ACIA I.'NIVERSITANS WRANSI,AVIEIjSIS
I'lo
164.0
HEEAIANDICA WRATISI.AVIENSIA YII
Wrodaw 1994
Roland WILLEMYNS (Vrije Universiteit Brussel)
Taalcontact en erosie: het geval Frans-Vlaanderen 0.
Meestal wordt ervan uitgegaan, dat de Romaans-Gernaanse taalgrens in de Nederlanden in de L1de-12de eeuw tot stand is gekomen en sinds die tijd vrij stabiel is gebleven (Gysseling 1976). Toch is er gedurende die 9 eeuwen natuurlijk wel een en ander gebeurd: in enkele (zeldzame) gevallen is de taalgrens als zodaniginderdaad van plaats veranderd, maar eigenlijk is dit vrd beperkt gebleven en heeft dit type verandering paradoxaal genoeg de minste consequenties gehad'. Hoewel een taalgrens soms inderdaad twee linguistisch homogene gebieden van elkaar scheidt, is het vaker zo, daler aan weerszijden van die grens een min of meer tweetalige strook ontstaat (of behouden blijft) ffandeputte, 1986). Nadat in Belgid de taalgrens in de grondwet werd vastgelegd, is enige verandering opgetreden, in die zin dat voorheen tweetalige dorgen officieel eentalig werden en, omgekeerd, enkele eentalige tweetalig werden'. In de regel gebeurde het terreinverlies aan Nederlandstalige kant en dat is ook een van de belangrijke redenen voor de constitutionele en andere wetswijzigingen (Ruys, 1975) die in Belgi0 homogene taalgebieden tot stand hebben gebracht en taalwisseling in de toekomst virtueel onmogelijk hebben gemaakt. De ,,grondverkaveling" die daaraan voorafging en waarbij dorpen uit Waalse provincies naar Vlaanderen en vice versa werden overgeheveld (Martens, 1975) heeft met taalgrensverschuiving eigenlijk niets te maken en regelde enkei de administratieve status van een aantal gemeenten (lilillemyns, 1995). De kwantitatief en kwalitatief belangrijkste consequenties hebben die veranderingen gehad, waarbij de taalgrens stricto sensu niet van plaats is veranderd. We
kunnen het in deze gevallen hebben ovqr taalshift door erosie of uitholling. Zuid-Tirol @gger L977;1980), de Elzas (Hartweg, 1985), Brussel (De Vriendt & Willemyns, 1987; Witte & Baetens Beardsmore,1987) en Frans-Vlaanderen (P6e, L957) zijn illustraties van dit verschijnsel en telkens is het zo, dat binnen het oorspronkelijk Germaanse gebied een Romanisering optrad, zonder dat nochtans de taalgrens als zodanig veel van plaats veranderde.
\o*Orelden zijn o.a.
het Land van Overmaas (Goossens, L975) enhet zgn. Altbelgien
(NeldS, 1979).
'In de omgeving van Brussel bijvoorbeeld; zie o.m. De Witte (1975) en Martens (1975) en de VoersEeek (Wyuans, 1980).
in
Nu is het begrip ,,taalgrens" natuurlijk minder exact dan men graag zou hebben en is de Belgische situatie, met een (grond)wettelijke vastlegging, eerder uitzonderlijk. Meestal is een taalgrens een officieuze scheidingslijn, zoals o.m. in het geval dat ik in dit artikel wil bespreken, m.n. Frans-Vlaanderen.In welke mate de grens die Romaans- en Germaanssprekenden scheidt daar ,,van plaats verandert" kan alleen door ver doorgedreven veldonderzoek worden nagegaan: die lijn is namelijk op geen enkele officiEle manier vastgelegd. Hoewel er duidelijk ook gevallen van ,,echte" plaatsverandering zijn geweest (vooral in het verleden) houdt men voor de situatie in de L9de en 20ste eeuw vast aan de (fictieve) grenslijn die o.m. in de Reelcs NederlgndseDialectatlassen @6e, 1946) en andere dialectologische werken is gebruikt3. Zo bekeken is de veriransing van Frans-Vlaanderen een taalshift door erosie (uitholling) en daar wil ik me in het onderhavige artikel mee bezighouden.
l-. Met ,,Frans-Vlaanderen" wordt meestal bedoeld het deel van Frankrijk waar vroeger en,(gedeeltelijk) ook nog nu Nederlands, c.q. Vlaamse dialecten werden gesproken'. Zonder enige twijfel is dit het gebied waar het Nederlandse taalgebied in de loop van de geschiedenis het kwantitatief grootste ,;erlies" heeft geleden. Hoe groot dat verlies is, hangt af van het standpunt waarop men zich stelt. Tot voor de 1lde eeuw was de grens tussen Germaans en Romaans nog nergens definitief vastgelegd en dus heeft het geen zin de toen gegermaniseerde, c.q. geromaniseerde gebieden als ,,winst" of ,,verlies" voor het Nederlandse taalgebied te beschouwen. Slechts de wijzigingen die na die tijd zijn gebeurd, kunnen in de w.inst- of verliesrekening worden betrokken. Er zijn enerzijds gebieden in Frankrijk waar het Nederlands al heel lang is verdwenen en waar het dus vandaag ,,dood" is (Gysseling, L976). Anderzijds zijn er streken waar onze taal een aanzienlijk functieverlies heeft geleden, d.w.z. dat het Frans er gebruikt wordt als cultuurtaal en als communicatiemiddel in het openbare leven, het Nederlands er alleen nog in dialectvorm bestaat en de communicatiemogelijkheden ervan uiterst beperkt zijn. Binnen deze laatste categorie moet dan nog eens een onderscheid worden gemaakt tussen plaatsen waar ook het Vlaamse dialect,,op sterven na dood is" en die enkele gemeenten waar het nog een zekere functie heeft behouden binnen het informele, familiale domein (Ryckeboer, 1977; Ryckeboer & Maeckelberghe, 1987). Dat laatste stuk, een klein gedeelte van het ,.D6partement du Nord" in het noordwesten van Frankrijk, aan de Belgische grens wordt niet alleen alsmaar 3
In Ryckeboer (L990,247-241) vinden we de volgende beschrijving: ,,Die heutige germanisch-romanische Sprachgrenze beschreibt, an der Nordseekiiste ilstlich von Diinkirchen anfangend, eine Kurve um die vdllig franziisierte Agglomeration Diinkirchen, biegt dann siidwestlich ab und umkreist etura 90 Ortschaften, die sich in der Umgebung der kleinen Stiidtchen Bergues (Sint-Winoksbergen), Cassel (Kassel) und Hazebrouck (Hazebroek) befinden, um dann knapp siidlich von Bailleul (Belle) die frarudsisch-belgische Staatsgrenze zu tiberqueren". * Toch wordt de term ook (en ook in onderhavig artikel) gebruikt om te verwijzen naar het deel van (historisch)Vlaanderen datnu in Frankrijkligten datookeen stukomvat, dat nooitNederlandstalig is geweest (Rijsel, bv.).
aangevreten, doordatenkel (een deel kleiner, het wordt vooral ook van binnen uit het plaatselijke dialect heeft van) de oudste g"n"ruii" no! ."n actieve kennis-van doorgegeven' Om een en heeft jongere generaties .n'ii" L"nnis niuwelijks aan de van de historische overzicht beginnen we met een
ander duidelijk te maken genoemde evolutie hebben geleid, geven ip"f,if.f.l L?U.urtenissen diJeentotzode recent mogelijke staat van zaken en besluiten we daarna een overzrcht van we met enkele verlies.
ou".*.gnj.r
over de mechanls..o
,.n
taalverandering en taal-
2. Historisch over zichts graafschap vlaanderen zich uit onder graaf Boudewijn II (878-918) strekte het Boudewijn v (103-5-1065) van de Zeeuwse eilanden tot urn de canche. on-der verenigd en werd Rijsel (Lille) de werd Rijks-vlaanderen met Kroon-Vlaanderen Vt ziin grootste territoriale hoofdstad van het g*tr.t rp, dat onder Boudewijn de Canche' Van dan af zou aan tot Maas uitbreiding kende en zich uitstiekte van de het gebied alleen nog maar inkrimpen' de Vlaamse graaf' Het eerste tenitlriumverlies gebeurt al in 1180 wanneer de Franse koning PhilipFilips van de Elzas, Vermendois ei Artezig (Artois)-aan graafschap en twee pe-iuguste afstaat. Artezid werd daardoor een zelfstandig (Th€roannes) lovaiil."t ipp"rijte resiAenii.rt"O.n Atrecht (Anas) en Terwanen hoop h.et(vrij lichtzinnig) men op die manier Uuiten Vlaanderen tt iigg.n. In de de Vlamingen en de tussen eei-alliantie er verloren terrein terug te winnen komt ,.t.rrutselingen ;-1214 de slag bij Boevingen (Bouvin' nni"ir.n, die na "n1t. dat er nu een vijf nes) tegen de FransJn verliezen. Heiresultaat was nieialllen zal beginnen' Frankrijk door eeuwen durende annexatie van vlaams grondgebied zelfstandige-p-olitieke entiteit' nu maar ook dat heel Vlaanderen, voordien.en rii3 van Melun)' een echt leen van de Franse kroon wordt (1226,Verdrag de situatie te wijzigen (de gepoogd nog weliswaar wordt Van Vlaamse kant episode uit die strijd)' maar Guldensporenslag in 1302 is zeker de *..tiGktnde uiteinaeuit weinig baten' In dat zou, zeker t.a.v. vlaanderens zuidelijke gebieden, De Leeuw van Vlaanderen 1320 moet Robrecht van Bethune (Ae in C[nsciences de Zuidvlaamse vlaanderen) van zo romantisch het heldendom ingezongen Graaf (Verdrag afstaan Frankrijk aan ;;;;RU*r @1rei, uowaai (Diuai)in Bethune later weer terug en zouden tot van Parijs). weliswaar kwamen ze eenhalve eeuw voor grondslag de maar in de LTde eeuw met de Nederlanden verbonden blijven, toen al gelegd' . de verfransing van een deel van dat gebied was de Sto;te in 1'477 werd zuidelijk Karel van dood en Vooral na de nederlaag strijd gttt.n.1.t Vlaanderen (een deel van) de inzet van de bittere en langdurige van Frankrijk koning de en enerzijds Bourgondidrs en hun Habsburgse opvolgers de Franse toen L529, anderzijds. E6n van de hoogtepunten was ongetwijfeld s
Verbeke (1973)' Uitvoeriger historische informatie in o'm' Gysseling (1976) en
F11ns
I zijn leenheerschap
over vraanderen en Artezie moesr opgeven -koli"g beide gebieden binnen de Bourgondische Kreits werden opgenomen. Na
en
de troonsafstand van Karel Vverhuisden ze, met de rest van de Nederlanden, naar het Spaanse rijk van Filips II. Het Fransvlaamse gebied, de bakermat van de religieuze opstand tegen Spanje @ecavele, 1977), werd van L572 tot 1583 een van dJ door di opstand het ergit geteisterde en verwoeste gebieden en dat bleef ook zo na de feitilijke scheidilg
van de Nederlanden,.omdat de strijd tussen spanje en Franrijk mei regelmatigi tussenpozen weer oplaaide. Na de be0indiging van de regering van Albrecht en Isabella werd in 1635 tussen Frankrijk en de Noordelijke Nederlanden een vriendschapsverdrag gesloten, dat de aanleiding was tot een verdere Franse expansie waarvan vooral Frans-Vlaanderen het slachtoffer werd. Tussen 1639 rcqt veroverde Lodewijk xtll Heusden (Hesdin), Atrecht (Arras), Aridn"i(Aire), 9.m. Bapaume en Lens; in 1644 werd, met de hulp van de Hollandse admiraal rromp, Grevelingen (Gravelines) door de Fransen ingenomen en werden kort daarna ook Bethune, ArmentiBres (Armentiers) en Bourbourg (Burburg) veroverd; in 1648 werden o.m. Duinkerke (Dunkerque), Sinrwinnoksbergen (Bergues) en Kassel (cassel) door de Fransen geannexeerd. De ,,vrede ru, Nii.rig.n; 1r6za; brengt die drie ,,kasselrden", samen met Belre (Bailleul) definitiei onder Frans bestuur. ging het nog een tijdje op en af, waarbij op een gegeven openblik zelfs een flink stuk van het thans tot Belgid behorende Viaanderen door de Fransen werd bezet (bv. veurne, Kortrijk, oudenaarde en Tielt in 166g; Ieper en Gent in 167g). Ook tijdens de zgn. Spaanse Successie-oorlog zouden ettelijke steden nog enkeie keren van bezetter en ,,eigenaar" veranderen, maar uiteinoitijt werd in rzrg oe V1e!e. van getekend, waardoor de Zuidelijke Nederlinden (inclusief de _Utrecht ,,Belgische" steden in vlaanderen, die door de Fransen tijdelijk waren bezet) aan oostenrijk vielen, maar het gedeelte van vlaanderen dainu als ,,Frans-Vlaanderen" bekend staat, definitief Frans grondgebied werd. Vanzelfsprekend veranderde de taalgrens niet telkens er een gebied van kroon veranderde. Hoe de Romaans-Germaanse (d.i. Frans-Nederlandse) taalgrens in noordelijke richting opschoof, zal nu worden behandeld.
3. De taalgrensverschuiving 3.1. De grote romaniseringsgolf in het noordwesten van het huidige Frankrijk dateert uit de tlde-12de eeuw en dan komt de taalgrens tot stand wiar we bij de bespreking van de taalshift in Frans-vlaanderen van uitgaan. Toch is er in het begin nog enige verschuiving over en weer: Kales (Calais), dat eerder al verfranst werd, wordt in de 13de eeuw weer Nederlands en zal dat nog lang blijven, zoals uit het_occasionele gebruik van onze taal in offici0le documenten blijkt (Gysseling, 1966). De preciese evolutie in het huidige Pas-de-Calais is echter moeilijk ie volgen aangezien na het verdwdnen van het Latijn als ambtelijke schrijftaai, het gebruik van het Frans werd opgelegd. Dat het Nederlands er nog lang standgehou-
den heeft is echter een feit, zoals o.m. blijkt uit de vemassende ontdekking, niet zo lang geleden, van in het begin van de 17de eeuw nog in het Nederlands gestelde stedelijke documenten uit het dorp Polincoue. Bij de stadsrekening van 1612 bv. is een kwitantie gevoegd met volgende tekst: Ick Jehan de Malynnes den ouden verkent wel ende duedelyck te hebben onfaen van Andries Loete by laste van Franchois Verarne ende Jan Elleboede als sch(y)eepens van dat tselfe jaer dust zes hondert ende xij ... de somme van vij l. ... dat den zelven heevet verdynt vor te hebben getymmert den torre van de proche van Pollynchove vaerrof dat ick my houde content ende wel betalt ... (Bougard & Gysseling, 1971, 100-101).
Deze tekst werd door de stadsklerk geschreven en door,,Jehan de Malynnes" ondertekend. Zonder al te veel kans op vergissingen mag men aannemen dat ook in Pas-de-Calais de adel en het stedelijke patriciaat eerst de wegvan de verfransing zijn opgegaan. In Sint-Omaars (Saint-Omer) doen ze dat gedeeltelijk al in de 13de eeuw, maar toch wordt het Frans er pas in de 17de eeuw de omgangstaal van het gewone volk (de stadskeure van 1509 vermeldt dat de schepenbank ook in het Vlaams werkt en laat notuleren). Van het plaatsje Eperlecques weten we dat er nog in 1748 in het Nederlands werd gepreekt en de pastoor zijn registers in het Nederlands voerde (Gysseling, 1966). Toch kan men zeggen dat, op enkele uitzonderingen na (Milis, 1969), het gebied ten westen van de Aa na de LTde eeuw zo goed als volledig verfranst is.
3.2. De verfransing van de ,,Westhoek" is helemaal anders in zijn werk gegaan. Dit gebied ten ooslen van de Aa, was door het opschuiven van de taalgrens niet aangetast en we krijgen er veeleer een interne, d.w.z. bijna uitsluitend sociaal gedetermineerde verfransing. Op het moment van de annexatie was het nog vrijwel eentalig Nederlands, al speelden uiteraard ook daar de factoren een rol, die ook de Franse invloed in ,,Belgisch" Vlaanderen verklaren (Deneckere, 1954; Willemyns & Van de Craen, 1989). Vanzelfsprekend zal de inlijving bij Frankrijk hier kwalijke gevolgen hebben, die echter het intensiefst na de Franse Revolutie (1789) voelbaar worden. De rederijker Michiel de Swaen, die in 1654, dus ten tijde van de annexatie in Duinkerke werd geboren (en in 1707 stierf) was, 66n der belangrijkste dichters van de Zuidelijke Nederlanden. Maar ook zijn gildebroeders schreven (zij het, wat literaire kwaliteit betreft, allicht minder goed) in het Nederlands en dit Vlaamse rederijkersleven bleef tot aan de Revolutie zeer vitaal: tot 1808 namen de Fransvlaamse kamers regelmatig deel aan de Landjuwelen die aan beide zijden van de rijksgrens werden georganiseerd en ze kaapten er prijzen weg (Smeyers, 1959). ,,Man kann", zegt Ryckeboer (1990, 245) ,,voraussetzen, daB am Vorabend der Revolution das Niederliindische in Franzdsisch-Flandern noch vollauf als Kultursprache galt". Reeds kort na de inlijving maken koninklijke decreten (van LodewijkXIV; in 1663 en 1684) het gebruik van het Frans in gerechtszaken verplicht en zo worden de hogere standen, die reeds enige kennis van het Frans bezaten, gedwongen die
Grevelingen (Gravelines) al grotendeels verfranst zijn, maar dat, op een tiental gemeenten na, in de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek het Nederlands de gewone voertaal is van een, voor het overgrote deel overigens 66ntalige, bevolking (Pde, 1957). Het zijn deze gegevens die we als beginpunt nemen in de onderstaande tabel, waarin de evolutie van de taalsituatie in een aantal Fransvlaamse gemeenten tot circa 1940 wordt voorgesteld: 3.2.1. Tabel: Evolutie van de taaltoestand in enkele gemeenten in Frans-Vlaanderen .
"
,iF - -)ni
ru.*.^
il *""' t,i I I
+
+
Grevelingen
o1) Burburg
o4) Wulverdinge
ABA
o17)
B
DE
Sint-Omaars
o23) Klein Sinten (a3) Karte I: obersichtskaic. Der historische Vertauft dcr Sprschgrenze. --: die Sprachgrenzc im 8. und 9. Jh. nacr, CySSiL[lb |CZZ und 1976. | | | | | : vermurlichc Sprachgrcnzzone um 1300
-
nach CySSELING t9T2 und 797 6. ....,....... : heutige Sprachgrenze nach pEE 1946.
Kaart overgenomen uit R. Ryckeboer,,Jenseits der belgisch-franzcjsischen Grenze: der uberrest t . iremer & H. Niebaum ,,Grenzdiarekte ,,, Germa-
des westlichen Kontinentalgermanischen,,. tn: n b tische Linguistik L}l -101 (1990), btz. 244.
taal grondig te reren en- te gebruiken (verbe ke, 1,973). De verfransing wordt, vooral in de stiden, ook bevorderd door het sturen uun i.rrn.sprekende ambtenaren en garnizoenen. wel breef het Nederlands, tot het einde van de rgde eeuw, de voertaal van het onderwijs waar echter, net als in de oostenrijkse Nederlanden, vooral aandacht werd besteed aan Latijn en Grieks en de volkstaal dus diende om het onderwijs in die taren-mogerijk te maken (Smeyers, rsiej.-eroerzijds ziet men dat boeken, tijdschriften, weekbladen en andeie druksers meer en meer en tegen het einde van de_]8!e eeuw vrijwel uitsluitend in het Frans worden gepubli_ ceerd (Lippinois, L976). Ze versneflin nog (ofzijn i.t.n,.nj de verfransing van de burgerij. "rn De decreten van de Revorutie en van Napoleon reggen de verplichting op het met uitsluiting yn erke andere taar, in rret onaiivii, .n roo, aile officiEle Y11., stukken te gebruiken (De J9nch9, 1967; iajman, 1989). iiii oil f.riode dateren ook de eerste officiEle statistische gegevens over het taalgebruik. Een enqu6te, met de-medewerking van het FransJ,,6ureau de statistique,i omstreeks r.g06 door coquebert de Montbret uitgevoerd, ieert dat de steden ouintertce lounkerque) en
Duinkerke
DIE
(H74 Lrffrinkhoeke (H77)
A
Gijvelde (H81) St.-Winnoksbe rgen
(Ns) Hondschote
A
AAB
(N13) Houtkerke
A
AAA
(Nse)
BBC
Kassel
(Ne7) Zuidpene
B
(Ne8) Godewaarsvelde
A
B
A
A
A
B
A
B
C
(N107) Berten
(N112)
Halewijn (N136)
Zerkel (N1s1) Hazebroek
(N1ss) Belle (N162)
CB
Coquebert de Montbret (1806);
'r2
Derode (18aa); De Coussemaker (1857);
uitsluitend met het Ddpartement du Pas-de-Calais zijn gedrukt wordt omdat men enkel wat teven_of g...t Neaertuna" dat er nauwelijtcs de school no.'n, u"r.t""ut en het Nedeilands niet kan lezen. op hrj
Blanchard (1906) + De Wachter (1908); P6e (1938)6.
speeltdietaalimmersg."nenkelerolomdatdeonderwijzers'ookdievanhet onderwijzen.
T3 T4 T5
A
Bijna uitsluitend Nederlands; Hoofdzakelijk Nederlands;
B
Beide talen ongeveer gelijk;
C
D
:
Hoofdzakelijk Frans;
E
:
Bijna uitsluitend Frans.
3.2.2. Commentaar bU de tabel - van zodra ergens E is bereikt, volgen geen verdere opgaven meer; - waar niets is ingevuld, wil dat zeggen dat in de betreffende enquOte een mededeling over die plaats ontbreekt; bepaalde opgaven kunnen vanzelfsprekend op een interpretatie van de enqu6teurs berusten; alle hier verwerkte gegevens komen echter uit enqu6tes, die door P6e ,,betrouwbaar" worden genoemd; de laatste enquete, die van P6e zelf, is zonder enige twijfel de meest betrouwbare, aangezien hij alleen spreekt over plaatsen waar hij zelf voor de
-
-
enquetes van de ,,Reeks Nederlandsche Dialectatlassen" (P6e, 1946) is geweest en waar hij zich, ter plaatse, door gesprekken met de bevolking, over de taalsituatie
heeft laten informeren; - na 1938 zijn er, zover ons bekend, geen enquOtes meer gebeurd, die grondig genoeg zijn, om het soort informatie te verstrekken, dat wij in onze tabel opnemen.
3.3. Welsprekender dan woorden drukt de tabel uit hoezeer de verfransing in Frans-Vlaanderen vooruitgegaan is, maar men kan er niet uit leren hoe en waarom dat is gebeurd. Vooraleer we ons aan een verklaring daarvan wagen, willen we nog een aantal opmerkingen aanhalen van de auteurs op wier gegevens de tabel steunt. 3.3.1. Eenbelangrijkebronvan informatie is de studievanDe Coussemaker (1857), omdat hij door onderwijzers, priesters en burgemeesters een lijst met 20 heel precieze vragen liet invullen. Er zijn op dat moment in het arrondissement Duinkerke: 7 gemeenten waar minder danSVo van de bevolking Frans spreekt; - 11 gemeenten waar slechts 5 tot!0To van de bevolking Frans spreekt en in het arondissement Hazebroek: 4 gemeenten waar minder dan 5% Frans spreekt; 5 gemeenten waar slechts 5 totlU% Frans spreekt. Belangrijk is wat De Coussemaker over de ,,geografische" factor opmerkt: alle gemeenten langs de Belgische grens zijn uitsluitend Vlaams; alle gemeenten die in direct contact zijn met het zuidelijke deel van het D6partement du Nord of
-
-
6
Frans' Verder merkt hij op
T1
D" g"g.u.nr van
de voorgenoemde enquOtes werden gepuurd uit de kaartjes in P6e (1957).
,,plat-vlau.r,,
in het vlaams mogen katholieke net, ,,sinds;rikele 3aren" niet meer studie van Hovelacque (1891) blijkt 3.3.2.tJiteen 34 jaar later, in L891 verschenen in het tweetalige.gebied gebied had dat alle gemeenten die De coussemaker nog jaar ou.*.g-.nJftt"t 'i:n O' !1inef' een pastoor die in datzelfde geplaatst, (Carnel' Belle (baiUeut;.taat verschijnen een studie over het Viuu.r, dialect van de verspreiding van het onderwijs en 1gg1), deelt mee out in o^i rtrdje ,,ondanks Belle en omstreken onder elkaar vlaams de kennis van het rrun, o. bewoners van spreken". grona van informatie artikel lP 3.3.3. Kort daarna publiceert Vermast (1897) een Die deelt mee France',. de Flamand verstrekt door de ,".,"tu,i. van het ,,Comit6 wonen' mensen 250'000 dat er in de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek taalgede in 1L7.000 en gemeenten waarvan 90.000 in o" ia "rrlver vlaamse"
,,
mengdegemeenren.l0verderegemeentenzijnuitsluitendFrans.
3.3.4.InverbandmetdetoestandopschoolenindekerklerenwevanFredericq kleine burgers, boeren en iisgzl J", .tt o.*.i t ii urt de mglj van ,,werklieden, geenVlaamswoord
eropschool boerinnenniets anoersdanVlaams" heeftgehoord, er bestraft wordt (o'm' door het meer gehoord wordt, omdat het ,,Vlaams-sprekeni'
,,signum"). In Eke echter nog
iltr#;e
toneelw;;;iFr".
plaatselijke rederijkerskti:: in 1861' en 1874 uit een lezing van Denys in ]!e.] weten we dat de
Vlaamse pastoors ,,of .,iuiuun afschaffing de catechismus in het Frans aan te leren'
ian
hun jaarwedde" verplicht werden
ter plaatse (P€e, 1957 '24'26) 3.3.5. In L906 enqueteren Blanchard en De Wachtere c-onstateren, niet enkel aan ze die en ze wijten a" ,""r"iig.r,g run o. verfransing, i'it Frunr, maar ook aan de ,,schoolhet godsdienstonderwijs en de legerdienst in die voorheen nauwelijks plicht,,: ook de vele kinderen uiilagere sociale milieus het Frans in direct contact' ook naar school gingen, komen nu op d[ manier met de Belgische boeken, die in het Nederlands wijzen er nog.rn. op ou,
zij
*in.,
geschreven zijn, niet begrijPt.
3.3.6.Inlgl0houdtDeschamps,pastoorineenFransvlaamsdorp'op.het,:Vtll1i lezing ,,in de hem eentg Taal- en Geschiedkundig congres" in Antwerpen een
enkele statistische gegevens mee: bekende spraak, het WeJNlaanisch" en deelt er het aantal ,,Vlaamssprekenden', hij schat, in de twee ons bekende arrondissementen, ongeveer 250'000 @€e' 7957 ' op op ongeveer 80.000 en het aantal ,,tweetaligen"
28-30). en betrouwbare gegevens
3.3.7 De(vooralsnog) laatste, maar ook meest volledige Wilt9ry P69,^9i' komen, zoats gezeg[luun O.'C.ntse hoogleraar en dlalectoloog 1935 en 1939, tussen voor zijn ,,Dialectailas van west- en Fran"sch-vlaanderen",
het grootste gedeelte van de Fransvlaamse dorpen persoonlijk bezoekt. Hij neemt er niet alleen de vertaling in het plaatselijke dialect van de 140 atlaszinnetjes op, maar laat zich ook nauwkeurig over de taaltoestand informeren. Voor elk dorp deelt hij dan ook in de atlas mee hoe de toestand eruit ziet en in P6e (1957) geeft hij daar een uitvoerig overzicht van. Het belangrijkste allicht is de volgende algemene conclusie: ,,Mocht deze industrialisering niet worden gestuit, dan kan men voorspellen, dat, in afzienbaretijd, hetVlaamszal zijn teruggedrongen totbij de Belgische grens,waarhetmisschiennogheellangzal kunnen standhouden ingrensgemeenten" (P€e,7957,57). De industrialisering werd niet gestuit ...
4. De huidige situatie Hoe ziet de situatie in de Westhoek van Frans-Vlaanderen er vandaag uit? Hoewel we niet beschikken over recente gegevens van het type tellingen zoals die in het vorige kapittel werden besproken, zijn we gelukkig niet zonder informatie. Tellingen van het eerste soort zouden ons vandaag overigens niet veel vooruit helpen, omdat we in een stadium zijn gekomen, waarin niet zozeer de verschuiving, het oprollen van de taalgrens belangrijk is, maar wel het uithollen van binnen. Indien we de taalgrens beschouwen als de lijn die de dorpen verbindt waar nog Nederlands wordt gesproken, dan is die in de afgelopen 50 jaar niet zo veel veranderd, daar is men het meestal over eens. Eensgezindheid is er echter ook ten aanzien van de opvatting dat een dergelijke lijn niet zo veel meer voorstelt, omdat ook in de dorpen die er ten noorden van liggen nog nauwelijks Nederlands wordt gesproken. Een taalgrens in de echte zin van het woord bestaat in Frankrijk niet meer: het is de Belgisch-Franse rijksgrens die,in feite, die rol heeft overgenomen. Vanzelfsprekend wil dat niet zeggen dat er in de Westhoek geen Nederlands meer wordt gesproken, maar het is duidelijk, dat we in een van de laatste stadia van een taalshiftontwikkeling zitten! De enkele sociolinguistische studies, die in Frans-Vlaanderen werden uitgevoerd, wijzen allemaal in dezelfde richting.
4.1. De nu volgende gegevens gelden, strikt genomen, slechts voor een drietal gemeenten, maar men mag ervan uitgaan dat, in die gemeenten waar iiberhaupt nog Nederlands wordt gesproken, de situatie ongeveer dezelfde is (c.q. was): - in de leeftijdsgroep 60+ zijn ongeveer 50% tweetalig; - in de groep tussen 40 en 60 schommelt het aantal tweetaligen tussen 8 en 25Vo en dat der passieve tweetaligen rond de 40Vo;
- in de groep tussen 20 en 40 zijn er van 3 tot 9Vo lweelaligen en zowal207o passieve tweetaligen; - bij de jongeren tot 20 is Vlaams spreken volledig verdwenen en heeft een lVo eenpassieve kennis van de taal. (Ryckeboer, 1977). Men zal hebben gemerkt dat er geen 66ntalig Nederlandssprekenden meer zijn; het gebruik van het Nederlands als dagelijkse omgangstaal bestaat nog slechts
bij
aan de enkele ouderen. Het doorgeven van zelfs een passieve taalkennis
volgende generaties is dus zo goed als uitgesloten'
4.2. De enkele gegevens over domein- en functieverdeling bevestigen hetboven
bij schoolkinderen naar hun taalgedrag en dat van net over de Belgische grens, blijkt o.m. dat: "indorp gesproken wordt en dat 1/3 - in 10vo van de g.rinn., nog soms Nederlands van de kinderen nog wel eens met die taal in aanraking komt; beweren even gemakkelij.k - slechts 3 van de 1L8 ondervraagde leerlingen van de vaders enll3 van de helft de Vlaams te spreken als Frans, terwijl reL.t nog moeders nog een ruime actieve kennis van de taal hebben; met de kinderen: - het Nederlands niet meer gebruikt wordt bij communicatie te worden slechts 2,5 totl ,5Vo zegtaf en toi eens door de ouders in het Nederlands zussen altijd aangesproken. De leeiingen zelf spreken met hun ouders, broers en
geschetste beeld.-I-iit een enquete f,un ouders in Hondschot",
Frans;
voor volgens de leerlingen hun grootouders met elkaar voor 36Vo Frans, 387o Nederlands en voor 26 %beide talen spreken; wordt - het dorpscaf6 nog de plaats is waar ielatief het meeste Nederlands
-
gesproken. (Ryckeboer & Maeckelberghe, 1987)'
te Het enigi cijfer dat er min of meer positief uitziet heeft met attitudes om vindt waard gZ% moeite de niet dialect der ouders llet Vlaamse maken: *ui dat jammer, aan de kinderen door te g"u.n7, vinden 80Vo vanjuist die kinderen doorgeverdient omdat ze het Nederlands iel als een goede zaak beschouwen, die laatste de. geven te worden. Dat is een attitudi die wel vaker voorkomt tijdensDaar Itadia van taalverlies en daarom alleen al een veeg teken is (Wdlck, L973)' zet, omdat komt echter nog bij dat ook die positieve attitude geen zoden aan de dijk taal aan de om hebben de betrokkenen niet meer de iinguistische competentie positieve enige De latere generaties door te geven of zelfs maar te bewaren. de taallessen conseq-uentie die er eventue-el kan blijven is een grotere interesse voor gegeven (en Nederlands die thans officieel in de Franse scholen (mogen) worden de laatste tijd inderdaad een ietwat grotere populariteit bljjken te genieten).:n.dt universiteitiopleiding die door de Gerstoelen Nederlands aan de twee Rijselse Fransuniversiteiten wordt-georganiseerd. Aangezien meer en meer mensen in Nederlands het dat -Vlaanderen, ook buien d-e Westhoek, kennelijk gaan beseffen dat de een deel van hun cultureel verleden uitmaakt, kan men ervan uitgaan, dan belangstelling voor onze taal er nog lange tijd (altijd?) heel wat groter zal zijn in deiest van Frankrijk. Over niet zo lange tijd zal dat allicht, samen met een
heleboel plaats- en familienamen, het enige van Frans-Vlaanderen nog zal overbldven!
iijn
wat van het Nederlandse verleden
wordt Het is dit mechanisme, dat door Denison (1977) als language suicide (taalzelfmoord) for the or worthwhile necessary omschreven: ,,... when multilingual parents no longer-considei it may be ... they variety language ii a low-prestige with them future of their children to comminicate said to 'commit suicide' " @enison 7977,2L). 7
gemeenschap in gebruik teiten (zowel geografische als sociale) omvat die in die of juist vrij uiteenloverwant ,ij". O'i. versJtrilt-enOe varieteiten kunnen heel erg
5. Typologisering Over wat taalgemeenschappen zijn bestaat in de (socio)-linguistische literatuur nogal wat contradictie. Aangezien er nogal wat verschillende types voorkomen is het eigenlijk normaal dat men niet tot 66n definitie komen kan, die op alle gemeenschappen van toepassing zou zijn. Het vreemde is dus niet dat men geen dergelijke definitie vindt, maar dat men er een zoekt. Zeker in gebieden waar meer dan een taal wordt gesproken zonder dat een geografische grens de taalgroepen duidelijk scheidt, moet men m.i. tot een ,,ideosyncratische definitie" komen, in die zin dat men de toestand karakteriseert en dan die specifieke karakterisering als afbakeningscriterium gebruikt tegenover de omliggende (en natuurlijk alle andere) gebieden waar die specifieke situatie niet voorkomt. Methodologische kunnen we voor een dergelijke werkwijze terugvallen op de bekende definitie in Gumperz (1e68): speech community: any human aggregate characterized by regular and frequent interaction
by means of a shared body of verbal signs and set off from similar aggregates by significant differences in language usage.
pendzijn(inonsgevaldustweeverschillendetalen).Degoei.vandespeech de
gelijklopendheid hangt af van community en de groei van de communicatieve er tussen de leden van een oln*rung van de interne interactie. Hoe meer interactie
afgestemd is, hoe hechter de communicatieve strategie6n op elkaar van het snelle tempo Tullen raken en dat is een van de verklaringen van taalshift, die men tussen waarin die soms kan verlopen maar ook van de tempoverschillen t.n) individuen en streken vast kan steilen' Men vergelijke in dit iZtU*O ook de karakterisering van Hymes (1972):
g.*..ir.tr^p
i;".r.;
Aspeechcommunityisdefinedthen''.asacommunitysharingknowledgeofrulesfor the conduct and interpretation of speech'
bovengenoemde zin een aparte "taalgemeenspecifiek (zich in de loop der schap,,, die gekarakteriseerd werd en wordt door een *i:rig.nJii.regeld gebruik van zowef een vlaams dialect als de iUo onderscheidt het zich Franse culruurtaal. D;;;;;"T.rs die specifieke combinatie
Frans-Vlaanderen is dus
in
ir.n*.i
zowel van
Het taalgedrag van dat soort groepen vertoont altijd een systeem, dat uiteraard berust op een afbakenbaar geheel van regels 6n op sociale conventies,zodat uit het taalgebruik heel wat kan worden afgeleid i.v.m. de maatschappelijke rol van de spreker 6n zijn psychologische intenties, wat in situaties van taalshift uitermate
belangrijk is. De taalgemeenschap is immers ook de eenheid waar de leden elkaar sociale informatie doorgeven, ook via hun talige communicatie: Wherever the relationship between language choice and rules of social appropriateness can be formalized, they allow us to group relevant linguistic forms into distinct dialects, styles and occupational or other special parlances
zegt Gumperz,diezodoende duidelijk de gedachte verwerpt, dat speech communities homogeen moeten zijn en er expliciet op wijst dat variatie binnen een gemeenschap systematisch is: regardless of the social differences among them, the speech varieties employed within speech community form a system because they are related to a shared set of social norms.
a
We kunnen ons dus makkelijk zo een gemeenschap voorstellen waar meerdere talen worden gebruikt en precies wijzigingen in de ,,shared set of social norms" (bv. de zgn. ,,upward social mobility") taalshift veroorzaken en sturen. Het is daarom meegenomen dat Gumperz er expliciet de nadruk op legt, dat het behoren
tot dezelfde ,,speech community" niet noodzakelijk dezelfde competence impliceert: Not all individuals within a speech community have equal control of the entire set of superposed variants current here. Control of communicative resources varies sharply with the individual's position within the social system.
Samenvattend kunnen we dus zeggen, dat een dergelijke speech community gekarakteriseerd wordt door het bestaan van een verbaal repertoire, dat alle varie-
a)deanderegebiedenwaardeFransecultuurtaalookwordtgebruikt als van
b)deanderegebiedenwaarookeenVlaamsdialectwordtgebruikt. de Frans-Belgische De grens naar b) toe is duidelijk, aangezien die met anders zijn dan de niets. rijksgrens samen moet vallen. De grens naai a) toe kan dan in het Het betreft hier dan eeiveel mindei scherpe scheidingslijn ,,taalgrens,,. unO.L geval, o*Out
tussen rekening moeten houden met een overgangsgebied betekent gebied' Concreet het monolinguale en rr.iuiiingu"ule (c.q. diglossische) het (Franse) monolinguvan ultbreiding een dus een verschuiving van de taalgrens erosie wil danzegdoor Taalverandering aie geUieO in nJorOoostelijk"e richting. dezelfde situatie me"rlnwoners gebied ioor..",
*.
gen, dat in het Fransvlaamse "n bestaat' luuih."tt.n die ten zuidwesten van de ,,taalgrens"
blijven kunnen in de loop Aangezien taalsituaties niet altijd en overal stabiel worden gebruikt' der tijd de gegevens, die in de bovenstaande karakterisering Vlaanderen (Belgisch) ook in veranderen. In de 1gde en de 19de eeuw bv. bestond als Frans, g"J.rlt"liiL het digl,ossisch bepaalde gebruik van zowel Nederlands tussen de Fransvlaamse en zodat er toen een typologische ou.r..nkorst bestond die tdd de rijksgrens als de (Belgisch) Vlaamse sltuaties. Men kan daarom voor beschourven,^hoewel natuurlijk een (linguistiscfrl minJer duidelijke scheidingslijn afscheiding het kenmerk ,,politieke grens" toch weer uo6r..n duidelijke '*g9t' twee gebieden grens tussen Vandaag echter i* Oir rii?tgiens heel duidelijk ook de met een totaal ander taalgedrag. niet enkel toe de De zodven methodJlogisih verantwoorde werkwijzelaat grenzen, maar maakl Fransvlaamr" ,,tuutga.a*ischap" van de omringende af te typologisch defiook duidelijk, dat ei binnen zo eengemeenschaf verschillende een grotere gemeennieerbare ,,iypes" bestaan (kleinere gemeenschappen binnen
schap zou men kunnen zeggen). Er-van uitgaande
dat er drie codes in het geding zijn (c'q' waren), kan men, op grond uu, ,ri diglossische olrn-.-i*nurrdering die we hier, grof geschetst, bepirle, tot J. Jor.io.n ,priv6,, en ,,openbaar,,, vier /ypes onderscheiden:
1 Type 2 Type3 Type 4 Type
openbaar NederlandsS
hebben we type 4,maar in enkele dorpen (vooral dicht
Vlaams
Frans
heerst nog een type 3-achtige situatie.
Vlaams+Frans
Frans
Frans
Frans
'In fur.
;
de huidige ,,taalgrens,,, d.w.z. ongeveer het gebied ten westen van de Aa - gebied .B: de stedelijke agglomeraties binnen de Westhoek - gebt-ed C: de plattelandsfJbieden binnen de Westhoek en geven de situatie w-eer op vier chronologische momenten: -fase 4: voor de inlijving van de Wrsit oet (= roo. tOiS) - fase D: kort na de inlijving van Oe Westfroek (= nulZl.-i) -fase c: de 19de eeuw -fase d: de 20ste eeuw
GebiedA
a b-:+ c_-+ dType2 a b_*_ cd_-+ 3
I b c d
--
t
_
Gebied
B
Gebied C
_
d moet men voor gebied C nog een onderindeling maken. In de meeste gevallen
bij de Belgische grens, Ryckeboer 1977)
6. Enkele slotbeschouwingen Het gebeurt wel vaker dat talen afsterven, terein en invloed verliezen, uit bepaalde landen of streken verdwijnen enz. Heel vaak ziet men dat een dergelijk verlies, ook waar het totaal ongerelateerde talen en situaties betreft, volgens een vrij algemeen patroon verloopt. Aangezien het hier niet de plaats is om aan vergelijkend onderzoek te doen, beperken we ons tot een overzicht van de factoren die in het geval Frans-Vlaanderen kennelijk de doorslag hebben gegeven.
6.1. De verfransing van het deel buiten
-
de Westhoek is vooral het - soms late gevolg geweest van een,,herschikking" van het Romaanse en Germaanse taalgebied in een Europese contactzone, waar Frans-Vlaanderen slechts een deeltje van is. Het is een proces dat eeuwen heeft geduurd, voor beide taalfamilies winst en verlies heeft opgeleverd en uiteindelijk een vrij duidelijke en stabiele, lineaire taalgrens tot stand heeft gebracht.
6.2. De verfransing van de Westhoek is mogelijk gemaakt door historische, politieke gebeurtenissen en beslissingen, die op zichzelf niets met de taal te maken hadden. Een deel van Vlaanderen werd op die manier van het ,,moederland" losgemaakt en verloor het contact op alle gebieden, waarbij het taalaspect allicht 6.3. Het feit
dat de in dit gebied gesproken taal niet (meer) ,,overdakt" (Kloss, 1976) wordt {oor een er genetisch mee verwante standaardtaal, leidt niet enkel tot functieverlie.fl, maar ook tot structuurverlies (Willemyns, 1992a) , zodal de taal atrofieert, d.w.z. op linguistisch gebied een relict en op communicatief gebied een slechts in bepaalde (beperkte) gevallen bruikbaar medium wordt @orian, 1982).
+
: +
*.*.er
uwrr?rffii
*... r*n
r,.rri
*
natuurrijk een ,r.r."E.?-,nl"i.i ., meer formere code. In dat geval sraat dan voor de eJsre,,,Nederlandr;;;;;;;..de".n genoemde code.
stilistische differentidrinsiestaan
-l+'
het meest spectaculaire is.
:
men, zoals het de.bedoeling is, deze typologisering ook voor vroegere tijden wenden, rnoet men er zich natuurli;r aan wir out, uu. in de rTde eeuw, van een standaardtaar" in de huidige u.t.6ri" ,,Nederrandse nol g.;i ,'prut. j#'ro"n
,,Vlaams"
+
priv6
i.
?ype
-
Vlaams
De vier types bestaan of hebben bestaan in het Fransvlaamse gebied, als karakterisering van het_taargedrag ,un t riri: inoiuiJuln,'ir,rii o,,, of meer aan_ eengesloten gebieden. wanneer n, een-chronol"gir;h; een geograrisctre dimensie invoeren, dan kunnen *., op!*d van de i,iro*uri. aie in kapittel3 is besproken, een tabel opstellen verschuiving , d.w.z.van het geografische en chronorogische.verloop ".; ,i6;l"gische,, uun de taalshift (verfraniing). we onderscheiden.daarom geografi-sch drie !.riJo." , gebied A: het deel ten *r.tL van -
_ Typel
Type4 a bc+ d+
6.4. In principe kan ook in dergelijke omstandigheden een taal nog vrij lang standhouden. Aan de basis van het uiteindelijke verdwijnen liggen meestal ook weer buitentalige factoren. Bewuste discriminatie is 66n aspect: de overheid legt het erop aan via wetten en bepalingen het gebruik van de minderheidstaal te e
Over het zuiver lingui'stisch belang van dit relictdialect wordt hier niet gesproken. Informatie hierover vindt men o.m. in Vanacker (1967) en, heel recent, in Ryckeboer (1990).
verhinderen of te beperken. sociaal-economische evolutie is een ander aspect: industrialisering en intersiever wordende binnenlandse migratie (in beide ,i"'t tingen) tasten de homogeniteit van het gebied en clus deiruikbaarheid van de minderheidstaal aan.
Egger, K. (1980). Sprachkontakt in Siidtirol - Drei Thesen. In: P.H. Nelde (ed.), Sp rachkontakt und Spr a chkonfl ikt Wiesbaden: F. Steiner Verla g (ZDL Beihe fte 32), 233 -23 6.
Siidtirol. Bozen. Fredericq, P. (1897). Uit onzen Vlaamschen Westhoek in Fransch-Vlaandercn. Het Vollcsbelang,
Egger, K. (1977). Zweisprachigkeit in en 24
6.5. ,,Sociale integratie" doet de rest: het belang van de kennis en het gebruik van de meerderheidstaal van het land blijkt een zobilangrijke factor te zi;n Ui; sociale mobiliteir (,,het bestijgen van de soiiare ladder") aalziwel culturerjen linguistische ,,trouw", als solidariteitsfactoren, eryoor moeten wijken. 6.6. Bij een combinatie van ar het voorgenoemde gebeurt het vrij zelden, dat een (overgangs)situatie van tweetaligheid en diglossie"lang in stand kun *o.d.n g._
houden. De minderheidstaal, functioneel en structureel verarmd en zonder telkens vernieuwende injecties van een eigen, genetisch verwante, ,,overdakkende,, standaardtaal, moet het tegen de binnenlandse meerderheidstaal afleggen en verd_
wijnt.
l7
april 1897.
[annoo, 1164-1165. Gumperz, J. (1968). The Speech Community. International Encyclopedia of the Social Sciences. [.ondon: Mac Millan, 381-386. Gysseling, M. (1966). Dialectkenmerken van Calais in de 13de eeuw. Taal enTongal 70,147-763. Gysseling, M. (1976). Ontstaan en verschuiving van de taalgrens in Noord-Frankrijk. De Franse Nederlanden 1,71-85. Hartweg, F. (1985). Die Enturicklung des Verhiiltnisses von Mundart, deutscher und franzdsischer Standardsprache im Elsa8 seit dem 16. Jahrhundert. In: W. Besch, O. Reichmann & S. Sonderegger (eds.),.!prachgeschichte. EinHandbuchzur Geschichte der deutschenSpracheund ihrer Erforschung. Berlin: de Gruyter, L949-1977, Hovelacque, A. (1891). lrs limites de la langue frangaise. Revue de linguistique et de philologie Goossens, J. (1975). Overmaas. Encyclopedie van deWaamse Beweging. Tielt:
compar€e 24,19L-205. Hymes, D. (1972). Foundations in Sociolinguislics. Philadelphia: University Press.
6.7 ,,Reddilgspogi-ngen"
van welke aard ook uit het buitenland (wood, 19g0) zijn
meestal weinig efficidnt. Maatregelen zoals onlangr nog ,oorgesteld voor de Duitstalige minderheid in Hongarde (Nelde, Vandermeer.n a w6t.t, L991) heb_ ben slechts (een minieme) kans op slagen, wanneer het taalverlies niet zo vet gevorderd is als in Frans-vlaanderen. Belangstelling voor de ,,taal van het eigen verleden" kan, bij een verstandige aanpak, wel in itand worden gehouden, het gebruik ervan echter nauwelijks!
Bibliografie Bougard, P' & Gysseling, M. (1971). Nederlandse teksten uit Polincove (pas-de-Calais).Taal en Tongval 23,6-L0L. Carnel, D. (189I). Le dialecte flamand de France. paris. Decave-le, J. (1977)- De aanloop tot de reformatie in Frans-vlaanderen. De Franse Nederlanden,
72t-135.
De Cousse maker, E. (1857)' D6limitation du flamand et du frangais dans le Nord de Ia France .Annales du Comitd flamand de France 3,377-397 . De Jonghe, A. (1967). De taalpolitiek van willem I. Sint-Andries: Darthet. Denison, N' (1977). Language Death or I-anguage Suicide? /nrern arional Journat of tlrc Sociology of Language 12,23-32.
Denys, P' (1904). Over de vlaamsche taal langs vlaan
De
K. (1975). {itte, '1286-t2gg.
Randgemeenten. Encycropedie van de waamse Beweging. Tiert: [.annoo,
Dorian, N. (1982). Defining_the speech community to include its working margins. In: S. Romaine (ed.), socio}rguistic variation inspeech colmmunities. London: Edward-Amord
,25-33.
Kloss, H. (1976). Abstandsprachen und Ausbausprachen. In: J. Gtjschel, N. (eds.), Zur Theorie des Dialekts. Wiesbaden: Steiner, 30L-322.
Nail & G. Van der Elst
Lippinois, J. (1976). Tijdschriften uit Frans-Waanderen, Antwerpen: Centrum voor Studie en Docume ntatie. Martens, P. (1975). Taalgrens. Encyclopedie van de Waamse Beweging. Tielt: Lannoo, 1552-1562.
Milis, L. (1969). De taalgrens in Pas-de-Calais omstreeks
L8OO. Ons
Erfdeel L3,I69-t70.
Nelde, P. (1979). Votkssprache und Kulrursprache. Die gegenwiirtige Lage des sprachlichen Obergangsgebietes im deutsch-belgisch-luxemburgischen Grenzraunr. Wiesbaden: Zeitschrift ftir Dialektologie und Linguistik, Beihefte 31. Nelde, P., Vandermeeren, S. & W
Tielt, 1598-1603. Ryckeboer,H.(1977). HetNederlandsvandeFranse Westhoek,situatieensituering.TaalenTongval 29,50-66. Ryckeboer, H. (1990). Jenseits der belgisch-franzdsischen Grenze; der Uberrest des westlichsten Kontinentalgermanischen. In: L. Kremer & H. Niebaum (eds.),Grenzdialelae (Germanistische
Linguistik 101 -103, 241 -27 1). Ryckeboer, H. & Maeckelberghe F. (1987). Dialect en standaardtaal aan weerszijden van de rijksgrens in de Westhoek. De Franse Nederlanden 72,729-157. Smeyers, J. (1959). Vlaams taal- en volksbewustzijn in het Zuidnederlands geestesleven van de 18de eeuw. Gent: Koninklijke Vlaamse Academie (Reeks VI - nr. 83). Vanacker, V.F. (1967). Syntaktische Datenaus franzcisisch-fliimischen Tonbandaufnahmen .Verhandlungen des 2. internationalen Dialehologenkongresses, Band II, 844-855. Wiesbaden.
266 Vande Putte, G. (1986). Pour une micro-toponymie pluridisciplinaire. Le cas de,,Rosilres-lez-Overijse" et la frontiOre linguistique au pays de l'Yssche et de la Lasne. Taal en Sociale Integratie
8,415-459.
L Onr.
Verbeke, Frans-vlaandercn. Encyclopedie van de waamse Beweghg, Tielt: Ijnnoo, 529-538. Vermast, A. (1897). Onze taal in Fransch-Vlaanderen. Tijdschrift van het Willems-Fonds 2, d1.2, 34-40. Willemyns, R. (1991). Linguistic Lrgislation and hestige Shift. In: Th. Shannon & J. Snapper (eds.), Papers of the Second Berkeley Conference on Dutch Lingarstics, Lanham; University Press of
America,9T-1t6, Willemyns, R. (1995). Linguistic Fluctuation along the Romance-Germanic Language Border in France and in Belgium (forthcoming).
Willemyns, R. & van de Craen, P. (1989). Growth and Development of Standard Dutch in Belgium. S o ciolinguistica 2, 117 -730. Witte, E. & H. Baetens Beardsmore (1987). The Interdisciplinary Study of Urban Bilingualism in B russels. Clevedon-Philadelphia: Multilingual Matters. W6lck, W. (1973). Attitudes toward Spanish and Quechua in bilingual Peru. R. Shuy & R. Fasold (eds.), Zan guage Attitudes: CurrentTrends and Prospects, Washington D.C.: Georgetown
University Press, L29 -147. Wood, R. (1980). l:nguage Maintenance and Extemal Support: the Case of the French Flemings. International lournal of the Sociology of Language 25, L07 -120. Wynants, A. (1980). Taalovergang en taaltrouw in de Voerstreek sinds de aansluiting bij de provincie
Limburg. 467-474.
P. H. Nelde (ed.),Sprachkontakt und Sprachkonflikt. Wiesbaden: F. Steiner Verlag,