Studie Woonerven Lunetten Een sociaal-ruimtelijk onderzoek naar de opzet en het gebruik van collectieve buitenruimten in een Utrechtse woonerfwijk
Auteurs: Ivan Nio, Nio Stedelijk Onderzoek Nynke Jutten, Jutten Architectuur Willemijn Lofvers, Bureau Lofvers In samenwerking met Döske van der Wilk en Anneke Treffers
Rotterdam, juni 2011
Dit is een publicatie van de SEV. U kunt SEV-publicaties downloaden op www.sev.nl SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam Telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
2
Studie Woonerven Lunetten
VOORWOORD
Er is steeds meer belangstelling voor de woningen die gebouwd zijn in de jaren zeventig en tachtig. Heel uitvoeringsprogramma New Towns van het ministerie van BZK/WWI is daar heel recent uitvloeisel van, maar ook het International New Town Institute dat sinds enige jaren in Almere is gevestigd. Jaren zeventig en tachtig wijken, al dan niet in New Towns liggend, zijn hot. De meeste wijken uit de jaren zeventig en tachtig worden al enige tijd getooid met de geuzennaam ‘bloemkoolwijken’. In de inleiding bij de net verschenen studie Bloemkoolwijken: analyse en perspectief (2011) van de hand van Martijn Ubbink en Thijs van der Steeg, lezen we dat deze oer-Hollandse groente gekozen is vanwege ‘het fijne vertakt patroon van uitleg met kruimelige contour’ van deze categorie wijken. Het meest karakteristieke element van deze wijken, schrijft inleider Bernard Colenbrander is ‘het woonerf’ en voegt er meteen aan toe dat dit woord ‘onder een bedenkelijke reuk van vergane glorie’ is komen te staan. Het laatste beeld van Colenbrander sluit aan bij de steeds vaker gehoorde opvatting dat bloemkoolwijken de nieuwe achterstandswijken van de toekomst zijn. De romanschrijver Joris van Casteren heeft daar met zijn roman In Lelystad (2008) ook een aardige bijdrage geleverd door met verve de troosteloze hofjes van deze gemeente neer te zetten. Alleen: de werkelijkheid van de vele bloemkoolwijken in Nederland is op heel veel plaatsen anders. Ubbink en Van de Steeg wijzen daar met nadruk op. Er zijn onmiskenbaar op een aantal plaatsen tekenen van downgrading te signaleren, maar dat zijn vaak stukjes probleembuurt van een grotere wijk, op de meeste plekken zijn de woningen populair en is hun kwaliteit zodanig dat grootschalig herstel (vooralsnog) niet nodig is. De auteurs spreken van ‘voldoende speelruimte voor geleidelijk en preventieve interventie’, waarbij ze de kanttekening maken dat corporaties in woonbuurten met veel probleemkenmerken veel terughoudender moeten zijn met het verkopen van hun woningen. De auteurs zien de toekomst van de Nederlandse bloemkoolwijken met vertrouwen tegemoet. Ze zien kansen voor een kleinschalig en onderscheidend aanbod van hedendaagse collectieve woonvormen in deze wijken. Denk, schrijven ze, aan ‘ een zorgbrink, thuiswerkerf, tuinhof, campingerf, hotelhof, bejaardenbrink, ecohof of kindererf’. De studie van Ubbink en Van der Steeg is eerder een rehabilitatie van het woonerf dan een bijdrage aan een verdere afbladdering ervan. Voor de studie die u hier in handen hebt, geldt dat ook. De Studie Woonerven Lunetten van de hand van de stadssocioloog Ivan Nio en architecten Willemijn Lofvers en Nynke Jutten is een initiatief van het Utrechtse Architectuurcentrum Aorta en mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, de SEV, de gemeente Utrecht en de woningcorporaties Mitros en Portaal. De Studie Woonerven Lunetten is onderdeel van het publieke ruimte programma Where Life Swirls van de SEV. In dit programma staat centraal hoe je gewone publieke ruimten meer kwaliteit kan geven. De woonerven en binnenterreinen van bloemkoolwijken zijn daar een exemplarisch voorbeeld van. De Studie Woonerven Lunetten focust op de overgangen tussen privéruimte, openbare ruimten en collectieve ruimten en op het gebruik van de collectieve ruimten.
3
De overgangen worden vaak als de achilleshiel gezien van deze wijken. Wie bloemkoolwijken wil verbeteren, ontkomt er niet aan hier aandacht aan te besteden. Met alleen het fysiek verbeteren van de woningen, kom je er niet. De auteurs van deze studie betogen dat de collectieve ruimten van Lunetten grote (verborgen) kwaliteiten hebben en bijzonder gewaardeerd worden door de bewoners. De bedenkelijke geur van vergane glorie, die Colenbrander signaleert, is niet in Lunetten te vinden. Integendeel. Woonerfwijk Lunetten beleeft een vitaal tweede leven. Interessant aan De Studie Woonerven Lunetten is dat ze als voorbeeld kan dienen voor situaties elders in Nederland. Het Nederlandse woonerf lijkt meer toekomst te hebben dan niet zo lang geleden door velen is gedacht. Dit rapport reikt verbeterpunten die ook elders zijn te benutten, zo kunnen kleine ruimtelijke ingrepen vaak al heel extra kwaliteit toevoegen. De studie staat ook stil bij de vraag in hoeverre het onderhoud van binnenterreinen in handen van bewoners gelegd kan worden; een actueel thema in een tijd waarin geprobeerd wordt door gemeenten, corporaties en niet in de laatste plaats bewoners zelf, concepten als zelforganisatie en zelfbeheer handen en voeten te geven. Studie Woonerven Lunetten is mede mogelijk gemaakt door de inzet van het bewonersoverleg Lunetten en de bewoners en professionals die hebben deelgenomen aan interviews, workshops en debat. Radboud Engbersen (SEV) Rianne Pruis (Architectuurcentrum Aorta)
4
Studie Woonerven Lunetten
INHOUDSPGAVE
Voorwoord. ................................................................................................................................................................. 3 Inleiding….. ................................................................................................................................................................. 7 1.
2.
3.
4.
5.
Lunetten, Een geschiedenis van inspraak .......................................................................................................... 9 1.1
Inspraak .................................................................................................................................................... 9
1.2
Marges tussen privé- en collectieve ruimten ........................................................................................ 12
1.3
Sociale heterogeniteit versus homogeniteit .......................................................................................... 13
1.4
Van inspraak naar collectieve invloedssfeer.......................................................................................... 14
Lunetten in onderzoek en percepties, Probleemwijk of gemiddelde wijk? ..................................................... 21 2.1
Een gemiddelde wijk .............................................................................................................................. 21
2.2
Sociale samenhang ................................................................................................................................ 21
2.3
Openbare ruimte .................................................................................................................................... 22
2.4
Een dorp in de stad of typische stadswijk?............................................................................................ 23
Ruimtelijke analyse van collectieve buitenruimten in Lunetten: het woonerf en het binnenhof ................... 29 3.1
Balearen. Het woonerf ........................................................................................................................... 29
3.2
Dolomieten. Het binnenhof .................................................................................................................... 31
3.3
Overgangzones, collectieve buitenruimten en de collectieve invloedsfeer ......................................... 33
Lunetten in de beleving van zijn bewoners ...................................................................................................... 43 4.1
Woongeschiedenis, vestigingsmotieven en verwachtingen .................................................................. 44
4.2
Sociale contacten ................................................................................................................................... 46
4.3
Gebruik en beleving van het woonerf en het binnenhof ....................................................................... 48
4.4
Tot slot .................................................................................................................................................... 51
Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................................... 61 5.1
Het algemene debat (‘Learning from Lunetten’) .................................................................................... 62
5.2
Het debat over Lunetten ........................................................................................................................ 65
Bibliografie ………………………………………………………………………………………………………………..72 Bijlage……. ............................................................................................................................................................... 76 Colofon…… .............................................................................................................................................................. 80
5
6
Studie Woonerven Lunetten
INLEIDING
De woonerfwijken uit de jaren zeventig en tachtig staan al enige tijd in de belangstelling van de vakgemeenschap. Kritiek op de ruimtelijke opzet van deze wijken is eigenlijk al te horen sinds het eind van de jaren tachtig. De wijken hebben een structuur die te vergelijken is met een bloemkool: dood- of rondlopende straten en woonerven zijn aangetakt op een beperkt aantal kronkelige hoofdwegen. Het is voor bezoekers lastig om zich te oriënteren en er de weg te vinden. De hoofdstructuur raakt vaak min of meer toevallig de afzonderlijke buurten, waardoor sommige achterkanten van woningen aan de hoofdstructuur grenzen. Ook aan de voorkant is er soms onduidelijkheid door geleidelijke overgangen met bergingen vóór het huis. Het onderscheid tussen private, collectieve en de openbare ruimte is niet altijd duidelijk en er is teveel betekenisloos snippergroen. Daarnaast wordt de laatste jaren op basis van statistische gegevens geconstateerd dat een aantal van deze wijken in sociaal opzicht min of meer afglijden. Er is sprake van een proces van downgrading door een afname van het gemiddeld inkomen en opleidingsniveau van de bewoners. Deze wijken komen in een meer ontspannen woningmarkt onder druk te staan. In sommige gevallen kunnen ze de concurrentie niet aan met Vinex-wijken of opgeknapte vroeg-naoorlogse wijken. Er is zelfs kans dat ze afglijden naar de onderkant van de regionale woningmarkt. Het zijn niet langer vanzelfsprekende suburbane woonmilieus (Middelkoop, 2006; SEV, 2008). Om het feitelijk gebruik en de betekenis van de collectieve buitenruimten in woonerfwijken te achterhalen zijn Bureau Lofvers, Jutten Architectuur en Nio Stedelijk Onderzoek een ruimtelijk en sociologisch onderzoek gestart. Het onderzoek heeft geresulteerd in de Studie Woonerven (2009). In tegenstelling tot veel studies naar woonerfwijken, is gekozen voor een kanteling van het perspectief. Het onderzoek start niet vanuit de hoofdstructuur of een aantal statistische gegevens, maar vanuit het privédomein van de woning en de zogenaamde overgangszones (de voordeur, voortuin, berging, erfgrens, etc.) tussen het private en het collectieve domein. Dit is het perspectief waar de bewoners zelf dagelijks mee te maken hebben en die voor een belangrijk deel ook de kwaliteit van de woonerfwijken bepaalt. De focus in het onderzoek ligt op de relatie tussen private en collectieve ruimten in woonerven met eengezinswoningen. De Studie Woonerven is voor Architectuurcentrum Aorta aanleiding geweest een onderzoek te starten naar het gebruik en beleving van de woonerfwijk Lunetten in Utrecht. In opdracht van Aorta en met financiële steun van de SEV, de woningcorporaties Portaal en Mitros, gemeente Utrecht, het Bewonersoverleg Lunetten (BOL) en het Stimuleringsfonds voor Architectuur is dit onderzoek naar een aantal concrete collectieve ruimten tot stand gekomen. Het doel van het onderzoek was te achterhalen wat de succesfactoren en de knelpunten zijn van deze collectieve ruimten in Lunetten. Wat kan beter en wat kan men ervan leren op andere plekken in Nederland? De onderzochte collectieve ruimten, die deels begrensd worden door eengezinswoningen, zijn vergelijkbaar met de woonerfwijken die in de Studie Woonerven bestudeerd zijn. Het onderzoek beperkte zich tot het zuidelijk deel van Lunetten, waar voornamelijk blokken met eengezinswoningen staan. De situatie op de binnenterreinen die worden omringd door appartementen hebben wij niet in beeld gebracht.
7
Dit sociaal-ruimtelijk onderzoek bestaat uit een ruimtelijke en een sociale analyse en is verricht door een team van architecten en sociologen. De onderzochte collectieve buitenruimten zijn geselecteerd op basis van gesprekken met professionals in de wijk (een woonerf in de Balearen, twee binnenhoven in de Dolomieten en twee binnenhoven in de Tongas). Vervolgens zijn de oorspronkelijke ruimtelijke plannen bestudeerd, is er een ruimtelijke analyse gemaakt en zijn professionals en bewoners geïnterviewd. Ook zijn er twee workshops gehouden; een rond de ruimtelijke opgaven in een woonerf en een tweede over de sociaal-ruimtelijke opzet in een binnenhof. Een afsluitende discussie met bewoners en professionals heeft extra inzicht gegeven in de knelpunten en leverde een eerste aanzet voor aanbevelingen. In hoofdstuk 1 is beschreven hoe het planproces voor de ontwikkeling van Lunetten verlopen is en welke idealen ten grondslag hebben gelegen aan het planproces en het uiteindelijke stedenbouwkundig ontwerp. In hoofdstuk 2 zijn de resultaten van recente onderzoeksrapporten en percepties van professionals van Lunetten beschreven. Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 de resultaten van de ruimtelijk-typologische analyse uiteengezet voor een woonerf en een binnenhof. In hoofdstuk 4 wordt de vraag beantwoord hoe de ruimtelijke opzet van binnenhoven, woonerven en overgangszones zich verhoudt tot hedendaagse woonwensen. Daarvoor zijn de resultaten uit het recente onderzoek naar woonerfwijken en de opvattingen van professionals die zijn geïnterviewd, vergeleken met de resultaten van de interviews met bewoners. Hoofdstuk 5 bevat conclusies en aanbevelingen voor verbeteringen aan de collectieve buitenruimten in Lunetten. Daarnaast zijn aanbevelingen geformuleerd voor het landelijke debat over woonerven in Nederland.
8
Studie Woonerven Lunetten
1. LUNETTEN, EEN GESCHIEDENIS VAN INSPRAAK
In dit hoofdstuk zijn de idealen die ten grondslag hebben gelegen aan de ruimtelijke ontwikkeling van Lunetten en de collectieve ruimte in het bijzonder, uiteengezet. Kenmerkend voor de ontwikkeling van Lunetten zijn het ingenieuze systeem van inspraak, de ruimtelijke marges tussen privé en openbaar en de vermenging van woningtypologie op blokniveau. Lunetten is tot stand gekomen op basis van het globale bestemmingsplan uit 1974. Het plan behelst een uitbreidingswijk met 3500 woningen, 600 wooneenheden voor studenten en 100 bejaardenwoningen. De verhouding laagbouw/middelhoogbouw zou ongeveer vijftig procent bedragen. (Brinkman, 2004). In het zuidelijk deel zijn vooral eengezinswoningen gerealiseerd, in het noordelijk deel – vooral in de omgeving van het NS Station - bestaat het overgrote deel van de bebouwing uit middelhoogbouw. Het Bestemmingsplan bepaalde de gewenste clustergrootte van ongeveer 170 woningen, op basis van herkenbaarheid, loopafstanden, contactmogelijkheden voor volwassenen en kinderen en speelgelegenheid voor de jeugd. Deze vlekken zijn vervolgens door diverse architecten uitgewerkt. De bouwwerkzaamheden zijn in de tweede helft van de jaren zeventig gestart. In de planontwikkeling is sprake van een breuk rond 1980. Vanaf dat jaar wordt er net als elders in Nederland op de uitvoering van de woningen en de buitenruimte bezuinigd en worden in de deelplannen meer gestapelde bouw en hogere dichtheden gerealiseerd. De idealen verwateren. Door de crisis van 1979 zijn de woonerven uit de jaren tachtig soberder uitgevoerd en bevatten ze meer sociale-huurwoningen dan de groenere en ruimere woonerfwijken uit de jaren zeventig (Giessen, e.a., 2008).
1.1 Inspraak Lunetten is tot stand gekomen door een ingenieus proces van inspraak. Dit open planproces, de ruimtelijke vertaling daarvan en het huidige functioneren van de wijk maakt Lunetten tot een interessante casus in de reeks woonerven die in deze periode zijn gebouwd. In Lunetten zijn bewoners vanaf het begin af aan intensief betrokken geweest bij de opzet en het beheer van hun wijk. De inspraak ten tijde van het ontwerp en de ontwikkeling van Lunetten betrof alle schaalniveaus; van de opzet van de wijk tot de indeling van de woning. De inspraak betrof niet alleen de zeggenschap van (nieuwe) bewoners, maar ook de posities en de rollen van de verschillende partijen in het ontwerpproces. De betrokkenheid van toekomstige bewoners bij het planproces heeft zich in de latere jaren vertaald in een actieve wijkorganisatie op allerlei schaalniveaus en een grote betrokkenheid bij bepaalde elementen uit de wijk, zoals de groenstructuur, de hoven, maar ook inzicht in de ontwikkelingsprocessen van de wijk.
9
Het planproces werd vertaald naar vier inspraakniveaus die resulteerden in verschillende planvormen:
Bestemmingsplan
Bebouwingsplan
Bouwplan
Inbouwplan
Bestemmingsplan Nadat de stedenbouwkundigen Fledderus/Van Gent in 1970 hun plan hadden gepresenteerd, is er door de bewoners veel invloed op uitgeoefend. Met name de Werkgroep Lunetten, waarin planologen, architecten, journalisten en biologen zitting hadden, toentertijd nog merendeels studenten, heeft veel invloed gehad op het uiteindelijke bestemmingsplan. De werkgroep presenteerde in 1972 het rapport ‘Betaalbaar Lunetten Haalbaar’. De ideeën op het gebied van het groen en de bestaande topografische elementen (zoals het Houtensepad en Koppedijk, Inundatiekanaal, bomenrijen en sloten) gingen de hoofdstructuur van het plan bepalen (Brinkman, 2004). Nadat het bestemmingsplan voor Lunetten door de gemeente was vastgesteld is projectontwikkelingsmaatschappij Lunetten B.V. in het leven geroepen, waarin naast de gemeente ook negen (later gefuseerd tot drie) woningbouwverenigingen zitting hadden. De gemeente droeg zorg voor de aanleg van een wegennetwerk, openbare parken en scholen. Ook was zij verantwoordelijk voor het opzetten van het inspraakproces. Lunetten B.V. realiseerde de woningen, het winkelcentrum en kantoren waarbij de resultaten van de inspraakprocedure als uitgangspunt dienden. Bokelman zou als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente, de uitgangspunten van het bestemmingsplan bewaken (Brinkman, 2004).
Bebouwingsplan Het Bestemmingsplan uit 1974, waarin bestemmingen en het programma voor vlekken waren vastgelegd, werd door het Architektenteam Lunetten in opdracht van Lunetten B.V. nader uitgewerkt in een bebouwingsplan. De architecten hadden een intensieve bemoeienis met de ruimtelijk opzet en plannen op wijkniveau en waren niet alleen betrokken bij de uitwerking van hun eigen vlek. Frans van der Werf van Kokon Architecten was één van de architecten die deel uitmaakte van het architectenteam dat het vlekkenplan van Lunetten verder uitwerkte. Een belangrijke inspiratiebron voor het ruimtelijk ontwerp van Lunetten vormde zijn geboorteplaats Bergen op Zoom, een herbergzame stad met veel hoven, met een menselijke schaal waar je kunt dwalen (‘ik ben dol op hoven’, aldus Van der Werf). Hij ageerde fel tegen de grootschalige, in zijn ogen vervreemdende wijken als de Bijlmer en Ommoord. Van der Werf is van mening dat mensen behoefte hebben aan ontmoeting en aan het creëren van een eigen alledaagse sfeer. Directe voorloper van Lunetten was Molenvliet in Papendrecht, het eerste project van Van der Werf. Hier had hij ervaring opgedaan met het ontwerpen van een stedelijk weefsel met hofjes in hoge dichtheid. (interview, 6-72010). De vijf architecten van het architectenteam hadden de stedenbouwkundige uitgangspunten in het boekje ‘Inspraak-patronen’ beschreven; een stedelijk weefselplan in de geest van de SAR (Stichting Architecten Research), dat het kader vormde voor de ruimtelijke ontwikkeling van Lunetten.
10
Studie Woonerven Lunetten
Een aantal ruimten verankerden de hoofdopzet van de wijk: een singel, een gracht en een brede laan, groenstroken, een riviertje en een kanaal langs achterkanten van woningen. Zij werden als volgt omschreven: de zuidelijke Lusweg wordt een laan, de noordelijke Lusweg een verkeersader, het Houtense pad wordt een singel, de verbinding tussen centrum en station een gracht, de Wulvenbroekwetering stroomt door een binnenterrein, oost-west georiënteerde groenstroken en het Inundatiekanaal langs achterkanten van woningen. Daarnaast werden drie thematische ruimtesoorten overeengekomen: de woonstraat (een straat met publieke wanden), het kleine pleintje en het ruim omsloten achterterrein. Over de uitwerking van deze ruimtelijke patronen werd met toekomstige bewoners gediscussieerd. De collectieve ruimten vormden belangrijke elementen in het ontwerp van Lunetten omdat ze de sociale doelstellingen van de architecten – zoals ontmoeting, ontplooiing en herbergzaamheid – zouden moeten realiseren. Bij het patroon ‘straten met publieke wanden’ was gesteld dat relatief smalle straten het publieke karakter, de gezelligheid en de herbergzaamheid van de straat versterken. Met name hoeken worden aangewezen als ontmoetingspunten en herkenningspunten. De patronen zoals Christopher Alexander die in het boek ‘A pattern language’ had beschreven - een boek dat ook van grote invloed is geweest op Van der Werf, vormden een leidraad voor onder andere het bepalen van de schaal van de buitenruimte en de parkeerunits. Het patroon ‘ruime omsloten binnenterreinen’ is als volgt omschreven: ‚de achterkant van de woning is een interessant buitengebied voor bewoners. Op deze plek is behoefte aan beschutting, privacy en vrijheid van handelen, maar ook wenst de helft van de bewoners een uitloop van de privétuin in een semipublieke sfeer met gemeenschappelijk groen, een zandbak, een speelveldje en water. Het groen is belangrijk in verschillende hoogtes: gras, struiken en kleine bomen. Het moet een veilig speelgebied voor kleine kinderen zijn. Deze plek vormt een contrast met de straten aan de voorkant van de woning. Daarom: maak voor de helft van het plan ruime binnenterreinen, die voor het grootste deel met bebouwing zijn omsloten. De minimumbreedte van de ruimte tussen de bebouwing dient vijfentwintig meter te zijn. Daardoor kan er tussen de eigen tuintjes een gebied overblijven voor gemeenschappelijk gebruik. Bebouw ook de hoeken, want dat versterkt de omslotenheid‛ (Van der Werf, 1993, p.41). De stap naar een volwaardig en bindend weefselplan is uiteindelijk nooit gezet. Het architectenteam en hun opdrachtgevers gingen akkoord met de ruimtesoorten, maar niet met het totaalpakket van weefselafspraken. De bouwteams werkten de vlekken zelfstandig uit en ‘improviseerden’ de overgangen naar de buurvlekken (Van der Werf, 1993, p.42). De onderlinge afstemming van deelplannen is daardoor minder goed gelukt. Het heeft geleid tot een aanpak, waarbij de architectuur leidend is en niet de ruimtelijke opzet van de wijk.
Bouwplan De uitwerking van de woonvlekken vormde het derde niveau van inspraak. De architecten die zitting hadden in het architectenteam waren verantwoordelijk voor de ruimtelijke opzet. Zo werkte de Werkgroep Kokon Architekten (voorheen Van Tijen, Boom, Posno en Van Randen) met oa. Frans van der Werf de eerste vlekken 6 en 7 verder uit. De ontwerpgroep Nationale Woningraad was verantwoordelijk voor de uitwerking van vlekken 11 en 12. Aan de toekomstige bewoners werd gevraagd naar welk straattype (voetgangersstraat, woonerfstraat, autostraat) en de daarmee samenhangende straatprofielen (oriëntatie van de woningen) hun voorkeur uitging. Bokelman: ‚Kokon was erg voor inspraak. Samen met Lunetten B.V. hebben ze allerlei nieuwe vormen van inspraak bedacht: of je aan de lusweg wilde wonen, of juist aan het water, of in een tussenstraatje.
11
Vervolgens was het ook nog mogelijk de soort woning te kiezen, breed, smal, diep, ondiep. In de derde fase hebben we verschillende oplossingen voor de binnenterreinen getekend, waaruit men kon kiezen. Er is dus een enorme hoeveelheid inspraak in gaan zitten. Later is dat allemaal veel minder geworden. Bij vlek 11 en 12 was het in die mate al niet meer vol te houden, bij 1 en 2 was het er al helemaal niet meer‛ (in: Brinkman, p.40).
Inbouwplan Het vierde inspraakniveau betrof het inbouwplan. Samen met het bouwplan verwoordt als drager en inbouwplan. De drager is de verkavelbare ruimte: de opzet van de bouwblokken en de architectuur van het gebouw. Bij de gestapelde bouw behelst het ook de gedeelde ontsluitingsruimten, balkons, etc. Het inbouwplan betreft het interieur van de woning. De architect was met de opdrachtgever (corporatie) verantwoordelijk voor het eindbeeld van het bouwblok. De bewoner werd in de ideale situatie als opdrachtgever van het inbouwplan beschouwd, niet alleen van de koop- maar ook van de huurwoningen. De bewoners tekenden met behulp van de architect/studenten hun voorkeursindeling uit voor de aan hen toegewezen woning. De bewoners bepaalden zodoende of de woonkamer of keuken aan de voor- of achterzijde van de woning gepositioneerd werd.
1.2 Marges tussen privé- en collectieve ruimten Vanaf het beroemde artikel ‘Drempel en ontmoeting’ van Hardy en Hertzberger in Forum (1959) is het vormgeven aan de drempel tussen huis en buiten, tussen mens en medemens, een zoektocht voor een nieuwe generatie ontwerpers. De overgangszones tussen privé en publieke ruimten vormden de nieuwe uitdaging voor ruimtelijk ontwerpers. In Lunetten werden deze overgangszones gedefinieerd als marges. Het betreft de vooren de achtertuinen van de woningen die het domein zijn van de bewoner en door bewoners zelf in te richten. Ook de principes van de SAR hebben betrekking op het creëren van marges voor en achter de woning, tussen het publieke of collectieve en het private domein. De marges tussen publieke of collectieve en private ruimten in Lunetten werden door het architectenteam beschreven in het document ‘Inspraak-patronen’. Daarin stonden voorwaarden als ‘ruime omsloten binnenterreinen’ maar ook ‘de woning heeft een voor- en achterkant’ als patronen opgesteld die de sociale doelstellingen van de architecten (ontmoeting, ontplooiing en herbergzaamheid) zouden moeten realiseren. De patronen bemiddelden tussen het verlangen naar privacy en de behoefte aan collectiviteit, tussen de meer formele voorkant van de woning en een informele achterzijde. De overgangszone kreeg een duidelijke plek in de planvorming: ‚De diepte van de voor- en achtertuin en de plaats van de bijgebouwen bepaalt de mate van dicht en open, privacy en uitzicht tussen de woning en het openbaar terrein‛ (Inspraak-patronen, 1974). Er is geëxperimenteerd met deze margegebieden waarbij er drie oplossingen zijn bedacht voor de voorzijde: een kleine privémarge, een grote privémarge en een grote bebouwingsmarge met berging, carport of garage. De marges gaven ook vrijheid aan de architect en de opdrachtgever om het zelf in te vullen via een proces van open ontwerpen, aldus Van der Werf.
12
Studie Woonerven Lunetten
“Een woning in onze samenleving heeft een voorzijde en een achterzijde. De achterzijde is een gebied dat van het openbare ligt afgekeerd. Het is de plaats van het privébuiten, waar je je echt op je gemak voelt op eigen erf, waar de kleinste kinderen zonder gevaar buiten kunnen spelen, waar gegeten wordt bij mooi weer, waar getuinierd wordt en kippen gehouden. De achterkant, het achtererf is de informele buitenruimte van de woning, in tegenstelling tot de meer formele voorzijde. De informele activiteiten-achterruimte vraagt om extra beschutting, om luwte, het dient het meest herbergzame gebied van een woonomgeving te zijn, zoveel mogelijk gescheiden van lawaai en stank door auto’s en brommers. In de moderne samenleving is er echter ook de behoefte gegroeid om tuinen aan de achterzijde te doen uitkomen op een meer collectief gebied waar niet alleen wat grotere kinderen met elkaar nog buiten het verkeer kunnen spelen, maar waar ook ruimte is voor moestuinen of een geit, een grote zandbak of speelvijver” (Inspraak-patronen, 1975).
1.3 Sociale heterogeniteit versus homogeniteit Lunetten zou volgens het bestemmingsplan uit 1974 een gemengde wijk moeten worden zonder extremen in sociale status en met een gemengde samenstelling van de bevolking naar leeftijd en soorten huishoudens (Brinkman, 2004). Die menging betrof alle schaalniveaus. Het programmatische ideaal van Lunetten is dat de vereiste menging aan woningtypen op het niveau van de wijk is doorgezet tot in de bouwblokken. Aan dit ideaal van menging lag geen consistente sociologische theorie ten grondslag (er waren ook geen sociologen betrokken bij de planvorming; de bewoners werden als deskundigen benaderd), maar eerder een aantal veronderstellingen over de gewenste samenleving op blokniveau. Christopher Alexander hield een pleidooi voor een mix aan verschillende huishoudenstypen om zo een diverse gemeenschap op lokaal niveau te creëren: ‚Each person can find in the face-to-face life of his neighborhood at last passing contact with people from every stage of life‛ (p. 189). Die mix werkt volgens Alexander al vanaf het schaalniveau van het cluster dat bestaat uit een dozijn huishoudens en kon worden bereikt door verschillende woningtypologieën bij elkaar te plaatsen. Een collectieve buitenruimte is van belang om ontmoeting te faciliteren. ‚The cluster seem to work best if they have between 8 and 12 houses each, with one representative from each family, this is the number of people that can sit round a common meeting table, can talk to each other directly, face to face, and can therefore make wise decisions about the land they hold in common‛ (p.200). ‚In all cases common land which is shared by the cluster is an essential ingredient. It acts as a focus and physically knits the group together. This common land can be as small as a path or as large as a green‛ (p. 201). Met het concept van de buurtsamenleving op blokniveau in Lunetten is echter iets vreemds aan de hand, omdat er vanuit twee modellen tegelijkertijd is gewerkt; enerzijds vanuit het communitaristische idee van een heterogene gemeenschap op blokniveau, anderzijds vanuit het meer liberalistische idee van een zekere homogeniteit qua leefstijl. Uit sociologisch en geografisch onderzoek was namelijk gebleken dat de verschillen tussen huishoudens niet te groot moeten zijn om tot iets gemeenschappelijks komen. Dat laatste is ook in het Bestemmingsplan Lunetten onderkend: ‚Er dienen kleine buurten of onderdelen van buurten te worden geformeerd die het mogelijk maken dat inwoners van ongeveer gelijke levensstijl direct bij elkaar wonen‛ (p.52).
13
De poging om tot een uitsortering te komen van leefstijlen als een waardenoriëntatie of culturele dimensie van het wonen vond plaats op basis van ideeën van de socioloog Grünfeld (die adviseerde om te streven naar ‘homogene buurten in heterogene wijken’). In Nieuwegein, Beijum in Groningen en Spijkenisse zijn woonerven gerealiseerd op basis van dit uitgangspunt. Het lijkt erop dat er in Lunetten is geprobeerd om twee verschillende concepten van een lokale samenleving met elkaar te verenigen. Enerzijds probeerde men te komen tot een heterogeniteit van huishoudens en leeftijden op het schaalniveau van het blok. Tezelfdertijd werd er op dit lage schaalniveau gestreefd naar een zekere homogeniteit qua leefstijl.
1.4 Van inspraak naar collectieve invloedssfeer Kunnen we anno 2011 stellen dat de ruimtelijke opzet van de collectieve buitenruimten, die het resultaat is van de idealistische uitgangspunten van veertig jaar geleden geslaagd is? Is het gelukt om een herbergzame wijk te ontwerpen gericht op sociale contacten door middel van het ontwerp van hoven en overgangszones? Kortom, hebben de idealistische uitgangspunten van menselijke maat en inspraak bijgedragen aan een collectieve invloedsfeer, een publieke ruimte die men zich toe-eigent, waar contacten gelegd en onderhouden worden en die bijdraagt aan verbondenheid met de woonomgeving? De afgelopen jaren is vaak gesteld dat het collectieve gedachtegoed uit de jaren zeventig haaks zou staan op de huidige individualisering, de grotere diversiteit aan bewoners en de gevoelens van onveiligheid. Ook in Lunetten bestaan er aanwijzingen dat het idealistische concept op het niveau van de collectieve ruimte niet overal even goed heeft uitgepakt. Zo zijn in Lunetten de afgelopen jaren meerdere parkeergarages, portieken en een achterpad afgesloten. De landschapsarchitect Hans Pemmelaar – die betrokken was bij het ontwerp van de buitenruimte in Lunetten – constateert dat het mensbeeld in de jaren zeventig te rooskleurig was: ‚Wij gingen destijds uit van doorgaande paden langs de wetering, dat was in de tijd dat de mens goed was. Maar op een gegeven moment zijn daar allemaal vervelende dingen gebeurd, zoals inbraken via die paden. Alles open, geen hekken, het zijn te grote idealen geweest‛ (Brinkman, p. 118). Het is de vraag welke betekenis de overgangszones en de collectieve ruimten vandaag de dag hebben. In de volgende hoofdstukken zal deze vraag verder uitgewerkt en beantwoord worden.
14
Studie Woonerven Lunetten
15
Beeldkatern 1: Wijk
Bestemmingsplan Lunetten,1974
16
Studie Woonerven Lunetten
Inspraakniveaus volgens inspraakpatronen, 1975
Definitie van marges volgens bestemmingsplan, 1974
17
Situering Lunetten ten opzichte van stad (centrum) en buitengebied
7
Studiegebieden 11
7: Dolomieten 11: Balearen 17: Tongas
17
c BM bewerking JA/BL
Ruimtelijke opzet Lunetten (infra versus groenstructuur)
18
50
250m
Studie Woonerven Lunetten
7
11
17
c BM bewerking JA/BL
50
250m
50
250m
Hoogbouw in Lunetten
c BM bewerking JA/BL
Voorzieningen in Lunetten
19
20
Studie Woonerven Lunetten
2. LUNETTEN IN ONDERZOEK EN PERCEPTIES, PROBLEEMWIJK OF GEMIDDELDE WIJK? Dit hoofdstuk geeft een overzicht van resultaten van recente onderzoeksrapporten en beleidsnota’s en percepties van professionals over Lunetten. Is Lunetten een wijk in verval of is er slechts sprake van weeffoutjes en verbeterpunten? Het antwoord op deze vraag in bestaande rapporten en nota’s loopt uiteen van neutraal (‘een gemiddelde wijk’) tot problematisch als het gaat om de ruimtelijke opzet en de sociale ontwikkelingen.
2.1 Een gemiddelde wijk De kansenkaart die is opgesteld door de Atlas Gemeenten (2008) is sterk gericht op negatieve indicatoren en op het signaleren van leefbaarheidsproblemen plus de oorzaken daarvan. Met auto-inbraken en overlast van omwonenden valt het in Lunetten wel mee. Leefbaarheidsproblemen zijn er echter wel en die doen zich in de wijk versnipperd voor. Van de overheersende problemen zijn bekladding, woninginbraken en rommel op straat relatief groot in de hele wijk, aldus de Atlas. Terwijl vernielingen en overlast van jongeren vooral in delen van het zuiden en westen van Lunetten voorkomen. De leefbaarheidsproblemen zouden volgens de kwantitatieve analyse van deze Atlas - die louter problemen schetst zonder goede duiding van de specifieke sociale en fysieke omstandigheden - vooral veroorzaakt worden door een eenzijdige bevolkingssamenstelling (relatief weinig ouderen, gezinnen met kinderen en zelfstandigen) en de kwaliteit van de fysieke omgeving. ‚Er is in Lunetten relatief veel sociale huur, veel hoogbouw en vooral veel zogenoemde ‘bloemkoolbebouwing’(…) Al die typen bebouwing blijken in de modellen samen te gaan met meer problemen op het gebied van overlast en onveiligheid omdat mensen er minder zuinig zijn op hun woonomgeving of omdat de onoverzichtelijke structuur van de wijk sociale controle bemoeilijkt‛. Er zijn in de afgelopen jaren meer onderzoeken verricht naar Lunetten (Inbo, 2001; Middelkoop, 2009) alsmede sterkte-zwakteanalyses voor gebiedsvisies opgesteld (Portaal, 2008; gemeente Utrecht, 2008). Het beeld dat naar voren komt uit al deze studies en rapporten is dat Lunetten een gemiddelde wijk is in Utrecht. In een aantal opzichten wijkt het wat af. Het aandeel allochtone bewoners is minder dan gemiddeld en het opleidingsniveau en de sociaal-economische positie van de bewoners scoort net iets hoger dan het Utrechts gemiddelde. Aan de andere kant heeft van alle verhuringen van Portaal 45% van de huishoudens een inkomen op bijstandsniveau of iets daarboven (Portaal, 2008). Dat betekent dat er in de wijk grote verschillen zijn in de sociaal-economische positie van de huishoudens of dat een groot deel van die armere huishoudens bestaat uit studenten.
2.2 Sociale samenhang Het aantal koopwoningen in Lunetten is in de afgelopen jaren flink toegenomen en bedraagt momenteel bijna 40%. Uit de rapporten komt geen duidelijk beeld naar voren van de sociale samenhang in de wijk.
21
Soms is het oordeel over de sociale samenhang opvallend negatief: ‚In vergelijking met de stad als geheel is de sociale samenhang en betrokkenheid van bewoners bij hun wijk in Lunetten gering‛ (Inbo, p.49). Lunetten is voor tal van bewoners een doorgangswijk en er heeft altijd een grote groep bewoners gewoond met weinig of geen binding. Oorzaak is het grote aantal studentenwoningen en de hoge huren (Brinkman, 2004). De laatste jaren zou in Lunetten de sociale samenhang toenemen, aldus Inbo. Dat zou enerzijds te maken hebben met een toename van het aantal eigenaren van woningen, anderzijds hebben gevoelens van ‘bedreiging’ de onderlinge banden versterkt. De toon in het rapport is zorgelijk: ‚Opvallend is dat er zowel overdag als ’s avonds weinig mensen op straat zijn. Het eenzame straatbeeld overdag kan worden verklaard door het feit dat de mensen naar hun werk zijn. De verlatenheid in de avonduren heeft deels te maken met het ontbreken van gelegenheden om heen te gaan‛ (p.52). Ook in het Wijkakkoord Lunetten (2008) wordt een geringe sociale samenhang en vereenzaming gesignaleerd. Het gevaar bestaat wel dat professionals een hele wijk een groot aantal problemen aanpraten, terwijl in het dagelijks leven veel bewoners misschien met hele andere dilemma’s zitten (zie ook Reijndorp, 2010). Er is nog een ander verhaal over Lunetten te beluisteren. Veel bewoners zijn juist erg gehecht aan de wijk (Brinkman, 2004). Zo kent Lunetten sinds 1996 een actieve bewonersvereniging: het Bewonersoverleg Lunetten (BOL). Daarnaast was de uitgebreide website Lunetten.nl de eerste wijkwebsite van Nederland. Van oudsher wonen er veel hoogopgeleide bewoners in de wijk die zich bijvoorbeeld inzetten voor het ecologisch onderhoud van het groen. Het zelfbeheer door actieve bewoners concentreert zich in de parken en ecologische zones. Wel is de animo voor het zelfbeheer minder dan pakweg twintig jaar geleden. Gezien de diversiteit van de groepen in Lunetten worden er in verschillende nota’s pogingen gedaan om een onderscheid te maken tussen meer en minder betrokken groepen bewoners. Volgens Maarten Brinkman, voorzitter van het BOL, is een derde van de bewoners gehecht aan de wijk. Daar zitten veel eerste bewoners bij. Een derde van de bewoners heeft helemaal niets met de wijk, dat zijn vooral studenten en starters. Deze fluctuerende groep heeft altijd in Lunetten gewoond. Ten slotte voelt een derde zich min of meer betrokken bij de wijk. De eerste groep van betrokken bewoners is volgens Brinkman wel groter geworden door de verkoop van huurwoningen. Volgens een medewerker van Mitros zou de eerste generatie bewoners bewust hebben gekozen voor Lunetten vanwege het ‘dorpse’ karakter. De nieuwe instroom zou echter niet per se kiezen voor deze wijk maar vooral voor de woning. Deze stelling wordt verder niet onderbouwd.
2.3 Openbare ruimte In de rapporten en scans zijn er ook signalen van onbehagen over de woonomgeving. Het ecologisch onderhoud van de hoofdgroenstructuur strookt niet altijd met het veiligheidsgevoel van de bewoners (Inbo, 2001). Volgens het Wijkbureau Zuid is één van de problemen het achterstallig onderhoud van de openbare ruimte. Routes voor het langzaam verkeer liggen in de hoofdgroenstructuur en hebben een anoniem en onveilig karakter. In Lunetten zou 48% van de bewoners zich onveilig voelen in tegenstelling tot 35% in heel Utrecht. Ook over tieners en hangjongeren - die zich soms verzamelen op de binnenterreinen - wordt door bewoners veel geklaagd. Dat gevoel van onveiligheid zou deels ook worden veroorzaakt door het groen.
22
Studie Woonerven Lunetten
Op sommige plekken is het onduidelijk waar het openbaar groen van de gemeente ophoudt en waar het semiopenbare groen en het privégroen van met name de corporaties begint. Het rapport van Middelkoop signaleert ook een gebrek aan eenduidigheid in de openbare ruimte, met name in de binnenhoven die verspreid in de wijk liggen. ‚Zodra omwonenden het gebied niet adopteren ontstaat de kans op een ongedefinieerd achterterrein, wat in toenemende mate van niemand is‛ (p.13). Het beeld dat van de openbare ruimte wordt geschetst, staat haaks op de oorspronkelijke idealen van de ontwerpers als plekken van ontmoeting. Volgens Middelkoop kan het twee kanten op met deze ruimten: enerzijds zijn ze kansrijk voor toe-eigening, anderzijds zijn ze kwetsbaar en afhankelijk van de specifieke bewonerssamenstelling. Middelkoop stelt voor om deze ruimten te collectiviseren, te privatiseren (uitgeven) of af te sluiten. In sterke mate wordt het succes of falen van kwetsbare gebieden gekoppeld aan de specifieke bewonerssamenstelling en levensfase van omwonenden. Een ander probleem zouden de HAT-eenheden zijn omdat de bewoners zich minder met de directe woonomgeving zouden bezighouden. Middelkoop stelt weliswaar dat Lunetten geen probleemwijk is en dat ook niet zal worden, maar hun analyse resulteert wel in een knelpuntenkaart van de wijk met een groot aantal kwetsbare plekken.
2.4 Een dorp in de stad of typische stadswijk? Aan de hand van de gesprekken die wij hebben gevoerd met professionals van gemeente en corporaties en het BOL kan het dreigende beeld die de Kansenkaart van de Atlas voor Gemeenten en de knelpuntenkaart van Middelkoop oproepen enigszins worden afgezwakt. ‚Kleine problemen worden onder een vergrootglas gelegd‛, aldus een van hen. Nogmaals wordt bevestigd dat het niet slecht gaat met Lunetten. Er zijn hooguit een paar blokken waar zich problemen voordoen. Volgens Portaal (2008) zijn dat de complexen Zevenwouden, Twente, Graafschap en Simplonbaan. Ook in Frans Lunetten doen zich beheersmatige problemen voor in een complex van Bo-Ex. De corporaties signaleren de laatste jaren een instroom van bewoners uit herstructureringsgebieden in andere delen van Utrecht, zoals Kanaleneneiland. De binding van deze bewoners met Lunetten zou gering zijn. De wijk verstedelijkt verder in sociaal opzicht en het ‘Lunettengevoel’ neemt wat af. Toch is Lunetten nog altijd een gemiddelde Utrechtse woonwijk die geliefd is bij veel bewoners. De ruimtelijke opzet is ook beter dan in andere bloemkoolwijken, aldus de corporaties. Ook lijkt er in tegenstelling tot sommige woonerfwijken geen sprake van downgrading als gevolg van een lager gemiddeld inkomen en opleidingsniveau. Het probleem is echter dat veel Utrechters een onterecht negatief beeld hebben over Lunetten. Kwaliteiten van Lunetten zijn nog altijd het dorpse karakter, suburbaan wonen in de nabijheid van de stad en de voorzieningen. Het is de groenste wijk van Utrecht en veel mensen waarderen dat. De nieuwe bewoners van koopwoningen zijn wel kritischer ten aanzien van het groen. Op de vraag wat Lunetten nu precies is, een dorp in de stad of een stadswijk, is geen eenduidig antwoord mogelijk. Volgens Mitros zou de herwaardering van de stad een probleem zijn voor Lunetten: de wijk is te suburbaan voor een stedelijk woonmilieu en te stedelijk om echt een suburb te zijn. De corporaties staan daarom voor een keuze: Lunetten versterken als een dorp (net als in de jaren zeventig) of als stadswijk.
23
24
Studie Woonerven Lunetten
Beeldkatern 2: Vlek
legenda
openbaar groen openbaar groen water water bebouwing openbaar groen bebouwing autostraat water autostraat bebouwing woonerf woonerf autostraat voordeur voordeur
woonerf voordeur
Ruimtelijke opzet en oriëntatie van de woningen in vlek 11
20
20
100m
openbaar groen water bebouwing autostraat woonerf voordeur 100m
20
100m
legenda
openbaar groen openbaar groen water water bebouwing bebouwing autostraat autostraat woonerf woonerf openbaar groen voordeur voordeur water
bebouwing autostraat woonerf voordeur
openbaar groen water bebouwing autostraat woonerf 100m parkeerhof voordeur
20
Ruimtelijke opzet en oriëntatie van de woningen in vlek 7
20
100m
25 20
100m
legenda A1 gezinswoning A1 gezinswoning
A2 gezinswoning A2 gezinswoning
A3 A3 gezinswoning +gezinswoning uitgebouwde entree uitgebouwde entree A4 gezinswoning A4 gezinswoning
A1 gezinswoning A2 gezinswoning A3 gezinswoning uitgebouwde entree A4 gezinswoning A5 gezinswoning uitgebouwde entree berging aan voorzijde B1 gezinswoning uitgebouwde entree berging en/of carport voorzijde B2 gezinswoning uitgebouwde entree berging en/of carport voorzijde G1 G2 G3 G4 appartementen G6 G7 aangepaste begane grond woning H gezinswoning in breedte georienteerd
A5 gezinswoning +A5uitgebouwde entree entree +gezinswoning berginguitgebouwde aan voorzijde berging aan voorzijde B1 gezinswoning B1 uitgebouwde entree +gezinswoning uitgebouwde entree en/of carport voorzijde +berging berging en/of carport voorzijde B2 gezinswoning B2 uitgebouwde entree +gezinswoning uitgebouwde entree en/of carport voorzijde +berging berging en/of carport voorzijde G1 G2 G3 G4 G1 G2 G3 G4 appartementen appartmenten G6 G7 G6 G7 aangepaste begane woning grond woning aangepaste begane grond H H gezinswoning gezinswoning in breedte georienteerd in breedte georienteerd
Woningtypen vlek 11 (Balearen e.o.)
legenda A gezinswoning
A gezinswoning
C gezinswoning
C gezinswoning
D gezinswoning
D gezinswoning
F gezinswoning
F gezinswoning A gezinswoning C gezinswoning D gezinswoning F gezinswoning K drive-in woning L drive-in woning
K drive-in woning
K drive-in woning
L drive-in woning
L drive-in woning
G appartementen a b c d e f (maisonnette) H H appartementen a b c d e f appartementen (maisonnette) a b c d e f (maisonnette) G a b c d e f appartementen (maisonnette)
G a b c d e f appartementen (maisonnette)
A1
A1 appartement
H appartement a b c d e f appartementen (maisonnette)
A1 appartement A3 appartement
A3 appartement
A3 appartement
C2 vrij indeelbare indeelbare eengezinswoning eengezinswoning
C2
C2 vrij vrij indeelbare eengezinswoning
C3 vrij indeelbare eengezinswoning bedrijfsuimte bedrijfsruimte bergingen / technische bergingen / ruimte technische ruimte onbekend onbekend
C3 C3 vrij indeelbare eengezinswoning
vrij indeelbare eengezinswoning
bedrijfsuimte bergingen / technische ruimte onbekend
Woningtypen vlek 7 (Dolomieten e.o.)
26
Studie Woonerven Lunetten
eigendom gemeente Mitros eigendom eigendom particulier gemeente gemeente Mitros Mitros particulier particulier
Eigendomsverhoudingen vlek 11 (Balearen e.o.)
eigendom gemeente Bo-ex Mitros particulier SW bruikleen
eigendom eigendom gemeente gemeente Bo-ex Bo-ex Mitros Mitros particulier particulier SW bruikleen SW bruikleen
Eigendomsverhoudingen vlek 7 (Dolomieten e.o.)
27
28
Studie Woonerven Lunetten
3. RUIMTELIJKE ANALYSE VAN COLLECTIEVE BUITENRUIMTEN IN LUNETTEN: HET WOONERF EN HET BINNENHOF Lunetten is een atypische bloemkoolwijk. Ze kenmerkt zich niet door de ogenschijnlijke ondoordringbare kluwen van woonerven; op Google luchtfoto’s komt de wijk overzichtelijk over. De ruimtelijke opzet van Lunetten wordt gekarakteriseerd door een heldere structuur van (hoofd)wegen en groene ruimten. Wel typisch voor die bouwperiode is de architectonische verkleining van de schaal tot een menselijke maat. Zo hebben in Lunetten vrijwel alle woningen een kap. Lunetten is ook typisch jaren zeventig door het hiervoor beschreven planvormingsproces. De vormgeving van de wijk, woonomgeving en woning waren het resultaat van een intensief samenwerkingsproces tussen ontwerpers, opdrachtgevers en bewoners. De heterogeniteit aan woningtypologieën is groot met afwisselend laagbouw en hoogbouw, eengezinswoningen en appartementen of HAT-eenheden. Er zijn veel wooneenheden voor studenten gebouwd. Van de in totaal 5600 woningen in Lunetten zijn er ruim 1100 bedoeld voor studenten (schatting van Inbo). Er wonen momenteel ruim 11.000 mensen in de wijk. De opzet van de woningen in buurtjes, de relatieve korte afstand tot de voorzieningen en de groene omgeving geven de wijk het karakter van een dorp. Lunetten heeft een winkelcentrum, een sociaalcultureel centrum (de Musketon), verschillende scholen en een treinstation, waardoor de wijk er wat betreft voorzieningen goed afsteekt. De aanwezige voorzieningen geven de wijk tegelijkertijd een stedelijk karakter. De hoofdopzet van de wijk laat zich karakteriseren door een netwerk van infrastructuur en groen. Daartussen liggen woonvlekken. De bestemmingen van de vlekken als wonen, winkels of scholen en het programma in aantallen zijn in het gemeentelijk bestemmingsplan (1974) vastgelegd. Dit plan werd aangevuld met het document ‘Inspraak-patronen’ (1975), waarmee doelstellingen werden benoemd die de kwaliteit van de wijk zouden garanderen. De collectieve buitenruimten zijn in het document omschreven als patronen. In dit hoofdstuk worden het woonerf (Balearen) en het binnenhof (Dolomieten) ruimtelijk-typologisch met elkaar vergeleken. De onderzochte erven en hoven worden omsloten door woonblokken met relatief veel eengezinswoningen. De vraag op welke wijze de ruimtelijke opzet bijdraagt aan de oorspronkelijke doelstellingen als ontmoeting, ontplooiing en herbergzaamheid staat daarbij centraal. Hoe is zij vormgegeven en waardoor wordt de collectieve invloedssfeer in het alledaagse bepaald?
3.1 Balearen. Het woonerf Het geanalyseerde woonerf Balearen, ligt in vlek 11 dat in 1976 bebouwd is. Het is een klassiek opgezette architectonische schakel tussen infrastructuur en groen. Het erf bestaat uit een verbreding van de straat waardoor van een kleine openbare plek sprake is. Hier komen alle activiteiten samen: de auto, passerende fietsers, spelende kinderen, de toegang tot de woning en de jaarlijkse borrel met buurtgenoten. Rondom het erf staan rijtjes eengezinswoningen en een appartementencomplex met schuine kappen en allen uitgevoerd in dezelfde oranjerode baksteen. Alle woningen in vlek 11 zijn ontworpen door het ontwerpbureau van de Nationale Woningraad. De opzet en uitstraling varieert.
29
Het ene rijtje woningen heeft een ondiepe voortuin en grote raampartijen die uitkijken over het erf, twee andere rijen woningen hebben juist een diepe voortuin met een berging, maar zijn in kapvorm en nokhoogte verschillend. Het appartementencomplex met HAT-eenheden is een schaalvergroting van de eengezinswoningen. Ook dit complex heeft voortuinen aan het erf, al is in het gebruik niet duidelijk wie voor het onderhoud verantwoordelijk is. Aan de achterzijde grenzen de woningen aan de hoofdgroenstructuur. De entree naar het woonerf wordt gemarkeerd door hoekbebouwing, een bijzondere in de breedte georiënteerde eengezinswoning. Deze woning kijkt uit over erf en straat. Het erf is ingericht met parkeerplaatsen en een brede speelstrook tussen lage struikjes en bomen. Over het erf loopt een intensief gebruikte langzaamverkeersroute. De inrichting van de tuinen en oriëntatie van de woningen op het woonerf dragen bij aan de uitstraling en het gebruik van het erf. De maat van de voortuinen wisselt; de woningen aan de noordzijde hebben een diepe, zonnige voortuin met een grote berging. De tuinen aan de achterzijde zijn tijdens de inspraakrondes al met goedkeuring van de gemeente doorgetrokken tot aan de waterkant. Aan de voorzijde van deze woningen bevindt zich ook de (deur van de) berging; de woningen zijn daardoor toch op het erf gericht. De tegenoverliggende woningen hebben juist een ondiepe voortuin; zij hebben daardoor direct zicht op het erf. De bergingen van deze woningen staan aan de achterzijde; de achtertuinen zijn omsloten door hoge schuttingen. Behalve een tuin heeft dit type woning aan de achterzijde ook nog een dakterras. De hoekwoningen zijn het meest op het erf georiënteerd; alle kamers kijken uit op het erf. De woningen zijn breed en ondiep. De relatie met de achterzijde is sec functioneel; een plaatsje met een berging en een achterom. De marge aan de voorkant is smal, een voortuin van twee meter, aan de straatzijde is zij acht meter breed. De zijramen in de kopgevels zijn duidelijk zichtbaar bij het betreden van het woonerf en functioneren als ‘wakend oog’. Kinderen gebruiken het erf als speelruimte, volwassenen als parkeerplaats, bewoners groeten elkaar of maken een praatje als ze op weg zijn van huis naar auto en andersom. Op het erf staan aan de zonzijde bankjes van bewoners, er staat een skelter voor de berging geparkeerd en er slingert speelgoed rond in het verlengde van de tuinen. Een kampeerbus en een aanhangwagentje zijn bijna permanent op het erf gestald. Het is duidelijk dat het erf van iedereen is. Door de opzet van het erf en de posities van de bouwblokken op de kavels gaan de ruimtes bijna terloops in elkaar over. De voortuinen vormen de overgang tussen het publieke en strikt private domein van de woning zelf. Deze opzet geeft aanleiding voor interactie tussen de domeinen onderling als wel tussen het private en het publieke domein (binnen buiten, links rechts). De grenzen zijn weliswaar duidelijk gemarkeerd, doch de inrichting van de voortuin en het uitzicht van de woning op het erf dragen bij aan de collectieve invloedssfeer en de waardering en zorg voor deze woonomgeving. Het erf is eind 2010 op voorspraak van de nieuwe generatie bewoners door de gemeente opgeschoond en heringericht. De doorgaande fietsroute die de verblijfsruimte doorkruist conflicteert met het gebruik van het erf; ook bij herinrichting is dit niet opgelost. Ook is bij de herinrichting van het woonerf de entree vanaf de hoofdstructuur niet aangepakt. Deze entreeruimte hoort nergens bij en geeft een onverzorgd aanzicht van de wijk. Een andere opgave is ontstaan door het plaatsen van ‘verkeersremmende’ hekjes op het doorgaande fietspad langs het Inundatiekanaal. Brommers en scooters nemen nu een sluiproute, via de achterpaden en over het erf, en tasten zo de rust van het wonen aan. Deze opgaven werden tijdens de workshop Balearen door de bewoners aan de orde gesteld.
30
Studie Woonerven Lunetten
Het (woon)erf is in het document Inspraak-patronen omschreven als patroon 4; een erfstraat met publieke wanden. ‚Iedere woning in onze samenleving behoeft eigenlijk een duidelijk onderscheid tussen een openbare en een privézijde. De openbare zijde is die zijde waar men een woning benadert; de privézijde waar je lekker op jezelf bent. Zowel aan de openbare als aan de privézijde kennen we de behoefte om te verblijven. De openbare (voor) zijde is de ontsluiting van de bebouwing, toch wenst niet iedereen dezelfde relatie met de openbare ruimte voor de woning. De één wil een directe beleving van het openbaar gebeuren vanuit zijn woonkamer, de ander heeft liever een bufferzone met garage, berging etc. De voorruimte is de straat, een lineaire buitenruimte. De vorm benadrukt de circulatiefunctie meer dan de verblijfsfunctie. De breedtemaat is het meest kenmerkende van die ruimte. Die breedte hangt af van a) de verkeerssoorten, voetgangers-, erf- en autostraten, en b) de overgang van openbaar-onbebouwd naar privé-bebouwd met kleine of grote bebouwings- of privémarges. Daarmee komt men tot een typering van het stratenpakket. Het straattype en de vorm geven identiteit aan een bepaalde straat, terwijl de invullingen van de margegebieden de identiteit van een woning aan die straat geven‛ (Inspraak-patronen, 1975).
3.2 Dolomieten. Het binnenhof Vlek 7 is opgezet rond een aantal groene binnenterreinen (of binnenhoven) die grenzen aan Dolomieten. Deze structuur is typisch voor Lunetten. Hoewel de opzet met eengezinswoningen en dichte hoeken van de vier hoven vergelijkbaar is, is het gebruik en de inrichting per hof verschillend. Eigendomsverhoudingen, bewonerssamenstelling en verschil in architectuur maken het onderscheid in gebruik. Het ene hof is ingericht met grote, nieuwe speeltoestellen, het andere met verouderde modellen. De andere twee hoven zijn daarentegen ‘leeg’. Hieronder is een ‘leeg’ hof, aan de noordzijde van Dolomieten, gelegen tussen Ardennen, Oeral en St. Gotthard, verder uitgewerkt. Rond het binnenhof staan enkele rijen eengezinswoningen die met hun achtertuinen aan het hof grenzen. De eengezinswoningen zijn sober van architectuur; er zijn nauwelijks verschillen tussen de woningen te ontdekken. Pas bij bestudering blijken er verschillen in grootte door differentiatie in beukmaat en woningdiepte. Opvallend is dat de configuratie van woningtypen in alle rijtjes dezelfde is. De voorzijde van de woning heeft een klassieke betekenis als entree van de woning met voordeur en voortuin. Langs Ardennen wordt geparkeerd, aan de andere kant wordt gewoond aan het Houtense pad, een woonpad met fietsverkeer. De rust (en anonimiteit) van een voortuin aan een woonpad blijkt in het dagelijkse leven groter dan die van een achtertuin aan een collectief hof. De voortuin heeft vooral een representatieve betekenis maar schept voldoende ruimte voor werkelijk gebruik. De kavelopzet is vrij klassiek met bergingen in de achtertuin. Daardoor lopen vrijwel alle activiteiten via het hof, de achtertuin en de achterdeur. Langs deze zijde komt men thuis als men met de fiets op pad is geweest en lopen kinderen naar binnen als ze buiten of bij de buren hebben gespeeld. De gestapelde bouw op de hoeken van het blok markeren de kruispunten van de straten en sluiten de binnenhoven ruimtelijk af. Door deze opzet hebben de appartementen nauwelijks een relatie met het binnenterrein. Balkons en overstekken zijn duidelijk op zon en straatzijde georiënteerd. En ook al ligt de toegang tot de bovenwoningen aan het hof; de voordeur en de gedeelde trap naar de bovenwoningen richt zich nadrukkelijk naar de straat. De bewoners van de appartementen maken nauwelijks gebruik van het hof.
31
Ook de tussengelegen drive-in-woningen zijn slecht aangesloten op het hof. Zij maken er weliswaar gebruik van als inrit voor garage of carport, maar het wonen is in opzet georiënteerd op de voortuin aan de straat. Het grootste en meest expressieve bouwblok aan dit hof is het complex dat door Frans van der Werf ontworpen is. In dit blok is het idee van drager en inbouw doorgevoerd. Voor het centrum van Lunetten ontwierp Frans van der Werf een aantal bouwblokken, die naast eengezinswoningen, maisonnettes en flats ook wooneenheden voor studenten bevatten. De keuze bestond uit vijftien basis-woningtypen, waarvan de situering, ontsluiting, leidingkokers, bouwmuren en puien waren vastgelegd. De woningen zijn in de breedte of hoogte geschakeld. Zo ontstond er een grote variëteit aan woningtypen; de gestapelde bouw is ruimtelijk gekoppeld aan eengezinswoningen. De drager voor de bebouwing heeft een moduulmaat van 5,40 x 5,40 meter. Zij is gebaseerd op een ruime eengezinswoning, twee parkeerplaatsen en de breedte van drie bergingen. In deze maat passen twee slaapkamers naast elkaar, een woonkamer naast een ruime hal en binnen deze maat is ook voldoende gebruiksruimte onder de kap. Dwars- en langskappen geven het gebouw richting en een menselijke maat. Het blok is zodanig geleed dat ook bovenwoningen en appartementen zich presenteren als aparte huizen en in opzet lid zijn van de familie van eengezinswoningen. Grote terrassen verbinden de gestapelde bouw aan laagbouw en de bovenwoningen aan het hof. Het binnenhof is een oase van rust. Het is ingericht met een grasveld, wat lage struiken en een paar bomen. Er staan twee bankjes. Rond het grasveld liggen paden die de achtertuinen verbinden met de straat. Je kunt het hof op verschillende manier binnenkomen. Er zijn twee doorgangen (steegjes) tussen de eengezinswoningen en er is de brede inrit naar de garages. Deze ontsluiting maakt het hof openbaar; terwijl in opzet het hof collectief van karakter is en vooral bestemd voor omwonenden. De inrit geeft het groene hof ook een ambivalent karakter; er lijkt een conflict te zijn in de opzet van het hof en de gebruikers van de parkeerplekken. Het parkeren in het hof werd ten tijde van de uitvoering al door de gemeente beschouwd als een inconsequentie of weeffout in de ruimtelijke opzet. De verschillen tussen de erfscheidingen om de achtertuinen zijn groot. Sommige bewoners hebben een hoge schutting opgetrokken om hun privédomein, vaak met een poortje naar het hof. Anderen hebben gekozen voor een laag hekje of een groene haag. Een trap ontsluit het hof voor de bewoners vanaf het gemeenschappelijke dakterras boven de parkeergarage in het blok van Van der Werf. De achtertuinen en de dakterrassen versterken het groene karakter en de beleving van ruimte in het hof. Terwijl de maat van het hof ook ruimte biedt aan gemeenschappelijkheid als uitloop van de achtertuin. Het contrast tussen de lommerrijke binnenterreinen en de stenige opzet van de straten versterkt het collectieve karakter van deze ruimte. In het document Inspraak-patronen is het binnenterrein (of binnenhof) beschreven als patroon 1; het ruime omsloten binnenterrein. De vormgeving en de opzet van de binnenterreinen zouden de bewoners moeten uitdagen deze naar eigen inzicht in te richten en toe te eigenen: ‚De achterkant van de woning is interessant buitengebied voor de bewoner. Behoefte aan beschutting, privacy en vrijheid van handelen. Daarom: erf aan de achterzijde met een gemeenschappelijk uitloopruimte naar semipublieke sfeer (speelveldje, zandbak, gemeenschappelijke tuin, water). (….) De omwonenden zouden gezamenlijk de inrichting van het collectieve middengebied kunnen bepalen. Wanneer dit meer collectieve verkeersvrije gebied omgeven is door tuinen, dan kan het met deze tuinen een grote groene oase vormen, als tegenpool van de meer steenachtige verkeersruimte van de straat‛ (Inspraak-patronen, 1975).
32
Studie Woonerven Lunetten
Uit het onderzoek is gebleken dat de beleving en het karakter van het groene hof mede bepaald wordt door de begrenzing van de achtertuinen, de positie van de gebouwde bergingen en een brede strook verharding voor de parkeervoorzieningen. Maar het is vooral de maat tussen de tuinen en de maat tussen de bebouwing die ruimte biedt voor toe-eigening en gebruik. Daarnaast beïnvloeden verschillende overgangselementen het collectieve gebruik. De openbare (smalle) doorgangen richting het hof zorgen voor een gevoel van beslotenheid. Het hof is wel degelijk openbaar toegankelijk maar als buitenstaander voel je je een ‘indringer’ en ‘houd je rekening met’. De plaats van de bergingen zorgen voor een visuele afscheiding tussen het private en collectieve domein; waarmee de beslotenheid van de achtertuin wordt bereikt. De maatvoering van het binnenterrein in relatie tot de maat van de privétuinen en de positie van de gebouwde bergingen zorgen voor een afwisselend spel tussen gesloten of juist open erfgrenzen. De ene bewoner zoekt afscherming, terwijl de andere bewoner het hof juist als verlengde ziet van zijn eigen privédomein. Ook werd in het document Inspraak-patronen het binnenterrein beschreven als ‚de rommelzone van de achtertuin met kippenhokken etc.; de geest van het gebruik van de bewoner reikt verder dan het private domein...‛ Er bestaat een essentieel verschil tussen de voor- en achterzijde van de woning. De ruimten aan de voorzijde van de woningen zijn ‘formeel’ van opzet en karakter; het betreft hier de voortuinen, het aanhaken op de wijk en de plaats van de auto. De achterzijde is informeler. Niet alleen de erfscheiding, maar ook de inrichting van de achtertuin speelt een rol in de beleving van de collectieve ruimte. Wanneer de bergingen geclusterd zijn bij de doorgangen, ontstaan er meer besloten delen van het binnenterrein. In een besloten oksel van het hof zijn de tuinen in het geheel niet afgescheiden van het hof en dan wordt de groene ruimte letterlijk als het verlengde van het privédomein gebruikt.
3.3 Overgangzones, collectieve buitenruimten en de collectieve invloedsfeer Typerend voor de opzet van deze twee types collectieve ruimten is de overgangszone of marge. De marges zoals beschreven in het document Inspraak-patronen komen overeen met de overgangszone zoals geformuleerd in de Studie Woonerven (2009) (zie ook: Leun, Jutten, Lofvers, 2009): de overgangszone is gelegen tussen de woning en het openbare domein. Deze zone bestaat uit een sequentie van ruimten en bouwkundige elementen, die op informele wijze bijdragen aan de rijkdom van het erf of hof. Zij zorgen voor een geleidelijke overgang en zijn verschillend te interpreteren. In tegenstelling tot andere woonerfwijken is de overgangszone in Lunetten niet ontworpen en bepaald door bouwkundige elementen. In Lunetten is deze ruimte gedefinieerd als marge. De marge is de ‘rest’ruimte tussen bebouwing (drager) en de openbare ruimte. Deze ruimten zijn de voor- en achtertuin; zij zijn het domein van de bewoner. Balearen kenmerkt zich als een woonerf met parkeren, de Dolomieten laat zich omschrijven als een collectief hof, beide met grote en kleine bebouwingsmarges. De opzet van de bouwblokken op de kavels biedt ruimte voor verschillende marges aan de voor- en achterzijde.
33
In hoofdstuk 2 is beschreven op welke wijze bewoners bij de uitvoering inspraak hadden op de keuze voor bijvoorbeeld het straattype, de posities van de bouwblokken op het kavel, maar ook op de inrichting van de woonomgeving met parkeren, groen, etc. Dat deze inspraak veertig jaar later niet meer afleesbaar is aan de ruimtelijke opzet, is begrijpelijk. Zij is als het ware gestold in de stenen. Maar de opzet van de overgangen tussen openbaar-onbebouwd naar privé-bebouwd bestaat nog steeds als voor- of achtertuin. De bewoners hebben daarover de zeggenschap; ‚je kan in die marges alles doen en laten‛. De overgangszones bieden voldoende ruimte voor privacy enerzijds en aanleiding voor ontmoeting anderzijds. De betekenis van de inspraak is nog afleesbaar in het gebruik en de wijze van toe-eigening. Dat gebeurt als vanzelfsprekend, alsof de maatvoering van de ruimten daarop is afgestemd. De totale maat tussen de gevels van de woningen op de Balearen bedraagt circa 75 x 85 meter. Belangrijker voor het gevoel van overmaat is de effectieve gebruiksruimte van het erf zelf: deze is 32,5 x 52 meter. Dit is de ruimte waar gespeeld, gefietst en geparkeerd wordt. De totale blokmaat van het onderzochte hof aan Dolomieten is circa 75 x 90 meter. Het hof aan de binnenzijde (tussen de achtertuinen) is 20 x 51,5 meter, waarvan een gedeelte bestemd is voor parkeren. Het daadwerkelijk gebruiksgroen heeft een afmeting van 20 x 38,5 meter; dit is de overmaat die de woonkwaliteit sterk beïnvloedt en die door bewoners toegeëigend kan worden. Deze onderdelen van de openbare structuur maken tegelijkertijd deel uit van de directe woonomgeving en zijn collectief te noemen. Zij bieden ruimte voor een collectieve invloedssfeer. Het is de ruimtelijke overmaat die toeeigening in het dagelijks gebruik mogelijk maakt en daarmee woonkwaliteit bepaalt. De lommerrijke inrichting en de besloten opzet van hof en erf dragen bij aan het gebruikscomfort. De maat van het hof of erf leidt tot spontane of georganiseerde ontmoetingen zoals de buurtbarbecues, als picknickplek, voor een partijtje voet- of volleybal of als ruimte om een tent op te zetten. Tuinen en hof of erf samen bepalen de ruimtelijke kwaliteit en collectieve invloedssfeer; het is een samenspel van domeinen, ruimte en gebruikers. Dit zijn de sociaalruimtelijke eenheden waaruit de wijk is opgebouwd.
34
Studie Woonerven Lunetten
35
Beeldkatern 3: Erf en Hof
blok 5
32,5
52
blok 2
5
Ruimtelijke opzet van het woonerf; Balearen in plattegrond (en doorsnede)
32,5
LUNETTEN;
legenda ruimtelijke opzet opzet legenda ruimtelijke openbaar groen openbaar groen water water autostraat autostraat woonerf woonerf parkeerhof parkeerhof prive tuin prive tuin woning woning voordeur voordeur achterdeur achterdeur overstek, balkon overstek, balkon
36
100m
Studie Woonerven Lunetten
51,5
20
F
5
100m
Ruimtelijke opzet van het hof; Dolomieten in plattegrond (en doorsnede)
20
LUNETTEN;
legenda ruimtelijke opzet opzet legenda ruimtelijke openbaar groen openbaar groen water water autostraat autostraat woonerf woonerf parkeerhof parkeerhof prive tuin prive tuin woning woning voordeur voordeur achterdeur achterdeur overstek, balkon overstek, balkon
37
Lunetten BALEAR
5,5
8,5
schaal 1:500
Marges Balearen
Overgangszone / marge; zicht vanuit de woonkamer richting woonerf
38
Studie Woonerven Lunetten
14,3
15,3
5
100m
Marges Dolomieten
Overgangszone / marge; zicht vanuit de woonkamer op de privétuin en richting collectief hof
39
H
H
5
Collectieve invloedssfeer Balearen in plattegrond (en doorsnede)
42,8
LUNETTEN; COLLECTIEVE INVLOEDSFEER
overgangselementen legenda overgangselementen openbare ruimte hard (parkeervakken, inrit, pad) openbare ruimte hard (parkeervakken, inrit, pad) openbare ruimte zacht (perkje, grasveld) openbare ruimte zacht (perkje, grasveld) voortuin; prive voortuin; prive patio, achtertuin; prive patio, achtertuin; prive berging; prive, entreehal; gemeenschappelijk berging; prive, entreehal; gemeenschappelijk vormgegeven zijmuur (vaak met raam) vormgegeven zijmuur (vaak met raam) overstek, balkon overstek, balkon betonelement (boodschappenplankje) betonelement (boodschappenplankje) voordeur voordeur achterdeur achterdeur bomen bomen
40
100m
Studie Woonerven Lunetten
5
100m
Collectieve invloedssfeer Dolomieten in plattegrond (en doorsnede)
49,5
LUNETTEN; COLLECTIEVE INVLOEDSFEER
overgangselementen legenda overgangselementen openbare ruimte hard (parkeervakken, inrit, pad) openbare ruimte hard (parkeervakken, inrit, pad) openbare ruimte zacht (perkje, grasveld) openbare ruimte zacht (perkje, grasveld) voortuin; prive voortuin; prive patio, achtertuin; prive patio, achtertuin; prive berging; prive, entreehal; gemeenschappelijk berging; prive, entreehal; gemeenschappelijk vormgegeven zijmuur (vaak met raam) vormgegeven zijmuur (vaak met raam) overstek, balkon overstek, balkon betonelement (boodschappenplankje) betonelement (boodschappenplankje) voordeur voordeur achterdeur achterdeur bomen bomen
41
42
Studie Woonerven Lunetten
4.
LUNETTEN IN DE BELEVING VAN ZIJN BEWONERS
In dit hoofdstuk wordt de vraag beantwoord hoe de ruimtelijke opzet van Lunetten met binnenterreinen en de overgangszones zich verhoudt tot hedendaagse woonwensen van bewoners. De resultaten uit het recente onderzoek naar woonerfwijken en de opvattingen van professionals die zijn geïnterviewd, zijn vergeleken met de resultaten van de interviews met bewoners. Het perspectief van de bewoners staat centraal; we bezien de collectieve buitenruimten door de ogen van de bewoner: door het raam van de woonkamer en de keuken naar de tuin, de collectieve ruimte en de straat. Hoe gebruiken en beleven zij de wijk Lunetten en het woonerf of binnenterrein in het bijzonder? En hoe verhouden de oorspronkelijke intenties van het plan zich tot hedendaagse vormen van wonen? Om het gebruik en de betekenis van de collectieve ruimte en de overgangszones tussen het private en collectieve domein in Lunetten te onderzoeken zijn eind augustus 2010 in totaal 25 huishoudens geïnterviewd die uitkijken op het woonerf Balearen (vlek 11) of op twee binnenterreinen die grenzen aan Dolomieten (vlek 7), te weten het binnenhof tussen Dolomieten, Pyreneeën, Vogezen en St. Gotthard en het binnenterrein tussen Dolomieten, Oeral, Ardennen en St. Gotthard. Er zijn bewoners geïnterviewd in verschillende woningtypologieën: eengezinswoningen, drive-in-woningen, appartementen (zowel studentenwoningen als maisonnettes). Er zijn zeventien huishoudens geïnterviewd in koopwoningen en acht huishoudens in huurwoningen (waarvan drie in de vrije sector). De non-respons bij de huurders lag iets hoger. Sommige respondenten in de koopwoningen hadden hun voormalige huurwoning gekocht. Balearen en Dolomieten zijn in de vroege periode van Lunetten (vóór 1980) bebouwd. In oktober 2010 zijn nog twee binnenhoven onderzocht aan weerszijden van Tongas in vlek 17 tijdens een workshop met bewoners. Vlek 17 bevindt zich aan de zuidkant van de wijk en vormt het sluitstuk van de bouw van Lunetten in de jaren tachtig. Vlek 17 is soberder en eenvoudiger qua architectuur. De volgende thema’s structureerden de interviews met bewoners:
De woongeschiedenis en vestigingsmotieven.
De verwachtingen omtrent de toekomstige woonsituatie.
De sociale contacten in de buurt.
Het gebruik en beleving van de wijk.
Het gebruik en beleving van de collectieve buitenruimten (het woonerf en het binnenhof).
De overgangszones tussen de woning en de collectieve buitenruimten.
De wensen ten aanzien van de collectieve buitenruimte.
Bewoners hebben tijdens de gesprekken ook tekeningen gemaakt van overgangselementen en ze brachten hun contacten in de woonomgeving in kaart.
43
4.1 Woongeschiedenis, vestigingsmotieven en verwachtingen Het merendeel van de respondenten is naar Lunetten verhuisd vanuit andere delen van Utrecht. Sommigen zijn als student terechtgekomen in een studentenwoning in Lunetten, waarna ze - toen ze gingen samenwonen doorstroomden naar een huurappartement of huureengezinswoning in Lunetten. De derde stap bestond dan uit het kopen van een eengezinswoning. Andere bewoners zijn via een huurwoning in Lunetten, vaak een maisonnette in de vrije sector, doorgestroomd naar een koopwoning. De respondenten zijn onder te verdelen in twee generaties: de bewoners van het eerste uur en een nieuwe generatie bewoners, veelal jonge gezinnen die er sinds een jaar of vijf wonen. Bij de meeste respondenten was Lunetten geen liefde op het eerste gezicht. Wel is er een soort genegenheid ontstaan voor de kwaliteiten van Lunetten. Sinds een aantal jaren treedt er een verjonging op in Lunetten. Het is nog altijd een wijk die aantrekkelijk is voor gezinnen met kinderen in de basisschoolleeftijd. In tegenstelling tot alarmerende berichten over de bloemkoolwijken constateren wij dat Lunetten nog altijd een eigen aantrekkingskracht heeft. De nieuwe generatie bewoners vestigt zich hier met dezelfde motieven als de eerste generatie bewoners in de jaren tachtig: suburbaan wonen in de nabijheid van het stadscentrum, een heterogene bevolkingssamenstelling en veilige speelomgeving voor kleine kinderen. Sommige respondenten ervaren dat Lunetten zich in ruimtelijk en sociaal opzicht onderscheidt van Vinex-locaties zoals Leidsche Rijn en Houten Vinex. De wijk ligt dichter bij het centrum van Utrecht en het is heterogener van samenstelling waardoor het als stedelijker wordt ervaren dan een Vinex-locatie. Een voormalig bewoner van Houten-Vinex: ‚Het is hier een mix qua opleiding, huidskleur en huishoudens. Vinex was veel witter, gelijkvormiger en statusgericht. We voelden ons daar door de mensen en de omgeving niet op ons gemak‛. Andere vestigingsmotieven die door respondenten werden genoemd zijn de prijs-kwaliteitverhouding, de collectieve opzet rondom binnentuinen, de nabijheid van het buitengebied, de ligging ten opzichte van de snelweg, het voorzieningenniveau en de groene opzet van de wijk, die ruimer en groener is dan Vinex-locaties als Houten of Leidsche Rijn. De ambivalente positie van Lunetten tussen een echte suburb en een stadswijk blijkt voor veel bewoners ook een kwaliteit te zijn. De respondenten gaven vaak aan dat ze niet in alle delen van Lunetten zouden willen wonen waarbij vooral op de blokken met appartementen werd gewezen. De toekomstplannen van de bewoners verschillen. Totdat de kinderen het huis uit zijn willen bijna alle respondenten er blijven wonen. Daarna ontstaat een keuze. Sommigen willen er dan ook nog blijven wonen. Anderen willen naar een dorp of terug naar een echte stadswijk.
Homogeniteit binnen een heterogene wijk De sociale heterogeniteit in Lunetten wordt door de respondenten zeer gewaardeerd. Ook al is Lunetten in de ogen van veel bewoners ook een relatief witte wijk (in vergelijking met andere delen van Utrecht), de variatie in huishoudens (gezinnen met kinderen, studenten, oudere bewoners en mensen die begeleid wonen) geeft Lunetten toch een stedelijk karakter. Tegelijkertijd zorgt juist de aanwezigheid van een middenklasse wooncultuur op blokniveau ervoor dat bewoners van de onderzochte erven en hoven vertrouwen hebben in het eigen blok en de wijk als geheel.
44
Studie Woonerven Lunetten
Het eigen blok is voldoende homogeen om met de heterogeniteit op wijkniveau om te kunnen gaan. Een bewoner vertelde bijvoorbeeld veel ‘ons soort mensen’ te kennen in Lunetten, waarmee hij bewoners bedoelde die redelijk hoog zijn opgeleid, die een goede baan hebben en het belangrijk vinden om dicht bij de stad te wonen.
Lunetten trekt hoogopgeleide sociale professionals Veel respondenten zijn hoogopgeleid. Opvallend is niet alleen de hoge opleiding van de bewoners in Lunetten, maar ook het beroepsveld waarin ze werkzaam zijn. Lunetten staat bekend als een wijk waar relatief veel bewoners Groen Links stemmen, maar er blijkt meer aan de hand. Zoals een van de bewoners het verwoordde: ‚Er wonen hier veel mensen die in de non-profitsector werken, die opleidingen hebben gedaan waar ze niet per se veel geld mee zullen verdienen‛. In Lunetten blijkt een specifiek segment van de middenklasse te wonen. De middenklasse is volgens sociologen (Veldboer & Van der Graaf, 2007) onder te verdelen in drie groepen: een creatieve klasse die werkzaam is in kunst, cultuur, media en wetenschap; een economische middenklasse die werkzaam is in de financieel-economische sector (intermediairs tussen arbeid en kapitaal) en de sociale professionals die in hun werk gericht zijn op het begeleiden en vormen van mensen (intermediairs tussen burgers en staat). Meer dan de helft van de respondenten in Lunetten blijkt als sociale professional werkzaam te zijn in de sectoren zorg en welzijn en in het onderwijs of als beleidsmedewerker bij de (semi)overheid. Voor deze sociale professionals blijkt Lunetten een aantrekkelijke biotoop, gezinsvriendelijk en toch dicht bij de stad. Het biedt voor gezinnen die de stad niet helemaal willen verlaten een rustige, meer suburbane variant van een ‘stedelijkheid in de luwte’. Het is minder homogeen en op status gericht dan de gemiddelde Vinex-wijk waar een economische middenklasse doorgaans voor kiest. De wat saaie architectuur van de woningen speelt voor de sociale professionals duidelijk een minder belangrijke rol dan voor de creatieve middenklasse die eerder kiest voor een stadswijk of voor uitgesproken architectuur waarmee men zich wil onderscheiden. In tegenstelling tot de veronderstelde downgrading (afname van het gemiddeld inkomen en opleidingsniveau van de bewoners) blijken respondenten van de nieuwe generatie in Lunetten zelfs een hoger opleidingsniveau (namelijk hbo en academisch) te hebben dan respondenten van de eerste generatie. Dit zegt iets over de blijvende aantrekkingskracht van Lunetten als buitenwijk van Utrecht. Hierbij moet wel aangetekend worden dat in dit onderzoek de nadruk is gelegd op woonblokken met relatief veel (koop)eengezinswoningen. In andere delen van Lunetten bevinden zich meer huurappartementen, waardoor de situatie daar anders kan zijn.
Een hoog voorzieningenniveau Respondenten benoemen de voorzieningen in de wijk als een groot voordeel van Lunetten. Zo heeft Lunetten basisscholen, winkels, een videotheek, een sociaal-cultureel centrum, een bibliotheek, een kinderboerderij, kinderdagverblijven, een dierenarts, een gezondheidscentrum en zelfs een NS-station. Ook in functioneel opzicht onderscheidt Lunetten zich dus van Vinex-wijken, waar het voorzieningenaanbod vaak beperkter is. Een bijkomend voordeel van het hoge voorzieningenniveau is dat men al winkelend of wachtend tot de school uitgaat andere bewoners tegenkomt. Er ontstaat daardoor een dorpse sfeer en een vertrouwdheid op het niveau van Lunetten als geheel. Dit is in tegenspraak met rapporten die kritiek uiten op het gebrek aan sfeer in de wijk en het gebrek aan winkels in het winkelcentrum (Inbo, 2001). Het centrum verhoogt juist de publieke familiariteit in de wijk.
45
Men kent veel bewoners van gezicht en het nodigt uit tot vluchtige ontmoetingen, waarmee onbekenden ‘bekende vreemden’ worden. Het draagt bij aan een gevoel van thuiszijn en veiligheid (Blokland in: Van Eyck, 2010).
Knelpunten op wijkniveau Een aantal negatieve aspecten van de wijk komen in de interviews regelmatig terug. Sommige respondenten ervaren de fietsverbindingen met het centrum als onveilig, hetgeen met name een belemmering is voor uitgaande pubers en studentes. Daarnaast wordt de uitbreiding van de snelweg gezien als een punt van zorg, gezien de toenemende geluidsoverlast en toename van uitlaatgassen.
4.2 Sociale contacten Respondenten ervaren een sterke mate van sociale samenhang in Lunetten. De wijk is daarom aantrekkelijk voor collectief georiënteerde bewoners. Verschillende respondenten geven aan veel contacten te hebben met buurtbewoners door de ´open sfeer´ die de wijk kenmerkt. Interacties vinden voornamelijk plaats op plekken waar buurtbewoners elkaar tegenkomen: in het winkelcentrum, op het erf, om het huis, in de voor- of achtertuin of portiek, op het schoolplein of voetbalveld. De bewoners van het eerste uur geven aan dat het aantal sociale contacten in de omgeving wel wat is afgenomen omdat veel voormalige buren zijn verhuisd. In de pioniersfase ontstond er snel contact tussen nieuwe buren, iedereen bevond zich als nieuweling in dezelfde situatie. Het uitwisselen van klustips, lenen van elkaars gereedschap en praten over de inrichting van het huis zorgden voor langdurige sociale contacten in de buurt. Enkele pioniers (vooral de mannen) hebben juist meer contacten gekregen, omdat ze sinds hun pensioen meer thuis zijn. Vooral de vrouwelijke pioniers geven aan dat ze tegenwoordig juist minder contact hebben. De reden hiervan is dat ze sinds de kinderen ouder zijn meer uren zijn gaan werken. Het contact met de nieuwe bewoners is vaak oppervlakkiger. Volgens de pioniers komt dat omdat de nieuwe bewoners vaak tweeverdieners zijn. Ze zijn daardoor weinig thuis. Bovendien delen ze meer met de andere gezinnen met jonge kinderen. Toch vindt ook het merendeel van deze nieuwe bewoners het contact met buren belangrijk. Zo zijn de jaarlijkse buurtfeesten in de door ons onderzochte erven veelal een initiatief van de nieuwe bewoners. Lunetten blijkt ook na de komst van een nieuwe generatie bewoners een sociale wijk te blijven. Het is opvallend dat contacten vooral plaatsvinden in de binnenhoven, op het woonerf en de smalle autovrije straten. Tussen bewoners aan beiden zijden van de bredere wegen bestaat nauwelijks contact. De alledaagse contacten spelen zich af op het schaalniveau van ongeveer 40 tot 50 woningen. Men groet zeker niet alle buren, laat staan dat men met iedereen een praatje maakt. Op dit schaalniveau vindt een zelfselectie plaats van mensen tussen wie het klikt of met wie men een praatje wil maken. Zo’n cluster omvat meer dan de twaalf woningen die Christopher Alexander in ‘A Pattern Language’ had bepaald, maar is kleiner dan de 170 woningen die in het bestemmingsplan een cluster of vlek vormden.
46
Studie Woonerven Lunetten
De respondenten - zowel pioniers als nieuwkomers - kennen gemiddeld tussen de tien en twintig personen in de directe omgeving, waarbij gemiddeld de helft van de contacten bestaat uit het maken van een praatje. Het aantal vrienden in de directe woonomgeving beperkt zich doorgaans tot één of twee huishoudens. De respondenten zijn voor intensievere contacten niet afhankelijk van hun buren met uitzondering van kleine kinderen en hulpbehoevenden). Ze beschikken over een breed netwerk aan sociale netwerken buiten de eigen wijk, via werk, verenigingen, familie- en vriendennetwerken. De studenten in Lunetten zijn voor hun sociale contacten op een hoger schaalniveau georiënteerd. Ze hebben duidelijk minder contacten in hun directe omgeving. Voor de andere bewoners zijn zij hooguit vertrouwde vreemden. Dat heeft zowel ruimtelijke oorzaken (hun woningen zijn doorgaans gericht op de straat en niet op het binnenterrein) als sociale oorzaken (hun sociale leven speelt zich af in andere delen van Utrecht). De binding met de directe woonomgeving is minder. Ze wonen er doorgaans nog maar kort en bovendien hebben ze niet direct de intentie om in Lunetten te blijven wonen. Interessant is overigens dat een deel van de respondenten als student in Lunetten is terecht gekomen. Dit kan een aanwijzing zijn dat ook de huidige studenten uiteindelijk voor Lunetten kiezen als vestigingslocatie.
Lichte contacten De collectiviteit op het woonerf en in de binnenhoven heeft een vrijblijvend en pragmatisch karakter. Het bestaat vooral uit betekenisvolle ‘lichte contacten’ variërend van groeten, een praatje maken tot onderlinge hulp. De contacten bestaan zowel tussen omwonenden van een binnenterrein als tussen buren die tegenover elkaar aan de straatzijde wonen. Het is in belangrijke mate het binnenterrein dat conditionerend blijkt voor sociale contacten. ‚Het lijkt erop dat de bouw van woningen rond binnenterreinen inderdaad uitnodigt tot contact tussen de bewoners‛, concludeerde De Lunet al eind 1983 (Brinkman, 2004). Er is geen sterke onderlinge sociale controle. Aan een dwingende collectiviteit hebben bewoners ook geen behoefte. Het gaat om zogenaamde ‘lichte gemeenschappen’ die een relatief open karakter hebben. Deze meer vrijblijvende collectiviteit op blokniveau wordt gewaardeerd: elkaar groeten, een praatje maken, onderlinge hulprelaties (zoals passen op elkaars kinderen en op elkaars huis tijdens vakanties). Een respondent verwoordt het als volgt: ‚ik vind het wel belangrijk, dat je toch een beetje weet wat er speelt en hoe het met mensen gaat. (…) Als je het hebt over echte sociale controle of zo, dat dan ook weer niet. Het zit er een beetje tussenin, denk ik. Wel een beetje kijken hoe het gaat, maar niet dat je mensen echt in de gaten houdt. Het is minder denk ik dan als je in een kleine gemeenschap zou wonen waar iedereen iedereen kent. Waar je tot op detail weet waar iemand mee bezig is. Maar het is weer meer dan de pure anonimiteit van de stad.‛ Hij voegt daar nog aan toe: ‚Het is toch een beetje het gevoel van verbondenheid. Als je echt in een buurt woont en je buurman is al vijf weken dood of zo… Dan zou ik toch zoiets hebben van, daar voel ik me niet helemaal prettig bij. Het heeft een beetje met de menselijke maat te maken.‛ De intensiteit van de contacten verschilt per woonerf of binnenhof en wordt in sterke mate bepaald door het aantal huishoudens met jonge kinderen en de gelijkgezindheid tussen bewoners. Met name gezinnen met kleine kinderen zijn sterk georiënteerd op de directe woonomgeving. Het faciliteert contacten tussen ouders. ‚Je woont hier op een camping‛, constateert een van hen. Bewoners met kinderen voelen zich meer verbonden met het blok en het erf, bewoners zonder kinderen voelen zich meer verbonden met de stad Utrecht als geheel. De pioniers geven aan dat aan het begin veel contact bestond tussen de gezinnen.
47
Toen de kinderen het huis uit gingen is dit contact minder geworden. Vijfentwintig jaar later zien we dat er opnieuw contacten ontstaan tussen de nieuwe bewoners met kleine kinderen. In dat opzicht lijkt Lunetten op een nieuwbouwwijk: ‛Lunetten is een kinderwagenwijk, zonder kinderwagen hoor je er niet bij‛, aldus één van de bewoners. Toch is er ook contact met buren zonder kinderen, als is dit contact minder intensief. De mate van contact wordt behalve door huishoudensamenstelling en levensfase ook beïnvloed door de hoeveelheid tijd die men thuis doorbrengt, de sfeer in de buurt en door de eigen leefstijl en persoonlijke kenmerken die onder andere te karakteriseren zijn als extravert of introvert. Verschillende bewoners gaven aan een ‘contact-mens’ te zijn, waardoor ze veel mensen kennen.
Conflicten Het gaat er in de hoven niet alleen maar harmonieus aan toe. Soms zijn er conflicten tussen gezinnen met kleine kinderen en bewoners die hun hond uitlaten in de binnenterreinen. Een bewoonster merkt op dat het succes van het binnenterrein afhankelijk is van wie er wonen en hoe er gebruik van wordt gemaakt. Als er veel overlast is van hangjongeren is het ‚minder fijn om aan zo’n erf te wonen‛. Er zijn ook subtiele verschillen tussen bewoners. Het betreft dan niet eens zozeer het onderscheid tussen kopers en huurders, maar eerder die tussen bewoners van eengezinswoningen en appartementen (die niet altijd worden uitgenodigd voor de buurtfeesten). Er zijn ook verschillen tussen bewoners zonder en met kinderen (‚het is een redelijk anonieme buurt als je geen kinderen hebt‛) of tussen mensen met verschillende opleidingsniveaus en beroepen (‚het is een typische wijk voor beleidsmedewerkers‛). Die verschillen kunnen resulteren in uiteenlopende opvattingen over het gebruik, de inrichting en het beheer van de collectieve ruimte.
4.3 Gebruik en beleving van het woonerf en het binnenhof Uit de interviews is gebleken dat met name gezinnen met kleine kinderen in het gebruik sterk gericht zijn op het eigen blok en dat men minder kennis heeft over andere buurten van Lunetten. De manier waarop bewoners zelf een ruimte inrichten en beheren verschilt per hof of erf. Ze onderhandelen met elkaar over welk gedrag wenselijk is en welk gedrag niet. Per plek verschilt de wijze waarop ze met elkaar, door samenwerking en conflict, de ruimte betekenis geven en tot leven wekken.
Binnenhof tussen Dolomieten, Pyreneeën, Vogezen en St. Gotthard Het binnenterrein tussen Vogezen en St. Gotthard wordt van de onderzochte plekken het meest gebruikt als verblijfsruimte voor kinderen en hun ouders. Nadat dit binnenterrein enige jaren wat minder werd gebruikt is er door de verjonging van de bewoners weer een toename in het gebruik zichtbaar. Aan dit hof wonen ongeveer 25 kinderen in de leeftijd van 0-14 jaar. Huishoudens hebben hier gemiddeld 22 contacten, met gemiddeld 14 daarvan maakt men ook een praatje. In het verleden is er overlast geweest van hangjongeren. Het hof is toen opnieuw ingericht en de vaste zitbanken weggehaald. Het probleem met hangjongeren was daarmee opgelost. Een groepje bewoners heeft nu picknickbanken neergezet die tijdens de vakanties naar achtertuinen worden verplaatst.
48
Studie Woonerven Lunetten
Deze picknickbanken hebben voor de andere bewoners een ambivalente betekenis. Sommigen hebben er geen probleem mee om daar ook te gaan zitten, maar niet iedereen durft er gebruik van te maken. Het ontbreken van vaste bankjes maakt dat het terrein minder openbaar is en een ‘parochiale’ plek wordt van een groep bewoners rond het binnenterrein. Ook het jaarlijkse buurtfeest werkt zowel insluitend als uitsluitend. Niet iedereen gaat er naar toe of wordt ervoor uitgenodigd (zoals de bewoners uit de appartementen en drivein-woningen die sterker georiënteerd zijn op de straat). Dit binnenterrein – dat door een groep bewoners is toegeeïgend – is dus niet voor alle bewoners even succesvol te noemen. Het feit dat er in het binnenhof nog altijd deels geparkeerd kan worden door bewoners die er niet wonen, levert volgens één van de geïnterviewden ook conflicten op. Het maakt het binnenterrein meer openbaar dan sommigen zouden willen. Sommigen spreken dan ook over een weeffout in de opzet. Toch willen de bewoners het binnenterrein niet afsluiten. De kwaliteit van het binnenterrein zit hem juist ook in het feit dat het toegankelijk is voor mensen die er niet wonen. Bovendien zou men het gevoel hebben opgesloten te zitten en teveel op elkaar aangewezen te zijn. Het vluchtige karakter van de sociale contacten is juist een kwaliteit; nabijheid met een zekere afstand. Ook geven respondenten aan niet verantwoordelijk te willen zijn voor het beheer van het binnenhof. Daarvoor heeft men een te druk leven. Het is gewenst dat de gemeente verantwoordelijk blijft voor het beheer.
Binnenterrein tussen Dolomieten, Oeral, Ardennen en St. Gotthard Het aantal sociale contacten op het binnenterrein tussen Dolomieten, Oeral, Ardennen en St. Gotthard is minder intensief. Gemiddeld hebben respondenten contact met veertien bewoners, waarvan met zeven bewoners ook wel eens een praatje wordt gemaakt. De reden daarvoor is, dat er minder eengezinswoningen grenzen aan dit binnenhof. In deze woningen wonen bovendien vooral gezinnen met kinderen in de puberleeftijd. Het hof behoeft dus minder zicht door ouders. In het verleden werd het terrein vaker gebruikt door kleine kinderen die inmiddels de middelbareschool-leeftijd hebben en zich minder sterk oriënteren op hun directe woonomgeving. Hun vriendjes wonen verspreid over de stad. Ook is de samenstelling van de bewoners aan dit binnenhof wat gevarieerder; er is meer diversiteit gekomen na het vertrek van een aantal bewoners van het eerste uur. Daardoor ontstaan wat lastiger contacten, aldus een respondent. Het is al acht jaar geleden dat hier een gezamenlijke barbecue plaatsvond. Toch wordt ook op dit binnenterrein met goed weer regelmatig gespeeld. Oudere jongens voetballen wel eens op het binnenterrein. Een man vertelt er zelf wel eens te voetballen met zijn zoon en dochter. Ondanks het feit dat het binnenterrein minder intensief gebruikt wordt, zijn omwonenden tevreden over het binnenterrein. Het schept een ruimtelijke afstand en het biedt mogelijkheden voor gebruik. Dat dit veld niet is geprogrammeerd middels speeltoestellen, wordt door de bewoners eveneens als een kwaliteit gezien. Het nodigt uit tot flexibel gebruik. Bewoners voelen zich verantwoordelijk voor het binnenhof, maar willen niet dat het afgesloten wordt.
Woonerf Balearen De respondenten aan het woonerf Balearen onderhouden met gemiddeld zeventien bewoners contacten, waarvan met gemiddeld acht bewoners wel eens een praatje wordt gemaakt.
49
Opvallend op Balearen is dat er tussen de bewoners van de appartementen en de eengezinswoningen meer contact lijkt te zijn dan op de andere erven, al is dit wel minder dan het contact tussen eengezinswoningen onderling. Het appartementencomplex is, anders dan de binnenhoven, met de voorkant gericht op het erf, hetgeen bijdraagt aan contact. Ook op Balearen zijn veel eerste bewoners verhuisd. De meeste oudere bewoners die er nog wonen hebben minder contacten dan vroeger. Opvallend op Balearen is het contact tussen oudere en jongere bewoners. Jongere bewoners geven aan de oudere bewoners een beetje in de gaten te houden. Een aantal nieuwe bewoners heeft het initiatief genomen voor het jaarlijkse straatfeest. Het woonerf is, vanwege de maat van de ruimte zeer geschikt voor zo’n feest met luchtkussen, livemuziek en open podium. Er bestaat op Balearen een duidelijk onderscheid in gebruik van het woonerf tussen bewoners aan de zuidzijde en de noordzijde van het woonerf. De bewoners aan de zuidzijde hebben een kleine voortuin op de noordkant en een smalle stoep. De bewoners aan de noordzijde hebben een grotere voortuin op het zonnige zuiden met een berging en een brede stoep voor hun tuin. De bewoners aan de zuidzijde ervaren het erf meer als straat. Maar ze laten hun kinderen wel meer aan de voorzijde van het huis spelen omdat ze zicht op het woonerf hebben; op het speelterreintje aan de achterzijde hebben ze vanuit de woning geen zicht. Dit speelterreintje aan de achterzijde wordt zodoende weinig gebruikt. De bewoners aan de noordzijde laten hun kinderen ook vaak op het erf spelen. Enkele bewoners hebben bankjes geplaatst op het trottoir voor de bergingen, zodat ze daar in de zon kunnen zitten met zicht op het erf. De bergingen in de voortuinen lijken geen invloed te hebben op het contact met de straat, maar zijn wel van invloed op de mate van contact met de directe buren. Ook uit andere interviews kwam duidelijk naar voren dat waar zicht is, bijvoorbeeld door het ontbreken van een schutting, het meeste contact tussen buren plaatsvindt. De geleidelijke overgangzones creëren gewenste afstand en nabijheid. De voortuin creëert rust, ruimte en privacy. Tegelijkertijd kan men er even blijven staan om een praatje te maken. Op Balearen speelt ogenschijnlijk het conflict tussen de verkeersfunctie en de verblijfsfunctie. Uit de interviews blijkt er van een conflict geen sprake te zijn. De bewoners willen de parkeerplaatsen graag behouden. De inrichting werd door hen wel als armzalig geschouwd. Zij hebben een gezamenlijk voorstel gedaan voor herinrichting, dat eind 2010 door de gemeente is uitgevoerd. Bij de herinrichting is gesproken over het plaatsen van bankjes, maar om hangjongeren tegen te gaan, is besloten deze niet te plaatsen. De respondenten wensen dat het onderhoud van het woonerf de verantwoordelijkheid blijft van de gemeente.
Binnenhoven Tongas Het zuidelijk deel van Lunetten, rond Filippijnen is kaler en steniger en aan de openbare ruimte en de woningen zijn de bezuinigingen uit de jaren tachtig af te lezen. De architectuur van de woningen met bergingen op de achtertuinen komen wat schraler over. De hoogbouw valt hier meer op dan bij de andere hoven. Aan weerszijden van Tongas liggen twee binnenterreinen met een mix tussen koop- en sociale huurwoningen. Er wonen nog relatief veel pioniers in Tongas en weinig gezinnen met jonge kinderen. De sociale dynamiek loopt wat achter bij de oudere delen van Lunetten, waaronder Balearen en Dolomieten.
50
Studie Woonerven Lunetten
Eén van de nieuwe bewoners koos bewust voor een woning aan een binnenterrein zodat de kinderen zonder veel toezicht in de binnenterreinen kunnen spelen. Door ook zelf regelmatig op het binnenterrein te verblijven hebben ze ook buren leren kennen. Opvallend is dat nieuwe bewoners het plan hadden om een buurtbarbecue te organiseren (waarbij de kwestie speelde of de appartementsbewoners wel uitgenodigd moesten worden) terwijl de eerste generatie bewoners nooit gezamenlijke activiteiten hebben ondernomen op de binnenterreinen. De bewoners uit de flats gebruiken het binnenterrein nauwelijks. Zo vertelt een studente uit een HAT-woning dat ze geen gebruik maakt van het binnenterrein. In de zomer gaat ze naar het park. De hoven vertonen op het eerste gezicht minder sporen van gebruik dan de hoven aan Dolomieten. Eén van hoven heeft een schrale inrichting. Er staan bankjes op de binnenterreinen, maar hangjongeren worden er zelden gesignaleerd. Bewoners zijn minder te spreken over de bergingen en schuttingen die zorgen voor een gesloten gevoel. Daardoor is er minder contact tussen buren. ‚Je hoort ze wel, maar ziet ze niet‛. Een aantal mensen heeft hoge schuttingen geplaatst, vanwege inbraakgolven. De respondenten vinden dat er te weinig onderhoud wordt gepleegd aan het groen. Ze spreken de wens uit voor een betere beplanting. Vroeger stonden er nog rozen, die door bewoners zelf gesnoeid werden. De huidige bewoners hebben echter niet de behoefte het beheer in eigen handen te nemen. Er bestaat geen behoefte om het hof af te sluiten.
4.4 Tot slot Sociale en ruimtelijke factoren zijn bepalend of iemand zich thuis voelt. Mensen voelen zich thuis omdat ze zich verbonden voelen met een plek. Maar ze voelen zich ook thuis omdat ze de buren vertrouwen of men zich in hen herkent qua leefstijl of huishoudensvorm. Er is een toenemende behoefte om te wonen met gelijkgestemden: ‚Veel mensen zijn niet zozeer op zoek naar een hechte sociale gemeenschap als wel naar een buurt waarin ze zich vertrouwd voelen‛ (VROM-Raad, p.45). Gelijkgestemden kunnen worden gedefinieerd als mensen met eenzelfde activiteiten en waardenpatroon. Een soortgelijke leefstijl kan een belangrijke rol spelen bij een identificatie met en een vertrouwen in de buurt. Anderzijds kunnen gelijkgerichte normen ten aanzien van het gebruik van het erf een zekere diversiteit van bewoners op blokniveau mogelijk maken. In Lunetten bepalen sociale en ruimtelijke factoren - soms ook in wisselwerking - het gevoel van thuis zijn. De oorspronkelijke intenties van het plan die gericht waren op ontmoeting, ontplooiing en herbergzaamheid – zijn deels van ruimtelijke factoren afhankelijk, maar voor een belangrijk deel ook van sociale factoren zoals een zekere mate van homogeniteit van de bewoners op blokniveau. De conclusie van dit onderzoek naar concrete locaties is dat de collectieve ruimte en de geleidelijke overgangen tussen privé en collectief nog steeds betekenis kunnen hebben als een schakel tussen de behoefte aan privacy en afstand. De margezone voor en achter het huis schept afstand en de collectieve binnenterreinen kunnen ontmoetingen stimuleren, mits bewoners daar ook voor openstaan. De ruimtelijke opzet maakt een vrijblijvende collectiviteit voor en achter het huis mogelijk. Je kunt vrijblijvend met elkaar een praatje maken, maar elkaar ook op een afstand houden. De meeste contacten vinden ook plaats tussen gelijkgezinden qua huishouden of leefstijl. Tussen de bewoners van appartementen en eengezinswoningen is veel minder contact. Visueel blijkt de opzet van de blokken gewaardeerd te worden. 51
Men blijkt het prettig te vinden dat niet alle ruimte tussen de huizen is opgeofferd aan privétuinen. De binnenterreinen scheppen ruimte tussen de woningen. Bewoners waarderen nog altijd zowel de maat als de flexibiliteit in gebruik van deze collectieve ruimten. Op de meeste locaties die wij hebben onderzocht wordt de collectieve ruimte van de binnenterreinen opnieuw toegeëigend door gezinnen met kinderen. De collectieve terreinen worden af en toe gebruikt als speelplek, om er te zitten aan een picknicktafel, om er te voetballen of te volleyballen, een konijn in een hok te laten grazen of om er eens een keer een tent op te zetten. De ruimte is flexibel te gebruiken. Ook als het weinig wordt gebruikt waarderen bewoners de mogelijkheid om het te gebruiken, als uitloopgebied van het privédomein. Wat dat betreft vormt de opzet van Lunetten nog altijd een kwaliteit waarmee de wijk zich onderscheidt van Vinex-locaties waar een veel scherper contrast is gerealiseerd tussen de openbaarheid van de straat en het privédomein van de woning. Het hoeft geen teken van verval te zijn als sommige collectieve ruimten tijdelijk weinig worden gebruikt. Een nieuwe generatie bewoners kan het later weer gaan gebruiken. De nieuwe bewoners hebben vaak bewust gekozen voor de opzet van Lunetten. Deze bewoners zijn op verschillende plekken zelf met initiatieven gekomen om de soms wat schrale ruimten opnieuw in te richten. Aan de sfeer en het aanzien van de binnenterreinen is ook te zien dat bewoners zich betrokken voelen bij het beheer. Ook op andere plekken zou de groene collectieve ruimte verder versterkt kunnen worden zodat het profiel van Lunetten als stedelijke gezinswijk nog beter wordt. Bewoners kiezen niet voor het toekomstscenario van de stadswijk als dat betekent dat collectieve binnenterreinen worden afgesloten. De herinterpretatie van Lunetten als Utrechtse buitenwijk ligt juist in de hybride kwalificatie van dorp in de stad. Een zekere mate van toe-eigening van de binnenterreinen door een groep bewoners betekent dat er een parochiaal domein ontstaat waardoor sommige andere bewoners zich uitgesloten kunnen voelen. In dat geval is het niet zo dat de collectieve ruimte als verbindende ruimte gaat werken voor alle bewoners uit zowel gezinswoningen als appartementen. Toch kan enige parochialisering wel worden gestimuleerd zodat de betrokkenheid versterkt kan worden en er een gevoel ontstaat van eigenaarschap van de collectieve ruimte. Dat geldt ook voor de toeeigening van delen van de openbare ruimte die niet behoren tot de groene hoofdstructuur. In plaats van het te ontmoedigen op graduele overgangen tussen openbaar en privégebied, zou het juist kunnen worden aangemoedigd, zoals ook de intentie was van de ontwerpers (zie ook Van der Werf, 2007). Wat we kunnen leren van de binnenterreinen die goed functioneren is dat de plekken die minder intensief worden gebruikt toch potentie kunnen hebben. De toe-eigening is te stimuleren via kleine ruimtelijke ingrepen en goed onderhoud. Dat matige onderhoud is volgens bewoners al eerder een zorgenkindje geweest (Brinkman, 2004). Veel bewoners die wij hebben gesproken - vooral de nieuwkomers onder hen - geven aan incidenteel best de handen uit de mouwen te willen steken, alhoewel het onderhoud in eerste instantie wel als de verantwoordelijkheid van de gemeente wordt gezien. Een actualisatie van de binnenterreinen zou betekenen dat het beheer meer over gelaten kan worden aan de bewoners. Dat levert echter twee dilemma’s op. Ten eerste is het de vraag hoe het beheer meer kan worden overgelaten aan een groep actieve bewoners zonder dat andere bewoners zich buitengesloten gaan voelen. Ten tweede is er het dilemma dat de bewoners die gericht zijn op de collectieve ruimte weinig zin in beheer hebben als het een verplichting wordt, vanwege het gebrek aan tijd maar ook omdat men er geen vertrouwen in heeft dat alle bewoners zich zullen inzetten.
52
Studie Woonerven Lunetten
53
Beeldkatern 4: Gebruik
Sociale ruimte; contacten tussen enkele bewoners op de Balearen
Beleving van de ruimtelijke opzet, van privé naar openbaar domein (bewoner Balearen)
54
Studie Woonerven Lunetten
Sociale ruimte; contacten tussen enkele bewoners rond het noordelijk hof aan de Dolomieten
Sociale ruimte; contacten tussen enkele bewoners rond het zuidelijk hof aan de Dolomieten
55
Tongas en omgeving (workshop 2)
Eén van de hoven aan de Tongas
56
Studie Woonerven Lunetten
Vastgesteld gebruik in het hof door plaatsing speeltoestellen en toe-eigening middels picknickbanken (Dolomieten)
Terloops gebruik van het hof (Dolomieten)
57
Toe-eigening van het woonerf met meubilair (Balearen)
Ongewenst gebruik door passanten (Dolomieten)
58
Studie Woonerven Lunetten
Buurtfeest Balearen
Alledaags gebruik van het hof aan de Dolomieten
59
60
Studie Woonerven Lunetten
5.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
De focus in dit onderzoek naar het gebruik en de betekenis van de collectieve buitenruimte in Lunetten lag op de relatie tussen het private en collectieve domein, een perspectief waar bewoners zelf dagelijks mee te maken hebben. Deze omkering van het perspectief leidt ertoe dat we een stuk minder somber gestemd zijn dan andere onderzoekers die vanuit het perspectief van de hoofdstructuur of op basis van statistische data de bloemkoolwijken hebben onderzocht. De bloemkoolwijk die in het onderzoek van de Atlas van Gemeenten per definitie een problematische status heeft, blijkt in ons onderzoek ook over (verborgen) kwaliteiten te beschikken. De overgangszones (zoals voortuin, berging, erfgrens) en collectieve ruimten zoals de binnenterreinen die vaak als kwetsbare of problematische plekken zijn aangewezen, blijken door veel bewoners ook te worden gewaardeerd. We willen daarmee niet zeggen dat het overal goed gaat, wel dat het niet overal slecht gaat. Dat laatste geldt zeker voor de plekken in Lunetten die wij hebben onderzocht. We hebben zowel de succesfactoren als de knelpunten van een aantal collectieve buitenruimten onderzocht. Voorgaande onderzoeken naar bloemkoolwijken signaleerden vooral een verloedering, ook in Lunetten. Maar wat is eigenlijk precies het probleem in de Utrechtse wijk Lunetten? Bij de aanvang van dit onderzoek was onze veronderstelling dat de opgave in de overgangszones en in de inrichting van de binnenterreinen zou liggen, maar dat blijkt allemaal wel mee te vallen. Er zitten enkele weeffoutjes in de oorspronkelijke opzet (zoals parkeren op de binnenterreinen; waar al vraagtekens bij geplaatst zijn ten tijde van de uitvoering), soms is het in de uitvoering minder geslaagd (appartementen zonder relatie met de binnentuin, parkeergarages die grenzen aan de binnentuinen) of het is bij de aanleg van een nieuwe speelplaats niet helemaal goed gegaan. Maar over het algemeen valt het allemaal mee en is ook de samenwerking met de gemeente goed, zoals werd benadrukt door bewoners tijdens het debat op 24 januari 2011. Initiatieven van bewoners worden ook gehonoreerd (zie herinrichting Balearen). Ligt het probleem dan in details zoals een hek op het doorgaande fietspad langs het Inundatiekanaal achter de Balearen? Zo’n hek krijgt een verderreikende betekenis als het illustratief is voor een groter probleem. Maar wat is dat dan? Brommers blijken nu een sluiproute via achterpaadjes te nemen en zorgen voor overlast voor bewoners. Dat hek is in het verleden geplaatst op initiatief van de groene werkgroep Lunetten. Hier spelen dus verschillende belangen op verschillende schaalniveaus van bewoners. Hetzelfde geldt voor een hek rondom het binnenterrein van Opsterland, dat is geplaatst voor een kinderdagverblijf dat inmiddels alweer weg is. Het hek is niet meer nodig en volgens een van de bewoonsters – die dit voorbeeld naar voren bracht tijdens het debat op 24 januari - kan het ook weggehaald worden. De hekken in beide voorbeelden gaan over geslotenheid versus openheid, over regulering van gebruik en over de verschillende belangen bij de inrichting, het beheer en het gebruik van de openbare ruimte. Ze vormen een nieuwe laag over de wijk, zij het niet in een gunstige zin. Conflicten tussen vormen van gebruik moeten gereguleerd worden, maar hoe doe je dat? Het gaat in feite over de relatie tussen de collectieve vorm van de woonerfwijk en de inrichting ervan. Hoe leg je - gezien de veranderingen die zich afspelen in de wijk - er een nieuwe laag overheen, hoe subtiel kan en moet je dat doen? Of moet je juist terug naar de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten? Bij het beantwoorden van die essentiële vraag levert het kennen van verschillende belangen een belangrijke bijdrage.
61
Op het vlak van beheer gebeurt er al veel in samenwerking met de gemeente. Wat dat betreft is Lunetten een interessant voorbeeld voor andere wijken in Nederland. De collectieve ruimte - zowel sommige binnenterreinen (bijvoorbeeld Tongas) als delen van de hoofdgroenstructuur - is hier en daar misschien wat schraal. Ondanks de zorg van bewoners lijkt de actieve inzet bij het collectieve ecologische groenbeheer vooral zaak van een beperkt aantal actieve bewoners. Die groep wordt ook kleiner. De focus ligt bij hen ook op de groene hoofdstructuur en niet op de binnenterreinen. Daarnaast hebben veel beheeractiviteiten (zoals de halfjaarlijkse schoonmaakactie Lunetjes) een incidenteel karakter. Het probleem van het structurele beheer van de binnenterreinen is dus van een andere orde. Er liggen ook problemen op het vlak van het gebruik. Soms is dat zo, bijvoorbeeld bij hangjongeren, hondenbezitters of conflicterende belangen op het binnenterrein. We vernamen van bewoners ook dat er sprake is van een toenemende parkeerdruk door de verkoop van woningen aan jonge huishoudens met een of twee auto’s. Die parkeerdruk speelt ook in andere woonerven in Nederland. Daar is de ruimte van de woonerfwijk niet op berekend. En de groene hoofdstructuur van de wijk veroorzaakt ook een gevoel van onveiligheid, een feit dat door een aantal onderzoeken al eerder is benadrukt. Dat gevoel van onveiligheid wordt verder versterkt door relatief veel woninginbraken en recentelijk een aantal berovingen op straat. De bewoners die wij spraken zijn niettemin vrijwel allemaal tevreden over het wonen in Lunetten. Maar wat bepaalt nu precies het succes van Lunetten? Je kunt zeggen dat het aan de krappe Utrechtse woningmarkt ligt dat Lunetten nog steeds goed functioneert. Er zijn immers weinig betaalbare eengezinswoningen in deze stad. Maar dat is een wat eenzijdige planologische verklaring voor het succes en de mate van gemeenschapszin. Er is daarom meer aan de hand. Het heeft ook te maken met de bewoners en de specifieke opzet van de wijk. Naar aanleiding van ons sociaal-ruimtelijke onderzoek, de workshops en het debat op 24 januari 2011 formuleren wij hieronder twaalf conclusies en aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn op twee niveaus geformuleerd. Ten eerste zijn ze relevant voor het algemene debat over woonerven in Nederland. Wat is er te leren van Lunetten? Hoe ziet dat tweede leven er voor de woonerfwijk eruit? Want met de komst van nieuwe bewoners in Lunetten blijkt het woonerf opnieuw een collectieve betekenis te hebben. Wat dat betreft is Lunetten een interessante casus die ook elders in Nederland als voorbeeld kan dienen. Op deze wijze kunnen we de succesfactoren van de door ons onderzochte projecten in Lunetten belichten en kijken of er iets van valt te leren voor andere plekken. Ten tweede zullen we aanbevelingen formuleren voor het debat over Lunetten vanuit het perspectief van de alledaagse belevenissen van bewoners.
5.1 Het algemene debat (‘Learning from Lunetten’) Sociaal-ruimtelijk onderzoek Bij wijken die zijn gebouwd in de jaren zeventig en tachtig is het nodig om ruimtelijk en sociologisch heel precies te kijken om erachter te komen wat er eigenlijk aan de hand is.
62
Studie Woonerven Lunetten
Een sociaal-ruimtelijk onderzoek kan generieke en vooringenomen oordelen voorkomen zoals die nu nog vaak te beluisteren zijn in het debat over de woonerven en in sommige onderzoeken naar woonerfwijken. Ook Lunetten blijkt een specifiek geval, zowel qua ontwerp en bevolkingssamenstelling. De combinatie ‘stenen + mensen’ is ook in Lunetten cruciaal. Het is daarom belangrijk om aan te sluiten bij de specifieke ruimtelijke opzet van een wijk, bij de verhalen van verschillende groepen bewoners, aandacht te hebben voor het alledaagse leven en hoe bewoners met z’n allen betekenis geven aan plekken in de omgeving.
Afstand en nabijheid Ruimtelijk wordt het succes van Lunetten bepaald door het evenwicht tussen afstand en nabijheid (waardoor er een evenwicht is tussen privacy en collectiviteit), door de maat van de collectieve ruimten en door de marges voor en achter het huis. Dit is ook het verschil met Vinex-wijken waar de overgang tussen privé en openbaar veel harder is. Sinds de jaren tachtig is het gangbaar om te beweren dat die harde overgangen de beste oplossingen vormen voor het ontwerp van een wijk en met die ogen kijken veel professionals tegenwoordig ook naar de wijken uit de jaren zeventig. Lunetten bewijst dat jarenzeventigwijken over hun eigen kwaliteiten beschikken. Veel contacten blijken zich af te spelen in het eigen woonblok en de kleinschalige collectieve binnenterreinen hebben voor die contacten een belangrijke faciliterende betekenis. Het ruimtelijk ontwerp is echter maar één kant van het verhaal: veel is afhankelijk van de specifieke samenstelling van de bewoners en de wooncultuur. Kijk daarom vooral naar de kwaliteiten van de woonerfwijken als woonwijken waar gezocht is naar een evenwicht tussen privacy en collectiviteit. Vooral in het evenwicht of in het herstellen van het evenwicht zit een belangrijk deel van de kwaliteit van deze wijken.
Overmaat en snippergroen als ruimtelijke kwaliteit De waardering voor de collectieve ruimte wordt bepaald door de ruimtelijke kwaliteit (visueel geeft het een gevoel van ruimte), de mogelijkheid om het toe te eigenen en het gebruik. Bewoners kunnen het ook opnieuw inrichten, zoals blijkt uit ons onderzoek in Balearen en Dolomieten. De kleine schaal van deze ruimten maakt het mogelijk om het individueel en collectief toe te eigenen en er een eigen betekenis aan te geven. De collectieve ruimten geven extra maat (‘een ruimtelijke overmaat’) en kwaliteit aan de directe woonomgeving. Vanwege de kleine schaal van het groen is dit echter vaak verguisd als ‘snippergroen’. Er hangt vooral bij professionals een negatieve connotatie aan. Maar juist dit kleine groen kan een gevoel van ruimte geven, schept afstand en biedt privacy. Bureau Middelkoop heeft deze plekken in haar onderzoek benoemd als kwetsbaar; deze plekken zijn volgens Studie Woonerven Lunetten juist de kwaliteiten van Lunetten die gekoesterd moeten worden en die conditionerend zijn voor de woonkwaliteit. Daarin zijn beide studies aanvullend. Beheersing en bewaking van de kwaliteit zou benoemd moeten worden. Minder of ongebruikte collectieve ruimten moeten niet meteen worden afgeschreven. Deze plekken kunnen in de toekomst weer gebruikt en gewaardeerd worden.
Homogeniteit in heterogene buurten Lunetten bewijst dat de ruimtelijke opzet en de ideeën over het gebruik die er aan ten grondslag lagen op een aantal plekken geslaagd zijn en dertig jaar later nog steeds kunnen werken. Een zekere mate van homogeniteit op blokniveau blijkt wel bevorderlijk voor collectieve activiteiten en een gemeenschappelijke betekenis van het binnenterrein.
63
Deze conclusie uit dit onderzoek komt overeen met de stelling die al sinds jaar en dag door sociaal-geografen en sociologen wordt beweerd, namelijk dat planners moeten streven naar homogene blokken (naar vooral leefstijl) in heterogene wijken. Daar hebben de ontwerpers van Lunetten zich niet helemaal aan gehouden. De heterogeniteit is hier namelijk vanaf het begin af aan gepland door een diversiteit aan verschillende woningtypen op blokniveau te mengen. De onderlinge verschillen sluiten niet uit dat er door de aanwezigheid van een kritische massa gelijkgestemden in vooral de eengezinswoningen toch vorm is en kan worden gegeven aan een nieuwe collectiviteit op de schaal van het blok. Op de door ons onderzochte plekken blijken vooral de sociale professionals met kleine kinderen veel contacten met elkaar te onderhouden. Toch hebben ze niet uitsluitend contact met elkaar. Er zijn ook contacten met andere huishoudens. Het idee van homogeniteit op blokniveau is in zekere zin ook een mythe. Er zijn namelijk altijd verschillen tussen de verschillende bewoners, in hun interesses, leefstijl, leeftijd, huishoudensvorm, inkomen en opleiding. Er zijn twee modellen om een nieuwe collectiviteit in woonerven te stimuleren. Het eerste model is een vorm van voorlichting of selectieve woningtoewijzing bij (sociale) huurwoningen waarbij gestreefd wordt naar een zekere homogeniteit qua leefstijl of huishoudensvorm per blok of woonerf. Immers, het stimuleren van een nieuwe collectiviteit (van sociale contacten, collectieve activiteiten, een gemeenschappelijke betekenis van het binnenterrein tot aan zelfbeheer) op blokniveau heeft vooral kans van slagen als er sprake is van gelijkgestemdheid tussen de bewoners. Corporaties zouden daarin een rol kunnen spelen door op kwetsbare plekken meer aandacht te besteden aan de woningtoewijzing. Op veel woonerven is echter al sprake van een relatief grote diversiteit aan verschillende huishoudens en bij koopwoningen is selectie op basis van leefstijlen niet mogelijk. Op basis van verschillen tussen erven en woningtypen zullen leefstijlen en huishoudens zichzelf uitsorteren. Een tweede model – waar in het debat over woonerven nog weinig aandacht aan is besteed - dient uit te gaan van situaties waarbij op blokniveau huishoudens die van elkaar verschillen toch vorm geven aan een nieuwe collectiviteit en die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in meer betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de collectieve ruimte. Er moet daarom meer kennis zijn van de mogelijkheden die een ruimtelijke, programmatische en beheermatige verbetering van de collectieve ruimte biedt voor meer betrokkenheid bij en identificatie met de directe woonomgeving voor een diversiteit aan huishoudens.
Zelfbeheer Is burgerparticipatie te versterken door bewoners meer aan zelfbeheer te laten doen en ze meer zeggenschap te geven? De schaal van het blok maakt het mogelijk om met elkaar en met corporaties en gemeente het over concrete zaken te hebben. Het lijkt erop dat de kans op succesvol zelfbeheer groter is bij gelijkgezinde bewonersgroepen (dan kan de overheid een meer terughoudende en faciliterende rol spelen). Bekende voorbeelden van succesvol zelfbeheer zijn Parkstad in Leusden en de Krekenbuurt in Zwolle. Zelfbeheer was hier onderdeel van het totaalplan voor ontwikkeling. Dit zijn beide buurten met uitsluitend koopwoningen. Van zelfbeheer is ook sprake in Eva Lanxmeer in Culemborg en de Kersentuinen in Utrecht (koop en huur). In deze twee buurten wonen vanaf het begin veel gelijkgestemden. De vraag is dus hoe zelfbeheer achteraf is te organiseren in bestaande woonerfwijken waar huur en koopwoningen en verschillende huishoudens en leefstijlen vaak gemengd zijn. Niet iedereen is even sterk betrokken bij de collectieve ruimte, laat staan dat men zin heeft in structureel zelfbeheer. In Lunetten komt het zelfbeheer voort uit de ruimtelijke opzet en de specifieke bevolkingssamenstelling. Het zelfbeheer is hier niet geformaliseerd en het is de vraag of het op termijn wel overeind blijft (als betrokken bewoners ouder worden of verhuizen).
64
Studie Woonerven Lunetten
In bestaande woonerven een vorm van zelfbeheer introduceren, betekent dat de overheid een aantal zaken overlaat aan de bewoners zonder zich geheel terug te trekken, bewoners mobiliseert en de actieve bewoners ondersteunt. Dat betekent dat bewoners, overheid en corporaties (en andere kleinschalige organisaties en ondernemingen) gezamenlijk optrekken en zich inzetten voor de woonomgeving. Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd in Lunetten blijkt dat de meeste bewoners betrokken zijn bij hun directe woonomgeving, maar geen structureel zelfbeheer op zich willen nemen. Een meer incidentele vorm van zelfbeheer heeft op termijn meer kans van slagen. Voorwaarde is wel dat bewoners, overheid en corporaties gemeenschappelijk optrekken en zich gezamenlijk in blijven zetten voor de woonomgeving.
Beheer en onderhoud vraagt om maatwerk De wijken die zijn gebouwd in de jaren zeventig en tachtig met veel collectieve ruimte en subtiele overgangszones tussen het privédomein en de openbare ruimte vereisen van professionals een andere houding en aanpak. De collectieve opzet van deze wijken heeft kwaliteiten, maar is tegelijk ook kwetsbaar. Dat heeft ermee te maken dat de beleving van de wijk in het private, collectieve en openbare domein met elkaar samenhangt. Als een bewoner iets doet of nalaat te doen in het privédomein of op het grensvlak van privé en openbaar dan kan dat onmiddellijk consequenties hebben voor de directe omgeving en zullen de buren dat ook ervaren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het niet bijhouden van een voortuin, het plaatsen van hoge schuttingen tussen de tuin en een hoofdstructuur of het kappen van bomen in een achtertuin. Maar ook een schrale onderhoudsarme inrichting van een collectieve binnentuin met rondom bergingen en hoge schuttingen is direct van invloed op de beleving van de bewoners. De kwaliteit van het beheer en de kwaliteit van het groen spelen een zeer belangrijke rol spelen in deze wijken. Alle partijen dienen dit gezamenlijk na te streven. Er mag dan in veel van deze wijken geen urgentie zijn, er is wel constant noodzakelijk beheer nodig om de subtiele kwaliteiten te behouden, zichtbaar te maken en de uitstraling te versterken. De vraag is wat voor regels er waar moeten worden voorgeschreven en welke rol de verschillende partijen (corporaties, gemeente, bewoners) hebben. Er zijn geen rigide protocollen en normen nodig. Het vraagt van alle partijen vooral een vernieuwing van hun rol. Corporaties en gemeenten moeten het beheer per plek differentiëren waarbij de professionals rekening houden met verschillen tussen plekken en behoeften van bewoners. Dat vereist een precieze manier van kijken en werken. Het vereist oog voor cruciale details. Alleen met sensitief maatwerk van professionals is het vertrouwen in de overheid te versterken en betrokkenheid en burgerschap van bewoners te intensiveren.
5.2 Het debat over Lunetten Wat is er naar aanleiding van ‘alledaagse irritaties van bewoners’ te verbeteren in de wijk?
Herinrichting van de collectieve buitenruimten Een duidelijke aanbeveling is om de hoven niet af te sluiten. De ruimte moet zo open mogelijk gehouden worden. De grenzen tussen privé-collectief-openbaar lijken op de meeste plaatsen al goed te zijn. Toch zijn er op bepaalde plekken wel kleine verbeteringen mogelijk. De vraag is in welke mate herinrichting mogelijk of vereist is? Op een aantal cruciale plekken zaken aanpakken? Of moet je juist in de collectieve ruimte zaken gaan repareren door er een nieuwe laag overheen te leggen.
65
De opgave is afhankelijk van de ruimtelijke opzet die per blok kan verschillen. Het vernieuwen van de collectieve betekenis van de ruimte kan op twee manieren: door kleine verbeteringen van de overgangszones of door herinrichting van de collectieve ruimte zelf. De hoven met vooral eengezinswoningen vormen geen probleem. Het is ook aan de bewoners zelf om voorstellen te doen voor herinrichting bij veranderend of conflicterend ruimtegebruik. Interessant van het herinrichtingsplan voor Balearen is dat de bewoners zelf de collectieve betekenis van deze ruimte opnieuw hebben geïnterpreteerd en vormgegeven. Anders ligt dat met de appartementencomplexen die niet altijd goed georiënteerd zijn op het hof, alhoewel ze wel profijt kunnen hebben van het zicht op het groene hof. Ook bij Tongas schort het aan de toegankelijkheid van het binnenterrein vanuit de appartementen, de overgangen van de hoogbouw naar de binnenterreinen laat te wensen over en de erfgrenzen zijn vaak onduidelijk. Bij de laagbouw kunnen op de binnenterreinen ter weerszijden van Tongas de erfafscheidingen opgeknapt worden; de hoge erfafscheidingen en de schuurtjes zorgen voor een gesloten gevoel. In het algemeen zijn de overgangen tussen de appartementencomplexen en de binnentuinen problematischer dan die tussen eengezinswoningen en de binnentuinen. Voor de corporaties ligt hier een opgave. De vernieuwing van de collectieve ruimte kan betrekking hebben op de overgangszones of op een herinrichting van de collectieve ruimte zelf en de ingrepen zijn afhankelijk van de ruimtelijke opzet die per blok verschilt. Maar sluit nergens de hoven af!
Beheer: privatiseren of collectiviseren? Privatiseren van de collectieve ruimte is geen optie in de gebieden die wij hebben onderzocht. De meeste bewoners willen ook geen structureel zelfbeheer. Men heeft wel belangstelling voor incidenteel beheer, vergelijkbaar met de schoonmaakactie Lunetjes. Dat kan ook een alternatief beheermodel zijn voor de binnenterreinen. De gemeente houdt de verantwoordelijkheid, maar besteedt taken uit aan een groep bewoners waardoor er misschien extra budget is voor mooie beplanting of speeltoestellen (de gemeente houdt immers geld over, maar het kan ook in het verlengde van het leefbaarheidsbudget). Het is mogelijk dat er in een van de binnenterreinen de bewoners nog een stap verder willen zetten en een deel van het reguliere beheer op zich willen nemen. Het is echter te idealistisch, zoals Frans van der Werf tijdens het debat op 24 januari voorstelde, om aan de bewoners volledig het beheer van de binnenterreinen over te laten. En zelfs waar bewoners al betrokken zijn, willen ze doorgaans niet de volledige verantwoordelijkheid voor het beheer van het groen. Nieuwe modellen voor incidenteel zelfbeheer kunnen daaraan bijdragen. De gemeente houdt dan de eindverantwoordelijkheid.
Rol van de gemeente Het overleg tussen bewoners en gemeente blijkt in Lunetten dikwijls al goed te verlopen. Een mooi voorbeeld is de herinrichting van Balearen op verzoek van bewoners. Toch gaan er nog wel dingen mis. Zoals bij de herinrichting van het binnenterrein in Dolomieten (te veel gras weggehaald ten behoeve van speeltoestellen, er is snipperruimte ontstaan dat nog maar beperkt kan worden toegeëigend) of als er een speeltoestel wordt weggehaald op verzoek van slechts één klagende bewoner terwijl de andere bewoners er geen last van hebben (Tongas). Het is aan te bevelen dat de gemeente een faciliterende rol aanneemt bij zelfbeheer, bewoners informeert over de consequenties van ingrepen (bijvoorbeeld bij nieuwe speeltoestellen) en ze begeleidt bij de herinrichting. De gemeente houdt de vinger aan de pols omdat actieve bewoners altijd weer kunnen verhuizen. Zo kan de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het geheel aan collectieve ruimten bestendigen.
66
Studie Woonerven Lunetten
Rol van de corporaties Corporaties blijken nogal afwachtend en hebben weinig visie op de collectieve ruimten. Vooral zij zouden een duidelijker positie moeten innemen ten aanzien van de woonomgeving. Zeker ook als ze woningen gaan verkopen. Medewerkers van corporaties zijn van mening dat nieuwe bewoners alleen maar belangstelling hebben voor de woning en niet voor de woonomgeving. Dat blijkt uit de gesprekken met bewoners niet zo te zijn. Corporaties mogen wel meer verantwoordelijkheid voor de woonomgeving op zich nemen. Zo vertelde een bewoonster van Walcheren tijdens het debat dat bij het mutatie-onderhoud van een woning alle bomen in de tuin worden gekapt. Dat getuigt van rigide protocollen bij een corporatie. Ook elders in de wijk kunnen privétuinen en erfafscheidingen van directe invloed zijn op de beleving van de collectieve ruimte. Een voorbeeld is de gebrekkige aansluiting van de appartementencomplexen op het hof (Tongas). In enkele beganegrondwoningen ontbreekt hier de toegang tot de aangrenzende achtertuin. Corporaties dienen meer oog te hebben voor opgaven rond de overgangszones met erfafscheidingen en de collectieve ruimten. Dat betekent voor de corporatie goed leren kijken, opgaven onderkennen en een rol definiëren die verder strekt dan alleen het eigen woningbezit en haar eigen huurders. En zich ook uitstrekt tot en met voortuinen, erfafscheidingen, belangen en interesses van direct omwonenden en de collectieve ruimte. Het is noodzakelijk de rolverdeling tussen corporaties en andere betrokken partijen aan te scherpen en te vernieuwen waarbij ook rekening gehouden wordt met verschillende woningbezitters.
Identiteit en kwaliteit van de hoofdstructuur Bewoners waarderen het wonen in Lunetten. Het benadrukken van de woonkwaliteit draagt bij aan een positieve uitstraling en reputatie van de wijk. Van groot belang voor de uitstraling en het imago van Lunetten (als een dorp in de stad) zijn de hoofdgroenstructuur, de overgangen naar de woonvlekken, de entree naar het winkelcentrum en de entree van de wijk. In de workshop Balearen is bijvoorbeeld de entree naar het erf benoemd, en met name die van de langzaamverkeersroutes, dus het aanhaken van de hoofdstructuur op die van het erf. Deze is onverzorgd en onduidelijk. Waar hoort zij bij: bij het erf of de hoofdstructuur? Het erf is aangepakt en heringericht op voorspraak van de bewoners, alleen is daarmee deze ruimte door de bewoners niet in het voorstel en door de gemeente niet in de aanpak betrokken. Als men van het station naar winkelcentrum loopt is het winkelcentrum onzichtbaar door de uitbouw van een kantoor/schoolgebouw. En ook de entree van de wijk kan wel een opknapbeurt gebruiken. Door de opzet en de staat van onderhoud is zij niet het visitekaartje voor de wijk. Er mag dan geen urgentie zijn, er is wel noodzakelijk onderhoud en opschoning nodig om kwaliteiten te behouden, zichtbaar te maken en de uitstraling te versterken.
Aanspreekpunten en vervolgonderzoek Het organiserend vermogen van Lunetten op hof-/erfniveau, maar ook op structuurniveau (beheer van de hoofdgroenstructuur) is iets dat van deze Utrechtse wijk valt te leren (de betrokkenheid in Lunetten verliep van inspraak naar invloed). Lunetten kan een sleutelpositie innemen in het debat over de woonerven in Nederland. Daarbij hebben we een aantal uitspraken gedaan over ‘hoe het werkt’ en wat werkend is te maken voor andere hoven/erven. We weten echter nog niet alles over de wijk, zoals over de hoogbouwcomplexen ten noorden van het centrum. Er ligt ook nog een opgave op het vlak van de communicatie. Want er zijn wel veel bewonersorganisaties, maar welke draagt de zorg voor de wijk als geheel en bundelt initiatieven?
67
Lunetten kent een kern actieve bewoners. Maar wie betrekt de vele nieuwe bewoners – die zeker niet allemaal over een hoog inkomen en een hoge opleiding beschikken (zoals in de hoogbouwcomplexen) - bij de verschillende initiatieven? Bewoners dienen zoveel mogelijk ruimte te krijgen voor betrokkenheid, maar de gemeente moet de samenhang en de kwaliteit van de grotere structuren wel blijven bewaken. De belangen van bewoners verschillen, zoals blijkt uit het hek dat op verzoek van de groenbeheergroep midden op het doorgaande fietspad langs het inundatiekanaal is geplaatst. Daardoor ontstaat er in de Balearen wel sluipverkeer van brommers en scooters. De veranderingen in de wijk zijn ruimtespecifiek en dat pleit voor zorgvuldigheid. Dit gaat verder dan een enkele actieve bewonersgroep, ook andere bewoners hebben daar belang bij. Dit maakt ingrijpen complex, maar vraagt ook om een precieze studie naar veranderingsmogelijkheden. Dit wordt onderschreven door de gemeente, maar zij moet wel weten wat er speelt en dat kan aanleiding zijn voor blijvende aandacht voor een wijk als Lunetten. Het is nodig om nader onderzoek te verrichten naar de hoogbouwcomplexen ten noorden van het centrumgebied. Ook deze complexen beïnvloeden zowel in hun ruimtelijk-architectonische opzet als sociaal (beheersmatige problemen) de identiteit en de reputatie van de wijk.
68
Studie Woonerven Lunetten
69
Beeldkatern 5: Opgaven
Heringericht erf met nieuw gedefinieerde speelruimte
Heringericht hof; veiligheidsvoorschriften voor nieuwe speeltoestellen nemen veel groene ruimte in beslag
70
Studie Woonerven Lunetten
Onderhoud openbaar groen vraagt om aandacht in relatie tot de erfgrens
Hek op het doorgaande fietspad zorgt voor sluipverkeer op het erf
71
BIBLIOGRAFIE
Literatuur Alexander, C., S. Ishikawa & M. Silverstein (1977), A Pattern Language. Towns. Buildings. Construction. New York: Oxford University Press. Architectenteam Lunetten (1975), Mikro-Stedebouw Lunetten; Thema afspraken. Mei 1975. Architectenteam Lunetten (1975), Inspraak-patronen. Juni 1975. Atlas voor Gemeenten (2008), Kanskaart voor Lunetten. De wijkproblematiek in kaart gebracht. Utrecht: Atlas voor gemeenten. Bosma, K. D. van Hoogstraten & M. Vos (2000), Housing for the Millions. John Habraken and the SAR (1960-2000). Rotterdam: NAi Publishers. Brinkman, M. (2004), Lunetten. Geschiedenis van een Utrechtse nieuwbouwwijk. Utrecht: Stichting De Plantage. Bureau Middelkoop (2009), Ruimtelijke analyse Lunetten Utrecht. In opdracht van Portaal Utrecht, Mitros Wonen Utrecht & Stichting Experimenten Volkshuisvesting. Mei 2009. Eyck, G. van (2010), De vier seizoenen van de Poptahof. Ontmoetingen in de publieke ruimte. Rotterdam: SEV. Gemeente Utrecht (1974), Bestemmingsplan Lunetten. Toelichting en voorschriften. Gemeente Utrecht, Wijkbureau Zuid (2003), Wijkvisie Zuid. Utrecht. Gemeente Utrecht (2005), Bestemmingsplan Lunetten. Dienst Stadsontwikkeling, gemeente Utrecht. Giessen, S., K. van der Flier & F. Wassenberg (2008), ‘Zijn woonerfwijken de nieuwe aandachtswijken?’, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 2008, nr. 3, pp. 19-26. Graaf, P. van der & J.W. Duyvendak (2009), ‘Thuisvoelen in stedelijke vernieuwing. Buurthechting in Nederlandse achterstandswijken’, in: Sociologie, pp. 261-276. Hardy, J. & H. Hertzberger (1959), ‘Drempel en ontmoeting’, in: Forum nr.8, pp.249-278. Inbo (2001), Lunetten leeft 2001-2026, april 2001.
72
Studie Woonerven Lunetten
Jutten, N. & W. Lofvers (2010), ‘Park Rozendaal versus Krekenbuurt. Maakbaarheid van collectiviteit’, in: Delft Architectural Studies on Housing (DASH), ‘Het woonerf leeft’. Rotterdam: NAi Uitgevers, pp.36-47. Leun, A. van der, N. Jutten & W. Lofvers (red.)(2009), Studie Woonerven. Focus op kwaliteiten. Lay-out 08. Platform voor recent ontwerpend onderzoek. Rotterdam: Stimuleringsfonds voor Architectuur. Lofland, L. (1998), The Public Realm. Exploring the City’s Quintessential Social Territory. New York: Aldine de Gruyter. Nio, I. (2010), ‘Tussen collectiviteit en privacy. De onvoltooide zoektocht naar het ideale woonerf’, in: Delft Architectural Studies on Housing (DASH), ‘Het woonerf leeft’. Rotterdam: NAi Uitgevers, pp.4-17. Portaal Utrecht (2008), Gebiedsvisie en activiteitenplan Lunetten. Portaal, januari 2008. Reijndorp, A. (2010), ‘ Professional in twee werelden’, in: A. Reijndorp & L. Reinders (red), De alledaagse en de geplande stad. Over identiteit, plek en thuis. Amsterdam: SUN Trancity, pp.171-189. Veldboer, L. & P. van der Graaf (2007), ‘Kansrijk wonen: omhoog met de middenklasse?’, in: L. Veldboer, J.W. Duyvendak & C. Bouw (red), De Mixfactor: integratie en segregatie in Nederland. Amsterdam: Boom. Ven, A. van der (2008), Wijkakkoord Lunetten. Wonen, Welzijn, Zorg. Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en Stadsontwikkeling/Greeven & Van der Ven Advies. Visser, A-J. (red.) (2008), De toekomst van de bloemkoolwijken. Rotterdam: SEV. VROM-raad (2009), Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele trends in het wonen. Advies 072. Den Haag. Werf, F. van der (1993), Open ontwerpen Rotterdam: Uitgeverij 010. Werf, J. van der (2007), ‘Westerkoog, 30 jaar na de aanleg. Onderzoek naar vormen van toe-eigening’, in: A.J. Bijsterveld e.a. (2007), Just Outside my Yard. Onderzoek naar de betekenis van informele ruimtes in de stad. Oktober 2007. Zwinkels, C. (1982), ‘Drager-inbouwproject Lunetten, een nieuwe loot aan de SAR-stam’, in: De Architect 13/82/9, pp.56-65.
Plannen Bestemmingsplan, vlekkenplan en toelichting, 1974 Toelichting en voorschriften, vlek 1-2, 1980 Toelichting en voorschriften, vlek 4 (incl centrumgebied), 1980 Toelichting en voorschriften, vlek 8, 1980
73
Toelichting en voorschriften, vlek 9 (vervallen), 1981 Toelichting en voorschriften, vlek 10 (2 pagina’s), 1982 aangevuld met info vlek 3, 5 (sportvoorzieningen), 6, 7, 11 / 12 (wo scholen) Bestemmingsplan, 1999 Bestemmingsplan Lunetten met toelichting en voorschriften, 2005
Kaarten dxf, gemeente Utrecht / Bureau Middelkoop topografische dienst, Emmen / kadaster; 1:50.000 Citoplan Utrecht, schaal 1:12.500, 2007 Google Gemeente Utrecht, ‘Overzicht gemeente eigendommen, zuid’, (schaal 1:5000), 2003 Gemeente Utrecht, ‘Bezit: buurt – 59, 60’ (schaal 1:1500), 2007
74
Studie Woonerven Lunetten
75
BIJLAGE NOG STEEDS EEN DORP IN DE STAD In Lunetten koop je geen huis, maar koop je buren Verslag van debatavond Studie Woonerven lunetten 24 januari 2011 Door: Martine Bakker Op 24 januari presenteerden stadssocioloog Ivan Nio en architect Willemijn Lofvers in theater De Musketon in Lunetten de resultaten van de Studie Woonerven Lunetten, dat werd uitgevoerd in opdracht van Architectuurcentrum Aorta. De studie is een vervolg op de landelijke Studie Woonerven uit 2009 en richt zich op de kwaliteit van de binnenhoven en woonerven van de wijk. De presentatie werd gevolgd door een debat met andere professionals, bewoners en vertegenwoordigers van de corporaties en gemeente. Wat blijkt? De problemen rond de hoven en openbare ruimte zijn bescheiden en de bewoners hoogopgeleid, mondig en blij met hun ‘dorp in de stad’. Het onderzoek dat Willemijn Lofvers en Ivan Nio samen met Nynke Jutten en Döske van der Wilk uitvoerden, concentreert zich op de samenhang tussen ruimtelijke en sociale aspecten. Bij collectieve buitenruimten, zoals de hoven en erven van een jarenzeventigwijk, zijn eigenaarschap, gebruik en beheer volgens hen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Indertijd is dat ook bewust zo opgezet, maar het is de vraag of dit veertig jaar na dato nog werkt. Mede met het oog op een golf nieuwe bewoners zou het volgens de onderzoekers goed zijn om het besef van de kwaliteiten van Lunetten te actualiseren. Dat geldt ook voor de andere jarenzeventigwijken die zij onderzochten. Hier zijn zeker problemen te verwachten, omdat het gemiddelde inkomen en opleidingsniveau van de bewoners er daalt, het verschil tussen arm en rijk stijgt, de sociale samenhang ontbreekt en bewoners vereenzamen. Als dit doorzet verwachten de onderzoekers dat er juist vanwege de collectieve buitenruimten problemen zullen ontstaan. Hun onderzoek concentreert zich daarom op het laagste ruimtelijke schaalniveau: dat van de bewoners en hun directe omgeving. In Lunetten brachten zij de Balearen, Dolomieten en Tongas in kaart. Daartoe voerden zij gesprekken met 25 huishoudens en met professionals in de wijk en waren er workshops met de bewoners. Het lijkt mede zo goed te gaan met Lunetten omdat het is gebouwd en nog altijd wordt ervaren als een dorp in de stad. Veel andere bloemkoolwijken liggen in dorpen, zoals Maarssenbroek, Leusden en Houten. Door de ligging in de stad is Lunetten blijvend in trek bij hoogopgeleiden. En al is het vrijwel nooit de eerste keuze om er een huis te kopen, naderhand groeit de waardering voor de wijk. Het is gezellig en de kinderen kunnen fijn buiten spelen. De openbare binnenterreinen worden vrolijk toegeëigend door er picknickbanken of een konijnenhok te plaatsen. Ook studenten en huurders wonen naar tevredenheid in Lunetten, al zijn de studenten meer gericht op het centrum van de stad en de nabijgelegen campus dan op de eigen wijk.
76
Studie Woonerven Lunetten
De ruimtelijke en sociale onderzoeksgegevens van Lofvers en Nio zijn verwerkt in kaarten en statistieken. Zo is er een kaart van de groene buitenruimte waarop de tuingrenzen zijn genegeerd. Deze kaart maakt duidelijk hoe deze ruimte wordt beleefd en gebruikt: het hof begint in feite al bij de achterdeur. Uit het onderzoek blijkt dat er wel grenzen zijn aan de gezelligheid. Sinds de jaren zeventig steeg de behoefte aan privacy. De huidige bewoners willen zich vanwege hun drukke bestaan ook kunnen afzonderen. Lofvers en Nio onderstrepen daarom het belang van een goede balans tussen afstand en nabijheid. Zij zetten alle buurtcontacten – van groeten tot koffie drinken en feesten – om in een soort vliegschema met lijnen. Uit die kaart blijkt dat de meeste contacten zich concentreren in het eigen woonblok en dat het binnenterrein in sociaal opzicht faciliterend werkt. Dergelijke kaarten maken overigens treffend duidelijk hoe waardevol de aanpak van Nio, Van der Wilk, Lofvers en Jutten is. Een ontwerpterm als ‘ontmoetingsruimte’ krijgt extra betekenis doordat te zien is wie elkaar wanneer ontmoet. Uit het onderzoek blijkt dat Lunetten wordt ervaren als een veilige wijk. Het afsluiten van binnenterreinen is bijvoorbeeld niet aan de orde. De kwaliteit van deze buitenruimte is in principe overal goed, maar soms wat schraal. Een door de gemeente geplaatst, standaard kinderspeelplaatsje blijkt een hof niet per se aantrekkelijker te maken. Een belangrijke conclusie van de avond is dan ook dat de kwaliteit van een groen hofje bijvoorbeeld zou kunnen verbeteren door een betere uitwisseling over wensen en voorwaarden tussen gemeente en bewoners. Martin van der Zwan (Planterra) vindt dat bewoners niet alle taken van de gemeente hoeven over te nemen. De gemeente heeft tenslotte de mankracht en middelen voor groenbeheer. Maar de bewoners moeten wel in actie komen als zij geen standaard buitenruimte willen. Wanneer gespreksleider Catja Edens aan de zaal vraagt of de bewoners dit zien zitten, klinkt in koor: ‘Dat doen we toch al!’ En gaat het dan overal goed? Een bewoner uit de Vogezen geeft aan dat zij enige jaren geleden samen met de gemeente hebben gewerkt aan verbetering van de inrichting van hun hof. Naast de gewilligheid van de gemeente benadrukt zij het belang van betrokken bewoners die bereid zijn zich actief in te zetten voor een dergelijk proces. In sommige delen van Lunetten is dat wel het geval en in andere delen nog niet. Bewoner Ewout Gussenhoven woont sinds 1988 in Lunetten en is sindsdien betrokken bij het beheer van het openbaar groen. Hij benadrukt dat er sinds de oprichting veel betrokkenheid is geweest bij het onderhoud van het groen vanuit verschillende bewonersgroepen, zoals het BOL en de Groengroep Lunetten. Met het vertrek van de eerste bewoners, rond 1992/93 is dit wel afgenomen, maar in Frans Lunetten, De Elzas en het Zwarte Woud bestaat er nog steeds grote betrokkenheid. Als ecoloog benadrukt hij het belang van het groen in de hoven, en roept daarom op geen groen te verruilen voor extra parkeerplaatsen, zoals dat nu hier en daar gebeurt. De ecologische hoofdstructuur die langs Lunetten loopt is zeer waardevol en het groen in de hoven belangrijk als verbindingszone voor vogels. Ook wijst hij erop dat de schaarhekken die ooit langs het inundatiekanaal zijn geplaatst, en die volgens sommige bewoners tot een toename van brommerverkeer door de binnenhoven hebben geleid, bedoelt zijn om het bromfietsverkeer langs de kwetsbare ecologische verbindingszone te weren. Als je dat verhaal erachter niet kent, dan is het misschien moeilijk te begrijpen waarom ze er staan, en kunnen ze gezien worden als een onnodig obstakel met enkel negatieve gevolgen. Het
77
illustreert dat er bij de inrichting van de openbare ruimte verschillende belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden. Bewoner Hein van Kruiswijk wijst erop dat gemeentelijk ingrijpen soms eerder leidt tot verloedering dan tot onderhoud. Hij illustreert dit aan de hand van de 200 percelen grond die zes jaar geleden door de gemeente zijn teruggevorderd van de bewoners die zich deze ruimtes hadden toegeëigend. Nadien is er geen onderhoud meer gepleegd aan deze percelen, waardoor het groen er verwaarloosd uitziet. Frank van der Zande (Hoofd Ontwerp Openbare Ruimte gemeente Utrecht) nuanceert dit beeld graag enigszins door te stellen dat de gemeente vermoedelijk heeft besloten dat de percelen een belangrijk onderdeel uitmaakten van de groenstructuur en dat het verwilderde karakter daarin wel degelijk een betekenis kan hebben. Met zekerheid kan hij dit niet stellen, omdat hij bij deze beslissing niet betrokken is geweest, maar het illustreert in zijn ogen wel precies de conflicterende belangen die er bij het inrichten van de openbare ruimte meespelen. Een bewoonster in de zaal benoemt de aanwezigheid van een hek op een van de binnenhoven dat daar geplaatst is vanwege een kinderdagverblijf. Toentertijd is er door bewoners ferm geprotesteerd tegen de plaatsing van het hek en inmiddels is het kinderdagverblijf allang verdwenen. Wederom blijkt een goede communicatie tussen gemeente en bewoners hier de oplossing om een situatie als deze te vermijden of op te lossen. Edens vat de koe bij de horens en spreekt Trees van Haarst (directeur Portaal), Harrie Bosch (wethouder Ruimtelijke Ordening) en Frank van der Zande (hoofd Ontwerp Openbare Ruimte gemeente Utrecht) aan op hun verantwoordelijkheid. De problemen lijken dermate praktisch dat zij prompt beloven er iets aan te doen. Dergelijke - door de bewoners ervaren - probleemgevallen zouden in de ogen Bosch door een goede communicatie makkelijk opgelost moeten kunnen worden. Van Haarst vindt dit overigens een zaak van de gemeente en denkt liever met bewoners na over de inrichting van verwaarloosde gemeenschappelijke tuinen. Ineke Hoeberichts (Mitros) verklaart dat Mitros graag bereid is bij te dragen aan het verbeteren van de woonomgeving, maar dat Lunetten geen prioriteit heeft voor Mitros om in te grijpen. De stad heeft namelijk andere wijken die grotere problemen kennen en Lunetten heeft volgens haar ‘hele zelfredzame bewoners’ die goed in staat blijken hun krachten te bundelen en de omgeving te verbeteren. Wanneer bewoner Juliëtte Bonheur vraagt of het nodig is om na elke bewonerswisseling de bomen in de tuin te kappen, zoals Mitros de laatste tijd doet, belooft Hoeberichts dit intern te bespreken. Edens concludeert dat wat voor de gemeente geldt, ook de corporaties aangaat: een goede communicatie met bewoners over fysieke ingrepen kan de tevredenheid over de woonomgeving ten goede komen. Aan het slot van de avond komt wethouder Harrie Bosch terug op ‘het dorp in de stad’, dat voor hem het ideale stadswonen belichaamt. Dat gold al voor Wijk C in de binnenstad en dat geldt gelukkig weer voor de buurtjes die de laatste jaren in Utrecht zijn gebouwd en ontworpen. De hoge opkomst en goede sfeer in De Musketon bewijst volgens hem nog een succesfactor van Lunetten, namelijk de bewonersparticipatie en inspraak bij de bouw. Ook dat pakt Utrecht graag weer op, zoals bij de herontwikkeling van het Veemarktterrein tot woonwijk. Door de toekomstige bewoners mee te laten denken is er nu al veel draagkracht voor dat plan, aldus Bosch.
78
Studie Woonerven Lunetten
Dat Lunetten wordt gezien als een geslaagd voorbeeld voor inspraak en dat de bewoners zo mondig zijn en zich weten te organiseren, doet Frans van der Werf zichtbaar plezier. Hij stond als architect aan de basis van Lunetten en stelt tevreden vast dat het ooit ging om de bewoners en nog altijd gaat om de bewoners. Van der Werf vindt dat de bewoners samen met de corporaties verantwoordelijk zijn voor het beheer van de hoven. De gemeente zou zich moeten concentreren op de doorgaande routes, en daarmee op de grotere schaal. Wanneer hij vervolgens geroerd opmerkt dat de avond ‘bevestigt wat wij indertijd verwachtten’ krijgt hij een heel warm applaus.
79
COLOFON
Uitgave
Architectuurcentrum Aorta en SEV
Auteurs
Ivan Nio, Nio Stedelijk Onderzoek Nynke Jutten, Jutten Architectuur Willemijn Lofvers, Bureau Lofvers
Met medewerking van
Anneke Treffers Anne Seghers, Architectuurcentrum Aorta Döske van der Wilk Eveline Paalvast, Architectuurcentrum Aorta
Eindredactie
Rianne Pruis, Architectuurcentrum Aorta
Studie Woonerven Lunetten is een initiatief van Architectuurcentrum Aorta en is tot stand gekomen met financiële bijdragen van Gemeente Utrecht, Mitros, Portaal, SEV en het Stimuleringsfonds voor Architectuur. Met speciale dank aan Stichting Bewonersoverleg Lunetten.
Rotterdam, juni 2011
80