Studentenbrochure VE Sp – afdeling Ninove
Pagina 1
Hier komt titel van persbericht
Verwelkoming Met deze brochure willen we je graag welkom heten op de Sp - afdeling van het OLV Ziekenhuis campus Ninove en je reeds wegwijs maken op onze verpleegafdeling. Het geeft je ook een idee over wie wij zijn, wat wij doen en wat je allemaal bij ons kan inoefenen. De hoofdverpleegkundige, stagementoren en het ganse team staan je graag bij met raad en daad. Stel gerust vragen. Wij wensen je een leerrijke en boeiende stage toe. Namens de ganse equipe
Pagina 2
Voorstelling van de revalidatiedienst Architectuur Situering binnen het ziekenhuis (zie bijlage 1). De Sp dienst bevindt zich op de eerste verdieping van het MCN. De afdeling telt 30 bedden. Er zijn 10 tweepersoonskamers en 10 éénpersoonskamers.
Personeel Internist-geriaters Dr. Dr. Dr. Dr. Dr.
Souffriau De Poot Coens Fabri Monsieur
( hoofd – geneesheer )
Revalidatie artsen Dr. Dr. Dr. Dr.
Vermeersch Defrancq Van Rie Parijs
Hoofdverpleegkundige De Wolf Kim
Pagina 3
Stagementoren: Vera De Mont Kim De wolf Virginie Gossye Katrijn Cobbaert Ilse boulangier + volledige team Referentieverpleegkundigen: Ziekenhuishygiëne: Nancy De Decker / Kim De Wolf Decubitus en wondzorg: Rita Van Isterdael / Kim De Wolf Diabetes: Hilde Celis / Kim De Wolf Apotheek en Magazijn: Hilde Celis / Cobbaert Katrijn Hef- en Tilbeleid: Palliatieve zorgen:
Bart Moerenhout Vera De Mont Mia Van Cauwelaert Angie Van Rossen
Ergotherapeute: Sabine Schouppe Kinesitherapeuten: Bart Moerenhout en Marc Eeman Sociale dienst / Ontslagmanager: Jana Van Der Elst
Pagina 4
Doelstelling Sp dienst De Sp dienst is een gespecialiseerde dienst voor zorg en revalidatie van opgenomen patiënten. De patiënten komen van de diensten geriatrie, orthopedie (na heup –of knie operatie, schouderfractuur, amputatie…), neurologie (na CVA, TIA,…), cardiologie (na CABG, aorta e/o mitralisklep vervanging, algemeen hartlijden,…), pneumologie (COPD, pneumonie,…) en in mindere mate van andere diensten. Deze patiënten behoeven een revalidatie en reactivering, medische behandeling en verpleegkundige zorg. Ze hebben nood aan een actieve, verlengde maar in tijd beperkte opvang. Extra aandacht besteden we aan een actieve behandeling en een intensieve revalidatie om de patiënt zo zelfredzaam mogelijk te maken met als doel: de terugkeer van de patiënt naar huis. Multidisciplinair werken is dus noodzakelijk (geriater, fysiotherapeut, verpleegkundigen, zorgkundigen, ergotherapeut, kinesitherapeut, sociaal verpleegkundige, logopediste, psychologe…) door positief gebruik te maken van de overlappingen van de verschillende disciplines werken we samen aan één doel: optimale kwaliteitszorg bieden. Specifieke competenties van een verpleegkundige op een revalidatie dienst Het kunnen verlenen van een globale verpleegkundige verzorging en het uitvoeren van alle technisch-verpleegkundige prestaties van toepassing op een revalidatie afdeling. Empatisch kunnen omgaan met revaliderende ouderen, rekening houdend met hun eigen levensritme, levensstijl en levenswaarden. Speciale aandacht, kennis en werken volgens procedures, ADL… Specifieke aandacht en initiatiefname om de zelfredzaamheid van de patiënt te stimuleren Kunnen werken binnen een multidisciplinair team.
Pagina 5
Aantal specifieke aandachtspunten:
Een revaliderende benadering. Een comfortabele positionering van de patiënt Vermijden van bedlegerigheid, decubituspreventie, wondzorg. Evaluatie van functionele mogelijkheden, belang van revalidatie en ADL. Blaaskatheterisatie / controle faecale impactie Hulp bij de maaltijden, sondevoeding. Acute verwardheid versus dementie, valproblematiek bij bejaarden, depressie bij bejaarden Multidisciplinaire aanpak, familiebegeleiding, ontslagplanning en contacten met de thuiszorg Begeleiding van de patiënt Informatie geven ivm onderzoeken, resultaten van onderzoeken, opgestarte medicatie, voeding, stimuleren tot zelfzorg en activeren van patiënten… Observatie en rapportage (mondelinge en schriftelijke rapportering). Voorbeelden zijn: voeding, stoelgang, urine, continentie, decubitus, parameters, spraak, slikvermogen, psychische aspecten, mobiliteit, evenwicht.
Pagina 6
Dagoverzicht en taken De verzorging gebeurt in drie groepen: Groep 1: kamers 900-904 Groep 2: kamers 905-908 en 916-919 Groep 3: kamers 909-915 Ieder is verantwoordelijk voor het totale zorgenpakket: hygiënische zorgen, bedopschik, orde op kamers, wondverzorging, catheterzorg, invullen van parameters en verpleegplannen. Dagindeling 07u00 Overdracht aan de 4 vroegdiensten door nachtdienst. Nachtverslag + belangrijke mededelingen van de avonddienst vorige dag. 07u15 Twee verpleegkundigen geven medicatie, 1 persoon doet een incontinentietoer met Sabine, 1 persoon zet het ontbijt klaar en start met opdienen. 08u00 tot 08u30 overdracht 08u30 afdienen (ieder de kant waar zij verzorgen) 08u45 start verzorging – 6 pers, aan elke kant 2 pers voor 10 patiënten dinsdag en donderdag neemt men de bloeddruk bij alle patiënten. eerst patiënten afwerken die zelfzorg of gedeeltelijke hulp krijgen. op woensdag patiënt wegen tijdens verzorging. Iedere dag patiënten vervoeren naar kiné. Patiëntendossier invullen direct na verzorging met KWS. Bedden worden opgemaakt indien bevuild dagelijks. Pagina 7
Bedden klaarzetten voor opnames, water en beker, zakdoekjes + vuilzakje Bij opname Gaat de verantwoordelijke verpleegkundige langs om de patiënt welkom te heten en water aan te bieden. Infobrochure geven, patiëntenidentificatie… en kledij in de kast leggen. De anamnese wordt afgenomen door de hoofdverpleegkundige of verantwoordelijk verpleegkundige samen met het in orde maken van het dossier en het wegleggen van de medicatie. Soep en water ronddelen na verzorging 12u00 to 13u30 Opdienen, eten geven en patiënten in bed helpen. 13u30 o namiddagoverdracht: 30 minuten o 1 personeelslid permanentie: bureau 14u o namiddagverzorging o indien opnames : EKG en nutritionele screening (tenzij patiënten van geriatrie enkel EKG nemen) o bij de opnames die vrijdag toekomen EKG en nutritionele screening op maandag o koffie bedeling 15u30 o wegleggen van medicatie 16u o Aa overdracht naar Ac o Ga start medicatie bedeling o klaarzetten van het avondmaal Pagina 8
16u30 o opdienen van het avondmaal 17u o opdienen loop ten einde, eten geven 17u15 o o o o
afdienen van de avondmaaltijd patiënten eventueel omkleden patiënten die in bed willen (inleggen) patiënt naar toilet laten gaan
19u o 1 verpleegkundige medicatietoer, fiches invullen, telefoons o 2 personen = patiënten naar toilet laten gaan, in bed leggen o glycemie controle 21u15 o overdracht naar de Na’s o overlopen van patiënten (nuchter, onderzoeken, insuline 22uur…)
Pagina 9
Weekindeling Alle weekdagen is er kinesitherapie en ergotherapie.
Enkele specifieke gebeurtenissen per dag: Maandag Opname dag (voormiddag) en artsentoer (namiddag) Dinsdag Valpreventie / reva – parcours (namiddag) Uurroosters: verpleging en verzorgenden Woensdag V 7uA 13u-21u30 15u30 Alle patiënten worden gewogen V 7u-13u A4 Opnamedag / artsen toeren (voormiddag) 6 G 8u-17u N Donderdag G 8u-12u 4 Taart en koffie in dagzaal (namiddag) Uurroosters studenten Vrijdag De eerste dag starten jullie om 08:30 Opnamedag (voormiddag) Volgende dagen worden besproken samen met de hoofdverpleegkundige. Multidisciplinaire vergadering + artsen toer (namiddag)
Pagina 10
Meest voorkomende onderzoeken Daar er geen acute opnames gebeuren worden er minder onderzoeken uitgevoerd in vergelijking met acute diensten in het ziekenhuis. De meest voorkomende onderzoeken zijn: Rx: thorax f/p, abdomen l/s, LWZ, DWZ, bekken, heup, botdensitometrie(BMC) CT: schedel, abdomen, thorax Echo: abdomen, nieren, lever, blaas, halsvaten, onderste ledematen Labo: bloed, urine, faeces, sputum, etter, MRSA screening,… Endoscopie: gastroscopie / colonscopie ECG: electro cardio gram … Wanneer je interesse hebt om een onderzoek bij te wonen kan dat na overleg met de hoofdverpleegkundige georganiseerd worden. Niet Nuchter Meeste RX en CT ECG EMG Consultaties andere disciplines ORL – oogarts – orthopedie Chirurgie – urologie
Nuchter Labo RX maag duodenum Echo abdomen, nieren, blaas CT hersenen met contraststof gastroscopie Operaties: afh. van soort ingreep
Pagina 11
Technisch-verpleegkundige prestaties en activiteiten op de Sp-dienst & Behandelingen Ademhalingsstelsel o aërosol o zuurstoftoediening via zuurstofbril of via masker o aspiratie bovenste luchtwegen Bloedsomloopstelsel o o o o
bloedafname capillair en veneus voorbereiding, toedienen van en toezicht op iv-perfusies en transfusies bloeddrukmeting aanbrengen van verbanden en kousen ter voorkoming en/of behandeling van veneuze aandoeningen
Spijsverteringsstelsel o verwijderen van faecalomen o lavement o maagsonde: plaatsen, actieve en passieve drainage Urogenitaalstelsel o vaginale spoeling o blaaskatheterisatie: eenmalig, verblijfssonde o blaasinstillatie Huid en zintuigen o voorbereiding, uitvoering van en toezicht op aseptische en antiseptische wondverzorging o de verzorging van stomati, wonden met wieken en drains o voorbereiding, uitvoering en toezicht op verwijderen van cutaan hechtingsmateriaal, cutane wieken en drains en cutane katheters
Pagina 12
Metabolisme o vochtbalans Medicamenteuze toedieningen o toedienen van medicatie oraal, rectaal, vaginaal, iv, im, sc,via de luchtwegen, oogindruppeling, oorindruppeling Voedsel en vochttoediening o enterale voedsel en vochttoediening o parenterale voeding Mobiliteit o de patiënt in een functionele houding brengen met technische hulpmiddelen en het toezicht erop o gebruik van aktieve en passieve tillift o Wisselhouding, oefenen transfers, in en uit bed komen van patiënten, mobiliseren met looprek… Hygiëne o specifieke hygiënische zorgen als voorbereiding op een onderzoek of behandeling hygiënische zorgen bij patiënten met ADL-dysfunctie Fysische beveiliging o maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels: fixatiemiddelen (verpleegdeken, zweedse gordel,…), isolatie, beveiliging, toezicht o maatregelen ter preventie van infecties o maatregelen ter preventie van decubitusletsels Verpleegkundige activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose o nemen van parameters, nutritionele screening o staalafname en collectie van secreten en excreten o bloedafname door veneuze en capillaire punctie Pagina 13
Administratief o Bestellingen apotheek o Correct noteren in het Verpleegdossier o MZG Verwachtingen We verwachten van jou als student dat je een lerende houding aanneemt en interesse toont voor de revalidatiepatiënt. Initiatief nemen zal altijd geapprecieerd worden. Vraag ook om feedback. Leer empatisch omgaan met de patiënten. We verwachten dat je bij het begin van de stageperiode in samenspraak met de andere studenten en hoofdverpleegkundige een uurregeling opmaakt. De eerste dag kan je starten om 08:30u. Andere dagen te starten om 08:00u. of zoals besproken met de hoofdverpleegkundige. Graag op maandag en vrijdag 1 student die tot 17:00 u aanwezig is op de afdeling. Pauzeren in de personeelskeuken kan, bij meerdere studenten wel op verschillende tijdstippen zodat er een continuïteit is van studenten op de gang zelf. In geval van ziekte is de afdeling te bereiken op het telefoonnummer: 054 31 21 04. Eigen leerproces in handen nemen, afhankelijk van de doelstellingen Stageformulieren aanbieden Feedback vragen Eigen initiatief nemen voor het aanleren van technieken Verantwoordelijkheidsgevoel aansterken 1ste jaarsstudenten Organisatie van de afdeling leren kennen Omgang met patiënten Aangeleerde technieken correct uitvoeren 2e jaarsstudenten Idem 1ste jaarsstudent De nieuwe verworven technieken eigen maken met oog voor de totaalzorg van de patiënt Pagina 14
3e jaarsstudenten Idem Volledige integratie in het afdelingsgebeuren (eventueel avond en nachtdienst)
Evaluatie van de studenten Er zijn drie manieren van evalueren die worden hier toegepast. 1. De dag dagelijkse evaluatie 2. De tussentijdse evaluatie 3. De eindevaluatie De verpleegkundige waar de student mee samenwerkt zal dagelijks feedback geven. Zo weet de student wat hij/zij goed doet en waar hij/zij nog aan moet werken. Het omgaan met deze feedback kan heel belangrijk zijn voor de eindevaluatie. De hoofdverpleegkundige en de stagebegeleid(st)er krijgen ook inlichtingen van deze verpleegkundige omtrent het functioneren van de student, dit zowel in positieve als in negatieve zin. Zij heeft immers het beste zicht op het leerproces van de student. Door die informatie zal de eindbeoordeling correcter zijn. De eindevaluatie gebeurt door de stagebegeleid(st)er / hoofdverpleegkundige aan de hand van het stagebegeleidingsformulier. Bij deze evaluatie zijn ook de stageleerkracht en de student zelf aanwezig.
Pagina 15
Pagina 16
Bijlagen algemene nuttige informatie 1. Veel voorkomende medicatie cardiovasculaire medicatie: o bv. Lanoxine®, Lanitop®, Diafusor®, Coruno®, Cordarone® antihypertensiva = bloeddrukverlagende medicatie: o bv. Amlor®, Capoten®, Adalat®, Coversyl®, Emconcor®, Sotalex® diuretica = vochtafdrijvende medicatie: o bv. Lasix®, Aldactone®, Burinex® anticoagulantia = bloedverdunnende medicatie: o bv. Marcoumar®, Marevan®, Sintrom® maag- en darmmedicatie: o bv. Zantac®, Zurcale®, Losec® anti-emitica = medicatie tegen braken: o bv. Primperan®, Motilium®, Litican® laxativa = medicatie tegen obstipatie: o bv. Forlax®, Bifiteral®, osfaatlavement® antidiarreica = medicatie tegen diarree: o bv. Enterol®, Immodium®, Laudanum® analgetica en anti-inflammatica = pijnstillende, koorts- en ontstekingswerende medicatie: o bv. Dafalgan®, Tradonal®, Durogesic®, MS Direct®, MS Contin®, Transtec® Hypnotica, sedativa en anxiolytica = slaap en kalmeermedicatie, medicatie tegen angst: o bv. Loramet®, Temesta®, Lexotan®, Valium®, Xanax®, Stilnoct® neuroleptica = antipsychotica o bv. Haldol®, Risperdal® antiparkinson medicatie: o bv. Prolopa®, Permax® anti-epileptica: o bv. Diphantoïne®, Depakine® schildkliermedicatie: o bv. Euthyrox®, L-thyrone®
Pagina 17
antidiabetica: o bv. Glucophage®, Glurenorm®, Minidiab®, Daonil®, Actrapid®, Mixtard®, Novorapid® luchtwegmedicatie: o bv. Combivent®, Duovent®, Euphylline®, Pulmicort®, Lomudal®, Mistabron®, Acedicone®, Rhinatiol®, Surbronc® antibiotica: o bv. Augmentin®, Avelox®, Penicilline®, Floxapen®, Rocephine®, Tazocin®, Bactrim®, Ciproxine®, Diflucan® calciumpreparaten: o bv. Calcit vit D3®, Fosamax®
2. Verklaring van veel gebruikt vakjargon en afkortingen DAT: Daling Algemene Toestand VKF: VoorKamerFibrillatie COPD: verzamelnaam voor chronische irreversibele diffuse vernauwingen van de luchtwegen (Chronical Obstructive Pulmonary Dissease) CVA: CerebroVasculair Accident TIA: niet- invaliderende, voorbijgaande belemmering van de bloedtoevoer van de hersenen THP: Totale HeupProthese TKP: Totale KnieProthese AAA: Aneurysma Aorta Abdominalis WH: WisselHouding # : fractuur AHT: Arteriële HyperTensie Blss: BlaasSonde GSS: GastromieSonde SPS: Supra Pubische Sonde CVK: Centraal Veneuze Katheter ADL : Activiteiten Dagelijks Leven MMSE: Mini Mental State Examination HK: HemoCulturen DAV: Droog Aseptisch Verband
Pagina 18
3. Bijlage (informatief) TKP (= totale knie prothese) De knie Een kniegewricht bestaat uit 3 delen die met elkaar in verbinding staan: Het dijbeen of femur Het scheenbeen of tibia De knieschijf of patella Alle oppervlakken van deze beenderen zijn met een laag kraakbeen bedektdie ervoor zorgt dat het gewricht soepel beweegt. De schokken tijdens vb: het lopen worden opgevangen door de meniscus. De botstructuren worden door gewrichtsbanden met elkaar verbonden. Door o.a. het verouderingsproces wordt de kraakbeenlaag steeds dunner waardoor het bot gaat slijten en beschadigd wordt. Hierdoor beweegt het gewricht steeds minder soepel en geeft dit pijnklachten. Er kan door een orthopedist besloten worden het gewricht te vervangen door een totale knieprothese. Bij deze operatie worden de versleten uiteinden van het dijbeen en scheenbeen vervangen door metalen prothesedelen. Deze twee metalen componenten worden door botcement aan het bot bevestigd, ertussen wordt een polyethyleen component geplaatst. Dit is een dikke laag duurzaam plastiek dat in dikte kan aangepast worden om een perfecte stabiliteit en beweeglijkheid van de knie te bewerkstelligen. De operatie duurt ongeveer een anderhalf uur. Meer info cfr. Intranet / verpleegkundig / ortho-traumato
Pagina 19
THP (= totale heup prothese) De heup De heup is een belangrijk gewricht in ons lichaam. Ze bestaat uit 2 delen: de heupkop en de heuppan. Beide delen zijn bedekt met een laag kraakbeen dat ons toelaat het gewricht soepel te bewegen in alle richtingen. Een heupprothese vervangt het heupgewricht om achteraf op een zo normaal mogelijke manier de dagelijkse activiteiten weer te kunnen opnemen. Er zijn verschillende soorten prothesen: Gecementeerd Niet-gecementeerd Oppervlakte prothese/resurfacing ( = botsparende operatie, bij mensen< dan 50J) de orthopedist bespreekt dit met de patiënt welke prothese de meest ideale is. De operatie duurt ongeveer een uur. Meer info cfr. Intranet / verpleegkundig / ortho-traumato
CVA (= cerebro vasculair accident) Een beroerte is voor de hersenen wat een hartinfarct is voor het hart. De medische benaming voor een beroerte is Cerebro Vasculair Accident, meestal afgekort met CVA. Letterlijk betekent dit "ongeluk in de bloedvaten van de hersenen". Ongeveer 75% van de beroertes ontstaan door zuurstoftekort doordat een slagader of een ader verstopt raakt. Wanneer dit gebeurt begint een stukje van het hersenweefsel af te sterven. Men spreekt in dit geval ook van een herseninfarct. Een van de meest voorkomende vormen van beroerten is de trombose. Daarbij wordt meestal vet en kalk afgezet in de wand van een slagader, tot deze volledig verstopt is. Een andere vorm van beroerten wordt veroorzaakt door een zogenaamd embool. Dit betekent dat vanuit het hart of de grote Pagina 20
bloedvaten zoals de aorta of de halsslagaders een brokje met bloedplaatjes, vet en/of kalk loskomt en gaat vastzitten in een bloedvat dat naar de hersenen gaat. In ong. 20% van de gevallen wordt een beroerte veroorzaakt door een bloeding in de hersenen zelf. Een hersenbloeding wordt veroorzaakt door een scheur van een hersenbloedvat met bloedingen in het weefsel dat de hersenen bedekt (de zogenaamde subarachnoïdale bloeding) of in het hersenweefsel zelf (de zogenaamde intra-cerebrale bloeding). De meest frequente oorzaak van een dergelijke subarachnoïdale bloeding is een aneurysma, een verbreding van een bloedvat. De meest fequente oorzaak van een intra-cerebrale bloeding is een verhoogde bloeddruk (hypertensie). De gevolgen worden bepaald door de plaats in de hersenen waar een beroerte zich voordoet. In elk deel van de hersenen bevindt zich een ander "regelcentrum" voor bepaalde lichaamsfuncties, emoties en gevoelens. Naast lichamelijke gevolgen zoals éénzijdige verlammingen, is er vaak sprake van "minder zichtbare" gevolgen, zoals gedeeltelijke blindheid, vergeetachtigheid, spraakstoornissen, depressiviteit en gedragsveranderingen. De revalidatie na een beroerte kan weken en soms maanden duren en niet altijd treedt een volledig herstel op. Daarom vergt de behandeling en de aanvaarding van een definitieve lichamelijke handicap erg veel van patiënt en familie. Daarom is het nodig om beroep te kunnen doen op de kinesitherapeuten, logopedisten, ergotherapeuten, maatschappelijk werksters, verple(e)g(st)ers en artsen van de verschillende betrokken afdelingen.
TIA ( = transiënt ischemisch attack ) Een transiënt ischemisch attack (TIA) is een voorbijgaande periode van lokale neurologische uitval, die enkele minuten tot enkele uren kan duren. Het is een niet-invaliderende, voorbijgaande ischemie (zonder zuurstof) van (een gedeelte van) de hersenen. Het is niet mogelijk om het onderscheid te maken tussen een beroerte en een transiënt ischemisch attack op het ogenblik waarop de symptomen zich presenteren. Indien echter de neurologische toestand zich volledig herstelt binnen de vierentwintig uren, dan spreekt men van een transiënt ischemisch attack. De meeste T.I.A.´s duren minder dan 15 minuten. Pagina 21
Een transiënt ischemisch attack is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van een beroerte.
MRSA MRSA staat voor methicilline resistente Staphylococcus aureus. Op deze afdeling zal je regelmatig geconfronteerd worden met een patiënt waar bijkomende isolatiemaatregelen worden toegepast vanwege kolonisatie (=dragerschap) of een infectie met een besmettelijk micro-organisme (bv. MRSA, Clostridium difficile). De kamerdeur van dergelijke patiënt wordt gekenmerkt door een gele isolatiesticker waarop verschillende icoontjes vermeld staan met een aantal ‘extra te nemen maatregelen’, alsook door een karretje met handalcohol en persoonlijke beschermingsmiddelen zoals handschoenen, schorten en ev. maskers. Ook wordt extra aandacht gevraagd voor het toepassen van een correcte handhygiëne. MRSA is de afkorting voor methicilline (M) resistente (R) Staphylococcus (S) aureus (A). Deze bacterie veroorzaakt geen ernstigere infecties dan de gewone Staphylococcus aureus, maar is niet meer gevoelig (= resistent) aan de klassieke antibiotica. MRSA kan bij mensen ‘ongemerkt’ leven, voornamelijk op de huid of in de neus (= kolonisatie / dragerschap). Enkel in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij mensen met een open wonde, kan deze bacterie een infectie veroorzaken (bv. wondinfectie). Ook de (geriatrische) patiënt is, vanwege zijn vaak complexe pathologie, een patiënt met een verhoogd risico. Geriatrische patiënten die opgenomen worden vanuit een rusten verzorgingstehuis of bejaardentehuis, alsook gekende MRSA-patiënten, worden dan ook bij opname (opnieuw) gescreend.
Patiëntenkamers van patiënten die gekoloniseerd of geïnfecteerd zijn met dergelijk micro-organisme zijn géén verboden terrein. Het instellen van bijkomende isolatiemaatregelen (éénpersoonskamer, dragen van schort en handschoenen, …) wordt vaak door de patiënten als ‘bedreigend’ ervaren. Wees hierop zeer attent en doe deze patiënten eens een plezier met een extra bezoek of deugddoende babbel.
Pagina 22
Dementie Dementie is een ziekte met cognitieve, gedragsmatige, affectieve en functionele symptomen. Criteria van het dementiesyndroom De typische cognitieve tekorten: 1. stoornissen in het geheugen, waarneembare tekortkomingen in het korte- en langetermijngeheugen zijn typerend. De patiënt heeft moeilijkheden om nieuwe informatie aan te leren en om zich gegevens te herinneren die hij vroeger wel kende. 2. bijkomende essentiële cognitieve stoornissen: afasie: stoornissen in het gebruiken en begrijpen van taal apraxie: stoornissen in het doelgericht handelen zonder bewegingsbeperkingen agnosie: problemen bij het herkennen/ identificeren van objecten uitvoerende stoornissen: moeilijkheden bij het maken van plannen, het organiseren,… 3. bijkomende, maar niet-essentiële symptomen: gedragsmatig: dwaal- of vluchtgedrag, fysieke agressie, rusteloosheid,… affectieve: bij een dementiesyndroom komen in 10-40% van de patiënten verschijnselen van een depressie voor, variërend van een depressie in engere zin tot een beeld van een wisselende stemmingsdaling. Functionele: de zelfredzaamheid gaat progressief afnemen met toenemende slordigheid, ADL- dysfuncties, decorumverlies, omkering van het bioritme, beperking van voedselinname,… Voorbeelden van dementieziekten Ziekte van Alzheimer Vasculaire dementie Dementie bij ziekte van Parkinson en Huntington
Pagina 23
Dementie en revalidatie Revalidatie bij dementerenden wordt anders omschreven dan gewoonlijk. Het is een poging om patiënten op een zo hoog mogelijk peil te laten functioneren, rekening houdend met de door het aftakelingsproces gestelde beperkingen. ADL- training: hier wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid door het oefenen van de handelingen zelf en door het nemen van ergonomische maatregelen waardoor men de handeling optimaliseert. Meestal worden deze patiënten begeleid door de ergotherapeut. R.O.T.- training (realiteit en oriëntatie training) beoogt het mentale achteruitgangsproces tegen te gaan door het regelmatig aanbieden van dezelfde basisinformatie (plaats, tijd, benoemen van objecten, recente gebeurtenissen) en het herhaaldelijk appèl doen op deze informatie. Omgang met dementerenden. Een pasklaar antwoord op de vraag ‘hoe omgaan met dementerenden?’ is moeilijk te geven. Respect en geduld staan centraal. In het contact met dementerenden zijn enkele aandachtspunten belangrijk, zoals lichamelijk contact, de noodzaak tot communicatie, herstel van decorum, respect voor de privacy en aandacht voor lichamelijke gezondheidstoestand en verzorging. Het heeft geen enkele zin een demente oudere direct of indirect te wijzen op gemaakt fouten. Dat werkt alleen maar frustratie in de hand. Veranderingen geven een gevoel van onzekerheid, gebruik daarom zoveel mogelijk herkenbare dingen.
Depressie Depressie is een ziekte met zowel lichamelijke als psychische kenmerken, die een heel sterke invloed heeft op het functioneren van de persoon en op de relatie met de andere mensen. Zoals bij de meeste belangrijke aandoeningen is ook een depressie het gevolg van een samenspel tussen meerdere factoren. Lichamelijke, geestelijke en erfelijke oorzaken kunnen een aanleiding geven tot het ontstaan van een depressie. Een depressie bevat bepaalde kernsymptomen: Depressieve ingesteldheid en stemming Daling van eetlust Verminderde interesse Rusteloosheid of eerder traagheid in beweging en gedachtegang Pagina 24
Afgenomen energie, lusteloosheid Schuldgevoelens, gevoelens van waardeloosheid Suïcidale neiging of plannen Slaapstoornissen Verminderde concentratie
Symptomen bij ouderen zijn minder duidelijk, worden gemakkelijk miskend, bestaan tegelijkertijd met andere lichamelijke ziekten. Dit komt omdat psychiatrische stoornissen moeilijker worden toegegeven, symptomen minder duidelijk worden geformuleerd, er eerder lichamelijke klachten worden geuit en de depressieve symptomen minder klassiek zijn. Daarom is het van belang om een goede (hetero)anamnese te hebben en een goede diagnose van de geriater. Een depressie is gemakkelijk behandelbaar, na een correcte diagnosestelling. In tegenstelling tot dementie is depressie van voorbijgaande aard.
Delier Het delirium of delier is een acute en in principe reversibele (in tegenstelling tot dementie) psycho-organische stoornis, die onder invloed van uiteenlopende materiële condities, maar allicht ook ten gevolge van langdurige stress tot stand kan komen. Er bestaan weinig goede studies inzake prevalentie en /of incidentie. Niettemin mag worden aangenomen dat minstens één op vier van alle ouderen die in een algemeen ziekenhuis worden opgenomen een delirium zullen vertonen tijdens hun opname. Delirium bij een oudere patiënt, ook wel acute verwardheid of delier genoemd, is een teken van globale cerebrale dysfunctie. Vrij abrupt valt de capaciteit van de patiënt weg om gepast te reageren op prikkels uit de omgeving. Het opvallendst zijn bewustzijnsverandering, gestoorde aandacht en concentratiestoornissen. De oorzaak van een delirium is meestal een ernstige lichamelijke aandoening. Het ontstaat doorgaans door het samengaan van verscheidene uitlokkende factoren.
Pagina 25
Oorzaken van delirium Medicatie: antidepressiva, neuroleptica medicatie met inwerking op centraal zenuwstelsel, vb. antiparkinsonmedicatie, sedativa. Bètablokkers, antihypertensiva Corticoïden … Hypoxie (te laag zuurstofgehalte): bronchopneumonie longembolie hartinfarct, hartdecompensatie, ritmestoornissen hypotensie ernstige anemie CO-intoxicatie Hypoglycemie Electrolytenstoornissen: hyponatriëmie, dehydratatie Alle ernstige infectie Urineretentie Leverinsufficiëntie Ondervoeding, enz.
Pagina 26
Verschil tussen dementie, delier en depressie Dementie chronisch normaal bewustzijn constante progressie geen ziekteinzicht geen lichamelijke klachten kent verloop van jaren
delier Vrij abrupt ontstaan Gestoord bewustzijn Grillig verloop (’s avonds slechts) Ziekte- inzicht aanwezig Hallucinaties, gestoorde slaap Beperkte en gestoorde spraak Max. 1 maand
depressie Variabel Dagschommelingen Meestal normaal bewustzijn Zwakke aandacht Geheugen meestal intact Auditieve hallucinaties Complexe wanen
Decubituspreventie Decubitus onstaat door een slechte doorbloeding in het weefsel door druk– en/of schuifkrachten. De meest voorkomende plaatsen waar decubitus ontstaat zijn stuit, heupen, hielen, knieën en schouderbladen. Preventie van decubitus start met het opsporen van de risicopatiënten op onze afdeling. Dit zijn patiënten met een verminderde activiteit en/of mobiliteit. De eerste bepaling van risicopatiënten start reeds bij de opname van elke nieuwe patiënt. Het is onze taak als verpleegkundigen om de risicoplaatsen van decubitus goed te inspecteren. Als een patiënt niet uit zichzelf van houding kan veranderen (zich draaien of benen opheffen) dan wordt er meteen gestart met een wisselhoudingsschema en mobiliseren indien mogelijk. Ook de voedingstoestand van de patiënt (ondervoeding) speelt een hele belangrijke rol in het ontstaan van decubitus. Zie punt 3.8. Het doel van wisselhouding geven is de druk en schuifkracht verminderen. Op onze afdeling maken we gebruik van 2 schema’s om wisselhouding toe te passen. Pagina 27
Wisselhoudingsschema 1 08u semifowler 10u links 30° 12u semifowler 13u rechts 30° 16u semifowler 18u links 30°
Zijlig ging 330 30°
21u semifowler 23u rechts 30° 03u semifowler 06u links 30°
Zijlig ging 3030 °
Pagina 28
Wisselhoudingsschema 2 08u semi-fowler 10u opzitten 11u semi-fowler 13u rechts 30° 16u opzitten 17u semi-flower
Zijlig ging 330 30°
18u links 30° 21u semi-fowler 23u rechts 30° 03u semi-fowler
Zijlig ging 3030 °
06u links 30°
We gebruiken gewone kussens om een goede zijligging te geven. Op onze afdeling zijn alle matrassen standaard drukreducerende matrassen (Tempur®). Bij hoog risicopatiënten volstaat dit niet en leggen we een extra alternerend matras (alpha-X-cell matras). Deze luchtmatrassen gaan afwisselend de druk verlagen op de risicoplaatsen van het lichaam. Maar ook op deze alternerende matrassen blijven de hielen een zwakke plek, daarom zorgen wij bij alle risicopatiënten voor een kussen onder de onderbenen zodat de hielen de matras niet raken (techniek zwevende hielen). Pagina 29
Deshydratatie blijft een aandachtspunt ook hier! Vaak worden patiënten opgenomen in een acuut ziekenhuis met als reden van opname deshydratatie (uitdroging). Deze uitdroging kunnen we observeren doordat de patiënt suf is, minder aanspreekbaar en een typische nietelastische huid heeft (als je de huid van de arm bijvoorbeeld vastneemt tussen 2 vingers en loslaat, veert deze huid niet terug zoals bij onze huid). Deze uitdroging kan ontstaan door te weinig vocht te drinken maar ook doordat de patiënt te veel vocht verloren heeft bijvoorbeeld door diarree, veel braken of hoge koorts. In het ziekenhuis wordt deshydratatie vaak de eerste dagen behandeld door het plaatsen van een infuus. Na verloop van tijd mag dit infuus stoppen maar blijft het zeer belangrijk voor een goede vochtbalans te behouden. Daarom moeten wij erop toezien dat we alle patiënten, vooral de zorgafhankelijke patiënten, veel laten drinken. Dit kan op zeer veel momenten van de dag. Bijvoorbeeld bij het nemen van de medicatie van 8u, 13u, 16u en 20u, bij het opdienen en afdienen van het eten (koffie, melk, soep) en extra koffieronde om 14u, bij de verzorging.
Ouderdomsdiabetes Een zeer groot aantal van onze opgenomen patiënten lijden aan ouderdomsdiabetes of diabetes type 2. Dit betekent dat ze pas diabetes kregen op oudere leeftijd en dat ze dus vaak met enkel op hun diabetesdieet te letten hun bloedsuikerwaarde (glycemie) onder controle kunnen houden. Een aantal van hen nemen eveneens bloedsuikerverlagende medicatie en soms zelfs in combinatie met insulinetherapie. De voornaamste symptomen van hyperglycemie (bloedsuikergehalte hoger dan 120 voor het eten en hoger dan180 na het eten) zijn:
meer honger of dorst dan gewoonlijk vaak urineren, vooral ´s nachts droge of jeukende huid vermoeid of slaperig zijn wazig zicht frequente infecties langzaam helende sneden of wonden
Pagina 30
De voornaamste symptomen van hypoglycemie (bloedsuikergehalte lager dan 70) zijn:
beven transpiratie vermoeidheid honger een snelle hartslag geïrriteerd of verward zijn wazig zicht of hoofdpijn helemaal geen symptomen
Bij geriatrische patiënten komen deze symptomen vaak minder duidelijk naar voor. Sommige van onze patiënten voelen een hypoglycemie of hyperglycemie niet opkomen. Dus moeten we bij heel alert blijven en bij het minste vermoeden van één van de symptomen het bloedsuikergehalte bepalen via bedside glucose meting.
Voeding Ondervoeding of ‘malnutritie’ is een zeer groot probleem binnen het ziekenhuis. Daarom werken wij eraan om malnutritie aan te pakken op onze afdeling. Wij gaan als volgt tewerk: Bij elke opname nemen we een voedingsscreening af. Met deze screeninggegevens wordt multidisciplinair gewerkt. Want de diëtiste bepaalt de BMI (Body Mass Index), berekent de caloriën en beslist aan de hand van haar resultaten welke patiënt ondervoed is en welke niet of met andere woorden, welke patiënten ze verder moet opvolgen. Wanneer de diëtiste beslist om de patiënt verder op te volgen, komt ze verschillende malen aan het bed van de patiënt om te observeren. Observeren kan ze aan de hand van onze verpleegkundige gegevens die wij invullen aan bed van de patiënt. Namelijk driemaal per dag noteren we hoeveel patiënten eten en drinken. Bij het ontslag van de patiënt worden er afspraken door de diëtist geformuleerd in de ontslagbrief en neemt de ontslagmanager contact op met de personen die thuis instaan voor de patiënt of het woon-en zorgcentrum. Pagina 31
Valpreventie Zeer veel patiënten komen op onze afdeling terecht met als reden vallen. Uit onderzoek blijkt dat 1/3 van de thuiswonende ouderen zeker één maal per jaar valt en dat vanaf 70+ de kans groter is dat men ooit valt. Daarom gaat de aandacht binnen de ouderzorg naar valpreventie op, om via tips, informatie en/of oefeningen de oudere persoon te wijzen op valriscico’s en hiervoor eventueel een oplossing te bieden. Op onze afdeling gaan we reeds bij opname op zoek naar patiënten met verhoogd valrisico. We testen dit aan de hand van de Stratify Risk Assessment Tool (evaluatieschaal voor vallen) . Deze SRA omvat 5 kleine vragen en starten we met onze multidisciplinaire richtlijnen: Medisch: gaan de artsen een grondige anamnese uitvoeren en de nodige onderzoeken voor bv duizeligheid of ritmestoornissen uit te sluiten. Ze kijken ook het medicatiegebruik na en onderzoeken of de patiënten osteoporose hebben. Verpleegkundig: het volledige team moet aandacht hebben voor: o Remmen opzetten van bed, zetel, nachtstoel of rolstoel. o Evenwichtsstoornissen o Patiënten met een gedaald bewustzijn o Beloproepen tijdig beantwoorden o Bedden steeds op de laagste stand zetten Kinésisten: zullen zo snel mogelijk, ook bij bedlegerige patiënten, mobiliteits – en krachtsoefeningen doen. Ook evenwichtsoefeningen en staphulpmiddelen zoals looprekje of rollator zijn nodig. Ergotherapeute: geeft tips voor ADL en hulpmiddelen voor thuis. Schoonmaak: hebben aandacht voor natte/gladde vloeren, en dat ze alles terug zetten na het poetsen zoals looprekken. Ontslagmanager / sociale dienst: informeert patiënten met betrekking tot hulpmiddelen en instanties. En geven het valrisico door aan instanties thuis. Dit is al uitgebreid maar we gaan op de afdeling nog verder. We geven ook infosessies voor patiënten en hun familie. Men maakt hierbij gebruik van een infoboekje (met een groot lettertype en eenvoudige zinnen opgesteld) enerzijds en grote posters (met trefwoorden voor tijdens de infosessies) Pagina 32
anderzijds. In beide hulpmiddelen worden een aantal factoren overlopen, die van grote invloed kunnen zijn voor het valrisico of valkans bij ouderen. Op onze afdeling wordt er tweewekelijks op dinsdag namiddag een infosessie gehouden in de dagzaal. Er worden zoveel mogelijke patiënten overtuigd om eraan deel te nemen. Ook hun familie is welkom op deze sessies. De volgende factoren worden besproken tijdens de infosessie en hebben zeker een invloed op een valrisico:
te weinig bewegen (leidt tot stijfheid) problemen met de bloeddruk (orthostatische hypotensie) gebruik van medicatie (diuretica, slaapmedicatie, …) onveiligheid in en rond het huis (tapijten, opstapjes, trappen) problemen met het zicht valangst frequent naar het toilet moeten …
Tijdens deze sessies wordt ook info gegeven over het juiste schoeisel, hulpmiddelen bij het stappen zoals een rollator, het Personen Alarm Systeem, de toiletverhoger, het badzitje, de zijdelingse steunbaren, nazicht van de bril, incontinentiemateriaal, hoe raak ik recht na een val, beenspieroefeningen, enz. Dit alles heeft als bedoeling om de oudere te wijzen op de bestaande valkans en hem een aantal aandachtspunten mee te geven, waar hij zeker kan op letten om minder te vallen.
Pagina 33
Wij wensen u veel succes! Pagina 34
Notities student:
Pagina 35
OLV Ziekenhuis SP-Dienst Campus Ninove Biezenstraat 2 9400 Ninove
Contact T. 054 31 21 11 T. 054 31 21 04 Pagina 36