Studentenbundel De Korbeel Leefgroep 2
Welkom Je startte zopas je stage in één van de leefgroepen. Wij willen je daarbij hartelijk welkom heten in de Korbeel. We werken reeds jaren samen met diverse scholen en we proberen via stage een optimale opleiding te bewerkstelligen. We zullen u dan ook zo goed mogelijk begeleiden en hopen op een leerrijke en aangename samenwerking. We vinden het belangrijk dat er een goede wisselwerking is tussen mentor en student. Door overleg, vraagstelling en feedback zal het voor iedereen duidelijk zijn waar je prima scoort en ook waar nog werkpunten zijn. Indien dit een eerste contact is met een psychiatrisch ziekenhuis, hopen we dat de stage voor jou een goed beeld geeft van de toekomstige job.
We wensen je dan ook een leerrijke stage toe !
1
Algemene informatie
Verantwoordelijke voor de stageaanvragen is Messely Jan (056/24 52 11,
[email protected]) Hij is de contactpersoon tussen de scholen en het ziekenhuis. Hij staat in voor de planning van de stageaanvragen. De jaarplanning voor het komende schooljaar wordt opgemaakt in juli. Individuele aanvragen worden in overleg met het respectievelijke diensthoofd behandeld en ingepast indien mogelijk. Bij aanvang van de stage dient u zich te melden aan de receptie om 9 uur, tenzij anders afgesproken. Indien u informatie wenst over een mogelijke vakantiejob tijdens uw stage, richt u dan naar de hoofdverpleegkundige. Die kan uw gegevens noteren en bij vacatures wordt u gecontacteerd.
In het ziekenhuis komen diverse disciplines hun opleiding verfijnen : Opleiding voor verpleegkunde Opleiding voor Logistieke hulp Opleiding voor ergotherapeut Opleiding voor maatschappelijk werker Opleiding voor psycholoog Opleiding grootkeuken Opleiding voor kleuter-/basis-/secundair onderwijs Opleiding voor Opvoeder en/of Verpleegkunde K-dienst
2
Bijkomend De badge wordt afgeleverd bij de aanvang van de stage via Jan Messely of Sven Vercruysse. U betaalt daarvoor een waarborg van 10 euro. Bij het beëindigen van de stage kunt u uw waarborg terugkrijgen via de administratie. Merk op dat de sleutel nooit wordt uitgeleend. Hij wordt ook onder geen enkele voorwaarde aan een patiënt gegeven. Alle deuren die gesloten waren dienen steeds opnieuw te worden gesloten. De deur van de verpleegbureaus of het toezichtlokaal wordt bij het verlaten steeds gesloten. De hoofdingang van de kliniek is gesloten van 20:30 tot 8:00. U kunt uw middagmaal in de cafetaria nuttigen. Bonnetjes voor het middagmaal zijn te verkrijgen via de administratie op het gelijkvloers en kosten 3.00 euro. U kunt natuurlijk ook uw eigen middagmaal meebrengen en in het cafetaria opeten. Drank is gratis te verkrijgen. De middagpauze gaat in om 12:00 of om 12:30. Overleg met de aanwezige verpleegkundige daaromtrent is aangewezen. U kan ook voor het avondmaal een bonnetje indienen. Dit kost 1.50 euro. Uw uurrooster wordt opgemaakt op de afdeling door uw mentor op de eerste stagedag. We proberen rekening te houden met persoonlijke wensen, maar de afdeling blijft primair. Bij meerdere studenten op de afdeling wordt gekozen om met verschillende uurroosters te werken (1 student in de voormiddag en 1 student in de namiddag).
3
Verwachtingen en afspraken in de Korbeel -
-
-
-
-
-
De stagebegeleiding gebeurt bij voorkeur door een teamlid die dezelfde opleiding als de student genoot, die aan dezelfde LG is verbonden en die voltijds werkt. Bij ziekte van stagebegeleider kan een vervangende stagebegeleider aangesteld worden. De stagebegeleider besteedt ongeveer 1 uur per week aan formele stagebespreking. De stagebegeleider is verantwoordelijk voor de contacten met school ifv evaluaties. De inhoud van besprekingen, verslagen, dagboeken en dergelijke behoren tot de vertrouwelijke sfeer van de stagebegeleiding. Zowel van de stagebegeleider als van de student kan hierbij de nodige loyaliteit tav individuele teamleden en de dienst verwacht worden. Alle documenten die naar school gestuurd dienen te worden (verslagen, dagboeken, gevalsstudies, opdrachten, eindwerken, proefschriften) moeten op voorhand voorgelegd worden aan de stagebegeleider. De stagebegeleider brengt rond de “kernmomenten” van de stage (vb evaluatiemomenten) verslag uit van de stand van zaken bij de betrokken teamleden. Studenten krijgen enkel toegang tot obasi van de leefgroep waar ze stage doen en dit als ze minstens voor 3 weken stage lopen. Anders hebben ze geen toegang tot obasi. De studenten kunnen geen teamvergaderingen en synthese mee volgen tenzij er een jongere besproken wordt die gevolgd wordt als deel van een stageopdracht. De student kan hiervoor de planning van de synthesevergadering raadplegen. De student kan in geen geval op eigen initiatief ouders ontvangen, dwangmaatregelen nemen en medicatie geven. Uitzonderingen ivm ontvangen van ouders worden met het respectievelijk diensthoofd besproken. De student ondertekent geen documenten en brieven. De student neemt geen vrijheidsbeperkende maatregelen. Ten ware dit binnen een specifieke opdracht kadert, staat de student nooit alleen met patiënten (noch individueel, noch in groep). De stagebegeleider maakt van elke tussentijdse- en eindevaluatie een verslag. Een kopie van elk verslag wordt bewaard door het respectievelijk diensthoofd. Frequentie en wijze van evaluaties worden door de stagebegeleider vooral met de student en de school afgesproken. Voor stages langer dan 4 weken dient ook steeds een tussentijdse evaluatie te worden voorzien. Elke stage dient afgesloten te worden met een eindevaluatie. De stagebegeleider informeert zich regelmatig en zeker voor een evaluatiemoment bij alle betrokken teamleden omtrent hun bevindingen. Grove nalatigheid, herhaalde fouten of manifeste ongeschiktheid kunnen tot uitsluiting leiden. Bij deze beslissing dient steeds de stagebegeleider, het respectievelijk diensthoofd en een verantwoordelijke van de school te worden betrokken. Daar waar een student een patiëntenverslag maakt, dient de naam vermeld te worden, evenwel steeds met de naam van de superviserende stagebegeleider. De dects worden in geen geval aan een student toevertrouwd. Een student neemt alleen contact met derden (schriftelijk of elektronisch) na uitdrukkelijke opdracht van een teamlid. Als student kun je indien nodig ook de telefoon opnemen. De student deelt bij het begin van de stage mee welke stageopdrachten er moeten gemaakt worden.
4
Gedragscode als leidraad voor alle gebruikers van het electronisch patiëntdossier (EPD) Grondbeginselen Het geautomatiseerd patiëntdossier is zo opgebouwd dat medewerkers aan relevante informatie kunnen via het netwerk. De patiënten moeten echter kunnen rekenen op discretie over de toevertrouwde informatie en discretie over hun aanwezigheid in het ziekenhuis Een aantal afspraken geven een correct en verantwoord gebruik van het EPD aan o
Enkel die informatie waar men nood aan heeft vanuit de hulpverlenerrelatie kan nagekeken worden. Van de hulpverleners wordt verwacht dat zij het beroepsgeheim eerbiedigen en enkel die informatie opvragen die zij nodig hebben om hun werk te kunnen doen. Dit betekent dat men geen toegang probeert te krijgen tot zaken waar men niet omwille van de hulpverlenerrelatie nood aan heeft.
o
Verantwoordelijkheid voor het eigen paswoord. Iedere gebruiker is verantwoordelijk voor zijn eigen paswoord. Paswoorden worden niet doorgegeven aan een andere gebruiker. Mocht dit door toeval of andere reden toch bekend gemaakt worden dan is de hulpverlener verplicht om van paswoord te veranderen.
o
Zorgzaamheid Iedere gebruiker dient zorgzaam met het geautomatiseerd patiëntdossier om te gaan. Dit betekent dat het EPD niet open blijft staan in diens afwezigheid om te voorkomen dat anderen onder zijn toegangsrechten gegevens kunnen opvragen.
o
Het is niet toegestaan informatie uit het EPD te printen , mailen of kopiëren, tenzij je hiervoor de toestemming kreeg van je stagebegeleider.
Duur van deze plichten Deze verplichting is naar tijdsduur onbeperkt. Ook na het einde van de stage of arbeidscontract blijven deze verplichtingen gelden.
Controle Steekproefsgewijze zal een controle gebeuren rond het openen van het dossier. Het ongepast openen van een dossier wordt als zware fout aanzien. Het niet naleven van voormelde gedragscode kan leiden tot onmiddellijke stopzetting van de stage en eventueel tot klacht wegens inbreuk op de wet van de privacy, afhankelijk van de graad van de grensoverschrijding.
5
Brandprocedure
Wat doe je als je een brand ontdekt? -
Brandglaasje breken Patiënt(en) in veiligheid brengen Eventueel een eerste bluspoging Verlaat het lokaal en sluit de deur Volg de instructies van de verpleegkundigen
Hoe belt u de brandweer? -
Tel 9100 van op ieder ziekenhuistoestel Tel 112 van op ieder ziekenhuistoestel of GSM U zegt: 1. Plaats van de brand (PZ H Familie) 2. Verdieping 3. Aard van de brand (rook of uitslaande brand, …) 4. Aantal slachtoffers 5. Uw naam
Evacuatieplaatsen? -
Voor de open afdelingen A-dienst: op de parking voor het therapielokaal van Boeg of vlonder, of in die therapielokalen Voor de Bolder: idem, maar eventueel ook op het binnenkoertje Voor de K-dienst: koertje van Korbeel A of serviceflats GGZ2
Blusmiddelen? -
Bekijk de blusmiddelen op de afdeling Haspel Blusapparaten
EHBO? Iedere verpleegpost is uiteraard uitgerust om de eerste zorgen te kunnen toedienen
6
Onze waarden 1
PROFESSIONALITEIT
Is met beroepsfierheid het werk deskundig, met kennis van zaken, met grote vaardigheid en op kwalitatieve wijze uitvoeren, volgens de wetenschappelijke standaarden die in het beroep gehanteerd worden. Wie professioneel handelt is vakbekwaam, is in staat tot zelfstandig handelen en hanteert protocollen en methodes die voor het beroep werden ontwikkeld. Heeft inzicht in wat hij/zij doet, beoordeelt elke situatie kritisch, begrijpt wat er moet gebeuren en komt met originele oplossingen voor problemen die zich voordoen i.v.m. de eigen functie. o o o o o
2
Kan zelfstandig werken Reageert adequaat in verschillende situaties Handelt volgens de gangbare kennis en normen van het beroep Respecteert beroepsgeheim Detecteert problemen en zoekt actief oplossingen binnen de grenzen van de eigen functie
RESPECT
Is een fundamentele ingesteldheid waarmee je in relatie tot andere personen (zowel collega’s als klanten) de intrinsieke waardigheid van de ander erkent. Respectvol omgaan betekent dat je mensen met onbevangen geest, zonder (voor)oordeel, tegemoet treedt en openheid opbrengt om het anders zijn van anderen te aanvaarden. Wie respectvol is gelooft dat verscheidenheid tussen mensen een rijkdom is, behandelt iedereen als gelijkwaardig, is verdraagzaam t.a.v. ideeën en meningen die verschillen van de eigen mening, heeft vertrouwen in de capaciteiten van anderen en toont daar waardering voor. Respect is ook het accepteren van de geldende regels en procedures in de organisatie en deze op een correcte wijze toepassen, zelfs als je er niet helemaal mee akkoord bent. o o o o o
Is hoffelijk en beleefd (bijv. niet betuttelen) Aanvaardt en benadert mensen zonder (voor) oordeel Draagt zorg voor materiaal en het werk van een ander Handelt overeenkomstig bestaande en gemaakte afspraken Erkent de eigenheid van de ander en handelt ernaar
7
3
ENGAGEMENT
Is inzet en betrokkenheid tonen voor het eigen werk en het geheel van de organisatie. Wie zich engageert hecht waarde aan de missie van de organisatie, de doelstellingen van het team en de eigen opdracht en zet zich toegewijd, gedreven en vastberaden in om de eigen taak naar best vermogen te vervullen. Engagement is de eigen capaciteiten ten volle willen benutten, is initiatief nemen om resultaten te halen, is 'werk zien' en ernaar handelen
o o o o o
4
Zet zich in om goede resultaten te behalen Straalt enthousiasme uit Neemt initiatief ten goede van de werking Ziet werk en handelt ernaar Spreekt zich positief uit over de organisatie
TEAMWERK
Is zich inzetten om met collega’s, zowel van het eigen team als daarbuiten, bij te dragen tot een gezamenlijk resultaat, waarbij het gezamenlijk doel boven het eigen belang wordt geplaatst. Teamwerk is anderen betrekken om mee te werken/mee te denken en zelf ook actief meedoen, is spontaan informatie met elkaar delen, is mekaar helpen wanneer dit het resultaat ten goede komt, is meewerken aan een goede sfeer in het team door open te communiceren, door feedback te geven en er zelf naar te vragen, is problemen in de samenwerking durven benoemen, maar steeds weer te kiezen voor dialoog, inspanningen doen om meningsverschillen met collega’s te harmoniseren en de eerste stap te zetten om zich verzoenen na een conflict.
o o o o o o
Is bereid de continuïteit in het team te helpen verzekeren Streeft een gezamenlijk doel na Hanteert open communicatie Geeft en staat open voor correcte en opbouwende feedback Deelt informatie en ervaringen met collega’s Ondersteunt collega’s
8
DOELGROEP Leefgroep 2 is een afdeling van de residentiële werking van de Korbeel gericht op jongens en meisjes van 6 tot ongeveer 12 jaar (lagere school leeftijd) met emotionele, relationele en gedragsmoeilijkheden en/of problemen op vlak van ontwikkeling. Exclusiecriteria voor opname zijn: ernstige fysieke beperking ernstige mentale retardatie het totaal ontbreken van een betrokken context of significante anderen. In overleg met alle betrokken partijen wordt gekozen voor dag-, nacht- of volledige opname.
THEORETISCH DENKKADER Doorheen het volledige opnametraject kiezen we voor een multidisciplinaire werking waarbinnen iedereen volgens de eigen expertise het kind en zijn context benadert. De aanmeldingsproblemen begrijpen we als ingebed binnen een dynamische wederzijdse beïnvloeding van zowel kind- als contextfactoren. Dit staat dan ook centraal in onze werking. Tijdens de diagnostische fase trachten we aan de hand van een grondige relationele en ontwikkelingsgerichte observatie (zowel klinische observatie als onderzoek) van het kind beter zicht te krijgen op de aanmeldingsproblemen. Daarnaast achten we de samenwerking met de ouders/context, naast eventuele externe hulpverleners, zeer belangrijk om een goed zicht te krijgen op de problematiek. Dit gebeurt o.a. door het uitvoeren van een grondig anamnestisch onderzoek waarin de ontwikkeling van het kind, de gezinsfactoren en de familiale geschiedenis een belangrijke plaats krijgen. Bij de diagnoseformulering vertrekken we vanuit een kwalitatieve omschrijving van het cognitief, affectief en relationeel functioneren van het kind en/in zijn gezin/context. Therapeutisch kiezen we voor een geïntegreerd model waarbij er zowel cognitief-gedragstherapeutische, psychodynamische als accenten uit het systeem- en contextueel denken gehanteerd worden. Daarnaast vormen principes uit de hechtingstheorie van Bowlby, mentalisatiebevorderende therapie en ontwikkelingspsychologie mbt tot de noodzakelijke leeftijdsadequate ontwikkelingstaken , de basis van onze werking. Deze trachten we toe te passen binnen een positief begrenzend leefgroepsklimaat.
METHODIEK Groepsgebeuren Binnen de zeer gestructureerde en begrenzende omgeving van de leefgroep krijgt ieder kind een individueel therapieplan dat opgebouwd is uit individuele en groepstherapieën, in combinatie met georganiseerde en vrije leefgroepsactiviteiten. De werking binnen de leefgroep is gebaseerd op de Axenroos van N. Cuvelier, een model om de interactie tussen mensen te typeren. Het biedt ons een kader om op een veilige manier (a.d.h.v. dierensymbolen) te praten over de wijze waarop we met elkaar omgaan. Zo kan er makkelijker stil gestaan worden bij het eigen gedrag en het effect hiervan op de andere. Het vormt de rode draad doorheen de activiteiten en therapieën tijdens de opname. Naast de Axenroos ontwikkelde leefgroep 2 een stappenplan, het Axenplan genaamd. Doorheen de opname kunnen kinderen evolueren in verschillende stappen die elk een kleur hebben. Iedere stap geeft meer vrijheden maar ook verantwoordelijkheden. Deze groepsgerichte, gestructureerde aanpak leert de kinderen stil te staan bij hun gedrag, hun verantwoordelijkheid hiervoor en de gevolgen ervan voor henzelf en hun omgeving.
9
Binnen de groepstherapieën wordt er a.d.h.v. verschillende methodieken, zoals ‘ervaringsgericht leren’ (EVL) en mentalisatie bevorderende therapie, getracht om de kinderen meer inzicht en voeling te laten krijgen met hun denk- en belevingswereld en die van anderen en hoe dit de interacties beïnvloedt. Hierbij staat het ervaren van en het reflecteren over centraal. Individuele benadering Naast de groepsgerichte aanpak kent ook de individuele begeleiding een zeer belangrijke plaats. Gezien de hechting een fundamentele rol speelt in de ontwikkeling van een kind en essentieel is voor een goede emotionele en sociale ontwikkeling trachten wij de relatieopbouw te stimuleren. Dit doen we zowel in de leefgroep als in de individuele therapieën. In de leefgroep krijgt het kind in de eerste week van opname een wegwijzer (= individuele begeleider) toegewezen, die het kind van dichterbij opvolgt en de aanspreekfiguur vormt voor het plannen en organiseren van persoonlijke zaken van het kind. In de individuele therapieën (psychotherapie en creatieve therapie) krijgt het kind de kans om zijn innerlijke belevingswereld te tonen, te begrijpen en te verwerken, dit alles binnen een veilig kader waarin de vertrouwensrelatie met de therapeut centraal staat. Context Een kind hangt onlosmakelijk vast aan zijn omgeving. Daarom is het essentieel om de ouders of het gezinsvervangend milieu zoveel als mogelijk te betrekken in de opname van de kinderen. Dit doen we door een zo ruim mogelijk bezoekaanbod aan te bieden, alsook door de ouders (twee)wekelijks uit te nodigen bij de sociale dienst. Daar wordt er gewerkt aan het bevorderen van een zo goed mogelijke affectieve afstemming tussen ouder-kind en het inzichtelijk werken rond de belevingswereld van het kind. Medicatie Indien nodig kan medicatie opgevolgd, opgestart of aangepast worden.
ZORGTRAJECT / OPNAMEVERLOOP Ouders en/of verwijzende instantie kunnen voor een aanmelding contact opnemen met de sociale dienst van leefgroep 2 waarna deze aanmelding besproken wordt op het opnameteam (arts, psychologe, maatschappelijk werkster en coördinator). Indien er geen tegenindicaties zijn komt het kind op de wachtlijst. Eens er een opnamemogelijkheid is binnen de leefgroep wordt een kennismakingsgesprek georganiseerd. Hierbij gaat het kind op gesprek bij de psychologe en leert het de leefgroep kennen. Ouders/verwijzers voeren een verkennend gesprek bij de sociale dienst. Tijdens deze gesprekken worden de wederzijdse verwachtingen afgetoetst. Indien iedereen ervan overtuigd is dat een residentiële opname in leefgroep 2 aangewezen is, worden de opname afspraken gemaakt. Tijdens de eerste 6 à 8 weken van de opname bevindt het kind zich in wat we de observatiefase noemen. Dit is de periode waarin we het kind in eerste instantie willen leren kennen zoals het is. Er wordt informatie uitgewisseld tijdens de wekelijkse synthese- en teamvergadering. Na de observatieperiode wordt de stafvergadering georganiseerd. Op deze multidisciplinaire vergadering worden de verschillende onderzoek- en observatieresultaten besproken. Hierna trachten we tot een diagnose of probleemomschrijving te komen waarbij het kind affectief, cognitief en relationeel omschreven wordt. Op basis hiervan stellen we een advies op tot doorverwijzing, verdere behandeling of ontslag. Na de stafvergadering worden de ouders/verwijzers uitgenodigd bij de kinderpsychiater, kinderpsychologe en sociale dienst voor de bespreking van dit advies. Indien na dit overlegmoment beslist wordt dat het kind verder opgenomen blijft, gaan we over tot de behandelfase. Tijdens deze fase wordt aan de hand van individuele behandeldoelen op korte-, middellange- en lange termijn getracht te werken aan de belangrijkste werkdomeinen samen met het kind en zijn contactpersoon. Op het einde van de opname trachten we zowel het kind als zijn context goed voor te bereiden op het ontslag of de doorverwijzing naar een andere setting. Waar aangewezen kan nazorg afgesproken worden. Gedurende een individueel te bepalen periode kan tijdens deze nazorg een kind nog therapie volgen bij de kinderpsychologe en/of de creatief therapeute.
10
Gestructureerde groepsaanpak Binnen leefgroep 2 werken we met een gestructureerde groepsaanpak (kortom stappenplan/Axenplan genoemd). Hierbij kunnen kinderen dagelijks vooruitgaan van stap (kleur of dag) bij positief gedrag en kunnen ze op deze manier extra vrijheden verdienen. Bij het stellen van negatief gedrag kan men ook stappen kwijt en de verworven vrijheden opnieuw kwijt geraken. Het stappenplan is volledig uitgeschreven en is in bijlage terug te vinden.
11
Kennismakingsfolder leefgroep 2 voor ouders
Welkom in leefgroep 2! Dit is de leefgroep voor jongens en meisjes van 7 tot 12 jaar. 1. Leefgroepwerking en groepsleiding De groepsleiding (Quinten, Sanne, Lindy, Lien, Greet, Lesley en Lore) zijn opvoedkundigen en psychiatrisch verpleegkundigen die de kinderen begeleiden tijdens hun verblijf in leefgroep 2. (De functieomschrijving van GL vind je terug in bijlage). Deze begeleiding bestaat enerzijds uit de aspecten van het dagelijks ‘samen’leven (de maaltijden, zelfzorg en hygiëne, het samenzijn, het samenspelen, het slapengaan, enz.). Anderzijds begeleiden zij specifieke activiteiten vanuit therapeutisch oogpunt (werkpuntjes, groepsgesprek, sociale vaardigheidstraining, axenroos-activiteit, … maar ook ontspanning, sport) en zorgen voor een therapeutisch leefgroepsklimaat. Het centrale thema waaruit men steeds vertrekt is de axenroos (meer info in bijgevoegde folder). Bij het begin van de opname wordt een groepsleider aangeduid, die het kind gedurende de opname specifiek opvolgt en zijn vragen en noden behartigt op vergaderingen (= wegwijzer) Ook ’s nachts is er continu begeleiding voorzien door 2 groepsleiders, nl. Koen en Filip. Kristof Demunck is het hoofd groepsleiding van LG1 en LG2. Hij begeleidt de groepsleiding in hun werk en zorgt voor de organisatorische coördinatie binnen de Korbeel.
Dagverloop Om 7u worden de kinderen gewekt door de groepsleiding, ze krijgen tijd om zich te wassen en aan te kleden. Om 7u30 ruimen de kinderen hun kamer op. Om 7u45 ontbijt en tanden poetsen. Om 8u10 is er ‘karrewiet’. Vanaf 8u30 wordt de voormiddag ingedeeld in 4 werkblokken van telkens 45 minuten. Deze werkblokken worden op het therapieschema van het kind ingevuld door klas, (groeps)ergo, (groeps)crea, psychotherapie, logopedie, leefgroepsactiviteiten of vrij spel. Om 11u45 maken we tijd voor het middagmaal, erna overlopen we de werkpuntjes. Vanaf 13u30 werken we – analoog met de voormiddag – opnieuw in 4 blokken, die een invulling krijgen per kind. ’s Namiddags zijn de activiteiten hoofdzakelijk groepsgericht. Om 17u eindigt het laatste werkblok. Tot het avondmaal (om 17u30) kijken de kinderen TV in de vakanties. Tijdens schooljaar is er dan raadsels of huiswerk. Na het avondmaal overlopen we de werkpuntjes. Om 18u15 gaan we naar de kamer (op maandag en dinsdag), op andere dagen blijven we in de leefgroep. De kinderen wassen zich, trekken hun pyjama aan en doen hun kamer op orde. Om 18u45 kijken de kinderen tv tot 20u20, daarna gaan we naar de kamer voor een rustig moment vóór het slapengaan. Om 20u30 komt de groepsleiding langs om het licht uit te doen. Kinderen 12
vanaf 12 jaar kunnen wat langer opblijven, tot 21u à 21u30. Indien de kinderen (+12 jaar) geen TV kijken, gaan ze om 20u30 naar bed. Tijdens de kamermomenten blijft de groepsleiding uiteraard aanwezig om het kind te ondersteunen waar nodig.
2. Psychotherapie Isabel is de psychologe. Wekelijks gaat het kind twee keer bij haar op therapie. Via spel of gesprek wordt de innerlijke belevingswereld van het kind geëxploreerd. Het kind krijgt de ruimte om in een veilige omgeving te ventileren. Affectieve en relationele thema’s komen aan bod. De bedoeling is op die manier de regulatiemechanismen van het kind (impulscontrole, frustratietolerantie, conflicthantering) te versterken en de relationele ontwikkeling te ondersteunen. 3. Ouderbegeleiding Vanessa, de maatschappelijk werkster, praat met de ouders over de problemen die zij ervaren in de relatie met hun kind en over de ontwikkeling van hun kind. Er wordt samen gezocht naar een oplossing van de moeilijkheden en een verbetering va de relatie tussen ouders en hun kind. Zij laat ook de stem van de ouders horen in de teamvergaderingen rond hun kind. Daarnaast is zij degene die de bezoek- en weekendregeling (in overleg met het team) met de ouders afspreekt en dit op donderdag telkens meedeelt aan de kinderen. 4. Kinder- en Jeugdpsychiater Dr. Van Lysebeth is de vaste leefgroeparts verbonden aan leefgroep 2. Zij ziet het kind voor een kinderpsychiatrisch onderzoek. Onder haar leiding wordt op de vergadering met het team een diagnose en het individueel behandelplan opgesteld en verder opgevolgd. 5. Therapieën In ergo-, creatieve (Jill) en bewegingstherapie, ervaringsgericht leren (Frank) staan het opdoen van nieuwe inzichten en verrijkende ervaringen centraal. Dit gebeurt door sport- en lichaamsoefeningen en het creatief werken met een ruim aanbod aan materiaal (voorbeeld: hout, verschillende soorten verf, klei, rubber, …). Je uitleven en je leren beheersen, uitdrukken wat er in je omgaat, een juister zicht krijgen op jezelf en je sociale vaardigheden verbeteren zijn enkele voorbeelden van doelen die kunnen vooropgesteld worden. Er wordt zowel individueel als in kleine groep gewerkt. 6. Klas Na overleg met het team krijgt het kind zo vlug mogelijk les (meestal vanaf de tweede opnameweek) in de klas bij juf Lut (lager onderwijs) of juf Julie (secundair onderwijs). Dit gebeurt individueel of in groep naargelang de problematiek en het leerniveau. De frequentie wordt bepaald door het aantal leerniveaus van de kinderen in de leefgroep. In de praktijk komt dit neer op gemiddeld 4 lesuren per week waarin rekenen, taal, wero en eventueel Frans gegeven wordt. Welke leerinhouden aan bod komen wordt bepaald door de specifieke noden
13
van het kind en door de thuisschool. De schoolcoördinator, Kaat, verzorgt de contacten met de thuisschool. 7. Bezoek- en weekendregeling Elke dinsdag-, woensdag- en donderdagavond is er mogelijkheid tot bezoek van 18h15 tot 19h30. Op woensdag kan bezoek eveneens van 14h00 tot 19h30 of van 14h00 tot 17h30. Het eerste weekend is er mogelijkheid tot bezoek. Vanaf het tweede weekend kan het kind wekelijks op weekend gaan . De weekendregeling vanaf het tweede weekend bestaat uit volgende mogelijkheid: zaterdag 14h00 tot maandagmorgen 8h15 (indien dit niet mogelijk is, is er de mogelijkheid om terug te komen op zondagavond om 19h00). Het bespreken van de bezoek- en weekendregeling gebeurt in de oudergesprekken.
8. Hebt u nog vragen? Mochten de ouders nog vragen, opmerkingen of klachten hebben, mogen zij niet aarzelen om deze te uiten. Uit hun ervaringen kunnen we immers veel leren. Met vragen kan men bij de dokter, de sociale dienst of het diensthoofd groepsleiding terecht. De kinderen en jongeren worden met hun bekommernissen opgevangen door de groepsleiding en de therapeuten. Indien men een klacht heeft waarbij de dokter, de sociale dienst of het diensthoofd groepsleiding niet kunnen helpen, kan men zich wenden tot de interne ombudspersoon voor de Korbeel, Virginie Meerseman. Via de receptie kan men een afspraak maken. Wanneer men niet echt het gevoel heeftt bij iemand van het ziekenhuis terecht te kunnen met een bedenking of klacht, dan kan men zich ook richten tot de externe klachtenbemiddelaar voor West- Vlaanderen, Dhr. Christophe Demeestere (0476/94.27.24;
[email protected]).
9. Schade aan kamers Wij vinden het belangrijk dat het kind kan beschikken over een mooie en goed onderhouden kamer. Om dit te kunnen waarborgen, zal men zowel bij opname als bij ontslag gevraagd worden om een checklist van de kamer van het kind te overlopen. Mocht er gedurende de loop van de behandeling moedwillige schade ontstaan, worden de ouders uitgenodigd om de schade vast te stellen en zal de factuur van de herstelling opgestuurd worden.
14
Activiteiten in leefgroep 2 Havikvergadering
maandag
Tijdens de weekopening wordt de komende week voorgesteld: - Geplande activiteiten - Uren van de groepsleiding - Menu + Keuzemenu opmaken - Zetel- en tafelplaatsen - TV-programma voor de +12-jarigen - Info van de week (info axenroos, uit de natuur, lied of gedicht) - Steenbokkaartjes overlopen en uithangen - Werkpuntjes overlopen - Er wordt gepolst hoe de kinderen hun weekend is verlopen. - Als laatst kiezen wat er gekookt wordt op vrijdag.
Bad en kamerorde
Maandagavond (week 2) of dinsdagavond (week 1) / donderdagochtend
Alle kinderen gaan om beurt in bad. Tijdens deze werkblokken wordt eveneens verwacht dat hun kamer volledig opgeruimd wordt. Hier wordt een box aangeboden met boeken, raadsels, kleurprenten, auto’s, lego, klex, kaplablokken, … zodat de kinderen zich zinvol kunnen bezighouden.
Axenroos
maandag / woensdag
De hoofdbedoeling is de kinderen kennis te laten maken met de dieren van de axenroos en hun eigenschappen. Dit op een speelse en vlotte manier. De uitwerking en verdieping gebeurt in mindere of meerdere mate, afhankelijk van de activiteit zelf. Om de 2 weken is op maandag een axenroosspel voorzien als activiteit
Even stilstaan
woensdag
Eén keer per maand wordt met de kinderen stilgestaan rond de dingen des levens: er wordt gewerkt rond Jezus-verhalen, belangrijke waarden, kerkelijke feestdagen.
Ontspanningsactiviteit
woensdag
Invulling van de ontspanningsactiviteit is per week verschillend: spel in de leefgroep, uitstap, quiz, zwemmen, sport, enz. Doelstellingen zijn afhankelijk van de inhoud van de activiteit. Doelstellingen zijn onder meer: zinvolle invulling van vrije tijd, succeservaringen, functioneren in groep.
AX de MAX
vrijdag
Axenroosactiviteit waarbij de kinderen in spelvorm reflecteren over bepaalde thema’s die gedurende afgelopen week aan bod kwamen / belangrijk waren.
15
Weekafsluiting
vrijdag
Inhoud: - Wasbeerkaartjes overlopen(*) - Werkpunten scoren + score noteren in leeuwenboekje - Leeuwenboekjes invullen per kind - Kinderen kiezen uit de schatkist - Stopkaartjes evalueren - Nieuwe werkpuntjes overlopen - Benodigdheden voor volgende week overlopen - Mededelingen van op team overlopen. (*) De kinderen lezen hun wasbeerkaartjes voor. Doelstellingen zijn onder meer: Benoemen van waardering voor elkaar aanmoedigen, succeservaringen laten beleven (zelfbeeld), hen laten stilstaan bij waardering die ze van groepsleiding kregen.
Koken
vrijdag
Iedere vrijdag mogen de kinderen helpen koken in de leefgroep met Jill (ergotherapeute). Doelstellingen zijn onder meer: het sociale aspect van het samen koken, interesse aanwakkeren, succes ervaren (“ik heb dit klaargemaakt”), kans krijgen om te kiezen wat klaargemaakt wordt.
Ervaringsgericht leren (EVL)
maandag
Gaat door om de 14 dagen, wordt afgewisseld met de ene week dit en de andere week bibliotheek. Dit is een uitstap met de kinderen, onze bewegingstherapeut Frank en groepsleiding. Dit is gebaseerd op teambuilding, samenwerken, probleemoplossend denken via doelgerichte activiteiten.
Sport
dinsdag/donderdag
Dit wordt gegeven door onze bewegingstherapeut Frank samen met de groepsleiding. De groepsleiding sport mee met de kinderen, Frank bereidt de activiteiten voor DVD (Denken – Voelen – Doen)
dinsdag
DVD is een therapiemoment die gegeven wordt door Jill (ergo) en Isabel (psycholoog). Via deze therapie leren de kinderen sociale vaardigheden. DVD neemt wekelijks 2 WB’n per groepje in beslag en men werkt wekelijks met dezelfde groepjes. Sommige kinderen kunnen dit nog niet aan en sluiten dan gewoon aan in de LG.
Bibliotheek
dinsdag
2 wekelijks gaan we met enkele kinderen naar de bib. Hier kiezen we DVD’s waar kinderen ’s avonds kunnen naar kijken.
16
De axenroos Woordontleding Met de term ‘ax’ wordt bedoelt: het vermogen om je op een bepaalde wijze relationeel te gedragen. M.a.w. hoe je reageert op anderen, hoe je omgaat met anderen. De axenroos is een manier om die gedragingen van mensen te ordenen, waarbij vooral de onderlinge relaties belangrijk zijn. Want sommige posities zijn complementair aan elkaar. Een pauw heeft een wasbeer nodig, een bever heeft een poes nodig. De axenroos bestaat uit 10 relatiewijzen die worden voorgesteld door 10 dieren. Dit wordt gedaan zodat kinderen beelden en woorden krijgen om hun gedrag te benoemen. Constructieve en destructieve vormen van axen In principe kan elke ax goed zijn. Er is echter een binnenkring en een buitenkring in de axenroos. De binnenkring zijn de axen in hun normale opbouwende vorm, ze maakt de relatie beter en eerlijker. Dit zorgt ervoor dat er goede en opbouwende relaties ontstaan. Dit is de goedgemutste vorm van de ax. Voorwaarde voor een constructieve ax is dat men gerespecteerd wordt door de anderen en dat zij openstaan voor interactie (Een pauw kan zich niet tonen als er geen poes is die dit waardeert). Wanneer dit niet gebeurd kan de ax in een destructieve vorm omslaan. De buitenkring geeft de axen weer in hun afbrekende of destructieve vorm weer. Dit maakt de interactie moeilijk en breekt de relatie af. De buitenkring kan zowel zijn dat men teveel van het gedrag stelt, maar het kan ook zijn dat er te weinig van het gedrag gezien wordt of helemaal niet. Dit noemt men slechtgemutst. Wanneer dit voorkomt is het nodig dat de begeleider stimuleert om het gedrag te stellen of het gedrag afremt. 6 hoofdrelatiewijzen en 3 zones In de axenroos worden 6 hoofdrelatiewijzen genoemd. 1) je kan iets aanbieden of geven aan de ander, dan neem je de positie van de pauw, de bever of de leeuw in. 2) Je kan iets aannemen of vragen, dan ben je een wasbeer, een poes of een kameel. 3) Je kan iets lossen, iets ondergaan, ergens geen vat op krijgen … dan ben je schildpad. 4) Wanneer je iets voor jezelf houdt, iets geheim houden … dan krijg je in de axenroos de uil positie. 5) Je kan iets weerstaan, tegenstand bieden, iets weigeren … dan ben je een steenbok 6) Als je een havik bent, dan vecht je dingen aan, kijk je kritisch op aangeboden info…
6 hoofdrelatiewijzen
17
Je kan ook 3 zones onderscheiden: 1) Samen – zone: daar zijn harmonische interacties, kinderen en volwassenen leven en werken samen. 2) Naast – zone: daar vind je uiteenlopende interacties terug, kinderen en volwassenen leven los en naast elkaar. 3) Tegen – zone: hier zijn conflictueuze interacties, dit zorgt voor verwijdering.
3 zones
Omgaan met de axenroos De axenroos helpt kinderen bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden. De kinderen leren zich de verschillende relatiewijzen eigen maken en leren zo met verschillende situaties omgaan. Wanneer je sociaal vaardig bent, dan kan je de verschillende axen opnemen afhankelijk van de situatie die zich voordoet. Je beweegt je dan over de hele axenroos. Je past je eigen gedrag aan, aan het gedrag dat je bij anderen ziet. Verschillende dieren
Goedgemutst
Slechtgemutst, te veel Zich tonen, zich laten Zich opdringen, alle zien, opkomen voor aandacht opeisen zichzelf, contact nemen, …
Slechtgemutst, te weinig Schuchter zijn, niet durven opkomen voor zichzelf
Opkijken naar, waarderen, bewonderen, …
Dwepen, vleien, ophemelen
Onbeleefd zijn, geen contact nemen, niet appreciëren
BEVER
Zorgen voor, hulp aanbieden, …
Overbeschermen, verwennen, zich opdringen
Geen hulp bieden, geen zorg dragen, …
POES
Genieten, hulp
Profiteren, uitbuiten,
Moeilijk iets kunnen
PAUW
WASBEER
18
vragen, …
altijd eigen voordeel zoeken, geen dankje meer zeggen
vragen, geen hulp durven vragen, niet kunnen genieten
LEEUW
Leiding geven, raad geven, uitleg geven, …
Betweterig, doordrammen, roddelen, bazig doen
Niet vertellen, geheimdoenerij, niet durven bevelen, gezag missen
KAMEEL
Volgen, advies vragen, gehoorzamen, …
Onkritisch aannemen, dingen vragen om te vragen, slaafs volgen
Geen uitleg durven vragen, wetten overtreden, niet gehoorzamen
Houden, geheimen bewaren, is graag alleen, …
Gesloten zijn, niet helpen in nood
Geen geheimen kunnen bewaren, alles eruit flappen
SCHILDPAD
Twijfel, onzekerheid, …
Neerslachtig zijn, Jezelf geen verdriet, niet durven zwakheid, twijfel weerstaan, ziekelijk toestaan schuldgevoel hebben
HAVIK
Aanvallen, kritische kijk, vechten, …
Uitstoten, pijnigen, plagen, uitdagen
Geen kritiek geven, niet voor jezelf opkomen
STEENBOK
Weerstaan, hulp weigeren, weigeren om iets te doen, …
Wantrouwen, opstandig zijn, koppig, ongehoorzaam
Zich niet kunnen verdedigen, weerloos, weerbaarheid missen
UIL
In de leefgroep In leefgroep 2 wordt de axenroos gehanteerd in de begeleiding met de kinderen. In de leefgroep hangen de verschillende dieren uit. Hoe wordt de axenroos aangebracht bij de kinderen? In het weekprogramma van de kinderen staan verschillende axenroos - momenten gepland. Op vrijdag worden “wasbeerkaartjes” uitgedeeld. De GL geeft de kinderen een compliment omtrent wat zij de vorige week goed hebben gedaan. De kinderen mogen dit voorlezen voor
19
elkaar. Op die manier wordt er gefocust op het positieve en kan men naar elkaar opkijken, elkaar waarderen voor wat men goed heeft gedaan. Er zijn ook enkele axenroos – activiteiten. Dit zijn spelletjes waarbij de axenroos wordt betrokken. Tijdens de weekafsluiting worden de dieren ook nog eens aangehaald. De kinderen hebben elk een weekschriftje. Elke week krijgt men drie vragen die samenhangen met een bepaald dier. Op die vragen moeten de kinderen een antwoord geven. Vb. op een kaartje staat: “Welke taak voerde ik als een goede bever uit deze week?” En dan kan een antwoord zijn : “Ik hielp met het dekken van de tafel.” Tijdens de weekafsluiting lezen de kinderen hun drie vragen met antwoord voor. Bij 1 vraag mag de groep raden welk dier erbij past. Op die manier leren de kinderen de betekenis van de axenroosdieren. Er wordt ook geprobeerd om tijdens het dagelijkse verloop de axenroos te betrekken in de begeleiding. Wanneer er zich een conflict voordoet, wordt daarop ingegaan vanuit de axenroos. Dan wordt bv. gezegd dat men een slechtgemutste havik was. Omgekeerd ook, wanneer een kind trots zijn tekening of knutselwerkje toont, kan hierop worden ingegaan dat men een goede pauw is.
De axenroos Inleiding Ieder mens beschikt over een breed gamma van mogelijke relatiewijzen: dominante, meegaande, gevende, vragende, nabije, afstandelijke, zorgende, afwachtende, … waaruit hij dan, naargelang de omstandigheden, zijn keuze maakt. De axenroos is een werkinstrument dat interacties in kaart brengt. Het woordje ‘ax’ betekent: het vermogen om zich op een bepaalde wijze relationeel te gedragen. De uitwisseling kan op drie manieren gebeuren: - de relatiewijze: de manier waarop iets uitgewisseld wordt, m.a.w. de bewegingen die daarbij gebeuren: aanbieden (leeuw, bever, pauw), aannemen of vragen (kameel, poes, wasbeer), aanvechten (havik), weerstaan (steenbok), houden (uil) en lossen (schildpad). - de inzet: wat uitgewisseld wordt. Mensen wisselen informatie uit (inlichtingen, leerstof), richtlijnen (bevelen, wetten), goederen (materiële dingen), diensten (handelingen) maar ook hun bijzijn (fysiek) en persoon (wat men persoonlijk van zich laat zien). - het communicatiekanaal: dit zijn de kanalen langs waar de communicatie verloopt. Woorden (intonatie, zinsbouw) maar ook handelingen en lichaamstaal (gebaren, mimiek en gelaatsuitdrukking, lichaamshouding, stemgeving) zijn belangrijk bij de interacties. Elke ax is een combinatie van een relatiewijze en een inzet.
20
De ax krijgt vorm door het communicatiekanaal. De congruentie of de overeenstemming tussen de verschillende gebruikte kanalen, geeft éénduidigheid, helderheid en betrokkenheid. Hoe groter de congruentie is, des te groter is ook de kwaliteit van de interactie. Uitgangspunten voor een gezonde relationele vorming - De relatie is steeds tweezaam. Elk van beide partners is in de relatie verantwoordelijk voor vijftig procent ervan en honderd procent voor zijn deel. - Eenduidige boodschappen zijn gemakkelijker te ontvangen. Vooral als die boodschap meer dan één keer herhaald wordt, eventueel onder een andere vorm of met andere bewoordingen. - Iedereen is verschillend, ook op sociaal vlak. Wie echter over een ruime waaier van axen beschikt, kan zelf beslissen welke hij kiest. Gezonde relationele vorming houdt in dat men over de vaardigheid beschikt om alle axen in te nemen en om op een soepele manier van de ene ax naar de andere over te stappen als de situatie dit vereist. - Oog hebben voor het effect. Niet tegenstaande men een duidelijke boodschap geeft, kan dit door de ontvanger heel anders begrepen worden dan de bedoeling was. - Gezonde kritiek is kritiek dat je geeft om verandering teweeg te brengen. Je kan de reden en je gevoel daarbij geven. Kritiek geeft je steeds in de ‘ik’ boodschap. - Gevoelens moet je accepteren, maar desnoods het gedrag dat het daarbij uit corrigeren. - Als je een persoon aanvalt enkel het gedrag benoemen, niet op de totale persoon. Ethiek - De relatievorming is gericht op relationele evenwaardigheid en niet op overheersing of onderdrukking. Het beheersen van relationele vaardigheden steunt op respect voor elkaar, en op het creëren van ruimte voor beide partners. Ik mag alle axen innemen zolang de ander de ruimte krijgt om op zijn/haar manier te reageren en omgekeerd. - Er zijn geen goede en slechte relatiewijzen. Elke relatiewijze is op zichzelf waardevol. - Elke ax kan zowel ‘gezond’ als ‘krampachtig, stereotiep’ gebruikt worden.
21
Psychosociale pathologie
De axenroos als werkinstrument voor observatie
22
-
-
Dit systeem gebruiken we om de kinderen te observeren tijdens de observatieperiode. Dit wordt dan ingevoegd in de synthesevergaderingen en wordt geregeld bijgestuurd, naarmate de behandeling vordert. We verwachten van nieuwe collega’s en stagiairs dat die zich hierin plaatsen voor de evaluatiemomenten. Het is de bedoeling dat elke groepsleider van LG2, de psycholoog en de ergotherapeut de axenroos inkleurt. De wegwijzer van het kind maakt een samenvatting van de verschillende groepsleidingen. Deze observatie wordt dan besproken op de teamvergadering de week voor de stafvergadering ( in de 5e opnameweek). De observaties van de psycholoog en de ergotherapeut worden er dan bijgevoegd en de axen worden uitvoerig besproken zodat alles duidelijk wordt genoteerd waarom men van bepaalde axen vind dat het goed of minder goed is. Na de teamvergadering voegt de wegwijzer deze observaties in op de synthesevergadering in het patientendossier om dan vervolgens op de stafvergadering zelf nog eens besproken te worden met de kinder en jeugd psychiater (Dr. Degels). Hier wordt dan gekeken welke gedragingen we moeten stimuleren en welke we moeten begrenzen.
Kennismaking met de axenroos - Het axenroosspel: dit wordt gespeeld met de wegwijzer en het kind in de tweede opnameweek. De wegwijzer plant een moment. Door dit spel leert het kind de axenroos en de taak van de wegwijzer kennen. Dit is heel belangrijk omdat het hele leefgroepsgebeuren rond dit thema gaat.
-
Axenroosgesprek: dit is een gesprek dat gepland wordt in de derde opnameweek tussen de wegwijzer en het kind en zijn ouders. Hier overlopen we de axenroos in de natuur, de gedragingen van de axenroosdieren en de taak van de wegwijzer (met behulp van een krantje). Het kind krijgt een placemat mee naar huis waar dezelfde informatie op staat. Op het krantje worden ook voorbeelden gegeven van gedragingen van het kind zelf in de verschillende axenroosdieren. Het doel van dit gesprek is om een vertrouwenpersoon en een aanspreekpunt te zijn voor de ouders en zo weten ze met wat er in de leefgroep gewerkt wordt. Zo kunnen ze zich daar een beeld van vormen.
Uitwerking van de axenroos in de leefgroep De hele leefgroep werd volledig ingericht in het kader van de axenroosdieren. - Symboolkaartjes: elk kind krijgt een symbool toegewezen deze bestaan uit de axenroosdieren of uit een axenroos zelf. Deze symbolen hangen aan het therapiebord, aan de kapstokken, op het beverbord, op het wasbeerbord en op hun snoepbakjes. Deze symbolen zijn louter ter verduidelijking en hebben niets te maken met de eigenschappen van de dieren. -
Het beverbord: op dit bord staan er twee werkende bevers afgebeeld, het bord bevat huishoudelijke taakjes, het is de bedoeling dat elk kind 1 à 2 taakjes per week kan uitvoeren. Dit verandert elke week via een doorschuifsysteem, zodat elk kind alle taakjes leert uitvoeren. Er staan leuke taakjes in zoals deuren openhouden, tafel dekken,… maar er staan ook minder leuke taakjes in zoals flessen in de koelkast zetten, aanrecht schoonmaken, tafel afvegen,… De kinderen kunnen aan hun symbool zien welk taakje ze moeten uitvoeren.
-
De leeuwenborden: er is bord met een leeuw op getekend, op dit bord hangt wekelijkse informatie, zoals de info van de week, de menukaart, de activiteiten die gepland staan voor deze week, tv programma, zetel- en tafelplaatsen en de uren van de groepsleiding. Zo kunnen 23
de kinderen dit nalezen wanneer ze willen. Er is nog een tweede bord met een leeuw en dit is een groot therapiebord. Hier staat er symbool op van elk kind en de indeling van de werkblokken. Dit bord wordt dagelijks opgemaakt via pictogrammen. Zo weten de kinderen wat ze te doen hebben die dag. -
Het wasbeerbord: op dit bord staat er een wasbeer die een grote bloem vasthoudt. Elk bloemblaadjes bevat een viertal kleine wasknijpers met een sterretje aan. Het is de bedoeling dat de groepsleiding hier elke week complimentjes aanhangt via kleine blaadjes met een tekening op volgens de thema van de maand (wasbeerkaartjes genoemd). De complimentjes worden bij het juiste symbool gehangen. De kinderen mogen dan de vrijdag in WB7 deze complimentjes voorlezen aan de groep. De complimentjes geven de kinderen een zekere trots over zichzelf en zo leren ze in groep dingen vertellen. De kinderen leren van elkaar voor welk gedrag ze complimentjes kunnen krijgen en zo zullen ze dit gedrag misschien ook eens uitproberen.
-
Thema van de maand: maandelijks wordt er een thema uitgehangen in de leefgroep. Per maand hebben we het over een axenroosdier. De activiteiten die gegeven worden zijn dan afgestemd aan dit thema. In de vakantie wordt er gewerkt rond het thema vakantie en worden alle dieren door elkaar gebruikt tijdens activiteiten.
-
Verjaardagskalender: er werd een kalender gemaakt om de verjaardagen van het multidisciplinair team van leefgroep 2 op in te vullen en om de verjaardagen van de groepsgenoten op in te vullen. De kalender staat in teken van de axenroos, elke maand kreeg een dier of een axenroos toegekend. De namen zijn afwisbaar, om zo kinderen die met ontslag gaan te kunnen verwijderen.
-
Axenroosspelen: Er zijn verschillende axenroosspelen ter beschikking in de leefgroep (zowel over 1 dier in het bijzonder als rond alle axenroosdieren). 1 Maandag op 2 wordt 1 spel gespeeld met de ganse groep.
-
DVD- opdracht: dit zijn opdrachten die het kind krijgt als het moet zakken van stap naar rood of oranje in het axenplan om zo na te denken over het gestelde gedrag. Voorbeelden: stelen, liegen, respectloos gedrag, agressie naar materiaal, agressie naar persoon, fugue,…
-
Axenplan: Dit staat voor een gestructureerde groepsaanpak met een stappenprogramma. De stappen staan in kleuren weergegeven (rood-oranje-geel-groen-blauw). Afhankelijk van welk gedrag ze stellen komen ze in een bepaalde kleur terecht. Hoe verder ze geraken hoe meer verantwoordelijkheden ze krijgen. Dagelijks worden de kinderen geëvalueerd om 12.15u om te kijken of ze stijgen of zakken van stap. Zie uitleg aan de kast in de LG voor meer info rond het axenplan.
-
De schildpaddenruimte: Naast de vestiaire van LG2 is een lokaal omgebouwd tot een relaxatie / afreageerruimte. Kinderen kunnen zelf voorstellen om deze ruimte te gebruiken of GL kan dit voorstellen tegenover de kinderen. Kinderen maken hier alleen gebruik van of met GL (niet met verschillende kinderen samen). Deze ruimte wordt niet gebruikt als afzonderingsruimte.
-
Agenda: er werd een agenda opgemaakt voor de groepsleiding om zo meer zaken te kunnen opvolgen. De agenda is opgedeeld in de themaweken zodat groepsleiding vooraf activiteiten kan plannen, uren van de groepsleiding staan er in, er is ruimte voorzien om te communiceren
24
met elkaar en zaken die nog moeten gebeuren in te vullen, er is ook ruimte voor afspraken voor de kinderen, om wegwijs momenten in te plannen,…µ -
Hulpbever: dit is een tweede wegwijzer die toegekend wordt bij kinderen die een parttime wegwijzer hebben en die nood hebben aan extra begeleiding. Er wordt ook een hulpbever toegekend aan het kind indien de oorspronkelijke wegwijzer langdurig ziek is of groot verlof heeft.
-
Kameel: de kameel staat voor volgen, vandaar dat de kameel in de leefgroep gelinkt wordt aan werkpuntjes die nodig zijn per kind , individueel bekeken die op dat moment nodig zijn. De werkpunten worden dagelijks gescoord en op het einde van de week kunnen ze een beloning verdienen
-
Steenbok: in de leefgroep wordt er een steenbokzuil voorzien waar zowel het teveel, als het te weinig gezond weerstandsgedrag staat beschreven. De voorbeelden worden wekelijks verwisseld er worden ook zaken gebruikt die we opmerken in de leefgroep. Dit werd ontworpen omdat we zien dat de steenbok vaak als negatief wordt gezien, terwijl dit zeker niet zo is. Daarnaast kan elk kind ook 1x per week weigeren om iets te eten, Hiervoor dienen ze een stopkaartje in.
-
Pauwenkastjes: de kastjes worden gebruikt om de knutselactiviteiten tentoon te stellen, zodat de kinderen trots kunnen zijn op wat ze gemaakt hebben en zo een deel van zichzelf tonen.
-
Uil: in de leefgroep staat er een grote uilenkast. Hierin staat voor elk kind een vakje waar ze hun persoonlijke spulletjes kunnen in bewaren. Het is een box waar ze hun geheimpjes kunnen in bewaren. GL kijkt hier niet in. Alleen controleert GL of de kast netjes ligt, maar bekijkt de inhoud niet.
-
’t Beverke: bij elke nieuwe opname wordt “’t beverke” aangeduid. Dit is een van de kinderen, die reeds enige tijd in de LG zit, die zich wat ontfermt over de nieuwe groepsgenoot. Zij geven uitleg over de leefgroep.
-
Poes: in de leefgroep hangt een poes in zijn hangmat, die aan het genieten is van de spelende kinderen. Deze hangt boven de legotafel.
-
Havik: wekelijks is er een havik-vergadering in de groep, waar de kinderen kunnen kritiek geven op een georganiseerd moment over afspraken, werking,…
-
Zie ook naar de bijlage rond de axenroosdieren en welk gedrag er bij hoort.
Bronvermelding - onuitgegeven cursus Van der Hoogerstraete, C., Geens, G., Steyaert, L., Vaardigheidsonderwijs blok 3, sessie 2: de axenroos, katho – IPSOC, 2006 – 2007. - www.dekorbeel.be - eigen observaties en overleg met collega’s
25
Wegwijzer De wegwijzer (ww) is voor het kind een persoonlijke coach die het kind respecteert en genegenheid biedt. De ww gaat het kind helpen, stimuleren en ondersteunen om zichzelf te ontwikkelen, om in een groep te functioneren en een goede omgang met de ander uit te bouwen. De ww treedt corrigerend op als grenzen worden overschreden. Enerzijds is de ww een coördinator voor de begeleiding van het kind. - Het kind helpen in een vlotte integratie in de leefgroep: kennismakingsgesprek, rondleiding, axenroosspel, uitleg geven mbt leefgroepwerking, praktische zaken in orde brengen. - Het kind opvolgen en behartigen op overlegmomenten: dossier opvolgen, zorgen voor verslaggeving, bevindingen weergeven en toetsen, strategie uitwerken met andere teamleden. - Het kind opvolgen en overnemen waar nodig is in een deel van zijn verantwoordelijkheden: aandacht voor verzorgende taken, hygiëne, orde, eetgedrag, huiswerkactiviteiten, vrijetijdsinvulling. Anderzijds is de ww de vertrouwenspersoon om een therapeutische relatie met het kind aan te gaan. Hierdoor kan het kind het gevoel krijgen een plaats te hebben in de leefgroep. Het kind kan zich goed en veilig voelen in de leefgroep. De ww vraagt na en bespreekt wat het kind bezighoudt (hier werken de ww en het kind met een doorgeefschriftje), hoe het omgaat met zijn mogelijkheden en beperkingen, wat z’n kleine en grote problemen zijn, welke oplossingen hem kunnen helpen. De ww gaat het kind pedagogisch ondersteunen door het te benaderen met een goed evenwicht met betrekking tot afstand en nabijheid enerzijds en een kindgerichte, maar ook corrigerende en consequente houding anderzijds. De wegwijzer zit 2 maal per maand samen met het kind en ze werken via het ik-boek een halfuur samen om zo de relatie te versterken.
26
Therapie en klas in de korbeel Individuele psychotherapie Tijdens de observatie- en/of behandelingsfase krijgt het kind tweemaal per week individuele psychotherapie (sessies van 45 min). Denkkader Het gehanteerde denkkader is gebaseerd op de psychodynamische visie (geïnspireerd door het psychoanalytisch gedachtegoed). Via spel of gesprek krijgt het kind in de therapie de kans om zijn innerlijke belevingswereld te tonen. Het krijgt maw de kans om zich te tonen (via spel of gesprek) zoals het is, te uiten wat hem bezig houdt. Spelenderwijs wordt er een contact opgebouwd (vertrouwensrelatie) tussen de therapeut en het kind. Op z’n eigen manier en eigen tempo kan het kind binnen deze relatie zijn problemen gaan verkennen. We vertrekken in therapie vanuit de vragende houding: wie is het kind echt? Waar is het mee bezig? Wat wil het tonen? We gaan er van uit dat ieder (probleem)gedrag of symptoom een onderliggende betekenis heeft. Door het spreken of spelen (over interpersoonlijke en intrapersoonlijke ervaringen) trachten we onderliggende motieven, intenties, gedachten, gevoelens, … te leren kennen. De therapeut gaat deze (vaak chaotische, negatieve en moeilijke) gevoelens ahw opvangen en bewaren (=containen). Men gaat samen met het kind stilstaan bij de ervaringen van het kind, er over nadenken en de zin ervan trachten te begrijpen en in ‘vertaalde’ en draaglijke zin teruggeven. Het kind kan geleidelijk aan zijn eigen gevoelens, wensen, impulsen leren bevatten, ervaren (of toelaten), verdragen en begrijpen. Zo kan het kind emotioneel groeien en worden gedragsveranderingen bevorderd. Doelstellingen Tijdens de observatieperiode ligt het accent, naast het opbouwen van een vertrouwensrelatie, op het zicht krijgen van de innerlijke belevingswereld. Via gesprek, spelobservatie, het cognitief en belevingsonderzoek trachten we hier een duidelijker beeld op te krijgen. Algemene doelstellingen van individuele psychotherapie zijn: - stimuleren van een positief zelfwaardegevoel - in voeling komen met de innerlijke belevingswereld - leren omgaan met conflictueze belevingen (conflicthantering) - eigenheid helpen ontwikkelen - opbouwen van een innerlijke structuur en eigenheid
Ergo- en creatherapie 1. Algemeen Zowel bij creatieve therapie als bij ergotherapie wordt er gewerkt met de kinderen via het gebruiken van creatieve materialen, zoals: papier, klei, karton, hout, gips, rubber, steen, stof, afvalmateriaal, materiaal uit de natuur, …
27
In beide therapieën wordt er op deze manier gewerkt om bepaalde doelstellingen te bereiken, zoals: - een positiever zelfbeeld opbouwen, een juister zicht krijgen op zichzelf - kunnen samenwerken in groep of kleine subgroepjes - zich kunnen uitleven en leren beheersen - verbeteren van de sociale vaardigheden - … Zowel de ergotherapie als de creatieve therapie worden gegeven door dezelfde ergotherapeute die verbonden is aan leefgroep 2. Ergo en crea kan zowel individueel als in groep gegeven worden. Dit is afhankelijk van de problematiek en binnen die problematiek te kunnen werken met doelstellingen. Tijdens de observatieperiode komen de kinderen 6 keer individueel en iedere week in groep voor groepsergo en – crea. De groepsergo en – crea blijven verder doorlopen na de stafvergadering en eventueel verdere opname. Verder zetten van individuele therapie wordt besproken met het team. Zowel tijdens de individuele therapieën als de groepstherapieën, zijn de werkstukjes die het kind tijdens de therapieën maakt voor zichzelf. Enkel wanneer er een groepsopdracht wordt gemaakt, wordt het werkstuk in het therapielokaal uitgehangen.
2. Ergotherapie Bij ergotherapie gaat het vooral om het opdoen van succeservaringen: - het gevoel hebben ergens goed in te zijn - komen tot een goed eindresultaat - nieuwe materialen leren kennen en gebruiken - fier kunnen zijn op hun werkstuk - planmatig leren werken - zelfstandig leren werken Een andere belangrijke doelstelling binnen ergotherapie is het leren opbouwen van een relatie met zowel de therapeute als de groepsgenootjes. Dit wordt gedaan aan de hand van het uitwerken van de opdrachten en succeservaringen op te doen. Op die manier wordt er ook gewerkt rond sociale vaardigheden, zoals: hulp vragen, materiaal kunnen delen met elkaar, een gesprekje kunnen aangaan, kunnen samenwerken, … Dit brengt met zich mee dat de kinderen positieve ervaringen opdoen in het opbouwen van relaties. In ergotherapie is het eindresultaat belangrijk. Het is de bedoeling dat de kinderen tevreden en fier kunnen zijn op hun werkstukje. Daarom wordt er meer aandacht besteed aan nauwkeurigheid en handvaardigheid. De gegeven opdrachten binnen ergotherapie zijn meer gestructureerd dan bij creatieve therapie. Er wordt meestal gewerkt naar een voorbeeld toe en dus weten de kinderen hoe hun eindresultaat er zal uitzien. Er is wel telkens ruimte genoeg om hun werkstuk hun eigen eigenheid te geven, door kleurgebruik, de afwerking, grootte. Voorbeelden van opdrachten kunnen zijn: - Gekke ventjes maken met natuurlijke materialen - Je eigen toverdrank brouwen en een naam geven - Een mobiel leren maken
28
3. Creatieve therapie Binnen creatieve therapie ligt het accent meer op gevoelens. Dit gaat er zowel om: - het leren benoemen van sterke gevoelens - het leren uitdrukken wat er in je omgaat - het leren nuanceren in gevoelens - het leren omgaan met grenzen en grenzen kunnen verleggen Door het geven van creatieve opdrachten proberen we het kind wat meer stil te laten staan bij zichzelf en hoe het omgaat met bepaalde situaties. We proberen het kind er bewust van te laten worden en eventueel iets aan te wijzigen, om op die manier nieuwe ervaringen op te doen in een veilige ruimte. Er wordt ook gewerkt met het zelfbeeld van het kind (dit eventueel te wijzigen en uit te breiden). Creatieve therapie wordt ook gebruikt als middel tot zelfreflectie. Net zoals bij groepsergotherapie wordt er tijdens de sessies groepscreatieve therapie gewerkt aan en met de sociale vaardigheden van de kinderen. Ze kunnen experimenteren met verschillende rollen en zo nieuwe ervaringen opdoen. In de creatieve therapie is het eindresultaat niet zo belangrijk. Het gaat meer om het proces die het kind heeft doorlopen om tot dit resultaat te komen. Tijdens crea is er steeds een opdracht maar er is geen voorbeeld waar er naar toe gewerkt kan worden. Dit om het proces bij het kind zo vrij mogelijk te laten. Voorbeelden van opdrachten kunnen zijn: - Een opdracht waarbij het kind enkel gebruik mag maken van 2 kleuren - In klei een beeld maken die uit wat verdrietig zijn is voor het kind - Een inleefoefening Bewegingstherapie Groep: Twee bewegingssessies per week. Aanbod binnen de sessies kan heel divers zijn en gaan van sport (aanleren technieken voetbal, basket, ea. + wedstrijd spelen,...), over turnoefeningen (bvb trampolinespringen, evenwichtsbalk), tot relaxatietechnieken aanleren. Doelstellingen : Aanleren nieuwe sporttechnieken Samenspel en samenwerking bevorderen Sportiviteit stimuleren (fair-play) Beurt leren en kunnen afwachten Uitlevingskansen aanbieden, ea…… Individueel: Gedurende de week kunnen er ook individuele bewegingssessies (45 minuten) doorgaan met specifieke doelstellingen. vb. stimulatie en verfijning van grove motoriek eerlijk leren spelen, leren omgaan met verliescomponent in een wedstrijd beweging als middel tot gesprek, als uitlaatklep
29
Psychomotoriek : individuele momenten Vooral als vervolg op diagnostiek, zie verder. Therapie (hoofdzakelijk LG 1) kan ook LG 2 en met specifieke psychomotorische doelstellingen schrijfmotorische vaardigheden ruimtelijke structuratie coördinatie en controle van fijn motorische vaardigheden Diagnostiek Frekwent worden er rekenonderzoeken en motorische onderzoeken afgenomen bij kinderen en jongeren. Maatschappelijk assistent 1. Algemene taak De MA vervult in zijn/haar leefgroep een brugfunctie tussen het ziekenhuis en de context van het kind. Vanuit die positie zorgt de MA voor een nauwe samenwerking met de familie van het opgenomen kind. Daarnaast contacteert de MA andere betrokken instanties. Verder waakt hij/zij erover dat de sociale dimensie voldoende aan bod komt bij teamoverleg. 2. Specifieke taak Tov. de doelstellingen van het ziekenhuis De MA neemt actief deel aan het teamoverleg. Hij/zij vormt een brug tussen de instelling en de sociale context van het kind. Om een dergelijke gezinsgerichte werking uit te bouwen, heeft de MA een intense samenwerking met het kind of de jongere en zijn of haar familieleden. De MA praat met de ouders/gezinscontext en vertegenwoordigt hun stem op de teamvergadering. Tov. het kind/het gezin Van bij de aanvangsfase (intakegesprek) tot bij ontslag (ontslag- en overdrachtsgesprek) worden de ouders/gezinscontext betrokken bij de opname; Bij een opname vervult de MA een onthaalfunctie. De MA doet het opnamegesprek en is mee verantwoordelijk voor het krijgen van vertrouwen van de familie in het ziekenhuis. De MA vervult ook een aantal taken van sociaaladministratieve en juridische aard. Veel kinderen komen uit een gezin met een lage sociaal-economische status. In sommige situaties zal de MA andere instanties inschakelen of het gezin wegwijs maken in het hulpverleningsnetwerk. Daarnaast komen ook problemen van juridische aard (bijv. echtscheidingsprocedure) frequent voor. Er is een goede kennis nodig van de sociale kaart en de sociale wetgeving. Tenslotte helpt de MA bij het aanvragen van allerlei voordelen voor het gezin: verhoogde KB, Vlaams Fondsdossier opstarten, … . De MA maakt de sociale anamnese, waarin zowel de ontwikkelingsgeschiedenis van het kind als de sociale context uitgebreid aan bod komen. In het kader van sociaal onderzoek kan de MA ook een huisbezoek doen.
30
In de ontwikkeling van het kind/jongere zijn de ouders/gezinscontext de belangrijkste partij. Tijdens de opname van het kind in het ziekenhuis heeft de MA ondersteunende gezinsgesprekken met de familie. De MA kan gelijke patronen die hij opmerkt tussen het kind in zijn gezinscontext en in de leefgroep verwoorden naar het cliëntsysteem toe. Dit kan leiden tot erkenning, bevestiging, confrontatie met eigen gedrag, … . De MA helpt het gezin bij het zoeken naar oplossingen en omgaan met moeilijkheden die gezinsleden ondervinden in de omgang met hun kind. Frequent zijn er ook contacten met andere familieleden en/of andere betrokken personen. Na de stafvergadering voert de MA het adviesgesprek met de familie. De MA neemt de verwijzing van het kind op zich en hij begeleidt het gezin daarin. Hij ondersteunt de ouders n de opvoeding van hun kind, geeft inzicht in de problematiek, maakt afspraken rondom bezoek- en weekendregeling, maakt ouders wegwijs in sociaaladministratieve zaken (aanvraag verhoogde KB, aanvraag Vlaams Fondsdossier). Er is tijdens de gezinsgesprekken eveneens ruimte om te praten over het gezin, de onderlinge dynamieken tussen gezinsleden, impact van de opname op het gezin, reacties van omgeving, ed. Naast de individuele oudergesprekken organiseert de MA ook gesprekken waarbij ouders in contact komen met therapeuten, gesprekken hebben met groepsleiding. Er is ook een mogelijkheid tot gezinsgesprekken en ouder-kind gesprekken ondersteund door groepsleiding in het kader van een gedragstherapie. Tov. het team De MA legt de link naar de thuissituatie vanuit het gedrag van het kind in de leefgroep. In het kader van diagnosestelling en/of heroriëntering kunnen gelijke patronen, die de MA opmerkt tussen het kind in zijn gezinscontext en in de leefgroep, ook vermeld worden in het team. De MA kan inzicht geven in bepaalde gezinspatronen, zodat de opvoeder daarmee kan werken. De MA ziet erop toe dat er oog blijft voor de sociale context van het kind.
Onderwijs in de Korbeel Aanbod -
kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs gemiddeld 4 lesuren per kind/week enkel de hoofdvakken afname schoolse proeven logopedie bij leerstoornissen of leerproblemen Individueel- en/of groepsonderwijs
Om onze taak goed te kunnen vervullen is het aangewezen om vanuit de thuisschool bij opname reeds handboeken/werkboekjes e.d. met het kind mee te geven. Doelstellingen -
niveaubepaling en ondersteuning voor lezen, schrijven en rekenen op peil houden en uitbreiden van de schoolse kennis en vaardigheden
31
-
continueren van de schoolse gewoonte motivatie bevorderen door een aangepaste individuele aanpak opsporen van leerproblemen schoolse (re)oriëntatie
Het onderwijsteam neemt deel aan de kindbespreking, zodat het (be)handelingsplan in overleg met het therapeutisch team kan opgemaakt worden. Samenwerking/overleg Intern Partners: behandelteam - klasobservatie - opstellen van het (be)handelingsplan - overlegmomenten Extern Partners: school, CLB, revalidatiecentra - opvragen van leerinhouden - gebruik van schoolboeken - info-uitwisseling rond schoolse attitude - overlegmomenten - tips Er wordt aan de ouders/verantwoordelijken schriftelijke toestemming gevraagd tot uitwisseling van gegevens met het CLB en de thuisschool. Recht op onderwijs Wij opteren voor “zorg op maat” waar een kind volgens zijn mogelijkheden en in samenwerking met zijn thuisschool onderwijs wordt aangeboden. De Korbeel beschikt niet over een erkenning als ziekenhuisschool (type 5-school). De kinderen blijven gedurende de opname ingeschreven in hun thuisschool. Onderwijsteam -
kleuter: Mevr. Gerardine Deblauwe lager: Mevr. Lut Debonnet secundair: Mevr. Marjolein Libbrecht logopedie: Mevr. Sabine Capiau specifieke vakgebieden: externe leerkrachten
Logopedie = aanpak van stoornissen die zich voordoen in gesproken en/of geschreven taal Gesproken taal = taal- een spraak ontwikkelingsstoornissen
32
Kenmerken - beperkte woordenschat voor leeftijd - moeilijk kunnen verwoorden van gedachten in volledige zinnen - problemen om een opdracht juist te begrijpen en uit te voeren - stoornissen in communicatie (beurt afwachten, rekening houden met gesprekspartner…) - gebrekkige articulatie van 1 of meerdere spraakklanken - vloeiendheidsstoornissen: verschillende gradaties kunnen voorkomen Geschreven taal De problemen kunnen zich voordoen: - in voorbereidende vaardigheden om lezen en schrijven te kunnen starten (verschillen zien en horen tussen klanken, afzonderlijke klanken horen in een woord) - in lezen of schrijven zelf: ° kind vertoont achterstand van 6 maanden of meer tov leeftijdsgenoten ° technisch-begrijpend lezen en/of spelling blijven een struikelblok ten gevolge van leerprobleem (bijvoorbeeld door intellectuele beperking) of ten gevolge van leerstoornis (bijvoorbeeld dyslexie bij normaal begaafde kinderen.
33
Therapieschema Maandag
Dinsdag
Woensdag
Werkblok 1 8u30 – 9u15 Werkblok 2 9u15 – 10u 10u – 10u15 Werkblok 3 10u15 – 11u
Donderdag Bad en kamerorde *
Havikvergadering Soep
Soep
Axenroos
Bad en kamerorde *
Soep
Vanessa + Soep
Ax de Maks
Soep Koken J
Werkblok 4 11u – 11u45 11u45 – 12u15 12u15 – 13u30
Vrijdag
Koken J Middagmaal Middagpauze
Werkblok 5 13u30 – 14u15
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
DVD BWT
Werkblok 6 14u15 – 14u45 14u45 – 15u30 Werkblok 7 15u30 – 16u15 Werkblok 8 16u15 – 17u
NAAM:
EVL
DVD Fruitsap en koek
Zwemmen Fruitsap en koek
Fruitsap en koek
Fruitsap en koek
Ontspanningsactiviteit Evaluatie EVL
Lg 2 Korbeel
Weekafsluiting
Schoolgroep: N
Week van
0
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Werkblok 1 8u30 – 9u15 Werkblok 2 9u15 – 10u 10u – 10u15 Werkblok 3 10u15 – 11u
Donderdag Bad en kamerorde *
Havikvergadering Soep
Soep
Axenroos
Bad en kamerorde *
Soep
Vanessa + Soep
Ax de Maks
Soep Koken O
Werkblok 4 11u – 11u45 11u45 – 12u15 12u15 – 13u30
Vrijdag
Koken O Middagmaal Middagpauze
Werkblok 5 13u30 – 14u15
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
Middagmaal Middagpauze
DVD BWT
Werkblok 6 14u15 – 14u45 14u45 – 15u30 Werkblok 7 15u30 – 16u15 Werkblok 8 16u15 – 17u
NAAM:
BIB
DVD
Fruitsap en koek
Fruitsap en koek
Zwemmen Fruitsap en koek
Fruitsap en koek
Fruitsap en koek
Axenroosspel Ontspanningsactiviteit BWT
Lg 2 Korbeel
Weekafsluiting
Schoolgroep: N
Week van
1
Bijlagen
0
Bijlage 1: Competenties groepsleiding leefgroep 2 Bijlage bij Functieomschrijving groepsleiding 1. Algemene competenties 1. Klantgerichtheid Een hoge prioriteit geven aan tevredenheid van klanten of interne medewerkers en aan het verlenen van service of hulp en daarnaar handelen. - Zorgt voor inspraak/participatie van de patiënt en omgeving - Biedt zorg op maat - Kent het individueel behandelplan en kan een behandelplan opstellen - Neemt klachten ernstig - Kan omgaan met de noden/problemen van de kinderen/de jongeren en kun context - Is niet veroordelend, beoordeelt niet en laat zich niet leiden door vooroordelen, is positief ingesteld - Is gedienstig - Kan rekening houden met de noden, bekommernissen van collega’s - Is bereikbaar en biedt duidelijkheid rond bereikbaarheid - Stelt het welzijn en het functioneren van het kind centraal - Toont een onvoorwaardelijke positieve ingesteldheid naar patiënten toe - Laat mensen niet lang wachten vb. aan de deur of bij ophalen school - Kan indien nodig begrenzend optreden - Kan zich inleven in de belevingswereld van het kind en van de ouders 2. Samenwerken Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat door een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen en die van de groep/de ander. - Pleegt overleg met elkaar, kan een overdracht en overlegmomenten organiseren - Organiseert samen activiteiten - Stimuleert en steunt elkaar - Heeft een actieve inbreng - Toont een positieve attitude tov elkaar - Bereid tot multidisciplinair werken - Heeft kennis van de zwaktes en sterktes van anderen en van zichzelf en heeft hiervoor respect 3. Communicatieve vaardigheid Het in gesprekken zodanig structureren, optreden en interveniëren dat het beoogde resultaat op effectieve wijze wordt bereikt. Ideeën, meningen, standpunten en besluiten in een begrijpelijke taal aan anderen duidelijk kunnen maken. Kennis hebben van de elementaire communicatieregels en deze kunnen toepassen op een respectvolle manier. - Kan empathisch luisteren - Communiceert duidelijk, eerlijk, direct en rechtstreeks - Checkt of men hetgeen werd gezegd goed heeft begrepen - Kan onderhandelen - Kan overleggen - Reageert respectvol - Is vriendelijk in de omgang met kinderen en jongeren en in de omgang met collega’s - Kan kritiek (positieve en negatieve) op een goede manier aanbrengen en er op een goede manier mee omgaan - Kan een verslag opstellen die voor iedereen begrijpelijk is - Kan duidelijkheid brengen aan het kind/de jongeren - Richt zich op een verbale en nonverbale manier naar het kind - Maakt tijd voor het kind/ de jongere zodat hij/zij zijn verhaal kan doen
1
4. Integriteit Handhaven van algemene of professionele sociale en ethische normen en waarden, ook bij druk van buitenaf om hiervan af te wijken. - Respecteert het beroepsgeheim - Is in staat tot zelfreflectie - Is onpartijdig - Neemt zijn verantwoordelijkheid - Is betrouwbaar - Hanteert eigen waarden en normen niet als de geldende waarden en normen 5. Flexibiliteit/aanpassingsvermogen Zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan veranderende werkwijzen, werktijden, taken, verantwoordelijkheden, beleidswijzigingen, omgeving en gedragingen van anderen. - Kan zich aanpassen aan veranderende uren (vb bij ziekte van personeel) - Kan omgaan met crisisopnames (EPSI,…) en kan zich herorganiseren, herstructureren - Kan omgaan met crisissituaties bij jongeren - Kan zich aanpassen aan de veranderende sfeer in de leefgroep en andere samenstelling van de groep - Is bereid in te springen in andere leefgroepen - Kan het activiteitenaanbod aanpassen, kan zich aanpassen aan het behandelplan - Blijft rust uitstralen, ook bij verandering van dagstructuur - Kan prioriteiten bepalen 6. Loyaliteit Zich voegen naar het beleid, de normen, waarden, procedures en afspraken van de organisatie en de eigen functie/rol. - Accepteert de werktijden - Houdt met elkaar rekening en neemt het op voor het team - Verzorgt bij externe contacten de beeldvorming/imago over uw werk/dienst - Bespreekt problemen binnen het team en gaat hiermee niet naar andere teams - Heeft vertrouwen in de deskundigheid van anderen - Stelt zich op de hoogte van de afspraken en procedures en volgt deze op - Respecteert de loyaliteit van het kind/de jongere naar de ouders toe
2. Leefgroep specifieke competenties 1. Besluitvaardigheid Beslissingen durven nemen of acties ondernemen. Gegevens en handelwijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot onderbouwde beoordelingen komen. - Kan een situatie analyseren - Kan samenvatten, synthetiseren - Kan onderscheid maken tussen belangrijke en minder belangrijke zaken - Kan tot een eenduidige beslissing komen in groep - Brengt de eigen mening in de groep - Zorgt voor een duidelijke taakverdeling - Kan reflecteren over de beslissing 2. Opvolging Volgt op en bewaakt de voortgang van gemaakte afspraken en plannen - Stelt voor zichzelf een deadline, doet aan tijdsbewaking - Houdt zijn agenda en afspraken bij - Durft prioriteiten stellen
2
-
Durft elkaar attent maken op “to do’s”
3. Tactisch gedrag/schakelvermogen Indien zich problemen of kansen voordoen de eigen gedragsstijl/tactiek/strategie veranderen om een gesteld doel te bereiken. - Kan kinderen/jongeren motiveren om naar de klas/therapie/activiteit te gaan - Neemt in een moeilijke situatie het initiatief om de situatie om te buigen - Kan via humor het spanningsveld doorbreken - Heeft inzicht in en kan groepsdynamische processen hanteren - Heeft kennis van het verloop van een conflict - Houdt rekening met de individuele problematiek van ouders en kinderen - Deelt ervaringen van aanpak bij kinderen en ouders met elkaar - Bewaart evenwicht tussen aandacht voor het individu en aandacht voor de groep 4. Zelfkennis/zelfontwikkeling Heeft inzicht in en ontwikkelt de eigen identiteit, waarden, overtuigingen, sterke en zwakke kanten, kwaliteiten, competenties, interesses, ambities en gedragingen. - Kent eigen sterke en zwakke punten en houdt hiermee rekening - Durft eigen sterke en zwakke punten erkennen - Durft feedback vragen aan collega’s - Heeft inzicht in en kan overdracht en tegenoverdracht hanteren - Volgt supervisie, vorming en opleiding 5. Stressbestendigheid Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, druk van meerdere of moeilijke taken, sociale druk of bij tegenslag, teleurstelling of crisis. - Kan ventileren bij collega’s - Kan om ondersteuning vragen - Heeft relativeringsvermogen, gebruikt humor - Kan zichzelf reguleren, probeert rustig te blijven en laat zich niet overspoelen door emoties - Geeft tijd aan een collega om even op adem te komen - Neemt tijd voor debriefing 3. Vaktechnische competenties 1. Kennis en het kunnen uitvoeren van de voor de afdeling relevante verpleegtechnische competenties a. Temperatuur, pols, RR b. Medicatie toedienen (onder inspuiting: SC, IM, ID) c. Bloedafnames d. Infuus plaatsen + therapie e. Ehbo en reanimatie 2. Kennis van de normale ontwikkeling van de doelgroep 3. Kennis van psychopathologie van de doelgroep 4. Kennis van deaan de psychopathologie aangepaste benadering en bejegening van de doelgroep 5. Kennis van de werking van geneesmiddelengroepen en hun bijwerkingen 6. Kennis van het therapeutisch denkkader dat gehanteerd wordt op de afdeling 7. Beheersen van gesprekstechnische vaardigheden 8. Kennis van groepsdynamische processen
3
Bijlage 2:
Gestructureerde groepsaanpak Noden
De jongeren helpen om op een goede manier met elkaar om te gaan. We hebben een leefgroep met verschillende ziektebeelden en leeftijden toch is een duidelijke gemeenschappelijke aanpak nodig. Het bevorderen van de sociale vaardigheden: rekening houden met elkaar, hun gevoelens kunnen verwerken/ tonen op een gepaste manier. Het aanbieden van een duidelijke structuur. Het op zoek gaan naar een positieve manier van benaderen.
Doelstellingen:
Op een positieve en respectvolle manier omgaan met elkaar Een beleefd taalgebruik Meewerken aan een goede groepssfeer Kwaadheid kunnen uiten door erover te spreken en niet door acting –out gedrag te stellen Een positieverende werking enerzijds en een begrenzende werking anderzijds.
De gestructureerde groepsaanpak zou de basis worden van de gehele werking van de leefgroep. Individuele programma’s op maat van de jongere kunnen noodzakelijk zijn. Dit bij jongeren die een nadelig effect zouden kunnen ondervinden door bijvoorbeeld te snel te zakken van stap en hierdoor hun moed kunnen verliezen.
4
Kleuren in de groepsaanpak: Inleiding: Er wordt gewerkt met 6 kleuren. Kinderen kunnen dagelijks stijgen in stap, dit als ze positief gedrag stellen in de leefgroep. Daarnaast kunnen kinderen ook bij het stellen van negatief gedrag naar lagere kleuren zakken, waarbij ze een vast gelegd aantal WB’n in hun kamer zitten. Deze schommeling in stap kan meer dan 1x per dag al naar gelang hun gedrag. Wanneer een kind niet echt in orde is, maar niet voldoende negatief gedrag stelt om te zakken kan een kind die dag “on hold” staan, dit kind stijgt niet in stap, maar zakt ook niet. Elke kleur brengt consequenties, kamermomenten (rood en oranje) met zich mee of juist extra vrijheden in de leefgroep (geel, paars, groen, blauw). (zie schema) Een kind zit een moet een bepaalde tijd in een bepaalde kleur zitten alvorens het over kan gaan naar een volgend kleur: - Rood: 4 à 8 WB’n kamer, daarna schemerzone, daarna start het kind opneiuw bij paars 0 - Oranje: 1 WB kamer, daarna schemerzone, daarna zakt het kind naar een vorig kleur op de laatste dag. Vb.: een kind zakt wanneer het in blauw 13 zit na de schemerzone start het kind opnieuw in groen 14 - Geel: schemerzone, duurt totdat het kind zijn DVD-opdracht en herstelbeweging heeft gemaakt. - Paars: 6 dagen in paars (leefgroep) alvorens het naar groen gaat - Groen: 14 dagen in groen (leefgroep) alvorend het naar blauw gaat - Blauw: zolang het kind niet zakt blijft het stijgen in blauw (leefgroep). Per 30 dagen krijgt het kind een diploma en verdient het een extra wegwijsmomentje Vb. 1: Een kind zit in groen 13 en het zakt naar oranje: het kind krijgt 1 WB kamer (zie schema) na dit WB zit het kind in geel, totdat het zijn/haar DVD-opdracht heeft gemaakt alsook een herstellend gebaar heeft gesteld. als dit in orde is, start het kind in opnieuw in paars 6 Vb. 2: Een kind zit in groen 13 en zakt naar rood: het kind krijgt 4 og 8 WB’n kamer (zie schema) na deze WB’n zit het kind in geel, totdat het zijn/ haar DVD-opdracht heeft gemaakt alsook een herstellend gebaar heeft gesteld. als dit in orde is, start het kind opnieuw in paars 0
5
Stappen 1
ROOD
Korte uitleg
Gedrag
Gevolg van dit gedrag
-Dit in een signaal, op - Ernstige fysieke gerichte deze manier kunnen agressie. we niet samenleven in een groep.
8 WB’n kamer Dvd-opdracht (agressie) Herstel
- Gerichte agressie tijdens het afzonderen. (bijten, schoppen, slaan, kopstoten, gericht spugen, …
4 WB’n kamer Dvd-opdracht (agressie) Herstel
- Fugue: Buiten de Korbeel 8 WB’n kamer en tijdens een Dvd-opdracht (fugue) buitenactiviteit. Herstel
- Seksueel grensoverschrijdend gedrag (tegenover GG’s, GL)
4 WB’n kamer Dvd-opdracht (agressie) Herstel
Tijdens deze sancties kunnen kinderen niet mee op buitenactiviteiten. Tijdens deze sancties kan het kind niet deelnemen aan leefgroepsactiviteiten (incl. sport). Tijdens deze sanctie kunnen de kinderen geen Nintendo en/of PSP krijgen op de kamer, ook niet tijdens gemeenschappelijke kamermomenten. Therapeutische activiteit na overleg GL – Therapeut. 2
ORANJE
-In deze stap moet het - Dreigen met fysiek kind zich herpakken, geweld. in de leefgroep loopt het fout. Een rustmoment is aangewezen om stil te - Respectloos gedrag staan bij zijn/haar (verwijten, spugen, gedrag. pesten, liegen, uitdagen, tegen spreken, negeren, …) - Seksueel grensoverschrijdend gedrag (taal, gebaren)
1 WB kamer Dvd-opdracht (dreigen) Herstel 1 WB kamer Dvd-opdracht (respectloos gedrag) Herstel
1 WB kamer Dvd-opdracht (grensoverschrijdend gedrag) Herstel
6
- Agressie naar materiaal.
1 WB kamer DVD-opdracht (agressie) Herstel
- Steelgedrag: 1. stelen en hier over zwijgen. (duidelijk steelgedrag)
1 WB kamer DVD-opdracht (stelen) Herstel
2. Stelen en dit nadien opbiechten.
Men zakt niet van stap maar blijft 2 dagen “on hold” Herstel
- De leefgroep verlaten zonder toestemming.
1 WB kamer DVD-opdracht (fugue) Herstel
Wanneer er een activiteit buiten de Korbeel gepland is en wanneer de sanctie nog lopende is, wordt er verwacht dat de DVD-opdracht gemaakt is en dat er een duidelijke bereidheid is om zich te herpakken, dan kan het kind mee en zijn sanctie na de activiteit verder zetten. Tijdens deze sanctie kunnen de kinderen geen Nintendo en/of PSP krijgen op de kamer, ook niet tijdens gemeenschappelijke kamermomenten. 3
- In deze kleur krijgt het kind de kans om zich te bewijzen, te tonen dat hij of zij zich heeft herpakt.
- Goede medewerking
Volledige aansluiting in de LG.
- Respect - Eerlijkheid
GEEL
Het kind mag deelnemen aan alle binnen activiteiten.
- Inzet - Vertrouwen Schemerzone
- Een nieuwe opname start ook in deze kleur - DVD-opdracht invullen zodat we het kind leren kennen. - Herstellend gebaar -…
Voor buitenactiviteiten wordt er steeds in overleg gegaan (liefst tussen verschillende disciplines) of het kind mee kan op activiteit. Het kind kan in geel niet buitenspelen en blijft steeds onder toezicht.
7
Het kind blijft in geel totdat het de nodige DVD-opdrachten af heeft en deze ook heeft besproken met GL. Alsook dient het kind een herstellend gebaar gemaakt te hebben tegenover de persoon waar hij negatief gedrag tegen stelde (GL en/of GG’s). nadien kan het kind terug starten in paars 0 (rood) of in de laatste dag van vorige stap (oranje). Nieuwe opnames starten ook de rest van de eerste opnamedag in geel. Nieuwe opnames mogen gedurende deze eerste dag in geel wel buiten spelen, maar dit enkel met GL.
4
PAARS
-Deze kleur wil zeggen: Proficiat HEEL GOED!!!
- Goede medewerking - Respect - Eerlijkheid - Inzet -Het kind functioneert - Vertrouwen mee binnen de … leefgroep, maar met het nodige toezicht van GL.
Volledige aansluiting in de LG. Het kind mag deelnemen aan alle activiteiten, zowel binnen als buiten de Korbeel. Het kind kan buitenspelen, maar mag de tuin enkel gebruiken tot aan de glijbaan.
het kind kan geen gebruik maken van de fietsjes in de tuin. Wanneer kinderen gedurende 6 volledige dagen in paars zitten, kan het overgaan naar groen. 5
GROEN
-Deze kleur wil zeggen: Proficiat SUPER GOED!!!
Het kind is binnen de groep iemand die oog heeft voor anderen. - Open staat voor -Het kind functioneert groepsgebeuren mee binnen de - Het kind heeft respect leefgroep. Er is voor zichzelf, vertrouwen om met groepsgenoten, GL en een minimum aan materiaal. toezicht te - Er is een goede functioneren. medewerking en inzet naar het groepsgebeuren.
Het kind mag zonder toezicht (maar mits toestemming) van GL iets halen in een andere leefgroep. Het kind mag zelfstandig een kar halen en brengen. Het kind kan buiten spelen in de volledige tuin mits een minimum aan toezicht. Het kind mag de fietsjes gebruiken op de koer. Het kind mag 8
zelfstandig op therapie gaan. Wanneer we zien dat het kind zich 14 dagen in groen bevindt mag het naar blauw gaan. -Deze kleur wil zeggen: Proficiat fantastisch GOED!!!
6
BLAUW
- We vertrouwen je !!!
-Het kind is binnen de groep iemand die oog heeft voor anderen - Openstaat voor het groepsgebeuren en de sfeer. - Er is respect voor zichzelf, groepsgenoten, GL en materiaal. - Er is volledige medewerking en inzet naar het groepsgebeuren.
Idem groen + Het kind kan zelfstandig een kleine boodschap doen binnen het ziekenhuis. Vb. ijsjes halen naar de keuken, iets naar de receptie brengen,… Het kind kan alleen naar de LG gaan om een tafel te dekken.
per 30 dagen dat het kind in blauw zit, verdient hij/zij een diploma en een extra wegwijsmomentje!! Afspraken: -
Wanneer kinderen een aantal WB’n op kamer zitten en ze tijdens deze WB’n therapie hebben, tellen deze WB’n mee in hun sanctie. Tenzij het maar 1 WB is dan moeten ze dit sowieso doen.
-
Wanneer kinderen een sanctie krijgen (vb 4 WB’n) dan houden we ons aan de leefgroepstructuur ook al is het ene WB iets langer dan het andere.(VB. WB tijdens tv is maar 30 minuten)
-
Wanneer kinderen 1 WB krijgen dan is dit steeds het begonnen WB + het daaropvolgende WB.
-
Weglopen “buiten de korbeel” wil zeggen: Buiten de dubbele deur en uit de tuin van de korbeel.
-
De overdrachtsmomenten beginnen steeds met de kleur waarin het kind zich bevindt.
-
Wanneer we zien dat het kind onvoldoende in orde is kunnen we beslissen om het kind “on hold” te zetten. Ze krijgen geen opdracht en zakken niet van kleur maar blijven gewoon staan.
9
Bijlage 3: Schoolgroep
Wat Schoolgroep kinderen zijn jongeren/kinderen die vanuit de Korbeel extern schoollopen en een eigen specefieke begeleiding nodig hebben. Binnen de leefgroepswerking kan deze begeleiding niet optimaal gegarandeerd worden. De schoolgroep onderscheidt zich van de andere leefgroepen door zijn kleinschalige en leefgroepoverstijgende werking waardoor een huiselijke sfeer gecreëerd wordt, vergelijkbaar met de verwelkoming die ouders aan hun kinderen geven als zij van school komen. Voor wie? Niet ieder kind zal tijdens z’n behandeling in de schoolgroep terechtkomen. In de kindbespreking wordt besproken of en in hoeverre de schoolgroep voor het kind aangewezen is. Het gaat over “opgenomen” kinderen die overdag “extern” schoollopen. Aangewezen zijn die kinderen met een specefieke schoolse problematiek en kinderen die na een intense behandeling een tussenstap nodig hebben naar ontslag. Doel? * een vlotte rëintegratie op school, * aanleren van specefieke sociale vaardigheden, * studiebegeleiding, * tijd en ruimte maken voor naschoolse therapeutische opvolging. Belangrijke aspecten in de werking * studiebegeleiding, o.a. controle, begeleiding van schoolse taken, aanleren van een goede studiemethode,… * zinvol helpen invullen van vrije tijd, vb. knutselen, boek lezen, puzzelen, … * stimuleren en coördineren van buitenschoolse activiteiten, men denkt oa muziekschool, tekenacademie, sportclubs, jeugdbewegingen,… * individuele psychotherapie, * aanleren van sociale vaardigheden: omgang met klasgenoten, respect naar leerkrachten, beurt afwachten, op goeie manier de dingen vragen, zelfstandig de weg naar school leren nemen, aankopen in winkel, bus nemen, ticketje kopen, enz… *kinderen het gevoel geven dat ze een stapje verder staan in de behandeling, * groei naar zelfstandigheid zowel in persoon als in verantwoordelijkheid naar studie, school toe, * het leren loslaten van een beschermd milieu van de leefgroep, * vertrouwen stellen in elkaar, omgang met niet leeftijdsgenoten.
10
Bijlage 4: Algemene doelstellingen en verwachtingen voor studenten in LG2 Doelstellingen / verwachtingen over de ganse stage: - Studenten stellen zichzelf aan iedereen (ook van andere leefgroepen en disciplines) voor. - Gepaste attitude (beleefd, stipt, verzorgd voorkomen,…) - Studenten hebben oog voor een aangenaam leefgroepklimaat en hebben hier in het bijzonder oog voor hygiëne en netheid bij kinderen en op hun kamers. Voorlichting hierrond kan worden gegeven, alsook oog voor gepaste voeding en slaappatroon. - Studenten stellen voldoende en gepaste vragen over de werking van de leefgroep/Korbeel. - Studenten maken kritische bedenkingen over de werking. - Studenten zitten tijdens middagpauzes (12h30 – 13h30) niet in toezicht. Tijdens deze momenten kunnen de studenten observaties lezen/noteren, bij kinderen langsgaan op kamer. - Studenten kunnen over de middag niet mee-eten met personeel, jullie kunnen naar de cafetaria of een lege leefgroep terecht. - Studenten kunnen niet parkeren op de parking van het ziekenhuis. - Studenten zitten wekelijks een moment samen met hun mentor, plannen dit zelf in. Hierin kunnen puntjes van de student zelf besproken worden alsook de geplande zaken (zie hieronder). -
Student geeft voldoende op voorhand aan wanneer de TT en EE voorzien worden, zodat dit kan ingepland worden in de agenda. Student geeft tijdig te kennen welke opdrachten moeten gemaakt worden van school uit, zodat dit kan worden gepland (feedbackmomenten). Hierbij houdt de student rekening dat alles door GL moet worden nagelezen op correctheid en dat de student pas nadien een aangepaste versie kan indienen in school.
Week 1: - Ik zit samen met mijn mentor: o bespreken van uren o opdrachten o aangeven of er een pt moet gevolgd worden of niet, student observeert wie ze zouden willen volgen o doelstellingen o evaluatieformulieren + momenten vast leggen o korte overdracht over de kinderen wordt gegeven door mentor (aanmeldingsreden) + er wordt getoond waar rest van de info te vinden is. Er wordt verwacht dat de student tegen de 3e week deze info heeft nagelezen (significante gegevens bij opname, staf, en laatste synthese). - Ik informeer mij rond de dagstructuur in de leefgroep, alsook rond de algemene info van de axenroos. - Studentenbundel doornemen alsook het axenplan + vragen stellen indien er onduidelijkheden zijn. - Contactname met de kinderen door spel en nabijheid - Observeren van dagelijkse takenpakket binnen de leefgroep. - Er worden dagelijkse observaties verwacht (vanaf dag 2) van minstens 3 kinderen. - Ik volg overdrachtsmomenten bij. - Zelfevaluatie invullen over de eerste week en dit bespreken met de collega’s waar het vaakst mee werd samen gewerkt. Week 2: - Samen zitten met mentor: o Keuze volgpatiënt bespreken + moment vastleggen synthese. o eerste indrukken bespreken / casusbespreking o nodige documenten/opdrachten overlopen o om te reflecteren rond hoe de stage gevoelsmatig beleefd wordt. - Ik ken de basis van de axenroos, de uitwerking hiervan in de leefgroep. Vragen hier rond stel ik steeds. - Ik zet mij actief in het volledig leefgroepsgebeuren (orde leefgroep/kamers, hygiëne kinderen, huishoudelijke taken,…)
11
-
-
Ik neem initiatief om afspraken te maken en info te geven tijdens zetelmomenten. Ik durf grenzen stellen (opmerking – 5 minuutjes naar de hal sturen). Studenten stuurt de kinderen niet naar de kamer en geven ook geen sancties in het stappenplan (Axenplan). Studenten kunnen wel steeds in overleg gaan met GL hierrond. Ik neem initiatief om een activiteit voor te bereiden (in overleg met GL naar haalbaarheid en mogelijk moment). Contactname met de kinderen door spel en nabijheid Ik schrijf wekelijks voor ieder kind minstens een wasbeerkaartje. Er worden dagelijkse observaties verwacht over de helft van de kinderen (niet dagelijks dezelfde kinderen). Ik participeer tijdens overdrachtsmomenten. Zelfevaluatie invullen over de 2e week en dit bespreken met de collega’s waar het vaakst mee werd samen gewerkt.
Week 3: - Samen zitten met mentor: o terugkoppeling van problematiek van de kinderen + evt. vragen/bedenkingen. o Tussentijds opdrachten bespreken en laten nalezen (student past achteraf de opdracht aan). o Aandachtpunten vanuit TT bespreken - Ik zet mij actief in het volledig leefgroepsgebeuren (orde leefgroep/kamers, hygiëne kinderen, huishoudelijke taken,…) - Ik geef zelfstandig een ontspanningsactiviteit (GL is wel aanwezig). - Contactname met de kinderen door spel en nabijheid - Ik schrijf wekelijks voor ieder kind minstens een wasbeerkaartje. - Er worden dagelijkse observaties verwacht van de ganse groep. - Ik leid een overdrachtsmoment. - Zelfevaluatie invullen over de 3e week en dit bespreken met de collega’s waar het vaakst mee werd samen gewerkt. Week 4: - Samen zitten met mentor: o Opdrachten afronden o Ervaringen. Tijd voor reflectie. - Ik zet mij actief in het volledig leefgroepsgebeuren (orde leefgroep/kamers, hygiëne kinderen, huishoudelijke taken,…) - Contactname met de kinderen door spel en nabijheid - Ik schrijf wekelijks voor ieder kind minstens een wasbeerkaartje. - Er worden dagelijkse observaties verwacht van de ganse groep. - Ik geef zelfstandig een activiteit in teken van de axenroos (havikvergadering, axenroosact., axenroosspel) - Er worden dagelijkse observaties verwacht van de ganse groep. - Ik blijf afwisselend de overdracht bijwonen, participeren, leiden. - Zelfevaluatie invullen over de 4e week en dit bespreken met de collega’s waar het vaakst mee werd samen gewerkt. Langere stage: - Contactname met de kinderen door spel en nabijheid - Ik zet mij actief in het volledig leefgroepsgebeuren (orde leefgroep/kamers, hygiëne kinderen, huishoudelijke taken,…) - Ik schrijf wekelijks voor ieder kind minstens een wasbeerkaartje. - Er worden dagelijkse observaties verwacht van de ganse groep. - Ik blijf actief deelnemen aan de overdrachtsmomenten (participeren, leiden). - Ik geef wekelijks een andere activiteit in teken van de axenroos en ik bewaak dit zelf. - Zelfevaluatie invullen over iedere en dit bespreken met de collega’s waar het vaakst mee werd samen gewerkt.
12