J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Subjectiviteit en bias in risicoschattingen op basis van kans en impact
Auteur :
J.R. van Barneveld, 363332 Begeleider: A. Babeliowsky Studie: EUR, ESAA, Posinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory Datum: 31-12-2014 Plaats: Amsterdam Gebruik met bronvermelding toegestaan © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
0
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Inhoudsopgave
Samenvatting ....................................................................................................... 2 1 Inleiding ............................................................................................................ 4 1.1 Aanleiding ................................................................................................... 4 1.2 Doelstelling/probleemstelling ......................................................................... 5 1.3 Onderzoeksopzet en verantwoording ............................................................... 6 2 Beschrijving risicobeoordelingsproces .................................................................... 8 2.1 Ontwikkelen van beoordelingscriteria (develop assessment criteria) .................... 8 2.2 Beoordelen van risico’s (assess risks) ............................................................ 11 3 De risicomatrix ................................................................................................. 12 4 Risicoperceptie: De psychologische benadering..................................................... 16 4.1 Psychologische benadering: heuristieken ....................................................... 16 4.1.1 Bevestigingsheuristiek (confirmation bias) ............................................... 16 4.1.2 Ankerheuristiek (anchoring & adjustment) ............................................... 16 4.1.3 Representativiteitsheuristiek (Representativeness bias) ............................. 17 4.1.4 Beschikbaarheidsheuristiek (availability bias) ........................................... 20 4.2 Psychologische benadering: Het psychometrische paradigma ........................... 21 5 Risicoperceptie: De antropologische / sociologische benadering .............................. 26 7 De conclusie: Subjectiviteit en bias, wat is er aan te doen? .................................... 29 Literatuurlijst ...................................................................................................... 32
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
1
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Samenvatting Elke organisatie probeert de risico’s te beheersen die de realisatie van de doelstellingen van de organisatie bedreigen. Om de risico’s te kunnen beheersen zullen deze geïdentificeerd moeten worden en beoordeeld. Bij het beoordelen van risico’s wordt vaak gebruikt gemaakt van een kwalitatieve benadering waarbij waardes worden toegekend aan de kans dat het risico optreedt en aan de impact die het risico heeft op de organisatie wanneer het risico zich manifesteert. Op basis van de toegekende waardes wordt uiteindelijk een definitief risico-oordeel bepaald. Veelal wordt voor een kwalitatieve benadering gekozen omdat het niet mogelijk is of zinvol risico’s te kwantificeren. Zo kan de informatie ter ondersteuning van de kwantificering van een risico ontbreken of te kostbaar zijn om te verkrijgen. Een hulpmiddel dat vaak in een kwalitatieve benadering wordt gebruikt is de risicomatrix. In de risicomatrix worden de risico’s geplot op basis van de toegekende waarden. In de rechterbovenhoek de grootste risico’s en in de linkerbenedenhoek de kleinste. Op basis van de uitkomsten van de risicomatrix kunnen vervolgens de risico’s worden geprioriteerd en kunnen middelen worden toegewezen voor het mitigeren van deze risico’s. Bij een kwalitatieve benadering bepaalt voornamelijk de perceptie die individuen hebben van de kans en impact van het risico het uiteindelijke risico oordeel. Bij risicoperceptie speelt echter subjectiviteit een grote rol. In dit referaat wordt ingegaan op de mate waarin deze subjectiviteit voor individuele verschillen zorgt en welke factoren hierbij een rol spelen. Naast een beschouwing op de risicomatrix zelf wordt hier vanuit een psychologische benadering en een antropologische/sociologische benadering inzicht in gegeven. De vormgeving van de risicomatrix kan de door subjectiviteit veroorzaakte verschillen versterken. Bij het gebruik van risicomatrices kunnen de schalen bijvoorbeeld niet eenduidig zijn beschreven. Gebruikers interpreteren de schalen vervolgens op verschillende manieren waardoor de uitkomsten kunnen variëren. De psychologische benadering laat zien dat heuristieken een rol spelen in het schattingsproces en dat er verschillende factoren zijn die de risicoperceptie kunnen beïnvloeden. Heuristieken zijn vuistegels die mensen gebruiken om tot de oplossing van een probleem te komen. Mensen maken gebruik van heuristieken wanneer hen de vraag wordt gesteld wat de kans is dat een risico optreedt of wat de impact van het risico is. Heuristieken kunnen hierbij een handig hulpmiddel zijn die veel tijd en moeite besparen om deze vragen te beantwoorden. Helaas kunnen heuristieken ons ook op een dwaalspoor brengen. In dit referaat worden meerdere heuristieken besproken die een verstorend effect kunnen hebben bij het schatten van kans en impact van een risico. Dit zijn de bevestigings-, anker-, representativiteits- en beschikbaarheidsheuristiek. Met het psychometrisch paradigma zijn meerdere factoren geïdentificeerd die risicoperceptie beïnvloeden en deze versterken of verzwakken. Enkele van deze factoren worden belicht zoals vrijwilligheid, beheersbaarheid, vertrouwdheid en gewenning. Daarnaast wordt stilgestaan bij de rol van de media op risicoperceptie en de vraag of experts en leken nu verschillend te werk gaan bij het schatten van risico’s. Het psychometrische paradigma kan echter onvoldoende verklaren waarom er verschillen bestaan tussen individuele risicopercepties. De antropologische/sociologische benadering verschaft aanvullende inzichten die deze verschillen verder verklaren. Zo blijkt dat de sociale en culturele context mede bepaalt hoe men tegen risico’s aankijkt. Levenswijzen, geloofsovertuigingen en opvattingen over rechtvaardigheid beïnvloeden de risicoperceptie en kunnen verschillen in risicoperceptie veroorzaken. Ook sociaal demografische factoren en persoonlijke eigenschappen zijn van invloed op risicoperceptie. Om te begrijpen hoe men risico’s percipieert en hoe met risico’s wordt omgegaan is het noodzakelijk de sociale en culturele omgeving en context in ogenschouw te nemen Naast psychologische factoren zijn dus ook sociaal-culturele factoren van invloed op risicoperceptie. Dit vraagt om een meer interdisciplinaire aanpak voor een beter begrip van risicoperceptie. In dit referaat worden verschillende factoren vanuit verschillende paradigma’s besproken die in een multidisciplinaire aanpak zouden kunnen worden meegenomen. © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
2
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Wanneer men risicomatrices gebruikt bij het beoordelen van risico’s op basis van kans en impact dienen de verschillende factoren ook in ogenschouw te worden genomen. Verschillende factoren kunnen namelijk individuele verschillen verklaren in risicoperceptie van eenzelfde risico. Sommige van deze factoren kunnen voor onrealistische schattingen van risico’s zorgen. Het is belangrijk dat men hier bij stil staat wanneer men de uitkomsten van de risicobeoordeling gebruikt voor de volgende stappen in het risicomanagementproces. Het beoordelen van risico’s met behulp van risicomatrices is geen exacte wetenschap maar dient als hulpmiddel te worden gezien voor het nemen van beslissingen in het risicomanagementproces. In het beoordelingsproces zelf moet geprobeerd worden de negatieve gevolgen die de verschillende factoren kunnen hebben op het realistisch beoordelen van risico’s op basis van kans en impact zoveel mogelijk te verzachten. Het begint hier bij het besef dat, bij een kwalitatieve benadering van het beoordelen van risico’s, subjectiviteit een grote rol speelt. Door vooraf gebruikers van risicomatrices hier op te wijzen en achteraf de uitkomsten te bespreken zullen de gevolgen van subjectiviteit transparanter worden gemaakt. De inzichten uit dit referaat kunnen gebruikt worden om mensen bewust te maken van de verstorende effecten die kunnen optreden in een kwalitatieve benadering van risicobeoordeling en die waar mogelijk te verzachten. Bijvoorbeeld door de schalen en categorieën van een risicomatrix zo op te stellen dat deze zo eenduidig mogelijk door de gebruikers worden geïnterpreteerd, reflecterende vragen voor te leggen met betrekking tot heuristieken en bij het bespreken van de uitkomsten verschillende aspecten mee te nemen die eventuele verschillen kunnen verklaren zoals de rol van de media en algemene opvattingen.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
3
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Als een organisatie haar doelstellingen wil realiseren dan zal ze de risico’s, die het realiseren van deze doelstellingen in de weg kunnen staan, proberen te beheersen. Veel organisaties maken gebruik van een Enterprise Risk Management (ERM) raamwerk voor de interne controle en interne beheersing van hun risico’s. In de afgelopen jaren hebben verschillende externe factoren geleid tot een verhoogde belangstelling in ERM. Verschillende overheden en andere toezichthoudende instanties kijken met veel belangstelling naar het beleid en de procedures van bedrijven die toezien op de risicobeheersing. Bedrijven dienen steeds meer inzichtelijk te maken hoe zij hun ERM processen aanpakken en inrichten. Een internationaal geaccepteerd raamwerk voor ERM is het door de Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO) in 2004 opgestelde ERM Integrated framework.
Figuur 1: COSO ERM Cube (COSO, 2004) Een belangrijk element van ERM en van dit raamwerk is het beoordelen van risico’s. In de component Risk Assessment worden risico’s geïdentificeerd en geanalyseerd. Alhoewel risico’s vaak ongrijpbaar zijn, wordt geprobeerd risico’s realistisch te schatten. Een veelgebruikt hulpmiddel hierbij is de risicomatrix. Met behulp van de risicomatrix worden risico’s geclassificeerd op basis van kans en impact. Ook COSO geeft aan dat het proces van risicoanalyse veelal verloopt door het formeel dan wel informeel beoordelen van de ‘likelihood’ van het risico en het schatten van de ‘impact’ ervan. Op basis van de uitkomsten hiervan kan men vervolgens de risico’s prioriteren. Risicomatrices waarbij op basis van de dimensies kans en impact risico’s geclassificeerd worden, impliceren een bepaalde mate van systematisch, rationeel en calculerend handelen. Al in het eerste jaar van de postinitiële opleiding Internal Auditing & Advisory, in het kader waarvan dit referaat wordt geschreven, wees Urjan Claasen zijn studenten in zijn college en in zijn boek (2009) echter al op een vijftal psychologische effecten die van invloed zijn op de menselijke besluitvorming en beoordelingsvermogen (Kanheman & Tversky, 1979). Ook bij het gebruik van risicomatrices zullen dit soort effecten een rol kunnen spelen. Dit impliceert dat het schatten van risico’s op basis van kans en impact met behulp van risicomatrices niet altijd zo systematisch, rationeel en calculerend verloopt als dat het instrument op het eerste gezicht doet vermoeden. Ook in mijn eigen organisatie merkte ik dat bij het categoriseren van risico’s op basis van kans en impact tussen mijn directe collega’s verschillen bestonden. Tussen de medewerkers van het Nederlandse kantoor en het Franse en Belgische kantoor bleken deze verschillen alleen nog maar groter. Door samen de uitkomsten te bespreken kwamen we erachter dat dit in ons geval voornamelijk kwam omdat de risico’s verschillend werden gepercipieerd en dat de criteria niet door iedereen hetzelfde werden geïnterpreteerd. De oorzaken van deze verschillen kunnen voor een gedeelte gevonden worden in de psychologische en sociologische effecten die van invloed zijn op het schatten van risico’s en de © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
4
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
oordeelsvorming eromheen. Het COSO raamwerk gaat niet in op de manieren waarop dit kan gebeuren of, voor zover dat mogelijk is, kan worden voorkomen. Ook overige instanties en toezichthouders gaan, in bijvoorbeeld ondersteunende documentatie of richtlijnen, maar weinig in op de sociale en psychologische effecten die hieraan ten grondslag liggen en mogelijk een verstorende werking kunnen hebben op risicoschattingen. Met behulp van dit referaat wil ik inzicht verschaffen in de psychologische en sociologische effecten die van invloed kunnen zijn op het schatten van risico’s op basis van kans en impact. Op basis van deze inzichten zullen handreikingen worden gegeven als aanvulling op de component ‘risk assesment’ uit het COSO raamwerk. Het doel van deze handreikingen is tweeledig. Ten eerste is het de verwachting dat door deze handreikingen de risicobeoordelaars in de praktijk zich bewust worden van mogelijke psychologische en sociologische effecten en daardoor risico’s realistischer zullen schatten. Daarnaast kunnen de handreikingen van nut zijn voor de risicobeslissers oftewel degene die op basis van de uitkomsten van risicomatrices beslissingen nemen. Wanneer zij op de hoogte zijn van mogelijke psychologische en sociologische effecten kan dit worden meegenomen in de interpretatie van de uitkomsten uit de risicomatrices.
1.2 Doelstelling/probleemstelling Zoals in de vorige paragraaf werd aangeven zal dit referaat zich richten op de psychologische en sociologische effecten die kunnen optreden bij het schatten van risico’s met behulp van risicomatrices op basis van kans maal impact. Deze effecten kunnen er voor zorgen dat de inschatting van het risico afwijkt van het werkelijke risico. Bij het categoriseren van de risico’s kan hierdoor een onjuist of niet betrouwbaar beeld ontstaan. Dit kan gevolgen hebben op de overige activiteiten in het risicobeoordelingsproces, zoals het prioriteren van risico’s, en uiteindelijk de effectiviteit van het risicomanagement negatief beïnvloeden. Bovenstaande is vertaald in de volgende probleemstelling: Welke psychologische en sociologische factoren beïnvloeden het schatten van risico’s, waarbij gebruik wordt gemaakt van risicomatrices met de dimensies kans en impact, en hoe kunnen de negatieve effecten van deze factoren zo veel mogelijk worden voorkomen? Om deze vraag te beantwoorden moet duidelijk worden welke sociologische en psychologische factoren van invloed zijn op het beoordelingsproces van risico’s met behulp van risicomatrices met de assen kans en impact en hoe de effecten van deze factoren nu het proces kunnen verstoren. Uit het vooronderzoek is gebleken dat verstorende effecten kunnen worden teruggevoerd op factoren die gerelateerd zijn aan de risicomatrix zelf en factoren gerelateerd aan het begrip risicoperceptie. Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden dienen de volgende drie deelvragen te worden beantwoord. 1. Welke sociologische en psychologische factoren met betrekking tot risicomatrices kunnen het proces van risicoschatting beïnvloeden? 2. Welke sociologische en psychologische factoren met betrekking tot risicoperceptie kunnen het proces van risicoschatting beïnvloeden? 3. Hoe kunnen sociologische en psychologische effecten die verstorend werken bij het schatten van risico’s zo veel mogelijk worden voorkomen? De doelstelling van dit onderzoek kan als volgt worden samengevat: Inzicht verschaffen in de sociologische en psychologische effecten, met betrekking tot de begrippen risicomatrices en risicoperceptie, welke verstorend kunnen werken bij het schatten van risico’s op basis van kans en impact door theorieonderzoek te verrichten en de resultaten hiervan te bundelen in één theoretisch kader.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
5
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
1.3 Onderzoeksopzet en verantwoording Om de probleemstelling en bijbehorende deelvragen te beantwoorden is een literatuuronderzoek verricht naar de invloed van sociologische en psychologische factoren met betrekking tot de begrippen risicomatrices en risicoperceptie. Op basis van het verrichte vooronderzoek heeft het literatuuronderzoek naar risicoperceptie zich gericht op de psychologische en de antropologische/sociale benadering. De theorie en de hieruit opgedane inzichten zijn vervolgens door middel van interviews getoetst. Quotes uit deze interviews zijn in het theoretische gedeelte opgenomen ter illustratie en bevestiging. Verderop in deze paragraaf wordt het literatuuronderzoek en de interviews verder besproken. Op basis van de opgedane inzichten uit de literatuur en de uitkomsten van de interviews worden in de conclusie van dit referaat praktische handreikingen gegeven. Het doel van deze handreikingen is de lezer inzicht te verschaffen en bewust te maken van de sociologische en psychologische verstorende effecten die kunnen optreden bij het schatten van risico’s op basis van kans en impact met behulp van risicomatrices. De achterliggende gedachte hierbij is dat het verschaffen van inzicht bijdraagt aan het beter kunnen omgaan met eventuele verstorende factoren binnen de component ‘riskassesment’ van het COSO ERM- integrated framework zodat risico’s realistischer kunnen worden geschat en uitkomsten van risicomatrices beter kunnen worden geïnterpreteerd. Bovenstaande onderzoeksopzet is grafisch weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 2: onderzoeksmodel
Binnen het literatuuronderzoek is voornamelijk gebruik gemaakt van wetenschappelijke artikelen. Er is een bewuste keuze gemaakt om artikelen uit verschillende wetenschappelijke disciplines te gebruiken aangezien risicoperceptie door een veelvoud aan factoren wordt beïnvloed. Juist om dit aan te tonen is het niet mogelijk om het onderzoek voor dit referaat te beperken tot een enkel paradigma. In de literatuurlijst zijn dan ook artikelen uit verschillende disciplines te vinden zoals de psychologie, antropologie en filosofie. De wetenschappelijke artikelen zijn gevonden met behulp van Google Scholar. Google Scholar is een internetzoekmachine waarvan de index de meeste online tijdschriften van de grootste wetenschappelijke uitgevers van Europa en Noord-Amerika bevat. Door met een VPN-verbinding in te loggen op het universitaire netwerk van de Erasmus universiteit, is het mogelijk om de wetenschappelijke artikelen te benaderen en vanaf thuis bureauonderzoek te verrichten. Bij het zoeken naar literatuur is het belangrijk om af te bakenen wat er gezocht moet worden en hoeveel er gezocht moet worden. Aangezien er vanuit diverse wetenschappelijke paradigma’s over bijvoorbeeld risicoperceptie is geschreven, is het aanbod van artikelen enorm. Het vinden van © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
6
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
artikelen is dan ook geen probleem geweest tijdens het literatuuronderzoek. Echter vergt het lezen en analyseren van alle artikelen vervolgens veel tijd. Een goede afbakening vooraf kan tijd besparen bij het lezen en analyseren van de artikelen. In de eerste fase van het literatuuronderzoek bleek de scope van het onderzoek te breed. Zo is bijvoorbeeld ook gezocht naar theorieën over risicohouding omdat de aanname was dat deze de risicoperceptie zou beïnvloeden. Risicohouding houdt echter verband met het nemen van risico’s maar niet met het waarderen van risico’s en viel daarmee buiten de scope van dit referaat. Ondanks de verdere afbakening van het onderzoek blijft de scope van het onderzoek breed. De brede insteek van het onderzoek vormt tevens de grootste beperking van het onderzoek. Het is namelijk lastig gebleken volledig te zijn. Veel factoren die invloed kunnen hebben op het schatten van risico’s, zoals groepsdynamiek, blijven in dit referaat onbesproken of worden maar kort aangestipt. De resultaten van het literatuuronderzoek en de in dit referaat geciteerde artikelen vormen slechts het puntje van de ijsberg. Ondanks de op sommige punten beperkte diepgang wordt in dit referaat een breed overzicht van factoren weergegeven die risicoperceptie beïnvloeden en worden de belangrijkste benaderingen behandeld. Het onderzoek biedt voldoende aanknopingspunten voor mensen die beroepsmatig met risicoschattingen te maken hebben en zich hier verder in willen verdiepen of de inzichten uit het referaat praktisch willen toepassen. Om vast te kunnen stellen of de gevonden factoren uit het literatuuronderzoek ook daadwerkelijk worden ervaren, zijn de uitkomsten uit het literatuuronderzoek getoetst aan de praktijk. De toetsing is beperkt aangezien het een relatief klein aantal personen betreft. Om toch een algemeen beeld te kunnen verkrijgen, zijn bij de selectie van interviewkandidaten, bewust personen geselecteerd die op verschillende manieren met risicoschattingen te maken hebben en werkzaam zijn bij verschillende soorten ondernemingen. De kans is klein dat deze personen een psychologische of sociologische achtergrond hebben. Er is dan ook aangenomen dat zij zich niet bewust waren van mogelijke verstorende psychologische of sociologische effecten. Dit maakt het mogelijk te toetsen of de onderzoeksresultaten uit het literatuuronderzoek tot nieuwe inzichten leidt bij de geïnterviewde personen. Waren er personen geselecteerd die zich meer bewust zouden zijn van psychologische en sociale verstorende factoren, bijvoorbeeld mensen met een psychologische achtergrond, dan zou dit waarschijnlijk veel minder het geval zijn geweest.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
7
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
2 Beschrijving risicobeoordelingsproces Alvorens de theorie aangaande risicomatrices en risicoperceptie wordt behandeld zal eerst het risicobeoordelingsproces worden beschreven zodat er een beeld ontstaat waar de problematiek die in dit referaat wordt besproken zich afspeelt. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van beschrijvingen van de component ‘risk assesment’ uit het COSO ERM raamwerk aangevuld met voorbeelden uit het onderzoek ‘risk assesment in practice’ (Curtis & Carey, 2012) uitgevoerd in opdracht van COSO. Tevens zal in dit hoofdstuk worden getracht antwoord te geven op de vraag welke dimensie, kans of impact, de grootste rol heeft in dit proces. Het begrip risico kan gedefinieerd worden als een gebeurtenis die een negatief of positief effect heeft op het bereiken van de organisatiedoelstellingen (Claassen, 2009). Gebeurtenissen met een positief effect vormen kansen. In dit referaat worden alleen de gebeurtenissen met negatieve effecten als risico gezien. In de component ‘risk assesment’ worden dit soort risico’s beoordeeld. In onderstaande figuur zijn de verschillende activiteiten opgenomen die binnen deze component worden uitgevoerd. Van deze activiteiten zal het ontwerpen van de beoordelingscriteria (develop assesment criteria) en het beoordelen van de risico’s (asses risks) worden besproken.
Figuur 3: asses Risks Process Flow Diagram (Curtis & Carey, 2012)
2.1 Ontwikkelen van beoordelingscriteria (develop assessment criteria) De eerste activiteit in de risicobeoordeling is het ontwikkelen van een gemeenschappelijke set van beoordelingscriteria die kan worden toegepast binnen de organisatie. Traditioneel worden kans en impact gehanteerd. Dit zijn belangrijke maatstaven maar ze schetsen niet het totale plaatje. Naast kans en impact kan ook gebruik worden gemaakt van extra dimensies zoals de snelheid waarmee een risico zich manifesteert. In dit referaat worden enkel de maatstaven kans en impact meegenomen. Binnen de organisatie moeten de risico’s met elkaar kunnen worden vergeleken en geaggregeerd kunnen worden om zo een totaal risicobeeld van de organisatie te schetsen. Bij het meten van risico’s is het daarom noodzakelijk bepaalde standaarden te hanteren voor het meten van de kans en de impact (Curtis & Carey, 2012). De gehanteerde schalen voor het meten van risico’s op de dimensies kans en impact moeten zodanig zijn opgesteld zodat zij consistent geïnterpreteerd en toegepast kunnen worden. Hoe uitgebreider de schalen zijn beschreven des te eerder zullen deze door de verschillende gebruikers op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. De uitdaging bij het beschrijven van de schalen ligt bij het vinden van de juiste balans tussen eenvoud en volledigheid. De schalen zouden een zinvolle bijdrage moeten leveren aan het rangschikken en prioriteren van de risico’s. Vijfpuntschalen leiden tot een betere spreiding dan driepuntschalen. Tienpuntschalen impliceren echter een precisie die meestal niet gerechtvaardigd is waardoor de beoordelaars van risico’s tijd verkwisten bij het maken van onderscheid tussen een score van zes of zeven terwijl het verschil onbeduidend en onverdedigbaar is (Curtis & Carey, 2012). Elke organisatie is verschillend en de schalen voor kans en impact zouden moeten worden aangepast aan de sector, grote, complexiteit en cultuur van de betreffende organisatie (Curtis & Carey, 2012). Voor de begrippen kans en impact zal hieronder worden besproken hoe een organisatie dit kan doen.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
8
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Impact verwijst naar de mate waarin een gebeurtenis de onderneming kan beïnvloeden. Criteria voor het beoordelen van de impact kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten zoals financiële, wettelijke, gezondheids, veiligheids, beveiligings, milieu, personeels, cliënt of operationele aspecten. Meestal definiëren ondernemingen impact door gebruik te maken van een combinatie van verschillende aspecten. Sommige risico’s raken de onderneming financieel terwijl andere risico’s een grotere impact op de reputatie of de veiligheid en gezondheid kunnen hebben. Bij het toewijzen van een impactwaardering wordt de hoogste waardering van de afzonderlijke categorieën genomen. Als bijvoorbeeld aan één van de criteria een score van vijf is gegeven dan wordt de waardering op vijf gesteld ook al valt de waardering op andere criterium lager uit. Hieronder is een voorbeeld weergegeven van een schaal met impactcriteria.
Figuur 4: Voorbeeld impact schaal (Curtis & Carey, 2012) De kans vertegenwoordigt de mogelijkheid dat een bepaalde gebeurtenis optreedt. De kans kan worden uitgedrukt in kwalitatieve termen (frequent, waarschijnlijk, mogelijk onwaarschijnlijk zeldzaam), als een kanspercentage, of als frequentie. Bij het gebruik van numerieke waardes, of het nu een percentage of een frequentie betreft, zou de relevante tijdsperiode moeten worden gespecificeerd. Bijvoorbeeld de jaarlijkse frequentie of de meer relatieve kans dat een gebeurtenis optreedt gedurende de looptijd van een project of levensduur van vaste activa. Soms beschrijven ondernemingen kans in meer persoonlijke en kwalitatieve termen als "gebeurtenis zal naar verwachting enkele malen optreden in de loop van een carrière" of "gebeurtenis niet verwacht in de loop van een carrière."
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
9
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
In figuur 5, op de volgende pagina, is een voorbeeld weergegeven van een schaal met kanscriteria
Figuur 5: Voorbeeld kans schaal (Curtis & Carey, 2012) Wanneer de schalen met beoordelingscriteria voor de dimensies kans en impact zijn vastgesteld, kunnen de risico’s worden beoordeeld. Bij het beoordelen van risico’s zou kunnen worden aangenomen dat de dimensies kans en impact beide even zwaar wegen maar is dit wel het geval? Om hier meer inzicht in te verschaffen zullen hieronder verschillende studies en inzichten kort de revue passeren. Onderzoek op het gebied van verliesverzekering (Kunreuther & Pauly, 2004) toont aan dat niet de grootte van een potentieel verlies bepaalt of mensen vrijwillig een verzekering kopen maar de kans dat een verlies zich voordoet. Criminologisch onderzoek wijst uit dat de (gepercipieerde) kans om gepakt te worden een grotere afschrikwekkende werking heeft dan de zwaarte van de straf (Lochner, 2007). Studies naar gokgedrag laten zien dat fixatie op de kans op verlies kan leiden tot irrationeel gedrag waarbij mensen de voorkeur geven aan een ongunstige gok boven een zeker verlies (Hershey & Schomaker, 1980) Er zijn echter ook studies naar risicogedrag van managers verricht die suggereren dat de grootte van de potentiele schade in de hoofden van managers een grotere rol speelt dan de kans op schade (March & Shapira, 1987). In een onderzoek onder IT auditors is aangetoond dat schade en kans niet evenveel bijdragen aan het gepercipieerde risico (Nuijten, Zwiers & van der Pijl, 2008). Gesuggereerd wordt dat informatie aangaande kans en schade onafhankelijk van elkaar de risicoperceptie beïnvloedt. Dit zou erop kunnen wijzen dat het in het mentale verwerkingsproces moeilijk is voor mensen om kans en schade informatie op een juiste manier met elkaar in verband te brengen. De dimensie kans is dominant in situaties waar managers het gevoel hebben dat ze veel grip hebben op de uitkomst van een activiteit. De dimensie impact is dominant waar zij het gevoel hebben weinig invloed op de uitkomst te hebben (Forlani, 2002). Een verklaring voor de dominantie van impact kan zijn dat dat dit makkelijker te conceptualiseren zou zijn dan kans (Nuijten, Zwiers en van der Pijl, 2008). Mentale visualisatie zou dan een rol gaan spelen. De ervaring van een persoon zou kunnen bijdragen bij het visualiseren van kansen en schades. De ervaring die de persoon heeft zou dan bepalen welke van de twee, kans of schade, de dominante factor bij risicoperceptie is. Sommige van de bovenstaande studies geven aan dat kans op een verlies de dominante factor is terwijl andere studies de grootte van de schade als dominante factor bestempelen. Op de vraag welke dimensie nu zwaarder weegt bij het beoordelen van risico’s is dus geen eenduidig antwoord te geven en is mede afhankelijk van de context. In dit referaat zal hier verder geen specifiek onderscheid in worden gemaakt. © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
10
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
2.2 Beoordelen van risico’s (assess risks) Het beoordelen van risico’s bestaat uit het toekennen van waarden aan de geïdentificeerde risico’s met behulp van de gedefinieerde beoordelingscriteria. Dit kan worden uitgevoerd in twee fasen (Curtis & Carey, 2012). In de eerste fase wordt een screening van de risico's uitgevoerd met behulp van kwalitatieve technieken. De kwalitatieve beoordeling bestaat uit het beoordelen van elk risico aan de hand van de opgestelde schalen voor kans en impact zoals beschreven in de vorige paragraaf. In de tweede fase kan vervolgens een meer kwantitatieve analyse van de belangrijkste risico’s worden uitgevoerd. Deze dienen wel geschikt te zijn voor een kwantitatieve benadering. Het is namelijk niet voor alle risico’s zinvol of mogelijk deze te kwantificeren. Voor het uitvoeren van kwantitatieve analyse zijn numerieke waarden vereist voor zowel impact als kans welke zijn afgeleid van gegevens uit verschillende bronnen (Curtis & Carey, 2012). In dit referaat wordt de kwalitatieve benadering van risicobeoordeling besproken.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
11
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
3 De risicomatrix Een veel gebruikt instrument bij het beoordelen van risico’s is de risicomatrix. In dit hoofdstuk zal behandeld worden wat een risicomatrix is, hoe deze gebruikt wordt en wanneer deze gebruikt wordt. De risicomatrix is een simpel spreadsheetmodel en bestaat minimaal uit twee rijen en kolommen. In figuur 6 is een voorbeeld van een risicomatrix opgenomen. Meestal bestaat de matrix uit vier of vijf rijen en kolommen. De rijen en kolommen definiëren de verschillende gradaties van kans en impact. De cellen in de matrix zijn gekoppeld aan verschillende risicoscores. Hoe hoger de score des te hoger het risico.
Figuur 6: voorbeeld risicomatrix De risicomatrix is eenvoudig en intuïtief te gebruiken. Over het algemeen heeft een ieder wel een beeld bij een risico dat door twee dimensies wordt gedefinieerd in een matrix. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat een zeer waarschijnlijke gebeurtenis geassocieerd met catastrofistisch verlies riskanter is dan een onwaarschijnlijke gebeurtenis verbonden met verwaarloosbaar verlies. De cellen in de matrix zijn vaak gekleurd en geven dit aan. Cellen in de bovenste rechterhoek zijn rood en de cellen linksonder groen. De tussenliggende cellen zijn geel en lopen over in oranje naarmate je diagonaal van linksonder naar rechtsboven gaat. Groen is goed en rood is slecht, terwijl geel en oranje duiden op een toename van het risico. Een onderbouwing voor risicomatrices is te vinden in de kwantitatieve definitie van risico die bestaat uit de onderstaande drie vragen (Kaplan & Gerrick, 1981).
Wat kan er mis gaan? Hoe groot is de kans is dat het mis gaat? En als het mis gaat gaan wat zijn dan de gevolgen?
Vaak worden risicomatrices echter ingezet in situaties waar informatie schaars is of helemaal niet voor handen is. Het gebruik wordt in deze situaties gerechtvaardigd aangezien andere instrumenten voor het schatten van risico’s ontbreken. Het idee hierbij zou wel moeten zijn dat risicomatrices alleen worden gebruikt voor het ondersteunen van beslissingen wanneer ze getrouw de informatie weergeven die noodzakelijk is voor het maken van geïnformeerde beslissingen. De vraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld is of dit altijd het geval is. Vaak ontbreekt de informatie ter ondersteuning van het gemeten risico of lijkt deze te ontbreken. In andere gevallen is de informatie moeilijk of te kostbaar om te verkrijgen. Harde statistische data is vaak niet aanwezig en wanneer er wel kwantitatieve data beschikbaar is, is deze vaak maar beperkt toepasbaar. Verzekeringsmaatschappijen kunnen bijvoorbeeld vertellen hoeveel huizen er waarschijnlijk elk jaar afbranden in jouw woonplaats maar ze kunnen je niet vertellen hoe waarschijnlijk het is dat jouw huis daarbij zit. Ook kan een simpele aanpassing zoals het verplicht stellen van rookmelders tien jaar aan statistisch data in één klap waardeloos maken. In deze © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
12
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
gevallen wordt een kwalitatieve aanpak gezocht en wordt de toevlucht genomen tot het gebruik van een risicomatrix. Bij het invullen van een risicomatrix met behulp van kans en impact wordt een schatting gemaakt, al dan niet gebaseerd op onderliggende informatie. Dit betekent wel dat het construeren van risicomatrices vertrouwt op een subjectieve schatting waardoor het bepalen van een absoluut risico twijfelachtig is (Bluff, 2005). Zelfs als er data van voldoende kwaliteit beschikbaar is die kan helpen een risico beter te begrijpen, dan zal dit nog steeds een subjectieve interpretatie vereisen voordat die inzichten kunnen worden toegepast. Subjectiviteit kan in het gebruik van risicomatrices op verschillende manieren optreden. Het is belangrijk dit te erkennen. In de praktijk zien we echter vaak dat dit niet gebeurt. Hieronder zal worden ingaan op de beperkingen die door subjectiviteit bij het gebruik van risicomatrices kunnen ontstaan en voor problemen kunnen zorgen. Meestal voert een expert op een bepaald vakgebied een subjectieve schatting uit van de bestaande risico’s met behulp van de twee dimensies kans en impact. Het idee hierbij is dat experts dit beter kunnen dan leken. Alle mensen hebben echter last van substantiële beperkingen wanneer er een oordeel moet worden gegeven waarbij onzekerheid bestaat (Kahneman, Slovic and Tversky, 1982). Deze onzekerheid bemoeilijkt het maken van accurate beoordelingen (Plous, 1993).
“Soms komt er op basis van de matrix een laag risico uit terwijl dit voor het gevoel een medium moet zijn. Er wordt dan alsnog voor een hogere impact gekozen om op een medium uit te komen.” Advisory operations specialist bij een internationale bank
Verschillende factoren beïnvloeden de nauwkeurigheid van een subjectief oordeel. Door deze factoren is elke subjectieve beoordeling onderhevig aan bias en daarmee foutgevoelig. De beperkingen van deze factoren kunnen worden belicht vanuit twee verschillende benaderingen: de psychologische benadering en de antropologische/sociologische benadering. Deze beperkingen zorgen ervoor dat mensen systematische fouten maken bij het schatten van kans en impact. De beperkingen zullen, met behulp van de twee benaderingen, verderop in het hoofdstuk over risicoperceptie uitgebreider worden besproken. De risicomatrix zelf is door de vormgeving ook voor een bepaalde mate onderhevig aan subjectiviteit. Mensen hebben bijvoorbeeld de neiging om bij het maken van hun keus niet de hoogste en de laagste waarde van de schaal te gebruiken en cellen te vullen die meer richting het midden liggen van de schaal (Payne, 1951). De interpretatie van de schalen zelf kan ook een bepaalde mate van subjectiviteit met zich meebrengen. Wanneer er geen expliciete (kwantitatieve) definities beschikbaar zijn voor de verschillende categorieën op de schaal, dan is het aan de gebruiker deze categorieën te interpreteren. Onderzoek wijst uit dat individuen uiteenlopende betekenissen verbinden aan de woorden die de categorieën definiëren (Hubbard, 2009). Wanneer de categorieën niet eenduidig zijn geformuleerd kan dat tot onduidelijkheid bij de gebruiker leiden. Waar ligt bijvoorbeeld de onder- en bovengrens van een categorie en hoe dient hier mee te worden omgegaan? Elke gebruiker zal dit op een andere manier interpreteren waarbij deze interpretatie beïnvloed wordt door een bepaalde mate van subjectiviteit. Dit kan tot minder betrouwbare resultaten leiden.
“De categorieën van de risicomatrix zijn te breed. De blokken zijn te groot en de verdeling is onhandig. Ook is het onderscheid tussen bepaald categorieën niet altijd duidelijk. Wij hanteren bijvoorbeeld het onderscheid lokaal en regionaal. Er is echter nooit toegelicht wat deze termen inhouden.” Productiemanager internationale staalproducent
Eenduidige specificaties voor het ontwerpen van een risicomatrix bestaan niet. Het gebrek aan specificaties voor het ontwerpen van risicomatrices kan verwarring veroorzaken door het aantal variaties in rijen en kolommen, de waarden van de x en y-assen en de richting van het opschalen © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
13
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
in de matrix dat op deze manier is ontstaan (Pickering, 2010). Deze verwarring wordt alleen maar groter wanneer achterliggende onderbouwingen voor de codering voor het toewijzen van scores niet zijn gegeven. Bijvoorbeeld wanneer een afzonderlijke weging wordt meegegeven aan de dimensies kans en impact zonder dat hier een rechtvaardiging voor wordt gegeven. Naast onbewuste processen kunnen risicomatrices ook bewust gemanipuleerd worden. Zo kunnen risicomatrices leiden tot ‘reverse engineering’ wanneer kans- of impactniveaus worden aangepast om op een gewenste score uit te komen (Gadd, Keeley ea, 2004). Ook zal de impact in sommige gevallen bewust worden overdreven. In het bijzonder door mensen die een persoonlijk belang hebben bij de uitkomst. Dit effect beïnvloedt waarschijnlijk de selectie van risicocellen met een hogere impact (Pickering, 2008). Ook komt het voor dat cellen met verschillende scores niet dezelfde kleur hebben. Vaak worden de kleuren groen, geel, oranje en rood gehanteerd. Hiermee wordt een poging gedaan om een bepaalde urgentie aan de risicowaardes toe te kennen. Het gebruik van kleuren is een poging om ontbrekende informatie te verstrekken. Voor risico assesment is klaarblijkelijk meer nodig dan alleen maar kans en impact.
“Aan de hand van risicoschattingen word bepaald welke prioriteit het oplossen van een incident krijgt. Gezien de bezetting worden de risico’s in de nachtdiensten lager geschat. Gekscherend wordt er wel eens gezegd of we doen het veilig of we doen het ’s nachts.” Productiemanager internationale staalproducent
De subjectiviteit in het gebruik van risicomatrices kan tot de volgende ongewenste gevolgen leiden (Cox, 2008):
ze kunnen maar een klein deel van willekeurig geselecteerde risico’s correct en ondubbelzinnig vergelijken en ze kunnen identieke scores toewijzen aan kwantitatief verschillende risico’s; ze kunnen ten onrechte hoge kwalitatieve scores toewijzen aan kwantitatief kleine risico’s wat in sommige gevallen tot slechtere beslissingen kan leiden dan willekeurig genomen beslissingen; ze kunnen resulteren in een suboptimale toewijzing van middelen aangezien een effectieve toewijzing van middelen aan risico mitigerende maatregelen niet gebaseerd kan worden op de categorieën in de risicomatrices; de categorisering van de impact kan niet objectief gemaakt worden voor onzekere gevolgen. De beoordeling van kans en impact en de hieruit voortkomende risicoscore eisen subjectieve interpretatie, verschillende gebruikers kunnen verschillende uitkomsten geven van hetzelfde kwalitatieve risico. De term ‘high risk’ die door een individu is gegeven aan een bepaalde combinatie van kans en impact kan door een ander individu als ‘moderate risk’ worden geïnterpreteerd.
“Management heeft mijns inziens de neiging om de impact van iets wat gerelateerd is aan haar eigen strategische doelstellingen te overschatten.” Audit manager grote internationale verzekeraar
Risicomatrices zijn dus niet het antwoord op alle problemen. Er kleven een aantal nadelen aan het gebruik ervan. Het resultaat kan zijn dat risico’s onrealistisch worden geschat en dat, op basis van de door de risicomatrix gecommuniceerde informatie, niet de juiste beslissingen worden gemaakt. In de praktijk zijn er echter niet altijd alternatieven beschikbaar zodat het maken van degelijke beslissingen, op basis van de uitkomsten van risicomatrices, een voortdurende uitdaging is. In de volgende hoofdstukken zullen de beperkingen als gevolg van subjectiviteit bij het gebruik van risicomatrices verder worden behandeld. Dit zal gebeuren door stil te staan bij verschillende theorieën en opvattingen met betrekking tot risicoperceptie. Het idee hierbij is dat door inzicht te
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
14
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
geven in de oorzaken van de beperkingen het instrument efficiënter zal worden gehanteerd waardoor risico’s realistischer worden ingeschat.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
15
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
4 Risicoperceptie: De psychologische benadering Risicoperceptie is de subjectieve beoordeling van de karakteristieken en gevolgen van een risico. Er zijn verschillende theorieën in omloop die verklaren waarom verschillende mensen verschillende inschattingen maken van hetzelfde risico. Twee benaderingen zijn hierin te onderscheiden: de psychologische benadering en de antropologische/sociologische benadering. In dit hoofdstuk zal de psychologische benadering worden behandeld. De psychologische benadering van risicoperceptie is begonnen met het bestuderen van de manier waarop mensen informatie verwerken. Uit deze onderzoeken bleek dat mensen cognitieve heuristieken gebruiken bij het sorteren en versimpelen van informatie. Dit leidt tot bias in het bevattingsvermogen. Op dit fundament is verder gebouwd wat heeft geresulteerd in het psychometrisch paradigma. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zullen de heuristieken worden besproken en in de volgende paragraaf het psychometrische paradigma.
4.1 Psychologische benadering: heuristieken Heuristieken zijn vuistregels die ervoor zorgen dat er minder handelingen nodig zijn om tot de oplossing van een probleem te komen. De meeste heuristieken zijn informeel en intuïtief en worden impliciet (onbewust) gebruikt. Door de hoeveelheid oplossingen te beperken tot die oplossingen die de meeste kans hebben om van toepassing te zijn wordt veel tijd en moeite bespaard. Heuristieken worden in verschillende situaties gebruikt maar ze garanderen niet altijd een juiste oplossing voor die situatie. Een heuristiek is dan wel een snelle weg naar een oplossing maar kan ons ook de verkeerde kant opsturen (Gilovich & Savitsky, 1996). Een voorbeeld hiervan is dat in het algemeen wordt aangenomen dat beroemde of succesvolle mensen eerder gelijk hebben dan onbekende mensen. In dit hoofdstuk zullen we de valkuilen bespreken die kunnen optreden bij het hanteren van heuristieken bij het verwerken van informatie. Het doel hierbij is inzicht te geven in heuristieken zonder daarbij volledig te willen en kunnen zijn. Het idee hierbij is dat inzicht en kennis van heuristieken zorgt voor een bewustzijn waardoor betere keuzes gemaakt kunnen worden.
4.1.1 Bevestigingsheuristiek (confirmation bias) De bevestigingsheuristiek is een vorm van selectief denken waarbij men de neiging heeft te letten op en te zoeken naar informatie die de eigen overtuiging bevestigt. Hierbij wordt minder gelet en waarde gehecht aan informatie die de eigen overtuiging tegenspreekt. Men zoekt naar bevestiging en laat ontkrachtende informatie achterwege of negeert het (Plous, 1993). Dit kan zelfs zo erg zijn dat het leidt tot een selectieve perceptie van informatie waarbij mensen in bijvoorbeeld berichten in de media datgene percipiëren wat het best aansluit bij hun eigen referentiekader. Psychologen menen dat de bevestigingsheuristiek automatisch optreedt (Pronin, 2007). De meest waarschijnlijke reden voor de grote invloed van bevestigende informatie is dat het makkelijker is om er cognitief mee om te gaan (Madey & Gilovich 1993). De neiging om meer aandacht te schenken aan gegevens die de overtuiging staven dan aan gegevens die dit niet doen, is vooral schadelijk wanneer de overtuigingen niets meer zijn dan vooroordelen. Als overtuigingen stevig onderbouwd worden door tastbaar bewijs en wetenschappelijk uitgevoerde experimenten, dan zou deze neiging ons in de regel niet op een dwaalspoor moeten brengen.
4.1.2 Ankerheuristiek (anchoring & adjustment) Vaak maken individuen schattingen door uit te gaan van een initiële waarde (het anker) en deze aan te passen om tot de uiteindelijke schatting te komen. Dit is de ankerheuristiek. De initiële waarde kan uit de probleemstelling afkomstig zijn of uit een andere gedeeltelijke berekening komen. © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
16
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
De waarde van het anker is van grote invloed op de uiteindelijke beoordeling. Zo blijkt dat bij 8x7x6x5x4x3x2x1 een hogere uitkomst wordt geschat dan bij 1x2x3x4x5x6x7x8 (Tversky & Kahneman, 1974). Respectievelijk wordt 2250 en 512 geschat. Een aanzienlijk verschil dat wordt veroorzaakt door het eerste getal. Individuen die een lage initiële waarde hebben gekregen zijn zo geankerd dat hun uiteindelijke schatting consistent lager is dan de werkelijke waarde. Individuen die een hoge initiële waarde krijgen produceren uiteindelijke schattingen die consistent boven de werkelijke waarde liggen (Epley & Gilovich, 2001). Er vindt dus wel een aanpassing plaats maar deze aanpassing is onvoldoende om voor de vertekening door de eerste informatie te compenseren. Aanpassing vindt echter alleen plaats wanneer het initiële anker buiten de range van acceptabele antwoorden ligt (Musweiler & Strack,1999). Bijvoorbeeld wanneer een onrealistisch laag of hoog sterftecijfer als anker is gegeven. Wanneer er acceptabele ankers worden gegeven vindt er geen aanpassing plaats. Wanneer een anker wordt gegeven zal degene die de beoordeling doet, evalueren of het anker een geschikt antwoord is. Alle relevante kenmerken van het anker zullen hierbij worden afgegaan. Wanneer uit de evaluatie blijkt dat dit niet het geval is, wordt overgegaan op een ander antwoord. Bij het vaststellen van een nieuw antwoord zal de beoordelaar echter zoeken naar overeenkomstige kenmerken van het anker resulterend in het ankereffect (Musweiler & Strack,1999). Het geven van een anker verandert iemands houding ten opzichte van specifieke kenmerken van dat anker (Blankenship ea, 2008). Men wordt hier meer ontvankelijk voor waardoor toekomstige antwoorden dezelfde kenmerken krijgen als die van het anker. Ankers hoeven niet altijd te worden gegeven voor het optreden van het ankereffect. Het ankereffect treedt ook op wanneer het anker onbewust is (Mussweiler & Englich, 2005). Er is geen eenduidige oorzaak aan te wijzen voor het ankereffect. Hoewel het effect eenvoudig is aan te tonen, is het verklaren ervan een stuk lastiger. Waarschijnlijk zijn er meerdere oorzaken mogelijk. Dit ligt ook meer voor de hand wanneer het ankereffect als een aantal verschillende effecten wordt bezien (Epley & Gilovich, 2006). Het ankereffect is moeilijk te vermijden. Zelfs wanneer ankers worden verstrekt die overduidelijk niet juist kunnen zijn, hebben deze toch invloed op de uiteindelijke uitkomst (Strack & Mussweiler, 1997). Ook wanneer mensen specifiek bewust worden gemaakt van het ankereffect, lukt het mensen niet het ankeren te voorkomen (Wilson ea, 1996, Simons ea, 2010).
“Om te voorkomen dat in een groep de andere deelnemers worden beïnvloed door een waarde die als eerste wordt uitgesproken, kan gebruik worden gemaakt van hulpmiddelen zoals planning poker of scrum poker. Bij deze methode worden kaarten gebruikt met voorbedrukte waardes. Deelnemers kiezen de kaart met de waarde die aansluit bij hun mening. De kaarten worden vervolgens gelijktijdig omgedraaid.” Projectmanager ING
4.1.3 Representativiteitsheuristiek (Representativeness bias) Bij het beoordelen van de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis onder onzekerheid zijn mensen ontvankelijk voor de representativiteitsheuristiek (Tversky & Kahneman, 1974). De representativiteitsheuristiek is een mentale aanname die we gebruiken om iets te classificeren op grond van de mate waarin het lijkt op een karakteristiek geval. Wanneer bijvoorbeeld iemand voldoet aan één kenmerk van een bepaalde categorie/groep, dan wordt er aangenomen dat deze persoon ook alle andere eigenschappen zal hebben van die groep. Hierdoor kunnen eenvoudig foute assumpties ontstaan. Dit heeft serieuze implicaties voor het beoordelen van waarschijnlijkheid. Wanneer mensen op basis van representativiteit oordelen dan is de kans groot dat het oordeel niet juist is. Dat iets representatief is maakt het niet meer waarschijnlijk (Tversky & Kahneman, 1982). De representativiteitsheuristiek speelt bij het beoordelen van de kans in vragen zoals de kans dat © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
17
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
gebeurtenis a voortkomt uit proces b, de kans dat object a toebehoort aan klasse b of wat is de kans dat proces b gebeurtenis a genereert? Er zijn meerdere factoren die bijdragen aan de representativiteitsheuristiek (Gigerenzer ea, 1988). In dit hoofdstuk zullen verschillende misvattingen als gevolg van de representatieheuristiek worden besproken waar dit uit blijkt. Het foutief toepassen van de representativiteitsheuristiek komt bijvoorbeeld tot uiting in de ‘conjuction fallacy’. Het meest beschreven voorbeeld hiervan is te vinden in onderstaand kader en komt van Tversky en Kahneman (1982). Linda is 31 years old, single, outspoken, and very bright. She majored in philosophy. As a student, she was deeply concerned with issues of discrimination and social justice, and also participated in anti-nuclear demonstrations. Which is more probable? Linda is a bank teller. Linda is a bank teller and is active in the feminist movement. The majority of those asked chose option 2. However the probability of two events occurring together (in "conjunction") is always less than or equal to the probability of either one occurring alone. De ‘conjuction fallacy’ treedt op wanneer men aanneemt dat specifieke condities meer waarschijnlijk zijn dan één algemene conditie. Er zijn meerdere factoren die hieraan ten grondslag kunnen liggen. Hieronder zullen enkele van deze factoren nader worden besproken. Base rate fallacy Individuen negeren de feiten gekoppeld aan de a-priorikans van een bepaalde gebeurtenis. Dit staat bekend als de ‘base rate fallacy’. De a-priorikans van een bepaalde gebeurtenis kan bijvoorbeeld het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de bevolking zijn. In medische diagnoses kan het negeren van een betrouwbare lage incidentie tot overdiagnose en overbehandeling leiden. De incidentie voor hypothyroidisme is minder dan 1 op 1000 onder jonge volwassen mannen (De Keyser & van Herle, 1985). De primaire symptomen van de ziekte, dermatologische problemen, depressie en moeheid zijn vrij algemeen. Een dokter die de incidentie negeert en alleen op de individuele symptomen afgaat zal waarschijnlijk overdiagnoseren. Onderstaand voorbeeld, ontleent aan Wikipedia, illustreert hoe de ‘base rate fallacy’ kan optreden en het schatten van de kans dat iets gebeurd kan beïnvloeden. In een stad met 1 miljoen inwoners leven 100 terroristen en 999900 niet terroristen. Om het voorbeeld simpel te houden stellen we dat alle mensen die in de stad aanwezig zijn inwoners betreffen. De a-priorikans dat een willekeurig geselecteerde inwoner van de stad een terrorist is, betreft 0,0001 en de a-priorikans dat dezelfde inwoner geen terrorist is betreft 0,9999. In een poging terroristen te vangen, installeert de stad een alarm systeem met een bewakingscamera en automatische gezichtsherkenningssoftware. De software heeft twee uitvalpercentages. Een ‘false negative’ percentage en een ‘false positive’ percentage Deze zijn beide 1%. Dit betekent dat wanneer de camera een terrorist scant er in 99% een bel zal afgaan en in 1% er geen bel zal afgaan en dat wanneer de camera een niet terrorist scant er in 99% geen bel zal afgaan en in 1% er wel een bel zal afgaan. Stel dat een inwoner het alarm laat afgaan. Wat is de kans dat de persoon een terrorist is? Iemand die het ‘base rate fallacy’ begaat zal beamen dat er een kans is van 99 procent dat de persoon een terrorist is. Dit lijkt misschien logisch maar is niet goed en het gevolg van een dwaling. Onderstaande berekening zal aantonen dat de kans dat het een terrorist betreft dichter bij 1 % ligt dan bij 99%. Stel dat alle inwoners van de eerste stad langs de camera lopen. 99 van de 100 terroristen doen het alarm afgaan maar ook 9.999 van de 999.900 niet terroristen. Dit betekent dat 10.098 mensen het alarm doen afgaan waaronder 99 terroristen De kans dat een persoon die het alarm laat afgaan © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
18
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
een terrorist is dus maar 99 van de 10.098. Dit is minder dan 1% en aanzienlijk lager dan de 99% van de eerste gok. De dwaling in bovenstaand voorbeeld wordt veroorzaakt door het door elkaar halen van twee verschillende uitvalpercentages. Het aantal niet afgaande bellen per 100 terroristen en het aantal niet terroristen per 100 bellen. Dit zijn niet aan elkaar gerelateerde hoeveelheden. De één is niet noodzakelijk gelijk aan de andere, en ze hoeven ook niet bijna gelijk te zijn aan elkaar.
In het bovenstaande voorbeeld is de ‘base rate fallacy’ zo misleidend omdat er zoveel meer nietterroristen zijn dan terroristen. Onderzoek naar de ‘base rate fallacy’ heeft verschillende inzichten opgeleverd. Zo negeren groepen de a-priorikans op een bepaald resultaat meer dan individuen (Argote ea, 1986). Tevens is het gebruik van de a-priorikans op een bepaald resultaat contextgevoelig (Zukier, 1984). Onderzoek suggereert dat het al dan niet gebruiken van de a-priorikans op een bepaald resultaat beïnvloedt kan worden door de wijze hoe het probleem wordt gepresenteerd. A-priorikansen worden eerder genegeerd wanneer de gepresenteerde informatie niet causaal is (Ajzen, 1977). Wanneer dit niet het geval is hebben mensen vaak moeite de gegeven statistieken intiuitief juist te koppelen. Wanneer de informatie causaal wordt gepresenteerd, wordt de link met de a-priorikans voor de lezer transparanter gemaakt en worden kansen beter geschat (Krynski & Tenenbaum, 2007). Het onderstaande, in studies veelgebruikte ‘mammogram problem’, is opgenomen ter illustratie van niet causaal (standard version) en causaal (causal version) gepresenteerde informatie.
Mammogram problem Doctors often encourage women at age 50 to participate in a routine mammography screening for breast cancer. From past statistics, the following is known: 1% of women had breast cancer at the time of the screening Of those with breast cancer, 80% received a positive result on the Mammogram [Standard version] Of those without breast cancer, 15% received a positive result on the mammogram [Causal version] 30% of the women had a benign cyst at the time of screening. Of those with a benign cyst, 50% received a positive test on the mammogram All others received a negative result Suppose a woman gets a positive result during a routine mammogram screening. Without knowing any other symptoms, what are the chances she has breast cancer? ___%
Wanneer informatie in de vorm van statistieken wordt verschaft bij het bepalen van de kans is het belangrijk stil te staan of de ontvanger van deze informatie hier op de goede manier gebruik van maakt. Het presenteren van de informatie kan de gebruiker helpen om de statistieken juist toe te passen.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
19
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
“Onze tentamens bestaan voor 25% uit literatuurvragen. Studenten hebben de neiging om de 25% van de punten als minder van invloed te bestempelen dan de 75% voor de overige praktijkonderwerpen. Deze risico inschatting heeft invloed op hun voorbereiding en hiermee op hun slagingspercentage. Helaas negatief dus. Ze zien bijvoorbeeld over het hoofd dat beheersing van de literatuur bijdraagt aan het juist beantwoorden van de vragen over de praktijkonderwerpen.” Docent aan de Postgraduate opleiding Accountancy van een grote universiteit
Local representativeness ‘Local representativeness’ is de aanname dat kleine steekproeven de populatie op een zelfde manier vertegenwoordigen als grote steekproeven (Tversky & Kahneman, 1974). Een kleine steekproef die willekeurig lijkt te zijn verdeeld zou het geloof versterken dat de populatie willekeurig verdeeld is. Omgekeerd zou een kleine steekproef met een scheve verdeling dit geloof verzwakken. Wanneer bijvoorbeeld een munt toss meerdere keren wordt herhaald en het merendeel van de uitkomsten zou kop betreffen dan zou onder de aanname van local representativiness de waarnemer geloven dat de munt eerder geneigd is op kop te belanden. Misvatting van het toeval Zaken waarvan het lijkt dat ze geen logische reeks hebben, worden beschouwd als meer representatief voor willekeurig gedrag en daarom meer waarschijnlijk geacht (Tversky & Kahneman, 1974). Een klassiek voorbeeld van deze misvatting is een reeks van munt tossen: KMKMMK, KKKMMM, en KKKKMK. Individuen beschouwen consistent de eerste reeks als meer indicatief voor een eerlijk munt toss dan de tweede reeks. Op dezelfde manier wordt de tweede reeks als meer indicatief voor een eerlijke munt beschouwd dan de derde reeks. De illusie van validiteit door gelijkenis Proefpersonen ontwikkelen een misplaatst vertrouwen in hun voorspellingen wanneer er een goede fit bestaat tussen de voorspelde uitkomst en de inputinformatie (Kahneman & Tversky, 1973). Dit vertrouwen is het product van de representativiteit van de inputinformatie en niks anders. Een voorbeeld waarin dit effect tot uiting komt is het idee dat het eten van dierlijke organen, die corresponderen met organen waar men last van heeft, helpt bij het genezen ervan. Een ander voorbeeld is het gooien met dobbelstenen waarbij voor een laag nummer voorzichtig wordt gegooid en voor een hoger nummer een krachtigere worp wordt gehanteerd (Gilovich & Savitsky,1996).
4.1.4 Beschikbaarheidsheuristiek (availability bias) Vaak wordt de beschikbaarheid van herinneringen van gebeurtenissen aangegeven als een belangrijk element voor het begrijpen van risicoperceptie (Tversky & kahneman, 1973). Mensen zijn hierbij ontvankelijk voor de beschikbaarheidsheuristiek. De beschikbaarheidsheuristiek is bruikbaar bij het schatten van kansen op basis van frequentie maar wordt beïnvloed door verschillende factoren die serieuze bias veroorzaken. Individuen beoordelen de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt aan de hand van het gemak waarmee soortgelijke gevallen of gebeurtenissen voor de geest kunnen worden gehaald (Kenrick & Kahneman, 2006). Gebeurtenissen die eenvoudig uit het geheugen zijn op te roepen lijken vaker voor te komen dan gebeurtenissen met een zelfde frequentie waarbij dit niet het geval is. Zo zal bij het schatten van de frequentie de invloed van een werkelijke getuigenis groter zijn dan wanneer men hier alleen maar over heeft gelezen in de krant. Hoe levendiger de gebeurtenis, hoe eenvoudiger deze is op te roepen uit het geheugen. Dit kan tot onvoorziene gevolgen leiden. Zo is het aantal verkeersdoden in Amerika in het jaar na 9/11 met 1500 toegenomen. Mensen gaven toe aan hun angst om te vliegen en kozen voor een groter gevaar namelijk autorijden. Toch zijn de risico’s waar realistische perceptie kan worden verwacht, risico’s waarmee mensen enige directe of indirecte ervaring mee hebben (Thompson & Mingay, 1991).
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
20
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
“Als er bij één van onze dochters een probleem wordt geconstateerd op bijvoorbeeld controles in de financiële administratie, ontstaat de neiging om deze risico’s ook bij andere dochters te onderzoeken ook al is een soortgelijk probleem daar niet aanwezig. ” Audit manager grote internationale verzekeraar
Soms moet men de kans van gebeurtenis schatten die niet is opgeslagen in het geheugen. In die situaties construeert men mentale beelden van de gebeurtenis en evalueert men de kans van de gebeurtenis aan de hand van het gemak met welke de gebeurtenis geconstrueerd kan worden. Het gemak waarmee dit kan hoeft echter niet overeen te komen met de werkelijke frequentie. Illusoire correlatie is een verschijnsel waarbij individuen een relatie tussen variabelen zien zelfs wanneer deze relatie niet aanwezig is. Een algemeen voorbeeld hiervan is het verbinden van gedrag, vaak negatief, aan bepaalde minderheidsgroepen (Pelham & Hart, 2013). Het gemak waarmee iemand twee elementen met elkaar associeert die in werkelijkheid geen relatie hebben, vormt een serieuze bias voor het schatten van de kans dat deze twee elementen in de toekomst samen zullen voorkomen. Het is aannemelijk te denken dat media een belangrijke rol heeft in de beschikbaarheidsheuristiek. Er is een duidelijke relatie dat frequente media aandacht leidt tot een hoog niveau van risicoperceptie (Combs & Slovic, 1979). Dit wordt echter niet langer beschouwd als de enige primaire verklaring voor risicoperceptie. Al vroeg werd aangetoond dat publieke risicoperceptie veel meer dimensies kent (Slovic ea, 1982). Wat de rol van de media precies is vormt steeds een punt van discussie (Freudenburg et al, 1996, Wahlberg & Sjöberg, 2000). In de volgende paragraaf zal de rol van de media, en andere psychologische, sociale, institutionele en culturele factoren die de risicoperceptie beïnvloeden, met behulp van inzichten uit onderzoeken op basis van het psychometrische paradigma, verder worden besproken.
4.2 Psychologische benadering: Het psychometrische paradigma Het psychometrische paradigma is een veelgebruikte benadering bij het onderzoeken van risicoperceptie. De benadering identificeert meerdere factoren die verantwoordelijk zijn voor het beïnvloeden van individuele risicopercepties (Tversky ea,1974). Risicoperceptie wordt door deze factoren versterkt of verzwakt (Slovic, 1987). Een van de meest belangrijke onderliggende aannames binnen de psychometrische benadering is dat een risico inherent subjectief is. Risico’s kunnen niet worden losgekoppeld van onze gedachten en culturen om inherent subjectief te worden gemeten (Slovic, 1992). Dit houdt in dat risicoperceptie gevormd wordt door een individueel cognitief proces. Het psychometrische paradigma omvat een theoretisch kader dat veronderstelt dat risico’s subjectief worden vastgesteld waarbij mensen worden beïnvloed door een breed scala aan factoren. Het psychometrische paradigma gaat er van uit dat met een gepast ontwerp van survey instrumenten veel van deze factoren kunnen worden gekwantificeerd (Slovic, 1992). Onderzoek bij verschillende groepen wees bijvoorbeeld uit dat, door het toepassen van de psychometrische benadering, overeenkomsten en verschillen in risicoperceptie en attitudes tussen verschillende groepen kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd (Slovic ea, 1985). Met behulp van het psychometrische paradigma kunnen de factoren worden geïdentificeerd die in ogenschouw moeten worden genomen bij het werken en omgaan met risico’s of risicovolle menselijke activiteiten of natuurlijke gebeurtenissen. Vroege studies naar risicoperceptie identificeerden meestal drie factoren (Slovic ea, 1982). Dit zijn angst, onbekendheid en de impact op mensen. Karakteristieken van deze factoren, die leiden tot een hogere risicoperceptie, zijn bijvoorbeeld:
gepercipieerd gebrek aan controle wanneer mensen het gevoel hebben geen invloed uit te kunnen oefenen op de situatie;
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
21
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
catastrofistisch potentieel bijvoorbeeld bij incidenten bij kerncentrales waar de gevolgen extreem kunnen zijn; waarneembaarheid waarbij mensen in situaties waar het gevaar niet met de zintuigen kan worden waargenomen deze als veel bedreigender ervaren; en kennis van het risico waarbij door onbekendheid met het risico mogelijke gevolgen een eigen leven kunnen gaan leiden.
In latere studies is een vierde factor geïntroduceerd waarin karakteristieken zoals bevorderlijk voor de samenleving en economische rechtvaardiging zijn opgenomen (Mullet ea, 1993). In dit hoofdstuk zullen verschillende inzichten worden behandeld die het psychometrische paradigma heeft opgeleverd. Hierbij wordt niet getracht volledig te zijn. Dit zou binnen de kaders van dit referaat te ver gaan aangezien er zoveel verschillende factoren van invloed kunnen zijn op risicoperceptie. Wel zullen er voldoende factoren worden besproken om de complexiteit van risicoperceptie aan te tonen. Leken of experts? Risicomatrices worden veelal ingevuld door experts. Hierbij wordt aangenomen dat de risicoschattingen van experts beter zijn dan die van leken. In deze paragraaf zal worden aangetoond dat experts, ondanks het hebben van een beter begrip en kennisniveau, blootgesteld worden aan dezelfde subjectiviteit als leken. Het is handig om de ‘zachte’ feiten te begrijpen die, voornamelijk bij leken, de harde feiten zoals technische en medische expertise overschaduwen (WBGU 1998). Deskundigen definiëren doorgaans risico’s in termen van harde feiten zoals het aantal jaarlijkse sterftegevallen. De risicoperceptie van leken is sterk gecorreleerd aan de factor angst. Hoe hoger het risico wordt beoordeeld op deze factor, des te hoger wordt het risico gepercipieerd en des te meer willen mensen zien dat de huidige risico’s worden gereduceerd en gereguleerd (Slovic 1987). Bij het vaststellen van een risico zullen leken dan ook meer gebruik maken van zachtere karakteristieken zoals billijkheid bij het ontvangen van de nadelen en voordelen, de gevolgen voor toekomstige generaties, beheersbaarheid en de mate van vrijwilligheid. Deze verschillen in benadering leiden er vaak toe dat leken weinig gewicht toekennen aan risicobeoordelingen die zijn uitgevoerd door technische experts of ambtenaren (WBGU 1998). Dit betekent niet dat leken zich niet bewust zijn van jaarlijkse sterftecijfers, of deze slecht kunnen schatten. Het tegenovergestelde is juist het geval, wanneer leken erom gevraagd worden jaarlijkse sterftegevallen van verschillende technologieën of natuurrampen in te schatten kunnen ze dit vrij goed (Lichtenstein et al. 1978, Slovic ea, 1985). Experts gebruiken dus vaker harde statistische data, zoals jaarlijkse sterftegevallen, in hun assessment van risico’s dan leken. Toch blijken zij verder even gevoelig voor bias als het algemene publiek. Zeker in die gevallen waarbij experts gedwongen worden om verder te gaan dan de beschikbare data en moeten vertrouwen op intuïtie en extrapolatie (Kahnemann ea, 1982). Daarnaast is het de vraag of een expert deskundig kan zijn op alle risicogebieden. Het is daarom aannemelijk dat experts in sommige gevallen enkel op intuïtie vertrouwen en oordelen vellen waarbij zij blootgesteld zijn aan dezelfde bias als leken.
“Kennis is essentieel om risico’s goed te kunnen schatten. In vele gevallen gaat het hierbij om kennis van experts. Incidenten in het verleden hebben dit aangetoond. Het is belangrijk om risico’s te beoordelen in multidisciplinaire teams en kennis te delen” Productiemanager internationale staalproducent
De rol van de media Heeft de media een significante rol op risicoperceptie? Dat is de vraag die in veel psychometrische studies wordt gesteld. Natuurlijk worden moderne samenlevingen sterk beïnvloed door de media. Zoals tv, kranten, magazines, radio en het internet. Ten eerste zullen veel mensen pas voor het eerst op een risico geattendeerd worden en zich dus pas zorgen gaan maken wanneer de media © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
22
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
over een risico rapporteert. Ten tweede denkt men dat wanneer een risico in de media wordt behandeld het wel een echt risico moet zijn. Deze logica is misschien vreemd maar toont wel het vertrouwen aan in de competentie van de media en haar capaciteiten de ‘juiste’ onderwerpen te selecteren. Informatie in de media kan beangstigend zijn zelfs wanneer er geen waarschuwing in zit (Covello ea, 1987). Zo kan bijvoorbeeld een verklaring van een overheidsfunctionaris bedoelt om te verzekeren dat het water veilig is om te consumeren, de lucht veilig is om te ademen, of het voedsel veilig is voor consumptie is het tegenovergestelde effect hebben. In plaats van het verlichten van de bezorgdheid kan het de angst, ongerustheid en het vermijden van de activiteit vergroten van iets wat hier voor werd gezien als veilig. Het feit alleen al dat een officieel onderzoek wordt uitgevoerd, kan genoeg zijn om een sfeer van angst en verdenking te creëren. In termen van grootte kan een in de media behandeld risico verwaarloosbaar zijn in vergelijking met risico’s die minder uitgebreid worden behandeld in de media. Een voorbeeld hiervan zijn de anthrax-bedreigingen van Amerikaanse politici en burgers na de aanslagen van 11 september. In de media werden deze breed uitgemeten terwijl er relatief gezien weinig slachtoffers vielen (4 mensen in 2 maanden tijd) In het geval van de antrax bedreigingen hebben de nieuwigheid van het risico, het onvermogen om het te beheersen, de onbekendheid, de gesuggereerde terroristische achtergrond, een waarschijnlijk verborgen agenda en andere factoren zeker een belangrijke rol gespeeld in de mate waarin deze bedreiging is uitgemeten in de media. Overheden proberen de risicoperceptie, die door de invloed van de media in sommige gevallen onterecht wordt verhoogd, te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door het uitbrengen van officiële verklaringen. Een recent voorbeeld hiervan is het uitbrengen van een officiële verklaring van het witte huis aangaande het ebolavirus waarin wordt geprobeerd, door het overbrengen van kennis, de risicoperceptie naar beneden te brengen. In andere gevallen gaan overheden juist mee in de publieke opinie terwijl dit niet altijd terecht is.
“De Schipholbrand in 2005 in een cellencomplex werd breed uitgemeten in de media. Naar aanleiding hiervan kwam er vanuit de politiek druk om de brandveiligheid van alle rijksgebouwen opnieuw te beoordelen. Dit terwijl oorzaak en omstandigheden van brand heel specifiek waren en niet van toepassing op veel rijksgebouwen waar bijvoorbeeld geen mensen verblijven. Deze actie was vooral politiek gedreven.” Voormalig projectmanager bij de overheid
In de gevallen waar het risico onderwerp hoog scoort op de dimensies angst en onbekendheid, zoals het geval is bij bijvoorbeeld BSE (gekke koeienziekte) en GMO’s (Genetically Modified Organism), is de kans groot dat het risico publiekelijk word besproken en behandeld in de media. Ongelukken met deze karakteristieken zorgen voor een grote impact op de gemeenschap. Veel groter dan de directe onmiddellijke kosten van de ongelukken (bijvoorbeeld Three Mile Island, Chernobyl, Bhopal) (Slovic 1987). De onderwerpen die worden behandeld in de media weerspiegelen waarschijnlijk de individuele psychologische perceptie van risico’s en functioneren zodoende als een versterking van de eigen risicoperceptie. Aan de andere kant is de interactie tussen media en de samenleving iteratief. De samenleving wordt beïnvloed door de media maar de media wordt ook beïnvloed door de samenleving (je kunt alleen kopen wat verkocht wordt en ze verkopen alleen wat gekocht wordt) (WBGU 1998). Naar de precieze impact van de media kan in deze context alleen maar worden gezinspeeld maar deze is zeker aanzienlijk. Vandaag de dag is de media één van de belangrijkste instrumenten om een bepaald risico-onderwerp te versterken of te verzwakken. Vrijwilligheid en beheersbaarheid Risicoperceptie wordt verzwakt als het risico vrijwillig wordt gekozen en versterkt wanneer het wordt opgelegd (Renn, 1992). Dit heeft te maken met de vrijheid van keuze en de perceptie van de eigen autonomie en verantwoordelijkheid. Wanneer het risico is gekozen en niet is opgelegd dan is het een gewenst risico. Een risico is meestal gewenst omdat men met het risico gepaard gaande © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
23
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
voordelen denkt te behalen. De betrokken persoon is hierbij overtuigd dat hij of zij het risico op elk moment kan stoppen. Autorijden is een van de meest risicovolle activiteiten in onze moderne samenleving, maar het risico wordt zwaar onderschat als gevolg van het individuele voordeel van het krijgen van punt A naar punt B. Opgemerkt moet worden dat in dit laatste voorbeeld gewenning en vertrouwdheid ook de risicoperceptie verzwakken. De karakteristieken gewenning en vertrouwdheid zullen in de volgende paragraaf verder worden behandeld. Het onderschatten van risico’s waarbij mensen op vrijwillige basis acteren is ook gerelateerd aan een gevoel van beheersbaarheid. Er wordt minder risico gezien in situaties waarbij sprake is van persoonlijke beheersing (Brun, 1994). Mensen geloven dat ze meer in beheersing zijn dan eigenlijk het geval is. Over het algemeen denken ze dat de kans om de loterij te winnen hoger is wanneer zij zelf de nummers mogen kiezen. Dit staat bekend als de illusie van beheersing (Langer, 1975). Een persoon die zichzelf ziet als zijnde in beheersing van de situatie schat het risico lager in dan dat het werkelijk is (McKenna, 1993). Bestuurders van auto’s schatten het risico bijvoorbeeld lager in dan de passagier van de auto. Daarbij is waargenomen beheersing niet gelijk aan echte beheersing. Sociaalpsychologische studies hebben aangetoond dat we vaak ons vermogen om een situatie te beheersen overschatten (Douglas, 1985). Onderzoeksresultaten laten zien dat individuen een sterk maar misplaats gevoel hebben van subjectieve immuniteit. Dit leidt ertoe dat het persoonlijke risico als veel lager gepercipieerd wordt dan het risico voor mensen in het algemeen en geldt voor een breed spectrum van verschillend risico-onderwerpen (Sjöberg, 2000).
“Na een groot incident zijn alle Europese productmanagers bij elkaar gezet. Iedereen had verschillende beheersmaatregelen en waren van mening dat het incident bij hun installatie nooit had plaatsgevonden. Na afloop van de sessie werd een onderzoek gepresenteerd waaruit bleek dat incident op alle locaties had kunnen gebeuren ondanks de verschillende beheersmaatregelen.” Productiemanager internationale staalproducent
Het is interessant te zien dat mensen hun eigen risico bijna altijd lager schatten dan het gemiddelde risico. Dit is statistisch onmogelijk en reflecteert een onrealistisch optimisme. Onrealistisch optimisme is een algemeen optimisme over de uitkomst van een gebeurtenis (Weinstein, 1980) en bestaat voor zowel mannen als vrouwen ongeacht leeftijd of opleidingsniveau (Weinstein, 1987). Wanneer in een groep de meerderheid van de groep de kans, dat een negatieve gebeurtenis hen overkomt, onder het gemiddelde schat dan is dit duidelijk niet alleen optimistisch maar ook onrealistisch (sommige kunnen gelijk hebben, andere moeten zich wel vergissen). Niet alle mensen kunnen bijvoorbeeld veiliger rijden dan de gemiddelde bestuurder. Mensen hebben schijnbaar een groot vertrouwen in hun eigen kunnen.
“Wat is zie bij mijn studenten is dat ze de kans van slagen voor zichzelf altijd hoger inschatten dan 60%, terwijl het gemiddeld slagingspercentage over de jaren heen op dit percentage ligt.” Docent aan de Postgraduate opleiding Accountancy van een grote universiteit
In sommige situaties wordt niet vertrouwd op het eigen kunnen maar op het kunnen van een ander. Niemand zal graag zelf achter de stuurknuppel van een vliegtuig plaats nemen als ze niet weten hoe ze het vliegtuig moeten besturen. Het besturen van het vliegtuig wordt daarom graag overgedragen aan de piloot. Vervolgens wordt erop vertrouwd dat de piloot deze vaardigheden wel bezit. In die situaties waar de benodigde vaardigheden ontbreken wordt de beheersing overgedragen aan een ander. De perceptie van veiligheid is dan voornamelijk gebaseerd op het vertrouwen dat men heeft in de vaardigheden van de verantwoordelijke persoon of instituut. Het toewijzen van de beheersing aan een betrouwbaar persoon of een instituut creëert de perceptie de beheersing over een situatie of een gedeelte daarvan te hebben herwonnen. In onbeheersbare situaties wordt dit ook weleens gedaan. Zo hebben mensen in aardbevingsgevoelige gebieden meer vertrouwen in religieuze of politieke instituten (Pedroso de Lima, 1993).
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
24
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Vertrouwdheid en gewenning Gewenning betekent dat men went aan een bepaald risico terwijl vertrouwdheid betekent dat de betrokken person daadwerkelijk bekend is met het risico. Beide hebben invloed op de risicoperceptie. Gewenning zorgt voor het verliezen van angst en daarmee wordt de risicoperceptie lager (Schmidt, 2004). Wanneer we een nieuw risico leren kennen wennen we er geleidelijk aan en beginnen we het risico te accepteren. De risicoperceptie van een risico wat lang aanwezig is wordt verzwakt door gewenning. Dit terwijl het daadwerkelijke risico hetzelfde blijft (Slovic et al. 1986). Dit is waarom bekende risico’s veelal meer geaccepteerd zijn dan nieuwe risico’s.
“De operators die de machines instellen zien risico’s niet meer. Gewenning speelt hier een grote rol. Doordat zij dagelijks worden blootgesteld aan grote risico’s gaan zij hier laconiek mee om als een soort zelfbescherming. Ze raken een beetje afgestompt waardoor risico’s niet meer realistisch worden geschat.” Productiemanager internationale staalproducent
Bij nieuwe of exotische risico’s die niet aan andere bekende risico’s refereren, is de vertrouwdheid met het risico laag. Dit soort risico’s worden vaak als meer gevaarlijk gezien dan risico’s waar men bekender mee is (Schmidt, 2004). Voorbeelden hiervan zijn /waren kernenergie en genetische manipulatie. Deze aangehaalde voorbeelden leiden tot extra problemen in het vertrouwd raken met risico’s omdat we niet in staat zijn deze risico’s met onze vijf zintuigen waar te nemen. Dit is waarom zulke technologieën vaak op weerstand en voorzichtig gedrag stuiten. Een vertragingseffect van een risico kan ook de risicoperceptie beïnvloeden (Schmidt, 2004). Het vertragingseffect kenmerkt een lange wachttijd tussen de initiële gebeurtenis en de werkelijke impact van de schade. In tegenstelling tot directe effecten hebben vertraagde effecten de neiging vertrouwdheid met een risico te belemmeren. Het vertragingseffect veroorzaakt problemen bij het herkennen van de gevolgen van een bepaald risico, omdat de relatie tussen de initiële gebeurtenis en het vertraagde effect niet meteen duidelijk is. Typische voorbeelden zijn roken en longkanker, onevenwichtige vette voeding en hart- en vaatziekten, het gebruik van CFK's en het gat in de ozonlaag en de inzet van genetisch gemodificeerde gewassen en de mogelijke impact op het milieu. De onzekerheid wel of niet te worden blootgesteld heeft ook invloed op vertrouwdheid. Als we weten blootgesteld te zijn aan een bepaald risico raken we hier eerder mee vertrouwd dan wanneer we dit niet weten. Onzekerheid speelt een grote rol in risicoperceptie. Wanneer een risico bekend is bij de wetenschap of de betrokken persoon dan draagt dit meer bij tot vertrouwdheid met het risico dan wanneer het risico niet bekend is bij de wetenschap of betrokken persoon (Hazard & Seidel 1993). Veel factoren die het moeilijk maken vertrouwd te raken met een risico zitten in het voorbeeld BSE en de ziekte van Creutzfeldt Jakob. De ziekte was relatief nieuw, ten minste voor het publiek, het was niet direct zichtbaar (besmet vlees en besmet vlees waren met het blote oog niet waar te nemen voor de consument) en de precieze manier van overdracht van de ziekte en het gevaar van infectie bij mensen waren bij de wetenschap niet bekend. Dit werd nog eens versterkt door de voorgespiegelde flinke vertraging tussen het werkelijk besmet raken en het ziek worden. Ten slotte wist het publiek niet of ze waren blootgesteld. Deze factoren leidde tot een langdurig hoge risicoperceptie en een enorme daling in de rundvleesverkoop.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
25
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
5 Risicoperceptie: De antropologische / sociologische benadering Het psychometrische paradigma heeft belangrijke inzichten opgeleverd over risicoperceptie maar laat enkele belangrijke vragen onbeantwoord. Zo geeft het onvoldoende antwoord op de vraag waarom en hoe individuele verschillen in risicoperceptie kunnen optreden (Kraus & Slovic, 1988). In dit hoofdstuk zullen, vanuit een antropologische / sociologische benadering, verschillende factoren worden besproken die verantwoordelijk kunnen zijn voor het ontstaan van deze verschillen. Onderzoeken vanuit een antropologische/sociologische benadering laten zien dat er meerdere factoren een rol kunnen spelen bij risicoperceptie dan enkele de factoren die door het psychometrische paradigma worden gegeven. Zo stelt het psychometrische paradigma dat de media een sterke invloed heeft op de risicoperceptie van het publiek. De media lijkt vaak het enige informatiekanaal dat serieus overwogen wordt wanneer voor risicoperceptie moet worden verantwoord. Er zijn echter verschillende alternatieven die het waard zijn om in overweging te nemen zoals film, televisie, of geruchten (Kapferer, 1989), of persoonlijke contacten (Sjöberg, 1994). Verschillen in risicoperceptie kunnen ook verklaard worden door cultuurverschillen. De antropologische/sociologische benadering veronderstelt dat risicoperceptie voortkomt en ondersteund wordt door sociale instituties (Wildavsky & Dake, 1990). In deze visie worden de percepties sociaal geconstrueerd door instellingen, culturele waarden en levenswijzen. Veel onderzoek op dit gebied is hierbij beïnvloed door Mary Douglas's Theory of Cultural Bias (1982). ‘Çultural theory’ geeft aan dat er vier soorten van levenswijzen bestaan. De egalitaire, individualistische, hiërarchische en fatalistische levenswijze (Douglas & Wildavsky, 1982). Elke levenswijze komt overeen met een specifieke sociale structuur en een bepaald perspectief op risico’s. Mensen met verschillende levenswijze zullen zich zorgen maken over verschillende soorten risico's. Egalitaristen zijn bezorgd om risico’s die samenhangen met technologie en het milieu, individualisten maken zich meer zorgen om oorlog en andere bedreigingen van de markten, hiërarchisten maken zich zorgen over recht en orde en fatalisten maken zich over geen één van de voorgaande risico’s zorgen. Het systeem van culturele overtuigingen bepaalt in grote mate de collectieve opvattingen over hoe de wereld functioneert (Douglas & Wildavsky 1982, Rayner 1992). Deze collectieve opvattingen bevatten ook sociaal geconstrueerde representaties van de wereld. Sociale representaties bevatten sociale kennis van feiten en gebeurtenissen die binnen een groep gedeeld worden. Hieronder vallen ook opvattingen over wat gevaarlijk is en hoe om te gaan met risico's. Individuele aspecten van risicoperceptie worden beïnvloed door de sociale gemeenschap waarin de persoon leeft en vice versa. De culturele omgeving of culturele context is verbonden aan de individuele perceptie alsook aan het sociale systeem of de sociale gemeenschap (WBGU 1998). Om te begrijpen hoe men risico’s percipieert en hoe met risico’s wordt omgegaan is het noodzakelijk de sociale en culturele omgeving en context in ogenschouw te nemen. Dit betekent niet alleen op hoofdlijnen (verschillende geloofsovertuigingen of de ‘oosterse’ en ‘westerse’ cultuur) maar ook op lagere niveaus (de verschillende subculturen binnen een cultuur).
“Aan eenzelfde risico worden door mensen met een verschillende opleiding en achtergrond verschillende waardes toegekend. In dit soort gevallen is het maar net wie het luisterend oor heeft en op basis van welke mening het risico wordt beoordeeld.” Advisory operations specialist bij een internationale bank
De sociale en culturele context veroorzaakt verschillen in de manier waarop men tegen risico’s aankijkt en hoe men hierop reageert. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen woonachtig in gebieden die vatbaar zijn voor tornado’s. In Alabama is men er grotendeels van overtuigd dat wat er met hen gebeurt afhankelijk is van God of goed geluk en dat men hier dus weinig tegen kan doen. In
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
26
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Illionois is men blootgesteld aan het zelfde risico maar is men van mening dat het voornamelijk het eigen gedrag is wat je lot bepaalt. In overeenstemming hiermee hebben ze beschermende maatregelen getroffen die het aantal storm gerelateerde doden aanzienlijk heeft verlaagd in vergelijking met Alabama (Sims & Baumann, 1972).
“Bij onze Amerikaanse dochteronderneming, mogelijk ook als gevolg van de Sox wetgeving, worden risico’s op lagere niveaus hoger geschat dan in Nederland, dit resulteert erin dat audits meer op processen zijn gericht dan in Nederland. Audit manager grote internationale verzekeraar
Verschillen in risicoperceptie tussen verschillenden landen zijn ook aangetoond. Zo schatten Japanners nucleaire risico’s hoger in dan Amerikanen terwijl de vrijwillige blootstelling aan dit risico ook hoger werd geschat door de Japanners dan de Amerikanen (Hinman et al. 1993). Vanuit de psychometrische benadering bezien is dit niet logisch en zou men gezien de mate van vrijwilligheid een lagere risicoperceptie verwachten bij de Japanners. De economische situatie van getroffen personen kan ook de manier waarop met risico’s wordt omgegaan beïnvloeden. Zo hebben Mexicaanse landarbeiders, waarvan de economische situatie weinig ruimte biedt voor alternatieven, verklaard dat zij zich niet zorgen maken over afbreuk van hun gezondheid veroorzaakt door het gebruik van pesticides in hun werk (Vaughan, 1993). Wellicht dat zij wel de risico’s zien maar deze lager schatten of dat zij zich hierbij hebben neergelegd. Vanuit de psychometrische benadering bleek dat risicoperceptie mede afhankelijk was van karakteristieken zoals rechtvaardigheid en billijkheid. Er bestaan echter meerdere manieren om tegen rechtvaardigheid en billijkheid aan te kijken (Davy, 1996). De drie voornaamste opvattingen hierover zijn de utilitaristische rechtvaardigheid waarbij het minste ongeluk of geringste risico wordt geboden, de libertaire rechtvaardigheid of marktoplossing waarbij er zo min mogelijk overheidsbemoeienis is bij een vrije marktwerking en de egalitaire rechtvaardigheid waarbij ongelijkheid alleen is toegestaan wanneer het ook voordeel biedt voor de minst bevoordeelden. Het verkrijgen van maximale rechtvaardigheid en billijkheid binnen een bepaalde opvatting negeert de rechtvaardigheidseisen van andere opvattingen. Aldus kan het vertrouwen van mensen met een andere opvatting worden ondermijnd omdat het onmogelijk is aan alle verschillende rechtvaardigingseisen te voldoen. Een gebrek aan vertrouwen (in instituten) leidt tot een verhoogde risicoperceptie (Davy, 1996). De verschillende opvattingen over rechtvaardigheid kunnen binnen één samenleving worden gevonden maar er is altijd één opvatting die de overhand heeft en van land tot land kan verschillen. Zo is bijvoorbeeld de belangrijkste opvatting van rechtvaardigheid (de opvatting die door de meeste mensen wordt ondersteund) in Oostenrijk utilitaristische rechtvaardigheid, in de USA is dit de libertaire rechtvaardigheid (Linnerooth-Bayer & Fitzgerald 1996). Deze verschillen in opvatting bepalen bijvoorbeeld hoe men tegen de rol van de overheid aankijkt. Binnen een libertaire samenleving dient de rol van de overheid beperkt te blijven als het om de verdeling van goederen aankomt (Nozick, 1974). De verdeling van goederen is binnen de libertaire samenleving moreel aanvaardbaar zolang deze verdeling het resultaat is van vrijwillige transacties tussen individuen. De vrije markt is binnen een libertaire samenleving dan ook een superieur verdeelmechanisme. Binnen een utilitaristische samenleving gaat het meer om het welzijn en geluk van alle mensen. Binnen deze stroming is armoede moreel onverantwoord en zouden mensen bijvoorbeeld, wanneer dat mogelijk is, een deel van hun inkomen moeten doneren om armoede terug te dringen (Singer, 1972). Het ligt voor de hand aan te nemen dat door het verschil in opvatting over wat moreel verantwoord is, ook verschillend naar mogelijke risico’s wordt gekeken. Wat binnen de ene stroming als ongewenst wordt beschouwd hoeft binnen een andere stromingen niet als zodanig te worden aangemerkt.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
27
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Het is in Nederland onacceptabel dat er gemeenschapsgeld verloren gaat. Soms zijn echter de kosten die gemaakt worden om dit te voorkomen vele malen hoger. De financiële impact van de beheersingsmaatregelen is dan hoger dan de daadwerkelijke financiële impact van het risico.” Voormalig projectmanager bij de overheid
Wanneer opvattingen veranderen beïnvloedt dit de risicoperceptie. Zo blijkt dat wanneer bijvoorbeeld de scepsis ten aanzien van globalisering bij een groot deel van de bevolking verandert, dit de perceptie, evaluatie en acceptatie van andere risico’s kan beïnvloeden (Renn ea.,1992). Meer recentelijk zijn er ook onderzoeken verricht die inzicht hebben gegeven op de sociaaldemografische factoren die van invloed zijn op verschillen in risicoperceptie. Zo blijkt bijvoorbeeld dat hoger opgeleide mensen, oude mensen, en mensen die niet tot een minderheid van de maatschappij behoren, risico’s preciezer schatten en dat vrouwen grote risico’s onderschatten (Hikes & Viscusi, 2004). Het hebben van religieuze en quasi religieuze overtuigingen bleken ook significante voorspellers van een hogere risicoperceptie te zijn (Sjöberg & Wahlberg, 2002).
“Een risico kan bijvoorbeeld zijn dat er roest loslaat in een blik babyvoeding. Nu ik zelf recentelijk vader ben geworden, heb ik een ander beeld bij de mogelijke gevolgen hiervan dan vroeger.” Productiemanager internationale staalproducent
Persoonlijke facetten blijken ook van invloed op risicoperceptie. Zo kunnen de persoonlijke eigenschappen introversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele labiliteit en geslotenheid geassocieerd worden met een hogere risicoperceptie (Chauvin ea., 2007). In dit hoofdstuk is gebleken dat er naast psychologische factoren ook veel sociaal-culturele factoren van invloed zijn op risicoperceptie. Dit vraagt om een meer interdisciplinaire aanpak voor een beter begrip van risicoperceptie. In recente jaren zijn ook meer interdisciplinaire modellen voor risicoperceptie ontwikkeld zoals een vijf-factor model waarin de publieke risicoperceptie van klimaatverandering wordt bepaald door een combinatie van cognitieve, emotionele, onderbewuste, sociaal-culturele en individuele factoren (Helgeson ea., 2012). Dit model brengt inzichten samen uit de economische gedragswetenschappen, cognitieve psychologie, culturele antropologie, het psychometrische paradigma en de heuristieken benadering.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
28
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
7 De conclusie: Subjectiviteit en bias, wat is er aan te doen? Uit de vorige hoofdstukken is gebleken dat meerdere sociologische (hoofdstuk 6) en psychologische factoren (hoofdstuk 5) het schatten van risico’s beïnvloeden. Met name wanneer een kwalitatieve benadering wordt gehanteerd kunnen de effecten hiervan verstorend werken. Doordat subjectiviteit een grote invloed heeft in de processen bestaat de kans dat risico’s niet realistisch geschat worden. De uitkomsten van risicomatrices geven dan een vertekend beeld. De uitkomsten zijn niet in overeenstemming met de werkelijkheid en kunnen tot verkeerde beslissingen leiden. In hoofdstuk 4 werd duidelijk dat de wijze waarop een risicomatrix is geconstrueerd en hoe de schalen zijn beschreven, de mate van subjectiviteit kan beïnvloeden. De lezer van dit referaat zal misschien de moed in de schoenen zijn gezakt na het lezen over zoveel verschillende factoren die het realistisch schatten van risico’s beïnvloeden. Hopelijk is dit niet het geval aangezien dit zeker niet het doel van dit referaat is. Integendeel, hopelijk sporen de inzichten in dit referaat juist aan om het risicoschattingsproces verder te verbeteren. Het schatten van risico’s is en blijft namelijk een essentieel proces in het ERM van een organisatie. Door voorbereid te zijn op mogelijke bedreigingen, die het realiseren van de doelstellingen in de weg staan, wordt de kans dat deze doelstellingen gerealiseerd worden een stuk groter. Het doel van dit referaat is dan ook aanknopingspunten te geven voor de verdere verbetering van het risicomanagementproces. In het schatten van risico’s zal altijd een bepaalde mate van subjectiviteit schuilen. Om subjectiviteit zoveel mogelijk te vermijden is het aan te bevelen risico’s te kwantificeren op basis van informatie. Dit is echter niet altijd mogelijk omdat geschikte informatie niet beschikbaar is of te kostbaar om te verkrijgen. Soms lenen risico’s zich ook niet om kwantitatief te worden beschreven en is een kwalitatieve benadering een logische keuze. Mensen die zich bezig houden met risicomanagement of mensen die dit proces beoordelen moeten zich bewust zijn van de subjectiviteit in dit proces en van de rol die cognitieve processen spelen. Belangrijk is de veelvoud aan factoren die het proces van risicoschattingen beïnvloeden te kennen en hier rekening mee te houden. Pas dan zal het schatten van risico’s worden verbeterd en zal het risicomanagementproces in zijn geheel een positieve impuls krijgen. In dit hoofdstuk worden handvatten verstrekt die verstorende effecten bij het schatten van risico’s helpen te verminderen. Voor deze handvatten zullen aanknopingspunten worden gebruikt die de theorie uit de vorige hoofdstukken biedt. Het uitgangspunt hierbij is dat wanneer men zich bewust is van eventuele verstorende effecten, men hier meer alert op zal zijn . De gedachte is dan vervolgens dat hier meer rekening mee wordt gehouden wat leidt tot realistischere risicoschattingen. Bij het beoordelen en evalueren van het risicoschattingsproces kan gekeken worden op welke manier met subjectiviteit in het proces is omgegaan en in welke mate de in dit hoofdstuk genoemde handvatten of soortgelijke handvatten zijn gebruikt. Het is misschien te veel gevraagd om de inzichten en methodes door de deelnemers van het risicoschattingsproces zelf te laten toepassen. Een belangrijke rol bij het schatten van risico’s is daarom weggelegd voor de begeleider of facilitator van het proces. Hij of zij is degene die bijvoorbeeld de genoemde inzichten en methodes in dit hoofdstuk kan toepassen of inbouwen in het proces. Daarnaast kunnen deze experts gebruik maken van kennis die niet in dit referaat is opgenomen om verstorende effecten op te sporen en het proces verder verbeteren. Handvatten: risicomatrices Aan de vormgeving en beschrijving van de risicomatrix moet aandacht worden geschonken. De beschrijving van de schalen en risicocriteria moet eenduidig zijn. Hoe meer de schalen aan interpretatie onderhevig zijn des te meer zullen de uitkomsten tussen gebruikers verschillen. Een eenduidige beschrijving is belangrijk zodat alle gebruikers deze op dezelfde wijze interpreteren. Het begint hier al bij een duidelijke beschrijving van wat onder een risico wordt verstaan. Een uniforme risicotaal draagt bij aan een eenduidige interpretatie van risicotermen. Om eventuele onduidelijkheden te signaleren kan het helpen deze vooraf met gebruikers te bespreken. Door de achtergrond en de onderbouwing van de schalen te bespreken worden eventuele interpretatieverschillen duidelijk. Naar aanleiding hiervan kunnen de schalen eventueel © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
29
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
worden bijgesteld. Om de risico’s beter te begrijpen kan het helpen extra informatie te verschaffen en waar mogelijk risico’s te kwantificeren. Het bekijken van interne en externe data kan individuen helpen de kans en impact van een risico realistischer te beoordelen. Vaak is er meer informatie beschikbaar dan in eerste instantie wordt aangenomen. Vaak is het al eens gemeten of is de methode om informatie te vergaren minder kostbaar dan wordt aangenomen. Bronnen met data aangaande het optreden van risico’s kunnen divers zijn. Bijvoorbeeld interne en externe audit rapporten of rapporten gepubliceerd door verzekeringsmaatschappijen, onderzoeksorganisaties en toezichthouders. Ondanks dat het vertrouwen op bestaande data objectiviteit biedt, is het belangrijk de relevantie van de data te beoordelen met betrekking tot huidige en toekomstige condities. Handvatten: heuristieken Bij het beoordelen van risico’s en het interpreteren van informatie wordt gebruik gemaakt van heuristieken. Deze kunnen ons echter in sommige gevallen op een dwaalspoor brengen. In dit referaat zijn enkele heuristieken besproken maar er zijn er natuurlijk veel meer en iedereen gebruikt ze weer anders. Ook worden heuristieken soms onbewust gebruikt en is de oorzaak soms niet duidelijk (bijvoorbeeld ankereffect). Ondanks deze complicerende factoren kan wel de vraag worden gesteld of dit beseft wordt en of er gevallen bestaan waarbij wel iets aan negatieve effecten van gebruikte heuristieken kan worden gedaan. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van methodes zoals poker planning. Een methode die kan helpen de ankereffecten in groepen te vermijden door deelnemers gebruik te laten maken van kaarten met voorbedrukte waardes en deze gelijktijdig kenbaar te maken. Hierdoor worden deelnemers in eerste instantie niet beïnvloedt door een waarde die door een ander wordt geopperd. In sommige gevallen kan kennis van heuristieken er voor zorgen dat we niet al te veel afdwalen en dat negatieve effecten van foutief toegepaste heuristieken kunnen worden verzwakt waardoor betere keuzes gemaakt kunnen worden. Kennis van heuristieken kan de persoon overtuigen dat beschikbare cijfers het schattingsvermogen beïnvloeden of dat informatie zo wordt gepercipieerd dat het aansluit bij de eigen overtuiging. Wellicht dat wanneer hier op wordt gewezen men meer openstaat voor afwijkende opvattingen en men beter omgaat met aanvullende informatie bij het beoordelen van risico’s. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van reflecterende vragen. Om negatieve gevolgen van de bevestigingsheuristiek te verminderen zijn onderstaande vragen denkbaar:
Ben ik gemotiveerd dingen op een bepaald manier te zien? Welke verwachtingen heb ik meegenomen? Zou ik zaken anders zien wanneer ik deze motivaties en verwachtingen niet zou hebben? Heb ik andere mensen geconsulteerd die mijn motivaties en verwachtingen niet delen?
Door de gebruiker bovenstaande vragen aan zichzelf te laten stellen kunnen voor hem of haar cognitieve en motivatie gestuurde factoren duidelijk worden die tot bias in perceptie kunnen leiden. Handvatten: evalueren uitkomsten Om risico’s beter te begrijpen kan het helpen om de risico’s te laten beoordelen door mensen uit verschillende disciplines. Cross-functionele workshops kunnen worden ingezet om risico interactie te bewerkstelligen en silo denken tegen gaan. Workshops kunnen het begrip van risico’s vergroten door verschillenden perspectieven bij elkaar te brengen. Door verschillende disciplines bij elkaar te brengen kan verschillende informatie aangaande oorzaken, kansen en gevolgen worden verzameld. Vervolgens kunnen mensen individueel de risicobeoordeling uitvoeren. Na afloop van de individuele risicobeoordeling worden de verschillen besproken. Hierdoor wordt het inzicht in de risico’s vergroot en verschillen transparant gemaakt. Bij het bespreken van de uitkomsten dienen verschillende aspecten uit verschillende disciplines te worden geadresseerd die mogelijke verschillen in risicoperceptie kunnen verklaren. De verschillende psychologische en sociaal culturele factoren die risicoperceptie beïnvloeden kunnen hierin worden meegenomen. Bijvoorbeeld door de achtergronden die ten grondslag liggen © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
30
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
aan de individuele keuzes te achterhalen. Bij het bespreken van de keuzes voor de toegekende waardes kan worden ingegaan op de rol die de media hierin heeft gehad of kunnen aspecten zoals het gevoel van beheersbaarheid en vertrouwdheid met het risico die hebben meegespeeld in de beoordeling zichtbaar worden gemaakt. Ook kan dieper worden ingegaan in op de algemene opvattingen van de verschillende risicobeoordelaars zoals opvattingen over rechtvaardigheid. Echter, gaat dit wellicht te ver om te bespreken in een werkomgeving aangezien dit gevoelig kan liggen. Het is lastig aan te geven hoe ver men moet gaan bij het evalueren van de uitkomsten van risicoschattingen. Belangrijk is in ieder geval wel dat het gedaan wordt. Op basis van het bespreken van de verschillen kunnen de onderliggende oorzaken voor deze verschillen boven water worden gehaald wat tot nieuwe inzichten kan leiden. Op basis van deze inzichten kunnen de uitkomsten van de risicomatrix eventueel worden bijgesteld voor een realistischer beeld. Slotwoord In dit hoofdstuk zijn verschillende inzichten en praktische handvatten besproken die het proces van risicoschatting kunnen verbeteren. Voor veel mensen, die risicoschattingen doen of dit proces begeleiden, zullen deze inzichten nieuw zijn. Dit zijn de mensen voor wie dit referaat is geschreven. Dit referaat laat namelijk zien dat, alleen al bij het schatten van risico’s, verschillende factoren een rol spelen die afkomstig zijn uit verschillende wetenschappelijke disciplines. Het is dan ook niet langer toereikend om eenzijdig naar het risicomanagementproces te kijken. Alleen door kennis vanuit verschillende paradigma’s toe te passen, kan het risicomanagementproces verder worden verbeterd.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
31
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Literatuurlijst Ajzen, I. (1977). “Intuitive theories of events and the effects of base-rate information on prediction” Journal of Personality and Social Psychology, 35(5), 303-314 Argote, L., Seabright, M. A., & Dyer, L. (1986). “Individual versus group use of base-rate and individuating information”, Organizational Behavior and Human Decision Processes, 38(1), 65-75 Blankenship, K. L., Wegener, D. T., Petty, R. E., Detweiler-Bedell B., & Macy, C. L. (2008). "Elaboration and consequences of anchored estimates: An attitudinal perspective on numerical anchoring", Journal of Experimental Social Psychology, 44, 1465–1476 Bluff, E. (2005).”The relationship between reasonably practicable and risk management regulation”, Australian Journal of Labour Law, 18, 3, 197-239 Brun, W. (1994). “Risk perception: Main issues, approached and findings” In G. Wright and P. Ayton (Eds.), Subjective probability (pp. 395-420). Chichester: John Wiley and Sons Chauvin, B., Hermand, D. en Mullet, E. (2007). “Risk Perception and Personality Facets”, Risk Analysis, Vol. 27, No. 1 Claassen, U. (2009). "Handboek Risicomanagement", Kluwer Combs, B. and Slovic, P., (1979) “Newspaper coverage of causes of death “, Journalism Quaterly 56, 837-843, 849 COSO ERM Integrated Framework (2004), Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission Covello V. T., Winterfeldt D. & Slovic P. (1987). “Communicating scientific information about health and environmental risks: problems and opportunities from a social and behavioral perspective” In Covello et al. (Eds.) Uncertainty in Risk Assessment, Risk Management, and Decision Making. Plenum Press, New York Curtis, P & Carey, P. (2012).“Risk assessment in practice”, Deloitte & Touche LLP Davy B. (1996). “Fairness as compassion: towards a less unfair facility siting policy”, Risk: Health, Safety and Environment. Vol. 7, No. 2, pp. 99-108 De Keyser, L. & Van Herle, A. (1985). “Hypothyroidism. Current diagnosis” (7th ed.) (pp. 840-843) Douglas M. & Wildavsky A. (1982).“Risk and culture. An essay on the selection of technological and environmental dangers”, Berkley: University of California Press Douglas, M. (1985). “ Risk acceptability according to the social sciences (collected works)”. Epley, N. & Gilovich, T. (2001). "Putting adjustment back into the anchoring and adjustment heuristic: Differential processing of self-generated and experimenter-provided anchors". Psychological Science, 12, 391–396. © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
32
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Epley, N. & Gilovich, T. (2006). "The Anchoring-and-Adjustment Heuristic, Why the Adjusments are insufficient". Psychological Science, 17 no. 4, p. 311-318 Forlani, D. (2002 ) “Risk and rationality: The influence of decision domain and perceived outcome control on the manager’s high-risk decisions” , Journal of Behavioral Decision Makinf, vol. 15, pp. 125-140 Freudenburg W.R.,et al ”Media coverage of Hazard Events: Analysing the assumptions,”, Risk Analysis 16, 31-42 (1996) Gigerenzer, G., Hell, W., Blank, H. (1988). “Presentation and content: The use of base rates as a continuous variable”, Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 14(3), 513-525. Gilovich, T. & Savitsky, K. (1996). “Like goes with like: The role of representativeness in erroneous and pseudoscientific beliefs” Skeptical Inquirer, 34-40 Hazard B. & Seidel G. (1993) .”Informationsbedingte und psychosoziale Ursachen für die Angst vor Gesundheitsschäden durch Radon”. In: Aurand K., Hazard B & Tretter F. (Eds.) Umweltbelastungen und Ängste. Opladen: Westdeutscher Verlag, pp. 113-132 Helgeson, J., van der Linden, S., & Chabay, I. (2012)."The Role of Knowledge, Learning and Mental Models in Perceptions of Climate Change Related risks." In A. Wals & P.B. Corcoran (Eds.), Learning for sustainability in times of accelerating change (pp. 329-346). Wageningen Academic Publishers Hershey, J.C. en P.J.H. Schoemaker (1980). “Risk taking and problem context in the domain of losses: AN expected-utility analysis”, Journal of Risk and Insurance, vol. 47, pp. 111-132 Hikes, J.K., Viscusi, W.K. (2004). "Dead Reckoning: Demographic Determinants of the Accuracy of Mortality Risk Perception" Risk Analysis 24(3): 651-663. Hinman G.W., Rosa E.A., Kleinhesselink R.R. & Lowinger T.C. (1993). “Perception of nuclear and other risks in Japan and the United States”. Risk Analysis 13, pp. 449-456 Kanheman, D. en Tversky, A. (1979)."Prospect Theory: An analysis of decision under risk", Econometrica 1979, p 263-291 Kahneman D., Slovic P. & Tversky A. (1982). “Judgement under uncertainty: heuristics and biases.” Cambridge: Cambridge University Press Kaplan, S en Garrick, J. (1981) “On the Quantitative Definition of Risk”, Risk Analysis ,Volume 1, Issue 1, pages 11–27 Kenrick, D; Tversky, A. (2006) "Social Psychology Goals In Interaction" 246. p. 50 Kraus, N. N., and Slovic, P. (1988). “Taxonomic analysis of perceived risk: modeling individual and group perseptions”, Risk Analysis, 8, 435-455. Krynski, T. R., & Tenenbaum, J. B. (2007). “The role of causality in judgment under uncertainty”, Journal of Experimental Psychology: General, 136 , 430-450. © Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
33
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Kunreuther, H. & Pauly, M. (2004). “Neglecting disaster: Why don’t people insure against large losses?”, The journal of Corporate Accounting and Finance, vol. 17 no.5, pp 21-25 Langer, E. (1975). “The illusion of control” J. Pers. Soc. Psychol., 32, 311-328 Lichtenstein S., SLovic P., Fischhoff B., Layman M. & Combs B. (1978). “Jugded frequency of lethal events”, Journal of Experimental Psychology: Human Learning and Memory. Vol. 4, pp. 551-578 Linnerooth-Bayer J. & Fitzgerald K. B. (1996). “Conflicting views on fair siting processes” Risk: Health, Safety and Environment. Vol. 7, No. 2, pp. 119-134 Lochner, L. (2007). “Individual perceptions of the criminal justice system”, The American Economic Review, Vol. 97, no. 1, pp. 444-460 Madey, F. & Gilovich, T. (1993). “Effect of temporal focus on the recall of expectancy-consistent and expectancy inconsistent information”, journal of personality and social psychology 1993, vol 65, no. 3, 458-468 March, J.G. & Shapira, Z. (1987). “Managerial perspectives on risk and risk taking”, Management Science, vol. 33, no. 11, pp. 1404-1418 McKenna, F. P. (1993). “It won't happen to me: Unrealistic optimism or illusion of control?” ,British Journal of Psychology, 84, 39-50 Mullet, E., Duquesnoy, C., Raiff, P., Fahrasmane, R., & Namur,E. (1993). “The evaluative factor of risk perception”, Journal of Applied Social Psychology, 23, 1594–1605 Mussweiler, T. & Strack, F. (1999). "Hypothesis-consistent testing and semantic priming in the anchoring paradigm: A selective accessibility model". Journal of Experimental Social Psychology, 35, 136–164 Mussweiler, T. & Englich, B. (2005). "Subliminal anchoring: Judgmental consequences and underlying mechanisms". Organizational Behavior and Human Decision Processes, 98, 133–143 Nuijten, A., B. Zwiers en G van der Pijl, (2008). “Het effect van risico-informatie op de risico-perceptie van IT-auditors”, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, april 2008, p. 145-151 Nozick, R. (1974). “Anarchy, State, and Utopia”, New York: Basic Books Pelham, Brett; Blanton, Hart (2013). “Conducting Research in Psychology: measuring the weight of smoke” ( 4th ed.). Belmont, CA: Cengage Learning. pp. 11–12 Pedroso de Lima M.L. (1993). “Perception of seismological risks”, PhD thesis. Social and Organizational Psychology, University of Lisbon, Portugal Plous, S. (1993). “The Psychology of Judgment and Decision Making”, McGraw-Hill, Pronin, E. (2007). "Perception and misperception of bias in human judgment" Trends in Cognitive Sciences, Volume 11, Issue 1, January 2007, pp. 37–43
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
34
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Rayner S. (1992). “Cultural theory and risk analysis”. In: Krimsky S & Golding D. (Eds.) Social theory of risk. Westport, CT., London: Praeger, pp. 83-116 Renn O., Burns W. J., Kasperson J. X., Kasperson R. E. & Slovic P. (1992). “The social amplification of risk: theoretical foundations and empirical applications”, J. Soc. Iss. Vol. 48, No. 4, pp. 137-160 Renn O. (1992). “Concepts of risk: a classification”. In: Krimsky S. & Golding D. (Eds.) Social theories of risk. Westport, CT. London: Praeger, pp. 53-79 Singer, P. (1972). “Famine, Affluence, and Morality”. Philosophy and Public Affairs, vol. 1, no. 1 ,pp. 229-243 Simmons, J., LeBoeuf, R., Nelson, L. (2010). "The effect of accuracy motivation on anchoring and adjustment: Do people adjust from provided anchors?". Journal of Personality and Social Psychology, 99(6), 917–932 Sims J. & Baumann D. 1972. The tornado threat: coping styles of the North and the South. Science, Vol. 176, pp. 1386-1392 Sjöberg, L. (2000a). “Consequences matter, "risk" is marginal”, Journal of Risk Research, 3, 287-295 Slovic, P., Fischhoff, B., Lichtenstein, S. (1982). “Why Study Risk Perception?” Risk Analysis 2(2) : 83– 93 Slovic, P., Fischhoff, B., and Lichetenstein, S. (1985). “Characterizing Perceived Risk”, In C. H. C. Kates and J. X. Kasperson (Eds.), Perilous Progress: Managing the Hazards of Technology. Boulder: Westview Press Slovic P., Fischhoff B. & Liechtenstein S. (1986). “The psychometric study of risk perceptions”, In: Covello V.T., Menkes J & Mumpower J. (Eds.) Risk evaluation and management. New York, London: Plenum Press, pp. 3-24 SLovic P., (1987). “Perception of risk” Science vol. 236, pp 280-285 Slovic, P. (1992). “Perception of risk: reflections on the psychometric paradigm”, In S. Krimsky and D. Golding (Eds.), Social theories of risk (pp. 117-152). Westport, CT: Praeger Strack, F., & Mussweiler, T. (1997). "Explaining the enigmatic anchoring effect: Mechanisms of selective accessibility". Journal of Personality and Social Psychology, 73(3), 437–446 Kenrick, D; Tversky, A. (2006)."Social Psychology Goals In Interaction " 246. p. 50 Thompson, C.P. and Mingay,D., (1991). ”Estimating the frequency of Everyday Events”, Applied Cognitive Psychology 5, 497-510 Tversky, A. & Kahneman, D. (1973). “Availibility: a Heuristic for judging frequency and Probability”,Cognitive Psychology 4, 207-232 Tversky, A. & Kahneman, D. (1974). "Judgment under uncertainty: Heuristics and biases" , Science, 185, 1124–1130.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
35
J.R. van Barneveld, Afstudeeropdracht Internal Auditing & Advisory, ESAA, 2015
Tversky, A., & Kahneman, D. (1982). “Evidential Impact of Base Rates.”, In D. Kahneman, P. Slovic, & A. Tversky (Eds.), Judgment under Uncertainty: Heuristics and Biases. Cambridge: Cambridge University Press Vaughan E. (1993). “Individual and cultural differences in adaptation to environmental risks”, American Psychologist Vol. 48 (6), pp. 673-680 Wahlberg, A. & Sjöberg, L. (2000). “Risk perception and the Media. A review of Research on Media Influence on Public Risk Perception”, Journal of Risk Research 3, 31-50 WBGU (1998). “World in transition. Strategies for global environmental risks” Annual report of the German Advisory council on global change (WGBU) Weinstein, N. D. (1980). “Unrealistic optimism about future life events”, J. Pers. Soc.Psychol., 39(5), 806-820 Weinstein, N. D. (1987). “Unrealistic optimism about susceptibility to health problems: Conclusions from a community-wide sample”, Journal of Behavioral Medicine, 10, 481–500. Wildavsky, A. & Dake, K. (1990). “Theories of Risk Perception: Who Fears What and Why?” American Academy of Arts and Sciences (Daedalus) 119(4):41–60 Zukier, H. (1984). “Social roles and strategies in prediction: Some determinants of the use of base-rate information”, Journal of Personality and Social Psychology, 47(2), 349-360.
© Copyright: Alle rechten zijn voorbehouden aan de auteur(s) van dit document en Auditing.nl
36