Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Hare Excellentie Mw. S. A. M. Dijksma Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Tilburg, 14 mei 2008 Betreft: Perspectief op Passend onderwijs Midden-Brabant. Geachte Mevrouw Dijksma, Met deze brief informeert de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant u over haar perspectief op de regionale ontwikkeling van Passend onderwijs in de komende jaren. We starten met een samenvatting, gevolgd door een toelichting op hoofdlijnen. De brief sluiten we af met een “Kwaliteitsagenda Passend onderwijs Midden-Brabant 2008-2012”. Samenvatting Na een periode van relatieve stilte is vanaf december 2007 het beleidsthema Passend onderwijs ook landelijk weer voortvarend ter hand genomen. Voor Midden-Brabant resulteert dit in intensief voorjaarsoverleg van de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant met het ministerie van OCW. Het overleg richt zich op het uitwisselen en aanscherpen van tot dan toe ontwikkelde plannen én op een oriëntatie op de vraag of een veldinitiatief dan wel een experiment het vervolg zal zijn. In dezelfde periode tekenen de inhoudelijke contouren en het perspectief van wat Midden-Brabant wil zich duidelijker af. Daarbij is vooral kenmerkend de samenhang tussen: 1. het “cliëntperspectief” als overkoepelend belang (van 0-27 jaar); 2. de centrale rol / betrokkenheid van ouders en instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening op alle niveaus; 3. de geïntegreerde indicatiestelling (én monitoring) zoals die voor onderwijs (CiO) en tussen onderwijs en zorg (CiZO)1 wordt beoogd; 4. de kleinschalige aanpak middels includerende initiatieven op de werkvloer; 5. de koppeling van Passend onderwijs aan de kwaliteitsagenda’s PO, VO en WEC (inclusief passend en resultaatgericht rekenwiskunde- en taalonderwijs). De gesprekken met het ministerie mondden uit in de afspraak dat de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant haar actuele perspectief op Passend onderwijs verwoordt in een brief aan het ministerie. De stuurgroep zelf neemt het besluit deze brief tevens te gebruiken om de (nieuwe) partners in
1
Binnen het netwerk Passend onderwijs Midden-Brabant én het netwerk Centra voor Jeugd en Gezin is de inrichting van een regionale autoriteit “Commissie Indicatiestelling Zorg en Onderwijs” (CiZO) bepleit. Deze autoriteit ontstaat wanneer de indicatieorganen vanuit de onderwijssectoren zich samenvoegen met de indicatieorganen uit de zorg. Naast indicatie stelling zouden aan deze autoriteit tevens de functies van (een leven lang) budgetverstrekking, case management, monitoring en auditing (ouders) kunnen worden toegevoegd.
Midden-Brabant op de hoogte te stellen van de actuele ontwikkelingen. De inhoud van deze brief zal centraal staan tijdens een regionaal congres in het najaar van 2008. Samenvattend formuleert de stuurgroep haar visie op de voortgang als volgt: De Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant meent dat het verstandig is tenminste tot en met 2011 te focussen op verdere intensivering van de regionale contacten, het uitbouwen van (nieuwe) samenwerkingsrelaties met ouders-, zorg- en onderwijspartners, de inrichting van een dekkend netwerk, de realisatie van een geïntegreerde indicatiestelling, het ontwikkelen van een systeem van flexibele bekostiging van onderwijszorg trajecten, het initiëren en verbreden van includerende initiatieven, professionalisering, scholing, certificering etc. Vanaf 2011 zou op basis daarvan dan de meer formele inrichting van het Regionaal Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Midden-Brabant kunnen worden gerealiseerd. Daarvoor is dan nodig dat de bestaande samenwerkingsverbanden WSNS, REC en VO worden omgebouwd tot één netwerk Passend onderwijs en de installatie van een regionale autoriteit – Ci(Z)O. Op dat moment zullen ook voorwaarden vervuld zijn te gaan werken met een – naar verwachting verplicht gesteld – regionaal zorgbudget. De vraag of een veldinitiatief- dan wel een experimentenstatus zich beter leent voor de realisatie van bovenstaand perspectief is door de stuurgroep niet beantwoord. De Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant neigt naar een start als veldinitiatief in 2008 met mogelijk een vervolg als experiment op een later moment. De stuurgroep legt prioriteit bij wat inhoudelijk haalbaar en organisatorisch verantwoord wordt geacht. De inrichting en bekostiging van het project zijn hieraan ondergeschikt. Hieronder volgt een nadere toelichting op hoofdlijnen. Integrale benadering Vanaf de start van Passend onderwijs in de regio Midden-Brabant is er het besef dat een geïntegreerde benadering, waarbij alle belanghebbenden zijn betrokken, van groot belang is. Het resulteert in een netwerk en later ook in de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant met vertegenwoordigers vanuit drie “zuilen” i.c. onderwijs, ouders en instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening (zie organogram bijlage 1). Wij hebben hierbij de verwachting dat zowel het ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin een bijdrage zal leveren om deze integrale benadering mogelijk te maken. Ouders en cliënt centraal Vanaf de start van Passend onderwijs Midden-Brabant is aan de ouders/cliënten een centrale rol toegekend. Bij de inrichting van Passend onderwijs blijkt het ouder/cliëntperspectief ook gidsend te zijn voor de inrichting van een ononderbroken keten van voorzieningen (“van wieg tot graf”). Door het centraal stellen van de overkoepelende belangen van de cliënt wordt duidelijk dat “niemand het alleen kan”. Het is gewenst dat er vanuit het perspectief van doorgaande leer- en zorglijnen goede afspraken gemaakt worden over de diverse overgangen binnen het onderwijs. In het bijzonder de overgangen van basis naar voortgezet onderwijs en van VMBO naar MBO vragen meer aandacht. Daarin worden wij gesterkt door de ambities van de eind april 2008 verschenen Beleidsreactie Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. De leraar in een sleutelrol Passend onderwijs is een verhaal van willen, durven en kunnen; het succes ervan staat of valt met de bereidheid, de gedrevenheid, professionaliteit én de mogelijkheid van de leraar om over bestaande grenzen heen te groeien. Passend onderwijs vraagt om nieuwe competenties ten behoeve van een speciale groep leerlingen. Deze competenties willen wij zien als WOSO competenties (Werkverband Opleidingen Speciale Onderwijszorg). Voor de verdere ontwikkeling van de leraar is de bereidheid om een levenlang te leren en te willen excelleren voor leerlingen met speciale hulpvragen van groot belang. Passend onderwijs doet een beroep op échte professionals; beroepsbeoefenaars, die onder gegeven randvoorwaarden in staat zijn te voldoen aan verwachtingen van ouders en leerlingen en daarover verantwoording wensen af te leggen aan alle belanghebbenden (Professionele Governance). Naast het onderwijzend personeel wijzen wij ook op het grote belang in de toekomst aandacht te geven aan de professionele ontwikkeling van het Onderwijs Ondersteunend Personeel (OOP). Het Actieplan LeerKracht van Nederland (november 2007), het Convenant LeerKracht van Nederland (16 april 2008) en de publicatie over excellente leraren van het Landelijk Platform Beroepen in het On-
2
derwijs bieden aanknopingspunten voor de verdere ontwikkeling en in sommige gevallen zelfs de rehabilitatie van het beroep. De leraar komt daarbij niet alleen als lesgever maar ook als onderzoeker en onderwijsmaker in beeld. Passend onderwijs, mits op kwaliteit gericht en van onderop en onder de juiste randvoorwaarden vormgegeven, geeft de leraar zijn vakmanschap terug! De Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant acht het dan ook gewenst dat bij de planontwikkeling op regionaal niveau expliciet aandacht wordt gegeven aan de professionalisering van het personeel. Wij achten het daarbij gewenst wanneer samenwerkende besturen in gezamenlijkheid komen tot het maken van afspraken met opleidingsinstituten hierover. Dergelijke afspraken zijn gewenst voor zowel de kwaliteit van de leraar als voor de kwaliteit van de schoolloopbaan van leerlingen met complexe hulpvragen. Zorgplicht Invoering van de wet Passend onderwijs vraagt om op schoolniveau invulling te geven aan de naar verwachting dan wettelijk verplicht gestelde zorgplicht. Het wordt dan de verantwoordelijkheid van de school/het schoolbestuur om voor de leerling die specifieke hulpvragen heeft, te zoeken naar een geschikte oplossing. Die oplossing kan gevonden worden binnen de eigen school; het kan ook zijn dat de oplossing gevonden wordt op een andere school of dat aanvullende zorg geboden wordt door een onderwijsinstelling en/of instelling voor zorg en jeugdhulpverlening. Voor de vormgeving van Passend onderwijs is het nodig dat op regionaal niveau afspraken worden gemaakt om deze nieuwe taakstelling waar te maken. Vanuit de wet- en regelgeving wordt daartoe in ieder geval aangegeven dat besturen samenwerken in een regionaal netwerk van samenwerkingsverbanden. Visiedocument De inhoudelijke visie op Passend onderwijs in Midden-Brabant is beschreven in de notitie “Koersen op de kansen van het kind” (februari 2007). Daarin geven de regionale partners aan dat Passend onderwijs vraagt om een flexibele inrichting van de onderwijszorg(structuur), waarin kwalitatief hoogwaardig onderwijs en zorg wordt geboden, op een door de ouders gewenste wijze, zo thuisnabij mogelijk . Infrastructuur van voorzieningen In “Koersen op de kansen van het kind” is beschreven dat Midden-Brabant speciaal onderwijs wil inrichten in drie dynamisch op elkaar inspelende werkvelden: 1. speciale onderwijs(zorg)arrangementen binnen reguliere scholen; 2. speciaal onderwijs in speciale voorzieningen op wijkniveau (PO) dan wel voorzieningen dicht bij of in het reguliere werkveld (LWOO en PrO in het VO); 3. speciaal onderwijs in gespecialiseerde regionale scholen. De doelgroep van bestaande speciale onderwijsvoorzieningen zoals speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs verbreedt zich daarbij naar een meer integrale opvang van jongeren met een “tussenliggende” (werkveld 2) of “meervoudige” (werkveld 3) problematiek. Includeren Streven is daar waar het kan leerlingen die speciale onderwijszorg behoeven meer thuisnabij op te vangen. In Midden-Brabant noemen we dit “includeren”. De afgelopen jaren zijn reeds vele includerende initiatieven ontstaan. Hieronder geven wij enkele voorbeelden daarvan: - ZMOK leerlingen (VSO) volgen in het kader van symbiose diplomagerichte trajecten in het VMBO; - schakelklassen die op passende en school- en thuisnabije wijze zijn georganiseerd; - de plusklas voor hoogbegaafde leerlingen; - leerlingen met een autisme spectrum stoornis (voortgezet onderwijs) worden opgevangen in een LWOO voorziening binnen het VMBO. Een aantal daarvan krijgt, dankzij een intensieve samenwerking met andere scholen, daarbij een perspectief om het behalen van een HAVO of VWO diploma; - leerlingen met autisme spectrum stoornis (primair onderwijs) worden binnen de eigen wijk opgevangen in een school voor speciaal basisonderwijs; - ZML leerlingen vormen op meerdere plaatsen (primair onderwijs en voortgezet onderwijs) een speciale groep in de reguliere school; - voor leerlingen op het grensvlak van zorg en onderwijs is een onderwijszorg klas gerealiseerd;
3
-
-
diverse vormen van ondersteuning in de regio om scholen bij de realisatie van Passend onderwijs te ondersteunen. Daarbij wijzen wij op het Steunpunt Hoogbegaafde Leerlingen, het Autisme Steunpunt Midden-Brabant, de Orthopedagogisch en Didactische Dienst van het SWV VO Midden-Brabant; voorzieningen als Rebound Midden-Brabant, Herstart, Op de Rails, Crossroads (delinquente jongeren) voorkomen schooluitval en bevorderen reïntegratie.
Draaiboek Passend onderwijs 2007-2008 Voor het schooljaar 2007-2008 ontwikkelde de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant een draaiboek met voorgenomen activiteiten. De onderdelen van dit draaiboek zijn integraal opgenomen in de “Kwaliteitsagenda Passend Onderwijs Midden-Brabant 2008-2012”, waarmee we deze brief afsluiten. Werkprincipes Bij de realisatie van Passend onderwijs in Midden-Brabant zijn de volgende werkprincipes van belang. - De kwaliteit van de schoolloopbaan van de leerling staat voorop. Op basis van een goede analyse van de hulpvraag van de leerling gaan we na wat nodig is aan speciale onderwijszorg. Lange procedures, veelal veroorzaakt door verkokerd denken, korten we in. - We streven naar een kleinschalige, integrale aanpak van onderop. Vertegenwoordigers van ouders, onderwijs, zorg en jeugdhulpverlening nemen deel aan includerende initiatieven en iedere betrokkene kan vanuit de eigen verantwoordelijkheid een bijdrage leveren aan de realisering ervan. - Passend onderwijs is aanleiding om de kwaliteit van het onderwijs verder te verbeteren. De regio kiest ervoor door middel van scholing en professionalisering de kwaliteit binnen de drie werkvelden te verbeteren. - Ook de vakinhoudelijke invalshoek en de koppeling aan de kwaliteitsagenda’s PO, VO en WEC is van belang (o.a. passend rekenwiskunde onderwijs). We willen nieuwe initiatieven verder uitbouwen en verbinden (passend taalonderwijs; VVE). - Vernieuwingen vinden plaats op basis van “evidence based” werken. Kleinschalige activiteiten worden waar mogelijk verbreed. - In samenhang met andere regionale ontwikkelingen. Op plaatselijk en regionaal niveau streven we naar een juiste afstemming. In het bijzonder betreft dit de relatie tussen Passend onderwijs en de Centra voor Jeugd en Gezin. Ook is van belang de relatie te leggen tussen Passend onderwijs en de werking van het Convenant Voorkomen Voortijdig Schoolverlaten gesloten tussen het Ministerie OCW, de gemeente Tilburg en de schoolbesturen voortgezet onderwijs (maart 2008). Wanneer wij deze werkprincipes nader bezien dan constateren wij dat in een relatief korte tijd in de regio Midden-Brabant talrijke activiteiten op het niveau van samenwerking en afstemming hebben plaatsgevonden. Op een aantal plaatsen zijn aantoonbare successen geboekt, maar tegelijkertijd beseffen we dat het nog veel tijd zal vragen voor alle doelen gerealiseerd zijn. Gezien de verworvenheden van dit moment en het draagvlak daarvoor in de regio, constateren wij dat wij ons, vanuit veranderingsperspectief bevinden in een fase van versnelling. De ”evidence based” werkwijze zal dit in de komende jaren versterken. Tegelijkertijd stellen wij ook vast dat veel van onze werkprincipes aansluiten bij de aanbevelingen van de Commissie Parlementair Onderwijs Onderwijsvernieuwingen ”Tijd voor onderwijs” (cie. Dijsselbloem). In het bijzonder gaat het dan over het te volgen proces van onderwijsvernieuwing en het ” ….. verkrijgen van wetenschappelijke kennis door kleinschalige vernieuwingen in de scholen”. Dat geldt overigens ook voor uitgangspunten als het centraal stellen van kwaliteit (i.p.v. financiën) en het werken van onderop (i.p.v. top down c.q. derden). Concurrerende waarden De Onderwijsraad neemt in een voorbeschouwing op Passend onderwijs het volgende standpunt in: “Waar het gaat om relaties tussen onderwijsinstellingen en instellingen voor jeugdzorg, welzijn of kinderopvang, is formalisering van verantwoordelijkheden alleen nodig als de praktijk uitwijst dat de effectiviteit van relaties daarmee gebaat is. De invloed van andere partners zoals jeugdzorg of GGD is niet geformaliseerd; daar moet de relatie in veel gevallen nog praktisch vorm krijgen en is verantwoording
4
nog niet aan de orde. Eerst moeten de barrières voor samenwerking geslecht worden.” (Onderwijsraad, 2006, blz 45). In deze regio is de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant met een intentieverklaring door alle besturen gelegitimeerd om die samenwerking te bevorderen. Enerzijds vraagt dit nog de nodige innovatieve flexibiliteit, anderzijds is er ook behoefte aan meer stabiliteit. In vergelijkbare mate balanceert de stuurgroep tussen creativiteit en de behoefte aan controle. Creativiteit, een kernelement van innovatie, wordt sterk negatief beïnvloed door formele controle- en evaluatie aanpakken. Ook in de mate van coördinatie van een netwerk zitten “concurrerende waarden”. Je wilt deelnemers liefst horizontaal benaderen, bevorderen dat ze met elkaar aan de slag gaan. Netwerken functioneren dan beter dan bij verticale coördinatie, een hiërarchie, die meer bureaucratisch is. Bestuurlijke samenwerking Een aantal thema’s zal de komende periode regionaal veel aandacht vragen. Nieuw is het integreren van de rol van ouders in de regionale infrastructuur (strategisch, tactisch én operationeel) en de samenwerking met instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening (Centra voor Jeugd en Gezin). Passend onderwijs zal daarbij een sterk beroep doen op nieuwe bestuurlijke verhoudingen en verantwoordelijkheden. Vanuit het toekomstig Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Midden-Brabant zal gezocht worden naar een juiste afstemming met de regionale partners, de samenwerkende besturen en de huidige samenwerkingsverbanden. Bij het zoeken naar deze afstemming en de inrichting van het Centrum voor Jeugd en Gezin zouden wij graag willen ‘doorpakken’. We vertrouwen daarbij in het bijzonder op investeringsmogelijkheden vanuit de jeugdhulpverlening en de zorg. Het is vooral gewenst afspraken te maken over toekomstige verantwoordelijkheden en de inzet van middelen. In de komende periode vraagt dit om een juiste afstemming tussen de Centra voor Jeugd en Gezin en de zorg- en adviesteams van de scholen. In het afgelopen jaar hebben vertegenwoordigers van de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant deelgenomen aan de Stuurgroep Centrum voor Jeugd en Gezin van de gemeente Tilburg en aan diverse werkgroepen. Een van de kernthema’s daarbij is de wijze waarop we kunnen komen tot een juiste afstemming van werkzaamheden en van een goede coördinatie van zorg. Projectorganisatie De Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant onderkent dat het belangrijk is de regionale partners voor te bereiden op de toekomstige samenwerking binnen het netwerk Passend onderwijs. Van belang zijn daarbij ondermeer de volgende zaken. Herformuleer de doelstelling Passend onderwijs Midden-Brabant naar een voor alle deelnemers herkenbaar overkoepelend doel. Het verdient de voorkeur dat overkoepelend doel te formuleren vanuit het perspectief van kind en ouders. Maak iedere partner duidelijk wat deelname aan Passend Onderwijs Midden-Brabant betekent. Besteed in het projectplan expliciet aandacht aan taken zoals verdeling van verantwoordelijkheden; legitimiteit; conflicten, structuur, betrokkenheid, kengetallen (aantallen leerlingen; budgetten). Onderzoek welke arrangementen in welk werkveld (voor wie) het meest effectief zijn. Besteed expliciete aandacht aan de ontwikkeling van netwerkcompetenties van deelnemers zoals leren kennen en gebruikmaken van elkaars mogelijkheden; over de eigen grenzen heen kijken; vertrouwen in elkaar; rechtvaardige verdeling van middelen; collaboratie (intensieve samenwerking), het benoemen en vieren van successen en deze ervaringen vertalen naar andere werkvelden. Stimuleer “ondernemend” gedrag van deelnemers op zoek naar nieuwe vormen van Passend onderwijs; creëer ruimte voor diversiteit en accepteer dat problemen vragen om een diversiteit aan oplossingen. Richt het experimenteerplan op de uitdieping van samenwerking en de overgang naar implementatie. Ontwikkel een procesdesign met aandacht voor (nieuwe) deelnemers; de verdeling van verantwoordelijkheden; representatie (wie is woordvoerder), afspraken over communicatie en interactie; overlegstructuur; conflicthantering; besluitvorming e.d. Bouw voldoende reflectiemomenten in. Pas het projectdesign aan n.a.v. de signalen van cliënten, deelnemers, belanghebbenden. Maak onderscheid tussen de projectorganisatie van het experimenteerplan en de organisatie van Passend onderwijs op termijn (vanaf 2010).
5
-
Onderzoek de mogelijkheden van versterking van de huidige projectorganisatie door de inrichting van een bestuurlijk platform en een innovatiecatalogus. Richt het projectplan in op het beantwoorden van de vragen in bijlage 2 (conceptueel schema van Patrick Kenis). Ontwikkel binnen de instellingen de beoogde netwerkgerichtheid en netwerkvaardigheden (bijlage 3).
Financiën Bezorgdheid is er over de toekomstige financiële situatie en het beheer van de regionale zorgmiddelen. Macro-economisch (landelijk) is het beleid erop gericht dat (de groei van) het aantal leerlingen dat gebruik maakt van speciale voorzieningen afneemt. In het bijzonder gaat het dan over de deelname aan het speciaal (voortgezet) onderwijs en het gebruik van rugzakjes. Om deze operatie te kunnen uitvoeren is het nodig dat we een meer gedifferentieerde, flexibele bekostiging invoeren die zal leiden tot een meer flexibele onderwijszorg. De landelijke opgave is om uiteindelijk met dezelfde middelen een kwalitatief betere zorg te leveren. Het zal nog veel overleg en overtuigingskracht vragen om voor deze redenering breed draagvlak te krijgen; op dit moment ervaren de professionals nog vooral de dagelijks toenemende druk van leerlingen met sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen. Voorjaarsoverleg met het ministerie OCW In het voorjaar 2008 heeft een afvaardiging van de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant diverse gesprekken gevoerd met het ministerie OCW. Inzet van de gesprekken was de verkenning van de optie om als regio aan een veldinitiatief dan wel een experiment Passend onderwijs deel te nemen. Tijdens de gesprekken is veel aandacht besteed aan de toepassing van de experimentenwet en daarbinnen de toepassing van budgetfinanciering. Dit laatste eventueel voor een deel van de zorgmiddelen. De stuurgroep acht de toepassing van budgetfinanciering in de regio Midden-Brabant op dit moment niet verantwoord. Er zijn nog te veel vraagtekens t.a.v. het bestuurlijk draagvlak en er zijn nog geen adequate (technische) aanpakken voorhanden t.a.v. integrale indicatiestelling en bekostiging. Een risicoanalyse aan de hand van het conceptueel schema van Kenis (bijlage 2) toont bovendien aan, dat veel vragen die essentieel zijn voor “volledigheid van beleid”, door het netwerk Passend onderwijs Midden-Brabant nog te beantwoorden zijn. De stuurgroep vindt het ook niet háár taak om de regio Midden-Brabant met een gesloten budget financieel op achterstand te zetten t.o.v. regio’s die vooralsnog wel een open eind regeling (in VO en REC) blijven hanteren. Veldinitiatief of experiment? Op grond van het voorafgaande lijkt een veldinitiatief voor het schooljaar 2008-2009 het meest haalbare en verantwoorde vervolg. Het komende schooljaar zal dan tevens meer duidelijkheid dienen te bieden voor een mogelijke aanvraag van een experiment vanaf 2009 of later. Inhoudelijk verandert dat niets aan onze streefdoelen, die we samenvatten in “De kwaliteitsagenda Passend onderwijs Midden-Brabant 2008-2012”. Vertrekkend vanuit het lange termijn perspectief om met “Passend Onderwijs en Passende Zorg” te komen tot duurzame maatschappelijke verandering op langere termijn, is een experimentenstatus in de visie van de stuurgroep vanaf een nog nader te bepalen moment een “conditio sine qua non”. Een op duurzaamheid gerichte lange termijn doelstelling vraagt om “transitiebeleid” en dat betekent op dit moment vooral ruimte creëren (experimenteren) waarin we creatief kunnen zijn; interacteren, anticiperen en schakelen; voorwaarden helpen scheppen en van en met elkaar leren (vgl. Rotmans e.a., 2005). “De kwaliteitsagenda Passend Onderwijs Midden-Brabant 2008-2012” Voor de ontwikkeling van ”De kwaliteitsagenda Passend Onderwijs Midden-Brabant 2008-2012” hebben wij gebruik gemaakt van een aantal inspiratiebronnen. Naast de landelijke en regionale documenten inzake Passend onderwijs is door ons ook gebruik gemaakt van de Kwaliteitsagenda’s Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs en Speciaal Onderwijs, Convenant LeerKracht van Nederland, de diverse risicoanalyses ontwikkelingen speciaal onderwijs in onze regio en recente publicaties over netwerkorganisatie en management (o.a. Kenis, conceptueel schema, z.j.; Milward & Provan 2006). Deze
6
kwaliteitsagenda zal ook de basis vormen voor de actualisering van het Draaiboek Passend onderwijs Midden-Brabant 2008-2012. De kwaliteitsagenda bestaat uit drie onderdelen: A. Bestuurlijke samenwerking. B. Regionale infrastructuur. C. Inhoudelijk perspectief Passend onderwijs. Hieronder volgt een uitwerking van deze onderdelen:
A. Bestuurlijke samenwerking. Hiertoe rekenen wij de volgende activiteiten. De definitieve vaststelling van het werkgebied Passend onderwijs (wie nemen deel, wie zijn de partners, waar liggen de regionale grenzen, relatie met REC cluster 1 en 2 e.d.). De formulering van een vervolg op de intentieverklaring, waarin de bestuurlijke verantwoordelijkheden inzake financiën, verantwoordelijkheid en verantwoording worden vastgelegd. In deze verklaring is opgenomen de vormgeving van de positie van ouders en de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening. De formulering van de regionale afspraken inzake de invulling van de zorgplicht. Daartoe zullen, mede op basis van de huidige afspraken en protocollen, nieuwe werkwijzen en afspraken worden ontwikkeld. De geleidelijke ombouw van de huidige samenwerkingsverbanden naar het Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Midden-Brabant en de organisatorische vormgeving daarvan, waaronder begrepen de aansturing van activiteiten en regievoering.
B. Regionale infrastructuur. De reikwijdte van de toepassing van Passend onderwijs vraagt om een regionale benadering van het gehele werkveld van onderwijs, zorg en jeugdhulpverlening. Daartoe is het van groot belang dat historische kokers worden weggenomen. Het is de opvatting van de Stuurgroep Passend onderwijs, dat de volgende drie instrumenten van groot belang zijn om de samenwerking tussen onderwijs aan de ene kant en zorg en jeugdhulpverlening aan de andere kant te bevorderen: - een goed functionerend Centrum voor Jeugd en Gezin, waarover met ouders, onderwijs en zorg afspraken zijn gemaakt over afstemming, regievoering en coördinatie van (speciaal) onderwijs en zorg; - de verbetering van de indicatiestelling en een toewerken naar een CiZO (Commissie Indicatiestelling Zorg en Onderwijs), waarbij op basis van een hulpvraag nagegaan kan worden of op een flexibele wijze ook aanvullende middelen verstrekt kunnen worden; - goed functionerende zorg- en adviesteams binnen alle scholen en wijken in de regio. Voor het goed functioneren van die zorg – en adviesteams zijn regionale werkafspraken nodig over inzet van instellingen, deskundigheid, formatie e.d. Tevens zijn afspraken gemaakt over de wijze van omgaan met de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Uiteraard rekenen wij de verbetering van de positie van ouders tot een belangrijk onderdeel van de regionale infrastructuur. Daarbij gaat het vooral om de inrichting van het Ouderplatform Passend Onderwijs Midden-Brabant en in het verlengde daarvan het betrekken van ouders bij het strategisch, tactisch en operationeel niveau. Op korte termijn zullen daartoe nieuwe stappen gezet worden. Tijdens het proces van Passend onderwijs in onze regio is herhaaldelijk gebleken hoe groot het belang is van (kwantitatief/kwalitatieve) kennis van de leerlingstromen en de deelname aan regionale voorzieningen. Deze kennis is van groot belang voor de juiste beeldvorming over de huidige situatie en voor het formuleren van concrete doelstellingen. Op dit moment wordt door het IVA van de Universiteit van Tilburg op verzoek van de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant een onderzoek uitgevoerd naar de bronnen die gebruikt kunnen worden om zo efficiënt mogelijk zicht te kunnen krijgen op betreffende leerlingstromen. C.
Inhoudelijk perspectief Passend onderwijs De komende jaren zullen in onze regio tal van vernieuwende activiteiten in het kader van Pas-
7
send onderwijs worden uitgevoerd. Hieronder geven wij met enkele trefwoorden een aantal van die activiteiten weer.
-
-
Versterking van de zorgstructuur op schoolniveau (functioneren van de zorg- en adviesteams, een verbetering van de positie van ouders, kwaliteit van de coördinatie van de zorg op schools- en bovenschools niveau, kwaliteit van het functioneren van de leraar in het omgaan met pedagogische verschillen e.d.). Scholing en professionalisering van teamleden in het bijzonder gericht op het omgaan met gedragsproblemen. Het ontwikkelen van gemeenschappelijke kwaliteitskenmerken en afspraken over de opvang en begeleiding van leerlingen met complexe hulpvragen. Doorgaande lijnen met soepele overgangen (van voorschoolse periode naar basisonderwijs, van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs en van voortgezet onderwijs naar middelbaar beroepsonderwijs) Een dekkende regionale zorgstructuur met aandacht voor de opvang van specifieke doelgroepen o.a. leerlingen uit cluster 1 en 2, leerlingen met autisme, hoogbegaafdheid e.d. Deelexperimenten op talrijke terreinen, waarbij op diverse wijze ervaring opgedaan zal worden met geïntegreerde indicatiestelling en met ter beschikking stelling van gedifferentieerde middelen.
In het vigerende draaiboek 2008-2012 zijn al eerder de volgende inhoudelijke aandachtsgebieden benoemd en uitgewerkt: - Organisatie, management en ondersteuning. - Kengetallen en onderzoek. - Communicatie (voorlichting, advies, begeleiding). - Financiën; bekostiging (budgettering) inhoudelijke (deel)projecten en projectorganisatie. - Regionaal netwerk (dekkend, includerend, onderwijsvoorzieningen 0-23 jarigen). - Huisvesting en inrichting. - Ouderparticipatie. - Geïntegreerde indicatiestelling en toeleiding naar zorg. - Professionaliserings- en certificeringplan. - Zorg en onderwijs. - Doorgaande lijnen : VVE – PO – V(MB)O en MBO. - Passende Buitenschoolse Opvang en Zorg. Wij verwachten dat we in deze brief een goed beeld hebben geschetst van de huidige stand van zaken in de regio Midden-Brabant en er in geslaagd zijn een perspectief te schetsen van onze plannen voor de komende jaren. Terugblikkend op de afgelopen maanden van overleg, bezinning en reflectie stellen wij vast dat onze plannen en intenties aan diepgang en perspectief hebben gewonnen. In het vertrouwen u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd, Met vriendelijke groet,
Namens de Stuurgroep Passend Onderwijs Midden-Brabant Gabie Vlems Liesbeth Kox Mirjam Damen
Bestuurslid Regionale Federatie Ouderverenigingen Midden-Brabant (Ouderplatform) Bestuurslid Oudervereniging Kids (Ouderplatform) Bestuurslid Landelijke vereniging Balans (Ouderplatform)
Jos Nijland Monique Bastinck
Manager MEE regio Tilburg (Zorgplatform) Directeur Bureau Jeugdzorg Noord – Brabant (Zorgplatform)
8
Theo van Rijzewijk Jos Derksen Joost van Gils Hans Tijssen
Directeur WSNS Tilburg (Onderwijsplatform) Beleidsmedewerker SWV VO Midden-Brabant (Onderwijsplatform) Algemeen directeur Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg (Onderwijsplatform) Algemeen directeur Stichting Bijzonder Neutraal Onderwijs Tilburg West (Onderwijsplatform)
Arie Goijaarts Yvonne Souisa
Projectleiding Fontys OSO Projectleiding Fontys OSO
Anton Willemse, Projectleider Passend Onderwijs Midden-Brabant (Fontys SOM Onderwijsadviseurs).
Correspondentieadres: Postbus 4155 5004 JD Tilburg
cc Ministerie OCW: Dhr. F. Dingelstad, Mw. D. v.d. Elst en Mw. B. Vriend
9
Geraadpleegde literatuur Berg, R. van den, & Vandenberghe, R. (2005). Succesvol leidinggeven aan onderwijsinnovaties: investeren in mensen. Alphen aan de Rijn: Kluwer. Camps, T., Diederen P., Hofstede G.J., Vos B. (2004). The emerging world of chains and networks. ‘s Gravenhage: Reed Business Information bv. Dijsselbloem, J. (2008). Tijd voor Onderwijs. Den Haag: Tweede Kamer, 31 007, nr. 6 Gray, B. (2006). The Process of Partnership Construction: Anticipating obstacles and enhancing the likelihood of successful partnerships for sustainable development. Pennsylvania State University. Kenis P., Oerlemans, L.A.G. (2007). “Netwerken en innovatieve prestaties. Overzicht van theorie.” M&O, nr 3 /4, 36-54. Miles, R.M., Miles. G., Snow C. (2005). Collaborative entrepeneurship. How communities of networked firms use continuous innovation to create economic wealth. Stanford, California: Stanford University Press. Milward, H.B., Provan K.G. (2006). A Manager’s Guide to Choosing and Using Collaborative Networks. Washington DC: the IBM Center for The Business of Government. Ministerie OCW (2005). Vernieuwing van zorgstructuren in het funderend onderwijs. Brief aan de tweede kamer. Oerlemans, L. (2007). Netwerken en innovatie: Een perfecte match? Tilburg: Universiteitsdrukkerij. Onderwijsraad (2006). Duurzame onderwijsrelaties. Hoe kan partnerschap tussen scholen en de omgeving verantwoord vorm krijgen? Den Haag: Drukkerij Artoos. Provan, K.G., Kenis, P. (2007). “Modes of Network Governance: Structure, Management, and Effectiveness.” Journal of Public Research and Theory Advance Access, 1-24. Quinn, R.E., Faerman, S.R., Thompson, M.P., McGrath, M.R. (2007(7)) Handboek management -vaardigheden. Den Haag: SDU uitgevers. Rotmans e.a., 2005. Transitiemanagement en duurzame ontwikkeling (...). Beleidswetenschap, vol. 19, nr. 2, blz 2-23. Stuurgroep Passend Onderwijs (2007). Koersen op de kansen van het kind. Tilburg: Stuurgroep Passend Onderwijs.
10
BIJLAGE I:
Organogram Passend Onderwijs Midden-Brabant
11
BIJLAGE II:
Conceptueel Schema Kenis
Aandachtspunten voor het Netwerk Passend Onderwijs Midden-Brabant coördinatieaspecten Systeem element 1. volledigheid
2. taakintegratie
3. coöperatie
Wat is de behoefte?
Betreft taakintegratie alleen onderwijs of ook onderwijs én zorg?
Hoe versterk je coöperatie?
Wat werkt bij speciale onderwijszorg efficiënt en effectief? Willen we integratie ontwikkelen (van onderop) of regelen (van bovenaf)?
Hoe ga je om met “free riders” die hun “rechtmatig deel” opeisen? Wat verwachten we van deelnemers t.a.v. samenwerking?
A. middelen financiën
Hoeveel is beschikbaar?
macht / legitimiteit
wetgeving
infrastructuur
sturing
Hoe worden beschikbare financiën ingezet? Is er voldoende legitimatie voor het model Passend onderwijs?
Is nieuwe wetgeving nodig? Wetgeving die ontwikkeling volgt of die ontwikkeling stuurt? Welke voorzieningen zijn (nog) nodig voor een dekkend netwerk? Welke bekostigingssystematiek? (wel of geen open einde; dure voorzieningen) Welke besturings-vorm kiezen we voor het netwerk PO-MB
Passend onderwijs en Centra voor Jeugd en Gezin samenvoegen?
Is er een protocol hoe om te gaan met “free riders?” Deelname aan regionaal plan Passend onderwijs verplicht stellen?
Taakintegratie onderwijs en onderwijs en zorg na of naast elkaar ontwikkelen?
Schoolbesturen en zorginstellingen zijn vooral ook concurrenten?
Is een NAO (CiZO) als besturingsvorm op termijn geschikt?
Hoe ontwikkel je een (blijvende) coöperatieve attitude? Wat te doen met wie onder verplichte samenwerking uit wil. Is gerichte ontwik-keling van “netwerk competenties” in beeld?
12
B. Producten
volledigheid
taakintegratie
coöperatie
diensten
Is helder wat van elk werkveld (medewerkers en organisaties) op welke termijn wordt verwacht?
Hoe gaan we om met verantwoordelijkheden; interpretatie verschillen; geschillen?
visie stuk
Actualiseeren “Koersen op de kansen van het kind”?
Is helder wat van wie verwacht wordt bij overdracht tussen onderwijsvoorzieningen en afstemming met zorg? Is helder hoe breed of smal we taakintegratie bedoelen?
intentieverklaring
Hoe bouwen we intentieverklaring verder uit?
plan van aanpak
Is duidelijk wat, wie wanneer, hoe, met welke ondersteuning en resultaat geacht wordt te doen?
Is ondertekend in de volle breedte van de taakintegratie die wordt beoogd? Is ontwikkeling Centra Jeugd & Gezin voldoende / integraal meegenomen?
Worden varianten en afwijkende opvattingen integraal in het visiestuk meegenomen? Hebben alle betrok-kenen ondertekend? Is “reward and control” voldoende transparant geregeld?
Projectdesign: (CSO, managementgroep, innovatie catalogus) C. Cliënten alle cliënten bekend?
0-27 jarigen (0-4 jarigen; PO; VO; MBO)
uitvoerders / werkvloer
Zijn alle uitvoerders (mensen en organi-saties) in voldoende mate geïnformeerd en betrokken?
Staat het cliëntperspectief centraal bij samenwerking en afstemming in alle richtingen? Is het perspectief op taakintegratie bij alle betrokkenen bekend en onderschreven?
Hoe te handelen als cliënt last heeft van gebrek aan coöperatie? (Beroep en bezwaar) Hoe stimuleer je coöperatie? Hoe ontmoedig je gebrek eraan?
D. Interne informatie
Genereert Passend onderwijs Midden-Brabant voldoende interne informatie over de resultaten van de concrete dienstverlening, de nieuwe initiatieven, de inzet van middelen en de ervaringen en resultaten van cliënten, in relatie tot de gestelde doelen (beleidscyclus; kwaliteitszorg)?
E. Externe informatie
Worden cliënten, ouders en andere belanghebbenden, voldoende geïnformeerd over de manier waarop Passend onderwijs is geregeld en zijn zij overtuigd van het nut ervan?
13
BIJLAGE III: naar Milward & Provan Management van de eigen organisatie in het netwerk en van de eigen organisatie intern Essentiële taken voor netwerk management
Management van de eigen organisatie in het netwerk
Management van verantwoordelijkheden
Monitor de betrokkenheid van de eigen organisatie in het netwerk. Zorg ervoor dat netwerkgelden ook gebruikt worden zoals bedoeld. Zorg ervoor dat bijdragen van je organisatie aan het netwerk worden gewaardeerd. Bied weerstand aan “free riders”.
Management van legitimiteit
Management van conflicten
Management van het design (governance structuur)
Management van betrokkenheid
Laat anderen (leden; belanghebbenden) zien wat de meerwaarde is van deelname aan het netwerk. Legitimeer de rol van de eigen organisatie bij alle deelnemers. Werk bilateraal om conflicten met individuele netwerkpartners te voorkomen en op te lossen. Opereer in je organisatie als “linking pin” om een goede balans tussen de eigen organisatie en de netwerk vragen en behoeften te realiseren. Werk met collega deelnemers en het netwerk management samen conform die structuur. Accepteer enige “loss of control” over netwerk beslissingen Werk aan betrokkenheid bij de netwerkdoelen binnen je organisatie “Institutionaliseer” de betrokkenheid bij het netwerk zodat support en deelname verder gaat dan één persoon in je organisatie.
Management van de netwerkdoelen in de eigen organisatie Monitor de betrokkenheid van medewerkers Zet middelen van het netwerk in t.b.v. de realisatie van netwerkdoelen. Geef aandacht aan “good practice”en vier succes. Ga in dialoog met medewerkers over Passend onderwijs en hun persoonlijke visie erop. Confronteer bij niet acceptabele opvattingen. Overtuig jezelf. Hanteer cliëntperspectief als overkoepelend doel. Legitimeer de schoolspecifieke initiatieven bij medewerkers. Koester de partners met wie je nieuwe initiatieven aan gaat; vermijd conflicten. Werk als verbindende schakel tussen in- en externe initiatieven; verbind ze met elkaar. Houd je als school aan de afspraken van het netwerk. Accepteer enige “loss of control” over nieuwe initiatieven. Werk aan betrokkenheid bij de netwerkdoelen binnen je school. “Institutionaliseer” de betrokkenheid bij het netwerk zodat support en deelname verder gaat dan één persoon in je school.
14