Studiedag "Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring"
Verslag december 2005
"Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring" Verslag studiedag 29 september 2005
KennisInstituut Stedelijke Samenleving Steunpunt Minderheden Overijssel Saxion Hogeschool Enschede
december 2005
2
Colofon
Datum December 2005 Oplage 135 Uitgave KennisInstituut Stedelijke Samenleving (KISS) i.s.m. Steunpunt Minderheden Overijssel (SMO) en Saxion Hogeschool Enschede Adresgegevens KISS Postbus 545 7500 AM Enschede telefoon: 053 483 6346 fax: 053 4836347 e-mail:
[email protected] internet: www.kiss-oost.nl SMO Wierdensestraat 39c 7607 GE Almelo telefoon: 0546 542020 fax: 0546 542030 e-mail:
[email protected] internet: www.smo-ov.nl Saxion Hogeschool Enschede M.H. Tromplaan 28 7513 AB Enschede telefoon: 053 487 1111 fax: 053 431 2233 e-mail:
[email protected] internet: www.saxion.nl
3
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Programma Studiedag
6
Verslag Avondprogramma
8
1) Opening
8
2) Korte inleiding door de avondvoorzitter
8
3) Inleiding door Evelien Tonkens
9
4) Inleiding door Hatice Can-Engin
11
5) Discussie met de zaal onder leiding van avondvoorzitter Erik Snel
16
6) Afsluiting door Bas Denters (KISS) en Ed Wallinga (SMO)
19
Verslag Workshop 1
20
Verslag Workshop 2
24
Verslag Workshop 3
27
4
VOORWOORD
Op donderdag 29 september 2005 heeft KISS een studiedag gehouden over het probleem van het huiselijk geweld met als thema ’Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring’. De studiedag is opgezet door KISS in nauwe samenwerking met twee van haar leden: de Stichting Steunpunt Minderheden Overijssel (SMO) en de Saxion Hogescholen. Deze samenwerking toont weer eens aan wat de kern is van de partnerschapgedachte (door gedeputeerde Kristen tijdens de openingsbijeenkomst zo treffend verwoord met de leus PARTNERSCHAP is MEESTERSCHAP) achter de vereniging KISS: het onderling ervaringen uitwisselen en van elkaar leren om zo te komen tot een betere aanpak van de stedelijke problemen. Huiselijk geweld is een probleem dat zeker niet alleen in allochtone kring speelt. Toch waren er voldoende redenen om aan dit onderwerp een aparte bijeenkomst te wijden. Zo zijn we in de regio Twente via een projectgroep bezig met een integrale aanpak van het huiselijk geweld. Het resultaat van deze projectgroep was een model voor een integrale aanpak. Dit model verscheen op 25 juli 2005 onder de titel ’Iedereen in Twente een veilig thuis’. Aan het opstellen van dit model is door een groot aantal organisaties meegewerkt. De vraag rijst wel of deze integrale aanpak voldoende is toegesneden op allochtonen. De bijeenkomst leverde interessante inzichten en antwoorden op deze vraag op. Het is de taak van gemeenten, in het kader van de regierol die ze op dit terrein hebben, om te komen tot goede afspraken met andere partijen (zoals politie en hulpverlening). Zelf denk ik dat het goed zou zijn ook afspraken te maken met organisaties van culturele minderheden. Het is verstandig om bij de aanpak van huiselijk geweld (bijvoorbeeld om het probleem bespreekbaar te maken) rekening te houden met culturele verschillen. Het is nu zaak de handen uit de mouwen te steken en werk te maken van de integrale aanpak van huiselijk geweld onder autochtone en allochtone Nederlanders. Ik hoop dat de studiedag en dit verslag hierbij een nuttige functie zullen vervullen.
Drs. Frank Kerckhaert, Burgemeester van Hengelo, voorzitter Raad van Advies project Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Twente en bestuurslid van KISS
5
Programma van de studiedag ”Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring” op donderdag 29 september 2005 in de Saxion Hogeschool Enschede. De studiedag bestond uit een besloten middagbijeenkomst en een openbare avondbijeenkomst. Tijdens het avondprogramma zijn ook de resultaten van de middagsessie bekend gemaakt en besproken. MIDDAGPROGRAMMA (BESLOTEN) 14.30-15.00
Ontvangst met koffie en thee
15.00-17.30
Parallelle workshops inclusief pauze
Workshop 1: Praten doet geen pijn Workshop 2: Integrale aanpak huiselijk geweld in de dagelijkse politiepraktijk Workshop 3: Inbedding van huiselijk geweld in het HBO-onderwijs
Workshop 1: Praten doet geen pijn Workshopvoorzitter: Remke van Marle (SMO) Het handboek “Praten doet geen pijn” beschrijft methodieken en projecten die inmiddels in Nederland ontwikkeld zijn om huiselijk geweld in allochtone kring bespreekbaar te maken. In deze workshop worden twee methodieken uit het handboek op interactieve wijze aan de orde gesteld door Sezay Aydogan (TransAct) en Selma Süslüo lu (SMO). Daarnaast vindt een presentatie plaats van het project Razjel Dayeb (een eerzame, goede man) door Irene van Deuveren (Equivalent). Met name leden van zelforganisaties zullen in deze workshop handreikingen krijgen voor hun werkzaamheden in eigen kring.
Workshop 2: Integrale aanpak huiselijk geweld in de dagelijkse politiepraktijk Workshopvoorzitter: Erik Snel (Universiteit Twente/KISS) Binnen de Politie Regio Twente heeft men al jarenlang ervaring met de aanpak van huiselijk geweld ook in allochtone kringen. Uit deze ervaring worden anonieme cases besproken. Eveneens wordt toelichting gegeven door Matthie Kroezen (Regiopolitie Twente) op de nieuwste regelingen zoals “het buiten heterdaad kunnen aanhouden”en het huisverbod voor daders van huiselijk geweld. Voor eerstelijns hulpverleners, maar ook andere geïnteresseerden, geeft deze workshop een goed inzicht in de dagelijkse politiepraktijk op dit terrein.
6
Workshop 3: Inbedding van huiselijk geweld in het HBO-onderwijs Workshopvoorzitter: Geralien Holsbrink (Saxion Hogeschool Enschede) Hoe kunnen we nieuwe generaties politiemensen en maatschappelijke werkers zodanig opleiden dat ze op een juiste wijze doortastendheid koppelen aan respect voor andere culturen van nieuwe Nederlanders? Welke rol kan de opleiding hebben binnen de integrale aanpak in het bijzonder voor allochtone groepen? Hoe geeft de opleiding hier vorm aan? Hoe betrekt de opleiding het werkveld bij het onderwijs?
AVONDPROGRAMMA 19.00-19.30
Ontvangst met koffie en thee
19.30-19.35
Opening door de heer Cor Boom, voorzitter Raad van Bestuur Saxion Hogescholen
19.35-19.45
Korte inleiding door de avondvoorzitter, de heer Erik Snel, hoogleraar Intercultureel Bestuur (Universiteit Twente/KISS)
19.45-20.05
Inleiding door mevrouw Evelien Tonkens, (voormalig) Tweede Kamerlid GroenLinks
20.05-20.25
Inleiding door mevrouw Hatice Can-Engin, directeur Inspraak Orgaan Turken (IOT), tevens lid commissie PAVEM
20.25-21.20
Debat onder leiding van de avondvoorzitter met: •
de heer Gert Ranter, gedeputeerde provincie Overijssel
•
de heer Frank Kerckhaert, burgemeester gemeente Hengelo/voorzitter Raad van Advies project Integrale Aanpak Huiselijk Geweld Twente
21.20-21.30
•
mevrouw Evelien Tonkens
•
mevrouw Hatice Can-Engin
•
de heer Sezay Aydogan (TransAct)
Afsluiting
7
Verslag van het avondprogramma van de studiedag ”Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring”. 1) Opening Omdat Cor Boom (voorzitter van de Raad van Bestuur van Saxion Hogescholen) verhinderd is, wordt de opening van het avondprogramma verricht door Wilbert Rodenhuis, lector aan de Saxion Hogeschool Enschede. De doelstelling van de avond is het via debat komen tot aanbevelingen voor gemeentebestuurders, lokale politici, hulpverleners en migrantenorganisaties. Aanbevelingen hebben betrekking op het bespreekbaar maken van het probleem (huiselijk geweld in allochtone kring) en het succesvol aanpakken van het probleem. Hij geeft aan dat het ook een belangrijk thema is in de opleidingen van de Saxion Hogeschool en de hogeschool graag wil meedoen aan de maatschappelijke discussie hierover. Het onderwerp kwam naar voren in een ’brainstormsessie’ van KISS. KISS houdt zich bezig met de thema’s integratie en veiligheid. Dit onderwerp ligt precies op het snijvlak van deze thema’s. Het gaat er om te komen tot een structurele aanpak van dit onderwerp. Verder is het onderwerp ook een punt van emancipatie en burgerschap en moet het worden gezien in relatie tot de diversiteit aan culturele achtergronden. Uit de grote belangstelling blijkt dat we nog zoekende zijn naar een goede aanpak. Wilbert Rodenhuis wenst de aanwezigen daarom een vruchtbare discussie. 2) Korte inleiding door de avondvoorzitter De avondvoorzitter Erik Snel (hoogleraar intercultureel bestuur aan de Universiteit Twente) heet de aanwezigen welkom namens KISS, SMO (het Steunpunt Minderheden Overijssel) en de Saxion Hogescholen. Hij geeft aan dat het thema van huiselijk geweld geen typisch allochtonenprobleem is. Wel zijn er drie redenen toch te praten over huiselijk geweld in allochtone kring. In de eerste plaats is het niet zo dat de Blijf van mijn lijf huizen niet vol zitten met allochtone vrouwen, maar wel is het zo dat deze groep duidelijk oververtegenwoordigd. In de tweede plaats is het zo dat er een taboe rust op het onderwerp, zeker in allochtone kring valt er moeilijk over te praten. In de derde plaats is er sprake van nieuwe aanpakken van het probleem, bijvoorbeeld de integrale aanpak in Twente. Zijn die aanpakken voldoende toegesneden op migranten of is het toch een ’witte’ manier van denken? Dit is een vraag die hij wil voorleggen aan de twee inleidsters van de avond: Evelien Tonkens (voormalig Tweede Kamerlid van Groen Links, die het onderwerp op de politieke agenda zette) en Hatice CanEngin (directeur van het Inspraak Orgaan Turken (IOT) en lid van de commissie van PAVEM).
8
3) Inleiding door Evelien Tonkens Evelien Tonkens geeft aan dat het bij huiselijk geweld om een ernstig veiligheidsprobleem gaat. Huiselijk geweld maakt de meeste slachtoffers en verdient daarom aandacht. Dat illustreert ze met een aantal cijfers: -
40% van de Nederlanders heeft er mee te maken gehad;
-
jaarlijks zijn er 200.000 slachtoffers van huiselijk geweld, waarvan 50.000 ernstig;
-
elke week overlijdt er gemiddeld 1 vrouw aan de gevolgen van huiselijk geweld;
-
het is een ingrijpende verandering voor 30% van de slachtoffers;
-
het is een stil probleem, de meeste slachtoffers melden zich niet aan, vrouwen doen dat pas na een bijna doodervaring en desondanks zijn er nog 30.000 meldingen per jaar;
-
het is een probleem dat wordt overgedragen (reproductie) naar volgende generaties, omdat het een situatie is die je kent. Hetzelfde geldt voor jongens die zussen mishandelen;
-
50% van de TBS- patiënten is in hun jeugd slachtoffer geweest van huiselijk geweld.
Het probleem van het huiselijke geweld is niet wezenlijk anders voor allochtone dan voor autochtone vrouwen. Er zijn namelijk vijf algemene oorzaken voor het probleem. Wel is het zo dat veel allochtone vrouwen in deze situatie verkeren. Het gaat om de volgende vijf oorzaken: 1. De economische afhankelijkheid van vrouwen. Dit gaat vaak op voor allochtone vrouwen. 2. De juridische afhankelijkheid van vrouwen. Veel migrantenvrouwen zijn de eerste jaren van hun verblijf in Nederland afhankelijk van hun echtgenoot. 3. De seksestereotype opvattingen over wat vrouwen en mannen behoren te doen zijn vaster onder allochtonen. 4. In kleine gemeenschappen met veel sociale controle is het moeilijker om huiselijk geweld door te vertellen en moeilijker om ’uit te breken’. Dit geldt ook voor autochtone vrouwen op het platteland. 5. Het maatschappelijke isolement van vrouwen. Daardoor kunnen ze de wegen moeilijker bereiken naar instanties die wat aan het probleem kunnen doen. Er zijn overigens ook oorzaken die wel anders liggen, vooral voor Noord-Afrikaanse vrouwen: 1. Het belang van maagdelijkheid. Daardoor is er weinig bewegingsvrijheid. 2. Het taboe op seksualiteit, dat in contrast staat met de seksuele revolutie die in Nederland plaatsvond en een openheid over seksualiteit heeft gebracht die overigens naast positieve ook negatieve aspecten heeft (denk aan de videoclips op MTV). 3. Er is meer nadruk op eer, dat is iets van de groep (de familie-eer). De jongens moeten dat controleren en zij moeten de meisjes tot de orde roepen. 4. Het komt meer voor en (waarschijnlijk) in ernstiger vormen. Allochtone vrouwen zitten vijf tot zes keer zo vaak in een Blijf van mijn lijf huis dan autochtone vrouwen.
9
5. Allochtone meisjes zijn vaker slachtoffer van ‘lover boys’ en allochtone jongens vaker dader dan autochtone jongens. In de discussie met de zaal kwam overigens later naar voren dat in Twente (in tegenstelling tot de Randstad) juist vooral autochtone meisjes het slachtoffer zijn van allochtone ’lover boys’. Wat is er aan het probleem te doen? Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen opvang (hulp) en preventie (hierbij hebben politie en justitie een actieve rol). Bij de opvang is een Blijf van mijn lijf huis eigenlijk te beperkt en te laat. We moeten veel meer zoeken naar tussenvormen, zoals: -
een landelijk nummer of een lokale telefonische hulplijn;
-
meer inloopplekken, ook over de opvoeding van de kinderen;
-
het trainen van algemene hulpdiensten op probleem van huiselijk geweld (bijvoorbeeld een smoes als ’ik ben van de trap gevallen’ kunnen doorzien);
-
ook hulpverlening aan mannen is belangrijk, omdat het bij huiselijk geweld gaat om een manier van reageren die ze kennen. Ervaringen uit Canada laten zien dat 50% van de mannen stopt met huiselijk geweld bij niet-vrijblijvende hulpverlening. Dreiging met strafrechtelijke vervolging is goed tegen de motivatiedip;
-
uithuisplaatsing van daders is een mogelijkheid, maar voor veel vrouwen in kleine, gesloten kringen is het geen oplossing. Uithuisplaatsing van daders is alleen mogelijk als iedereen in de omgeving partij kiest voor het slachtoffer;
-
vrouwen ook weer uit de opvang helpen via opleiding, werk en huisvesting. De optie van groepswonen is bijvoorbeeld veel te weinig onderzocht.
Preventie is belangrijk, maar ook moeilijk. De volgende aspecten zijn daarbij van belang: -
het doorbreken van de economische afhankelijkheid van vrouwen. Ze verwerven daardoor een grotere zelfstandigheid;
-
het doorbreken van de opvattingen over rolpatronen, dat leidt tot een gelijke behandeling van jongens en meisjes (dat is meer dan ’niet slaan’). Dat geldt ook voor de openbare ruimte. Bijvoorbeeld in de moskee dient er een gelijkwaardige ruimte te zijn voor mannen en vrouwen, anders wordt er geen subsidie gegeven (vanuit de zaal kwam overigens de opmerking dat het verschil tussen mannen en vrouwen in de moskee een religieuze bedoeling heeft);
-
het stimuleren van discussie op lokaal niveau, ook campagnes in lokale media kunnen helpen (bijvoorbeeld minister Donner die de allochtonen in het Turks of Arabisch toespreekt);
-
het stimuleren verhalen te vertellen, een boek met verhalen van slachtoffers die er bovenuit zijn gekomen, maar ook van moeders, vaders, broers en zusters van slachtoffers. Deze verhalen zouden kunnen worden verspreid op buurthuizen etc. (een soort ’De schaamte voorbij’ van de feministe Anja Meulenbelt, maar dan een andere meer toepasselijke titel);
-
het uitreiken van een prijs voor een lokale held.
10
4) Inleiding door Hatice Can-Engin Hatice Can-Engin legt een aantal gedachten voor over de bestrijding van het vreselijke verschijnsel huiselijk geweld en eerwraak geweld. Ze noemt bewust deze twee verschijnselen tegelijk, omdat het verschijnsel eerwraak ook een actueel en urgent probleem is dat dringend om een oplossing vraagt. Ze begint met een aantal relativerende opmerkingen. Niet om het verschijnsel te vergoelijken, maar om het in het juiste kader te plaatsen. Dat heeft niet zozeer te maken met het onderwerp zelf, als wel met de positie van minderheidsgroepen in Nederland sinds 11 september 2001. Huiselijk geweld en eerwraak zijn beslist geen islamitische gewoonten. De islam kent een sterke juridische inslag en legt sterk de nadruk op wetten en juridische procedures. Eigen richting is beslist uit den boze. Ook onder fundamentalisten, wellicht juist onder fundamentalisten. Geweld komt voor in alle culturen en godsdiensten die hun oorsprong vinden in het Midden Oosten en het Middellandse Zee gebied. Geweld is niet de regel, integendeel. Eerwraak is de uitzondering die de regel bevestigt dat conflicten over geschonden eer vreedzaam worden opgelost. Clementine van Eck heeft daarover een interessante theorie ontwikkeld. Mensen hebben twee soorten eer: namus en eref. Namus heeft op de kuisheid betrekking en is iets waar families (lees: mannen) wel of niet over beschikken. eref heeft betrekking op alle andere waarden, waaraan mensen maatschappelijke status ontlenen. eref heeft een glijdende schaal: men heeft meer of minder opleiding, moreel gezag, een goede baan, een mooie auto, etc. De theorie van Clementine van Eck is dat families met veel eref geen groot punt maken van namus. Mensen die niet kunnen bogen op enige maatschappelijke status, maken eerder een punt van namus. De kans dat een erekwestie zonder geweld kan worden opgelost is dan kleiner. Hatice Can-Engin is blij met de grote politieke aandacht voor geweld en eerwraak en met de maatregelen die de overheid wil nemen (op dit punt is ze het eens met Rita Verdonk), maar ze gelooft niet dat Nederlandse vrouwen veiliger zijn dan bijvoorbeeld Turkse vrouwen. Het spijt haar dat alle aandacht is gericht op moslims en Turken en dat niet alle vrouwen gezamenlijk optrekken. We praten namelijk niet over een cultureel of religieus probleem, maar over een maatschappelijk probleem. Als vrouwen ondergeschikt zijn wordt geweld tegen hen gebruikt. Dat er in allochtone huwelijken meer geweld voorkomt is voorlopig een onbewezen stelling. Volgens haar heeft Ayaan Hirsi Ali er terecht op gewezen dat de meerderheid van de vrouwen in Blijf van mijn lijf huizen uit een minderheidsgroep afkomstig is. Dat kan een sociaal-economische en een culturele oorzaak hebben. Het is echter zeer waarschijnlijk dat allochtone vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de vrouwenopvang, omdat ze anders dan Nederlandse vrouwen geen steun krijgen in eigen kring. Het geweld tegen vrouwen is een cultureel verschijnsel, waar fundamenteel alleen iets aan kan worden gedaan door een einde te maken aan de ondergeschikte positie van vrouwen.
11
De prioriteit bij de bestrijding van huiselijk geweld en eerwraak is de veiligheid van vrouwen. Natuurlijk zijn mannen ook heel vaak het slachtoffer van huiselijk geweld en eerwraak. Toch moet het beleid om twee redenen gericht zijn op vrouwen. De eerste reden is dat mannen in de regel beter kunnen zorgen voor de eigen veiligheid. De tweede reden is dat in paternalistische gemeenschappen mannen steun krijgen van hun familie en vrouwen dat vaak niet krijgen. De tweede prioriteit na veiligheid is preventie. Sprekend over de veiligheid van vrouwen die worden bedreigd moet je vijf ringen onderscheiden: 1. De weerbaarheid van slachtoffers Zolang een ‘erekwestie’ niet openbaar wordt, is de kans op escalatie minder groot, maar staat het potentiële slachtoffer er ook alleen voor. Dit is voor vrouwen die bedreigd worden met eergerelateerd geweld een gruwelijk dilemma. Er dient een goede mogelijkheid te zijn om daar anoniem over te spreken met vrouwen die kunnen in schatten wanneer er hulp gezocht moet worden. Daar is geen onderzoek naar nodig, want er is in het verleden al ervaring opgedaan met een vrouwenhulptelefoon (zie ook Medet in België). 2. Waakzaamheid van de omgeving. In de directe omgeving gaat het om familieleden en vriendinnen – vooral vrouwen dus. Er ligt een taak van zelforganisaties om verantwoordelijkheidszin kweken (niet roddelen, wel ingrijpen) en vooroordelen over (vrouwen)hulpverlening en het doen van aangifte te bestrijden. 3. Alertheid van professionals Als er signalen terecht komen bij huisartsen, scholen, onderwijsinspectie, zelforganisaties, jeugdhulpverlening of maatschappelijk werk, is er feitelijk al sprake van bedreigende escalatie. Deze instanties moeten niet zelf aan de slag gaan zonder deskundig advies te hebben ingewonnen. Voor hen dient er een meldpunt te zijn, waar een eerste risicoanalyse kan worden gemaakt. Op basis van die eerste analyse kan worden besloten om politie of vrouwenopvang in te schakelen. 4. Adequaat ingrijpen van politie en vrouwenopvang Het protocol moet heldere verantwoordelijkheden aanbrengen. Ik vraag me af of dat wel het geval zal zijn. De politie is altijd de eindverantwoordelijke als het gaat om de veiligheid van burgers. Risicotaxatie zou daarom een (gespecialiseerde) verantwoordelijkheid van de politie moeten zijn en niet van de hulpverlening. Een ander argument is dat de politie toegang heeft tot aanvullende informatie t.b.v. de risicotaxatie en de hulpverlening niet. Ook kan de politie aanvullende maatregelen nemen. 5. Zoeken naar oplossingen Als de veiligheid voorlopig is gegarandeerd moet er aan een oplossing worden gewerkt. Daarvoor is de specifieke kennis van de ‘groep Timmer’ nodig. Hoe staat het overigens met de gedachte van Timmer om betrokkenen via een vordering desnoods te dwingen mee te werken aan bemiddeling? Dat leek haar een goede suggestie.
12
Bij de tweede prioriteit, na veiligheid, preventie gaat het om twee zaken: 1. Bestrijden van de legitimatie van geweld In het verleden heeft goed gewerkt dat wij in campagnes uitlegden dat geweld ‘Turks’ noch ‘islamitisch’ is. Met de zogenoemde gezinsbijeenkomsten willen we een stap verder zetten door in te gaan op reactiepatronen van de omgeving. 2. Effectiviteit van de hulpverlening Na de bijeenkomsten met vrouwenorganisaties uit Turkije is gebleken dat er veel vooroordelen bestaan over de instanties waar men voor hulp kan aankloppen. Vertrouwen in die instanties binnen de gemeenschappen is naar haar mening erg belangrijk. Hatice Can-Engin vertelde daarna wat over de ervaringen van het IOT met gesprekken over huiselijk geweld en eerwraak in de Turkse gemeenschap en de mogelijkheid om het taboe rond dit onderwerp te doorbreken. Eerst ging ze in op een viertal projecten: a) Culturele factoren en integratiebeleid Naar aanleiding van de schietpartij op een school in Veghel, waarvan de achtergrond een erekwestie vormde, heeft het IOT in het voorjaar van 2001 samen met het NCB een campagne gevoerd onder de titel Culturele factoren en integratiebeleid. Doel van de campagne was ‘de diepte’ in te gaan, om een fundamentele discussie te voeren over het verschijnsel. De campagne bestond uit een voorbereidende expertmeeting, een vijftal plaatselijke bijeenkomsten en een slotconferentie. Tijdens de bijeenkomsten bepaalde de organisatie die als gastheer optrad zelf wie er spraken, in elk geval moesten een geestelijk leider, een sociale wetenschapper en een jurist worden uitgenodigd. b) Bestrijding traditioneel geweld tegen vrouwen In de eerste helft van 2002 heeft het IOT het project Bestrijding traditioneel geweld tegen vrouwen uitgevoerd. In het kader van dat project is een boek gepubliceerd van de arts Türkay Yalnız getiteld çine Kapanan Kültür; Hollanda’daki Türklerde Aile çi iddet ve Namus Cinayetleri (Een in zichzelf gesloten cultuur; Huiselijke Geweld en Ere Moorden onder Turken in Nederland). Voorts werden vijf plaatselijke bijeenkomsten gehouden en een internationale conferentie. Daarnaast is samen met een groot aantal deskundigen uit het veld een handleiding opgesteld voor de omgang met traditioneel geweld tegen vrouwen. De uitkomsten van de conferentie zijn eind 2002 ondermeer gebruikt in een zogenoemde citytrip t.b.v. nieuwe kamerleden. c) Levensloop en partnerkeuze Eén van de uitkomsten van het project over traditioneel geweld was, dat jongeren beter in staat zouden moeten worden gesteld om zelfstandig te kiezen voor een partner. Doel van het in 2003 uitgevoerde project Levensloop en partnerkeuze was om met jongeren en hun ouders gesprekken te voeren over het maken van goede en meer zelfstandige afwegingen betreffende de levensloop van jongeren op het moment van partnerkeuze. Daartoe werden een viertal plaatselijke bijeenkomsten gehouden, die steeds werden ingeleid door deskundigen.
13
d) Zero tolerance voor geweld en eerwraak Begin 2005 heeft het IOT samen met de VON openbare bijeenkomsten en bijeenkomsten met deskundigen georganiseerd rond het bezoek van een delegatie van Turkse vrouwenorganisaties die zich bezighouden met de bestrijding van traditioneel en huiselijk geweld. Doel van deze bijeenkomsten was de overdracht van in Turkije door de vrouwenbeweging gebruikte methodieken ten behoeve van de Nederlandse situatie. Hatice Can-Engin ging ook in op de resultaten van voorgaande activiteiten. De betekenis van het project Culturele factoren en integratiebeleid was vooral het doorbreken van het taboe dat op het onderwerp huiselijke geweld en eerwraak rustte. Eerwraak gold als een verschijnsel waar men niet openlijk over sprak. Er bestond niet eens een woord voor in het Turks. Met het project Bestrijding traditioneel geweld tegen vrouwen is aansluiting gezocht bij de campagne tegen traditionele moorden (Töre cinayetleri) in Turkije. De scherpe maatschappelijke discussie over eergerelateerd geweld tegen vrouwen die in Turkije werd gevoerd is binnen de Turkse gemeenschap in Nederland gebracht. Tevens is voorlichting gegeven over de veranderde wetgeving t.a.v. de positie van vrouwen. Met het project Levensloop en partnerkeuze is het debat gericht op een specifiek deelonderwerp, namelijk de partnerkeuze van jongeren. De aankondiging van het project leidde tot een ongekend felle discussie in zowel de Nederlandse als de Turkstalige media. Velen meenden aanvankelijk dat de partnerkeuze een privézaak was. Over het onderwerp moest men zeker niet een debat beginnen op een moment waarop de overheid aankondigde gezinshereniging te zullen bemoeilijken. Vooral door jongeren werd ingebracht dat wanneer men zich verzet tegen beperking van de vrijheid van partnerkeuze door de overheid, men ook bereid moet zijn onder ogen te zien dat jongeren in eigen kring onder druk worden gezet. Terwille van de voortgang van het debat over eerwraak hebben de gesprekken met de delegatie van Turkse vrouwenorganisaties in het kader van het project Zero tolerance voor geweld en eerwraak het inzicht in succesvolle methodieken versterkt. Belangrijk is daarbij in de eerste plaats dat de omgeving alerter moet zijn voor de mogelijke dreiging van geweld. Schending van de eer leidt niet automatisch tot geweld. Er kan door de omgeving worden ingegrepen. Dat dient echter zo tijdig mogelijk te gebeuren door alle betrokkenen in gezamenlijkheid. De eigen gemeenschappen spelen daarbij een belangrijke rol. Voorts dient de legitimatie van eerwraak harder te worden aangepakt. De misvatting dat eerwraak en geweld tegen vrouwen deel uitmaken van de Turkse of islamitische cultuur is nog wijd verbreid, vooral onder mannen. Door goede en deskundige informatie kan die misvatting, en daarmee de legitimatie van geweld tegen vrouwen, worden bestreden. Zowel in Turkije als in Nederland zijn goede methodieken en ervaringen opgebouwd door maatschappelijke organisaties.
14
De emancipatie van vrouwen is een bijna autonoom proces, dat zich met volle kracht doorzet, ook onder Turkse vrouwen, zowel in Nederland als in Turkije. Nederlandse vrouwen zijn het gelukt om mannen mee te krijgen. Hatice Can-Engin vond dat zo boeiend, dat ze daar haar scriptie over heeft geschreven. Dat heette destijds de parallelle aanpak. Ze weet niet of dat altijd werkt, het werkte in elk geval in haar eigen leven. Mede op basis daarvan is ze op het idee gekomen om over huiselijk geweld en eerwraak gezinsbijeenkomsten te houden. Zolang mannen en vrouwen geschei-den over zaken spreken blijven taboes in stand. Vrouwen schelden op mannen, maar verbinden daar nooit consequenties aan. Mannen doen zich voor als de meest moderne burgers, maar con-creet worden ze nooit. Als mannen en vrouwen samen spreken komt er hopelijk ruimte voor de moraal. Mannen kunnen in aanwezigheid van hun vrouwen niet zeggen dat ze voor hem alleen haar kuisheid en zijn eer is. Althans niet zonder dat hem thuis moeilijkheden te wachten staan. Vrouwen hebben immers eigen ambities, behoeften en verlangens. Vrouwen moeten zich evenzeer rekenschap geven van hun eigen huwelijk en de huwelijken die ze voor hun kinderen bekokstoven. Ze rond haar lezing af met drie stellingen voor de discussie: -
Het verschijnsel huiselijk geweld en eerwraak mag geen argument zijn tegen een multiculturele samenleving, integendeel de bestrijding van geweld tegen vrouwen als gevolg van de onderdrukking van vrouwen moet mensen uit alle godsdiensten en culturen verenigen.
-
De veiligheid van alle meisjes en vrouwen gaat een ieder aan en er moeten betere protocollen komen opdat professionals weten wat ze bij dreiging moeten doen.
-
Organisaties uit gemeenschappen waarin huiselijk geweld en eerwraak voorkomen dienen openlijk aan de orde te stellen dat het gaat om niet-religieuze archaïsche gewoonten die moeten worden bestreden.
15
5) Discussie met de zaal onder leiding van avondvoorzitter Erik Snel Aan de discussie met de zaal namen naast de beide inleidsters deel Gert Ranter (gedeputeerde provincie Overijssel), Frank Kerckhaert (burgemeester Hengelo) en Sezay Aydogan (TransAct). De avondvoorzitter start met een vraag aan de beide inleidsters of er ook na het verblijf in een Blijf van mijn lijf huis extra aandacht nodig is voor deze vrouwen. Deze vrouwen komen namelijk in een isolement. Een scheiding geldt wel in Nederland, maar niet automatisch in Turkije, waardoor ze daar alles opnieuw moeten meemaken. Evelien Tonkens verwacht door een toetreding van Turkije tot de Europese Unie beter overleg en een betere afstemming van de regels. De oplossing moet dus plaatsvinden op Europees niveau en via een erkenning van de Nederlandse scheidingswetgeving door Turkije. Hatice CanEngin voegt daar aan toe dat de wederzijdse scheiding in Turkije wel degelijk wordt erkend, maar dat moet de vrouw dan wel expliciet voor de rechter afdwingen. Sezay Aydogan presenteert de conclusies en aanbevelingen van workshop 1 uit de middagbijeenkomst. Het thema van deze workshop was: Praten doet geen pijn. 1) Laat cultuur geen excuus zijn voor huiselijk geweld. 2) De integrale aanpak kan worden verbeterd en uitgebreid met mogelijkheden uit de allochtone kring (zelforganisaties, moskee). 3) Preventie: hoe eerder hoe beter. Meer aandacht voor het functioneren van mannen en vrouwen in het onderwijs en in de inburgeringscursussen. Met betrekking tot het tweede punt vraagt de avondvoorzitter een reactie aan Frank Kerckhaert die ook voorzitter is van het Project integrale aanpak. Die schetst eerst dat de bedoeling van het project is dat gemeenten en andere partijen (politie, hulpverlening) beter samenwerken via een goede infrastructuur en afspraken. Het is de taak van de gemeenten er voor te zorgen dat die er komen. Het zou goed zijn als ook afspraken werden gemaakt met organisaties van culturele minderheden. Dat zou een verstandige aanpak zijn. Hij is het dus eens met de tweede stelling. Een dergelijke aanpak is wel een langdurig en ingewikkeld proces, maar Twente is op de goede weg, bijvoorbeeld via een meldpunt. Hierover is op 10 oktober 2005 een bijeenkomst. Het probleem is wel dat het betrekken van organisaties van culturele minderheden stigmatiserend kan werken. Dat heeft het project er tot nu toe van weerhouden. Ook Hatice Can-Engin vindt het zoeken naar mogelijkheden uit de allochtone kring op lokaal niveau zeker zinnig. Dat gebeurt al in Turkije, waar via een snel telefonisch overleg tussen verschillende autoriteiten (o.a. een imam) een risicoanalyse wordt gemaakt. Wel waarschuwt ze ervoor dat men het in eerste instantie wel raar zal vinden en er daarom meerdere gesprekken nodig zijn. Vanuit de zaal wijst een vertegenwoordigster van een Surinaamse organisatie erop dat ze het geld en de ruimte missen om aan een dergelijke vraag te voldoen. Sezay Aygodan antwoordt hierop dat het niet alleen om geld gaat,
16
maar dat migranten zelf het probleem in de hand moeten nemen. Zij kunnen de vrouwen die te maken hebben met huiselijk geweld efficiënter bereiken dan professionals. Vanuit de zaal wordt Hatrice Can-Engin gevraagd om een nadere toelichting te geven op de rol van de politie bij de risicoanalyse. Aan de hand van een voorbeeld uit Koerdische kring laat ze zien dat het soms verstandig is niet naar de politie te gaan, omdat anders een moord het gevolg kan zijn. Dat valt niet uit te leggen aan de politie, en daarom is het soms beter naar een andere oplossing te zoeken. Vanuit de zaal wordt hier tegenin gebracht dat juist op lokaal niveau politie en hulpverleners elkaar goed weten te vinden, bijvoorbeeld via de integrale aanpak (ketenaanpak) in Twente. De avondvoorzitter (Erik Snel) stelt Evelien Tonkens een vraag over preventie, meer specifiek over de seksestereotype beelden die stringenter zijn bij allochtonen: welke rol hebben gemeenten en migrantenorganisaties hierbij? Ze heeft hierover een wat ambivalente opvatting. Aan de ene kant wil ze graag dat we ons niet teveel richten op allochtonen, omdat we allemaal te maken hebben met het probleem. We moeten meer zoeken naar de overeenkomsten en niet steeds naar de verschillen tussen autochtonen en allochtonen. Het is daarom belangrijk ook onder allochtonen een algemene discussie te voeren (bijvoorbeeld over de ’blootcultuur’) en discussies over emancipatie te stimuleren. Aan de andere kant kan het nuttig zijn ook aparte discussies te organiseren voor verschillende groepen, bijvoorbeeld voor de Turken. Vanuit de zaal wordt hier tegenin gebracht dat we de verschillen tussen de groepen niet kunnen negeren, bijvoorbeeld op het punt van het sociale netwerk. Autochtone vrouwen krijgen meer steun van hun achterban, terwijl veel allochtone vrouwen zich in een sociaal isolement bevinden. Voor deze vrouwen is daarom een specifieke aanpak nodig. Workshop 2 van het middagprogramma ging over de integrale aanpak van huiselijk geweld in de dagelijkse politiepraktijk. De belangrijkste conclusie en aanbeveling van deze workshop waren: 1) Geweld is geweld, los van de cultuur. 2) Bij de aanpak van huiselijk geweld moeten we rekening houden met de culturele achtergronden cq de culturele mogelijkheden gebruiken. Deze stellingen worden toegelicht door Han Sie Dhian Ho (hij is afkomstig uit China en docent aan de Saxion Hogeschool). Geweld is volgens hem een universeel verschijnsel, vooral het geweld tegenover zwakkeren. Mannen moet men naar zijn mening niet frontaal aanpakken, maar de man wel moet moderniseren ter correctie van zijn verkeerde gedrag (hij illustreert dit aan de hand van een voorbeeld uit China waarin mannen die vrouwen mishandelen op het dorpsplein op een fysieke manier worden ’gecorrigeerd’ door een vrouwelijke politieagent). Het controlerende netwerk kun je soms benutten (door het inschakelen van de familie), maar soms is er juist geen steun van de familie, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van de schande van overspel. Dat is volgens hem ook de oorzaak van de oververtegenwoordiging van allochtone vrouwen in de Blijf van mijn lijf huizen.
17
Bij de avondvoorzitter roepen de stellingen ook een aantal vragen op. Waarom komen vrouwen niet in opstand tegen huiselijk geweld en hoe kunnen vrouwen elkaar steunen? Hatice Can-Engin benadrukt dat ook mannen moeten worden betrokken bij de oplossing. Daarom zijn gezinsbijeenkomsten nodig waarbij ook deskundigen aanwezig zijn. Evelien Tonkens verwacht daarvan een tegengesteld effect, omdat vrouwen bang zijn voor weerstand en geweld. Wel is het belangrijk ook de verhalen van mannen te bundelen. Gedeputeerde Gert Ranter geeft aan dat de provincie hulp zou kunnen bieden bij het versterken van de zelforganisaties, bijvoorbeeld door het opleiden van intermediairs uit eigen kring. Het onderwerp van workshop 3 was de inbedding van huiselijk geweld in het HBO-onderwijs. De discussies in deze workshop leverden de volgende drie stellingen op: 1) Hbo-instellingen dienen als vaste samenwerkingspartner te worden betrokken bij de integrale aanpak van huiselijk geweld 2) In de ideale opleiding voor hulpverleners moet worden begonnen met de overdracht van kennis en bezinning. Daarbij moet ook worden gepraat over de cultuur, zowel in de autochtone als de allochtone opvoeding. 3) Er is meer aandacht nodig voor huiselijk geweld op beleids- en organisatieniveau (trefwoorden daarbij zijn: politiek, agenda, subsidie). Aan Frank Kerckhaert wordt de vraag gesteld of een nog integralere aanpak zinnig is en hoe? In zijn antwoord maakt hij een onderscheid tussen de acute aanpak en de preventie. De acute aanpak moet je zo organiseren dat je weet hoe je moet opereren. Dat kan door afspraken te maken in de keten in een grotere regio en met een grotere rol voor zelforganisaties. Bij preventie gaat om het bundelen van kennis, om signalering, om de vraag wie het initiatief moet nemen etc. De preventie moeten we nog verder ontwikkelen in Twente, al gebeurt er op dat terrein al het een en ander, bijvoorbeeld de scholing van politieagenten door de Saxion Hogeschool Enschede. Ook het ROC wil graag bij de preventie worden betrokken, omdat deze onderwijsinstelling de eerste signalen ziet. Overigens mist de vertegenwoordiger van het ROC het woord ’geduld’ in de discussie. Het gaat om een probleem dat je niet zomaar kunt oplossen. Op de vraag wat de provincie kan doen geeft Gert Ranter als antwoord dat de provincie partijen via subsidies voor regionale projecten bij elkaar kan brengen. Sezay Aydogan vindt dat we daarbij ook moeten proberen activiteiten op te zetten gericht op mannen. Het slotwoord in de discussie is voor een vertegenwoordiger van het Oranje Fonds. Dat fonds heeft extra geld ter beschikking voor activiteiten. Beschermheer en beschermvrouw van het Oranje Fonds zijn Willem-Alexander en Maxima. Uit de website van dit fonds (www.oranjefonds.nl) blijkt dat de preventie van huiselijk geweld één van de centrale onderwerpen is. De website geeft ook meer informatie over de criteria en de procedure om in aanmerking te komen voor extra geld.
18
6) Afsluiting door Bas Denters (KISS) en Ed Wallinga (SMO) In zijn afsluitende woord bedankt Bas Denters (wetenschappelijk directeur van KISS) de organisatoren van deze bijeenkomst (KISS, SMO en de Saxion Hogeschool Enschede). Daarna staat Ed Wallinga (directeur van SMO) wat uitgebreider stil bij het afscheid van Erik Snel als hoogleraar intercultureel bestuur na drie jaar. Erik Snel heeft vooral gewezen op het belang van sociaal-economische factoren en dat we allochtonen niet moeten vragen om sociaal-culturele aanpassing. Ed Wallinga bedankt hem voor zijn inzet. Bas Denters sluit zich hierbij aan met de woorden: ’Snel, je gaat te snel’.
19
Verslag van workshop 1 van de studiedag ”Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring”. Het onderwerp van workshop 1 is ’Praten doet geen pijn’. De workshop stond onder voorzitterschap van Remke van Marle, van het Steunpunt Minderheden Overijssel (SMO). Sezay Aydogan is beleidsmedewerker bij TransAct en presenteert als eerste inleider zijn methodiek voor ‘de ontbrekende schakel’. Directe aanleiding voor de ontwikkeling van deze methodiek is het onderzoek huiselijk geweld onder Surinamers, Antilianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland, verricht door Intomart in opdracht van het ministerie van Justitie in 2002. Uit dit onderzoek kwam dat maar 24% van de ondervraagden te maken had gehad met huiselijk geweld terwijl dat percentage op 40% ligt bij de autochtone bevolking van Nederland. Het percentage van 24% staat in strijd met gegevens van politie en justitie en ook deskundigen vermoeden dat dit percentage veel hoger moet zijn en dat veel allochtonen ook anoniem niet over het onderwerp willen praten. Op grond van deze uitkomst heeft het Ministerie van Justitie een aantal organisaties gevraagd met een plan van aanpak te komen. Hierop is door die organisaties een werkgroep “praten doet geen pijn” gestart. Binnen deze werkgroep zijn de verschillende organisaties met methodieken gekomen om huiselijk geweld onder allochtonen bespreekbaar te maken. ‘De ontbrekende schakel’ is specifiek gericht om de bewustwording van huiselijk geweld bij allochtone mannen op gang te brengen. De methode is bedoeld voor groepen van ongeveer 20 mannen. Tijdens de bijeenkomst waar ongeveer 2 tot 3 uur voor uitgetrokken is, worden door de gespreksleider codes voor mannen en vrouwen in de samenleving aan de orde gesteld. Met name de denkbeelden over “het man zijn” en cultuurspecifieke denkbeelden worden naar voren gebracht. Via dit thema komen ook onderwerpen als eer en bescherming van de familie maar ook agressie aan bod. Langzaam wordt het gesprek geleid naar het thema huiselijk geweld en eerwraak. Het uiteindelijke doel is om een bewustwording bij de mannen in gang te zetten over hun rol in de samenleving en hun rol als eventuele pleger, slachtoffer of toeschouwer van huiselijk geweld. De methode gaat in eerste instantie van een enkele bijeenkomst uit maar kan worden verspreid over meerdere bijeenkomsten zodat dieper op het onderwerp kan worden ingegaan. Vooralsnog worden de bijeenkomsten door Sezay Aydogan zelf geleid. De bedoeling is dat het door getrainde gespreksleiders zal worden overgenomen. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Sezay Aydogan, TransAct. Aansluitend op deze inleiding volgde de inleiding van Irene van Deuveren, medewerker bij Equivalent. Zij presenteerde de methodiek voor ‘Razjel dayeb (een eerzame, goede man)’. Ook deze methodiek is gericht op mannen en heeft als doel gedragsverandering bij allochtone mannen te realiseren t.a.v. hun eigen mannelijkheid en t.a.v. het participeren van vrouwen in de maatschappij en
20
daarmee de risico’s op het ontstaan van relationeel geweld sterk te reduceren. De methodiek werkt met intermediairs uit de eigen gemeenschap. Na algemene bijeenkomsten worden er ook workshops aangeboden voor groepen mannen en vrouwen. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Irene van Deuveren, Equivalent. Tot slot presenteerde Selma Süslüoglu, medewerker bij het Steunpunt Minderheden Overijssel, de methodiek ‘Taboes bespreken’. Ook deze methode komt voort uit de werkgroep “Praten doet geen pijn” en is ontwikkeld door Forum. Deze methode is gericht op verschillende allochtone groepen, dus zowel mannen als vrouwen. De methode is ontwikkeld vanuit de gedachte dat gevoelens van schaamte een belangrijke rol spelen in waarom mensen moeilijk praten over onderwerpen zoals huiselijk en seksueel geweld. De methode heeft als voornaamste doel huiselijk en seksueel geweld bespreekbaar te maken in allochtone kring. De methode gaat uit van drie bijeenkomsten. In de eerste bijeenkomst wordt taboes en schaamte besproken, in de tweede bijeenkomst huiselijk geweld en in de laatste bijeenkomst wordt seksueel geweld besproken. De bijeenkomsten worden geleid door intermediairs uit de eigen doelgroep die getraind zijn door Forum. Het zijn groepsbijeenkomsten waar voorlichting wordt gegeven en aansluitend over het onderwerp wordt gediscussieerd. De voorlichting bestaat uit basiskennis die ieder mens zou moeten hebben over huiselijk en seksueel geweld en over het belang van het praten over problemen. Het is de bedoeling dat zo een proces van bewustwording in gang wordt gezet welke hopelijk op termijn mogelijk bij zal kunnen dragen aan een mentaliteitsverandering. Na de presentatie van de drie projecten ontstaat een levendige discussie. - De eerste vraag/ opmerking heeft betrekking op de (on)mogelijkheid van het realiseren van gedragsveranderingen na drie besprekingen/ bijeenkomsten. - Inleiders zijn het er over eens dat gedragsveranderingen een lange weg en veel tijd nodig hebben. Maar bij “Taboes bespreken” en de “Ontbrekende schakel “ wordt het gesprek op gang gebracht in de hele gemeenschap en dat heeft een groot uitwaaier effect. Bij “Razjel dayeb” kan men kennismaken met alternatief gedrag en dat kan ook grote gevolgen hebben. - Wat jullie bieden lijkt op een aspirientje als medicijn voor een ernstige hersenschudding. - De noodzaak van preventie, hulpverlening en nazorg wordt besproken. De aanpak langs deze drie kanalen vergroot de kans dat relationeel geweld ook daadwerkelijk stopt. In de toekomst horen geen nieuwe generaties “macho-mannen” met een beperkt handelings repertoire en een te kort lontje op te groeien. Daarnaast zal het empowerment van vrouwen zorgen voor evenwichtige relaties waarin geen plaats is voor huiselijk geweld.
21
- Een politievrouw in ons midden vraagt zich hardop af, of we met onze Nederlandse aanpak soms niet te snel gaan. Aangifte doen, met alles wat daarop volgt, brengt vrouwen regelmatig in een totaal isolement. We kennen de vreselijke gevolgen. - Het isolement wordt veroorzaakt door de reactie van haar familie en haar sociale omgeving, die haar laat vallen. De schaamte en schande die sterker wordt gevoeld dan de afschuw over het geweld. Genoemde projecten beogen het bespreken van taboes, het zoeken naar alternatieven, het versterken van de slachtoffers en het helpen van daders en slachtoffers. - Het dilemma van de politievrouw blijft rondzingen, want het besef heerst dat geweld gestopt moet worden, maar als ingrijpen uiteindelijk leidt tot de dood van het slachtoffer dan lijken we de plank mis te slaan. - Oplossingen kunnen gevonden worden in de mogelijkheden tot bemiddeling en gesprek. Misschien is het nodig, de imam in te schakelen of andere gezaghebbende figuren in de gemeenschap. Net als in witte Nederlandse situaties van huiselijk geweld dienen de politie en andere hulpverleners te zoeken naar belangrijke figuren in het netwerk van de vrouw die hulp en ondersteuning kunnen geven. Het gebrek aan kennis over de diverse culturen is vaak een belemmerende factor. - Bij de integrale aanpak die in Twente nu is ontwikkeld, missen we de samenwerking met de zelforganisaties. - Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: Schakel iedereen zo vroeg mogelijk in, begin met de opvoedingsondersteuning want het zijn de moeders die hun zonen opvoeden en geweld toestaan. Investeer in de groep zelf want het is een probleem van de groep. Ga naar de mensen toe. Zorg dat in de politieteams meer allochtonen werkzaam zijn. Overige opmerkingen: -
Jongeren zouden heel goed gebruikt kunnen worden om genoemde onderwerpen bespreekbaar te maken bij de oudere generaties, want zij staan veel opener in deze maatschappij.
-
De gelukkige verzuchting dat er al een hele stap in de goede richting is gezet omdat het onderwerp nu op de agenda staat en er zoveel allochtone deelnemers op komen.
-
Enkele vrouwen zeiden dat ze –na jaren – eindelijk het gevoel hebben dat ook mannen zich sterk maken voor deze zaak en dat ze het gevoel hebben gesteund te worden.
22
Aanbevelingen 1) Laat cultuur geen excuus zijn voor huiselijk geweld. 2) Integrale aanpak verbeteren en uitbreiden met eigen mogelijkheden uit de allochtone kring (zelforganisaties, moskee). 3) Preventie: hoe eerder hoe beter. Meer aandacht voor het functioneren van mannen en vrouwen in onze samenleving, zowel in het onderwijs als in bijvoorbeeld inburgeringscursussen 4) Ga naar de mensen toe.
23
Verslag van workshop 2 van de studiedag ”Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring”. Het onderwerp van workshop 2 is ’Integrale aanpak huiselijk geweld in de dagelijkse politiepraktijk’. De workshop stond onder voorzitterschap van prof. Erik Snel, hoogleraar intercultureel bestuur aan de Universiteit Twente. De inleiding werd gehouden door dhr. Matthie Kroezen van de regiopolitie Twente. Dhr. Kroezen zat namens politie en justitie in de deelprojectgroep Integrale aanpak huiselijk geweld van de GGD Twente, die een model voor een dergelijke integrale aanpak heeft opgesteld waarmee de gemeenten aan de slag kunnen op lokaal en subregionaal niveau. Onder huiselijk geweld wordt verstaan de aantasting van de persoonlijke integriteit door iemand uit de huiselijke kring: (ex-)partners, huisvrienden, gezins- of familieleden. Het geweld kan een geestelijk, lichamelijk of seksueel karakter hebben. Dhr. Kroezen schetst vervolgens enkele achtergronden: -
45% van de Nederlandse bevolking is, is geweest of wordt slachtoffer van huiselijk geweld;
-
21% daarvan betreft structureel huiselijk geweld;
-
80% van de TBS-gestelden is in de jeugd ernstig mishandeld;
-
50% van de psychiatrische patiënten hebben hun problemen gekregen door huiselijk geweld.
Wat betreft de omvang van het huiselijk geweld in Twente schat de politie Twente het aantal gevallen op 3000 tot 4000 gevallen per jaar. Dat is ongeveer 15% van het totaal aantal geweldszaken. In het eerste half jaar van 2005 waren er 1512 incidenten, 365 aangiften en 267 aanhoudingen. In april 2002 verscheen de kabinetsnota ’Privé Geweld - Publieke Zaak’. Daarmee was het de rijksoverheid die de toon zette, maar inmiddels wordt veel van de uitvoering van het rijksbeleid overgedragen aan gemeenten. De achterliggende gedachte was dat gemeenten dichter bij de burger staan en daardoor beter in staat zijn maatwerk te leveren. In heel het land vervullen de gemeenten de regiefunctie bij de aanpak van het huiselijk geweld. In Twente zijn de krachten gebundeld door 14 Twentse gemeenten samen met o.a. het Openbaar Ministerie, de Politie, de GGD Regio Twente, de provincie Overijssel, zorgverzekeraar Amicon, het Algemeen Maatschappelijk Werk, de Reclassering, de Jeugdhulpverlening, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de Huisartsen, de Verslavingszorg, de Thuiszorg, de Vrouwenopvang Overijssel en de Geestelijke Gezondheidszorg. De dadertypologie wijst op verschillende typen dader: •
er is de cyclische dader met impulsief gedrag en habitueel gewelddadig gedrag;
•
er is de overgecontroleerde of de overgeremde dader;
•
er is de dader met psychopathologie. Daaronder vallen plegers met manifeste posttraumatische stressstoornis, sadistische plegers, psychotische plegers en antisociale plegers.
24
Op grond van een slachtoffertypologie kan een onderscheid worden gemaakt tussen incidentele en chronische slachtoffers. Tot de chronische slachtoffers behoren de traumarepeterende slachtoffers, de afhankelijke slachtoffers, de psychologisch agressieve slachtoffers, de slachtoffers met een borderline stoornis en de verslaafde slachtoffers. Het Parket-Generaal heeft de volgende vier aanwijzingen gegeven bij huiselijk geweld: 1) het acuut stoppen van het geweld (=aanhouden en mee naar het bureau); 2) het voorkomen van recidive door gerichte interventies; 3) het herstellen van de geschonden norm (vervolging); 4) het vergroten van de aangiftebereidheid. De toepasselijke wetsartikelen uit de Politiewet zijn artikel 2 dat betrekking heeft op de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening door de politie en artikel 8 lid 2 dat de politie toegang geeft tot elke plaats waar dat redelijkerwijs nodig is. Daarvoor is geen machtiging nodig indien er sprake is van ernstig en onmiddellijk gevaar. Politie en justitie dienen ambtshalve aan te houden en te vervolgen indien er sprake is van: -
meer dan alleen eenvoudige mishandeling;
-
een wapen of voorwerp als wapen is gebruikt;
-
in de buik of het tegen het hoofd is geschopt;
-
het slachtoffer weerloos en zeer kwetsbaar is;
-
dreigende escalatie.
Doel van de ambtshalve vervolging is het op gang brengen van de hulpverlening en het voorkomen van toekomstige escalatie. De brochure ‘Op eigen kracht’ gaat over de vraag wat het slachtoffer van huiselijk geweld zelf aan geweld in een relatie kan doen. De brochure bevat informatie aan het slachtoffer over: -
contact/straatverbod;
-
het doel van de aangifte en het verschil met een melding;
-
de onmogelijkheid een aangifte in te trekken (dat wordt door middel van een verklaring in het Basis Processen Systeem vastgelegd);
-
de gevolgen van het geen aangifte doen;
-
de uitleg van de procedure.
(Zie hiervoor: http://www.ministerievanjustitie.nl/b_organ/nhg/publicaties/op_eigen_kracht.htm ) De dader van huiselijk geweld wordt in samenwerking met het maatschappelijk werk op de hoogte gesteld van vrijwillige/justitiële daderbehandeling.
25
Van belang is ook het voorstel om te komen tot een wettelijk huisverbod: de Wet Huisverbod bij huiselijk geweld. Dit wetsvoorstel van de Minister van Binnenlandse Zaken, dat de Tweede Kamer binnenkort zal behandelen, bevat een procedure met zes stappen: 1) Bij een incident is huiselijk geweld een zaak voor de politie. 2) Bij escalatie is huiselijk geweld een zaak voor een hulpofficier van justitie die het instrument van het huisverbod tot zijn/haar beschikking heeft. 3) Oplegging van het huisverbod vindt plaats door de burgemeester, die de oplegging van het huisverbod kan mandateren aan de hulpofficier van justitie. 4) De burgemeester of de hulpofficier van justitie kan het huisverbod opleggen voor 10 dagen . 5) Er is beroep tegen het huisverbod mogelijk bij de voorzieningenrechter die binnen drie dagen uitspraak doet. 6) Bij voortdurende dreiging is verlenging van het huisverbod mogelijk tot 40 dagen. Op basis van de discussie komt workshop 2 tot een drietal stellingen: 1) Geweld is geweld, los van cultuur. Bij de aanpak van huiselijk geweld wel rekening houden met de culturele achtergronden cq gebruik maken van culturele mogelijkheden. 2) Vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld waren in eigen land soms krachtige personen, maar zijn hier in sociaal isolement gekomen. Nodig is ’empowerment’ van vrouwen. 3) Politiek: meer capaciteit voor opvang en meer financiële middelen. Nu gebruiken Twentse instellingen (politie, hulpverlening) vaak eigen budget om een goede aanpak van huiselijk geweld te ontwikkelen.
26
Verslag van workshop 3 van de studiedag ”Veilig thuis voor iedereen, ook in allochtone kring”. Het onderwerp van workshop 3 is ‘Inbedding van huiselijk geweld in het HBO-onderwijs’. De workshop stond onder voorzitterschap van Geralien Holsbrink, lector van Saxion Hogeschool Enschede. Een schets van de stand van zaken werd gegeven door Glenn Ripassa, docent van Saxion Hogeschool Enschede. Doel workshop In workshop 3 stond het derde thema in het middagdeel centraal. Het betreft de opleiding van nieuwe professionals, die op een goede manier met complexe thema’s als huiselijk geweld bij allochtone groepen kunnen omgaan. Hoe kunnen we nieuwe generaties sociaal werkers, politiemensen en maatschappelijk werkers zodanig opleiden dat ze op een juiste wijze doortastendheid koppelen aan respect voor andere culturen van nieuwe Nederlanders? Context van het HBO-onderwijs Na een welkom, uitleg programma workshop en uitnodiging voor vanavond werd een korte inleiding gegeven op het thema. Hoe vindt de inbedding van het thema huiselijke geweld bij allochtone groepen in het HBO onderwijs plaats? Saxion Hogescholen bestaat uit 13 cluster van academies met 16.000 studenten en 1200 personeelsleden. Het thema huiselijk geweld is een speerpunt van de opleidingen op het gebied van het Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs (HSAO). Deze opleidingen vallen onder de Academie Mens en Maatschappij. De opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) hebben ongeveer 1900 studenten die in hun opleiding met dit thema in aanraking komen waarvan 500 Duitse studenten Sozial Padagogik (SP). De academie heeft 120 personeelsleden. Het Hoger Onderwijs in Europa (universiteit en HBO) kent sinds 2002 een bachelor- master structuur, afgekort de BAMA-structuur. Bij Saxion Hogescholen halen studenten hun bachelordiploma. Studenten met drie jaar werkervaring kunnen een masterdiploma halen via de master of Health Care en Social Work. Binnen het HBO vindt op dit moment een omslag plaats van aanbodgericht naar vraag gestuurd onderwijs. Flexibilisering van het onderwijs via de persoonlijke leerweg is een actueel thema. Opzet van de workshop In de workshop is men gezamenlijk gaan werken aan het thema, met een actieve participatie van deelnemers. De ideeën van de deelnemers en wat zij inbrengen stond centraal. Via vijf stappen, duidelijke regels en onderlinge beïnvloeding werd het doel bereikt. In de workshop werd naar een concreet resultaat toegewerkt.
27
De workshop kende een vijfslag: - Stap 1, hoe ziet volgens de deelnemers de ideale Hbo-opleiding eruit? - Stap 2, presenteer het ideaal plaatje - Stap 3, hoe doen we het binnen Saxion? Schets van de stand van zaken - Stap 4, wat doen we goed en wat missen we? we maken een actieplan - Stap 5, presenteer de aanbevelingen Hieronder wordt per stap verslag gedaan van de uitkomsten. Stap 1. Hoe ziet de ideale HBO- opleiding eruit? Er werden willekeurige groepen gevormd van maximaal 5 deelnemers. Gestart werd met een kennismakingsronde. Daarna bracht elke deelnemer drie vooraf gekozen punten naar voren omtrent de ideale HBO-opleiding. De andere deelnemers konden verhelderingsvragen stellen. Vervolgens prioriteerde de groep de genoemde punten. Iedere deelnemer kreeg 10 stickers en plakte de stickers bij de punten die hem/haar het meeste aanspraken. Per groep werd de presentatie voorbereid van de door de groep gekozen prioriteiten omtrent de ideale HBO-opleiding ten aanzien van het thema huiselijk geweld. Deze drie prioriteiten werden op een flip-over geschreven. In het begin van deze stap werd de vraag gesteld wat we onder een HBO’er verstaan? Er werd afgesproken dat we het hebben over een intermediaire professional die kan schakelen tussen de drie niveaus; microniveau (contact met cliënt), instellingsbeleid en politiek/ macroniveau. Het verschil met een professional op MBO-niveau is dat een MBO-er wordt ingezet als fulltime uitvoerder op voornamelijk het microniveau. Stap 2. Presenteer de prioriteiten voor een ideale hbo-opleiding op het gebied van huiselijk geweld bij allochtone groepen In tabel 1 worden de prioriteiten gegeven die uit de groepen naar voren kwamen. Groep
Prioriteiten ideale hbo-opleiding
1
*Vroegtijdig investeren (9 stickers) *Bewustwording (9 stickers) - Waarom gebruikt men geweld - Wat is het? - Wat doet het? - Hoe ga je er mee om? *Inzetten meerwaarde allochtone docent/ hulpverlener (14 stickers)
2
*Communicatie (5 stickers) - Hoe communiceer je met elkaar
28
*Interculturalisatie (6 stickers) - voorlichting/ training - culturen/ subculturen (Marokkaans/ Turks/ Antilliaanse) *Praktijkervaring (naast theorie) (4 stickers) - zelforganisaties - vrouwenopvang, politie, RIAGG, SMO - uitwisseling met landen van herkomst *Meer allochtone docenten (gast evt.) ( 3 stickers) - Meer allochtone studenten - Mensen uit de praktijk uitnodigen *Vanuit opleiding (docent, student) meer deelnemen aan project- en werkgroepen (2 stickers) *Lesmateriaal aanpassen/ bijhouden (2 stickers) *Deskundigheidsbevordering docenten (2 stickers) *Onderzoek en advies vanuit school naar instellingen (2 stickers) 3
*Kennis -
Wat?/ Hoe vaak?/ Soorten?
Feiten van bijvoorbeeld politie/ eerwraak/ signaleren Sociale kaart/ ketenaanpak/ doorverwijzing Culturele achtergronden en specifieke elementen *Bewustzijn: - Nadenken over eigen leefpatroon - Nadenken over eigen samenleving - Nadenken over eigen omgeving - Nadenken over eigen ontwikkeling - Hoe je persoonlijk denkt over bovenstaande kennispunten inhoud: tentamen vorm: werkstage *Handelen Kunnen signaleren, gesprek voeren, toepassen sociale kaart Kunnen doelen stellen, grenzen trekken, doorpakken in het belang van… Kunnen overbrengen op alle doelgroepen *Aanvullend: op beleid- en politiekniveau Wie zit waar?/ Doet wat? Hoe werkt politieke agenda
29
Stap 3. Hoe doen we het? Schets van de stand van zaken Glenn Ripassa, docent van de academie Mens en Maatschappij geeft een overzicht van onderwijsactiviteiten in alle vier de studiejaren die betrekking hebben op het thema huiselijk geweld bij allochtone groepen. Aan de deelnemers werd de studiegids uitgedeeld om thuis te bekijken In de propedeuse (1 e jaar) wordt bij de opleiding MWD in de onderwijseenheid getiteld Cliënt, hulpverlening en samenleving aandacht besteed aan opvoeding in allochtone gezinnen. Het probleemgestuurd onderwijs (PGO)richt zich daarbij op de multiculturele samenleving. Integratieve PGO- opdracht: een artikel uit HP/ de tijd, geschreven door Ayaan Hirsi Ali Bij de opleiding SPH wordt in de onderwijseenheid getiteld Oriëntatie op cliënt en cliëntsystemen gewerkt aan de PGO taak: opvoeden in een allochtoon gezin. In het tweede studiejaar komt het thema Diversiteit aan de orde. Deze onderwijseenheid bestaat uit 7 werkcolleges van 2 lesuren. In deze werkcolleges wordt gewerkt aan: - opdrachten, casuïstiek, rollenspel, stellingen, gesprekstechnieken - seksespecifieke en culturele aspecten Bijvoorbeeld: Een vader brengt zijn dochter naar school, maar deze heeft haar jurk verkeerd om aan. Wanneer haar moeder deze fout zou hebben gemaakt, dan zou ze daar op aangekeken worden. Haar vader wordt er echter niet op aangekeken. De toetsing bestaat uit een kennistoets waarin juridische kaders in diversiteit; sociale diversiteit; seksespecifieke en culturele aspecten aan bod komen en een projectopdracht in groepen van 5 a 6 personen. Een voorbeeld van een projectopdracht is een gesprek aangaan met mensen met andere waarden en normen. In het derde studiejaar wordt de onderwijseenheid getiteld Hulpverlening na geweld samen met mensen uit het werkveld verzorgd. Deze onderwijseenheid bestaat uit 2 hoorcolleges, 3 werkcolleges van 2 lesuren. Hierin wordt gewerkt volgens ‘de Twentse aanpak’ met speciaal aandacht voor sekse en kinderen. Toetsing vindt plaats door een uitgereikte casus individueel, schriftelijk uit te werken volgens de aanpak. Gevolgd door een assessmenttoets waarin de student laat zien dat hij/zij voldoet aan de competenties en vaardigheden. Het keuzeonderwijs biest verder de mogelijkheid voor een literatuurstudie, agressietrainingen en de minor intercultureel werken van 30 SP ( = half jaar, 840 uren). Tevens is het mogelijk om af te studeren op het thema. Vanuit de deelnemers kwam een vraag naar de knelpunten bij het onderwijzen van dit thema. Glenn Ripassa heeft uitgelegd dat het het moeilijkst is als de studenten zelf ervaringen hebben met geweld. De docent kan dan niet als hulpverlener gaan optreden. De student zal doorverwezen moeten
30
worden naar de decanen. De student dient er mee om te leren gaan, anders zal hij niet kunnen functioneren in zijn latere beroep. Stap 4. Wat doen we goed en wat missen we? Op basis van de informatie uit stap 2 en 3 zijn de groepen aan de slag gegaan met de vraag: ‘Wat doet het HBO goed en wat mist het HBO onderwijs?’ Per groep zijn drie aanbevelingen geformuleerd. De aanbevelingen zijn met het oog op het avondprogramma ook betrokken op de lokale politiek alsmede op de interventiepraktijk. Stap 5. Presenteer de aanbevelingen In tabel 2 worden de aanbevelingen per groep gepresenteerd. Groep
Aanbevelingen voor het HBO-onderwijs
1
- Meer aandacht realiteit (5 stickers) Grote van het probleem aangeven. - Meer aandacht ‘Geweld niet normaal is’ (10 stickers) - Meer bewustwording. Uit de taboesfeer halen.
2
- Meer nadruk op de integrale visie/ aanpak ( 13 stickers) - Verdieping van cultuur/ subgroep (8 stickers) - HBO instellingen als vaste samenwerkingspartner (22 stickers) Continuering samenwerking met instellingen
3
- Begin met kennis en bezinning (1 e jaar) (27 stickers) Praten over cultuur (zowel autochtoon/ allochtone opvoeding) Casuïstiek moet eerst gericht zijn op analyse (pas later op probleemoplossing) ( 2 e jaar) - Vorming op beleid- en organisatieniveau (politiek/agenda/ subsidie etc.) (18 stickers) - ontwikkel door! Opzet goed! (4 stickers)
De drie aanbevelingen voor het avondprogramma: 1)
HBO instellingen dienen als vaste samenwerkingspartner te worden betrokken bij de integrale aanpak.
2)
De opleiding moet beginnen met kennis en bezinning (1 e jaar) Praten over cultuur (zowel autochtoon/ allochtone opvoeding) Casuïstiek moet eerst gericht zijn op analyse (pas later op probleemoplossing) ( 2 e jaar)
3)
Binnen de opleiding dient meer aandacht te worden besteed aan het thema huiselijk geweld op beleid- en organisatieniveau (politiek/agenda/ subsidie etc.).
31
4. Evaluatie van de workshop De deelnemers hebben de workshop zeer positief ervaren. Genoemd werden veel ruimte voor inbreng door de deelnemers, gestructureerde aanpak en een concreet resultaat waar de opleiding verder mee kan. Al met al was het een interessante en geslaagde bijeenkomst.
32