Tante Grietje gaat trouwen
Colofon ISBN: 978 90 8954 614 2 1e druk 2014 © 2014 Enno Bruinsma Exemplaren zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgeverij: Uitgeverij Elikser Ossekop 4 8911 LE Leeuwarden Telefoon: 058-2894857 www.elikser.nl Vormgeving omslag en binnenwerk: Evelien Veenstra
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op wat voor wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur en de uitgeverij. This book may not be reproduced by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the author and the publisher.
Tante Grietje gaat trouwen
Geschreven door: Enno Bruinsma Geïllustreerd door: Kinderen van basisscholen in Friesland
Op de tandem Anna woont bij haar oma Hanna. Haar oma is al heel oud. Ze is bijna 86 jaar. Soms is oma ziek. Dan verzorgt Anna haar heel goed. Ze perst dan sinaasappelsap voor haar en smeert een beschuit met roomboter en honing erop. Oma vindt dat heerlijk. Ook haalt ze wel eens een mars of een zak dropjes voor haar. “Wat ben jij een goede mantelzorger,” had oma haar gezegd. Zelf mag ze dan natuurlijk ook iets uit de winkel halen. Anna is gek op chips. Ze heeft altijd honger naar chips. Maar er zijn zoveel soorten. Anna kiest meestal paprika-chips. Mmmm, wat kan ze daar van smullen. Gelukkig is oma nu weer een beetje beter. Anna en oma zitten nu in de kamer een kopje thee te drinken. “Hoe zou het met tante Grietje en professor Onne gaan?,” vraagt oma. “Die waren toch verliefd op elkaar geworden, had je gezegd. En wonen ze nog steeds op het kasteel bij koning Ronald en koningin Savenne?” Op het moment dat oma dit zegt, zien ze dat de postbezorger een brief door de brievenbus gooit. Anna rent naar de deur. Op de grond ligt een hele mooie blauwe brief. Met een postzegel waarop de koning en de koningin staan. “Kijk oma, wat een mooie brief.” Oma kijkt naar de brief en zegt: “Deze brief komt van de koning. Dat zie ik aan de koninklijke zegel. 5
Maak maar gauw open Anna. Ik ben nu wel erg nieuwsgierig!” Anna pakt de briefopener en snijdt de brief met het mesje voorzichtig open. Vlug leest ze de brief voor: Lieve Anna en oma, Wij, professor Onne en tante Grietje, hebben het genoegen u mede te delen dat wij 10 juni gaan trouwen! Jullie worden hierbij uitgenodigd om dit feest vanaf 12 uur bij te wonen. Maar jullie niet alleen. Anna mag de hele klas meenemen naar het feest. Ook mag oma wel mee. Wij trouwen in het nieuwe stadhuis van Leeuwenstad. We hebben er heel veel zin in! Hartelijke groeten van professor Onne en tante Grietje. Anna krijgt er een rode kleur van. Wat leuk dat ze bij de trouwerij mogen zijn. “Wat leuk oma, u mag ook mee. Wil u dat wel?” Oma kijkt een beetje verdrietig. “Ik ben al zo oud Anna. Ik kan mezelf al bijna niet meer aankleden. Gelukkig help jij me nog, maar dat houdt ook een keer op. Maar vooruit, ik heb nog een mooie fiets in het berghok. Misschien kunnen we daar met z’n tweetjes wel op. Leeuwenstad is nou ook niet weer zó ver. Kom maar mee, dan laat ik je de fiets wel zien.” Anna begrijpt er niets van. Te oud om zichzelf aan 6
te kleden en dan op de fiets? Oma loopt naar buiten naar het oude hok en doet de deur open. Kraak, kraak gaat de oude deur. “Moet je eens kijken Anna. Hier staat onze fiets!”
“Hé, oma een tandem! Dat had ik nou niet verwacht.” “Mooi he,” lacht oma, “en ik weet ook al hoe we er naar toe moeten. Jij voorop en ik achterop. Jij stuurt dan en ik trap wel een beetje mee. Kom op,we gaan het direct proberen.” Oma rijdt de oude tandem uit het schuurtje. “Jij voorop Anna. Pak het stuur maar vast. Ik klim wel achterop.” 7
En terwijl oma achterop gaat zitten begint Anna al te trappen. Het gaat wonderwel goed. “Machtig!,” roept Anna. “Prachtig!,” roept oma. De straat loopt een beetje naar beneden en met een vliegende vaart rijden ze de straat uit, richting het huis van Bas en Sietse. Wanneer ze bijna bij dat huis zijn, komt Sietse net de deur uit. Hij ziet Anna en oma recht op zich aan komen. “Naar rechts, Anna,” roept oma. “Naar rechts!” Maar Anna kan door de snelheid het stuur niet meer goed vast houden en met een smak rijden ze tegen Sietse aan, ze rijden daarna slingerend rechtdoor en belanden met een plons in het kikkerslootje. “Au, au,” schreeuwt Sietse. “Ik heb mijn been gebroken. Au, au!” “Help, help,” schreeuwt oma. “Ik kan niet zwemmen! Help!” Anna hoor je helemaal niet. Dat kan ook niet,want ze ligt onder de tandem. Ze kan die zware fiets niet van zich af krijgen. Ze zit vast! Het begint haar helemaal te draaien in haar hoofd. Ze kan niet ademhalen. “Help, help!,” roept oma weer. “Au, au, mijn been is gebroken!,” schreeuwt Sietse. Bas die thuis zit te tekenen, hoort het geschreeuw buiten. Vlug rent hij naar de deur een ziet Sietse op straat liggen met een bebloed been. Dan hoort hij iemand uit de sloot ‘Help, HELP’, roepen. Hij rent er naar toe en ziet oma in die kikkersloot spartelen. 8
Boven op haar hoofd zit een dikke groene kikker. “Bas, Bas, help,” roept oma. “Anna ligt onder de tandem. Zij verdrinkt!” Bas bedenkt zich geen moment. Hij springt in de sloot en probeert de tandem van Anna af te halen. Oo, wat is dat kreng zwaar. Het gaat heel erg moeilijk. Maar dan lukt het hem om dat rotding een klein beetje op te tillen en Anna bij haar jurkje te pakken. Anna beweegt niet meer. Ze lijkt wel bewusteloos. Vlug tilt hij haar op de wal en begint mond-opmond-beademing te doen bij haar. Gelukkig hadden ze dat op school geleerd bij de EHBO-les. Dan ineens begint Anna te rochelen, te hoesten te ademen en te huilen. “Rustig maar Anna. Je bent gered. Ik heb je gered. Je lag onder de fiets en je kon er niet meer onder vandaan komen.” Anna ziet nu dat Bas vlak bij haar is. “Bas, Bas, wat fijn dat jij er was!” “Gelukkig,” lacht Bas, “je kunt alweer een beetje rijmen. Nu moeten we je oma er nog uit halen. Help je even mee?” Ze springen allebei weer in de sloot en redden oma nu ook. Ze schieten allebei in de lach, want die kikker zit er nog steeds. Oma voelt nu ook dat er wat op haar hoofd zit. Ze pakt het ‘ding’ beet en roept angstig: “Mijn hersens, mijn hersens zijn eruit. Anna help, roep de dokter. Oooo, mijn hersens!” “Wat erg oma”, lacht Anna “en ze zijn ook nog groen. Zo groen als een dikke vette kikker.” 9
Bas schatert het uit. “Ik wist niet dat u kikkers in uw hersens had, oma. Daarom kwekt u altijd zo veel.” Verbaasd kijkt oma nu naar de kikker die ze in haar hand houdt. “Ach, een kikker.” Ze geeft het beestje een zoen en gooit hem weer terug in de sloot. “Ga jij maar weer lekker zwemmen. Jij hoort daar thuis en ik niet. En ik kom nooit weer op die rot fiets. Daar ben ik veel te oud voor. Bas, jij mag die fiets als beloning voor het redden van ons tweetjes wel hebben. Kom mee, nu gaan we Sietse redden. Hij schreeuwt nog steeds als een mager varken.” De moeder van Sietse heeft ook het geschreeuw van Sietse gehoord en is gauw naar hem toe gerend. “Ach jongen wat is er met jou gebeurd. Ben je gewond?” “Ja mama, die stomme Anna en die oude vrouw zijn gewoon over me heen gereden. Ze keken niet eens goed uit. Mijn hele knie ligt open. Au, au, kijkt u maar. Er komt allemaal bloed uit.” Sietses moeder bekijkt de wond aan zijn knie. Een heel klein beetje bloed zit erop. “Nou, nou”, zegt zijn moeder, “we moeten maar naar de dokter. Je knie ziet er echt raar uit hoor.” Daar schrikt Sietse van. Hij heeft een vreselijke hekel aan dokters. Die doen je alleen maar zeer. “Nee, mama het gaat wel weer hoor. 10
11
Maar het doet wel vreselijk zeer. Die stomme trutten!” “Nou, nou, zo kan ie ook wel weer niet, Sietse. Oma is al een oud vrouwtje hoor.” “Wat doet zo’n oude vrouw dan ook op zo’n tandem,” zegt Sietse. “Dan vraag je om moeilijkheden.” Ondertussen komen oma, Anna en Bas bij Sietse. “Jij ligt ook altijd op de grond Sietse,” plaagt Bas. “Vind je dat leuk?” Met grote haat-ogen kijkt Sietse zijn broer aan. “Mooi jongetje, ik zal jou ook eens even verwonden en over je heen fietsen. Zul je wel anders piepen!” “Dat wil ik dan wel eens zien sullie. Als jij achterop mijn tandem zit, moet je wel heel hard fietsen om mij te overrijden. Maar je mag het proberen hoor.” Sietse kijkt Bas nu nog bozer aan. “Dacht je nu werkelijk dat ik op die achterlijke tandem van Anna zal gaan zitten. An me nooit niet. Nee, ik rijd wel op mijn eigen fiets. En dan rijd ik je benen er ook bijna af.” “Nou, nou, Sietse zo kan het wel weer hè. Geen kwaad met kwaad vergelden,” zegt moeder. “Kom mee,dan krijgen jullie allemaal een ijsje. En oma doet maar even een jurk van mij aan.” “Dat is geweldig fijn van u. Heb ik ook eens een mooie jurk aan,” zegt oma. “Anna jij mag wel een broek en t-shirt van mij lenen,” zegt Bas. Vlug gaan ze in huis. Achteraan krukt Sietse mopperend mee. 12
De blauwe steen Anna en oma zijn lopend weer naar huis gegaan. De tandem was geen succes. “Oma, wat heb jij een mooie jurk aan. Je lijkt Bas zijn moeder wel.” “Nou, jij dan, jij lijkt precies op een jongetje,” kaatst oma terug. Vlug doen ze andere kleren aan en Anna gaat meteen naar haar kamertje. Op het vensterbankje voor het raam ligt een hele mooie blauwe steen. Die blauwe steen heeft Anna laatst van oma gekregen. Hij schittert in de zon. Het lijkt wel een diamant!
13
Anna loopt er naar toe en pakt hem beet om te zien hoe mooi hij wel is. Maar de steen is heel erg warm. Vlug laat ze hem los. Hoe kan dat nou? Hoe kan de blauwe steen zo warm zijn? Door de zon kan het toch niet komen? Die heeft niet zo veel kracht. Zou het een toversteen zijn? Weet je wat, denkt Anna, ik neem hem morgen mee naar school. Misschien helpt hij mij wel bij het maken van de cito-toetsen. Die toetsen zijn altijd zo moeilijk. Als je ze goed maakt, dan mag je misschien wel naar de HAVO of het ATHENEUM. Zelf wil Anna graag naar het gymnasium, maar dan moet je bijna alles goed hebben. Maar nu ze de toversteen heeft… Ze doet de toversteen in een oude sok. Zo kan ze hem niet verliezen. Maar wat Anna niet weet is dat er een gat in die oude sok zit. Wie let daar nou ook op?
14
Verdrietig De volgende morgen eet Anna heel snel haar boterhammen op. “Ik moet Bas nog ophalen oma. En ik ben al laat. Doei.” “Anna, Anna wat zit er in die sok,” roept oma. “Toch geen geld he,want er zit een gat. . .” Maar Anna hoort oma al niet meer. Ze rent naar het huis van Bas. Onderweg komt ze Sietse tegen. “Hoi Sietse,” roept ze, maar Sietse kijkt als een oorwurm. Hij zegt niets. Hij heeft de pest in.Vandaag zijn de toetsen en daar heeft hij een broertje dood aan. Wanneer Anna hem voorbij snelt, steekt hij met opzet zijn voet uit. Anna valt en vliegt met een grote boog door de lucht. Precies op haar knieën. “AU, AU,” schreeuwt ze. “Au, je laat me met opzet struikelen, rotvent.” Het bloed stroomt uit de wonden. “Sorry, sorry,” roept Sietse. “Waarom liep je dan ook tegen me aan! Je moet beter uit kijken, domme gans!” Huilend kreupelt ze naar Bas zijn huis. “Bas, Bas,” roept ze. “Ik ben gewond!” Bas hoort Anna roepen en loopt vlug naar de deur. Daar ziet hij Anna met twee bloedende knieën. Hij schrikt ervan.
15
16
“Anna, wat is er met jou gebeurd? Er komt allemaal bloed uit. Kom gauw naar binnen.” In de kamer zit Bas zijn moeder. “Meisje, meisje, hoe komt dit nou zo? Ben je gevallen?” Snikkend vertelt Anna dat Sietse haar heeft laten struikelen. “Hij deed het met opzet mevrouw. Hij stak zomaar zijn been uit. En toen viel ik op mijn beide knieën,” jammert Anna. “Ik vermoord hem,” roept Bas. “Die overgehaalde, ontzettend vervelende struilemenuil. Als ik hem in mijn handen krijg dan, dan…” “Ja, stil nou maar,” zegt Bas zijn moeder. “Hij heeft het vast niet met opzet gedaan. Zo is Sietse niet. Hij zal wel niet goed uitgekeken hebben. Kom maar gauw Anna. Ik heb een paar hele mooie pleisters voor je.” Ze pakt uit een EHBO-doos twee prachtig gekleurde pleisters en plakt die op Anna’s zere knieën. Rood en blauw. Anna veegt haar tranen af en zegt: “Dank u wel mevrouw. Ze zijn heel mooi.” “Dat dacht ik ook,” zegt Bas. “En nu gaan we vlug naar school Anna, want het is al bijna tijd. En te laat komen bij meester Sik, da’s niet best!” Vluchtig voelt Anna even aan haar oude sok met de blauwe steen erin. Veel geluk heeft de blauwe steen haar nog niet gebracht. Nou ja, ze heeft nu wel twee hele mooie pleisters op haar knieën. Ze voelt nog een keer, maar ze voelt niets. Hoe kan 17
dat nou? Dan ziet ze ineens dat er een gat in die oude sok zit. Anna krijgt er een kleur van. “Bas, mijn steen, mijn mooie blauwe toversteen is weg! Hoe kan dat nou?” En meteen begint Anna weer heel hard te huilen. Bas kijkt naar de oude sok, die Anna bevend in haar hand houdt. “Wat bedoel je Anna? Heb jij een toversteen? Hoe ziet die eruit?” “Het was de blauwe steen. Dat weet je toch nog wel. Oma heeft hem gevonden en aan mij gegeven. Ik wilde hem vandaag meenemen voor de toetsen. Hij zou me vast en zekere helpen en nu ben ik hem kw… kw… kwijt,” snikt Anna. “Misschien ben je hem verloren toen je viel. Zullen we daar even gaan zoeken? Kom mee.” Vlug lopen ze naar de plek waar Anna is gevallen. Het bloed ligt nog op straat. Maar hoe ze ook zoeken… geen blauwe steen. Meester Sik staat al bij de deur. “Wat zijn jullie laat Bas. We hebben vandaag de cito -toetsen.” “Sietse heeft Anna laten struikelen meester,” zegt Bas grimmig tegen de meester. Dan ziet meester de twee prachtige pleisters op Anna’s knieën. “Och, och, wat erg meisje,” zegt de meester. “Hopelijk kun je vandaag de toetsen wel maken.” “Ik weet het niet meester. Ik had mijn toversteen mee genomen en die ben ik ook verloren.” En meteen begint Anna weer vreselijk te huilen. 18
“Ach dit is wel een echte pechdag voor je Anna. Maar ik weet wel wat, we gaan in de pauze met de hele klas zoeken. Dan vinden we hem vast wel!” Met zijn drieën gaan ze de klas binnen, waar alle kinderen al in spanning zitten te wachten. Dan zien ze Anna met twee hele grote pleisters op haar knietjes. Er gaat een luid geroezemoes door het lokaal. Ze zien aan Anna’s rood gekleurde ogen wel dat ze heel hard heeft gehuild. Bijna iedereen heeft medelijden met haar. Alleen één jongen kijkt de andere kant uit. Het is Sietse! “Kinderen,” zegt de meester, “Anna is heel erg gevallen toen ze tegen Sietse aan liep. En daarbij heeft ze haar toversteeen verloren. In de pauze gaan we naar die steen zoeken. Wie wil mee helpen zoeken?” Alle kinderen steken hun vinger omhoog. Zelfs Sietse! “Prachtig,” zegt de meester. “Wat heb ik toch een stel lieve kinderen in de klas. En knappe kinderen natuurlijk, want ze halen heel veel punten met de cito-toets.” “Nou ik niet meester,” zegt Anna, “want ik ben heel erg verdrietig. De blauwe steen is een toversteen en die zou me helpen bij de opgaven. Maar ik ben hem kwijt,” huilt Anna heel hard. “En nu kan ik er helemaal niets van!” “Ach Anna dat valt wel mee hoor. De andere kinderen hebben toch ook niet een toversteen in de zak.” Anna houdt ineens op met huilen. Dat is immers 19
waar! Ze kon altijd goed rekenen, begrijpend lezen en taal. “Goed meester, ik zal mijn best doen. Dan maar zonder steen.” “Mooi Anna, dat vind ik fijn,” zegt de meester. “Iedereen pakt zijn potlood en gum. En dan beginnen we NU!” Meester slaat op de gong en dan beginnen de kinderen bloedserieus en doodstil aan de toetsen. Na een half uurtje voelt Sietse dat het warm wordt in zijn broekzak. Stiekem doet hij zij hand in de broekzak en voelt aan… de blauwe toversteen, die hij na de botsing met Anna heeft gevonden. Hij kon hem niet meer terug geven, want Anna was al weer weg gelopen. Dus moest hij hem wel meenemen. En terug geven daar heeft hij echt geen tijd voor. Nou ja, dan maar zo. Wat een fijne warmte is dat en wat gaat het rekenen goed. In drie kwartier heeft hij zijn sommen al af. Zou het echt een toversteen zijn? Zo goed en vlug kon hij anders nooit rekenen. “Meester ik ben klaar, roept hij ineens door de klas. “IK BEN AL KLAAR!!!” “Sssst, roepen alle kinderen. Zo kan ik me niet concentreren.” Vlug loopt Sietse naar meesters tafeltje. Bedenkelijk kijkt meester naar de sommen. Maar het bedenkelijk kijken wordt verbaasd kijken. 20