Samenvatting
Taakeenheid 2 Gynaecologie
Ligging Uterus In de normale toestand ligt de uterus in anteflexie. Dit wil zeggen dat de uterus over de blaas naar de buikzijde is geknikt. Bij een afwijkende stand van de uterus, ligt de uterus naar achteren ofwel in retroflexie. Punten die om de uterus te herkennen zijn. Aan de buikzijde van de uterus ligt de blaas. deze ligt grotendeels onder de uterus. Bij echografie gebruiken we de blaas vaak als doorkijkglas. Omdat hier vloeistof instaat mits de blaas gevuld is, hierdoor kunnen de geluidsgolven van de echo beter bij de baarmoeder komen dan via de darmgassen. Dorsaal van de uterus ligt het cavum douglasi, dit het diepst gelegen punt van de buikholte. Wanneer er sprake is van een bloeding in de buik, zul je vaak hier het bloed aantreffen. Dorsaal van de uterus en de cavum douglasi ligt het rectum. Caudaal van de uterus liggen de cervix uteri (baarmoederhals) en de vagina. En dan als laatste craniaal van de uterus gelegen vind je de ovaria ofwel eierstokken). Pathologie Ovariumcarcinoom (Eierstokken) Heeft over het algemeen een slechte prognose en is daardoor de meest frequente oorzaak van gynaecologische kankersterfte. Hij metastaseert zich reeds vroeg intraperitoneaal. Dat wil zeggen dat er zich in een korte tijd tumorcellen bevinden in de organen die zich in het buikvlies bevinden. Endometriumcarcinoom (In het binnenste van de baarmoeder) Bij deze tumor is de prognose beter, doordat deze vroegtijdig ontdekt kan worden door bepaalde symptomen, zoals bloedverlies. In dit vroege stadium zijn er over het algemeen nog geen metastasering. Cervixcarcinoom (baarmoederhals) Het cervixcarcinoom ontstaat meestal heel langzaam. Het carcinoom begint naar verloop van tijd omliggende weefsel binnen te groeien. Zolang de uitbereiding beperkt is, is er een goede kans op genezing. Behandeling, Afhankelijk van het stadium van de afwijking kan volstaan worden met het verwijderen van een bepaald gebied van het slijmvlies. Bij uitbreiding kan de gehele baarmoeder worden verwijderd ook al is het voor de zekerheid. Soms wordt het ook in combinatie gedaan met een bestralingskuur Radiotherapie Speelt een belangrijke rol bij de behandeling van gynaecologische tumoren. Deze tumoren worden zowel in- als uitwendig bestraald. Voordeel van isocentrisch 4 velden ten opzichte van 2 velden planparallelle techniek is dat je je dosis verdeeld over 4 stralen. Bij planparallel gooi je 50% van voor er op en 50% van achteren. Hierdoor krijgen de organen die in de weg van de straling zitten (Blaas en Rectum) ook een onnodig hoge dosis. Bij de 4 velden heb je dat probleem minder. Je verdeeld je dosis nu over 4 velden. Hierdoor krijgen omliggende organen minder en wordt de dosis in de tumor beter verdeeld. Brachytherapie Een bestraling die preciezer is, en enkel daar straalt waar er moet gestraald worden, is een bestraling van binnen uit. Dat wil zeggen dat een radio-aktieve bron in het lichaam gebracht wordt, tot in of tegen het gezwel. Deze behandeling heet brachytherapie of curietherapie. Hiervoor worden meestal darmpjes (slangetjes), buisjes, of naalden in het lichaam gebracht. Het radio-aktieve materiaal wordt dan in die darmpjes/buisjes/naalden gebracht gedurende enkele minuten tot enkele dagen (de duur hangt af van de kracht van de straling die uit het radio-aktieve materiaal komt). Daarna wordt alles weer uit het lichaam gehaald. Er blijft dus bij de meeste behandelingen géén radio-aktiviteit in het lichaam achter. Brachytherapie kan gebruikt worden als enige bestralingsbehandeling, maar wordt ook vaak gebruikt als aanvullende bestralingsbehandeling na een uitwendige bestralingsreeks, met de bedoeling op een kleine plaats in het lichaam voor een extra hoge bestralingsdosis te zorgen.
Taakeenheid 3 Skelet; Wervelkolom en bekken Contra indicaties MRI Er zijn een aantal contra-indicaties voor een MRI scan. De meeste van deze contra-indicaties hebben direct te maken met de sterkte van de magneet (projektieleffect!!). Zoals wellicht bekend: De magneet staat NOOIT uit! Een patiënt die in aanmerking komt voor een scan dient dan ook zorgvuldig gescreend te worden op deze eventuele contra-indicaties. Dit screenen gebeurt in het ziekenhuis in eerste instantie door de aanvrager zelf die eventueel op een formulier aangeeft wat wel of niet van toepassing is. Uiteraard wordt bij binnenkomst de patiënt nogmaals gescreend door de laborant om (eventuele fatale) vergissingen zoveel mogelijk uit te sluiten. Een bedlegerige patient zal op een speciale MRbrancard de ruimte ingereden moeten worden. Ook ambulancepersoneel/begeleiders etc zullen gescreend moeten worden en dienen alle metalen voorwerpen te verwijderen. Hieronder volgt een lijst van de contra-indicaties: -
-
Intracraniële clips Elektromechanische implantaten zoals pacemaker neurostimulator/ insulinepomp Intra-oculaire metaaldeeltjes (lasser). (Bij twijfel kan een X-orbita in 2 richtingen gemaakt worden) Oorimplantaten. Hartkleppen (niet kunststof kleppen) Zwangere patiënt/röntgenlaborant (Niet de eerste 3 maanden scannen). Helaas zijn hier nog weinig gegevens over bekend. Voor de laborant geldt, dat deze wel kan instellen etc, maar niet aan de gradientwisselingen bloot moet komen te staan. Claustrofobie.
Dit wil dus zeggen dat in de volgende situaties wel gescand kan worden. -
Een intra-vasculaire stent die na een aantal weken ligt ingebed in een vat. Extra craniële clips (carotiden b.v.)die na 4-6 weken veilig te scannen zijn. Oogimplantaten(kunnen wel ooglidbeweging tot gevolg hebben) Orthopedische implantaten (Warmen wel iets op,geven artefacten, verder geen probleem) Chirurgische clips. (Liggen na zo´n 5 weken veilig ingebed in het weefsel).
Anatomie wervelkolom: (topografie) Cervicale wervels Aantal wervels: 7 Kenmerken: Lordose 1 Dens (C2) 2 Processus spinosus 3 Arcus vertebrae 4 Foramen vertebrale 5 Processus transversus 6 Processus articularis superior 7 Foramen transversarium 8 Corpus vertebrae
Thoracale wervels Aantal wervels: 12 Kenmerken: Kyfose 1 Corpus vertebrae 2 Processus spinosus 3 Fovea costalis superior 4 Fovea costalis processus Transverse 5 Processus articularis superior 6 Fovea costalis inferior
Lumbale Wervels Aantal wervels: 5 Kenmerken: Lordose 1 Corpus vertebrae 2 Foramen vertebrale 3 Processus costalis 4 Processus spinosus 5 Processus articularis superior 6 processus articularis inferior
Sacrum Aantal wervels: 5 vergroeide Kenmerken: Kyfose
1 Articulatio sacro iliaca 2 Promotorium 3 Os coccygis
Pathologie van de wervelkolom • Scoliose • Spondyloysis • Spondylolisthesis • Osteoporose Scoliose: • Duidt op een laterale uitbochting van de wervelkolom en kan in de gehele wervelkolom optreden • Begint meestal in het 10e en 12e levensjaar • Naarmate de wervelkolom groeit neem de laterale uitbochting toe. • Hoe eerder de aandoening is begonnen des te slechter de prognose. • De behandeling is afhankelijk van de prognose, wanneer deze goed is wordt er halfjaarlijks controle uitgevoerd. • Bij een slechte prognose is een actieve behandeling nodig, hierbij kun je dan denken aan een verstelbaar gipscorset, waardoor het geheel weer naar zijn normale anatomische positie kan groeien. Spondylolysis: • Bij spondylolysis bestaat er een defect aan de wervelboog van een lumbale wervel. Er is botverlies aan de isthmus van de boog. • Wanneer de belasting te groot wordt is verplaatsing van de wervel het gevolg en leidt dan tot het hierna beschreven beeld: spondylolisthesis. • Klinisch gezien is spondylolysis zonder verplaatsing symptoomloos, soms komt lage rugpijn voor. • Behandeling is vaak niet nodig. • Als de pijn ondragelijk is kan worden geprobeerd het defect, de loszittende botdelen van de wervel, door middel van schroeven te fixeren. Spondylolisthesis: • Komt voor: cervicaal en lumbaal • Spondylolisthesis is een spontane verschuiving (meestal voorwaarts)van een wervel t.o.v. de wervel die er onder ligt. • Symptomen: • Compressie van het ruggemerg geeft: • Wortelpijn (zoals bij een hernia) • Paresthesieen (tintelingen) • Krachtsverlies • Vermindering van het gevoel • Voortschrijdende compressie kan leiden tot verlammingen onder de laesie. Osteoporose: • Osteoporose is een botziekte waarbij de hoeveelheid bot afneemt en het bot poreus wordt. De ziekte verzwakt het bot waardoor de kans op fracturen groot is. • Men spreekt van ernstige osteoporose als er zich spontane fracturen voordoen • In Nederland hebben ruim 800.000 mensen osteoporose (bron: RIVM) • Jaarlijks breken in Nederland ruim 83.000 mensen boven de 55 jaar een skeletdeel als gevolg van osteoporose. • Diagnose • DEXA (Dual Energy Xray Absorptiometry) is de meest gebruikte methode om de botdichtheid te bepalen. • Ultrasound (Echo) zou een goede maar goedkopere methode zijn om dat te doen. Hierbij wordt het hielbeen (calcaneus) meestal gebruikt. • QCT (Quantitative computed tomography) van de wervelkolom moet volgens strikte protocollen wordt uitgevoerd. Een nadeel van QTC is dat het aantal positieve metingen afneemt naarmate de leeftijd van de patient vordert. Deze osteoporose-patienten zullen dus veel later worden opgespoord dan met de DEXA meting. • Symptomen: • De patiënt is vaak een vrouw boven de 60 jaar. • Osteoporose verloopt vaak symptoomloos, soms bestaat er rugpijn, die in twee vormen voorkomt: een lichte gegeneraliseerde pijn en scherpe pijn die plotseling opkomt.
De mamma De anatomie: De borst bestaat uit vetweefsel (hiernaast aangegeven met E) en melkklieren met hun gangen (hiernaast aangegeven met B en A) De lobules is een melkklier en de ducti zijn afvoerende melkgangen. De ducti komen allemaal samen in de mammilla, de tepel. In het klierweefsel bevinden zich ongeveer 12 tot 20 melkkliertjes. Onder de tepel verwijdt de gang zich tot een melkzakje (sinus lactiferus) wat op zijn beurt overgaat in de afvoergang. Omliggende structuren die wel zoal kunnen herkennen bij de mamma; De mamma ligt op de borstkas, dus dorsaal van de mamma vinden we de ribben met de tussenrib spieren. Een andere spier die bij de mamma ligt is de grote borstspier, de muscules Pectoralis major. Tussen de mammae in vinden we het sternum. Als laatste is de mamma ook omgeven door lymfeklieren. De vorm en de dikte van de mamma worden hoofdzakelijk bepaald door het vetweefsel. Pathologie: - Mastopathie - Fibroadenoom - Papilloom - Lipoom - Mammacarcinoom Mastopathie: Mastopathie is een verzamelnaam voor een aantal goedaardige aandoeningen in de borsten. De twee meest voorkomende vormen van mastopathie zijn: een cyste en een bindweefselknobbel. Beide problemen worden mede veroorzaakt door de invloed van hormonen op het borstklierweefsel. Een cyste is een met vocht gevuld blaasje, dat ontstaat doordat er vocht in de melkgangen achterblijft. De cyste voelt aan als een knobbel. Een bindweefselknobbel ontstaat door de verharding van bind- en klierweefsel in de borst. Ook pijn in de borsten, met of zonder knobbels, komt vrij vaak voor. Bij veel vrouwen is er een duidelijke relatie tussen de pijnklachten en de menstruatiecyclus. De pijn is het ergst vóór de menstruatie en ook eventuele knobbeltjes zijn dan het best voelbaar. Na de menstruatie nemen de klachten weer af. Tepelafscheiding en borstontstekingen komen minder vaak voor. Fibro-adenoom: Een van de in de borstklier voorkomende goedaardige afwijkingen is het fibroadenoom. Dit is een combinatie van klier- en bindweefsel dat een min of meer afgerond geheel vormt binnen de borstklier. Het is een onschuldige aandoening, die vaak op jongere leeftijd voorkomt. Als door middel van lichamelijk onderzoek, mammografie, echografie en eventueel weefselonderzoek (punctie) de diagnose is gesteld, kan gekozen worden voor het laten zitten van het fibroadenoom (en periodieke controle) of voor het verwijderen ervan. Verwijderen betekent altijd een litteken en fibroadenomen kunnen op andere plaatsen ook weer terugkomen. Soms kunnen ze zo groot worden dat ze ontsierend worden (giant fibroadenoma).
Papilloom: Een papilloom (poliep) is een meestal goedaardig gezwel van de huid of het slijmvlies. Het is een wratachtig of gesteeld uitgroeisel op de huid, slijmvlies of bekleding van een klier. Een papilloom heeft meestal de vorm van een kleine verhevenheid of een tepeltje. Papillomen ontstaan door celwoekering en zijn maar zelden kwaadaardig. Lipoom: Een lipoom (Lat: lipoma) is een goedaardig gezwel van vetweefselcellen. Deze gezwellen hebben de vorm van ronde, soms pijnlijke, ovale bultjes onder de huid, in grootte varierend van enkele millimeter tot soms grote kwabben. De gezwellen zijn herkenbaar aan een zeer weke consistentie; ze kunnen zelfs fluctueren. Er bestaan ook wel gesteelde lipomen. Lipomen kunnen overal op of in het lichaam voorkomen waar vetcellen zitten. Er lijkt een zekere voorkeur te bestaan voor de onderarmen, hals en romp. Bij vrijwel iedereen bij wie men goed genoeg zoekt zal men wel een of meer lipomen kunnen vinden. Bestaan er veel lipomen (lipomatose) en zijn die bovendien nog pijnlijk, dan spreekt men wel van de ziekte van Dercum. Behandeling; Meestal is geen behandeling nodig voor een lipoom. Het lipoom wordt pas chirurgisch verwijderd wanneer het hinderlijk en/of lelijk is of ervan wordt verdacht kwaadaardig te zijn. Dit laatste komt eigenlijk niet voor, hoewel zeer veel mensen zich zorgen maken bij het ontdekken van een lipoom. Men spreekt biij kwaadaardigheid van een liposarcoom. Behalve wanneer het lipoom groot is of op een technisch lastige plaats zit wordt verwijdering in Nederland vaak door de huisarts gedaan. Lukt het niet om het lipoom helemaal te verwijderen, wat niet altijd zo eenvoudig is omdat het weefsel zich soms niet sterk onderscheidt van het normale vetweefsel, dan zal er echter vrij vaak een plaatselijk recidief optreden. Mammacarcinoom: Het mammacarcinoom is een pathologie die uit gaat van het klierweefsel. Het klierweefsel bevat de melklobjes (lobuli) en de melkgangen (ductuli). Als het mammacarcinoom uit gaat van de lobuli noemt men het een lobulair mammacarcinoom, gaat het carcinoom uit van het ductuli, dan noemt men het een ductaal mammacarcinoom. Het mammacarcinoom komt vooral voor bij vrouwen, maar ook mannen kunnen een mammacarcinoom krijgen. Meer kans op een mammacarcinoom zie je bij vrouwen: -boven het 35e levensjaar; -met een eerder doorgemaakt mammacarcinoom; -waar het mammacarcinoom veel voorkomt in de familie; -hormonen gebruiken of hebben gebruikt (vooral oestrogenen); -die op latere leeftijd kinderen krijgen of helemaal geen kinderen hebben gekregen; -met een hoger sociaal economische status. Het ductaal carcinoom komt vaker voor dan het lobulair carcinoom en de meeste carcinomen worden gevonden in het laterale bovenkwadrant. Het mammacarcinoom kan zich hematogeen en lymfogeen metastaseren. Men kan onderscheid maken tussen regionale metastasen en metastasen op afstand. Onder de regionale metastasen verstaan we: de axillaire, (inter)pectorale, parasternale, intramammaire lymfeklieren en de lymfeklieren in de intercostale ruimtes. Met metastasen op afstand worden de supraclaviculaire, cervicale en con-tralaterale lymfeklieren en de rest van het lichaam (organen) bedoeld. Metastasen op afstand worden het meest gevonden in de lymfeklieren, gevolgd door de longen, de lever en het bot. De lymfeklieren die de lymfedrainage van de borst voor hun rekening nemen bevinden zich vooral axillair, parasternaal, intramammair, (inter)pectoraal, supraclaviculair en cervicaal. In deze lymfeklieren vindt men dan ook de eerste en de meeste metastasen. De diagnose kan worden vastgesteld door radiologisch onderzoek, echografisch onderzoek, met daaropvolgend een punctie of biopsie en een eventuele tumorexcisie en het pathologischanatomisch onderzoek hiervan. Pas na het pathologisch-anatomisch onderzoek weet men zeker dat men te maken heeft met een maligne afwijking. Nadat de diagnose is gesteld zal er een behandeling worden opgesteld. De manier van behandelen van het mammacarcinoom kan erg variëren. De keuze voor een bepaalde therapie ligt aan de grootte, de geaardheid, stagering, de locatie van het carcinoom en de keuze van de patiënt zelf. Zo zijn er de volgende therapieën mogelijk: chirurgie, radiotherapie, chemotherapie, hormoontherapie en combinaties van deze therapieën.
Diagnostische onderzoeken: - Echografisch onderzoek - Röntgenonderzoek Echografie: Echografie van de mamma is complementair aan de mammografie. Bij de toepassing van echografie moet de radioloog zich steeds afvragen of de verkregen informatie iets toevoegt aan de informatie die al voorhanden is dankzij de mammografie en of deze informatie de slotconclusie zal wijzigen. In het geval van een cyste is de echografie zeer betrouwbaar en als gouden standaard te beschouwen. In veel gevallen zullen mammografie en echografie elkaars bevindingen bevestigen, in andere gevallen zal men dankzij de echografie een aspecifieke afwijking op het mammogram als goedaardig of kwaadaardig kunnen classificeren. In geval van twijfel geldt de regel dat de mammografische bevindingen prevaleren. Bij vastgestelde maligniteit wordt steeds vaker echografie van de axilla uitgevoerd: indien er suspecte lymfklieren worden gedetecteerd, die na punctie metastasen blijken te bevatten, kan bij de betrokken patiënte van sentinel-node procedure worden afgezien. Echografie is verder het onderzoek van keuze bij lokale symptomen, die niet verdacht zijn voor maligniteit. In geval van een ontsteking kan echografisch onderscheid worden gemaakt tussen een infiltraat en een abces, een mammografie is dan bovendien te pijnlijk. Ook voor evaluatie van palpabele afwijkingen bij patiënten < 30 jaar, patiënten in tweede of derde trimester van de zwangerschap is het het onderzoek van eerste keuze. Indien toch verdenking op maligniteit blijkt te bestaan, kan alsnog worden overgegaan op mammografie. Als hulpmiddel bij punctie-procedures verhoogt de echografie de doelmatigheid, waardoor hiervan veelal gebruik wordt gemaakt op mamma-poliklinieken met zgn. ‘sneldiagnostiek’. Sensitiviteit/Specificiteit De specificiteit van echografie bij cysten is hoog, 98-100% (algehele populatie). De sensitiviteit van echografie met betrekking tot de carcinoom detectie is niet los te koppelen van de sensitiviteit van de mammografie, aangezien de echografie complementair aan de mammografie wordt uitgevoerd. De combinatie heeft een sensitiviteit van 92-94% en een specificiteit van 98% (algehele populatie). Omdat met behulp van een echografie geen reproduceerbare overzichtsopnamen van de mammae kunnen worden verkregen, is de methode ongeschikt voor screening. Zelfs studies, waarin echografie uitsluitend werd toegepast bij zeer dens fibroglandulair weefsel tonen aan, dat de opbrengst aan carcinomen te laag is in relatie tot het aantal fout-positieve bevindingen om aan de criteria voor een goed screeningsonderzoek te kunnen voldoen. Er wordt echografisch onderzoek verricht met behulp van een hoogfrequente transducer. De frequentie kan variëren tussen 7,5 en 13 MHz. Tijdens het scannen wordt er een vast schema aangehouden. De borst wordt telkens in bepaalde lijnen en vlakken gescand volgend de standaard kwadranten. Röntgenonderzoek (mammografie): Vereisten: - Zachte homogenen straling - Molybdeen anode en filter (zodat intensiteit groot is) - Compressie: - Opnametijd word minder - Minder strooistraling - Lagere dosis - Betere spreiding klierweefsel - Geen bewegingsonscherpte - Film met hoge resolutie - Grote scherpten - Veel contrast Standaard opnamen: - Craniocaudale opname - Mediolaterale oblique
Obstetrie Datum berekenen van de van de bevalling: tel bij de datum van de laatste menstruatie 9 kalendermaanden + één week op. Bijvoorbeeld: Laatste menstruatie-datum 12 februari; à terme datum is de 12e dag van de 2e maand + 9 maanden + 7 dagen = 19 november. Fasen van de baring - Het eerste tijdperk: = het ontsluitingstijdperk = het verweken en het opengaan van de cervix tot ca. 10 cm. De duur kan variëren van 0 tot vele dagen. Soms weken. - Het tweede tijdperk: = de uitdrijving = het tijdperk waarin de uitdrijvingsweeën, gesteund door de buikpers, het kind uit de baarmoeder via het onderste uterussegment en de vagina naar buiten drijven. Bij nullipara duurt deze fase ca. 45 -75 minuten. Bij de multipare vrouw ca. 10 tot 30 minuten, met een maximum van 1 uur - Het derde tijdperk: = het nageboortetijdperk, dat eindigt met de geboorte van de vliezen en de placenta. Dit tijdperk duurt ca. 15 tot 20 minuten. - Het vierde tijdperk = de postplacentaire periode. Na de geboorte van de placenta mag de vrouw niet alleen gelaten worden. Schedel van een neonaat is onderverdeelt in 5 stukken bot, en twee fontanellen. Deze vergemakkelijken de geboorte, en groeien over tijd aan elkaar was zodat ze een stevige schedel vormen. Na de geboorte ondergaan alle baby’s een APGAR-score. Apgar-score: De Apgar-score is een test, waarmee een snelle indruk van de algemene toestand van een pasgeboren baby (neonaat) verkregen kan worden. De test wordt door de verloskundige, gynaecoloog of kinderarts gescoord één minuut, vijf minuten en tien minuten na de geboorte en geeft inzicht in de conditie van de baby op vijf vitale criteria: afk.
Criterium
0 punten
1 punt
2 punten
A
Ademhaling
geen
onregelmatig
goed
P
Pols- / hartslag
geen
< 100/min
> 100/min
G
Spierspanning / tonus
slap
enige flexie van de ledematen
actieve beweging van de ledematen
A
Aspect / kleur
blauw / bleek
blauw bij de extremiteiten
hele lichaam roze
R
Reactie op prikkels
geen
enige beweging
krachtig huilen
Op ieder punt kan 0, 1 of 2 punten worden gescoord. De meeste baby's komen ter wereld met een Apgar-score tussen 7 en 10 punten. Bij minder dan 4 punten is onmiddellijk ondersteunende hulp vereist. Met name de Apgar-score 5 minuten na de geboorte is van prognostisch belang voor het verdere beloop van de klinische conditie van de pasgeborene. Verder is het een heel globale maat die weinig specifieke informatie geeft. Hartslag en ademhaling zijn uiteraard het belangrijkste. Pathologiën bij obstetrie: - Polyhydramnion - Pre-eclampsie - HELLP-syndroom - Omphalocèle - Placenta previa Polyhydramnion: Polyhydramnion is een term binnen de gynaecologie die zoveel betekent als een teveel aan vruchtwater tijdens de zwangerschap. Het komt voor bij ongeveer 1% van alle zwangerschappen en geldt als aanwijzing voor een verhoogde kans op verschillende aangeboren afwijkingen. Wanneer de uterus aanzienlijk groter is dan op grond van de duur van de amennoroe kan worden verwacht, moet men aan polyhydramnion denken. Ook is de foetus moeilijke te voelen. Als de hoeveelheid vruchtwater boven de 2000 ml stijgt spreekt men van een polyhydramnion.
Pre-eclampsie: Pre-eclampsie is in de volksmond bekend onder de naam zwangerschapsvergiftiging, maar die naam wordt niet meer gebruikt. De aandoening komt bij 3-5% van de zwangeren voor die niet eerder zwanger zijn geweest. Vrouwen die eerder zwanger zijn geweest hebben een lagere kans op het ontstaan van pre-eclampsie. Vrouwen met pre-eclampsie in een eerdere zwangerschap met de dezelfde partner hebben een kans om weer pre-eclampsie te krijgen, maar over het algemeen later in de zwangerschap en milder. Oorzaken; Vooralsnog is het onbekend hoe pre-eclampsie ontstaat. Mogelijk is de groei van placentaweefsel gestoord door een soort auto-immuunreactie van de zwangere op antigenen van de aankomende vader. HELLP-syndroom: Het HELLP-syndroom is een complicatie die soms bij (menselijke) zwangerschap optreedt. HELLP is een acroniem van Hemolysis Elevated Liver enzymes and Low Platelets (hemolyse, verhoogde leverenzymen, weinig bloedplaatjes). Dit staat voor een afbraak van rode bloedcellen, een gestoorde leverfunctie en een tekort aan bloedplaatjes. HELLP is een zwangerschapscomplicatie die meestal pas na de 22-24e week van de zwangerschap ontstaat. In sommige gevallen gaat een pre-eclampsie over in HELLP in andere gevallen ontstaat HELLP plotseling uit een gezonde zwangerschap. Dertig procent van de HELLP patiënten krijgt de aandoening pas in het kraambed, meestal in de eerste 2 maar soms zelfs tot 8 dagen na de bevalling. De aandoening komt naar schatting voor bij ongeveer 1 op de 300 zwangerschappen; relatief vaker bij vrouwen die een eerste kind verwachten of die volgend kind krijgen bij een andere man. HELLP is alleen door bloedonderzoek vast te stellen. Bij vermoeden van het HELLP-syndroom is een ziekenhuisopname geïndiceerd omdat de aandoening zowel voor moeder als kind potentieel levensbedreigend is. In eerste instantie zal bedrust worden voorgeschreven. Bedrust laat de bloeddruk niet dalen, maar zorgt er wel voor dat alle energie de baby ten goede komt. Ook komt het lichaam van de vrouw tot rust. Medicatie die de bloeddruk onder controle houdt is noodzakelijk. Vaak zal het nodig zijn het kind eerder geboren te laten worden. Dat is nodig omdat de placenta de oorzaak van het ontstaan van het HELLP-syndroom is. Er is geen medicijn of dieet dat het HELLPsyndroom kan verbeteren dan wel kan voorkomen. Bevallen is de enige oplossing om het syndroom te beëindigen. Omphalocèle (navelstrengbreuk): Een Omphalocèle is een zeldzaam voorkomende aandoening aan de buik. Door een fout in de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind ontstaat er een uitstulping (cele) ter plaatse van de navel (omphalos).Via de navelstreng stulpen ingewanden en soms ook de lever naar buiten. De ingewanden zijn bekleed door een vlies waarbij de navelstreng eindigt op de Omphalocèle. De grootte van de uitstulping kan variëren van klein (een paar centimeter) tot groot (groter dan tien centimeter). Placenta previa : Een verkeerd geimplanteerde placenta, tenminste een op de verkeerde plaats geimplanteerde placenta. Indeling naar localisatie : -
-
-
Placenta previa centralis: De placenta ligt geheel over de baarmoedermond (portio). Bij de vorming van het onderste uterussegment zal de placenta losscheuren en leiden tot bloeding. Dit houdt in dat de vrouw vroeg opgenomen moet worden en een sectio caesarea moet ondergaan. Gekruist bloed moet klaarliggen voor het geval dat. Placenta previa lateralis: De placenta ligt half over het ostium van de baarmoeder heen ook hierbij geldt dat de kans op vroege bloeding groot is. Dus is een sectio noodzakelijk. Placenta previa marginalis: Alleen de rand van de placenta ligt over het ostium heen. Toch is er een grote kans op vroege bloeding namelijk bij de indaling van het hoofdje kan de placenta al loslaten. Een partus langs de natuurlijke weg is een groot risico. Lage placenta insertie: Agv. endometriumafwijkingen, myomen, littekens, congenitale uterus afwijkingen. Verschijnselen; Bloedverlies uit de vagina, zelden weeën, geen acute pijn. Pas op bij vaginaal toucher vanwege de kans op bloedingen en infectie
De diagnose van de placenta previa wordt gesteld bij de prenatale Echoscopie. Behandeling; Vooral de tweede bloeding geeft snelle Hb daling en shock . Dus transfusies en Ferro. Verder is de zwangerschapsduur van belang, zoveel mogelijk trachten een à terme zwangerschap te volbrengen.
MRI T1-plaatje: (Vetplaatje) De T1 van vet is korter dan die van water. Door de TR niet te lang te houden kan men verschillende weefsels onderscheidden. Bij een korte TR geeft vet bijvoorbeeld een sterker signaal dan water. De reden hiervoor is dat vet een kortere T1 relaxatie tijd heeft en dus een hoger percentage longtitunale magnetisatie zal hebben dan het water. Ook moet er rekening worden gehouden met de echotijd, als deze te lang word gehouden zullen er ook T2 signalen gemeten worden. T1 korte TR 250- 700 ms Korte TE 10 – 25 ms T2-plaatje: (waterplaatje) T2 is de tijd die nodig is om H na een RFpuls voor 37% met elkaar uit-fase te laten geraken. Ook T2 is deels weefselspecefiek. Hoe langer de T2 is, hoe langer een signaal wordt afgegeven en hoe lichter de stof zich zal afbeelden. Om een optimaal contrast te krijgen is het van belang dat de TE op het moment is dat er het meeste ruimte zit tussen de T2 van verschillende weefsels. De TE moet niet te snel zijn dus. Hoe meer transversalemagnetisatie er is hoe sterker het signaal, dus het is hier van belang om de TR niet te kort te houden. T2 Lange TR 2000 ms Lange TE 60 ms Pd-plaatje: PD staat voor proton density. Dus hoe groter de dichtheid van een bepaald materiaal des te meer signaal er verkregen wordt. Door een lange TR de nemen maar een korte TE worden de zogenaamde PD metingen verricht. Hierin worden weefsels met een hoge PD helder afgebeeld. Longweefsel heeft een zeer lage, spieren een zeer hoge PD. PD Lange TR 2000 ms Korte TE 10-25 ms Protonspin: Draaiing om eigen as. Precessie: Draaiing om een secundaire as. De freq. Hiervan heet ‘Lamour frquentie’. Hoe sterker het veld hoe sneller de precessie. Bij een veldsterkte van 1T is de freq. 42,58Mhz K-vlak: Simpel weg is het ‘k-vlak’ het ‘bestand’ waarin de data van de MRI word weggeschreven als het door een spoel is ontvangen-omgezet in electrische signalen. Het binnenste deel van het k-vlak bevat de constrast van het plaatje. De buitenste randen bevatten het resolutie. Totale scantijd: TR x matrix x NSA overige waarden heb je niet nodig voor het bereken van de scantijd. Spinecho: De eerste techniek (sequentie) om afbeeldingen te verkrijgen is de basistechniek ofwel de spinecho techniek of spinecho puls sequentie. Bij een spin-echo-pulssequentie wordt gebruik gemaakt van een exciterende 90° puls, welke gevolgd wordt door een refaserende 180°-puls. Deze puls wordt gevolgd door een echo. Dit geheel (90°- puls, 180°-puls, echo) wordt een aantal keren herhaald. De tijden die bepalend zijn voor het juiste contrast: - PD gewogen: Korte TE (20 ms) en lange TR - T1 gewogen: Korte TE (10-20 ms) en korte TR (300-600 ms) met 4-6 minuten scantijd - T2 gewogen: Lange TE (80 ms) en lange TR (2000 ms)
Turbo-spin-echo: Bij de turbo-spin-echosequentie is het een groot voordeel dat de scantijd wordt verkort door per excitatie meerdere refaserende 180° -pulsen op een rij en meerdere fasecoderende gradiënten na elkaar in het magneetveld aan te brengen. Bij deze techniek wordt er na elke 180° -puls een echo verkregen. Bij een turbofactor van 4 worden dus 4 extra 180o pulsen gegeven. Elke puls geeft weer een echo (hier stimulated echo genoemd) maar de echo’s worden steeds zwakker.
Turbo echo
Multislice techniek: Spinecho maakt vaak gebruik van een lange TR, tijdens deze TR kan alweer een andere plak worden aangeslagen. Hierbij moet de tweede slice niet te dicht naast de eerste liggen anders kan je een storend signaal ontvangen van de voorgaande slice. Gradiënt echo: Er word een RF puls gegeven kleiner dan 90o hierom kan de eerst volgende puls sneller worden gegeven. Deze techniek is wel extra gevoelig voor inhomogeniteits artefacten. Belangrijkste voordeel is dat er zeer korte scantijden mogelijk zijn.
Hormonen Exocrien: Hormonen worden ‘naar buiten’ afgescheiden. Endocrien:Hormonen worden in het bloed afgegeven Glandtrope hormonen: beïnvloedden andere klieren Effector hormonen: beïnvloedden lichaamsfuncties Hormoonproducerende klieren: - Hypofyse (in het Stella Turcica). Hangt als een klein aanhangseltje onder de hersenen de voorkwab heet de adenohypofyse. De hypofyse is een glandtrope omdat hij andere klieren beïnvloed. Hormonen afkomstig van de hypofyse: • Thyroïd stimulerend hormoon (TSH) • Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) • Follikel stimulerend hormoon (FSH) • Luteiniserend hormoon (vrouw) (LH) • Interstitiële-cellen stimulerend hormoon (man) (ICSH) Effector • Somatotroop hormoon (groeihormoon) (STH) • Lactotroop hormoon/prolactine • Luteotroop hormoon (LTH) De achterkwab van de hypofyse wordt de neurohyposfyse genoemd en zorgt voor de volgende hormonen: - Antidiuretisch hormoon/vasopressine, resorptie van water in de nieren Oxytocine, Contractie gladspierweefsel van de baarmoeder (weeën) en van de klierkwabben/melkafvoergangen in de mammea. Andere hormoon producerende klieren: - Ovarium/Testis - Schildklier/Bijschildklieren - Bijnier - Eilandjes van Langerhans (Pancreas)
Effecten van hypofyse hormonen: Hormoon TSH ACTH FSH Prolactine (LTH) LH/ICSH
Voor/achter Voor Voor Voor Achter Voor
Werking op Schildklier Bijnierschors Ovarium/Testis Mammae Ovarium/Testis
ADH Oxytocine
Achter Achter
Nier (nefron) Uterus en mammae
Effect T3/T4 productie Cortisol Rijping Eicel/spermatogenese Groei/lactatie Follikelrijping en ovulatie/ productie testosteron Resorptie van water Gladde spier contracties
Terugkoppeling Hypofyse/Thyroïd: Hypofyse produceert TSH, schildklier produceert T3/T4, aanwezigheid van dezen in het bloed vermindert productie TSH in hypofyse. Schildklier: Schildklier hormoon (thyronine) twee vormen, T3/T4 (T4 ook wel Thyroxine). Bevorderen de afbraak van koolhydraten, vetten. En synthese eiwitten in de cellen. Produceert ook Calcitocine, Ca2+ slaat neer op botten. Functie bijschildklieren: Als de concentratie Ca2+ onder een bepaalde waarde valt zal bijschildklier Parathormoon produceren. Hierdoor stijgt de calcium spiegel in het bloed weer. (is dus terugkoppeling met de schildklier/Calcitocine) Zwangerschapshormonen Progesteron, geproduceert door het corpus luteum in de tweede fase van de menstruatie cyclus. En tijdens de zwangerschap in grotere hoeveelheden door de placenta. Kleine hoeveelheden bij zowel mannen als vrouwen in de bijnier. Zorgt voor de beste toestand waar een eicel zich in kan otnwikkelen. Zorgt ervoor dat het proliferatiestadium overgaat in het secretiestadium Remt de afgifte van Luteïniserend hormoon (LH) door de Hypothalamus en de Hypofyse te beïnvloeden. Verkleind de kans op meerlenggeboorten. Tijdens zwangerschap samen met Oestrogeen vergrooting van de melkklieren. Embryo stoot een stof af (choriongonadotropine) die er voor zorgt dat het gele lichaam progesteron blijft produceren. Oestrogeen, zorgt voor groei van het endometrium. Word geproduceert door het follikel en later het corpus luteum. Menstruatie cyclus: Onderverdeelt in twee hoofd fasen, voor en na de eisprong •
•
1 Folliculaire fase o Hypofyse scheidt het follikel stimulerend hormoon (FSH) af, stimuleerd follikel tot groei. Tijdens deze cyclus word er Oestrogeen geproduceert. Dit zorgt voor groei van het endometrium (proliveratie fase van de menstruele cylus) Als het grootste follikel een diameter van 20mm heeft zal LH pieksgewijs geproduceert worden, dit zorgt voor Ovulatie. 2 Lutale fase o Onder invloed van luteiniserend hormoon zal het follikel (nu ‘gele lichaam’ / corpus luteum) progesteron poduceren dit zal enkele dagen aanhouden. Progesteron zorgt voor de secretie van de slijmvliezen in de baarmoeder slijmvlies, daarom ook wel de secretoire fase. Als het corpus luteum ten onder gaat doordat het niet word ondersteund door de productie van hCG (zwangerschapshormoon) zal het endometrium ten gronde gaan. o Wel zwangerschaps hormoon hCG Corpus Luteum zal nog tijdelijk bestaan waardoor progesteron geproduceert blijft worden tot ongeveer 7-8e week van de zwangerschap. Hierna neemt de placenta de productie over.
Overige Begrippen: HCG: Choriongonadotrofine of hCG ofwel Human chorionic gonadotropin is een hormoon dat wordt geproduceerd tijdens een zwangerschap. Vanaf de innesteling gaat de bevruchte eicel HCG produceren. In de urine van de vrouw is dit soms al 2 weken na de bevruchting aantoonbaar (1 dag overtijd). Zwangerschapstesten zijn hierop gebaseerd. syndroom van potter: zeldzame aangeboren aandoening met als voornaamste kenmerk afwezigheid van nierweefsel en ernstige misvorming van de nieren. Calcitonine: Calcitonine is een schildklierhormoon. Aanvankelijk werd verondersteld dat het door de bijschildklier werd geproduceerd, maar later bleek de schildklier de bron te zijn. In zoogdieren wordt het geproduceerd in de C-cellen van de schildklier; bij andere gewervelde dieren in het ultimobranchiaal lichaam. Werking; Calcitonine remt de afbraak van botweefsel. De productie en uitstorting ervan worden bevorderd door hoge calciumconcentraties in het bloed, die onder meer het gevolg kunnen zijn van botnecrose door osteoporose. Ook remt calcitonine de lactatie. Graves: (Ziekte van Basedow en Ziekte van Graves-Basedow). De ziekte van Graves is de verzamelnaam voor drie vormen van deze schildklieraandoening: - Graves’ hypertheoïdie: een te snel werkende schildklier - Graves’ ophthalmopathie: een oogaandoening - Pretibiaal myxoedeem: verdikking van de huid op de scheenbenen De ziekte van Graves is een auto-immuun ziekte. Normaal beschermt het afweersysteem het lichaam. Maar door een auto-immuunziekte richt het afweersysteem zich tegen (delen van) het lichaam. Bij de ziekte van Graves richt het afweersysteem zich tegen de schildklier. De schildklier is een orgaantje dat in de hals zit en schildklierhormonen afgeeft. Schildklierhormonen zorgen ervoor dat voedsel wordt opgenomen en in energie wordt omgezet. Bij de ziekte van Graves gaat de schildklier te hard werken waardoor er teveel schildklierhormonen worden afgegeven. Kenmerken van de ziekte van Graves kunnen zijn: - vergrote schildklier (krop) - aangedane oogspieren (ogen puilen uit) - verdikking van de huid op de scheenbenen - gewichtsverlies - overmatige transpiratie - versnelde hartslag Hashimoto: De ziekte van Hashimoto is de meest voorkomende vorm van ontsteking van de schildklier (thyreoiditis) en de voornaamste oorzaak van hypothyreoïdie. Vijf procent van alle mensen krijgt hiermee te maken, met name ouder wordende vrouwen.Hashimoto wordt veroorzaakt door een probleem met het immuunsysteem. Het immuunsysteem beschermt het lichaam tegen bacteriën en virussen. Bij de ziekte van Hashimoto valt het immuunsysteem het eigen lichaam aan. Er worden dan antistoffen gemaakt die de schildklier beschadigen zodat er onvoldoende hormonen kunnen worden aangemaakt. Auto-immuunziekten kunnen erfelijk bepaald zijn en komen bij vrouwen meer voor dan bij mannen. Ziekte van Cushing: Bij ziekte van Cushing is er sprake van een overproductie van hormonen (steroïden, ACTH) van de bijnierschors. Dit kan komen door een tumor in de bijnier zelf of elders in het lichaam, welke vervolgens de bijnier te sterk prikkelt. Als de tumor in de hypofyse zit spreekt men niet van het Cushing syndroom, maar van de ziekte van Cushing. In de meeste gevallen wordt dit syndroom echter veroorzaakt door grote hoeveelheden geneesmiddelen waarin steroïden zijn verwerkt en die voor andere aandoeningen worden gebruikt, zoals rheumatoïde artritis en astma. Het gezicht wordt bij deze ziekte bol en rood (vollemaansgezicht) en er vindt meer afzetting van vet op de romp plaats, terwijl de armen en benen dun blijven door verlies van spierweefsel. Er ontstaan onderhuidse bloedingen, de spieren worden slapper, het bot verliest zijn stevigheid, puistjes verschijnen en bij vrouwen soms haargroei. De meeste mensen voelen zich zwak en vermoeid, de huid kan vlekkerig worden en dikwijls verschijnen er spontaan blauwe plekken op armen en benen. Ook zijn er paarse strepen op de buik die lijken op zwangerschapsstrepen als gevolg van de sterke rek van de huid. Botten worden dun en kunnen gemakkelijk breken. Vrouwen met dit syndroom krijgen een zwaardere stem, een mannelijke lichaamsbeharing en worden niet meer ongesteld. Mannen worden impotent en verliezen hun haar. Zowel mannen als vrouwen verliezen hun libido.
Splenomegalie: (Milt-vergroting)Vergroting (= megalie) van de milt. Er zijn te veel bloed en bloedlichaampjes in de milt, waardoor een tekort daaraan ontstaat in de bloedcirculatie en de milt verstopt kan raken. Hierdoor ontstaat een verdere toename van de hoeveelheid bloed en bloedlichaampjes in de milt, etc. (vicieuze cirkel). Mogelijke verschijnselen (o.a.) - vergrote milt, verminderde milt-functie, bloedarmoede (= anemie), toename aantal abnormale bloedcellen, verminderde afweer waardoor vergrote kans op infecties Hodgkin: Hodgkin-lymfoom (de ziekte van Hodgkin) Het Hodgkin-lymfoom is de nieuwe naam voor 'de ziekte van Hodgkin'. Het Hodgkin-lymfoom is een vorm van kanker van het lymfestelsel. In Nederland wordt per jaar bij ongeveer 350 volwassenen (jaar 2005) de diagnose Hodgkin-lymfoom vastgesteld. Gelet op de leeftijd komt de ziekte: - tussen 20 en 35 jaar relatief vaak voor - tussen de 35 en 50 jaar minder vaak voor - boven de 50 jaar vaker voor naarmate de leeftijd stijgt Het Hodgkin-lymfoom komt bij mannen iets vaker voor dan bij vrouwen. Hypo en hyper: Bij diabetes, symptomen: Hypo: Hyper: - Hangerig/bleekheid - Dorst - lusteloos/moe - Droge tong - hongerig - Vaak plassen - Hoofdpijn - Moeheid/slaperig - Beven - Hangerig - Wazig/ slecht zien - Duizeligheid - Wisselend humeur - Zweten
komt nog meer, komt nog meer Bent nog niet klaar hiero
Succes allemaal ! ☺