers of andere personen, belast met uitvoeren van noodzakelijke herstelwerkzaamheden, de gevarenzones betreden.
€
675
€
45
4.22 1
onderzoek Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden die blijkens beoordeling op grond van artikel 4.14 gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en de gezondheid, wordt, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de gelegenheid gesteld om voor aanvang van die werkzaamheden een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
2
Indien bij een werknemer een afwijking wordt geconstateerd die gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld, tussentijds in gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
€
45
4
Een werknemer als bedoeld in eerste lid wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging blootstelling in gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
€
45
€
45
4.23 2
Uitvoering en inhoud van arbeidsgezondheidskundig onderzoek De arbodienst heeft recht op inzage in de lijst van blootgestelde werknemers die zijn belast met werkzaamheden met blootstelling aan kankerverwekkende stoffen en processen (o.b.v. artikel 4.15). Voorts moeten de arbodienst alle gegevens ter beschikking hebben om de blootstelling te kunnen beoordelen en te kunnen adviseren over de periodiciteit van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, de te nemen preventieve maatregelen of persoonlijk beschermende maatregelen.
93
artikel
lid
beboetbare feiten
4
Dossiers en registratie De resultaten van arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.22 worden in passende vorm geregistreerd
4.24
afdeling 3
2)
€
45
€
45
De in artikel 4.15 bedoelde lijst van aan kankerverwekkende stoffen blootgestelde werknemers, wordt voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen bewaard.
€
45
Het in artikel 4.53, eerste lid, bedoelde register voor blootstelling aan asbeststof, wordt voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan asbest bewaard.
€
45
€
45
€
450
€
450
€
450
€
450
€
45
€
45
Deze gegevens worden voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen bewaard.
5
boete normbedrag
In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in artikel 4.24,vierde lid, worden gestaakt, worden de bedoelde documenten overgedragen aan de Arbeidsinspectie.
2)
2)
2)
2)
aanvullende voorschriften vinylchloridemonomeer
4.26 1
2
4.27
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten Gedurende de arbeid met vinylchloridemonomeer wordt in het kader van de ri&e de concentratie daarvan in de lucht op de arbeidsplaats op continue, permanent sequentiële of discontinue wijze gemeten. Metingen worden op continue of permanent sequentiële wijze verricht, indien vinylchloridemonomeer binnen de arbeidszone in vinylchloridepolymeer wordt omgezet en de arbeidszone zich in een gebouw bevindt. meetpunt Het meetpunt of de meetpunten is respectievelijk zijn zodanig gekozen dat gemeten concentratie van vinylchloridemonomeer zo representatief mogelijk en in geen geval te laag zijn voor de mate waarin een werknemer mag worden geacht in zijn arbeidszone aan vinylchloridemonomeer te worden blootgesteld.
4.28 1
4.29
meetinstrumenten De metingen worden verricht met behulp van instrumenten die ten minste 1/3 van de in artikel 4.30, eerste lid, eerste volzin genoemde grenswaarde betrouwbaar kunnen registreren. De instrumenten worden regelmatig geijkt overeenkomstig methoden, voorgeschreven door de algemeen erkende regelen der techniek. resultaten van metingen De uitkomsten van metingen als bedoeld in artikel 4.26 worden schriftelijk vastgelegd met vermelding van de arbeidsplaatsen en tijdvakken waarop zij betrekking hebben. De gegevens die verkregen zijn uit de metingen als bedoeld in artikel 4.26 worden ten minste drie jaar bewaard.
4.30 1
grenswaarde De gemiddelde uitkomst van continue of permanent sequentieel verrichte metingen mag, telkens berekend over een periode van een jaar, de grenswaarde van 3 ppm (delen per miljoen) niet overschrijden. De berekeningswijze geschiedt volgens de methode van het rekenkundig gemiddelde.
94
1)
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
2
Van discontinu verrichte metingen is het aantal zodanig dat met een statistische waarschijnlijkheid van ten minste 95% kan worden aangenomen dat de in het eerste lid genoemde grenswaarde niet zal worden overschreden. De berekeningswijze geschiedt volgens de methode van het rekenkundig gemiddelde. De uitkomst wordt beoordeeld met inachtneming van hypothesen en berekeningen bedoeld in bijlage 1, onder 2, 3 en 4 bij de Richtlijn nr. 78/197/EEG. De gemiddelde uitkomst van de metingen mag, telkens berekend over een periode van een jaar, de in het eerste lid genoemde grenswaarde niet overschrijden.
€
3
Indien op grond van metingen over een kortere periode dan een jaar met toepassing van de punten 2, 3 en 4 van de in het tweede lid genoemde bijlage, kan worden aangenomen dat de in het eerste lid genoemde grenswaarde zal worden overschreden, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om concentratie van vinylchloridemonomeer te beperken. Daarna wordt opnieuw gemeten. Het treffen van voorzieningen als bedoeld in de eerste volzin mag eerst worden beëindigd, indien de in het eerste lid genoemde grenswaarde blijkens nieuwe metingen niet zal worden overschreden.
€ 2.250
5
Zolang de voorzieningen bedoeld in artikel 4.30, derde lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van werknemers te voorkomen.
€ 2.250
4.31 1
bewakingssysteem In de arbeidszone is voorzien in een deugdelijk bewakingssysteem dat in werking moet zijn gedurende de arbeidstijd, en dat waarschuwt, zodra in de lucht van de arbeidszone een concentratie van vinylchloridemonomeer optreedt die, gelet op de aard van de arbeid, als abnormaal te beschouwen is. Een concentratie is als abnormaal te beschouwen als deze gelijk is aan of hoger is dan 30 ppm gemiddeld over twee minuten, 20 ppm gemiddeld over 20 minuten of 15 ppm gemiddeld over één uur).
boete normbedrag 900
2)
€
900
2
Ingeval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in het eerste lid, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om de oorzaak van die concentratie te achterhalen en deze tot een normale concentratie terug te brengen.
€ 2.250
3
In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel 4.31, eerste lid, worden de werknemers onverwijld hierover ingelicht en wordt er zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de arbeidszone.
€
4
In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel 4.31, eerste lid, betreden uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen de arbeidszone. Deze werknemers en andere personen zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de normale toestand in de desbetreffende zone aanwezig.
2)
675
€ 2.250*
2)
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. 5
7
Voorkomen wordt dat anderen dan de in artikel 4.31, vierde lid, bedoelde personen de arbeidszones betreden . Van een abnormale concentratie als bedoeld in het eerste lid worden de datum alsmede de tijdstippen van begin en einde schriftelijk vastgelegd. Deze gegevens worden ten minste 3 jaar bewaard.
95
€
2)
675
€
45
€
45
artikel
lid
4.35 1
afdeling 4
beboetbare feiten
arbeidsgezondheidskundig onderzoek Zolang de blootstelling aan vinylchloridemonomeer duurt, worden de betrokken werknemers ten minste éénmaal in de twee jaar in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.22 te ondergaan.
boete normbedrag
€
2)
45
benzeen
4.36 2
3
afdeling 5
benzeenverbod Indien van benzeen of van een product als bedoeld in het eerste lid van dit artikel gebruik wordt gemaakt anders dan als oplos-, reinigings-, of verdunningsmiddel, wordt dit zoveel mogelijk uitgevoerd in een gesloten systeem. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van tetrachloorkoolstof, pentachloorethaan en 1.1.2.2. tetrachloorethaan, alsmede ten aanzien van een product waarvan het gehalte aan één van de vorengenoemde stoffen meer dan één volumeprocent bedraagt.
€ 2.250
€ 2.250
aanvullende voorschriften asbest
4.45 1 2
voorkomen of beperken van blootstelling De concentratie van asbeststof in de lucht wordt zo laag mogelijk gehouden.
€ 2.250
Ter naleving van het eerste lid worden de volgende maatregelen genomen: a) gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het bewerken of het verwerken van asbest of van asbesthoudende producten worden zoveel mogelijk vrij van stof gehouden; b) asbest als grondstof wordt opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking; c) afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of van asbesthoudende producten, worden zo spoedig mogelijk verzameld en afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een etiket met de duidelijke en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan asbest bevat; d) bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden worden geen elektrisch of pneumatisch aangedreven verspanende werktuigen met een toerental hoger dan 100 omwentelingen per minuut of met een lineaire zaagsnelheid groter dan 25 meter per minuut gebruikt.
* * *
*
Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250). 4.46 1
grenswaarde De concentratie van asbeststof in de lucht mag de grenswaarde van 0,30 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een referentieperiode van 8 uur, niet overschrijden.
€ 2.250
2
Bij overschrijding van deze grenswaarde worden zo spoedig mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.
€ 2.250
3
Nadat de maatregelen zijn genomen wordt de concentratie gemeten overeenkomstig artikel 4.50, tweede lid.
€
96
450
artikel
lid
5
4.47 1
3
beboetbare feiten
Zolang de in het tweede lid genomen maatregelen om de concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag arbeid op de betreffende arbeidsplaats alleen worden voortgezet indien betrokken werknemers doeltreffend zijn beschermd tegen blootstelling aan asbeststof. gevallen waarin overschrijding grenswaarde kan worden verwacht Indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de in artikel 4.46, eerste lid, genoemde grenswaarde kan worden verwacht en technische maatregelen ter beperking van de blootstelling van de werknemers redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn, mag tot het verrichten van deze werkzaamheden slechts worden overgegaan, indien doeltreffende maatregelen ter bescherming van de betrokken werknemers zijn genomen.
boete normbedrag € 2.250*
€ 2.250*
Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval: a) het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen, waarbij de duur van het dragen daarvan tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt; b) het aanbrengen van waarschuwingsborden die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde, ter aanduiding dat een overschrijding van de in artikel 4.46, eerste lid, genoemde grenswaarde kan worden verwacht.
*
Indien uitsluitend onderdeel 3b) ten laste wordt gelegd, geldt een boetenormbedrag van € 270,-. In andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250,-). 4.49 1
2
4.50 1
melding Aan de toezichthouder wordt schriftelijk gemeld: a) de soorten asbest of asbesthoudende producten alsmede de hoeveelheid van ieder van deze soorten of producten die worden gebruikt, bewerkt of verwerkt b) de werkzaamheden die met asbest of asbesthoudende producten worden verricht, alsmede de werkmethoden c) de vervaardigde producten. Indien het voornemen bestaat om in de gegevens, bedoeld in het eerste lid, belangrijke wijzigingen aan te brengen, wordt dit voornemen schriftelijk aan de toezichthouder gemeld. nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten De concentratie van asbeststof in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, wordt, in het kader van de ri&e ten minste eenmaal in de drie maanden door middel van het nemen van monsters gemeten en voorts telkens wanneer zich verandering in de werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling voordoet.
€
900
€
900
€
450
Deze frequentie mag worden teruggebracht tot eenmaal per jaar, indien er geen verandering in werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling heeft plaatsgevonden en uit de twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken dat de concentratie van asbeststof in de lucht niet meer bedroeg dan helft van de in artikel 4.46 genoemde grenswaarde. 2
De metingen en monsterneming worden uitgevoerd volgens een bij ministeriële regeling vast te stellen methode of een andere methode indien deze gelijkwaardige resultaten oplevert.
€
450
4
De metingen, bedoeld in het eerste lid, worden regelmatig volgens tevoren opgesteld plan uitgevoerd, waarbij monsterneming representatief is voor de blootstelling van de werknemers aan asbeststof.
€
450
97
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
7
De monsterneming wordt zodanig uitgevoerd dat hetzij door meting hetzij door berekening, gewogen in de tijd, de blootstelling van werknemers aan asbeststof kan worden vastgesteld die representatief is voor een referentieperiode van 8 uur.
€
450
8
Het nemen van monsters wordt uitgevoerd door personeel dat daartoe de vereiste geschiktheid bezit.
€
900
9
De daaropvolgende monsteranalyse wordt uitgevoerd in laboratoria die adequaat toegerust zijn voor deze analyse, alsmede ervaring hebben met de vereiste identificatietechnieken.
€
900
€
675*
4.51 1
hygiënische beschermingsmaatregelen De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat uitgeruste wasserijen.
2
Indien werkkleding als bedoeld in het eerste lid buiten het bedrijf of de inrichting wordt gereinigd, dan moet de werkkleding in daartoe geschikte en gesloten verpakking worden vervoerd.
€
675*
3
Wanneer beschermende uitrusting wordt verstrekt, wordt deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd. Defecte uitrusting mag niet worden gebruikt.
€
675*
4.52 1
3
4
4.53 1
2
4.54 2
3
arbeidsgezondheidskundig onderzoek Zolang de blootstelling aan asbeststof duurt, worden, in aanvulling op artikel 4.22, derde lid, de betrokken werknemers ten minste éénmaal in de drie jaar opnieuw in gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.22 te ondergaan. Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 4.22, daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan asbeststof te voorkomen. Aan de arbodienst wordt inzage gegeven in gegevens die in het in artikel 4.53 bedoelde register zijn vermeld. registratie Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan asbeststof wordt aantekening gehouden in register, waarbij de aard en de duur van de arbeid en de mate van blootstelling worden vermeld. Iedere werknemer wordt in kennis gesteld van zijn persoonlijke gegevens in het register. slopen asbest en crocidoliet Voor het slopen van gebouwen, constructies, apparatuur, installaties en transportmiddelen waarin asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet of crocidoliethoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt, geldt dat voordat met de werkzaamheden wordt begonnen de locatie, de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden zullen worden verricht, tijdig gemeld moeten zijn aan de toezichthouder. Voorts wordt, voordat met de hiervoor genoemde werkzaamheden wordt begonnen, een schriftelijk werkplan opgesteld dat doeltreffende maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers.
98
€
45
€ 2.250
€
45
€
45
€
45
€
900
€
900
1)
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
4
De werkzaamheden worden verricht door of onder toezicht van een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
900*
5
Het certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet en het werkplan als bedoeld in respectievelijk het vierde en derde lid,moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
€
45*
4.55 2
4.56 2
3
4.57 1
2
afdeling 6
werkplan Het slopen of het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten, dan wel van crocidoliet of van crocidoliethoudende producten wordt uitgevoerd volgens het in artikel 4.55, eerste lid, bedoelde werkplan. crocidoliet De concentratie van crocidolietstof in de lucht waaraan de werknemers in verband met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden blootgesteld, mag de grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een referentieperiode van 8 uur, niet overschrijden. De bij de werkzaamheden vrijgekomen crocidoliethoudende materialen mogen niet worden opgeslagen tezamen met crocidolietvrije materialen en moeten zo spoedig mogelijk worden verzameld en afgevoerd overeenkomstig artikel 4.45, tweede lid, onder c. voorlichting en onderricht Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor blootstelling aan asbeststof of crocidolietstof bestaat , wordt overeenkomstig een schriftelijk plan doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over: a) de mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan asbeststof of crocidolietstof b) de noodzaak van het toezicht op het asbestgehalte of crocidolietgehalte in de lucht en de daarvoor geldende grenswaarden c) de maatregelen inzake de persoonlijke en werkhygiëne d) de maatregelen om blootstelling aan asbeststof en crocidolietstof zo laag mogelijk te houden. Werknemers die asbest(producten), dan wel crocidoliet(producten) slopen of verwijderen wordt in aanvulling op het eerste lid, overeenkomstig een schriftelijk plan, doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over aan voornoemde werkzaamheden verbonden gevaren voor gezondheid en over de wijze waarop die gevaren zoveel mogelijk kunnen worden beperkt.
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250*
€
270
€
270
€
900
€
45
specifieke gezondheidsschadelijke stoffen
4.60 3
4
zandsteenverbod Het bewerken of verwerken ten behoeve van het behoud van een monument en het demonteren van zandsteen of zandsteendelen uit gebouwen, constructies of installaties gebeurt door een bedrijf in het bezit van een certificaat zandsteenbedrijf, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling. Het certificaat zandsteenbedrijf of een afschrift daarvan moet op arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
99
artikel
lid
4.61
beboetbare feiten
boete normbedrag
zandstraalverbod Het ontzanden mag slechts plaatsvinden in voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten.
€ 1.350*
4
Het bij het ontzanden ontstane stof moet op doelmatige wijze worden afgezogen, uit de luchtstroom afgescheiden en verzameld.
€ 1.350*
5
De bij het ontzanden afgezogen lucht mag niet worden afgevoerd naar een ruimte waar personen moeten verblijven.
€ 1.350*
3
afdeling 6a
vluchtige organische stoffen voorkomen van blootstelling; vervangen Ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden wordt het gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen zoveel mogelijk voorkomen door vluchtige organische stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door producten die vluchtige organische stoffen bevatten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien van die werkzaamheden aangewezen producten.
4.62b
afdeling 7
€ 2.250
lood en loodwit
4.64 1
2
4.65
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen Bij arbeid waar gevaar voor blootstelling van werknemers aan lood bestaat wordt in het kader van de ri&e, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor werknemers te kunnen bepalen. De beoordeling wordt - in aanvulling op artikel 5 Arbowet 1998 - herzien indien er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling onjuist is. eerste actieniveau loodgehalte in het bloed Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.64, eerste en tweede lid, blijkt, dat het loodgehalte in het bloed van enige blootgestelde werknemer hoger is dan het bij ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot het loodgehalte in het bloed, worden, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, de werknemers, zo vaak als nodig is in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan dat gericht is op het beperken van de gevaren voor de gezondheid verbonden aan de blootstelling van lood. Artikel 4.74 is van overeenkomstige toepassing.
4.67 1
2
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten De concentratie van lood in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, wordt in het kader van de ri&e ten minste om de 3 maanden gemeten. Deze frequentie mag in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen worden teruggebracht tot eenmaal per jaar. De metingen, bedoeld in het eerste lid, zijn representatief voor de blootstelling van de werknemers aan lood. Zij worden uitgevoerd door het nemen van één of meer luchtmonsters en wel op zodanige wijze, dat de vermoedelijke maximale blootstelling van de werknemers aan lood kan worden beoordeeld.
100
€
450
€
450
€
45
€
450
€
450
artikel
lid
4.68 1
beboetbare feiten
luchtgrenswaarde De concentratie van lood in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, mag de bij ministeriële regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde niet overschrijden.
boete normbedrag
€ 2.250
2
Bij overschrijding van de in het eerste lid bedoelde grenswaarde worden zo spoedig mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde.
€ 2.250
4
Nadat de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn genomen wordt de concentratie gemeten overeenkomstig artikel 4.67 Arbobesluit.
€
5
Zolang de in het tweede lid bedoelde maatregelen om concentratie terug te brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid op de desbetreffende arbeidsplaats alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen ter bescherming van betrokken werknemers.
€ 2.250
7
Wanneer de blootstelling van de werknemers aan lood redelijkerwijs niet met andere middelen kan worden beperkt dan met behulp van persoonlijke beschermingsmiddelen, mag dit niet blijvend op deze wijze geschieden en wordt duur van het dragen daarvan voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt.
€
8
Indien bij bepaalde werkzaamheden overschrijding van de in het eerste lid bedoelde waarde kan worden verwacht en technische maatregelen ter beperking van blootstelling van de werknemers redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn, mag tot het verrichten van deze werkzaamheden slechts worden overgegaan, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen ter bescherming van de betrokken werknemers.
€ 2.250
10
Bij incidenten die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling van werknemers aan lood, worden de werknemers onverwijld van de desbetreffende arbeidsplaats verwijderd. Slechts de werknemers belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, mogen met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen de desbetreffende zone betreden.
€ 2.250*
450
900*
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. 4.69 1
registratie De resultaten van de op grond van de artikelen 4.67 en 4.68 uitgevoerde metingen van de concentratie van lood in de lucht worden in passende vorm geregistreerd. De resultaten van de op grond van de artikelen 4.67 en 4.68 uitgevoerde metingen van de concentratie van lood in de lucht worden voor iedere werknemer tot ten minste 10 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan lood bewaard.
4.70 1
arbeidsgezondheidskundig onderzoek De werknemers worden in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998 voor of bij aanvang van de blootstelling aan lood in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, dat gericht is op de beperking van de gevaren voor de gezondheid, die aan blootstelling zijn verbonden. Dit arbeidsgezondheidskundig onderzoek omvat onder meer een meting van het loodgehalte in het bloed.
101
€
45
€
45
€
45
artikel
lid
beboetbare feiten
3
De werknemers worden na de aanvang van de blootstelling aan lood ten minste eenmaal per jaar opnieuw in gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek bedoeld in het eerste lid te ondergaan, met dien verstande dat de gelegenheid tot meting van het loodgehalte in het bloed ten minste tweemaal per jaar wordt gegeven. De frequentie waarmee de gelegenheid tot meting van het loodgehalte in het bloed wordt gegeven, mag in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen worden teruggebracht tot eenmaal per jaar.
€
45
4
Bij overschrijding van de in artikel 4.68 bedoelde waarde wordt de werknemers onverwijld de gelegenheid gegeven tot meting van het loodgehalte in het bloed, indien de arbodienst zulks noodzakelijk oordeelt.
€
45
€
45
4.71 1
derde actieniveau Indien uit een overeenkomstig artikel 4.70 uitgevoerde meting van het loodgehalte in het bloed van een werknemer blijkt, dat dit gehalte hoger is dan 60 µg/100 ml bloed (derde actieniveau), doch lager dan 80 µg/100 ml bloed, dan moet de betrokken werknemer zo spoedig mogelijk in de gelegenheid worden gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, tenzij uit een meting van lood in bloed binnen een maand na de eerdere meting blijkt dat het derde actieniveau niet meer wordt overschreden.
boete normbedrag
2
Indien het resultaat van het in het eerste lid genoemde arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade aan de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan lood te voorkomen.
€ 2.250
3
De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te ondergaan, totdat het loodgehalte in zijn bloed lager is dan het in het eerste lid bedoelde actieniveau.
€
4.72 1
bloedgrenswaarde Indien uit een overeenkomstig artikel 4.70 of artikel 4.71 uitgevoerde meting van het loodgehalte in het bloed van een werknemer blijkt, dat dit gehalte de bij ministeriële regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om het loodgehalte terug te brengen tot beneden die waarde.
45
€ 2.250
2
De betrokken werknemer wordt binnen 3 maanden na die meting de gelegenheid gegeven tot meting van het loodgehalte in zijn bloed.
€
45
3
De in het tweede lid bedoelde meting wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 4.70, vijfde lid.
€
45
4
Indien uit de in het tweede lid bedoelde meting blijkt, dat de in het eerste lid bedoelde waarde nog steeds wordt overschreden, mag de werknemer bij zijn arbeid slechts aan lood worden blootgesteld, indien deze blootstelling plaatsvindt op een andere arbeidsplaats, waar het blootstellingsgevaar minder groot is dan op zijn eerdere arbeidsplaats.
€ 1.350
5
De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te ondergaan.
€
102
45
artikel
lid
4.73
ALAU-grenswaarde Indien op grond van artikel 4.70, tweede lid, de meting van het loodgehalte in het bloed is vervangen door de meting van het ALAU en dit gehalte de bij ministeriële regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om ALAU terug te brengen tot beneden die waarde.
4.74
uitvoering arbeidsgezondheidskundig onderzoek Aan de arbodienst worden alle gegevens ter beschikking gesteld die deze nodig heeft om voor de beoordeling van de blootstelling van werknemers aan lood, met inbegrip van de resultaten van de metingen van de concentratie van lood in de lucht.
boete normbedrag
€ 2.250
€
45
€
45
€
675
€
675
hygiënische beschermingsmaatregelen Werkkleding die door de werknemers bij de arbeid wordt gedragen, wordt aan de werknemers ter beschikking gesteld. Deze kleding voldoet aan de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3.
€
675*
2
In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opgeborgen dan de overige kleding.
€
675*
3
De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht, indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat uitgeruste wasserijen.
€
675*
4
In gevallen als bedoeld in het derde lid, moet de werkkleding in een gesloten verpakking worden vervoerd.
€
675
5
In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar, indien de arbeid in een stoffige atmosfeer wordt verricht.
€
675
€
270
1
2
4.75 1
2
4.76 1
4.77
beboetbare feiten
De arbodienst wordt in de gelegenheid gesteld om te adviseren over de maatregelen bedoeld in de artikelen 4.68, vijfde en achtste lid, 4.71, tweede lid, en 4.72 eerste en derde lid. eten en drinken Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor besmetting door lood kunnen eten en drinken. Op zeer warme arbeidsplaatsen wordt drinkwater of een andere alcoholvrije drank aan werknemers ter beschikking gesteld, en wel op zodanige wijze dat daarbij geen besmetting door lood kan plaatsvinden.
voorlichting Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.64, eerste en tweede lid, blijkt dat: a) de concentratie van lood in de lucht, waaraan werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld, hoger is dan het bij ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot de concentratie lood in de lucht, of b) het loodgehalte in het bloed van enige blootgestelde werknemer hoger is dan het bij ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot het loodgehalte in het bloed, wordt doeltreffende voorlichting gegeven over: o 1 mogelijke gevaren van blootstelling aan lood voor gezondheid, met inbegrip van de mogelijke gevaren voor de foetus en voor zuigelingen die borstvoeding krijgen 103
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
o
2 noodzaak van het toezicht op het loodgehalte in de lucht en de daarvoor geldende grenswaarden o 3 noodzaak van de meting van het loodgehalte in het bloed en van het ALAU en de daarvoor geldende grenswaarde o 4 maatregelen inzake de persoonlijke en werkhygiëne o 5 de maatregelen om de blootstelling zo laag mogelijk te houden. 4.79
schriftelijke voorlichting (loodwit) Aan werknemers die met loodhoudende materialen of producten schilderwerk verrichten, dat niet op grond van artikel 4.78 is verboden, wordt, in aanvulling op artikel 4.77, schriftelijk en adequaat voorlichtingsmateriaal verschaft over de bij die werkzaamheden in acht te nemen voorzorgsmaatregelen.
4.80
wasgelegenheden en doucheruimten (loodwit) In afwijking van artikel 4.76, vijfde lid, zijn voor de werknemers die werkzaamheden verrichten, bestaande uit het aanbrengen of verwijderen van loodhoudende materialen of producten, doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar.
afdeling 9
€
270
€
675
€
450
€
450*
biologische agentia
4.85
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie Indien een werknemer een gerede kans loopt aan een of meer specifiek bij zijn arbeid voorkomende of naar verwachting voorkomende biologische agentia te worden blootgesteld, wordt, in het kader van de ri&e, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor de werknemer te beperken. Deze beoordeling geschiedt met inachtneming van met name: a) de categorie of categorieën, waarin de biologische agentia waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld, zijn ingedeeld b) informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan biologische agentia c) mogelijke allergene of vergiftigingseffecten die de werknemers als gevolg van blootstelling aan biologische agentia ondervinden of kunnen ondervinden d) de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in artikel 4.91, alsmede de ziekten waarvan bekend is dat een werknemer hieraan lijdt en de medicijnen waarvan bekend is dat die door een werknemer worden gebruikt, een en ander in statistische, niet tot individuen herleidbare vorm.
4.86 3
4.87 1
2
gevolgen categorie-indeling In alle, niet in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, wordt bij de arbeid de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen en worden de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen. voorkomen of beperken van de blootstelling Doeltreffende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat werknemers tijdens hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia in een zodanige mate dat schade kan worden toegebracht aan hun veiligheid of gezondheid. Ter naleving van het eerste lid worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling aan biologische agentia zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, waaronder mede is begrepen het toepassen van agentia waarbij werknemers, gelet op de eigenschappen van die agentia, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, aan zo min mogelijk gevaar voor hun veiligheid en gezondheid worden blootgesteld.
104
€ 2.250
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
3
Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen van maatregelen als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, worden de gevaren verbonden aan deze blootstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is beperkt.
4
Ter uitvoering van het derde lid worden ten minste de volgende maatregelen genomen: a) de duur van de kans op blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt b) het aantal werknemers dat gevaar loopt aan een of meer biologische agentia te worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is c) er worden collectieve beschermingsmaatregelen genomen, en wanneer dit geen of geen afdoende bescherming biedt, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld d) bij de arbeid wordt de grootst mogelijke ordelijkheid en zindelijkheid betracht om te voorkomen, dan wel de kans te beperken dat een of meer biologische agentia buiten de arbeidsplaats terecht komen e) biologische agentia worden zodanig bewaard en vervoerd en afvalstoffen worden op zodanige wijze verzameld, opgeslagen en verwijderd, zo nodig na passende behandeling en voorzien van een deugdelijk opschrift, dat de kans op blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen, alsmede wordt voorkomen dat zij in handen van onbevoegden kunnen geraken f) indien noodzakelijk en technisch mogelijk wordt onderzoek gedaan naar de aanwezigheid op de werkplek van biologische agentia buiten de eerste fysieke omhulling g) op de arbeidsplaats is een doeltreffende schriftelijke werkinstructie voor de werknemers voorhanden, waarvan ten minste deel uitmaken de bij arbeid in acht te nemen procedures, waaronder een regeling voor het veilig omgaan met en het vervoeren van biologische agentia binnen het bedrijf of de inrichting, alsmede een doeltreffend noodplan voor het geval zich ongevallen of incidenten met biologische agentia voordoen.
boete normbedrag
€ 2.250
* *
Bij ten laste legging te hanteren boetenormbedragen: € 1.350 voor uitsluitend onderdeel 4d) € 450 voor uitsluitend onderdeel 4f) € 270 voor uitsluitend onderdeel 4g) m.b.t. het ontbreken van de werkinstructie € 225 voor uitsluitend onderdeel 4g) m.b.t. het ontbreken van een doeltreffend noodplan In alle andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het derde lid gehanteerd (€ 2.250). 4.88
veiligheidssignalering De plaatsen waar arbeid met biologische agentia wordt verricht, worden duidelijk afgebakend en gemarkeerd met een signaal dat voldoet aan artikel 8.4.
€
270
hygiënische beschermingsmaatregelen Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia mag niet worden gerookt noch mag daar voedsel of drank worden genuttigd.
€
675*
2
Werkkleding die voldoet aan artikelen 8.1, 8.2 en 8.3, moet aan de werknemers ter beschikking wordt gesteld en bij de arbeid wordt gedragen.
€
675*
3
in aanvulling op artikel 3.23 moeten voor de werknemers doelmatige sanitaire voorzieningen beschikbaar zijn met inbegrip van douches, oogdouches en huidantiseptica.
€
675
4.89 1
105
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
4
Indien aan de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt, worden deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik worden gecontroleerd en gereinigd.
€
675*
5
In aanvulling op artikel 3.22 worden de werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waarin of waarop zich biologische agentia bevinden of kunnen bevinden, op een ander plaats opgeborgen dan de overige kleding.
€
675
6
De in het vijfde lid bedoelde werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen worden uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting gebracht indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen.
€
675
7
In het geval, bedoeld in het zesde lid, worden de werkkleding en andere persoonlijke beschermingsmiddelen in een daartoe geschikte en gesloten verpakking vervoerd.
€
675
€
225
4.90 1
registratie In een register wordt bijgehouden welke werknemers arbeid met biologische agentia van categorie 3 en 4, als bedoeld in artikel 4.84, verrichten.
2
In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een incident of ongeval, is of mogelijkerwijs is blootgesteld.
€
45
3
Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard.
€
45
4
Het register wordt een navenant langere tijd, doch niet meer dan veertig jaar na de laatste blootstelling bewaard, in geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die: a) naar bekend is latent of hardnekkig kunnen zijn b) op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later kunnen worden onderkend c) een lange incubatietijd hebben d) ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of e) ernstige complicaties op langere termijn hebben.
€
45
5
Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het register.
€
45
6
Aan de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register.
€
45
€
45
4.91 1
onderzoek en vaccins Iedere werknemer die arbeid verricht met biologische agentia wordt in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de gelegenheid gesteld bij de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
2
iedere werknemer die een infectie of ziekte heeft opgelopen als gevolg van blootstelling aan een biologisch agens, wordt - in aanvulling op het eerste lid tussentijds in gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
€
45
3
Iedere werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen, wordt - in aanvulling op het eerste lid - in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
€
45
106
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
5
Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan biologische agentia te voorkomen.
€ 2.250
6
Voor zover mogelijk worden aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de biologische agentia waaraan hij is of waarschijnlijk zal worden blootgesteld, doeltreffende vaccins ter beschikking gesteld. Daarbij wordt bijlage VII bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG in acht genomen.
€
10
Iedere werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
4.94 1
kennisgeving Ten minste 30 dagen voordat voor de eerste maal arbeid met één of meer biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 wordt verricht, wordt hiervan een schriftelijke kennisgeving aan de toezichthouder verzonden.
2)
675
€
45
€
900
3
Met inachtneming van het eerste lid wordt tevens kennis gegeven van arbeid met ieder volgend nieuw biologisch agens van categorie 3 en ieder volgend biologisch agens van categorie 4 als bedoeld in artikel 4.84.
€
900
5
De in dit artikel bedoelde kennisgeving wordt opnieuw gedaan indien er in de procédés of procedures veranderingen hebben plaatsgevonden die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, waardoor eerdere kennisgevingen zijn achterhaald.
€
900
€
900
€
45
€
225
€
270
4.95
ongevallen of incidenten De toezichthouder wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan en heeft geleid of mogelijkerwijs heeft geleid tot het vrijkomen van één of meer biologische agentia van categorie 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84.
4.96
overdracht gegevens In geval de werkgever de werkzaamheden beëindigt worden het in artikel 4.90 bedoelde register en de resultaten van het in artikel 4.91 bedoelde arbeidsgezondheidskundig onderzoek - in geval deze bij de werkgever berusten - overgedragen aan toezichthouder.
4.97 1
2
gezondheidszorg en diergeneeskunde In aanvulling op artikel 4.85 wordt bij de ri&e van gevaren, verbonden aan andere dan diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde, aandacht besteed aan: a) de onzekerheid omtrent de aanwezigheid van biologische agentia en de daaraan verbonden gevaren bij patiënten of dieren en in monsters of materiaal van patiënten of dieren b) de aan de aard van het werk verbonden gevaren. Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen. Deze bestaan in ieder geval uit: a) het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan de betrokken werknemers b) het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal.
107
artikel
lid
4.98
beschermingsmaatregelen In ruimten waar patiënten of dieren aanwezig zijn die besmet zijn of mogelijkerwijs besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 worden de beschermingsmaatregelen bedoeld in bijlage V, kolom A bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG, getroffen.
4.99 1
2
4.100 1
4.101
4.102
beboetbare feiten
beheersingsniveaus laboratoria en ruimten voor proefdieren In laboratoria en in ruimten waarin zich dieren bevinden die opzettelijk zijn besmet met biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 dan wel dieren die drager zijn of mogelijk zouden kunnen zijn van biologische agentia van een van deze categorieën, worden afhankelijk van de inventarisatie en evaluatie als bedoeld in artikel 4.85, tenminste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3 en 4 van bijlage V bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG in acht genomen. Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken met biologische agentia, wordt ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG, in acht genomen. beheersingsniveaus industriële procédés In geval biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 worden gebruikt in industriële procédés, worden, afhankelijk van de resultaten van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4.85, ten minste respectievelijk de beheersingsniveaus 2, 3,en 4 van bijlage VI bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG, in acht genomen. Van industriële procédés is sprake indien de arbeid is gericht op het werken met biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 in reactorvaten van tien liter of meer. beheersingsniveau van niet in bijlage III bij de richtlijn genoemde biologische agentia Indien arbeid als bedoeld in de artikelen 4.99 en 4.100 wordt verricht met biologische agentia die niet op grond van bijlage III bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG in één van de in artikel 4.84, derde lid, bedoelde categorieën zijn ingedeeld, maar waarvan wel aanwijzingen bestaan dat deze agentia naar verwachting dienen te worden ingedeeld in categorie 3 of 4, wordt ten minste beheersingsniveau 3 van bijlage V respectievelijk VI bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG, in acht genomen. voorlichting en onderricht Aan werknemers die arbeid verrichten als bedoeld in artikel 4.86, eerste en tweede lid, wordt voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: a) de mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met biologische agentia b) de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen c) de te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia d) de bestaande hygiënische voorschriften e) het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen.
108
boete normbedrag
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
€
270
artikel
lid
afdeling 10
deskundig toezicht bij arbeid met gevaarlijke stoffen (jeugdigen) Jeugdige werknemers die: a) arbeid verrichten met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 34, derde lid, en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor indeling: o 1 . in één of meer van de categorieën “ontplofbaar”, “bijtend” en “irriterend” o 2 . in categorie “schadelijk”, indien deze stoffen tevens voldoen aan de bij of krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor toekenning van R-zin “onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten” (R100) b) arbeid verrichten met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door sterke temperatuur verlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen c) arbeid verrichten aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs, waarin zich een of meer onder a of b genoemde stoffen of gassen bevinden d) artikelen die ontplofbare stoffen bevatten, vervaardigen of hanteren, mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht.
4.108
lood (zwangeren) Een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie mogen niet worden verplicht arbeid te verrichten met lood en loodwit, bedoeld in afdeling 7 hoofdstuk 4.
4.109
enige biologische agentia (zwangeren) Een zwangere werknemer mag niet worden verplicht arbeid te verrichten met de biologische agentia Toxoplasma en Rubellavirus, bedoeld in afdeling 9 van hoofdstuk 4, tenzij gebleken is dat zij hiervoor immuun is.
4.111
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie (thuiswerkers) Met betrekking tot de in artikel 4.110, onder a, genoemde stoffen, met uitzondering van stoffen die uitsluitend voldoen aan de krachtens de artikelen 34, derde lid en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor in de categorie “milieugevaarlijk” moet in het kader van de ri&e in ieder geval worden vastgesteld aan welke stoffen thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld en wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden.
4.112 2
4.114
boete normbedrag
bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers
4.106
4.113
beboetbare feiten
verpakking en etikettering (thuiswerkers) Op verpakking van een stof als bedoeld in artikel 4.112, eerste lid, worden de aanduidingen, welke voor die stof op grond van het voldoen aan de criteria voor indeling in de categorieën, genoemd in artikel 4.110, onder a, ten behoeve van de aflevering van die stof bij of krachtens Wet milieugevaarlijke stoffen zijn voorgeschreven, opvallend en goed leesbaar vermeld, met uitzondering van de aanduidingen die betrekking hebben op de categorie “milieugevaarlijk”. arbeidshygiënisch regime (thuiswerkers) Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat thuiswerkers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid of dat aan thuiswerkers hinder kan worden veroorzaakt. brandbestrijdingsmiddelen (thuiswerkers) Indien met brandgevaarlijke stoffen wordt gewerkt, zijn in aanvulling op de regelgeving inzake de bedrijfshulpverlening, aan de thuiswerker deugdelijke en doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking gesteld.
109
€ 1.350
€ 2.250
€ 2.250
€
225
€
270
€ 2.250
€
675
artikel
lid
4.115 1
beboetbare feiten
voorkomen, beperken van ongewilde gebeurtenissen (thuiswerkers) Indien stoffen aanwezig zijn, die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van thuiswerkers kunnen opleveren, zijn zodanige voorzieningen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
boete normbedrag
€ 2.250
2
Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het eerste lid zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
€ 2.250
3
Voorts zijn in aanvulling op de bedrijfshulpverlening zodanige voorzieningen getroffen dat in geval zich een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.
€ 1.800
hoofdstuk 5 afdeling 1 5.2
fysieke belasting fysieke belasting voorkomen gevaren De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.
5.3 1
2
5.4 1
2
5.5 1
beperken gevaren en inventarisatie en evaluatie Voor zover de in artikel 5.2 bedoelde gevaren redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen, wordt de arbeid zodanig georganiseerd, wordt de arbeidsplaats zodanig ingericht, wordt een zodanige productie- en werkmethode toegepast en worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, gebruikt, dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt. Bij de uitvoering hiervan worden in het kader van de ri&e bedoeld in artikel 5 van de Arbowet 1998, met inachtneming van bijlage I bij de Richtlijn nummer 90/269/EEG, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name gelet wordt op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak. zitgelegenheid Aan een werknemer die arbeid verricht, welke geheel of gedeeltelijk zittend kan worden uitgevoerd, is daartoe een doelmatige zitgelegenheid ter beschikking gesteld. Aan werknemers die arbeid verrichten, welke staande moeten worden uitgevoerd, doch waarbij het arbeidsproces hun toelaat van tijd tot tijd te gaan zitten, is een voldoende aantal doelmatige zitgelegenheden ter beschikking gesteld. voorlichting Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig hanteren van lasten wordt doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over: a) de wijze waarop lasten moeten worden gehanteerd b) de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zoveel mogelijk te beperken.
110
€ 1.800
€ 1.800
€
225
€
270
€
270
€
270
artikel
lid
beboetbare feiten
2
Aan de werknemers als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, wordt adequate informatie verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last.
afdeling 2
boete normbedrag
€
270
€
225
€
900
€
270
€
45
beeldschermwerk
5.9 1
2
5.10
inventarisatie en evaluatie In de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, moet specifieke aandacht worden besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie als bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de desbetreffende gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en de onderlinge samenhang daartussen. dagindeling van de arbeid De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht.
5.11 1
maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers Iedere werknemer die voor de eerste keer belast wordt met arbeid aan een beeldscherm wordt, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998 in de gelegenheid gesteld om voor aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek heeft in ieder geval betrekking op de ogen en het gezichtsvermogen.
2
De werknemer wordt opnieuw in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, te ondergaan, indien zich bij hem gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg kunnen zijn van arbeid aan een beeldscherm.
€
45
3
Indien de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste en tweede lid, dit vereisen, wordt de betrokken werknemer in de gelegenheid gesteld een oftalmologisch onderzoek te ondergaan.
€
45
4
Indien resultaten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste tot en met het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende arbeid verband houdende oogcorrectiemiddelen verstrekt.
€
135
€
270
afdeling 3
bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers
5.15 1
werkplekvoorzieningen (thuiswerkers) De arbeidsplaats van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de arbeid zoveel mogelijk zittend op ergonomisch verantwoorde wijze kan worden verricht. Daartoe zijn een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een doelmatige werktafel ter beschikking gesteld.
111
artikel
lid
hoofdstuk 6 afdeling 1 6.1 1
beboetbare feiten
boete normbedrag
fysische factoren klimaat binnen- en buitenklimaat Het klimaat op de arbeidsplaats mag geen schade aan de gezondheid van werknemers veroorzaken.
€
270
2
Het klimaat op de arbeidsplaats moet zo behaaglijk en gelijkmatig zijn als redelijkerwijs mogelijk. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard van de werkzaamheden die door de werknemers wordt verricht en de fysieke belasting die het gevolg is van die werkzaamheden.
€
135
3
Hinderlijke tocht op de arbeidsplaats moet worden vermeden tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€
135
4
Als door het klimaat op de arbeidsplaats toch schade aan de gezondheid kan ontstaan, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen schade aan de gezondheid niet kunnen voorkomen, wordt de duur van de arbeid in zodanige mate beperkt of wordt de arbeid met een zodanige frequentie afgewisseld door een tijdelijk verblijf op een plaats waar een klimaat heerst dat geen schade aan de gezondheid kan ontstaan.
€
270*
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. 6.2 1
luchtverversing Op de arbeidsplaats moet voldoende niet- verontreinigde lucht aanwezig zijn.
€
270
2
Luchtverversingsinstallaties moeten altijd bedrijfsklaar zijn.
€
270
3
Luchtverversingsinstallaties moeten zijn voorzien van een controlesysteem dat storingen in de installatie signaleert voor zover dat noodzakelijk is voor de gezondheid van de werknemers.
€
270
€
270
afdeling 2
verlichting
6.3 1
daglicht en kunstlicht Arbeidsplaatsen en directe toegangen daartoe moeten gedurende de aanwezigheid van de werknemers voldoende en doelmatig verlicht zijn door daglicht en/of kunstlicht.
2
Het kunstlicht moet zodanig zijn aangebracht dat gevaar voor ongevallen is voorkomen.
€
270
3
De kleur van het kunstlicht mag de waarneming van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4 niet wijzigen of beïnvloeden.
€
135
€
270
6.4 1
daglicht In een uitwendige scheidingsconstructie van een besloten ruimte waar overdag door iemand gemiddeld meer dan twee uur arbeid wordt verricht , zijn doorzichtige lichtopeningen aangebracht waardoor daglicht kan toetreden. Het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen bedraagt ten minste 1/20 van het vloeroppervlak van die ruimte.
112
artikel
lid
6.5
beboetbare feiten
weren van zonlicht In een besloten ruimte waar arbeid wordt verricht moet rechtstreeks invallend zonlicht kunnen worden geweerd.
afdeling 3
boete normbedrag
€
270
€
450
geluid
6.7 1
nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten Op elke arbeidsplaats wordt in het kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998 het geluidsniveau beoordeeld. En indien nodig gemeten om te bepalen waar en in welke mate werknemers aan schadelijk geluid kunnen worden blootgesteld.
2
De beoordeling en meting als bedoeld in artikel 6.7,eerste lid, moeten representatief zijn voor de blootstelling aan geluid op de arbeidsplaats gedurende de dagelijkse arbeidstijd. De beoordeling en meting worden, in aanvulling op de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, volgens een schriftelijk vastgesteld tijdschema periodiek herhaald en in ieder geval herzien bij wijziging van omstandigheden of redenen voor onjuist uitgevoerde beoordeling of meting.
€
450
3
De bij de meting als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, gebruikte methoden en apparaten moeten aan de desbetreffende omstandigheden zijn aangepast. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten geluid en de omgevingsfactoren. De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of niveaus van schadelijk geluid al dan niet worden overschreden.
€
450
5
De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en metingen, moeten in een passende vorm worden geregistreerd en ten minste tien jaar bewaard.
€
45
6.8 1
voorkomen of beperken van schadelijk geluid Arbeidsmiddelen zijn van zodanige constructie, zijn zodanig ingericht, opgesteld of ondersteund en worden zodanig onderhouden dat zij bij in werking zijn op de arbeidsplaats geen equivalent geluidsniveau veroorzaken hoger dan 85 dB(A) (of een momentaan geluiddrukniveau van hoger dan 200 Pa), tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800
2
Het verrichten van werkzaamheden moet zodanig zijn, dat daarbij op de arbeidsplaats het equivalente geluidsniveau niet hoger is dan 85 dB(A) (of het momentaan geluiddrukniveau niet groter is dan 200 Pa), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800*
3
Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen, waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau hoger is dan 85dB(A) (of geluiddrukniveau hoger 200 Pa) op de arbeidsplaats, tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800
4
De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
€
113
225
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
5
In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde voorzieningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal blootgestelde werknemers zoveel mogelijk te beperken.
€ 1.800
6
De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998. In gevallen waarin werknemers kunnen worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats van 80 dB(A) of hoger, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal ter beschikking worden gesteld. De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten een demping bieden van het geluid tot een equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of lager. Indien deze demping technisch niet mogelijk, dan ten minste een demping van geluid tot beneden een equivalent geluidsniveau van 85 dB(A).
€
7
225
€ 1.800
8
De betrokken werknemers moet de gelegenheid worden geboden een oordeel kenbaar te maken over de keuze van de soort middelen.
9
Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A) (of momentaan geluiddrukniveau van 200 Pa), moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.
€
900*
10
Het ongevalsgevaar als gevolg van het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen moet zoveel mogelijk door doeltreffende maatregelen worden beperkt.
€
900
11
Plaatsen waar het equivalente geluidsniveau meer dan 85dB(A) (of het momentaan geluiddrukniveau meer dan 200 Pa) bedraagt moeten duidelijk zijn afgebakend en gemarkeerd volgens de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.
€
270
12
Alleen werknemers die beroepshalve of vanwege hun functie de in het elfde lid bedoelde plaatsen moeten betreden, mogen daar worden toegelaten.
€
675
6.9 1
2
6.10 1
weekgemiddelde In gevallen waarin werknemers die bijzondere taken uitvoeren, in verband met het uitvoeren van deze taken moeten verblijven op een arbeidsplaats waar het niveau van het geluid van dag tot dag sterk wisselt en het redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat de in artikel 6.8, derde en vijfde lid, bedoelde voorzieningen en maatregelen getroffen respectievelijk genomen worden, mag het gemiddelde niveau van het geluid, berekend of gemeten over een periode van een week mag niet hoger zijn dan 85 dB(A) (of niet hoger dan het momentane geluiddrukniveau van 200 Pa) als bedoeld in artikel 6.8, eerste en tweede lid, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd Voorts moet in de in het eerste lid bedoelde gevallen periodiek, doch in ieder geval telkens, indien er voor het geluid op de arbeidsplaats relevante veranderingen plaatsvinden in de arbeid of de omstandigheden waaronder deze arbeid moet worden verricht, worden gecontroleerd of nog voldaan wordt aan het eerste lid. audiometrisch onderzoek Werknemers die worden blootgesteld aan een geluidsdosisniveau van 80 dB(A) moeten, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de gelegenheid worden gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
114
€
45
€ 1.800
€
450
€
45
artikel
lid
beboetbare feiten
2
Zolang de blootstelling aan het in het eerste lid genoemde geluidniveau duurt, moeten de werknemers met tussenpozen van vier jaar of met kortere tussenpozen indien naar het oordeel van de arbodienst noodzakelijk is, opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
€
45
3
De arbodienst moet het beoordelings- en metingsregister kunnen inzien dat op grond van artikel 6.7, vijfde lid, moet worden opgemaakt.
€
45
€
270
6.11
voorlichting en onderricht Doeltreffende voorlichting en onderricht moet worden gegeven aan werknemers die arbeid verrichten waarbij overschrijding van het equivalente geluidsniveau van 80 dB(A) (of het momentaan geluiddrukniveau van 200 Pa) kan worden verwacht. Dit behelst: a) mogelijke gevaren voor het gehoor als gevolg van de blootstelling b) de regelgeving met betrekking tot geluid en te nemen maatregelen op basis van die regelgeving c) de gevallen waarin persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld en de gevallen waarin en de wijze waarop deze moeten worden gebruikt d) inhoud en betekenis van een periodiek te herhalen audiometrisch onderzoek en de gevallen waarin aan werknemers de gelegenheid wordt geboden om een dergelijk onderzoek te ondergaan.
afdeling 4
straling
6.12 1
afdeling 5 6.14
boete normbedrag
toestellen Toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden moeten van deugdelijk materiaal en constructie zijn en in goede staat verkeren.
€ 1.800
2
De in het eerste lid bedoelde toestellen moeten zich in een zodanige ruimte bevinden en moeten voorts zodanig zijn opgesteld of afgeschermd, dat bij het in werking zijn daarvan gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.
€ 1.800
3
Indien bij het in werking zijn van een toestel als bedoeld in het eerste lid, het gevaar voor gezondheidsschade ondanks de naleving van de voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, niet of niet geheel kan worden voorkomen, moeten zodanige organisatorische maatregelen worden genomen dat gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.
€ 1.800
4
Indien de in het derde lid bedoelde maatregelen gezondheidsschade niet of niet voldoende kunnen voorkomen, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld.
€ 1.800
5
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten door de werknemers bij de arbeid worden gebruikt.
€
900*
€
270*
werken onder overdruk Geschiktheid Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk moeten worden verricht door een persoon die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken.
115
artikel
lid
6.15 1
2
6.16
beboetbare feiten
veiligheidsmaatregelen Indien duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht, is met inachtneming van de stand van de techniek en rekening houdende met de specifiek te verrichten arbeid: a) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een deugdelijke schriftelijke werkinstructie aanwezig die ten minste de door de werknemers te treffen veiligheidsvoorzieningen alsmede de noodprocedures bevat b) aan de werknemers deugdelijk materiaal dat in goede staat verkeert en voldoende ademgas van goede kwaliteit ter beschikking gesteld c) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een daartoe opgeleid persoon aanwezig is die de werknemers adequaat medisch begeleiden kan d) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een adequate eerste-hulp uitrusting aanwezig. De opgeleide persoon als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid onder c. kan terstond in contact treden met een arts, bekwaam in het behandelen van acute gevolgen voor de gezondheid als gevolg van het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk.
boete normbedrag
€
270
€ 2.250* €
900*
€ 2.250
€
900
duikarbeid Duikarbeid wordt verricht door één of meer duikers, bijgestaan door een reserveduiker en een ploegleider.
€ 2.250*
2
De reserveduiker mag alleen duikarbeid verrichten in het kader van verlenen van hulp en het redden van in moeilijkheden geraakte duikers.
€
900*
3
De ploegleider moet, gelet op de te verrichten duikarbeid, voldoende kennis en ervaring hebben om toezicht te kunnen houden.
€
900*
5
Een ieder die duikarbeid heeft verricht, houdt hiervan aantekening in een persoonlijk duiklogboek. In dit logboek moet in elk geval worden aangetekend: • aard van de duikarbeid • het gevolgde duikschema • het gevolgde decompressieverloop • de verblijftijd in de vloeistof.
€
45*
6
De duikers en de reserveduiker moeten in het bezit zijn van een certificaat duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die zij verrichten, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
900*
7
Indien duikarbeid wordt verricht is de persoon, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, onder c, in het bezit van een certificaat duikmedische begeleiding, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
900*
8
Het certificaat duikarbeid en het certificaat duikmedische begeleiding bedoeld in het zesde respectievelijk zevende lid, of afschriften daarvan moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd aan de toezichthouder worden getoond.
€
45*
1
6.18 1
compressiekamer duikarbeid Bij de plaats waar duikarbeid in water wordt verricht op een diepte van meer dan 15 5 meter, of in een andere vloeistof onder een druk van 1½ maal 10 Pa boven de atmosferische druk, moet een geschikte compressiekamer aanwezig zijn. De compressiekamer waarvan de inrichting afhankelijk is van het aantal duikers en aard van de werkzaamheden: • is voorzien van een personensluis 116
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
• biedt ten minste plaats aan 2 personen. 2
6.19 1
Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden gebruikt. caissonarbeid Caissonarbeid moet door ten minste 2 personen worden verricht.
€ 2.250*
€ 2.250*
2
De toezichthouder moet ten minste 30 dagen voor aanvang van caissonarbeid schriftelijk in kennis worden gesteld, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.
€
900
3
Een caisson wordt gebouwd, geïnstalleerd, aangepast of gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daarvoor aangewezen persoon.
€
900
4
Caissons moeten regelmatig worden geïnspecteerd door een speciaal daarvoor aangewezen persoon.
€
900
6.20 1
2
afdeling 6
compressiekamer caissonarbeid 5 Bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht onder een druk van 1½ maal 10 Pa boven de atmosferische druk, moet een geschikte compressiekamer aanwezig zijn. De compressiekamer waarvan de inrichting afhankelijk is van het aantal duikers en aard van de werkzaamheden: a) is voorzien van een personensluis b) biedt ten minste plaats aan 2 personen. Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden gebruikt.
€ 2.250
€ 2.250*
bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers
6.23 1
geluidvoorschriften zeeschepen en luchtvaartuigen Arbeidsmiddelen aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen zijn van zodanige constructie, zijn zodanig ingericht, opgesteld of ondersteund en worden zodanig onderhouden dat zij bij in werking zijn op de arbeidsplaats geen equivalent geluidsniveau veroorzaken hoger dan 85 dB(A), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800
2
Het verrichten van werkzaamheden aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen moet zodanig zijn dat daarbij op de arbeidsplaats het equivalente geluidsniveau niet hoger is dan 85 dB(A), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800
3
Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen, waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau hoger is dan 85dB(A) op de arbeidsplaats, tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
€ 1.800
4
De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
€
5
In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde voorzieningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal blootgestelde werknemers zoveel mogelijk te beperken.
€ 1.800
117
225
artikel
lid
beboetbare feiten
6
De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen, moeten worden vermeld in het plan van aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
€
7
In gevallen waarin werknemers aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen kunnen worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats van 80 dB(A) of hoger, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal ter beschikking worden gesteld. De persoonlijke beschermingsmiddelen bieden een demping van het geluid tot een equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of lager. Indien een zodanige demping technisch niet mogelijk is, wordt door de persoonlijke beschermingsmiddelen ten minste een demping van het geluid geboden tot beneden het equivalente geluidsniveau van 85 dB(A).
€ 1.800
8
Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A), aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.
€
6.29
6.30 1
hoofdstuk 7 afdeling 2 7.3 1
boete normbedrag
225
900*
werken onder overdruk (zwangeren) Een zwangere werknemer mag niet worden verplicht duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk als bedoeld in artikel 6.13 te verrichten.
€ 2.250
daglicht en kunstlicht (thuiswerkers) Op de arbeidsplaats van een thuiswerker moeten de nodige voorzieningen voor een doelmatige kunstverlichting aanwezig zijn.
€
270
€
900
arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden algemene voorschriften geschiktheid arbeidsmiddelen Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die de werkgever overweegt ter beschikking te stellen, wordt rekening gehouden met de uit de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, gebleken: • specifieke kenmerken van de arbeid • omstandigheden waaronder deze worden verrichten • op de arbeidsplaats al bestaande gevaren • de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik van de desbetreffende arbeidsmiddelen.
2
Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.
€
900
3
De arbeidsmiddelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voorst geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast.
€
900
4
Voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is de gevaren bij het gebruik van de arbeidsmiddelen te voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden getroffen dat gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.
€
900
118
artikel
lid
7.4
beboetbare feiten
boete normbedrag
1
deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen Een arbeidsmiddel moet uit deugdelijk materiaal bestaan
€ 2.250
2
Een arbeidsmiddel moet van deugdelijke constructie zijn.
€ 2.250
3
Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst of ingericht, dat het gevaar van verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
€ 2.250
4
Het gevaar getroffen te worden door ongewild in beweging of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt. Maatregelen gericht op collectieve bescherming hebben de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
€ 2.250
7.4a 1
keuringen Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie moet na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren:
€
900
2
Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, moet voorts na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.
€
900
3
Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechtering welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.
€
900
4
Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden als bedoeld in het derde lid, moet worden gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.
€
900
5
Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.
€
900
6
Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
€
45
7.5 1
2
montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen. Onderhouds-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden aan een arbeidsmiddel mogen slechts worden uitgevoerd wanneer dit is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. Indien dit niet mogelijk is dan moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
119
€ 2.250
€ 2.250*
artikel
lid
Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op productie- en afstelwerkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel.
4
Een bij een arbeidsmiddel behorend onderhoudsboek moet goed worden bijgehouden.
€
5
Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.
€ 2.250
1
2
7.7
7.9
boete normbedrag
3
7.6
7.8
beboetbare feiten
deskundigheid werknemers Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor de veiligheid van de werknemers kan opleveren, blijft het gebruik voorbehouden aan werknemers die met het gebruik belast zijn. Werknemers die belast zijn met ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, moeten daartoe een specifieke deskundigheid en ervaring bezitten.
€ 2.250* 45
€
900
€
900
1
veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, moeten zij van zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen.
€ 2.250
2
De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten stevig zijn uitgevoerd.
€ 2.250
3
De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen geen bijzondere gevaren opleveren.
€ 2.250
4
De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen niet eenvoudig kunnen worden genegeerd of buiten werking worden gesteld.
€ 2.250
5
De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten op voldoende afstand van de gevaarlijke zone van het arbeidsmiddel zijn aangebracht.
€ 2.250
6
De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten het zicht op de arbeid zo min mogelijk belemmeren.
€ 2.250
7
Schermen of beveiligingsinrichtingen van arbeidsmiddelen, moeten op een zodanige wijze zijn aangebracht dat de noodzakelijke onderhouds- en reparatiewerkzaamheden op veilige wijze kunnen worden uitgevoerd. Daarbij moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de schermen of beveiligingsinrichtingen moeten worden gedemonteerd.
€ 2.250
verlichting Werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten - in aanvulling op artikel 6.3 - voldoende en doelmatig zijn verlicht. hoge en lage temperatuur Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat werknemers in de onmiddellijke nabijheid kunnen komen van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan met een zeer hoge of zeer lage temperatuur. Indien dat niet mogelijk is, dan moeten doeltreffende maatregelen zijn getroffen om aanraking te voorkomen.
120
€
900
€ 2.250
artikel
lid
7.10
beboetbare feiten
alarmsignalen Alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en duidelijk waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar zijn. Deze alarmsignalen moeten voldoen aan de algemene vereisten van veiligheidsen gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.
7.11 1
2
7.11a 1
2
afdeling 3
loskoppelen arbeidsmiddel Een arbeidsmiddel moet over duidelijk herkenbare voorzieningen beschikken, waarmee het van zijn krachtbronnen moet kunnen worden losgekoppeld. Het na loskoppeling opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel op een krachtbron mag geen gevaar opleveren voor de werknemers. voorlichting Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing moet in begrijpelijke vorm ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers. Indien het gebruik of de aanwezigheid van arbeidsmiddelen in de onmiddellijke werkomgeving gevaren voor de werknemers kunnen opleveren, moeten zij hierop worden gewezen, ook indien de werknemers van deze middelen geen rechtstreeks gebruik maken.
boete normbedrag
€
270
€ 2.250
€ 2.250
€
45
€
45
€
900
arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem
7.13 1
bedieningssystemen Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel moet veilig zijn.
2
Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag ook bij onopzettelijke handelingen geen gevaar opleveren voor werknemers.
€
900
3
Bij de keuze van een bedieningssysteem moet rekening worden gehouden met defecten, storingen en belastingen die bij het gebruik kunnen worden verwacht.
€
900
4
Een bedieningssysteem moet duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en is daartoe, waar nodig, op passende wijze van functionele aanduidingen voorzien.
€
900
5
Een bedieningssysteem moet zich zoveel mogelijk buiten de gevaarlijke zone van een arbeidsmiddel bevinden.
€
900
6
De plaats van het bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag geen extra gevaren opleveren voor werknemers.
€
900
7
Indien een arbeidsmiddel in werking kan worden gesteld of kan worden gestopt op een plaats waar dat arbeidsmiddel niet geheel kan worden gezien, dan moet om de betrokken werknemers te beschermen, telkens tijdig voor het inwerkingstellen of stoppen van dat arbeidsmiddel een signaal worden gegeven dat voldoet aan de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.
€
900*
7.14 1
in werking stellen van arbeidsmiddelen Een arbeidsmiddel mag uitsluitend in werking worden gesteld door een opzettelijk verrichte handeling met een daarvoor bestemd bedieningssysteem.
121
€ 2.250
artikel
lid
7.15 1
beboetbare feiten
stopzetten van arbeidsmiddelen Een arbeidsmiddel kan op veilige wijze worden stopgezet met een daarvoor bestemd bedieningssysteem. Een bedieningssysteem stopt naar gelang het gevaar hetzij het gehele arbeidsmiddel hetzij onderdelen daarvan, zodanig dat het arbeidsmiddel in een veilige toestand is.
boete normbedrag
€ 2.250
2
Wanneer een arbeidsmiddel of onderdelen daarvan zijn stopgezet, moet de energietoevoer naar het arbeidsmiddel of de onderdelen daarvan die het gevaar veroorzaken zijn onderbroken.
€ 2.250
3
De opdracht tot het stopzetten van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan kan niet worden opgeheven door een opdracht tot starten ervan.
€ 2.250
7.16
noodstopvoorziening Een arbeidsmiddel moet beschikken over een noodstopvoorziening, indien dit met het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is.
afdeling 4
€ 2.250
aanvullende voorschriften specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden
7.17a
uitrusting mobiele arbeidsmiddelen (dit gehele artikel is tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de werknemers.) 1
Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt.
€ 2.250
2
Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat onder de feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door: a) een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of b) een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of c) andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau
€ 2.250
4
Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond, dan moet een systeem zijn geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegengehouden.
€ 2.250
5
Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt door: a) een bestuurderscabine, of b) een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt, of c) een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde delen van de heftruck, of d) een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of
€ 2.250
122
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
e) andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau. 6
Indien het onverhoeds blokkeren van onderdelen voor de energieoverbrenging tussen het mobiele arbeidsmiddel en zijn hulpstukken of aanhangers specifieke gevaren kan opleveren, dan moet het arbeidsmiddel uitgerust zijn met een voorziening die deze blokkering verhindert. Indien een dergelijke blokkering niet kan worden verhinderd, moeten zodanige maatregelen zijn genomen dat de gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.
€ 2.250
7
Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van middelen voor de bevestiging van onderdelen voor de energieoverbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen.
€
900
€
900
€
900
7.17b
uitrusting mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving (dit artikel is - met uitzondering van het tweede lid onder b en g) - tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de werknemers.) 2
Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn uitgerust met: a) voorzieningen om te vermijden dat zij door onbevoegden in werking kunnen worden gesteld b) een inrichting die automatisch verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel, indien dit middel elektrisch wordt aangedreven, onverhoeds in beweging kan komen wanneer de bestuurder het middel verlaat of heeft verlaten. c) doeltreffende voorzieningen ter beperking van de gevolgen van een eventuele botsing, indien verschillende, op rails rijdende arbeidsmiddelen tegelijkertijd worden verplaatst. d) een rem- en stopvoorziening. e) een noodvoorziening, voorzover die om veiligheidsredenen noodzakelijk is, welke voorziening bij het uitvallen van het hoofdsysteem van de rem- en stopvoorzieninig het mobiele arbeidsmiddel door gemakkelijk toegankelijke besturingsorganen of door automatische systemen het mobiele arbeidsmiddel kan afremmen en tot stilstand brengen. f) doeltreffende hulpmiddelen die toereikend zicht voor de bestuurder mogelijk maken indien het directe gezichtsveld van hem ontoereikend is om de veiligheid van personen te waarborgen. g) deugdelijke voorzieningen waarmee signalen kunnen worden gegeven die voldoen aan algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.
€ 2.250
€ 2.250 € 2.250
€ 2.250
€
900
3
Indien mobiele arbeidsmiddelen ‘s nachts of op donkere plaatsen worden gebruikt, zijn zij voorzien van een verlichtingsinstallatie die is aangepast aan het uit te voeren werk en die de werknemers voldoende veiligheid biedt.
€
900
4
Indien mobiele arbeidsmiddelen, hun aanhangers, of ladingen brandgevaar voor personen kunnen opleveren, zijn zij voorzien van doeltreffende brandbestrijdingsmiddelen, tenzij de arbeidsplaats hiermee op voldoende korte afstand van deze arbeidsmiddelen, hun aanhangers of ladingen is uitgerust.
€
450
5
Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend, komen zij automatisch tot stilstand wanneer zij het controlegebied verlaten.
€ 2.250
6
Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend en onder normale gebruiksomstandigheden werknemers kunnen aan- of klemrijden, zijn zij uitgerust met voorzieningen die bescherming tegen deze gevaren bieden, tenzij er andere geschikte voorzieningen aanwezig zijn om het gevaar van aanrijdingen te beperken.
€ 2.250
123
artikel
lid
7.17c 1
beboetbare feiten
gebruik mobiele arbeidsmiddelen Mobiele arbeidsmiddelen met een eigen aandrijving worden bediend door werknemers die daartoe een specifieke deskundigheid beschikken.
boete normbedrag
€
900
2
Het meerijden van werknemers op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.
€ 2.250*
3
Indien tijdens de verplaatsing van een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid, werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de snelheid van het arbeidsmiddel zo nodig aangepast.
€ 2.250*
4
Met een mobiel arbeidsmiddel worden niet meer personen en wordt niet meer gewicht aan goederen tegelijk vervoerd dan een veilig gebruik toelaat.
€ 2.250*
5
Indien een mobiel arbeidsmiddel zich binnen een werkzone waar werknemers zich kunnen bevinden, beweegt, worden doeltreffende verkeersregels vastgesteld.
€
450
6
Doeltreffende organisatorische maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich werknemers bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving.
€
450
7
Indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden de aanwezigheid van werknemers in een werkzone als bedoeld in het zesde lid, is vereist, worden doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat zij door het mobiele arbeidsmiddel gewond raken.
€
450
8
Met een verbrandingsmotor uitgeruste mobiele arbeidsmiddelen worden op de arbeidsplaats niet gebruikt, tenzij is gezorgd voor voldoende schone lucht.
€ 2.250*
9
Een mobiel arbeidsmiddel wordtniet eerder door de bestuurder worden verlaten dan nadat is voorkomen dat het onverhoeds in beweging komt.
€
900*
personentransport over water Bij transport van werknemers over water worden doeltreffende maatregelen getroffen om de veiligheid van deze werknemers te waarborgen.
€
900
€
270
7.17d
7.18
Hijs- en hefwerktuigen (het vierde en vijfde lid van dit artikel zijn tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de werknemers.) 1
Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedieningsplaats voorzien van een goed leesbare aanduiding die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werktuig de toegelaten bedrijfslast vermeldt.
2
Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder belast dan de toegelaten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan een veilig gebruik toelaat.
3
Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door personen die daartoe een specifieke deskundigheid bezitten.
€
900
4
Een hijs- of hefwerktuig dat niet is bestemd of ingericht voor het hijsen of heffen van personen en waarbij de kans aanwezig is op foutief gebruik, wordt voorzien van een goed leesbare waarschuwing tegen personenvervoer.
€
270
124
€ 2.250*
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
5
Hijs- of hefwerktuigen worden zodanig opgesteld dat het gevaar wordt beperkt dat de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan of in een vrije val raken of losraken.
€ 2.250*
6
Doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers zich niet ophouden onder hangende lasten.
€ 2.250*
7
Hangende lasten wordenniet verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar zich in de regel werknemers bevinden.
€ 2.250*
8
Indien bij toepassing van de maatregelen als bedoeld in artikel 7.18, zesde en zevende lid, het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden gegarandeerd, worden passende procedures vastgesteld en toegepast om de veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen
€
7.18a 2
hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten Wanneer twee of meer hijs- en hefwerktuigen zodanig op een werkplek worden geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, worden doeltreffende maatregelen genomen om botsingen tussen de lasten of delen van deze werktuigen te voorkomen.
900*
€ 2.250*
3
Bij het gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig worden doeltreffende maatregelengenomen om te vermijden dat het werktuig kantelt, ongewild in beweging komt of wegglijdt.
4
Er wordt op toegezien dat maatregelen, bedoeld in het derde lid, naar behoren worden uitgevoerd.
€
900
5
Wanneer de bediener van een hijs- of hefwerktuig noch rechtstreeks noch door middel van informatieverstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last kan volgen, wordt een werknemer aangewezen die met de bediener in verbinding staat om hem te leiden.
€
900
6
Voorts worden verdere organisatorische maatregelen genomen om ongewilde botsingen van de last te voorkomen.
€
900
7
Wanneer lasten met de hand worden vast- of losgemaakt, zijn de werkzaamheden zodanig georganiseerd dat de werknemer deze handelingen veilig kan verrichten en hierover direct of indirect controle behoudt.
€
900
8
Alle handelingen voor het hijsen of heffen worden correct gepland teneinde de veiligheid van de werknemers te garanderen.
€
135
9
De handelingen, bedoeld in het achtste lid, worden onder doeltreffend toezicht uitgevoerd.
€
900
10
Met name indien een last gelijktijdig wordt gehesen of geheven door twee of meer hijs- of hefwerktuigen, wordteen procedure vastgesteld en toegepast om een goede coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen.
€
270*
11
Indien hijs- of hefwerktuigen bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te vermijden dat werknemers aan de daarmee gepaard gaande gevaren worden blootgesteld.
€ 2.250
125
€ 2.250*
artikel
lid
beboetbare feiten
12
Op lasten, bedoeld in het elfde lid, wordt voortdurend toezicht gehouden, tenzij: • de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd en • de lasten volkomen veilig zijn vastgemaakt en worden vastgehouden.
13
In de open lucht gebruikte hijs- en hefwerktuigen worden stilgelegd zodra de weersomstandigheden zodanig verslechteren dat de bedrijfsveiligheid in gevaar komt en de werknemers aan gevaren worden blootgesteld. In dit geval worden doeltreffende beschermingsmaatregelen genomen, in het bijzonder om te verhinderen dat het hijs- of hefwerktuig kantelt.
7.18b
boete normbedrag €
900
€ 2.250*
hijs- en hefwerktuigen voor personen (dit gehele artikel is tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de werknemers.) 1
In aanvulling op de artikelen 7.18. en 7.18a, moeten hijs- en hefwerktuigen,die zijn bestemd en ingericht voor het hijsen of heffen van personen, met zodanige voorzieningen zijn uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat: a) het hijs- of hefplatform voor personen naar beneden valt b) personen van dit platform vallen c) een persoon, die van het hijs- of hefwerktuig gebruik maakt, wordt verpletterd, beklemd raakt of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg van een onopzettelijk contact met een voorwerp
€ 2.250
2
Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is.
€ 2.250
3
Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, dan moet in de ophanging van het platform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde veiligheidscoëfficiënt worden toegepast.
€ 2.250
4
In het geval, bedoeld in het derde lid, moet de goede staat van de in de ophanging toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag worden gecontroleerd.
€
900
€
900
7.19 1
hijskranen Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan 2 ton, en die, na te zijn vervaardigd, ingrijpend te zijn hersteld of gewijzigd, voor de eerste maal in gebruik wordt genomen, moet worden onderzocht op de deugdelijkheid van materiaal, constructie, inrichting en stabiliteit. Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.
2
De ondersteuning van een hijskraan als bedoeld in het eerste lid, moet in de gevallen, bedoeld in dat lid, worden onderzocht op de ligging en draagkracht, de deugdelijkheid van materiaal en constructie, alsmede de aanwezigheid en deugdelijkheid van beveiligingsmiddelen.
€
900
4
Een hijskraan met een bedrijfslast als bedoeld in het eerste lid, en de ondersteuning van die kraan moeten, voordat de kraan in gebruik wordt genomen, worden onderzocht op hun goede staat in geval de kraan langdurig heeft stilgestaan of buiten gebruik is geweest. Bij dit onderzoek moet de kraan doelmatig worden beproefd.
€
900
126
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
5
Voorts worden een hijskraan en de ondersteuning van die kraan, voordat de kraan in gebruik wordt genomen, op hun goede staat onderzocht en doelmatig beproefd, zo dikwijls dit ter waarborging van een veilig gebruik van kraan redelijkerwijs noodzakelijk is en in ieder geval ten minste eenmaal per jaar.
€
900
6
Indien een hijskraan na demontage voor opstelling elders, aanstonds opnieuw wordt opgesteld, dan moet de kraan, voordat deze in gebruik wordt genomen, op veilige werking worden onderzocht en beproefd.
€
900
7
Onderzoeken en beproevingen met betrekking tot hijskranen als bedoeld in artikel 7.19, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.
€
900
8
In de nabijheid van een hijskraan met een bedrijfslast als genoemd in artikel 7.19, eerste lid, moet zich een kraanboek bevinden. In het kraanboek zijn in ieder geval de resultaten van de op grond van het eerste,tweede, vierde, vijfde en zesde lid uitgevoerde onderzoeken en beproevingen op adequate wijze vermeld.
€
45
11
Het kraanboek en het certificaat van goedkeuring van een hijskraan, bedoeld in respectievelijk het achtste en het tiende lid van artikel 7.19, of een afschrift daarvan moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
€
45
7.20 1
hijs- en hefgereedschap Hijs- en hefgereedschap moet worden gekozen op grond van te hanteren lasten, de aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of hefwerktuig.
€ 2.250
2
Hijs- en hefgereedschap, anders dan touwwerk of staalkabels, moet zijn voorzien van een goed leesbare aanduiding die de werklast vermeldt.
€
270
3
Samengesteld hijs- en hefgereedschap moet duidelijk zijn gemarkeerd om de gebruiker in staat te stellen de kenmerken ervan te kennen.
€
270
4
Hijs- en hefgereedschap mag, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder worden belast dan de werklast of dan een veilig gebruik toelaat.
5
Hijs- en hefgereedschap moet zodanig zijn opgeslagen dat het niet kan worden beschadigd of aangetast.
€
900
6
Hijs- en hefgereedschap moet, ten minste eenmaal per jaar, door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling op zijn goede staat worden onderzocht waarbij het zo nodig beproefd. Deze persoon of instelling moet over de daarvoor benodigde uitrusting beschikken.
€
900
7
In aanvulling op het zesde lid moet kettingwerk, afhankelijk van de materiaalsoort, zo dikwijls als voor een veilig gebruik nodig is, aan een voor het betrokken materiaal geschikte warmtebehandeling worden onderworpen.
€
900
8
De warmtebehandeling, bedoeld in het zevende lid, moet worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling die beschikt over de daarvoor benodigde uitrusting.
€
900
127
€ 2.250*
artikel
lid
beboetbare feiten
9
Bewijsstukken van onderzoeken, beproevingen en warmte behandelingen van hijsen hefgereedschap als bedoeld in artikel 7.20, zesde en zevende lid, moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
7.21 1
2
7.22 1
werkzaamheden in liftschachten Indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, dan moeten afdoende technische maatregelen worden genomen teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift. Indien geen afdoende technische maatregelen kunnen worden genomen, teneinde te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift, dan moet de naastliggende lift worden stilgezet. vervoer van personen in werkbakken Met een hijs- of hefwerktuigen dat uitsluitend is bestemd en ingericht voor het vervoer van goederen, mogen in plaats van of tezamen met goederen geen personen worden vervoerd.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van personen met behulp van een werkbak ten behoeve van het vanuit die werkbak verrichten van incidentele werkzaamheden van korte duur op moeilijk bereikbare plaatsen, indien toepassing van andere meer geëigende middelen om die plaatsen te bereiken grotere gevaren zou meebrengen dan het vervoer van personen met behulp van een werkbak als vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige middelen redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3
In geval van toepassing van het tweede lid, gelden de volgende voorschriften: a) de werkbak, bedoeld in het tweede lid, moet zodanig zijn vervaardigd, ingericht, toegerust, bevestigd en in een zodanige staat van onderhoud verkeren, alsmede zodanig worden gebruikt dat gevaar voor veiligheid en gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt; b) het hijs- of hefwerktuig moet voldoende zijn toegerust om in combinatie met een werkbak te kunnen worden gebruikt; c) de bedieningsplaats van een hijs- of hefwerktuig moet permanent zijn bemand; d) de werknemers die met een hijs- of hefwerktuig worden gehesen of geheven, moeten over een doeltreffend communicatiemiddel beschikken; e) er moeten doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij gevaar te kunnen evacueren
boete normbedrag €
45
€ 2.250
€ 2.250*
€ 2.250*
*
*
Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen, wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250,-). 7.24 1
2
toegang tot het schip In aanvulling op artikel 3.2 is de toegang tot een ruim van een schip of dek uitsluitend toegestaan door een vaste trap of, indien dit niet mogelijk is, door een vaste ladder of klampen of voetopeningen van geschikte afmetingen, van voldoende sterkte en van behoorlijke constructie dan wel door andere deugdelijke toegangsmiddelen. Indien het redelijkerwijs mogelijk is, moeten de toegangsmiddelen als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, tot een ruim van een schip of dek gescheiden zijn van luikopeningen.
128
€
900*
€
900
artikel
lid
7.25 1
beboetbare feiten
luiken Luiken die met behulp van hijs- of hefwerktuigen worden geplaatst of verwijderd, moeten zijn uitgerust met goed toegankelijke en geschikte bevestigingen voor het vastmaken van hijsgereedschap.
boete normbedrag
€
900
2
Indien luiken niet onderling verwisselbaar zijn, dan moeten zij duidelijk zijn gemerkt om aan te geven tot welke ruimopening alsmede op welke plaats zij behoren.
€
270
3
Motorisch of hydraulisch bediende luiken en overige motorisch of hydraulisch aangedreven scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd door een daartoe bevoegd persoon.
€
900
4
De in het derde lid bedoelde luiken en scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd indien dit op veilige wijze kan gebeuren.
€
900
5
Luikopeningen die niet zijn uitgerust met een doelmatig luikhoofd, moeten worden gesloten dan wel anderszins worden beveiligd zodra de laad- en loswerkzaamheden zijn beëindigd.
€
900
6
Luiken mogen niet worden geplaatst of verwijderd als er in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt.
7
Luiken die niet afdoende tegen verplaatsing zijn geborgd, moeten worden verwijderd voordat met laad- en loswerkzaamheden wordt begonnen.
7.26 1
2
7.27 1
2
7.28
verwerken van goederen of materialen Het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip moet op veilige en ordelijke wijze geschieden, rekening houdend met de aard van die goederen of materialen en de verpakking daarvan. Tijdens het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip,mogen lasten niet worden opgelicht of neergelaten tenzij zij op veilige wijze aan het hijs- of hefwerktuig zijn aangeslagen of anderszins zijn bevestigd. tuigplannen en bind-of hijsmiddelen Voor het veilig tuigen van laadbomen en het bijbehorende gerei moeten aan boord van het schip tuigplannen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aanwezig zijn. De tuigplannen moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. Voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen mogen niet opnieuw worden gebruikt. containers Tijdens het laden en lossen van containers moeten deugdelijke middelen aanwezig zijn die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de sjorringen van de containers waarborgen.
7.29 2
hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen Hijs- en hefwerktuigen met inbegrip van de daarbij behorende hulpstukken, onderdelen, bevestigingspunten, verankeringen en steunen, en hijs- en hefgereedschappen op schepen, moeten voordat zij voor de eerste maal in gebruik worden genomen, doelmatig worden beproefd en op goede staat worden onderzocht.
129
€ 2.250* €
900
€ 2.250
€ 2.250
€
45
€ 2.250
€
900
€
900
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
3
Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten na elke belangrijke wijziging of herstelling die van invloed kan zijn op de veiligheid, doelmatig worden beproefd en op hun goede staat onderzocht.
€
900
4
Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten, afhankelijk van de feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per 5 jaar doelmatig worden beproefd en op hun goede staat worden onderzocht.
€
900
5
Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten, afhankelijk van feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per jaar op hun goede staat worden onderzocht.
€
900
6
Hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten afhankelijk van het gebruik regelmatig op hun goede staat worden gecontroleerd.
€
900
7
Beproevingen en onderzoeken als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, moeten worden uitgevoerd door de minister van SZW of een certificerende instelling.
€
450
8
Onderzoeken en controles als bedoeld in het vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, een rechtspersoon of instelling.
€
450
10
Aan boord van ieder schip moet een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen worden bijgehouden volgens een bij ministeriële regeling vastgesteld model, waarin de op grond van het artikel 7.29, negende lid, afgegeven certificaten van beproeving en onderzoek moeten worden opgenomen. Het register moet desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder. In het register moet worden opgenomen: a) de bedrijfslast of bedrijfslasten van de hijs- en hefwerktuigen b) de werklast van de hijs- en hefgereedschappen c) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde beproevingen en onderzoeken d) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde controles, indien bij de desbetreffende controles een defect is geconstateerd.
€
45
€
270
7.30 1
afdeling 5
gewichtsaanduiding op zware voorwerpen Stukken of voorwerpen die ten minste 1.000 kilogram bruto wegen en die met een schip worden vervoerd, moeten aan de buitenzijde op een duidelijke en duurzame wijze zijn voorzien van een aanduiding van het gewicht van die stukken of voorwerpen. aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen
7.32 1
2
bedienen van torenkranen, mobiele kranen en funderingsmachines Een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine die behoort tot een bij ministeriële regeling omschreven categorie, mag slechts worden bediend door een persoon die: a) in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling; b) in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de aan de bediening van het betreffende arbeidsmiddel verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen. Het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan moet op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
130
€
€
900*
1)
45*
artikel
lid
7.33 1 2
7.34 1
beboetbare feiten
ladders en trappen Ladders en trappen moeten voldoende sterk en stijf zijn. Ladders en trappen moeten stabiel zijn opgesteld en zo nodig zijn vastgezet en van een voldoende lengte zijn om in alle standen waarin zij worden gebruikt, een stevige steun voor handen en voeten te bieden. steigers Het opbouwen, wijzigen en afbreken van steigers moet onder toezicht van een terzake deskundig persoon plaatsvinden.
boete normbedrag
€ 2.250 € 2.250
€
900
900
2
De veiligheid van de constructie van een steiger moet regelmatig door een ter zake deskundig persoon worden gecontroleerd,doch in ieder geval: a) voor de in gebruikneming b) na iedere wijziging in de constructie van de steiger c) na iedere periode waarin de steiger niet is gebruikt d) na abnormale weersomstandigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis waardoor de veiligheid van de constructie van de steiger mogelijk is aangetast.
€
3
Een steiger mag niet worden overbelast. Lasten moeten zo gelijkmatig mogelijk over een steiger worden verdeeld.
€ 2.250
4
Verrijdbare steigers moeten zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen.
€ 2.250
1
grondverzet- en materiaalverladingsmachines Bestuurders en bedieners van grondverzet- en materiaalverladingsmachines moeten een daartoe specifieke deskundigheid bezitten.
€
900
€
900
7.35
2
afdeling 6
Om te voorkomen dat grondverzet- en materiaalverladingsmachines ongewild in uitgravingen of in het water terechtkomen moeten doeltreffende maatregelen worden getroffen. bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers
7.39
deskundig toezicht (jeugdigen) Jeugdige werknemers die: a) arbeid verrichten, bestaand in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen b) arbeid verrichten met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren c) dieren industrieel slachten d) op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden, mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht.
7.41 1
arbeidsmiddelen (thuiswerkers) De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van een doelmatige afscherming voorzover zij gevaar voor personen opleveren.
131
€ 1.350
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
2
De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem moeten, zo dicht mogelijk bij de plaats van de persoon die het arbeidsmiddel bedient, voorzien zijn van een zodanige inrichting dat dit arbeidsmiddel afzonderlijk, veilig en met zekerheid kan worden stilgezet en niet dan opzettelijk weer in beweging kan worden gebracht.
€ 2.250
3
De bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten op de juiste wijze worden onderhouden en zo nodig gerepareerd.
€
900
€
900
€
900
€
45
7.42 1
elektrische apparatuur thuiswerkers Aan de bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem welke gevaren van elektrische aard met zich brengen, moeten doeltreffende beveiligingen zijn aangebracht, waarvan de werking zoveel mogelijk onafhankelijk is van degene die dat arbeidsmiddel bedient.
2
Indien het in verband met de thuiswerkzaamheden noodzakelijk is dat elektrische apparatuur moet worden aangesloten of anderszins leidingen of kabels moeten worden aangelegd, dan moet dit op de juiste wijze gebeuren opdat daarvan door de thuiswerker veilig gebruik kan worden gemaakt.
hoofdstuk 8 afdeling 1
persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering persoonlijke beschermingsmiddelen
8.1 1
algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk beschermingsmiddel, is in overeenstemming met de betreffende bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, bedoeld in het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen en het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit uitsluitend voorzover bedoeld persoonlijk beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemde besluiten valt.
2
In alle gevallen moet een persoonlijke beschermingsmiddel: a) geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden b) beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats c) zijn afgestemd op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers d) na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
€
450
3
Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het betreffende gevaar of de betreffende gevaren.
€
450
4
De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van: • de ernst van het gevaar • de frequentie van de blootstelling aan het gevaar • de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk • de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel.
€
450*
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
132
artikel
lid
beboetbare feiten
5
Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon. Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.
boete normbedrag
€
450*
Voor dit feit kan een werknemer worden beboet voor het niet gebruiken of niet zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen. €
45
6
Om het bepaalde in artikel 8.1, tweede, derde en vierde lid, te kunnen toepassen, zijn adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel in het bedrijf of de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven.
7
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden slechts voor de beoogde doeleinden gebruikt.
€
450*
8
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden overeenkomstig de gebruiksaanwijzing gebruikt.
€
450*
€
225
€
450*
8.2
keuze persoonlijk beschermingsmiddel Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, maakt de werkgever in het kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid, gestelde voorwaarden. Deze beoordeling omvat: a) een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden b) een omschrijving van kenmerken die persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a) vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen c) een inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b) bedoelde kenmerken.
8.3 1
beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen Indien gevaar voor de veiligheid en gezondheid van een werknemer op de arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende aantal beschikbaar. Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
2
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
€
450
3
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk gehouden.
€
450*
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
133
artikel
lid
4
afdeling 2
beboetbare feiten
boete normbedrag
Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats.
€
450
€
270
€
900
veiligheids- en gezondheidssignalering
8.4
algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering 1
hoofdstuk 9 afdeling 4 9.36 1
Ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers, moet de werkgever ervoor zorgen dat, indien de gevaren op de arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven, doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering aanwezig is.
verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen overgangs- en slotbepalingen trekkerarbeid jeugdigen op openbare weg Jeugdigen die arbeid verrichten bestaande in het op de openbare weg besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen, moeten in aanvulling op artikel 7.39 onder a. in het bezit zijn van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door een door de minister van SZW daartoe aangewezen instelling.
___________________________ 1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli 2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten • € 225 voor artikel 2.27, derde lid • € 270 voor artikel 2.28 • € 135 voor artikel 2.29 • € 270 voor artikel 2.30 • € 270 voor artikel 2.33 • € 270 voor artikel 2.34 • € 45 voor artikel 2.35, eerste en tweede lid • € 45 voor artikel 2.36, eerste en tweede lid • € 135 voor artikel 2.37, tweede lid • € 45 voor artikel 2.42, derde lid • € 225 voor artikel 2.42, vierde lid • € 1.350 voor artikel 3.16 eerste en derde lid • € 1.350 voor artikel 3.17 • € 1.350 voor artikel 3.28, eerste lid • € 2.250 voor artikel 4.26, tweede lid • € 225 voor artikel 4.54, derde lid • € 270 voor onderdeel b van artikel 7.32, eerste lid.
2)
Dit feit kan alleen worden beboet als het heeft plaatsgevonden na 23 juli 2000
134
2)
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN DEEL 3 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
hoofdstuk 4 gevaarlijke stoffen paragraaf 4.1 veiligheid aan op of in tankschepen 4.3
veiligheidsmaatregelen gevaarlijke stoffen tankschepen Indien zich bij of als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, Arbobesluit (tankschepen) gevaarlijke gassen concentreren en deze door onvoldoende luchtbeweging niet snel genoeg worden verdund of afgevoerd, worden maatregelen getroffen om deze concentraties te beperken. Indien dit niet in voldoende mate mogelijk is, worden de tankdeksels gesloten en de desbetreffende werkzaamheden gestaakt.
4.4 1
schoonmaken Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden.
€ 2.250
€ 2.250
2
Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang als gevolg van werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur.
€ 2.250
3
Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang in een aangrenzende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten.
€ 2.250
4
Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken.
€
900
€
900
4.5
onderzoek Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand, ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat.
4.6 1
2
4.7 1
voorkomen gevaren Het schoonmaken van K1-, K3- en KT-ruimten is erop gericht de concentratie van gassen en dampen onder de onderste explosiegrens te houden of op veilige wijze tot onder die grens terug te brengen. Indien tijdens het schoonmaken een gassamenstelling optreedt, welke gevaar oplevert voor een ontploffing, wordt de duur van deze toestand zo kort mogelijk gehouden. Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan ontstaan. Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten moet zo worden uitgevoerd, dat binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan. Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden. veiligheidsvoorwaarden Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KTschepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting vuur kan ontstaan.
135
€ 2.250
€ 2.250
€ 2.250
artikel
lid
boete normbedrag
2
Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KTschepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen gevaar is van vonkvorming of ontstekingsgevaar door elektrostatische ladingen.
€ 2.250
3
Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KTschepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone niet gerookt wordt.
€ 2.250
4
Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KTschepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de ladingzone er geen onbevoegden kunnen komen.
€ 2.250
5
De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1-, K3- en KT-schepen worden niet geopend dan nadat aan lid 1 t/m 4 van artikel 4.7 wordt voldaan.
€ 2.250
6
De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan nadat aan het vierde lid van artikel 4.7 wordt voldaan.
€ 2.250
4.9 1
4.11
beboetbare feiten
onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of Tschepen vindt slechts plaats nadat een onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de bij artikel 4.10 gestelde regels heeft plaatsgevonden en in verband met dit onderzoek een volledig en correct ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt aan de werkgever die de onderhouds-, herstellings-, verbouwings- of sloopwerkzaamheden zal uitvoeren.
2)
€
900
€
900
2)
2
Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen vindt voorts slechts plaats voor zover die werkzaamheden en de ruimten waarin deze worden uitgevoerd, zijn vermeld in de in artikel 4.9, eerste lid, bedoelde veiligheids- en gezondheidsverklaring als zijnde toegestaan.
3
Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid van artikel 4.9 wordt bij een gasdeskundige aangevraagd.
€
900
4
Bij de aanvraag worden alle inlichtingen verstrekt, welke met het oog op de afgifte van de veiligheids- en gezondheidsverklaring van belang zijn, terwijl desverlangd nadere inlichtingen ter zake worden verstrekt.
€
45
werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring Werk met vuur boven dan wel in een deel van de ladingzone aan een K1- of KTschip dat niet veilig voor vuur is, als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarbij in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt is alleen dan toegestaan indien: a) de aard van de werkzaamheden, de plaats of plaatsen waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en de periode waarin zij zullen worden verricht, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur b) de plaatsen waar vonken of gloeiende metaaldelen kunnen neerkomen door de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur c) de plaatsen waar aanmerkelijke temperatuurverhoging kan optreden als gevolg van de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur d) door een gasdeskundige een gedagtekende verklaring is uitgereikt waaruit blijkt 136
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
dat op de onder a tot en met c bedoelde plaatsen de resten van brandbare vloeistoffen zijn verwijderd, zodat geen brandgevaar bestaat
e) door een gasdeskundige een volledig en juist ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven waaruit blijkt dat ruimten waarin gewerkt moet worden en aangrenzende ruimten veilig voor mensen zijn of geïnertiseerd als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b. 4.12 1
2
4.13
werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring, binnen 25 meter van de ladingzone Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone veilig voor mensen is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid onder b. Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien: a) door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone de brandbare gassen in de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens vormen, of b) de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat. melding werkzaamheden Indien de situaties, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12, zich voordoen ontvangt de toezichthouder voor de aanvang van de werkzaamheden een volledig en juist ingevuld meldingsformulier volgens het in bijlage IVB bij de Arboregeling vastgestelde model.
€ 2.250
€ 2.250
€
900
€
450
€
450
€
450
paragraaf 4.4 wettelijke grenswaarden 4.19 2
4.20 2
gevaarlijke stoffen De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, Arbobesluit worden voor elke stof waarvoor een wettelijk grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode. kankerverwekkende stoffen De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.14 Arbobesluit worden voor elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid een grenswaarde is vastgesteld, getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte genormaliseerde methode.
paragraaf 4.5 meetmethodes asbest 4.22
monsterneming Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 millimeter frontaal voor het 137
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt.
4.23
te gebruiken materialen Bij monsterneming wordt gebruik gemaakt van: a) membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat, met een poriëngrootte van 0,8 tot 1,2 micrometer met gedrukte vierkanten en een doorsnede van 25 millimeter en een optimale belasting van 100/400 vezels per vierkante millimeter b) een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap die zich tussen 33 en 44 millimeter voor het filter bevindt, waardoor een cirkelvormig oppervlak van ten minste 20 millimeter doorsnee wordt blootgesteld, waarvan de kap bij het gebruik naar beneden is gericht c) een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is en wordt afgesteld op 1 liter per minuut ± 5%; deze luchtsnelheid blijft tijdens de periode van de monsterneming gehandhaafd binnen ± 10% van aanvankelijke stroomsnelheid, waarbij voor de duur van de monsterneming een marge van 2% is toegestaan.
4.24 1
2
4.25
vezeltelling De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende kenmerken: a) Koehler-verlichting b) onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld c) een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een faseringabsorptie van 65 tot 85% d) een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5 e) ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn f) een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespecificeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een voorwerptafel. De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd aan de hand van een fase-contrast-proefplaatje. De codes op de AIA-proefglaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5 respectievelijk blok 5. voorschriften bij telling Telling van de vezels op het filter, bedoeld in artikel 4.24, vindt plaats volgens de onderstaande voorschriften: a) alleen telbare vezels worden geteld; onder telbare vezel wordt verstaan een vezel die voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, Arbobesluit die geen deeltje met een maximum diameter groter dan 3 micrometer raakt 138
€
450
€
450
€
450
€
450
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
b) telbare vezels waarvan de twee uiteinden zich binnen de graticulezone bevinden, worden als één vezel geteld c) telbare vezels waarvan zich één uiteinde binnen de graticulezone bevindt, worden als een halve vezel geteld
d) een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, Arbobesluit; de diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het gespleten deel e) bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet f) het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst, doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een dekglaasje bedekt g) graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele blootgestelde oppervlak van het filter gekozen h) indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een andere zone geteld i) er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht. 4.26 1
2
berekening Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones. De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met behulp van blancofilters. De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/ (graticulezone x doorgeleid luchtvolume).
€
450
€
450
paragraaf 4.7 bijzondere voorschriften asbest 4.30 6
uitzonderingen slopen De volgende werkzaamheden, vinden plaats volgens een deugdelijke werkmethode, gebaseerd op een doeltreffende beoordeling van het blootstellingsniveau en beheersmaatregelen die blootstelling zoveel mogelijk voorkomen: a) verwijderen van asbest- of crocidoliethoudende pakkingen uit procesinstallaties of verwarmingstoestellen, b) verwijderen van asbestcement- of crocidoliet-houdende water-, gas-, rioolleiding- en mantelbuizen of delen daarvan, c) verwijderen van asbest- of crocidoliethoudende rem- en frictiematerialen, d) verwijderen van hechtgebonden asbest - of crocidoliethoudende geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen.
139
€ 2.250
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
paragraaf 4.9 nadere voorschriften over het werken met lood 4.37 1
2
4.38 3
technische specificaties meetapparatuur De apparatuur met behulp waarvan de metingen, bedoeld in artikel 4.67 Arbobesluit moeten worden uitgevoerd, moeten technische specificaties hebben, beschreven in artikel 4.37,.eerste lid. De luchtmonsters worden geanalyseerd met behulp van de atomaire absorptiespectrometrie of een andere analysemethode, die gelijkwaardige resultaten oplevert. grenswaarden Indien in het geval, bedoeld in het tweede lid van artikel 4.38, het numerieke niveau van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde (grenswaarde) wel wordt overschreden, worden er in een week ten minste drie nieuwe luchtmonsters genomen, die representatief zijn voor de gemiddelde blootstelling van de betrokken werknemer aan lood. De totale duur van elk van de monsternemingen bedraagt ten minste 4 uur. Artikel 4.67, vierde lid, Arbobesluit en artikel 4.37 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de concentratie van lood in drie van de vier luchtmonsters, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan het numeriek niveau van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde, wordt deze geacht niet te zijn overschreden.
€
450
€
450
€
450
€
450
€
45
€ €
45 45
€ € €
45 45 45
€
45
€ €
45 45
€
45
€
45
Als grenswaarde voor de concentratie van lood in de lucht, bedoeld in artikel 4.68, eerste lid, Arbobesluit wordt vastgesteld 150 microgram per kubiek meter lucht. 4.41 2
hoofdstuk 5 5.1
arbeidsgezondheidskundig onderzoek Het loodgehalte in het bloed onderscheidenlijk het ALAU, bedoeld in artikel 4.70 Arbobesluit, wordt gemeten met behulp van de atomaire absorptiespectrometrie onderscheidenlijk de methode DAVIS of een andere gelijkwaardige methode. beeldschermarbeid apparatuur en meubilair Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk, voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat: a) de tekens op het beeldscherm voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot zijn, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels b) het beeld op het scherm stabiel is c) de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond gemakkelijk door de gebruiker is bij te stellen d) het beeldscherm vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar is e) het beeldscherm vrij is van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen f) het toetsenbord hellend kan worden geplaatst en geen geheel vormt met het beeldscherm g) er voor het toetsenbord voldoende ruimte is voor handen en armen van de gebruiker h) het toetsenbord een mat oppervlak heeft i) de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op vergemakkelijking van het gebruik j) de symbolen op de toetsen voldoende contrastrijk zijn en vanuit een normale werkhouding voldoende leesbaar k) de werktafel of het werkvlak een comfortabele houding van de gebruiker 140
artikel
lid
beboetbare feiten
mogelijk maakt en een reflectiearm oppervlak heeft, voldoende groot is en een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk maakt l) een voor het werk noodzakelijke documenthouder stabiel en regelbaar is, en zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum zijn beperkt.
5.2
boete normbedrag
€
45
€
45
€ €
45 45
€
45
€
45
€ €
45 45
€ €
45 45
€
45
€ €
45 45
€
270
inrichting van de werkplek De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de werkplek voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat: a) de verlichting van de werkruimte zorgt voor voldoende licht en een passend contrast tussen beeldscherm en omgeving; rekening houdende met de aard van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker b) mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op de werkplek worden vermeden c) er geen directe verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm optreden d) de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de intensiteit van het licht dat op de werkplek valt te verminderen e) het geluid dat de apparatuur voortbrengt geen verstoring van de aandacht en het gesproken woord veroorzaakt f) de apparatuur geen voor de werknemers hinderlijke warmte voortbrengt g) de vochtigheidsgraad steeds toereikend is.
5.3
programmatuur De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk voldoet aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat: a) de programmatuur is aangepast aan de te verrichten taak b) de programmatuur gemakkelijk te gebruiken en aan te passen is aan het kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker c) er zonder medeweten van de gebruiker geen gebruik wordt gemaakt van een kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme d) de systemen de gebruiker gegevens verschaffen over de werking ervan e) de systemen de informatie zichtbaar maken in een vorm en een tempo die zijn aangepast aan de gebruiker.
hoofdstuk 8 8.2 1
veiligheids- en gezondheidssignalering permanente signalering De signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden.
2
De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur.
€
270
3
De signalering op recipiënten en leidingen geschiedt op de in artikel 8.5
€
270
141
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
voorgeschreven wijze. 4
De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden.
€
270
5
De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur.
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
8.3 1
2
8.4 3
8.5
Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge mededelingen. vrije keuze van signalering De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht door de aanwezigheid van een andere signalering of van andere factoren die de zicht- of hoorbaarheid verstoren, een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de signaleringsmiddelen of signaleringsvoorzieningen. gebruik van kleuren Voor zover signalering geschiedt door middel van een veiligheidskleur wordt: a) met de kleur rood aangeduid: 1. een verbodssignaal; 2. gevaar of alarm; 3. identificatie en lokalisatie van brandbestrijdingsmateriaal en brandweeruitrusting; b) met de kleur geel of oranje-geel aangeduid een waarschuwingssignaal; c) met de kleur blauw aangeduid een gebodssignaal; d) met de kleur groen aangeduid: 1. een reddingssignaal of een eerstehulpsignaal; 2. een veilige situatie.
8.6
noodinstallatie Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie.
8.7 1
8.8
occasionele signalering De signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen geschiedt occasioneel, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een mondelinge mededeling.
controle licht- en geluidssignalen De licht- en geluidssignalen zijn voor de ingebruikneming op hun goede werking en reële doeltreffendheid gecontroleerd. Die controle wordt nadien voldoende vaak herhaald.
2
Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan; de duur ervan is zo lang als de actie vereist.
€
270
3
De licht- en geluidssignalen worden na ieder gebruik onmiddellijk opnieuw in werking gesteld.
€
270
bescherming specifieke werknemers 142
artikel
lid
beboetbare feiten
Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting, dienen adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen te worden genomen. 8.9 1
€
450
€
270
2
De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid en weerbestendigheid.
€
270
3
De borden bezitten dusdanige afmetingen en kleur- en lichttechnische eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn.
€
270
€
270
8.10 1
soorten borden Verbodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een zwart pictogram op witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn, waarbij de rode kleur ten minste 35% van het oppervlak van het bord beslaat.
2
Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.
€
270
3
Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm wit pictogram op blauwe achtergrond, de blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het bord.
€
270
4
Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit pictogram op groene achtergrond , waarbij de groene kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.
€
270
5
Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.
€
270
6
De in bijlage XIA van de Arboregeling opgenomen borden, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties.
€
270
€
270
8.11 1
8.12
algemene eisen veiligheidsborden De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten.
boete normbedrag
plaatsing van borden De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd, hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats.
2
Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt
€
270
3
Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan rechtvaardigt, niet meer bestaat.
€
270
reservoirs gevaarlijke stoffen 143
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
1
Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van: a) gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer. 67/548/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, of b) gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer 88/379/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en c) zichtbare leidingen die de onder a dan wel b bedoelde stoffen bevatten of waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de onder a dan wel b bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen.
€
270
2
Het tweede lid van artikel 8.12 is niet van toepassing op reservoirs die worden gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud, mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen. aanbrengen van signalering op reservoirs De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf.
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
8.13
8.14 1
2
8.15 1
2
8.16
plaatsing op reservoirs Indien gevaarssymbolen of gevaarsbenamingen als omschreven in de in artikel 8.12 onder a of b bedoelde richtlijnen op reservoirs en leidingen aangebracht worden, voldoen deze aanduidingen aan de artikelen 8.9, tweede lid, en 8.11. De op leidingen gebruikte gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten. signalering bij opslag gevaarlijke stoffen De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen als bedoeld in artikel 8.12 tenzij, rekening houdend met artikel 8.9, derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst. wijze van gebruik lichtsignalen Rekening houdend met de gebruiksomstandigheden veroorzaakt het door een signaal uitgezonden licht een aan de omgeving aangepast lichtcontrast dat niet tot verblinding mag leiden maar voldoende zichtbaar is.
8.17 1
uniformiteit Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een pictogram op een bepaalde achtergrond.
€
270
2
De uniforme kleur voldoet aan artikel 8.3.
€
270
3
Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10.
€
270
144
artikel
lid
8.18 1
beboetbare feiten
bijzondere lichtsignalen Wanneer een voorziening een continu en een onderbroken signaal kan uitzenden, wordt het onderbroken signaal gebruikt om ten opzichte van het continue signaal aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.
boete normbedrag
€
270
2
Wanneer een onderbroken lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek.
€
270
3
Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp.
€
270
€
270
8.19 1
vereisten geluidssignalen Een geluidssignaal: a) heeft een geluidsniveau dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omgevingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren b) is gemakkelijk herkenbaar en c) is gemakkelijk te onderscheiden van een ander geluidssignaal en andere omgevingsgeluiden.
2
Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden uitgevoerd.
€
270
3
Het geluid van een ontruimingssignaal is continu.
€
270
€
270
8.20 1
algemene vereisten inzake de mondelinge mededeling De mondelinge mededeling vindt plaats tussen een spreker of zender en één of meer toehoorders, en wel in de vorm van korte teksten, woordgroepen of afzonderlijke woorden, eventueel gecodeerd.
2
De mondelinge boodschappen zijn zo kort, eenvoudig en duidelijk mogelijk.
€
270
3
De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid door een middel ad hoc.
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
8.21
gebruikte taal De betrokken personen kennen de gebruikte taal zodanig dat zij de boodschap correct kunnen uitspreken en begrijpen en zich al naar gelang van de boodschap op passende wijze kunnen gedragen op het vlak van de veiligheid of de gezondheid.
8.22 1 2
8.23 1
algemene vereisten inzake hand- en armseinen Een hand- of armsein is precies en eenvoudig en bestaat uit een breed gebaar. Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één enkel signaal weer. seingever De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door aan de ontvanger van de seinen. 145
artikel
lid
beboetbare feiten
boete normbedrag
2
De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturingsinstructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.
€
270
3
De seingever kan de gehele besturingsoperatie zien, zonder daarbij door de handeling gehinderd te worden.
€
270
4
Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld.
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
€
270
8.24
ontvanger van seinen De ontvanger van de seinen zet de in uitvoering zijnde transportbeweging stil om nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige veiligheidsgaranties kan uitvoeren.
8.25
kenbaarheid seingever De seingever is makkelijk herkenbaar voor de ontvanger van de seinen.
8.26
voorkomen onduidelijkheid seinen De in bijlage XIB van de Arboregeling opgenomen hand- en armseinen, worden gebruikt in de daarbij vermelde situaties, waarbij deze geen afbreuk doen aan het gebruik van andere van toepassing zijnde codes, met name in bepaalde bedrijvigheidssectoren, waarmee dezelfde handelingen worden aangeduid.
8.27 1
2
8.28
signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen De signalering van gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen of personen, geschiedt door middel van geel, afgewisseld met zwart, of rood, afgewisseld met wit, binnen de bebouwde zones van het bedrijf of de inrichting waartoe de werknemer in het kader van zijn werk toegang heeft. De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen. afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats De afmetingen van de signalering houden rekening met de afmeting van het gesignaleerde obstakel of de gesignaleerde gevaarlijke plaats.
8.29 1
2
vereisten inzake markering van verkeerswegen Wanneer de bescherming van de werknemers dat vereist, worden de verkeerswegen op de arbeidsplaats voor voertuigen duidelijk door doorlopende strepen met een goed zichtbare kleur aangegeven. Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden.
146
Bijlage 2 behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998
LIJST VAN ERNSTIGE BEBOETBARE FEITEN ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998
Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst In de lijst van ernstige beboetbare feiten zijn werkzaamheden en situaties benoemd die ernstig gevaar (kunnen) opleveren voor personen. Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal in de meeste gevallen worden overgegaan tot stillegging van werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbowet 1998. Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat: − personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat − door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt, indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit gevaar is weggenomen. De formuleringen in de lijst zijn over het algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: “het werken op ..., het gebruiken van ... en het blootstellen aan ....”. Indien de feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een inspecteur worden geconstateerd, dan is er sprake van “heterdaad”. Behalve het geven van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct een boete aan. Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden tot ernstige feiten zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren niet wordt gewerkt, dan is deze bevoegd om op basis van artikel 28 Arbowet 1998 te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden aangevangen zolang het potentiële gevaar aanwezig is. In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd. Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden aangesproken. Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden gelegd, dan is dit in de lijst aangegeven. De Arbeidsinspectie zal hier overigens zeer terughoudend mee omgaan en indien aan de orde veelal in combinatie met ook een ten laste legging aan de werkgever. In de lijst worden eenduidige en van de situatie afhankelijke ernstige beboetbare feiten onderscheiden. Bij eenduidige feiten is altijd sprake van ernstig gevaar voor personen, indien een dergelijk feit in een werksituatie aan de orde is. Deze feiten kennen veelal een concrete normering. In het geval van situatie afhankelijke feiten hoeft niet altijd ernstig gevaar te bestaan voor personen bij overtreding van het feit op zich. De ernst van het gevaar hangt af van de aard van het werk, het proces of het type arbeidsmiddel dat wordt gebruikt. Een inspecteur zal dit ter plekke moeten vaststellen. Bijvoorbeeld het volgende beboetbare feit uit de lijst: “Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan”. Als onderhoud aan een draaiende machine gebeurt op een plek waar pertinent geen knel-, plet-, snij- of ander ernstig gevaar aan de orde is, dan is er geen sprake van een ernstig beboetbaar feit. Indien het onderhoud op een plek gebeurt waar de kans levensgroot aanwezig is dat handen subiet worden afgehakt, is er sprake van ernstig gevaar en zal het werk direct worden stilgelegd en een boete worden aangezegd. Ter bevordering van het uniform handelen van inspecteurs, geeft de Arbeidsinspectie in inspectieprojecten zo mogelijk de omstandigheden aan wanneer in een betreffende (sub)bedrijfstak sprake kan zijn van dergelijke situatie afhankelijke feiten. In de lijst worden de situatie afhankelijke feiten onderscheiden van de andere door een “!” vooraan in de kantlijn. Dit uitroepteken staat voor de zinsnede: “waarbij sprake is van ernstig gevaar voor 147
personen”. Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan ook een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3, eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
148
Lijst van ernstige beboetbare feiten
Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf of voor andere personen dan de werknemer.* (artikel 11, Arbowet 1998) ! Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor 1) aanrijden. (artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit) Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige staat verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen. (artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit) Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen van opgeslagen voorwerpen en stoffen. (artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit) Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen met een spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning. (artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit) Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande elektrische installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen.* (artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit) Het werken op arbeidsplaatsen waar een doeltreffende vluchtweg ontbreekt of is geblokkeerd en waarbij ernstig gevaar bestaat op brand, explosie of plotselinge blootstelling aan gevaarlijke stoffen. (artikel 3.6, lid 1, en artikel 3.7, lid 1,Arbobesluit) Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen vallen. (artikel 3.16, lid 1, Arbobesluit) N.B.! Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar te vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water e.d., dan kan er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig feit. Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen de gevolgen van vallen. (artikel 3.16, lid 3, Arbobesluit) Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen te worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of 1) gassen. (artikel 3.17, Arbobesluit) ! Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading. (artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit) Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige werkplekken op bouwplaatsen. (artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)
149
Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid zijn of spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden ontbreken. (artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit) Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg van beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels. (artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit) Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden waarbij onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings- of overstromingsgevaar. (artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit) Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven aarde, gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bedolven te worden. (artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit) Onvoldoende draagkrachtige bekistingen, tijdelijke stutten of schoren op een bouwwerkplek, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bekneld te raken of bedolven te worden. (artikel 3.31, lid 2, Arbobesluit) Het zonder beschermingsmaatregelen betreden van of werken in zones in de winningsindustrie in dagbouw waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie.* (artikel 3.34, lid 1, Arbobesluit) ! Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen. (artikel 4.4, lid 1, Arbobesluit) ! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen. (artikel 4.4, lid 2, Arbobesluit) ! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken aan reservoirs, installaties, verpakkingen e.d. met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen bestaat. (artikel 4.4, lid 3, Arbobesluit) Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen, zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige. (artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit) Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht van meer dan twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de blootstellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of van meer dan de ceilingwaarde. (artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit) Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid. (artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit) Het blootstellen van werknemers aan concentraties van kankerverwekkende stoffen in de inademingslucht boven de wettelijke grenswaarde, vast te stellen over de blootstellingsperiode(n) waarop een betreffende grenswaarde betrekking heeft. (artikel 4.16, lid 2, Arbobesluit) Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen 150
waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling aan schadelijke hoeveelheden. (artikel 4.19, Arbobesluit) Het blootstellen van werknemers aan concentraties van vinylchloridemonomeer in de inademingslucht boven 7,7 milligram per kubieke meter, gemeten of berekend als rekenkundig gemiddelde over een periode van een jaar. (artikel 4.30, lid 3, Arbobesluit) 1)
Het niet zo laag mogelijk houden van de concentratie van asbeststof in de lucht, door : - het niet verzamelen en verpakken van asbesthoudende afvalstoffen in voor asbest geschikte verpakking*, - het niet spoedig verzamelen en verpakken van asbesthoudende afvalstoffen in geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking*, of - het gebruik van elektrisch of pneumatisch aangedreven verspanende werktuigen met een toerental > 100 wentelingen per minuut of een lineaire zaagsnelheid > 25 meter per minuut bij het repareren, onderhouden of slopen van asbesthoudende producten.* (artikel 4.45, lid 1, Arbobesluit, juncto lid 2, juncto artikel 4.54, lid 1) ! Het, bij slopen en verwijderen van asbest of crocidoliet of van producten die deze stoffen bevatten, niet treffen van maatregelen zoals die, ingevolge artikel 4.55, lid 1, onder a tot en met d, moeten zijn opgenomen in het in artikel 4.54, lid 3, bedoelde werkplan. (artikel 4.55, lid 2, Arbobesluit, juncto artikel 4.54, lid 3) Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbest in de inademingslucht boven de grenswaarde van 0,3 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een referentieperiode van acht uur. (artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit) N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde. Het blootstellen van werknemers aan concentraties van crocidolietstof in de inademingslucht boven de grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een 1) referentieperiode van acht uur. (artikel 4.56, lid 2, Arbobesluit) N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde. ! Het niet spoedig verzamelen en verpakken van crocidoliethoudende afvalstoffen.* (artikel 4.56, lid 3, Arbobesluit) Het verzamelen en verpakken van crocidoliethoudende afvalstoffen in voor crocidoliet ongeschikte verpakking.* (artikel 4.56, lid 3, Arbobesluit) Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde gesloten toestellen of ruimten.* (artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit) Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen lucht naar ruimtes waar personen moeten verblijven.* (artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit) Het werken met producten die meer dan de in artikel 4.32a, lid 3 tot en met 6, Arboregeling aangegeven toegestane hoeveelheid vluchtige organische stof bevatten, in situaties waarvoor dit op 2) grond van artikel 4.32a, lid 1, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan. (artikel 4.62b Arbobesluit) Het blootstellen van werknemers aan concentraties van lood (metallisch lood en zijn ionverbindingen) 151
in de inademingslucht boven 300 microgram per kubieke meter, gemeten of berekend als tijdgewogen gemiddelde over een periode van veertig uur per week. (artikel 4.68, lid 1, Arbobesluit) Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat voor schade aan de gezondheid. (artikel 4.87, lid 1, Arbobesluit) Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht aan meer dan twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de blootstellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of aan meer dan de ceilingwaarde. (artikel 4.113, Arbobesluit) Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid. (artikel 4.113, Arbobesluit) ! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen. (artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit) Het verrichten van werkzaamheden zonder gehoorbescherming in situaties waarbij een geluidsniveau optreedt van meer dan:* 3) − 85 dB(A) over een achturige werkdag; − 130 dB(A) (piekwaarde). (artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit) (artikel 6.23, lid 8, Arbobesluit: voorschrift voor zeeschepen en luchtvaartuigen) Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat verkeert en van voldoende ademgas van goede kwaliteit. (artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit) Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker. (artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit) 5
Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van 1,5 maal 10 Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is. (artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit) Het door één persoon verrichten van caissonarbeid.* (artikel 6.19, lid 1, Arbobesluit) 5
Het verrichten van caissonwerkzaamheden onder een druk van meer dan 1,5 maal 10 Pascal zonder een geschikte compressiekamer. (artikel 6.20, lid 1, Arbobesluit) ! Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn ingericht en bestemd. (artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit) ! Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een arbeidsmiddel, waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel. (artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit) Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen of directe of indirecte aanraking met elektriciteit. 152
(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit) Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen te worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen. (artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit) ! Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.* (artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit) ! Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.* (artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit) ! Het op niet veilige wijze (de)monteren van arbeidsmiddelen. (artikel 7.5, lid 5, Arbobesluit) ! Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen van arbeidsmiddelen. (artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit) ! Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage temperatuur. (artikel 7.9, Arbobesluit) ! Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron. (artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit) ! Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk is. (artikel 7.16, Arbobesluit) ! Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust. (artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit) ! Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan. (artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit) ! Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan. (artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit) ! Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover deze noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving. (artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit) ! Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.* (artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit) ! Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast of dan een veilig gebruik toelaat.* (artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit) Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten werknemers kunnen raken.* (artikel 7.18, lid 5, Arbobesluit) ! Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.* 153
(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit) Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.* (artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit) ! Het gebruik van hijs- en hefwerktuigen in slechte weersomstandigheden.* (artikel 7.18a, lid 13, Arbobesluit) ! Het hijsen of heffen van personen op een onbeveiligd platform. (artikel 7.18b, lid 1, Arbobesluit) ! Het overbelasten van laad- en losgerei met meer dan 10%.* (artikel 7.20, lid 4, Arbobesluit) Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een van de liften, getroffen worden door een naastliggende lift. (artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit) Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht waarbij gevaren veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.* (artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit) ! Het vervoeren van personen met een hijs- of hefwerktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht.* (artikel 7.22, lid 1, Arbobesluit) Het vervoer van personen in een werkbak waarbij sprake is van: − een onveilige of ondeugdelijke werkbak of − een daartoe onvoldoende toegerust hijs- of hefwerktuig of − de bedieningsplaats van het hijs- en hefwerktuig niet permanent bemand is.* (artikel 7.22, lid 3, Arbobesluit) ! Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen hebben voor het vastmaken van hijsgereedschap. (artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit) Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening wordt gewerkt.* (artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit) ! Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing kunnen worden geborgd, verwijderd zijn. (artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit) ! Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen. (artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit) Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld. (artikel 7.28, Arbobesluit) ! Het gebruik van ladders of trappen die onvoldoende sterk en stijf zijn. (artikel 7.33, lid 1, Arbobesluit) Het werken op onstabiel opgestelde ladders of trappen. (artikel 7.33, lid 2, Arbobesluit)
154
! Het werken op ladders of trappen van onvoldoende lengte, waardoor stevige steun voor handen en voeten ontbreekt. (artikel 7.33, lid 2, Arbobesluit) Het werken op een overbelaste steiger. (artikel 7.34, lid 3, Arbobesluit) Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing. (artikel 7.34, lid 4, Arbobesluit) Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren, het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige werknemers zonder toezicht. (artikel 7.39, Arbobesluit) ! Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen in thuiswerksituaties. (artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit) ! Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen aan werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van betrokken werknemers. (artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)
___________________________ 1)
2) 3)
Dit feit kan alleen als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden na 23 juli 2000. Dit feit kan vanaf 1 januari 2001 als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd. De norm van 85 dB(A) geldt voor feiten die na 26 mei 2000 hebben plaatsgevonden. Tot die datum wordt de oude norm van 90 dB(A) gehanteerd.
155
Bijlage 3 behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998
LIJST VAN DIRECT BEBOETBARE FEITEN ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998
Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst Er bestaat een aantal beboetbare feiten in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en het Arbeidsomstandighedenbesluit dat niet tot de categorie ernstige beboetbare feiten kan worden gerekend, maar waarvoor bij niet naleving toch een directe sanctie moet worden opgelegd en in een aantal gevallen ook (direct) maatregelen moeten worden getroffen. Het gaat om belangrijke feiten waarvoor naar huidige inzichten het eerst geven van een waarschuwing of het eerst stellen van een eis als inadequaat is te beschouwen. Het gaat hierbij om feiten met betrekking tot: • het ontbreken van vakbekwaamheid / bevoegdheid van werknemers om bepaalde - in de regelgeving omschreven - in potentie risicovolle werkzaamheden te verrichten; • het nagelaten hebben van bepaalde risicoverminderende handelingen en/of maatregelen in risicovolle situaties; • het nagelaten hebben van verplichte meldingen aan de Arbeidsinspectie; • bepaalde onmisbare basisvoorzieningen Dergelijke feiten die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In voorkomende gevallen wordt direct overgegaan tot het aanzeggen van een boete. De lijst van direct beboetbare feiten (direct boete) is op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken. Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet, indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.
156
Lijst van direct beboetbare feiten
Het ontbreken van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie. (artikel 5, lid 1, Arbowet 1998) ! Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan risico’s voor werknemers zijn verbonden. (artikel 8, lid 4, Arbowet 1998) Het niet (onverwijld) melden van een ernstig ongeval. (artikel 9, lid 1, Arbowet 1998) e
Het niet zijn aangesloten bij een gecertificeerde Arbodienst voor de bijstand van in artikel 14, 3 lid, Arbowet 1998 beschreven taken. (artikel 14, lid 1, Arbowet 1998) Het niet hebben laten toetsen van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie door een gecertificeerde Arbodienst. (artikel 14, lid 1, juncto lid 3, Arbowet 1998) Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers. (artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)
2)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor 2) jeugdige werknemers te voorkomen. (artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit) Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de 2) Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk. (artikel 2.26, lid 1, Arbobesluit) Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals gedefinieerd in het Arbobesluit. (artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit) Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van werkzaamheden verricht in de winningsindustrie in dagbouw. (artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit) Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar 2) voor instorting bestaat. (artikel 3.46, sub a, Arbobesluit) Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de 2) directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie. (artikel 3.46, sub b, Arbobesluit) Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.* (artikel 4.7, lid 4, Arbobesluit) Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.* (artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit) Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen, er niet voor hebben gezorgd dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.* 157
(artikel 4.21, lid 1, Arbobesluit) Het niet hebben voorkomen dat andere werknemers dan die welke herstelwerkzaamheden in een gevarenzone met verhoogd blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen moeten verrichten deze zone hebben betreden. (artikel 4.21, lid 4, Arbobesluit) Het gebruik van asbest of asbesthoudende producten zonder dit (volledig) schriftelijk te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.49, lid 1, Arbobesluit) Wijzigingen in het gebruik van asbest niet schriftelijk hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.49, lid 2, Arbobesluit) Het slopen van asbest of asbesthoudende producten danwel crocidoliet of crocidoliethoudende producten zonder (tijdige) melding aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.54, lid 2, Arbobesluit) Het niet beschikken over een, overenkomstig artikel 4.55 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan ten aanzien van het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet of crocidoliethoudende producten uit gebouwen, constructies, apparaten, installaties en transport1) middelen. (artikel 4.54, lid 3, Arbobesluit) Het slopen van asbest of asbesthoudende producten danwel crocidoliet of crocidoliethoudende producten door of onder toezicht van een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest of crocidoliet.* (artikel 4.54, lid 4, Arbobesluit) Het be- of verwerken van zandsteen door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat zandsteenbedrijf. (artikel 4.60, lid 3, Arbobesluit) e
e
e
Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit) e
e
Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3 of 4 categorie, zonder (tijdige en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit) e
e
e
Het werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie na veranderingen in procédés of procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie. (artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit) Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat e e (mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3 of 4 categorie. (artikel 4.95, Arbobesluit) Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren 2) bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten. (artikel 4.106 Arbobesluit) Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid.* (artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)
158
Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een 1) certificaat duikmedische begeleiding.* (artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit) Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan. (artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit) Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe specifieke deskundigheid bezitten. (artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit) N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in welke situatie er sprake is van dit feit. Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen. (artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit) Het aan boord van een schip niet aanwezig zijn of niet bijhouden van een register van hijs- of 1) hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen. (artikel 7.29, lid 10, Arbobesluit) Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine als bedoeld in artikel 7.1 Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid. (artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit) ! Het onvoldoende er voor zorgen dat werknemers aan hen beschikbaar gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen (juist) gebruiken, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van betreffende werknemers. (artikel 8.3, lid 2, Arbobesluit) Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is 1) van een certificaat van vakbekwaamheid. (artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)
___________________________
1)
Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden na 23 juli 2000. 2) Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden na 1 januari 2002.
159
Bijlage 4 behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit
NIET-LIMITATIEVE LIJST VOOR TOXISCHE EN EXTREEM TOXISCHE STOFFEN
STOFNAAM
CASNUMMER
ACETON ACETONCYAANHYDRINE ACROLEINE ACRYLONITRIL ACRYLZUUR ADIPONITRIL ALDICARB ALLYLALCOHOL ALLYLAMINE AMMONIAK ARSEENPENTOXYDE ARSEENTRIOXIDE ARSEENWATERSTOF ATRAZINE AZIJNZUUR AZIJNZUUR ANHYDRIDE AZINFOS-METHYL BENZEEN BLAUWZUUR BROOM BROOMWATERSTOF BUTANOL/ISO BUTANOL/NBUTYLACETAAT/ISO BUTYLACRYLAAT/ISO BUTYLACRYLAAT/N-
67-64-1 75-86-5 107-02-8 107-13-1 79-10-7 111-69-3 116-06-3 107-18-6 107-11-9 7664-41-7 1303-28-2 1327-53-3 7784-42-1 1912-24-9 64-19-7 108-24-7 86-50-0 71-43-2 74-90-8 77826-95-6 10035-10-6 78-83-1 71-36-3 110-19-0 141-32-2 141-32-2
KOOKPUNT (°C) 56 95 53 77 142 295 n.v.t. 97 53 -33 1) vast 1) vast -55 1) vast 118 140 1) vast 80 26 58 -67 108 118 105 >100 146
160
METING
WAARDE
LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 1h LCLOIHL-RAT LC50 IHL-RAT LD50ORL-RAT 0 RAT bij 1h 0 RAT bij 1h LC50 IHL-RAT 0 RAT bij 1h 0 RAT bij 1h LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLOIHL-RAT LCLOIHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 0 RAT bij 1h LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLOIHL-RAT LCLOIHL-RAT LCLOIHL-RAT
64000 ppm 4h 3 0,85 g/m 1h 3 109,7 mg/m 1h 3 3 3g/m
GRENSWAARDE GEEN 3000 300 GEEN GEEN GEEN 1 GEEN GEEN 3000 GEEN GEEN 30 GEEN GEEN GEEN 300 GEEN 100 GEEN 3000 GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN
BUTYLAMINE/1109-73-9 BUTYLHYDROPEROXIDE/T. 75-91-2 CHLOOR 7782-50-5 CHLOORACETYLCHLORIDE 79-04-9 CHLOORFENVINFOS 470-90-6 CHLOROFORM 67-66-3 CHLOROPREEN/2126-99-8 CHROOMZUUR 7738-94-5 CUMEEN 98-82-8 CYANOGEN 460-19-5 DICHLOORETHAAN/1.2 107-06-2 DICHLOORETHAAN/1.175-34-3 DICHLOORETHEEN/1.175-35-4 DICHLOORPROPAAN/1.2. 78-87-5 DICHLOORVOS 62-73-7 DIELDRIN 60-57-1 DIETHYL-S-ETHYLTHIOMETHYLTHIOFOSFAAT/O.O 2600-69-3 DIETHYL-S-ETHIONYLMETHYLFOSFORTHIAAT/O.O2588-05-8 DIETHYLAMINE 109-89-7 DIFLUORETHEEN/1.1. 75-38-7 DIMEFOX 115-26-4 DIMETHYLSULFAAT 77-78-1 DIOXAAN/1.4123-91-1 DIPHENYLMETHAAN-DIISOCYANAAT (PREPOLYMEER) 101-68-8 EPICHLOORHYDRINE 106-89-8 EPOXYPROPAAN/1.275-56-9 ETHER 60-29-7 ETHYLACETAAT 141-78-6 ETHYLACRYLAAT 140-88-5 ETHYLBENZEEN 100-41-4 ETHYLCHLOORFORMIAAT 541-41-3 ETHYLEENDIAMINE 107-15-3 ETHYLEENIMINE (gepolymeriseerd !!) 151-56-4
161
78 >50 -34 105 >100 61 59 >100 152 -21 84 57 32 96 n.v.t. n.v.t.
LCLOIHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLOIHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT 0 RAT bij 8h LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT
4000 ppm 4h 500 ppm 4h 293 ppm 1h 1000 ppm 4h 3 1,15 g/m 1h 8000 ppm 4h 2280 ppm 4h 3 0,35 g/m 1h 8000 ppm 4h 350 ppm 1h 1000 ppm 4h conc. 4000 ppm 10000 ppm 24h 2000 ppm 4h 3 15 mg/m 4H 3 3,8 mg/m 1h
n.v.t.
LD50 ORL-RAT
250 µg/kg
n.v.t. 56 -74 n.v.t. > 100 101
LD50 ORL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LD50 ORL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT
1 mg/kg 4000 ppm 4h 128000 ppm 4h 1 mg/kg 3 27 mg/m 1h 3 46 g/m 2h
> 100 118 34 35 77 99 136 93 118 55
LC50 IHL-RAT 1h LC50 IHL-RAT 0 RAT bij 1h LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 0 RAT bij 1h
980 mg/m LC50<1960 mg/m 500 ppm 4h 3 conc. 19,4 g/m 73000 ppm 2,5h 1600 ppm 8h 1000 ppm 4h 4000 ppm 4h 145 ppm 1h 4000 ppm 8h 3 max. C. 91 mg/m
GEEN GEEN 300 GEEN 10000 GEEN GEEN 1000 GEEN 300 GEEN GEEN GEEN GEEN 1 1 1
3
1 GEEN GEEN 1 100 GEEN 3
10000 GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN 3000 GEEN GEEN
ETHYLEENOXYDE 75-21-8 ETHYLFORMIAAT 109-94-4 FLUOR 7782-41-4 FORMALDEHYDE 50-00-0 FOSFINE 7803-51-2 FOSFORZUUR 7664-38-2 FOSGEEN 75-44-5 FURAN 110-00-9 ISOFORON 78-59-1 KOOLMONOXIDE 630-08-0 MDI (PREPOLYMEER) 101-68-8 MESITYLOXIDE 141-79-7 METHANOL 67-56-1 METHYLACRYLAAT 96-33-3 METHYLAMINE 74-89-5 METHYLBROMIDE 74-83-9 METHYLCHLOORFORMIAAT 79-22-1 METHYLETHYLKETON 78-93-3 METHYLISOCYANAAT 624-83-9 METHYLMERCAPTAAN 74-93-1 MEVINFOS 7786-34-7 MONOCROTOFOS 6923-22-4 MORFOLINE 110-91-8 NATRIUMSELENIET 10102-18-8 NONAAN 111-84-2 OXAMYL 23135-22-0 OZON 10028-15-6 PARALDEHYDE 123-63-7 PARATHION 56-38-2 PARATHION-METHYL 298-00-0 PENTABORAAN 19624-22-7 PHORAAT 298-02-0 PICOLINE/2109-06-8 POLY CHLOORDIBENZOFURANEN 2,3,4,7,8 PENTA 57117-31-4 POLY CHLOORDIBENZODIOXINEN
11 54 -188 -21 -88 >100 8 31 215 -191 > 100 130 65 80 -6,3 4 71 80 n.v.t. 6 >100 125 128 1) vast 151 >100 n.v.t. 124 375 1) vast n.v.t. n.v.t. 129
162
3
LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 1h LC50 IHL-RAT 0 RAT bij 1h LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 1h LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT 20% RAT bij 1h LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LD50 ORL-RAT LCLO IHL-RAT
10,95 g/m 1h 8000 ppm 4h 185 ppm 1h 600
LD50 ORL RAT
916 µg/kg
3000 GEEN 30 300 30 GEEN 3 100 GEEN 3000 10000 GEEN GEEN GEEN GEEN 3000 300 GEEN 1 3000 1000 3000 GEEN 3000 GEEN 3000 1 GEEN 1000 3000 1 1 GEEN 1
(EQ.TCDD) 2,3,7,8 TETRA PROMURIT PROPAANTHIOL/N PROPANAL PROPANOL PROPYLACETAAT/ISO PROPYLACETAAT/N PROPYLALCOHOL/ISO PROPYLEENIMINE PROPYLEENOXIDE PYRIDINE SELEENWATERSTOF SILICIUMTETRACHLORIDE STIKSTOFDIOXYDE STIKSTOFMONOXIDE STIKSTOFTRIFLUORIDE STYREEN SULFURYLFLUORIDE TCDD TEPP TETRACHLOORKOOLSTOF TETRAETHYLLOOD TETRAHYDROFURAAN TOLUEEN TOLUEENDIISOCYANAAT (TDI) TRICHLOORETHEEN TRICHLOORMETHAAN TRICHLOORPROPAAN/1.1.1TRICHLOORPROPAAN/1.1.2TRICHLOORPROPAAN/1.2.3TRICHLOORPROPEEN/1.2.3TRIETHYLAMINE TRIETHYLEENMELAMINE TRIMETHYLBENZEEN/1.3.5TRIMETHYLORTHOFORMIAAT VINYLACETAAT
1746-01-6 5836-73-7 107-03-9 123-38-6 71-23-8 108-21-4 109-60-4 67-63-0 75-55-8 75-56-9 110-86-1 7783-07-5 10026-04-7 10102-44-0 10102-43-9 7783-54-2 100-42-5 2699-79-8 1746-01-6 107-49-3 56-23-5 78-00-2 109-99-9 108-88-3 584-84-9 79-01-6 67-66-3 7789-89-1 598-77-6 96-18-4 96-19-5 121-44-8 51-18-3 108-67-8 149-73-5 108-05-4
n.v.t. 67 49 97 89 102 82 34 115 -41 58 -21 -152 -129 146 -55 n.v.t. n.v.t. 77 >100 66 111 > 100 87 61 107 140 157 142 90 n.v.t. 165 >100 72
163
LD50 ORL RAT LD50 ORL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT 10% rat bij 1h 0 rat bij 1h LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LD50 ORL-RAT LD50 ORL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT LD50 ORL-RAT LC50 IHL-RAT LCLO IHL-RAT LCLO IHL-RAT
20 µg/kg 0,28 mg/kg 7300 ppm 4h 8000 ppm 4h 4000 ppm 4h 32000 ppm 4h 8000 ppm 4h 16000 ppm 4h 3 conc. 2,4 g/m 3 conc. 19,4 g/m 4000 ppm 4h 3 0,18 g/m 1h 8000 ppm 4h 3 220 mg/m 1h 3 924 mg/m 1h 6700 ppm 1h 5000 ppm 8h 3020 ppm 1h 22,5 µg/kg 0,5 mg/kg 4000 ppm 4h 3 850 mg/m 1h 24000 ppm 2h 4000 ppm 4h 3 480 mg/m 1h 8000 ppm 4h 8000 ppm 4h 8000 ppm 4h 2000 ppm 4h 1000 ppm 4h 500 ppm 4h 1000 ppm 4h 1 mg/kg 3 24 g/m 4h 5000 ppm 4h 4000 ppm 4h
1 1 GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN 30 GEEN 30 300 GEEN GEEN 3000 1 1 GEEN 10000 GEEN GEEN 1000 GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN GEEN 1 GEEN GEEN GEEN
WATERSTOFCYANIDE WATERSTOFFLUORIDE WATERSTOFPEROXYDE XYLEEN ZOUTZUUR(GAS) ZUURSTOFDICHLORIDE ZWAVELDIOXYDE ZWAVELKOOLSTOF ZWAVELWATERSTOF ZWAVELZUUR 1)
74-90-8 7664-39-3 7724-84-1 1330-20-7 7647-01-0 7783-41-7 7446-09-5 75-15-0 7783-06-4 7664-93-9
26 20 >100 138 -85 -145 -10 46 -60 280
Fysische omstandigheid bij 25 °C
164
LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT LC50 IHL-RAT 0 rat bij 1h LC50 IHL-RAT LC5O IHL-RAT
3
163 mg/m 1276 ppm 1h 3 2000 mg/m 4h 5000 ppm 6h 3124 ppm 1h 136 ppm 1h 3 5,14 g/m 1h 3 max. C: 20,5 g/m 3 898 mg/m 1h 3 3,6 g/m 1h
100 300 GEEN GEEN 3000 30 3000 GEEN 300 GEEN
Bijlage 5 behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit
NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN EXPLOSIEVE STOFFEN
Stofnaam
Grenswaarde (kg)
Acetylcyclohexaansulfonylperoxide ( 12% < watergehalte < 82%) Ammoniumnitraat (zuiverheid > 90%, brandbaar materiaal < 0.2%) Ammoniumnitraat (brandbaar materiaal > 0.2%) Ammoniumperchloraat (met deeltjes < 45 micron) Ammoniumpicraat (watergehalte < 10%) Azodiisobutyronitril
5000 3000 3000 4000 1000 5000
Celluloid Cellulosenitraat Chloorperoxybenzoëzuur /3- (3-chloorbenzoëzuur < 82% ) Cyclohexanonperoxiden (watergehalte <10%) Cycloniet (watergehalte >15%, of flegmatiseermiddel >10%) Cyclotetramethyleen tetranitramine (watergeh. >15% of fleg. >10%) Cyclotrimethyleentrinitramine (watergeh. >15% of fleg. > 10%)
1000 1000 4000 3000 800 800 800
Diazodinitrofenol (gehalte water/alcohol > 40%) Dibarnsteenzuurperoxide Dibenzoylperoxide (zuiverheid > 52%) Dibenzylperoxydicarbonaat (watergehalte < 13%) Dicyclohexylperoxydicarbonaat Diglyceroltetranitraat Diisopropylperoxydicarbonaat Dimethyl-2,5-di-(tertiairbutylperoxy)hexyn /2.5Dimethyl-2,5-di-(benzoylperoxy)hexaan /2.5Dimethyl-2.5-dihydroperoxyhexaan/2.5-Watergehalte< 18%) Dinitroaniline /2,4Dinitrobenzeen Dinitrofenol (watergehalte < 15%) Dinitrotolueen /2.4- of 2.6Di-n-propylperoxydicarbonaat Dioxyethylnitramine dinitraat Di-sec-butylperoxydicarbonaat Di-(tertiairbutylperoxy)cyclohexaan /1.1Di-(tertiairbutylperoxy)ftalaat
2000 4000 3000 4000 5000 900 3000 3000 3000 2000 1000 1000 1000 1000 3000 900 3000 3000 3000
Ethanolamine dinitraat Ethyl 3.3-di-(tertiairbutylperoxy)butyraat Etheendiaminedinitraat Etheendinitramine Etheenglycoldinitraat Ethylnitraat
1000 3000 1000 900 700 1000
Glyceroldinitraat Glyceroltrinitraat (1 tot 10% in alcohol) Guanidininitraat
900 900 2000
165
Hexamethyleentetraaminedinitraat Hexamethyleentriperoxidediamine Hexanitrodifenylamine Hexanitrodipentaerytriet Hexanitroethaan Hexanitrostilbeen Hexatonal Hydrazinenitraat Hydrazineperchloraat
1000
Kwikfulminaat (watergehalte >20%)
3000
Loodazide (watergehalte >20%) Loodstyfnaat (watergehalte >20%)
4000 3000
Mannitolhexanitraat (water/alcohol gehalte > 40%) Methylaminenitraat Methylnitraat Methyltrimethylolmethaan trinitraat
1000 1000 800 900
Nitroethaan Nitroethaanpropaandioldinitraat Nitroguanidine (watergehalte >=20%) Nitroguanidine (watergehalte <20%) Nitroisobutylglyceroltrinitraat
1000 1000 2000 1000 600
Nitromethaan Nitropropaan/2Nitroureum
1000 1000 2000
900 900 800 1000 900 600 1000 1000
Octoliet (77% Octogeen, 23% TNT; watergehalte <15%)
800
Pentaerytraat tetranitraat (PETN) (wasgehalte > 7%) Pentaervtraat tetranitraat (PETN) (watergeh. >25% of fleg.mid.>15%) Pentolite (mengsel TNT/PETN) (watergehalte < 15%)
800 900 800
Rookzwak buskruit
1000
Tetramethylcyclopentanontetranitraat Tetranitroaniline Tetranitrocarbazool Tetranitromethaan Tetrazeen Triaminotrinitrobenzeen Triethyleenglycoldinitraat Triethylaminenitraat Trinitroaniline Trinitroanisool Trinitrobenzeen (watergehalte < 35%) Trinitrobenzoëzuur Trinitroerytriet Trinitrofenetol Trinitrofenol (watergehalte < 30%) Trinitrofenol (watergehalte >= 30%) Trinitrofenylethylnitramine 2.4.6Trinitrofenylmethylnitramine Trinitroftaleen
1000 800 1000 1000 2000 2000 3000 1000 900 1000 900 1000 800 1000 900 1000 900 900 1000 166
Trinitro-m-cresol Trinitrophenoxyethylnitraat Trinitroesorcine Trinitrotolueen Trinitroxyleen Tritonal
1000 900 1000 1000 1000 600
Ureumnitraat
2000
Zilverazide Zwart kruit
2000 2000 ------
167
Bijlage 6 behorend bij beleidsregel 4.2 -1 Arbobesluit
BESTUURLIJKE MAC-WAARDEN Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen
CAS nummer Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat wil zeggen het nummer waaronder de stof door de “Chemical Abstract” Service is geregistreerd. MAC-TGG Maximale aanvaarde concentratie - Tijdgewogen gemiddelde. Voor een aantal stoffen is naast de maximale aanvaarde concentratie bij een blootstellingsduur tot 8 uur per dag tevens een grenswaarde vastgesteld voor een kortdurende blootstelling van ten hoogste 15 minuten. C (MAC-C) Deze aanduiding is toegepast bij stoffen waarvan de bestuurlijke grenswaarde (MAC-waarde) een ceilingwaarde (of plafondwaarde) is. Een ceilingwaarde geeft aan dat overschrijding van deze concentratie in alle gevallen moet worden voorkómen. H (Huidopname) Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden genomen. Respirabel / inhaleerbaar stof Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de MAC-waarde betrekking heeft op de deeltjes bemonsterd als “inhaleerbaar stof”, tenzij anders vermeld. Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN-norm NEN-EN 481:94 “Werkplekatmosfeer. Definitie van de deeltjesgrootteverdeling voor het meten van in de lucht zwevende deeltjes”. o
De hieronder vermelde grenswaarden gelden bij een temperatuur van 20 C en een druk van 101,3 kPa.
Naam van de stof
Aceetaldehyde Aceetamide Acetofenon Aceton Acetonitril o-Acetylsalicylzuur Acrylaldehyde Acrylzuur Adipinezuur Adiponitril Aldrin Allylalcohol Allylpropyldisulfide 1) Aluminium Aluminium alkylverbindingen
CAS nr.
75-07-0 60-35-5 98-86-2 67-64-1 75-05-8 50-78-2 107-02-8 79-10-7 124-04-9 111-69-3 309-00-2 107-18-6 2179-59-1 7429-90-5
168
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m 180 25 49 1780 70 5 0,05 5,9 5 8,8 0,25 5 12 10 2
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
0,12
H H
Naam van de stof
Aluminium (in water oplosbare zouten) 1) Aluminiumoxide Aluminium pyro-poeders 2-Aminoethanol Amitrol Ammoniak Ammoniumchloride (rook) Ammonium-perfluoroctanoaat Ammoniumsulfamidaat p-Anisidine Antimoon en -verbindingen (als Sb) Arsine Asfaltrook (bitumineus) Atrazine Azinfos-methyl Azijnzuur Azijnzuuranhydride Azodicarbonamide
CAS nr.
1344-28-1 141-43-5 61-82-5 7664-41-7 12125-02-9 3825-26-1 7773-06-0 29191-52-4 7440-36-0 7784-42-1 8052-42-4 1912-24-9 86-50-0 64-19-7 108-24-7 123-77-3
Barium en oplosbare -verbindingen (als Ba) Bariumsulfaat
7440-39-3 7727-43-7
Benomyl p-Benzeendiamine m-Benzeendiamine Benzeenthiol Benzeen-1,2,4-tricarbonzuur-1,2-anhydride p-Benzochinon p-tert-Benzoëzuur Berylliumaluminiumsilicaat Bifenyl Bifenyl/fenylether-mengsel Bis(2,3-epoxypropyl)ether Boriumtribromide Boriumtrifluoride 2-Bornanon (synthetisch) Bromacil Bromoform Broom Broomchloormethaan Broomethaan Broompentafluoride Broomtrifluormethaan Broomwaterstof n-Butaan 2-Butanol Butaanthiol 2-trans-Butenal 2-Butoxyethanol 2-Butoxyethylacetaat n-Butylacetaat sec-Butylacetaat tert-Butylacetaat n-Butylacrylaat
17804-35-2 106-50-3 108-45-2 108-98-5 552-30-7 106-51-4 98-73-7 1302-52-9 92-52-4 2238-07-5 10294-33-4 7637-07-2 76-22-2 314-40-9 75-25-2 7726-95-6 74-97-5 74-96-4 7789-30-2 75-63-8 10035-10-6 106-97-8 78-92-2 109-79-5 123-73-9 111-76-2 112-07-2 123-86-4 105-46-4 540-88-5 141-32-2
169
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m 2 10 5 2,5 0,2 14 10 0,01 10 0,5 0,5 0,2 5 5 0,2 25 20 1 0,5 4) 1,5 4 10 0,1 0,1 2 0,4 4) 2 0,002 1 7 0,5 10 3 12 10 5 0,7 1050 22 0,7 6100 1430 450 1,5 6 100 135 710 950 950 11
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
7,6
H
H
36 H H
H C 3
H
0,04
C C
H
H
6,7
246 333
H H
Naam van de stof
CAS nr.
n-Butylamine n-Butylchloorformiaat tert-Butylchromaat (als CrO3) 2-sec-Butylfenol p-tert-Butylfenol n-Butylglycidylether (BGE) Butyllactaat p-tert-Butyltolueen 1)
Calciumcarbonaat Calciumcyanamide Calciumhydroxide Calciumoxide 1) Calciumsulfaat Captan Carbaryl Carbofuraan Cellulose Cesiumhydroxide Chlooraceetaldehyde 2-Chlooracetofenon Chlooraceton Chlooracetylchloride Chloorbenzeen o-Chloorbenzilydeenmalonitril (OCBM) Chloordaan Chloorbifenyl (42% Cl) Chloorbifenyl (54% Cl) Chloordifenyloxide 2-Chloorethanol p-Chloor-m-cresol 1-Chloor-1-nitropropaan 3-Chloorpropeen 2-Chloorpropionzuur Chloorpyrifos 2-Chloor-6-(trichloormethyl)-pyridine o-Chloorstyreen 2-Chloortolueen Chloortrifluoride Chromylchloride Clopidol R Crufomaat Cumeen Cyaanwaterstof Cyanamide Cyaniden (als CN) Cyanogeenchloride Cyclohexeen Cyclohexylamine Cyclopentaan 1,3-Cyclopentadieen Cyhexatin
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
109-73-9 592-34-7 1189-85-1 89-72-5 98-54-4 2426-08-6 138-22-7 98-51-1
15 5,6 0,1 30 0,5 135 25 6,1
471-34-1 156-62-7 1305-62-0 1305-78-8 10101-41-4 133-06-2 63-25-2 1563-66-2 9004-34-6 21351-79-1 107-20-0 532-27-4 78-95-5 79-04-9 108-90-7 2698-41-1 57-74-9 53469-21-9 11097-69-1 55720-99-5 107-07-3 59-50-7 600-25-9 107-05-1 598-78-7 2921-88-2 1929-82-4 2039-87-4 95-49-8 7790-91-2 14977-61-8 2971-90-6 299-86-5 98-82-8 74-90-8 420-04-2
10 0,5 5 5 10 5 5 0,1 2 2 3 0,3 3,8 0,2 46 0,4 0,5 1 0,5 0,5 3 3 10 3 0,44 0,2 10 285 250 0,4 0,15 10 5 100 11 2 5 0,6 1015 20 1720 200 5
506-77-4 110-83-8 108-91-8 287-92-3 542-92-7 13121-70-5
170
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
C
H
C
H H
C H
C
H H H H
C
H
H H
H C
250 C
H H H
C H
Naam van de stof
Decaboraan Demeton (Di)Ammoniumperoxidisulfaat (als S2O8) Diazinon Dibenzoylperoxide Diboraan Diboriumtrioxide 1,2-Dibroom-2,2-dichloorethyldimethylfosfaat Dibroomdifluormethaan Dibismuth-tritelluride Dibismuth-tritelluride (Se-doped) 2-N-Dibutylaminoethanol Dibutylfenylfosfaat Di-n-butylfosfaat Dichlooracetyleen 1,2-Dichloorbenzeen 1,4-Dichloor-2-buteen 1,3-Dichloor-5,5-dimethylhydantoïne 1,2-Dichloorethyleen Dichloorethylether 2,4-Dichloorfenoxy-azijnzuur 1,1-Dichloor-1-nitroethaan 1,2-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropeen 2,2-Dichloorpropionzuur Dichloorvos Dicrotofos Dicyclopentadieen Dieldrin Diethylamine 2-Diethylaminoethanol Diethyleenglycoldimethylether Diethyleenglycolmonobutyletheracetaat Diethylether Difosforpentasulfide Diisopropylamine Diisopropylether Diisopropylfenylisocyanaat (Di)Kaliumperoxidisulfaat (als S2O8) Dimethoxymethaan N,N-Dimethylacetamide Dimethylaminoethanol N,N-Dimethylaniline Dimethylether N,N-Dimethylethylamine 2,6-Dimethylheptanon-4 Dimethylsulfoxide Dinatriumdisulfiet (Di)Natriumperoxidisulfaat (als S2O8) Dinatriumtetraboraten anhydraat decahydraat (borax) pentahydraat Dinitrobenzeen (alle isomeren)
CAS nr.
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
17702-41-9 8065-48-3 7727-54-0 333-41-5 94-36-0 19287-45-7 1303-86-2 300-76-5 75-61-6 1304-82-1 1304-82-1 102-81-8 2528-36-1 107-66-4 7572-29-4 95-50-1 764-41-0 118-52-5 540-59-0 111-44-4 94-75-7 594-72-9 78-87-5 542-75-6 75-99-0 62-73-7 141-66-2 77-73-6 60-57-1 109-89-7 100-37-8 11-96-6 124-17-4 60-29-7 1314-80-3 108-18-9 108-20-3 28178-42-9 7727-21-1 109-87-5 127-19-5 108-01-0 121-69-7 115-10-6 598-56-1 108-83-8 67-68-5 7681-57-4 7775-27-1
0,3 0,1 1 0,1 5 0,1 10 3 860 10 5 3,5 3,5 5 0,4 122 0,025 0,2 790 30 10 10 350 5 6 1 0,25 3 0,25 15 9,6 27 130 308 1 20 1050 0,04 1 3100 36 7,4 5 950 6 150 150 5 1
1330-43-4 1303-96-4 11130-12-4 25154-54-5
1 5 1 1
171
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
H H H
H H C 300
H H
H
H H H H H 250 616 H
72 22
H H
1500
H
H
Naam van de stof
CAS nr.
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
3,5-Dinitro-o-toluamide Dioxathion Dipropyleenglycolmethylether Dipropylketon Diquat dibromide Disulfiram Disyston 2,6-Di-tert-butyl-p-cresol Diuron 1,3-Divinylbenzeen Dizwaveldecafluoride Dizwaveldichloride Dyfonate
148-01-6 78-34-2 34590-94-8 123-19-3 85-00-7 97-77-8 298-04-4 128-37-0 330-54-1 108-57-6 5714-22-7 10025-67-9 944-22-9
5 0,2 300 235 0,5 1 0,1 10 10 50 0,1 6 0,1
Endosulfan Endrin Enfluraan 1,2-Epoxy-4-epoxyethylcyclohexaan Ethaan-1,2-diol (damp) Ethaan-1,2-diol (druppels) Ethaanthiol Ethanol Ethion 2-Ethoxyethanol 2-Ethoxyethylacetaat Ethylchloorformiaat Ethyleendinitraat Ethyleenglycolisopropyletheracetaat Ethylformaat 2-Ethylhexylchloorformiaat Ethylideennorborneen 4-Ethylmorfoline 4,4’-(2-Ethyl-2-nitro-1,3-propandiyl)bismorfoline (20 gew.-%) en 4-(2-nitrobutyl)mor3) foline (70 gew.-%) mengsel Ethyl-p-nitrofenylthiobenzeenfosfenaat
115-29-7 72-20-8 13838-16-9 106-87-6 107-21-1 107-21-1 75-08-1 64-17-5 563-12-2 110-80-5 111-15-9 541-41-3 628-96-6 19234-20-9 109-94-4 24468-13-1 16219-75-3 100-74-3 1854-23-5; 2224-44-4
0,1 0,1 575 60 52 10 1 1000 0,4 19 27 4,4 0,3 60 300 7,9 25 23 0,6
2104-64-5
0,1
H
Fenamifos Fenchloorfos Fenothiazine 2-Fenoxy-ethanol Fensulfothion Fenthion Fenylfosfine 2-Fenylpropeen Ferbam Foraat Formaldehyde Fosfor, geel Fosforpentachloride Fosforpentoxide Fosfortrichloride Fosforyltrichloride Fosforzuur
22224-92-6 299-84-3 92-84-2 122-99-6 115-90-2 55-38-9 638-21-1 98-83-9 14484-64-1 298-02-2 50-00-0 7723-14-0 10026-13-8 1314-56-3 7719-12-2 10025-87-3 7664-38-2
0,1 10 5 110 0,1 0,1 0,25 240 10 0,05 1,5 0,1 1 1 1,5 0,6 1
H
172
H
C
H H
104
H
H H H
120
H H
C H
H
C
H 3
2
Naam van de stof
Fosgeen m-Ftalodinitril 2-Furaldehyde Furfurylalcohol
CAS nr.
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
75-44-5 626-17-5 98-01-1 98-00-0
0,08 5 8 20
Gehydrogeneerde terfenylen Germaniumtetrahydride 1) Glas (stof) Glutaaraldehyde (al dan niet geactiveerd) 1) Glycerol (nevel) Glyceroltrinitraat Grafiet (alle vormen m.u.v. vezels)
61788-32-7 7782-65-2 111-30-8 56-81-5 55-63-0 7782-42-5
5 0,6 10 0,25 10 0,5 4) 2
Hafnium 5) Halothaan HCH-gammaisomeer Heptachloor Heptachloorepoxide Hexaan (alle isomeren m.u.v. n-Hexaan) 2,2-Dimethylbutaan 2,3-Dimethylbutaan 2-Methylpentaan 3-Methylpentaan 1,6-Hexaandiamine Hexachloorbutadieen Hexachloorcyclopentadieën Hexachloorethaan Hexachloornaftaleen Hexafluoraceton Hexahydro-1,3,5-trinitro-1,3,5-triazine sec-Hexylacetaat Hydrochinon 4-Hydroxy-4-methylpentanon-2 2-Hydroxypropylacrylaat 2,2’-Iminodiethanol 2,2’-Iminodi(ethylamine) Indeen Indium en -verbindingen (als In) Isobutylacetaat Isooctylalcohol Isopropylamine N-Isopropylaniline Isopropylchloorformiaat
7440-58-6 151-67-7 58-89-9 76-44-8 1024-57-3
0,5 40 0,5 0,05 0,05
75-83-2 79-29-8 107-83-5 96-14-0 124-09-4 87-68-3 77-47-4 67-72-1 1335-87-1 684-16-2 121-82-4 108-84-9 123-31-9 123-42-2 999-61-1 111-42-2 111-40-0 95-13-6 7440-74-6 110-19-0 26952-21-6 75-31-0 768-52-5 108-23-6
720 720 720 720 2,3 0,24 0,11 10 0,2 0,7 1,5 300 2 120 3 2 4 45 0,1 700 270 12 10 5
C
200
H
C H
H H H
H H H
H H H H
H
7553-56-2 75-47-8 74-88-4
1 3 10
C
Kaliumhydroxide 1) Kalksteen 1) Kaoline Katoenstof (ruwe) R Kathon mengsel Ketenen
1310-58-3 1317-65-3 1332-58-7
2 10 10 0,2 0,2 0,9
C
173
H
0,4
Jodium Jodoform Joodmethaan
55965-84-9 463-51-4
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
Naam van de stof
CAS nr.
Kobalt (stof en rook)(als Co) Kobaltcarbonyl (als Co) Kobalthydrocarbonyl (als Co) Kolenstof Kooldioxide Koper (rook) Koper (stof) Lasrook 1) Leisteen Lithiumhydride LPG (Liquified Petroleum Gas)
7440-48-4 10210-68-1 16842-03-8 124-38-9 7440-50-8 7440-50-8
1344-36-1 7580-67-8
1)
Magnesiumcarbonaat 546-93-0 Magnesiumoxide (rook) (als Mg) 1309-48-4 Malathion 121-75-5 Maleïnezuuranhydride 108-31-6 Mercaptobenzothiazol 149-30-4 Methaanthiol 74-93-1 Methacrylzuur 79-41-4 Methanol 67-56-1 Methomyl 16752-77-5 2-Methoxyazijnzuur 625-45-6 Methoxychloor 72-43-5 4-Methoxyfenol 150-76-5 Methylacetaat 79-20-9 Methylacetyleen 74-99-7 Methylacetyleen/propadieenmengsel (MAPP-gas) Methylacrylnitril 126-98-7 Methylamine 74-89-5 N-Methylaniline 100-61-8 3-Methylbutanol-1 123-51-3 Methylchlooracetaat 96-34-4 Methyl-2-cyaanacrylaat 137-05-3 Methylcyclohexaan 108-87-2 2) Methylcyclohexanol 25639-42-3 2-Methylcyclohexanon (alle isomeren) 583-60-8 Methyldemeton 8022-00-2 2-Methyl-4,6-dinitrofenol 534-52-1 Methyleen-bis(4-cyclohexyl-isocyanaat) 5124-30-1 Methylethylketonperoxide 1338-23-4 Methylformiaat 107-31-3 Methylisocyanaat 624-83-9 Methylisopropylketon 563-80-4 2-Methylpentaan-2,4-diol 107-41-5 4-Methylpentanol-2 108-11-2 4-Methyl-3-penteen-2-on 141-79-7 2-Methylpropanol-1 78-83-1 2-Methylpropanol-2 75-65-0 N-Methyl-2-pyrrolidon (damp) 872-50-4 Methylstyreen 25013-15-4 N-Methyl-N,2,4,6-tetranitroaniline 479-45-8 Metribuzine 21087-64-9 Mevinfos 7786-34-7
174
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
0,02 0,1 0,1 4) 2 9000 0,2 1 5 10 0,025 1800 10 10 10 0,4 4 1 70 260 2,5 19 10 5 610 1650 1800 3 6,4 2 360 5 8 1600 235 230 0,5 0,2 0,11 1,5 250 0,05 705 125 100 60 150 300 80 50 1,5 5 0,1
H
H H
H 19
H H H H
C C 500
H C H
H H H
Naam van de stof
Mica Mierezuur Molybdeen (in water oplosbare -verbindingen) (als Mo) Molybdeen (in water onoplosbare -verbindingen) (als Mo) Monochloorazijnzuur Monocrotophos Monomethylhydrazine Morfoline
CAS nr.
12001-26-2 64-18-6 7439-98-7
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
10
79-11-8 6923-22-4 60-34-4 110-91-8
4 0,25 0,35 70
Naftaleen 91-20-3 -Naftylthioureum 86-88-4 α Natriumazide 26628-22-8 Natriumbisulfiet 7631-90-5 Natriumdiethyldithiocarbamaat 148-18-5 Natrium-2-(2,4-dichloorfenoxy)-ethylsulfaat 136-78-7 Natriumfluoracetaat 62-74-8 Natriumhydroxide 1310-73-2 Natriumpyrithion 3811-73-2; 15922-78-8 Nicotine 54-11-5 6) Nikkel (in water oplosbare -verbindingen (als Ni) 4-Nitroaniline 100-01-6 Nitrobenzeen 98-95-3 4-(2-Nitrobutyl)-morfoline (70% gew.-%) 2224-44-4 en 4,4’-(2-ethyl-2-nitro-1,3-propandiyl)1854-23-5 3) bismorfoline (20 gew.-%) mengsel p-Nitrochloorbenzeen 100-00-5 Nitroethaan 79-24-3 Nitromethaan 75-52-5 1-Nitropropaan 108-03-2 m-Nitrotolueen 99-08-1 n-Nonaan 111-84-2
50 0,3 0,1 5 2 10 0,05 2 1 0,5 0,1 6 5 0,6
111-65-9 2234-13-1 26530-20 20816-12-0 144-62-7 460-19-5 10028-15-6
Paraffinewas (rook) Paraquat Parathion Parathionmethyl Pentaboraan Pentachloorethaan Pentachloorfenol Pentachloornaftaleen Pentachloornitrobenzeen
8002-74-2 1910-42-5 56-38-2 298-00-0 19624-22-7 76-01-7 87-86-5 1321-64-8 82-68-8
175
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
5 4) 2,5 9 5
7439-98-7
n-Octaan Octachloornaftaleen 2-n-Octyl-2,3-dihydro-isothia-zol-3-on Olienevel (minerale olie) Osmiumtetraoxide (als Os) Oxaalzuur Oxalonitril Ozon
C
H C
H H
0,3
H
H C H H H
1 60 50 90 6 1050
H
H
1450 0,1 0,05 5 0,002 1 20
H
7)
0,120 2 0,1 0,1 0,2 0,01 40 0,06 0,5 0,5
H H
H
Naam van de stof
CAS nr.
2-Pentanon 107-87-9 3-Pentanon 96-22-0 Perchloormethylmercaptaan 594-42-3 Perchlorylfluoride 7616-94-6 Perfluoriso-butyleen 382-21-8 1) Perliet 8075-36-3 Picloram 1918-02-1 Picrinezuur 88-89-1 2-Pivalyl-1,3-indandion 83-26-1 Platina 7440-06-4 Platina (in water oplosbare zouten) als Pt Poly-acrylzuur 9003-01-4 Polychloorbifenylen 1336-36-3 Polycyclische aromatische koolwater8007-45-2 6) stoffen (bepaald als oplosbaar in cyclohexaan) Polyethyleenglycol (mol.gew. 200-600) 1) Portland cement 65997-15-1 2-Propanol 67-63-0 Propranolol 525-66-6 Propionzuur 79-09-4 Propoxur 114-26-1 n-Propylacetaat 109-60-4 Propyleen 115-07-1 Propyleendinitraat 6423-43-4 n-Propylnitraat 627-13-4 2-Propynol-1 107-19-7 Pyrethrum 8003-34-7 2-Pyridylamine 504-29-0 Pyrocatechol 120-80-9 Pyrolyseproducten afkomstig van harskern van soldeertin (alifatisch aldehyde berekend als formaldehyde)
Resorcinol Rhodium (damp en stof, als Rh) Rhodium (in water oplosbare zouten als Rh) Roet (Carbon black) Rotenon 1) Rouge (Fe2O3) Rubber solvent 1)
Saccharose Salpeterzuur Silaan 1) Silicium 1) Siliciumcarbide Speksteen
108-46-3 7440-16-6 1333-86-4 83-79-4 1309-37-1
57-50-1 7697-37-2 7803-62-5 7440-21-3 409-21-2 14378-12-2
Stearaten (uitgezonderd die van toxische metalen) Stibine 7803-52-3 Stikstofmonoxide 10102-43-9 Stikstoftrifluoride 7783-54-2 Stikstofwaterstofzuur 7782-79-8 Stoddard solvent 8052-41-3
176
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m 700 705 0,8 14 0,082 10 10 0,1 0,1 1 0,002 4) 0,05 0,1 0,2 1000 10 650 2 31 0,5 440 900 0,3 110 2 5 2 20 0,1
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
C
H
H
H 6 62 800 H H
45 0,1 0,001 3,5 5 10 1600 10 1,3 0,7 10 10 5 4) 2,5 5 0,5 30 29 0,18 575
H
Naam van de stof
Stof (inhaleerbaar) Stof (respirabel) Strychnine Subtilisinen (proteolytische enzymen) Sulfometuron methyl Sulfurylfluoride Sulprofos
CAS nr.
57-24-9 74222-97-2 2699-79-8 35400-43-2
Tantalium 7440-25-7 Tellurium en -verbindingen (als Te) 13494-80-9 Telluriumhexafluoride (als Te) 7783-80-4 Temefos 3383-96-8 Tereftalaatzuur 100-21-0 Terfenylen 26140-60-3 Terpentijnolie 8006-64-2 1,1,2,2-Tetrabroomethaan 79-27-6 Tetrabroomkoolstof 558-13-4 Tetracarbonylnikkel (als Ni) 13463-39-3 1,1,1,2-Tetrachloor-2,2-difluorethaan 76-11-9 1,1,2,2-Tetrachloorethaan 79-34-5 Tetrachloorethyleen 127-18-4 Tetrachloorkoolstof 56-23-5 Tetrachloornaftaleen 1335-88-2 Tetraethyldithiopyrofosfaat (TEDP) 3689-24-5 Tetraethyllood (als Pb) 78-00-2 Tetraethylorthosilicaat 78-10-4 Tetraethylpyrofosfaat (TEPP) 107-49-3 1,1,1,2-Tetrafluorethaan 811-97-2 Tetramethyllood (als Pb) 75-74-1 Tetramethylorthosilicaat 681-84-5 Tetramethylsuccinonitril 3333-52-6 Tetramethylthiuramdisulfide (TMTD) 137-26-8 Tetranitromethaan 509-14-8 Textielstof Thallium (in water oplosbare 7440-28-0 verbindingen) (als Tl) 4,4’-Thiobis (6-tert-butyl-m-cresol 96-69-5 Thioglycolzuur 68-11-1 Thionylchloride 7719-09-7 Tin (metaal) 7440-31-5 Tinoxide 18282-10-5 Tinverbindingen (anorganisch uitgezonderd SnH4) (als Sn) Tinverbindingen (organisch) (als Sn) 1) Titaandioxide 13463-67-7 m-Toluïdine 108-44-1 p-Toluïdine 106-49-0 Toxafeen (gechloreerde camfeen 60%) 8001-35-2 Tributylfosfaat 126-73-8 8) Tri-n-butyltinverbindingen (als TBTO) Tricarbonyl(methylcyclopentadiënyl)12108-13-3 mangaan (als Mn) Trichloorazijnzuur 76-03-9 1,2,4-Trichloorbenzeen 120-82-1 1,1,1-Trichloorbis(chloorfenyl)ethaan 50-29-3
177
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m 10 5 0,15 0,00006 5 20 1 5 0,1 0,2 10 10 4,5 560 7 1,4 0,35 4170 7 240 12,6 2 0,1 0,05 85 0,05 4200 0,05 6 3 5 0,04 1 0,1 10 4 5 2 2 2 0,1 10 9 9 0,5 5 0,05 0,2 1 15,1 1
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
C
C H
H H H H H H H H H
H
8
H
0,2
H
C
H H H
H
37,8
H
Naam van de stof
CAS nr.
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
1,1,2-Trichloorethaan 2,4,5-Trichloorfenoxyazijnzuur Trichloornaftaleen Trichloornitromethaan Triethanolamine Trifenylfosfaat Triglycidylisocyanuraat Trimangaantetraoxide Trimethylbenzeen (alle isomeren) 1,2,3-Trimethylbenzeen 1,2,4-Trimethylbenzeen 1,3,5-Trimethylbenzeen 3,5,5-Trimethylcyclohexenon-2 Trimethylfosfiet Trimethylolpropaan 2,4,6-Trinitrotolueen (TNT) Triorthocresylfosfaat
79-00-5 93-76-5 1321-65-9 76-06-2 102-71-6 115-86-6 2451-62-9 1317-35-7 25551-13-7 526-73-8 95-63-6 108-67-8 78-59-1 121-45-9 77-99-6 118-96-7 78-30-8
45 10 5 0,7 5 3 0,1 1 100 100 100 100 25 10 5 0,1 0,1
Uranium en -verbindingen (als U)
7440-61-1
0,2
110-62-3 108-05-4 100-40-3 75-35-4
175 18 0,4 20
Warfarin Waterstofperoxide 90% Wolfram en -verbindingen (als W) (in water oplosbaar) (niet in water oplosbaar)
81-81-2 7722-84-1 7440-33-7
0,1 1,4
m-Xyleen,α,α’-diamine Xylidine (alle isomeren)
1477-55-0 1300-73-8
0,1 2,5
1309-37-1 13463-40-6
5 0,08 1 10 1 1
Valeriaanaldehyde Vinylacetaat 4-Vinylcyclohexeen Vinylideenchloride
IJzeroxide(rook) (als Fe) IJzerpentacarbonyl (als Fe) Fe(CO)5 IJzerzouten, in water oplosbaar (als Fe) IJzerzout van dicyclopentadieen Yttrium Yttriumverbindingen (als Y)
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
C
H
1 5
102-54-5 7440-65-5
1)
Zetmeel 9005-84-9 Zilver (metaal) 7440-22-4 Zilververbindingen (in water oplosbaar) (als Ag) Zinkchloride (rook) 7646-85-7 1) Zinkdistearaat 557-05-1 Zinkoxide (rook) 1314-13-2 Ziram 137-30-4 Zirconium en -verbindingen (als Zr) 7440-67-7 Zoutzuur 7647-01-0 Zuurstofdifluoride 7783-41-7 Zwavelhexafluoride 2551-62-4
178
10 0,1 0,01 1 10 5 1 5 8 0,1 6000
H
C
15 C
Naam van de stof
Zwaveltetrafluoride Zwavelwaterstof Zwavelzuur
CAS nr.
7783-60-0 7783-06-4 7664-93-9
1)
MAC-waarde TGG 8 uur 3 mg/m
C
0,4 15 1
C
MAC-waarde TGG 15 min. 3 mg/m
H
Voor deze stof gelden de grenswaarden voor hinderlijk stof. De MAC-waarde voor hinderlijk inhaleerbaar 3 3 stof bedraagt 10 mg/m ; de MAC-waarde voor hinderlijk respirabel stof bedraagt 5 mg/m . 2) Deze bestuurlijke MAC-waarde geldt tot 1 april 2002; vanaf die datum geldt voor deze stof een wettelijke grenswaarde. 3) Gemeten als formaldehyde. 4) MAC-waarde geldt voor respirabel stof. 5) Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van de afzonderlijke blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één. 6) Deze MAC-waarde geldt slechts voor de niet-kankerverwekkende verbindingen. 7) Deze MAC-waarde geldt als 1-uurs tijdgewogen gemiddelde. 8) Omvat de volgende verbindingen: tributyl(tbt)-oxide, tbt-benzoaat, tbt-chloride, tbt-fluoride, tbt-linolaat,tbtmethacrylaat, tbt-naftenaat.
179
Bijlage 7 behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit
Additieregel bij blootstellling aan mengsel van stoffen De wettelijke of bestuurlijke grenswaarde voor een stof geldt in beginsel slechts voor blootstelling aan de zuivere stof en is niet zondermeer van toepassing als de stof een bestanddeel is van een mengsel van stoffen waaraan blootstelling plaatsvindt. Het kan namelijk voorkomen dat de schadelijke werking van een dergelijk mengsel de som is van die van de afzonderlijke stoffen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een mensgsel van verschillende organische oplosmiddelen. Het is ook mogelijk dat bij een gecombineerde blootstelling de schadelijke effecten van de afzonderlijke stoffen aanzienlijk worden versterkt c.q. verminderd. Indien afzonderlijke componenten in een mengsel dezelfde toxische werking op eenzelfde orgaansysteem uitoefenen, wordt toetsing van de blootstelling aan de voor elk van die stoffen geldende grenswaarden als volgt uitgevoerd: de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties, als fractie van de afzonderlijke wettelijke grens- of MAC-waarden, is kleiner zijn dan één. Met andere woorden: C1 C2 C3 Cn ------- + ------- + ------- + -------- < 1 MAC1 MAC2 MAC3 MACn
--------
180
Bijlage 8 behorend bij beleidsregel 4.2 -2 Arbobesluit
METHODIEK TER VASTSTELLING VAN DE RISICOKLASSE
1. LEIDRAAD De procedure om de risicoklasse van de werkzaamheden vast te stellen is hieronder puntsgewijs beschreven. Tenzij anders is vermeld, loopt u achtereenvolgens alle punten van de leidraad door. De verklaring van de gebruikte afkortingen en symbolen vindt u aan het einde van deze leidraad. 1.1 Vaststelling van de risicoklasse T De in de bodem (incl. grondwater) aangetroffen toxische stoffen vormen het startpunt bij de bepaling van de risicoklasse voor het toxiciteitsrisico van de werkzaamheden (klasse T). 1.1.1 Bekendheid met de aard van de verontreiniging Als men niet of onvoldoende op de hoogte is van de aard van de verontreiniging - terwijl wel is vastgesteld dat het om een verontreinigde bodem gaat - dan dient het werk altijd in de hoogste risicoklassen (3T en 2F) ingedeeld te worden. Dat geldt eveneens wanneer er tijdens de sanering nieuwe feiten aan het licht komen, bijvoorbeeld wanneer er vaten, blikken, bussen e.d. te voorschijn komen. 1.1.2 Asbest in grond Als de grond verontreinigd is met asbest dan vallen de werkzaamheden in klasse 3T 1.1.3 Vaststelling voorlopige T-klasse Bepaal voor de verontreinigingen die volgens de grond(water)analyses aanwezig zijn tot welke voorlopige klasse ze behoren volgens de criteria uit tabel 1. Onder verontreiniging wordt in dit verband verstaan alle stoffen die vanwege de concentratie waarin zij in de bodem of het grondwater voorkomen, meewegen in de beslissing of de bodem of het grondwater al dan niet valt onder de definitie van verontreinigde grond of verontreinigd grondwater, bedoeld in beleidsregel 4.2-2, eerste lid. Dit betekent bijvoorbeeld voor stoffen met een streefwaarde dat alleen voor díe stoffen die in de bodem of het grondwater aanwezig zijn in concentraties boven de streefwaarde, de leidraad wordt doorlopen. Deze voorlopige klasse wordt verder aangeduid met n. Rangschik de stoffen in groepen naar voorlopige klasse en ga vervolgens met die in de hoogste klasse verder. Als u de hele leidraad heeft doorlopen voor een verontreiniging, komt u uit in een bepaalde klasse. U begint dan met de volgende verontreiniging. Dit herhaalt u net zolang tot u zeker weet dat nogmaals doorlopen van de leidraad met een volgende stof, niet zal leiden tot een hogere klasse. Met andere woorden, indien op basis van een bepaalde stof de werkzaamheden in de hoogste T-klasse worden ingedeeld, hoeft u de leidraad niet nogmaals voor een andere stof te doorlopen, en is de definitieve T-klasse bereikt. Indien de werkzaamheden echter in een lagere risicoklasse worden ingedeeld, moet de leidraad nogmaals doorlopen worden voor de overige stoffen. In plaats van met de hoogste klasse kan ook begonnen worden met de stoffen waarvoor de hoogste concentraties zijn aangetroffen. Tabel 1 Indelingscriteria (voorlopige) T-klassen Voorlopige klasse
0T 1T 2T 3T
LD50 rat oraal (mg/kg)
> 2000 200 - 2000 25 - 200 < 25
LD50 rat/konijn percutaan (mg/kg) > 2000 400 - 2000 50 - 400 < 50
LC50 rat inhalatoir (mg/l/4 uur) > 20 2 - 20 0,5 - 2 < 0,5
Carcinogeniteit
Stoffen die voldoen aan de definitie voor kankerverwekkende stoffen zoals genoemd in artikel 4.11 van het Arbobesluit
Opmerking: De hoogste hieruit voortvloeiende klasse prevaleert.
181
1.1.4 Kookpunt o Is het kookpunt > 350 C? Zo ja, dan wordt vanwege de zeer geringe vluchtigheid van die stof de voorlopig vastgestelde klasse met één verlaagd hetgeen in een definitieve klasse (n-1)T resulteert, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit vanwege de mogelijkheid van verspreiding in de vorm van stofdeeltjes niet verantwoord is. Ga verder met vraag 1.1.6. Zo nee, ga verder met de volgende vraag. 1.1.5 Dampspanning 3 o Is 10 . Pd (mbar, 20 C) <MAC (ppm)? Zo ja, dan wordt vanwege het feit dat het onwaarschijnlijk is dat de MAC-waarde bereikt wordt de definitieve klasse één lager ofwel (n-1)T, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit om de hiervoor genoemde reden niet verantwoord is. Zo nee, ga verder met vraag 1.1.7. 1.1.6 Concentratie in de grond Deze vraag is alleen van belang voor niet-vluchtige stoffen in de bodem. Door middel van de volgende deelvragen wordt een inschatting gemaakt van de kans op overschrijding van MAC-waarden voor de verontreinigingen ervan uitgaande dat de blootstelling aan "bodemstof" ten hoogste de stofnorm is, dus 3 maximaal 10 mg/m . Na beantwoording van de vragen 1.1.6.1; 1.1.6.2 en 1.1.6.3 heeft u voor de betreffende niet-vluchtige verontreiniging de definitieve risicoklasse bereikt. Eventueel kunt u hierna verder gaan met het doorlopen van de leidraad voor de volgende verontreiniging. 1.1.6.1 Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht 4 niet uitgesloten mogen worden geacht (dit is het geval als cg/MAC > 10 )? In dat geval dient verlaging van klasse waartoe onder punt 1.1.4 of 1.1.5 in principe besloten werd achterwege te blijven. 1.1.6.2 Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht 3 4 een gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC > 10 , maar < 10 ) ? In dat geval kan de definitieve klasse (n-1) worden. 1.1.6.3 Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht 3 een zeer gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC < 10 )? In dat geval kan de definitieve klasse (n-2) worden. 1.1.7 Vóórkomen van de stof in grond(water) Deze en de volgende vraag zijn alleen van belang voor de vluchtige verontreinigingen in de bodem (dus als vraag 1.1.4 en 1.1.5 beide met "nee" zijn beantwoord). Bevindt de stof zich volgens de onderzoeksgegevens uitsluitend in het grondwater? Zo nee, dan is een rekenkundige schatting van de kans op een mogelijke overschrijding van de MAC-waarde door de vele van invloed zijnde factoren vrijwel onmogelijk. Verlaging van klasse dient dan ook voor die situaties waarin de verontreiniging zich niet in de waterfase bevindt in eerste instantie achterwege gelaten te worden. Verhoging van risicoklasse dient onder andere overwogen te worden wanneer het hoge concentraties verontreiniging en bovendien grond met slechte adsorptie-eigenschappen (zandgrond) betreft. Neem bij de overwegingen ook de uitkomst van punt 1.1.5 in beschouwing. Blijkt daar dat de theoretische kans dat de MAC-waarde overschreden wordt zeer minimaal is (dit geldt dus ook voor de maximaal ongunstige omstandigheden), dan lijkt handhaving in de voorlopige klasse voor gunstiger omstandigheden vooralsnog voldoende. In dergelijke situaties dient men echter altijd zeer alert te zijn. Indien de stof zich niet alleen in het grondwater bevindt, heeft u voor de betreffende vluchtige verontreiniging de definitieve risicoklasse bereikt. Eventueel kunt u hierna verder gaan met het doorlopen van de leidraad voor de volgende verontreiniging.
182
1.1.8 Schatting van de mogelijkheid op overschrijding van de MAC-waarden Bevindt de stof zich wel alleen in het grondwater, dan kan met behulp van de volgende formule geschat worden hoe groot de kans op overschrijding van de MAC-waarde is op het moment dat er afgraving van grond beneden de grondwaterspiegel plaatsvindt: Cl -1 3 Cg = (1 + 800.u) .10 . ────. Pd Cl,max De afleiding en onderbouwing van deze formule is te vinden in het rapport "Veiligheid en gezondheid bij bodemsanering" door H.W.T.J. van Ingen. Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden. Amsterdam, mei 1986. Hier zal de formule slechts daar waar strikt noodzakelijk worden toegelicht. De fysische grootheden Cl,max en Pd zijn in handboeken te vinden. Verder stelt Cl de concentratie voor waarin de betreffende stof in het grondwater is aangetroffen. Men neme de hoogste concentratie die in de onderzoeken is vastgesteld. Met de grootheid u (luchtsnelheid) wordt de mate van luchtverversing aangegeven. De waarde daarvan is afhankelijk van de omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Die omstandigheden zijn vertaald naar een luchtsnelheid. Alhoewel de gekozen groottes van de luchtsnelheid mede gebaseerd zijn op windstatistieken e.d. is deze luchtsnelheid niet vergelijkbaar met windsnelheden. Het betreft hier in feite een fictieve luchtsnelheid (zie voor de bepaling van de grootte van "u" de paragrafen 1.1.8.1 en 1.1.8.2). 1.1.8.1 Eventuele verhoging van T-klasse Betreft het een stof uit de voorlopige klasse 1, ga dan na of bij een u = 1 m/s de MAC-waarde overschreden kan worden. Ofwel ga na of: Cl Cg = 1,25 . ──── . Pd > MAC Cl,max Zo ja, dan betekent dit een aanzienlijke kans op overschrijding van de MAC-waarde tijdens het werk. De voorlopige klasse wordt dan ook met één verhoogd: definitieve klasse 2T. Opmerking Uit deze en volgende kwantificeringen blijkt ook of het zinvol is om specifiek op bepaalde stoffen te gaan meten. 1.1.8.2 Eventuele verlaging van T-klasse Voor de stoffen uit de voorlopige klassen 2 en 3 dienen de omstandigheden te worden geanalyseerd die van invloed zijn op de luchtverversingsgraad voor de werkers. Dat gebeurt aan de hand van een drietal vragen. De antwoorden daarop bepalen welke waarde voor de luchtsnelheid moet worden aangehouden bij gebruik van de formule. Indien blijkt dat: Cl -1 3 Cg = (1 + 800u) .10 . ──── . Pd > MAC Cl,max dan wil dat zeggen dat - de specifieke omstandigheden op de betreffende werkplek in ogenschouw nemend - overschrijdingen van de MAC-waarde mogelijk zijn. De voorlopige klasse dient in dat geval te worden gehandhaafd: nT. Wanneer echter Cg < MAC, dan bestaat slechts een geringe kans op overschrijding en kan tot een lagere definitieve klasse worden overgegaan: (n-1)T. De vragen ter bepaling van de waarde van de luchtsnelheid "u" volgen hieronder: - Is de locatie zodanig door hoge obstakels omgeven dat de wind er daardoor beduidend minder "vat" op heeft? Hierbij kan gedacht worden aan hoge gebouwen, muren, zandlichamen of bossen aan verschillende zijden van de locatie waardoor deze in de luwte ligt. Ook intensieve bebouwing in de buurt zoals een locatie in een stad kan dit effect geven, zonder dat die locatie echt begrensd wordt door hoge obstakels.
183
- Is de diepte van de ontgraving - in verhouding tot de horizontale omvang ervan - zodanig dat de luchtverversing "in de put" duidelijk belemmerd wordt? Als vuistregel kan aangehouden worden dat dit het geval is indien: h/d > 0,2 waarin: h = hoogte van de put d = (equivalente) diameter van de put Opmerking: Voorwaarde is dat de ademzone beneden het maaiveld ligt. - Wordt er voortdurend of zeer regelmatig vlak bij de verontreinigde grond intensief gewerkt? Hierbij moet gedacht worden aan intensief handmatig grondwerk, bijvoorbeeld wanneer kabels, leidingen of buizen die intact dienen te blijven ontgraven moeten worden. Het aantal keer dat "ja" is gescoord op bovenstaande vragen wordt naar een waarde van "u" vertaald volgens tabel 2. Tabel 2 Luchtsnelheid als functie van de omstandigheden
ja
u(m/s)
0x 1x 2x 3x
1 0,1 0,01 0
De genoemde belastende omstandigheden zijn voor saneringslocaties veelal allemaal - doch niet ten volle - van toepassing. Om die reden en om niet telkens gecompliceerde afwegingen te hoeven maken kan het beste voor elk werk als uitgangspunt een u = 0,1 m/s gehanteerd worden. 1.2
Vaststelling van de risicoklasse F
De verschillende klassen zijn geënt op situaties zoals die op afgravingslocaties en andere plaatsen waar grondverzet uitgevoerd wordt, voorkomen. Zij zijn niet bedoeld voor werkzaamheden in verontreinigde grond of verontreinigd grondwater waarbij hoge temperaturen worden toegepast, zoals laswerkzaamheden in een sleuf. 1.2.1 Geringe ontvlambaarheid o Heeft de stof een vlampunt boven de 55 C? Zo ja, dan valt dit werk in klasse 0F aangezien er in de praktijk geen risico bestaat voor een gaswolkexplosie. U bent klaar met de indeling in een F-klasse voor de betreffende stof. 1.2.2 Klasse 1F o o Heeft de stof een vlampunt tussen 21 C en 55 C? Zo ja, dan valt het werk in klasse 1F. 1.2.2a Eventuele (tijdelijke) verhoging van de F-klasse Is de buitentemperatuur tijdens de werkzaamheden hoger dan het vlampunt van de stof? Zo nee, dan blijft het werk op basis van deze stof ingedeeld in klasse 1F en bent u klaar met de beoordeling van deze stof. Zo ja, dan wordt tot zolang dit het geval is, de klasse van de werkzaamheden verhoogd tot klasse 2F. Ga verder met vraag 1.2.4. 1.2.3 Klasse 2F o Heeft de stof een vlampunt kleiner dan 21 C en komt hij behalve in het grondwater ook in niet te verwaarlozen hoeveelheden in de grond voor? Zo ja, dan is klasse 2F van toepassing voorzover het werkzaamheden aan die grond betreft.
184
1.2.4 Eventuele verlaging van F-klasse Ga met onderstaande formule na of voor deze - alleen in het grondwater voorkomende - stof de LEL (lower exposure limit) bereikt kan worden in een situatie waarin in het geheel geen luchtverversing optreedt (u = 0 m/s). Het spreekt voor zich dat deze berekening slechts dan zin heeft indien daarbij alle kwantificeerbare bijdragen aan de vorming van een mogelijk explosief damp/luchtmengsel worden meegenomen: Cl 3 Cg = 10 . ──── . Pd Cl,max Cg1 ───── LEL1
Cg2 Cgn + ──── + ....... + ─── > 1 LEL2 LELn
let wel: Cg en LEL in dezelfde eenheid (ppm of vol %) Zo nee dan is het ontstaan van een explosief damp/luchtmengsel theoretisch onwaarschijnlijk en is klasse 1F voldoende. Zo ja, dan valt het werk definitief in de 2F-klasse.
Gebruikte afkortingen en symbolen cg Cg Cl Cl,max Pd u
= concentratie in de bodem (mg/kg) = dampconcentratie in de lucht (ppm(v/v)) = concentratie in grondwater (µg/l) o = max. oplosbaarheid in water bij 20 C (µg/l) o = dampspanning bij 20 C (mbar) = luchtsnelheid (m/s)
185
Bijlage 9 behorend bij beleidsregel 4.3 Arbobesluit Bijlage II bij Richtlijn 88/379/EEG (PbEG L 187)
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE BEPAALDE PREPARATEN Bijzondere bepalingen betreffende het kenmerken
A. Als gevaarlijk in de zin van artikel 3 ingedeelde preparaten 1. Aan het grote publiek verkochte preparaten 1.1 Op het etiket van de verpakking van dergelijke preparaten moeten, naast de specifieke veiligheidsaanbevelingen, de volgende veiligheidsaanbevelingen, overeenkomstig de in bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG vastgestelde criteria ook de gepaste veiligheidsaanbevelingen S 1, S 2, S 45 en S 46 zijn aangebracht. + 1.2 Indien dergelijke preparaten als zeer vergiftig (T ), vergiftig (T) of corrosief (bijtend)(C) zijn ingedeeld en het materieel onmogelijk is de bedoelde informatie op de verpakking zelf aan te brengen, dient de verpakking van dergelijke preparaten vergezeld te gaan van een nauwkeurige en voor ieder begrijpelijke gebruiksaanwijzing die, zo nodig, aanwijzingen bevat voor de vernietiging van de lege verpakking. 2. Preparaten die bestemd zijn om te worden verstoven Op het etiket van de verpakking van dergelijke preparaten is de vermelding vereist van veiligheidsaanbeveling S 23 in combinatie met veiligheidsaanbeveling S 38 of S 51, overeenkomstig de in bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG vastgestelde criteria. 3. Preparaten die een stof bevatten waaraan de zin R 33 ( "gevaar voor cumulatieve effecten") is toegekend Op het etiket van een preparaat dat ten minste één stof bevat waaraan de standaardzin R 33 is toegekend, dient, als de concentratie van deze stof in het preparaat 1 % of meer bedraagt - tenzij in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG een andere waarde is vastgesteld -, de volledige tekst te zijn aangebracht van zin R 33 als vermeld in bijlage III van Richtlijn 67/548/EEG. 4. Preparaten die een stof bevatten waaraan vermelding R 64 ( "kan gevaarlijk zijn voor baby's die borstvoeding krijgen") is toegekend Op het etiket van een preparaat dat ten minste één stof bevat waaraan de standaardzin R 64 is toegekend, dient, als de concentratie van deze stof in het preparaat 1 % of meer bedraagt - tenzij in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG een andere waarde is vastgesteld -, de volledige tekst te zijn aangebracht van zin R 64 als vermeld in bijlage III van Richtlijn 67/548/EEG.
B. Andere, al dan niet als gevaarlijk in de zin van artikel 3 ingedeelde preparaten 1. Loodhoudende preparaten 1.1 Verven en vernissen Op het etiket van de verpakking van verven en vernissen met een volgens ISO-norm 6503-1984 vastgesteld totaal loodgehalte van meer dan 0,15% (uitgedrukt in gewicht van het metaal) van het totale gewicht van het preparaat, moet de volgende vermelding zijn aangebracht: "Bevat lood. Mag niet worden gebruikt voor voorwerpen waarin kinderen kunnen bijten of waaraan kinderen kunnen zuigen." Bij verpakkingen met een inhoud van minder dan 125 mililiter luidt de vermelding als volgt: "Opgelet! Bevat lood." 2. Preparaten die cyanoacrylaat bevatten 2.1 Lijmen Op de verpakking die lijm op basis van cyanoacrylaat direct omsluit moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht: "Cyanoacrylaat Gevaarlijk ! Kleeft binnen enkele seconden aan huid en ogen vast. Buiten het bereik van kinderen houden.". Bij de verpakking dienen de toepasselijke veiligheidsaanbevelingen te worden gevoegd. 3. Preparaten die isocyanaten bevatten Op het etiket van de verpakking van preparaten die isocyanaten (monomeer, oligomeer, prepolymeer, enz., als zodanig of in een mengsel) bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht: "Bevat isocyanaten. Zie de aanwijzingen van de fabrikant.". 4 Preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager bevatten Op het etiket van de verpakking van preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht: "Bevat epoxyverbindingen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant.". 5. Aan het grote publiek verkochte preparaten die actief chloor bevatten De verpakking van preparaten die meer dan 1 % actief chloor bevatten, moet van de volgende bijzondere vermelding zijn voorzien: "Opgelet! Niet in combinatie met andere produkten gebruiken; er kunnen gevaarlijke gassen (chloor) vrijkomen.". 6. Preparaten die cadmium (legeringen) bevatten en die zijn bestemd om te worden gebruikt voor het lassen en solderen Op de verpakking van dergelijke preparaten moeten leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermeldingen zijn aangebracht: "Opgelet! Bevat cadmium. Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen. Zie de aanwijzingen van de fabrikant. Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.".
_____________
186
Bijlage 10 behorend bij beleidsregel 4.9 -2 Arbobesluit
Tabel lasprocessen Processen
Bijzonderheden
I
TIG lassen Plasma lassen Plasma snijden Druklassen Autogeen lassen Onder poederdek
Alle materialen, m.u.v. Al Alle materialen Onder water Alle materialen Alle materialen Alle materialen
1
Ruimteventilatie, RV(C)
1)
II
TIG lassen Hardsolderen
Aluminium Zonder cadmium
2
Ruimteventilatie, RV(B) verbeterde laskap
1)
III Hardsolderen Lassen beklede el. MIG/MAG, mass. dr. MIG/MAG, gev. dr. Plasma snijden Autogeen snijden
Met cadmium Geen RVS-, Be-, V-leg. Geen RVS-, AL-, Be-, V-leg. Met beschermgas Boven water Alle materialen
5
Ruimteventilatie, RV(C) + verbeterde laskap + bronafzuiging
IV Lassen geverfd mat. Electr. gutsen Draadvlamspuiten
Geen rode loodmenie Alle materialen Niet Cu-legeringen
10
Ruimteventilatie, RV(C) + persoonlijke ademhalingsbescherming
V
RVS-, BE-, V- legeringen RVS
30
Afgescheiden gevent. ruimte, LK(A) + persoonlijke ademhalingsbescherming
VI MIG/MAG, mass dr.
Al-, Cu-, Be-, V- legeringen
50
Afgescheiden gevent. ruimte, LK(C) + persoonlijke ademhalingsbescherming + bronafzuiging
VII Draadvlamspuiten MIG/MAG, gev. draad MIG/MAG, gev. Draad Lassen geverfd mat.
Cu- legeringen Gasloos, geen Ba Gasloos, wel Ba Rode Loodmenie
Lassen beklede el. MIG/MAG
Red.Fact.
100 100 >100 >100
Maatregelen, zie Hulptabel ruimteventilatie
+
1)
1)
Afgescheiden gevent. ruimte, LK(B) + persoonlijke ademhaligsbescherming + bronafzuiging
Hulptabel ruimteventilatie Capaciteit van de ruimteventilatie per lasser bij een inschakelduur van 35 %, uitgaande van lasstroom of brandernummer. Stroom Ampere
100 150 200 250 300 350
Brander nummer
5 6 7 t/m 9
Mechanische ventilatie in m3/uur
Nat. vent. opp m
2
RV(C)
RV(B)
LK(A)
LK(B)
LK(C)
RV(C)
RV(B)
1200 1800 2300 2900 3450 4050
2600 3800 5100 6400 7700 9000
3600 5400 7200 9000 10800 12500
2600 3800 5100 6400 7700 9000
1200 1800 2300 2900 3450 4050
1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5
2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0
RV = ruimteventilatie LK = lokale ventilatie 1) Indien naast de voorgeschreven voorzieningen bronafzuiging met afvoer naar buiten wordt gebruikt als aanvullende voorziening, dan mag de capaciteit van de ruimteventilatie 1/5e deel zijn van de oorspronkelijk voorgeschreven capaciteit.
187
Bijlage 11 behorend bij beleidsregel 4.9-5 Arbobesluit Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatie anesthetica in ziekenhuizen Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden bij de toediening van of mogelijke blootstelling aan inhalatie anesthetica, welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast moeten worden teneinde bij die werkzaamheden het risico op blootstelling aan inhalatie anesthetica doeltreffend te beheersen. werkzaamheid 1. algemeen bij toediening van inhalatie anesthetica
toe te passen maatregel/methode a. Een goed werkend evacuatie-/anesthesiegasafvoersysteem (voorzien van CE-markering en conform NEN-EN 740:1998 “Anesthesie-systemen en hun modulaire componenten - Bijzondere eisen”, inclusief correctieblad C1:1999) is aangesloten op het anesthesietoestel. b. Uit het anesthesietoestel weggezogen gassen en dampen worden teruggevoerd in het toestel dan wel afgevoerd in het evacuatie-/anesthesiegasmet inbegrip van afvoersysteem. onderhoud van c. De verdampers zijn lekvrij en voldoen aan NEN-EN 1280-1:1997 ”Medicaapparatuur en menten-afhankelijke vulsystemen voor anesthesie-verdampers - Deel 1: ‘buitenposten’ Vulsystemen met rechthoekige codering”, inclusief aanvulling A1:2000. zoals CT-scan, d. Er worden vulsystemen gebruikt die voldoen aan NEN-EN 1280-1:1997 MRI-scan, “Medicamenten-afhankelijke vulsystemen voor anesthesie-verdampers hartcatherisatie, Deel 1: Vulsystemen met rechthoekige codering”, inclusief aanvulling verloskamer A1:2000. e. Nieuw aan te schaffen apparatuur voldoet aan het gestelde onder a tot en met d. Bestaande apparatuur voldoet hieraan per 1-1-2004. f. Er is voldoende ventilatievoud in alle ruimten waar blootstelling aan inhalatie anesthetica mogelijk is. Hierbij geldt een ventilatievoud voor de operatiekamer van 20, voor de verkoeverkamer van 10 en voor andere ruimten van 6. g. De intubatie is - indien medisch mogelijk - met cuffs en gecontroleerde cuffdruk. h. De aan- en afschakeling van de apparatuur is zodanig dat er zo weinig mogelijk inhalatie anesthetica vrij komen. i. Het hele systeem wordt in het kader van periodiek onderhoud aan de hand van een onderhoudsprotocol onder meer 2 maal per jaar gecontroleerd op lekkages. De schriftelijk neergelegde gegevens worden getoetst. j. Bij het toedienen van anesthesie met vluchtige anesthetica door middel van een niet-gesloten systeem wordt gebruikt gemaakt van bronafzuiging; bijvoorbeeld een dubbelmasker of een apparaat met gecombineerd dubbelneus- en kinmasker. k. Er is een protocol beschikbaar waaruit blijkt op welke wijze en onder wiens verantwoordelijkheid de uitvoering van het onder a tot en met j gestelde is gewaarborgd. Aan het protocol is een schriftelijke werkinstructie voor het betrokken personeel verbonden. 2. inleiding van de → Indien technisch/medisch mogelijk wordt lachgas (of andere inhalatie anesthetica) door 100% zuurstof of een zuurstof/luchtmengsel vervangen. operatie 3. uitleidende fase → De patiënt wordt gedurende enige tijd (de tijd is afhankelijk van diverse factoren en wordt in het protocol aangegeven) 100% zuurstof dan wel een zuurstof/luchtmengsel toegediend. 4. pre-recovery fase/- → Indien de patiënt hoest wordt uit de hoestrichting gebleven. verkoeverkamer 5. sludertechniek → Er wordt gebruik gemaakt van een dubbelmasker.
188
Bijlage 12 behorend bij beleidsregel 4.18 -2 Arbobesluit
PRAKTIJKRICHTLIJN ROETMETING
Inleiding Bij werkzaamheden zoals de roetmeting komen uitlaatgassen vrij. Tevens ontstaat lawaai. De uitlaatgassen van diesels bevatten kankerverwekkende stoffen. Daarom moet de werkgever bronmaatregelen treffen om blootstelling te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, te beperken tot een zo laag mogelijk niveau. De blootstelling aan lawaai moet zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. De garagehouder is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 verplicht hiervoor beschermende technische en organisatorische maatregelen te treffen. Deze praktijkrichtlijn geeft aanwijzingen voor de te treffen maatregelen. De voorgestelde maatregelen zijn bedoeld om te komen tot een zogenaamde “nulemissie” van dieseluitlaatgassen. De aanwijzingen zijn toegespitst op de roetmeting.
A. Maatregelen ter voorkoming van blootstelling aan uitlaatgassen Er dient een afzuiginstallatie te zijn gemonteerd die zodanig is uitgevoerd dat blootstelling aan kankerverwekkende stoffen wordt voorkomen, mits dat technisch uitvoerbaar is, zonder dat de uitslag van de meting hierdoor wordt beïnvloed. Hieraan wordt voldaan indien de afzuiginstallatie minimaal bestaat uit de volgende onderdelen en deze op de juiste wijze zijn gemonteerd of geplaatst zoals aangegeven door de fabrikant van de afzuiginstallatie: a. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen; b. bij voorkeur een afvoerslang die de uitlaat volledig omsluit (bijvoorbeeld een manchet). Een trechter is ook toegestaan mits deze direct achter de uitlaatopening kan worden geplaatst op zodanige wijze dat er geen of nagenoeg geen ruimte is tussen de trechter en de uitlaatopening; c. een inrichting die ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden afgevoerd en d. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen op doelmatige wijze direct naar buiten worden afgevoerd. De afzuiginstallatie mag de roetmeting niet nadelig beïnvloeden. Dit is herkenbaar aan een goedkeuring afgegeven door het Nmi.
B. Beperking van de blootstelling aan geluid Doordat het toerental van de dieselmotor bij de roetmeting enkele malen tot het afregeltoerental moet worden opgevoerd, kunnen er gedurende de test zodanige hoge geluidsniveaus voorkomen dat de wettelijke grens voor schadelijk geluid wordt overschreden. Geluidsbronnen mogen in beginsel geen equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats veroorzaken van meer dan 85 dB(A), tenzij dat in redelijkheid niet kan worden gevergd. Als dat laatste het geval is, moeten organisatorische maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat zo weinig mogelijk werknemers aan de schadelijke geluidsniveaus blootstaan en moet de blootstellingsduur zo ver worden gereduceerd dat het blootstellingsniveau gemiddeld over een representatieve werkdag tot beneden de grens van 85 dB(A) wordt gereduceerd. Aan werknemers die tijdens hun werk blootstaan aan equivalente geluidsniveaus boven 80 dB(A) moet de werkgever passende gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar stellen. Het is van groot belang dat de werkgever de juiste maatregelen treft en zijn werknemers op de juiste wijze instrueert en controleert. Bij het niet naleven van onderstaande voorschriften kan de werknemer worden blootgesteld aan hoge geluidsniveaus die gehoorbeschadiging kunnen veroorzaken.
189
Maatregelen Ter voorkoming van gehoorbeschadiging worden derhalve de volgende maatregelen voorgeschreven: • de roetmeting dient zo mogelijk in een aparte ruimte te worden uitgevoerd; • de roetmeting moet zoveel mogelijk worden uitgevoerd gedurende perioden dat er weinig of geen collega’s in dezelfde ruimte aanwezig zijn; • de roetmeting moet worden uitgevoerd met gesloten motorkap; • de werknemer die de roetmeting uitvoert, dient in het voertuig plaats te nemen en gehoorbescherming te dragen; • de plaats waar de grens van 85 dB(A) wordt overschreden moet worden afgebakend (bijvoorbeeld met belijning op de vloer) en gemarkeerd met waarschuwingsborden conform artikel 8.4 Arbobesluit; • werknemers die in deze gemarkeerde zone werkzaam zijn dienen gehoorbescherming te dragen. Het geluidsniveau waar een werknemer gedurende een werkdag aan wordt blootgesteld wordt bepaald door het totaal aan werkzaamheden dat werknemers uitvoeren en de equivalente geluidsniveaus tijdens uitvoering van de werkzaamheden. De werkgever is verplicht de gevaren van de blootstelling aan geluid voor de gezondheid van de werknemers zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd te voorkomen of te beperken. De ernst van de situatie moet daarbij afgewogen worden tegen met name de technische, operationele en economische haalbaarheid van de te nemen maatregelen.
190
Bijlage 13 behorend bij beleidsregel 4.18 -4 Arbobesluit In onderstaande tabel 1 is bij de onderscheiden werkzaamheden aangegeven welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand der techniek, toegepast moet worden teneinde de concentratie kwartsstof waaraan werknemers worden blootgesteld zo veel mogelijk te beheersen. In verschillende situaties is de ontwikkeling van technieken evenwel nog onvoldoende om de blootstelling aan kwartsstof te beperken tot een niveau dat onder de wettelijke grenswaarde ligt. Het is dan noodzakelijk om persoonlijke beschermingsmiddelen toe te passen volgens de keuzesystematiek van tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen b. tot en met g. In onderstaande tabel 1 is in de laatste kolom aangegeven in welke situaties in elk geval ademhalingsbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn. De ademhalingsbeschermingsmiddelen dienen te voldoen aan het gestelde in het onderdeel b. onder tabel 2. Tabel 1: werkzaamheden die voorkomen tijdens een bouw- of sloopproces en de daarbij te nemen beheersmaatregelen ter voorkoming van kwartsblootstelling. Soort werk
Toe te passen apparatuur en/of werkwijze
Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen
Aanvullende ademhalingsbescherming 1)
1. Hakken van voegen
a. Elektrische of pneumatische hakhamer
a. geen
Neen
2. Slijpen van voegen
b. Handmatig hakken a. Haakse slijper met stofafzuiging
b. geen a. 1. Met behulp van de omkapping is de slijper aangesloten op een stofafzuiging 2. Stof wordt direct aan het te bewerken oppervlak, via de omkapping, door de afzuigmond afgezogen 3. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
Neen Neen
b. Haakse slijper met watertoevoer en waterafzuiger
b. 1. Het water wordt toegevoerd in de vorm van een nevelstraal 2. De slijper is met behulp van een omkapping aangesloten op een waterafzuiging. 3. De nevelstraal wordt direct door de omkapping afgevangen.
Neen
a. De slijpmachine is zodanig uitgevoerd dat tijdens het slijpen een continue water3. Slijpen van wanden, plafonds a. (Hand-)slijpmachine met watertoevoer en stroom wordt toegevoerd en vloeren in kleine ruimten en waterafzuiger langs randen van grote vloeroppervlakken b. Alleen wanneer toepassing van water niet mogelijk b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem is i.v.m. waterschade aan belendende waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met bouwelementen is een (hand)slijpmachine met afscheidingsgraad van 99.996% (DOP) stofafzuiging toegestaan De afzuiging is van dusdanige kwaliteit dat deze gruis en stof afzuigt . 4. Slijpen van grote vloerSlijpmachine met omkapping en stofafzuiging oppervlakken (droog slijpen)
Neen
5. Stralen van vloeren (droog stralen)
Neen
Straalmachine met stofafzuiging
191
De straalmachine is voorzien van een nauwe aansluiting op het te stralen oppervlak. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
ja
ja
Soort werk
Toe te passen apparatuur en/of werkwijze
Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen
Aanvullende ademhalingsbescherming 1)
6. Stralen van wanden of gevels (nat stralen)
Hogedruk-waterstralen, neveljetstralen of vochtnevelstralen
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP) Het straalmiddel bevat minder dan de toegestane 1% kwarts
Ja
7. Boren: 2)
Nat boren. Boormachine met integrale watervoorziening
De boormachine wordt: 1. bevestigd op een statief dat verrijdbaar en in hoogte verstelbaar is en 2. op afstand bediend door de werknemer
Neen
Droog boren. Boormachine met geïntegreerde afzuiging en op maat gemaakte stofafzuigkap
De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met afscheidingsgraad van 99.996% (DOP). --
Neen
Droog boren; kernboormachine met stofafzuiging
1. Het stof wordt door de boorkern heen afgezogen 2. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
Neen
- gaten vanaf 100 mm
Nat boren; kernboormachine met integrale watervoorziening
Bij materialen die niet te nat mogen worden, wordt een wateropvangring gebruikt om weglekkend water zoveel mogelijk op te vangen
Ja
8. Frezen van sleuven in - keramische bouwmaterialen zoals baksteen (behoudens klinkerkwaliteit ), gas- of cellenbeton-elementen en kalkzandsteen
Freesmachine met watertoevoer en afzuiging
1. De watertoevoer vernevelt of sproeit het water op het freeswiel 2. De afzuiging zuigt het stof met het water af
Ja
-
Freesmachine met dubbele zaagbladen, watertoevoer en scharnierende beschermkap
1. De watertoevoer is nauwkeurig af te regelen 2. De afzuigkap sluit nauw aan op de ondergrond, ook bij het aanzetten van de
a. Bij seriewerk
b. In harde materialen zoals beton en in kalkzandsteen - gaten tot 50 mm
-
gaten vanaf 50 mm
c. In zachte materialen zoals baksteen (behou-dens klinkers), poriso-stenen, gasbeton en cellenbeton - gaten tot 100 mm
harde bouwmaterialen zoals beton, klinkers en de hardere
Nat boren. Kernboormachine met integrale watervoorziening
192
Ja
Neen
Soort werk
Toe te passen apparatuur en/of werkwijze
Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen
Aanvullende ademhalingsbescherming 1)
kalkzandsteensoorten 9. zagen van: - grindvloeren, al dan niet kunstharsgebonden.
- kwartshoudende materialen (behalve gasbeton en kalkzandsteen)
10. Schoonmaken/- opruimen van stof na bouw- of sloop werkzaamheden
11. puinruimen na sloopwerkzaamheden
12. slopen
zaagsnede
Zaagmachine met zaagkap en afzuiging
De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter, of een microfilter wordt gebruikt met afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
a. Stationaire-zaagmachine met watertoevoer en afscherming
a. Het zaagblad is voorzien van een afscherming om het water op te vangen
b 1. De zaagkap bedekt het zaagblad volledig, 2. Het water wordt afgezogen door een afzuiging op de zaagkap b. Hand-zaagmachine met zaagkap, watertoevoer, waterafzuiging en waterzuiger De stofzuiger is voorzien van een drievoudige filtering namelijk: Industriële stofzuiger · een grofafscheiding na de inlaat te weten een cycloon of een dropoutbox, · een fijnfilter en een · microfilter of een absoluutfilter of De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een afscheidingsgraad van 99.996% (DOP a. De overdrukfiltercabine is voorzien van airconditioning a. Shovel of bobcat met overdrukfiltercabine
Ja
Neen Ja
Neen
Neen
b. Bij het opruimen van stof wordt een industriële stofzuiger gebruikt
b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
Ja
c. Indien de apparatuur genoemd onder a. en b. om technische reden of vanwege geringe omvang van het sloopwerk niet inzetbaar is, kan het puin handmatig worden geruimd a. slooprobot
c. Het puin wordt eerst bevochtigd voordat het wordt opgeruimd
Ja
a. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd.
Neen
b. hydraulische handkraker
b. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd.
Ja
c. wanneer het onder a. en b. gestelde technisch niet uitvoerbaar is of bij sloopwerk van geringe omvang, kan een hydraulisch aangedreven sloophamer worden gebruikt
c. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd.
Ja
193
Soort werk
Toe te passen apparatuur en/of werkwijze
Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen
Aanvullende ademhalingsbescherming 1)
13. sorteren en verwerken van bouw en sloopafval door afvalsorteer- en of afvalverwerkingsbedrijf a. Uitstorten op stort bordes van de sorteer c.q. afvalinrichting
--
a. Het puin wordt bevochtigd met sproei-installaties
b. Handmatig uitsorteren van lichte bestanddelen (hout, plastics, piepschuim e.d.)
b. Overdruksorteercabine met afzuiging
b. De cabine is voorzien van een geforceerde luchtstroom
Ja
c. Zeven van bouw- en sloopafval
c. Fijne steenfracties worden in een zo vroeg mogelijk stadium van het te bewerken bouw en sloopafval afgezeefd
--
Ja
d. Blazen d.m.v. windzifttechniek
d. Deeltjes van beperkte omvang zoals -houtsnippers, glasdeeltjes, plastics, e.d. worden d.m.v. gesloten windziftprocessen afgescheiden
1)
Voor de keuze van het juiste type ademhalingsbeschermingsmiddel, zie tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen a. tot en met g.
2)
Onder seriewerk wordt verstaan, het aaneensluitend boren van een groot aantal gaten van gelijke diameter en diepte
194
Neen
Neen
Tabel 2: De keuze van een ademhalingsbeschermingsmiddel bij een gegeven maximale concentratie kwarts in de omgevingslucht
Concentratie kwarts in de ademzône 3 (mg/m ) 0,075 - 0,60
Beschermings1) factor
Type filter/middel
2)
Beschrijving van het ademhalingsbeschermingsmiddel
8
FFP2
8
P2SL
10
P3SL
10
TH2P
10
FFP3
0,75 - 1,13
15
P2SL
1,13 - 1,88
25
TH3P
1,88 - 3,75
50
TM2P of TM3P
3,75 - 7,50
100
TM2P
Aangedreven volgelaatsmasker
7,50 - 15,0
200
TM3P
Aangedreven volgelaatsmasker
1000
--
0,60 - 0,75
groter dan 15,0
Wegwerpmasker filtrerend gelaatsstuk, eventueel met uitblaasventiel Halfgelaatsmasker met verwisselbare filterbus Halfgelaatsmasker met verwisselbare filter Aangedreven veiligheidskap of -helm in combinatie met een gelaatsscherm Wegwerpmasker filtrerend gelaatsstuk, eventueel met uitblaasventiel Volgelaatsmasker met verwisselbare filterbus Aangedreven veiligheidskap of helm in combinatie met een gelaatsscherm Aangedreven halfgelaatsmasker
Onafhankelijke ademhalingsbescherming
1)
De beschermingsfactoren zijn overgenomen uit Arbouw advies nr. 12 voor de bouwnijverheid
2)
Filtrerend gelaatsstuk (FFP: filtering face piece). Het “masker” bestaat uit het filter zelf. P2 en P3 betreffen kwaliteitsaanduidingen van het filtermateriaal. P3 vertegenwoordigt de hoogste beschermingsgraad
a. Bij het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen als genoemd in tabel 2 wordt het volgende in acht genomen: De genoemde typen ademhalingsbeschermingsmiddelen voldoen minimaal aan de normen: · NEN-EN 136:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Volgelaatsmaskers. Eisen, beproevingsmethoden, merken”, inclusief correctieblad C1:2000; · NEN-EN 140:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Halfmaskers en kwartmaskers. Eisen, beproevingsmethoden, merken” inclusief correctieblad C1:2000; · NEN-EN 143:2000 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Deeltjesfilters - Eisen, beproeving, merken”; · Ontwerp NEN-EN 149:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Filtrerende halfmaskers ter bescherming tegen deeltjes - Eisen beproeving, merken”; · NEN-EN 270:1995 ”Ademhalingsbeschermingsmiddelen; persluchttoestellen met een kap; Eisen, beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000;
195
b.
c. d. e. f. g.
ù NEN-EN 271:1995 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Via slang gevoede of aangedreven ademhalingstoestellen met een kap voor gebruik tijdens straalwerkzaamheden - Eisen, beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000; · Ontwerp NEN-EN 405:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Filtrerend halfmasker ter bescherming tegen gassen of gassen en stoffen. Eisen, beproeving, merken” ; · NEN-EN 1827:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Halfmaskers zonder inademventiel en met deelbare filters ter bescherming tegen gas of gas en deeltjes of tegen alleen deeltjes Eisen, beproeving, merken”; · NEN-EN 1835:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een helm of kap. Eisen, beproevingsmethoden, merken”; · NEN-EN 12021:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Perslucht voor ademhalingstoestellen”; · NEN-EN 12419:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een volgelaatsmasker, een halfgelaatsmasker of een mondstukgarnituur. Eisen, beproevingsmethoden, merken”; · NEN-EN 12941:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd met een helm of kap - Eisen beproeving, merken”; · NEN-EN 12942:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd met volgelaatsmaskers , halfgelaatsmaskers of kwartgelaatsmaskers - Eisen, beproeving, merken”. Bij langdurig gebruik van filtrerende middelen met verwisselbare filters, langer dan twee uur, is het gelaatsmasker voorzien van een aanblaasunit, of wordt gebruik gemaakt van een masker met onafhankelijke toevoer van verse lucht. Filtrerende gelaatsstukken kunnen slechts één keer worden gebruikt en worden na gebruik direct verwijderd. Bij gezichtsbeharing wordt uitsluitend een aangedreven ademhalingsbeschermingsmiddel gedragen met een zodanige luchttoevoer dat inwaardse lekkage wordt voorkomen. Halfgelaatsmaskers worden ter voorkoming van lekkage langs het montuur, niet in combinatie met een (veiligheids)bril gedragen. Een volgelaatsmasker met stoffilter wordt alleen in combinatie met een (veiligheids)bril gebruikt, als de bril zodanig in het masker inzetbaar is, dat geen lekkage optreedt langs het brilmontuur. Bij fysiek inspannend werk (o.a. traplopen) wordt het gebruik van een aangedreven deeltjesfilter niet gecombineerd met een helm of kap.
196
Bijlage 14 behorend bij beleidsregel 4.18-5 Arbobesluit Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan cytostatica in ziekenhuizen
A. TOE TE PASSEN MAATREGEL/METHODE Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast moet worden teneinde de cytostaticaconcentratie waaraan werknemers in ziekenhuizen kunnen worden blootgesteld, zo veel mogelijk te beheersen. werkzaamheid 1. algemeen
2. bereiding
toe te passen maatregel/methode a. Voor al het materiaal dat mogelijk met cytostatica besmet is, wordt gebruik gemaakt van speciale SZA (Speciaal Ziekenhuisafval)-afvalbakken met een voetpedaal. b. Persoonlijke beschermingsmiddelen voldoen aan de eisen beschreven in onderdeel B van deze bijlage. c. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden na gebruik onmiddellijk weggeworpen (in de SZA-bak) indien het een ‘wegwerp’artikel betreft. Indien het een nietwegwerpartikel betreft worden de artikelen verzameld in een container met een pH-neutraal of alkalisch reinigingsmiddel. De materialen worden vervolgens grondig gewassen. De overschorten worden bij het besmette wasgoed gevoegd. d. Alle ruimten waarin gewerkt wordt met cytostatica worden voorzien van een bord waarop dit duidelijk is aangegeven. e. De handelwijze bij calamiteiten dient voor iedere afdeling afzonderlijk te zijn vastgelegd in een procedure. a. Er wordt gebruik gemaakt van een veiligheidswerkbank met ‘laminaire flow’ techniek welke zich bevindt in een centrale ruimte die is ingericht volgens de GMP1 ziekenhuisfarmacie . In dezelfde ruimte worden gelijktijdig geen andere werkzaamheden verricht en bevinden zich alleen personen die bij de bereiding van cytostatica betrokken zijn. b. De primaire verpakking (= verpakking waarmee het cytostaticum aankomt op de apotheek) wordt vóór gebruik gereinigd; zie onderdeel F van deze bijlage. c. Met de spuit wordt omgegaan volgens de aanwijzingen in onderdeel C van deze bijlage. d. Er wordt een zodanig systeem gebruikt bij de bereiding van poedervormige cytostatica dat er geen blootstelling aan aërosolen plaats kan vinden. Hiervoor wordt een gesloten systeem gebruikt of een semi-gesloten systeem (zie onderdeel E. van deze bijlage). Dit laatste alleeen indien aangetoond wordt dat er geen blootstelling plaats kan vinden. Bij de bereiding van vloeibare cytostatica wordt minimaal een semi-gesloten systeem gebruikt. e. De aansluitingen die worden gebruikt zijn luer-lock aansluitingen. Bij kortdurende infusen kan ook een geborgde naald-septumverbinding worden gebruikt. f. Er wordt, indien dit technisch mogelijk is, gebruik gemaakt van injectieflacons (in plaats van breekampullen) en van kunststof flessen/infuuszakken (in plaats van glazen). g. De bereide cytostatica worden afgeleverd in een (semi-)gesloten infuussysteem waarbij tussen het luer-lockkoppelpunt en het cytostaticum een barrière zit in de vorm van een infuuslijntje gevuld met lucht of een neutrale vloeistof. h. De infuussystemen worden vóór aflevering aan de buitenkant schoongemaakt; zie hiervoor onderdeel F van deze bijlage. i. Indien er blootstelling kan plaatsvinden aan cytostatica worden handschoenen en een overschort gebruikt
197
werkzaamheid 3. toediening
toe te passen maatregel/methode a. De toediening vindt plaats in een daartoe speciaal uitgeruste ruimte, die voldoet aan de voorwaarden zoals geformuleerd in onderdeel D van deze bijlage. b. Het (semi-)gesloten systeem wordt na de toediening schoongespoeld en in één keer ontkoppeld. c. Er wordt gebruik gemaakt van handschoenen en een overschort. 2 a. Er wordt rekening gehouden met de risicoperiode (variërend per cytostaticum, 4. verpleging van 1 tot 7 dagen) van de patiënt als besmettingsbron door bijvoorbeeld het kuurverzamelen van urine of het afnemen van bloed niet in deze periode plaats te laten patiënten vinden. b. Bij het bepalen van de vochtbalans wordt de methode gekozen waarbij de patiënt wordt gewogen dan wel wordt een beddenpan of bokaal gebruikt in plaats van een methode waarbij urine moet worden overgegoten. Indien dit laatste toch noodzakelijk is wordt gewerkt in een veiligheidswerkbank en verder volgens een protocol dat speciaal hiervoor is opgesteld en waarin in ieder geval aandacht wordt besteed aan materialen, methode en persoonlijke beschermingsmiddelen. c. Er wordt een pospoeler met omkeermechanisme gebruikt. d. Er worden handschoenen gebruikt indien er een kans bestaat op dermale blootstelling (bijv. verschonen beddengoed, wassen patiënt). Bij handelingen waarbij blootstelling op kan treden aan cytostaticabevattend vocht (bijv. bij het overgieten van urine) worden een overschort, handschoenen en een bril gebruikt. e. Het beddengoed wordt in een gesloten systeem afgevoerd. 5. schoonmaak a. Er is een schoonmaakprotocol aanwezig, waarin in ieder geval aandacht is besteed aan de hierna onder b tot en met d genoemde aspecten. b. Bij de schoonmaak wordt gezorgd dat de besmetting niet verspreid wordt, door in ieder geval na elke ruimte nieuw schoonmaakmateriaal te gebruiken. c. Degene die schoonmaakt draagt handschoenen. d. Het schoonmaken wordt regelmatig gecontroleerd door middel van veegproeven. a. Het transport van apotheek naar verpleegafdeling van een toedieningsvorm vindt 6. transport, plaats in een lekdichte zak in een afgesloten container die wordt voorzien van een beddensticker waarop de inhoud staat vermeld met een duidelijke gevaarsaanduiding. centrale, linnendienst b. Het transport kan ook plaatsvinden in een buispostsysteem, waarbij het transport van cytostatica of cytostatica bevattend materiaal in een apart systeem geschiedt. c. Het transport vindt plaats door personeel dat op de hoogte is van de risico’s bij het werken met cytostatica. d. Het transport van de SZA-bakken vindt plaats in een voor dit doel toegeruste transportwagen. e. Er worden handschoenen gebruikt bij contact met besmet materiaal. 1 GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z4 (handelingen met risicovolle stoffen en preparaten), Berg et al, KNMP/NVZA, 1996 2 Deze risicoperiode is op verschillende manieren te achterhalen, bijvoorbeeld bij de apotheker of in het Zakboekje cytostatica (IKST, IKW, IKZ 1997).
B. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Handschoenen voldoen in ieder geval aan Ontw.NEN-EN 374-3:1998, “Beschermende handschoenen tegen chemicaliën en micro-organismen - Deel 3: Bepaling van de weerstand tegen permeatie van chemicaliën”. Latex is doorlaatbaar voor ethanol en methanol; van stoffen die daarin oplossen wordt dan ook de doorlaatbaarheid vergroot. Voer een handeling met deze stoffen, bijvoorbeeld een desinfectie, dus niet uit met latexhandschoenen. Indien het een klein te desinfecteren oppervlak betreft, gebruik dan een wattenstaafje.
198
Was voor het aantrekken van de handschoenen de handen en herhaal dit bij het wisselen van de handschoenen. De handschoenen worden onmiddellijk uitgedaan na de handeling om besmetting van de omgeving te voorkomen. Handschoenen worden gewisseld na iedere handeling, beschadiging of zichtbare besmetting. Handschoenen worden voor gebruik geïnspecteerd op verkleuring, gaatjes en scheuren. Een beschermbril is gemaakt van polycarbonaat of acetaat, is krasbestendig en sluit goed om het gelaat. Hergebruik is mogelijk indien een bril niet besmet is en goed gereinigd met veel stromend water. Een besmette bril wordt afgevoerd als besmet afval. Ademhalingsbescherming bestaat uit een volgelaatsmasker met P3SL filter. Een overschort is van nietvezelend, waterafstotend materiaal, bevat een rugsluiting en lange mouwen met een manchet en is van een kleur die afwijkend is van andere schorten. Het materiaal bestaat uit Tyvek met een saranexlaagje of een poylethyleencoating. Dit schort wordt niet buiten de werkruimte gedragen. Na een besmetting wordt het overschort direct verwisseld. ‘Wegwerp’schorten worden als cytostatica afval behandeld; niet-‘wegwerp’schorten als besmet wasgoed.
C. SPUITBEHANDELING Vanwege het mogelijke optreden van aërosolvorming bij ontluchten, wordt bij het ontluchten een steriel gaasje bij de opening van de naald gehouden en de zuiger zo voorzichtig verplaatst tot de vloeistof meekomt. Een prikaccident wordt vaak veroorzaakt bij het terugsteken van de naald in de huls. Steek de naald daarom niet meer terug op de spuit maar gooi deze weg in een naaldenbeker of plaats de huls terug met een pincet. Een andere - iets minder veilige methode- is: steek met één hand de naald in de liggende beschermhoes en wip de hoes op met de naald, draai vervolgens de spuit verticaal zodat de hoes over de naald schuift en trek met de duim en wijsvinger van de hand die de naald vasthoudt, de beschermhoes stevig op de naald.
D. TOEDIENINGSRUIMTE De toedieningsruimte voldoet aan de volgende voorwaarden: ♦ Gemakkelijk te reinigen ruimte waarbij wanden en vloeren naadloos aansluiten. ♦ Het ventilatievoud is 4 tot 6 en er is geen recirculatie. ♦ Materialen ten behoeve van calamiteiten zijn voorhanden zoals extra persoonlijke beschermingsmiddelen waaronder een volgelaatsmasker met P3SL filter, materiaal om verspreiding van cytostatica tegen te gaan (zoals absorptiemateriaal bij vloeistoffen) en de antidota die worden gebruikt bij extravasatie. ♦ In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich een nooddouche en een oogspoelvoorziening. De nooddouche is aangesloten op het waterleidingnet en de capaciteit bedraagt minimaal 80 l/min. De oogspoelvoorziening (oogdouche dan wel oogspoelfles) is zo dat beide ogen voldoende lang gespoeld kunnen worden en dat de ogen daarbij niet kunnen worden beschadigd.
E. GESLOTEN EN SEMI-GESLOTEN TOEDIENINGSSYSTEMEN Een gesloten systeem is een systeem waarbij tijdens de bereiding bij overdruk geen lucht vanuit de cytostaticumflacon in de omgevingslucht terecht kan komen. Bij een semi-gesloten systeem kan lucht tijdens de bereiding bij overdruk uit de cytostaticumflacon wel in de omgevingslucht terechtkomen, echter na het passeren van een filter. Een voorbeeld van een gesloten systeem is een systeem met een disposable spuit + een systeem met veiligheidspal en naald + een speciale spike met ballon + een vial. 199
Een semi-gesloten systeem kan bestaan uit een zijlijn die gevuld is met neutrale vloeistof uit de infuuszak. Via naaldvrije aansluiting op de kunststofnaald wordt vloeistof uit de zak gehaald om het cytostaticum op te lossen. Op de vial is een spike bevestigd met een 0.2 micron hydrofoob filter ter voorkoming van aërosolen. Via de luer-lock aansluiting op de spike kan de spuit met de neutrale vloeistof worden leeggespoten om het cytostaticum op te lossen in de vial.
F. REINIGEN VAN VERPAKKINGEN/TOEDIENINGSSYSTEMEN Dit kan door het antidotum van het cytostaticum of een zeepoplossing te gebruiken plus nietvezelende tissues; het afvalwater wordt via het riool afgevoerd. Een andere methode is: sprayen met 0.03 N NaOH (of basische zeepoplossing), dit 30 seconden in laten trekken. Vervolgens droog maken met een tissue. Daarna deze bewerking herhalen met n-propanol.
200
Bijlage 15 behorend bij beleidsregel 6.14 Arbobesluit
VERDERE UITWERKING VAN DE WERKINSTRUCTIE BIJ CAISSONARBEID
Hierna wordt aangegeven hoe een aantal van de in het tweede lid van de beleidsregel genoemde onderwerpen in een werkinstructie nader zou kunnen worden uitgewerkt.
verantwoordelijkheden en bevoegdheden * Het gebruik van een herkenningskaart door degenen die aan een bedrijf of een inrichting verbonden zijn voor het verrichten van werkzaamheden onder overdruk in een werkkamer (zie voor een desbetreffend model de laatste pagina van deze bijlage). * Een verbod op het gebruik van alcoholhoudende drank op het werkterrein. * Een rookverbod tijdens een verblijf onder overdruk in een werkkamer, personenschutsluis of personenschacht. materieel en onderhoud Onder meer de regelmatige beproeving van de apparatuur voor het regelen van de druk in de verschillende onderdelen van de installatie (in het bijzonder de terugslagkleppen). uitrusting van werkkamer, schutsluizen en compressiekamer Zoals brandblusmiddelen, brandmeldapparatuur, middelen voor ademhalingsbescherming, vluchtwegaanduidingen, voorzieningen voor eerste hulp (alsmede voor het verplaatsen van zieken en gewonden) en alarmeringsapparatuur. luchtdruk, temperatuur, luchtverversing en luchtzuiverheid in werkkamer, schutsluizen en compressiekamer * De maatregelen ter voorkoming van een te grote plotselinge drukverandering in een bevolkte werkkamer. * De hoeveelheid van de in een werkkamer of personenschutsluis aan te voeren lucht van atmosferi5 3 sche druk (bij een overdruk van minder dan 0,5.10 Pa bijvoorbeeld ten minste 35 m per man per uur 5 3 en bij een overdruk van 0,5.10 Pa of meer ten minste 45 m per man per uur). * De extra ventilatie als de concentratie van verontreinigingen in de werkkamer of de personenschutsluis daartoe aanleiding geeft. * De maatregelen ter vrijwaring van gevaarlijke, voor de gezondheid schadelijke of hinderlijke concentraties van gassen of dampen en stof in de lucht bestemd voor de werkkamer en de personenschutsluis. * Controle van de luchtverversing en desbetreffende meetprocedures. * De temperatuurschommelingen en temperatuurgrenzen in een personenschutsluis (bijvoorbeeld niet lager dan 18 °C en niet hoger dan 25 °C). * Voorzieningen en procedures, in ieder geval ten aanzien van het in- en uitschutten, en de decompressie- en de behandelingstabellen * De inschuttijd en de uitschuttijd met inbegrip van de verblijfsduur in een werkkamer (gebaseerd op algemeen geaccepteerde decompressietabellen, bijvoorbeeld die van het Nationaal Duik Centrum). * De eventuele verstrekking van dekens en warme dranken aan werknemers die zijn uitgeschut, bij het verlaten van de personenschutsluis. * Douchegelegenheid voor de uitgeschutte werknemers. * Lokaal voor eerste-hulp-verlening met rustbed en met voorgeschreven EHBO-uitrusting inclusief zuurstofkoffer. * De nablijftijd van personen die zijn uitgeschut. Suggesties voor de bedoelde nablijftijd zijn: 5 a. bij 1 tot 1,8.10 Pa een half uur; 5 b. bij meer dan 1,8.10 Pa een uur. * Het aantal personen in de werkkamer in relatie tot de uitschutcapaciteit.
201
* Het toezicht op het verblijf van personen onder overdruk in een werkkamer of personenschutsluis, buiten die ruimten. * Het gebruik van de uitschuttijdentabel door de toezichthouders. Voorzieningen en procedures voor situaties die afwijken van de algemeen voorkomende werksituaties * De procedures voor ongevallen, voor brand in een van de ruimten onder overdruk, voor het binnendringen van water in de werkkamer, voor de aanwezigheid daar van een te hoge concentratie van een schadelijk gas of een schadelijke damp, en voor defecte apparatuur (bijv. voor het geval de reserveapparatuur of de noodenergievoorziening voor het in stand houden van de overdruk in werking treedt). De noodprocedures geven aan hoe in de verschillende gevallen moet worden gehandeld. Aandacht is nodig voor taken en bevoegdheden van alle bij de caissonarbeid betrokken personen, de wijze van alarmering, het inschakelen van hulp van buitenaf en het evacueren van degenen die in gevaar verkeren * De regelmatige oefening van noodprocedures (waaronder het gebruik van de noodinrichting in de personenschutsluis die degenen die worden ingeschut, in staat stelt zichzelf uit te schutten).
Model herkenningskaart
Herkenningskaart Bewijs van deelneming aan caissonarbeid
Naam en voornamen
....................................................................
Geboortedatum
....................................................................
Woonadres
....................................................................
Verblijfadres
....................................................................
Werkzaam als caissonarbeider in dienst van .................................................................... Plaats van uitvoering van het werk .................................................................... Telefoonnummer
....................................................................
Naam van aan het werk verbonden arts (ex art. 6.15, tweede lid, Arbobesluit) .................................................................... Telefoonnummer Datum van afgifte:
.................................................................... ....................................................................
In geval van ziekteverschijnselen onmiddellijk de op deze kaart vermelde arts waarschuwen
202