Studiehandleiding
Verklaringen van Prosociaal Gedrag Minor Goede doelen, Filantropie en Nonprofits Faculteit Sociale Wetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam FSW S VPG 2014 120, 6 ECTS Tweede helft eerste semester 2014‐2015 November 2014 – December 2014 Docenten: Prof. Dr. René Bekkers Metropolitan, kamer Z‐440
[email protected] Arjen de Wit MSc Metropolitan, kamer Z‐439
[email protected]
Inhoudsopgave Inhoud en doelstelling Beschrijving Leerdoelen
3 3
3
Studielast
3
Gebruikte literatuur
4
Werkwijze
4
Weekopdrachten
4
Eindopdracht
5
Aansluiting bij andere studie onderdelen
5
Beoordeling
5
Studie‐agenda
6
2
Inhoud en doelstelling Beschrijving In het vak “Verklaringen van prosociaal gedrag” bestuderen deelnemers theorieën en onderzoek naar altruïsme, filantropie en prosociaal gedrag vanuit een multidisciplinair perspectief. Inzichten uit de sociologie, psychologie en economie worden behandeld, waarbij de nadruk ligt op het verklaren van geefgedrag aan goede doelen. Daarnaast wordt in mindere mate ook aandacht besteed aan vrijwilligerswerk, hulpgedrag, en bloed‐ en orgaandonatie. Het vak bestaat uit hoorcolleges en werkgroepen. Tijdens de hoorcolleges wordt de academische literatuur over filantropie besproken. Studenten bereiden de hoorcolleges voor door het bestuderen van de opgegeven literatuur. Tijdens de werkgroepen wordt aandacht besteed aan het kritisch beschouwen van argumenten in (empirische) literatuur. Waar spreken studies elkaar tegen? Aan welke criteria moet gedegen empirisch onderzoek voldoen? De kennis over en vaardigheden voor het kritisch bespreken van literatuur wordt getoetst in wekelijkse opdrachten en een eindopdracht. Leerdoelen Na afloop van de cursus kan de student: 1
prosociaal gedrag, altruïsme en filantropie van elkaar onderscheiden;
2
verschillen in vraagstelling en methoden onderscheiden tussen wetenschappelijke disciplines waarin prosociaal gedrag wordt bestudeerd;
3
uitleggen welke eigenschappen van mensen samengaan met prosociaal gedrag;
4
uitleggen welke theoretische mechanismen prosociaal gedrag bevorderen;
5
empirisch onderzoek kritisch lezen.
Studielast De studielast is 6 ECTS (168 uur). Deze studielast is verdeeld over de volgende activiteiten: Activiteit:
Besteding in uren:
Aanwezigheid bijeenkomsten
18
Bestuderen literatuur (totaal 450 pp., 5 ½ pp.p.u.)
86
Opdrachten: Wekelijkse opdrachten
34
Eindopdracht
30
Totaal:
168
3
Gebruikte literatuur De basisteksten voor dit vak zijn: Bekkers, R. & Wiepking, P. (2011). ‘A Literature Review of Empirical Studies of Philanthropy: Eight Mechanisms That Drive Charitable Giving’. Nonprofit & Voluntary Sector Quarterly, 40(5): 924‐973 (50 pp). link Bekkers, R. & Wiepking, P. (2011). ‘Who Gives? A Literature Review of Predictors of Charitable Giving. Part One: Religion, Education, Age, and Socialisation’. Voluntary Sector Review, 2(3): 337‐365. (29 pp.) link Wiepking, P. & R. Bekkers (2012). ‘Who Gives? A Literature Review of Predictors of Charitable Giving. Part Two: Gender, Marital Status, Income, and Wealth’. Voluntary Sector Review, 3(2): 217‐245. (29 pp.) link Deze teksten zijn te vinden op Blackboard via http://bb.vu.nl. In deze studiehandleiding wordt de beschikbaarheid van materiaal op Blackboard aangegeven met
.
Daarnaast bestuderen we wetenschappelijke artikelen en hoofdstukken uit boeken. Deze zijn te downloaden van de website van de VU bibliotheek via http://www.ubvu.vu.nl of ze worden beschikbaar gesteld door de docent. Per bijeenkomst staat de te lezen literatuur vermeld. Bestudeer de literatuur voorafgaand aan de bijeenkomst. Werkwijze (werkvormen) De bijeenkomsten tijdens het vak “Verklaringen van prosociaal gedrag” zijn van tweeërlei aard. Allereerst zijn er theoretische bijeenkomsten, waarin de literatuur wordt besproken. Daarnaast zijn er praktische bijeenkomsten die in dienst staan van de opdrachten voor dit vak. Weekopdrachten In de weekopdrachten gebruik je het KAVV‐schema om kernachtig (max. 1 A4) de bestudeerde literatuur te bespreken, bestaande uit de volgende onderdelen:
Kerncitaat. Citeer een belangrijke zin of passage uit het artikel.
Argument. Wat wil(len) de auteur(s) hiermee beweren? Formuleer in je eigen woorden hoe het kerncitaat past in het betoog.
Verband: hoe hangt dit samen met het thema en met andere literatuur? Je kunt hier verwijzen naar andere artikelen die je moet lezen voor dit vak, literatuur die je kent uit je eigen opleiding of naar relevante extra literatuur.
Vraag: welke vragen roept dit op? Wat is onduidelijk of niet overtuigend?
4
Eindopdracht In de eindopdracht voor dit vak geef je een literatuuroverzicht bij een zelf opgestelde probleemstelling. Je kunt hierbij gebruik maken van de eerder gemaakte weekopdrachten. De eindopdracht bestaat uit:
Achtergrond en probleemstelling (ongeveer 2 A4). Introduceer het onderwerp en de probleemstelling. Wat ga je bespreken en waarom? Wat is de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van de vraag die je gaat beantwoorden?
Theorie (ongeveer 6 A4). Welke ideeën bestaan er in de literatuur over de probleemstelling en welke theorieën liggen daaraan ten grondslag? Sluiten de theorieën elkaar uit, of vullen ze elkaar aan? Welke mechanismen zie je in de artikelen terug? Bespreek ook de empirische houdbaarheid van de argumenten uit de artikelen die je hebt bestudeerd. Besteed bijzondere aandacht aan de tekortkomingen en de sterke punten van de opzet en de analysemethoden van voorgaand onderzoek.
Conclusie en suggesties voor verder onderzoek (ongeveer 2 A4). Noem kernachtig nog eens de belangrijkste argumenten uit de literatuur en de kanttekeningen die daarbij te plaatsen zijn. Beschrijf tot slot de belangrijkste uitdagingen voor toekomstig onderzoek. Kun je een onderzoeksdesign beschrijven dat een einde zou maken aan een onenigheid of lacune in de literatuur?
Bijlage: beschrijving methoden (max. 1 A4). Hoe heb je naar literatuur gezocht? Omschrijf de strategie die je hebt gebruikt om de artikelen die je hebt bestudeerd te vinden en te selecteren.
Literatuur. Een volledige lijst van alle bronnen die je hebt aangehaald in je opdracht, in alfabetische volgorde. Gebruik de manier waarop ook in deze studiehandleiding bronnen geciteerd worden.
Aanvullende literatuur Op Blackboard staat een lijst met aanvullende literatuur bij de colleges over de verschillende mechanismen in geefgedrag, die je kunt gebruiken voor opdracht 5 en voor je eindopdracht. Aansluiting bij andere studie‐onderdelen “Verklaringen van prosociaal gedrag” is als onderdeel in de minor Filantropie, Goede doelen en Nonprofits een vervolg op “Inleiding in de Filantropie”, maar kan ook als los vak gevolgd worden. Het vak behandelt filantropie op microniveau. De eindopdracht bereidt studenten voor op de bachelor thesis. Beoordeling Het eindcijfer voor het vak “Verklaringen van prosociaal gedrag” is gebaseerd op het cijfer voor de eindopdracht (70%) en het gemiddelde van de cijfers voor de weekopdrachten (30%).
5
Studie‐agenda Week 44 NB: Op dinsdag 28 oktober is er geen bijeenkomst. 1
do 30‐10‐2014
Inleiding: Wat is filantropie? – René Bekkers
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
In deze eerste bijeenkomst bespreken we kort de opzet van het vak en gaan we daarna snel inhoudelijk aan de slag met vragen als: Wat is filantropie en wat is prosociaal gedrag? Wanneer spreken we van altruïsme? Welke vormen van prosociaal gedrag bestaan er? Hoe kunnen we verklaren waarom mensen iets voor anderen doen ten koste van zichzelf? Waarom vind je filantropie interessant? Literatuur: Bekkers, R. (2010). ‘An introduction to the study of philanthropy’ (14 pp.) Een inleiding op de manier waarop in de economie wordt nagedacht over altruïsme vindt je in een animatie van de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures and Commerce (RSA). Is prosociaal gedrag uniek voor mensen? Primatoloog Frans de Waal denkt van niet. Zie het interview op ScienCentral. Opdracht 1:
Print pagina 7 van ‘An introduction to the study of philanthropy’ uit en vul het schema in.
Lever dit in op de eerste bijeenkomst, donderdag 30‐10‐2014.
6
Week 45 2
di 4‐11‐2014
De acht mechanismen van geven – Arjen de Wit
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Vandaag bespreken we welke mechanismen geefgedrag aan goede doelen kunnen verklaren. Deze acht mechanismen vormen de theoretische basis voor de rest van de cursus. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan:
de definitie(s) van prosociaal gedrag;
de relatie met altruïsme en filantropie;
de verschillende wetenschappelijke perspectieven van waaruit prosociaal gedrag bestudeerd kan worden.
We besteden ook aandacht aan de kwaliteit van probleemstellingen. Literatuur: Bekkers, R. & Wiepking, P. (2011). ‘A Literature Review of Empirical Studies of Philanthropy: Eight Mechanisms That Drive Charitable Giving.’ Nonprofit & Voluntary Sector Quarterly, 40(5): 924‐973 (50 pp). link Opdracht 2:
Bespreek het artikel van Bekkers & Wiepking (2011) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐ schema.
Lever deze opdracht in op de derde bijeenkomst, donderdag 6‐11‐2014
3
do 6‐11‐2014
Kwaliteit van onderzoek – Arjen de Wit
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst bespreken we de kwaliteit van empirisch onderzoek. Wat zijn de verschillen tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek? Wat zijn goede en minder goede probleemstellingen? Wat maakt een theorie tot een goede theorie? Wanneer zijn hypothesen informatief en wanneer worden zij op een betere manier getoetst? Aan welke criteria moet data‐analyse voldoen?
7
Week 46 4
di 11‐11‐2014
Behoeften en gevraagd worden – Arjen de Wit
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst bespreken we de theoretische mechanismen behoeften en gevraagd worden. Hierbij wordt aandacht besteed aan sociologische en sociaal‐psychologische theorieën van prosociaal gedrag. Literatuur: Wiepking, P. (2009). ‘Vrijgevigheid in beeld. Nationale acties voor het goede doel in Nederland.’ (23 pp). link Bekkers, R. (2005). ‘’Nee heb je, ja kun je krijgen’: de effectiviteit van fondsenwervings‐ en rekruteringsstrategieën van maatschappelijke organisaties’. Pp. 129‐152 in: Völker, B. (Ed.). Burgers in de buurt: Samenleven in school, wijk en vereniging. Amsterdam: Amsterdam University Press. (23 pp). link Small, D.A., Loewenstein, G., & Slovic, P. (2007). Sympathy and callousness: The impact of deliberative thought on donations to identifiable and statistical victims. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 102 (2): 143‐153 (11 pp). link Evangelidis, I., & Van den Bergh, B. (2013). The Number of Fatalities Drives Disaster Aid: Increasing Sensitivity to People in Need. Psychological Science, 24(1): 2226‐2234 (9 pp). link Opdracht 3: Bespreek het artikel van Wiepking (2009) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐schema.
Lever de opdracht in op de vijfde bijeenkomst, donderdag 13‐11‐2014.
5
do 13‐11‐2014
Kritisch lezen – Arjen de Wit
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
Hoe kun je academische literatuur op een kritische manier beschouwen? Waar let je op tijdens het lezen van theoretische of empirische teksten? Welke expliciete en impliciete assumpties maken auteurs, zijn die assumpties overtuigend en wat betekent dat voor de geldigheid van de conclusies?
8
9
Week 47 6
di 18‐11‐2014
Kosten, baten en altruïsme – Arjen de Wit
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst bespreken we de theoretische mechanismen kosten & baten en altruïsme. Hierbij wordt aandacht besteed aan economische theorieën van prosociaal gedrag. Literatuur: Vesterlund, L. (2007). ‘Why do people give?’ Pp. 568‐587 in The Nonprofit Sector: A Research Handbook, edited by W.W. Powell & R. Steinberg. Yale University Press (70 pp). link Eckel, C.C. & Grossman, P.J. (1996). ‘Altruism in Anonymous Dictator Games’. Games and Economic Behavior, 16 (2): 181‐191. (11 pp). link Bekkers, R. (2006). ‘Effectiviteit van subsidies voor giften aan goede doelen’. ESB, 91 (4477): 8‐10. (2 pp). link Andreoni, J. (2001). ‘The Economics of Philanthropy.’ Pp. 11369‐11376 in International Encyclopedia of the Social and Behavioral Science, edited by N.J. Smelser & P.B. Baltes. London: Elsevier. (7 pp). link Opdracht 4:
Bespreek het artikel van Vesterlund (2007) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐schema.
Lever de opdracht in op de zevende bijeenkomst, dinsdag 25‐11‐2014.
NB: Op donderdag 20 november is er geen bijeenkomst.
10
Week 48 7
di 25‐11‐2014
Reputatie – René Bekkers
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst wordt de eindopdracht toegelicht en bespreken we het theoretische mechanisme reputatie. Wat is het verschil tussen reputatie, sociale druk, en sociale informatie? Welke invloed hebben ze op geefgedrag? Hierbij wordt aandacht besteed aan hoe verschillende wetenschappelijke disciplines (waaronder de eerder besproken sociologie, economie en psychologie) prosociaal gedrag bestuderen. Literatuur: Hoffman, E., K. McCabe & Smith, V.L. (1996). ‘Social Distance and Other‐Regarding Behavior in Dictator Games’. American Economic Review, 86 (3): 653‐660. (7 pp). link Brown E. & Ferris, J.M. (2007). ‘Social Capital and Philanthropy: An Analysis of the Impact of Social Capital on Individual Giving and Volunteering’. Nonprofit & Voluntary Sector Quarterly, 36 (1): 85‐99. (15 pp.) link Bekkers, R., & Schuyt, T. (2008). ‘And Who Is Your Neighbor? Explaining the Effect of Religion on Charitable Giving and Volunteering’. Review of Religious Research, 50 (1), 74‐96. (25 pp). link Opdracht 5:
Bespreek het artikel van Hoffman et al. (1996) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐ schema.
Lever de opdracht in op de achtste bijeenkomst, donderdag 27‐11‐2014.
8
do 27‐11‐2014
Onderzoeksmethoden – René Bekkers
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
Empirische studies kunnen op verschillende manieren opgezet worden, bijvoorbeeld via regressie‐analyses met enquêtegegevens, historisch‐sociologische beschrijvingen of het vergelijken van groepen in verschillende condities van een experiment. Voor welke onderzoeksvraag is welke methode het meest geschikt? Wat zijn de voor‐ en nadelen van verschillende designs?
11
Week 49 9
di 2‐12‐2014
Psychologische opbrengsten en waarden – René Bekkers
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst bespreken we de theoretische mechanismen psychologische opbrengsten en waarden. Hierbij wordt aandacht besteed aan sociaalpsychologische verklaringen van prosociaal gedrag en aan het experiment als onderzoeksmethode. Literatuur:
‘Why do people help?’ Excerpt from Chapter 4, by Dovidio, Piliavin, Schroeder & Penner (2006), pp. 122‐140 (18 pp). Verkrijgbaar bij de docent. Sargeant, A., Ford, J. B., & Hudson, J. (2008). Charity Brand Personality: The Relationship with Giving Behavior. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 37 (3), 468‐491. (23 pp). link Fong, C.M. (2007). ‘Evidence from an Experiment on Charity to Welfare Recipients: Reciprocity, Altruism and the Empathic Responsiveness Hypothesis.’ The Economic Journal, 117 (522), 1008‐1024. (22 pp). link
Opdracht 6:
Bespreek het hoofdstuk van Dovidio et al. (2006) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐ schema.
Lever de opdracht in op de tiende bijeenkomst, donderdag 4‐12‐2014.
10
do 4‐12‐2014
Het schrijven van een literatuuroverzicht – René Bekkers
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
Het lijkt eenvoudig, het schrijven van een literatuuroverzicht. Maar hoe zorg je dat je bespreking meer is dan een stapel samenvattingen van verschillende studies? Tijdens deze bijeenkomst bespreken we ook de eisen die gesteld worden aan de eindopdracht.
12
Week 50 11
di 9‐12‐2014
Effectiviteit – René Bekkers
13.30 – 15.15 uur
BV 1H50
Tijdens deze bijeenkomst bespreken we het theoretische mechanisme effectiviteit. Hierbij wordt aandacht besteed aan de invloed van vertrouwen op geefgedrag en aan de achtergronden van vertrouwen in goededoelenorganisaties. Literatuur: Bekkers, R., Stam, B., Van Rooij, & Meyaard, R. (2011). ‘Donateursvertrouwen: Vijf Jaar Nederlandse Donateurspanel’. Woerden: WWAV. (26 pp). Link Sargeant, A., & Lee, S. (2004). ‘Trust and relationship commitment in the United Kingdom voluntary sector: Determinants of donor behavior’. Psychology and Marketing, 21, 613‐635. (22 pp). Link Opdracht 7:
Bespreek het rapport van Bekkers et al. (2011) in max. 1 A4 volgens het KAVV‐ schema.
Lever de opdracht in op de twaalfde bijeenkomst, donderdag 11‐12‐2014
12
do 11‐12‐2014
Verklaringen van Prosociaal Gedrag – René Bekkers
11.00 – 12.45 uur
BV 1H50
Vandaag kijken we terug op de cursus. We lopen alle stof in hoog tempo nog eens na. Bereid je voor op deze bijeenkomst door alle literatuur, alle colleges en al je aantekeningen nog eens door te nemen. Eindopdracht:
Lever de eindopdracht in op donderdag 18‐12‐2014 per mail naar beide docenten.
13