Strategie 6
Wat heb ik gelezen?
Tabel of schema; welke informatie haal ik hieruit? Hoe kan ik een tekst samenvatten? o Wat zijn de sleutelwoorden? o Wat is het onderwerp van een tekst? o Wat is de hoofdgedachte van een tekst? o Schrijf een samenvatting. Wat is het doel van de schrijver?
Hoe kan ik deze tekst uittekenen? Stap 1
Wat zijn de belangrijkste woorden in deze tekst? De belangrijkste woorden noem je sleutelwoorden. Onderstreep de belangrijkste woorden of schrijf ze over.
Stap 2
Wat past het best bij deze tekst? Kies uit: tekening, woordveld, schema of mindmap.
tekening woordveld
Stap 3 Schrijf de sleutelwoorden in een tekening, woordveld schema. Of teken ze in een mindmap (zie hieronder). Bouw het langzaam op: stukje lezen sleutelwoord kiezen in schema zetten volgend stukje lezen enzovoort.
schema’s
1
2
4
mindmap
3
1
Lees het artikel ‘Kanjerkwallen aangespoeld’ op pagina 6 van Kidsweek.
a Onderstreep de vijf belangrijkste sleutelwoorden in het artikel.
b Schrijf deze vijf sleutelwoorden hieronder op de stippellijntjes. Teken bij elk sleutelwoord een plaatje.
1 ‐ …………………………………………………
3 ‐ ……………………………………………
4 ‐ ……………………………………….…………
3
2 ‐ …………………………………………………
5 ‐ …………………………………………………
c Wat is het onderwerp van de tekst? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
d Wat is de hoofdgedachte van de tekst? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
e Schrijf een korte samenvatting van het artikel. …..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
…..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…..……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2 Woordveld en mindmap maken
Stap 1:
Bekijk pagina 3 van het lesboekje. Lees daarna het artikel ‘Meer onderzoek naar kinderkanker’ op pagina 4 van Kidsweek.
Stap 2:
Wat is het onderwerp van het artikel? Schrijf het in het woordveld hieronder.
Stap 3:
Schrijf daarna vier sleutelwoorden uit het artikel rondom het onderwerp.
Stap 4: Maak van elk sleutelwoord in het woordveld een plaatje op een tekenblaadje (net als bij opdracht 1).
Stap 5: Maak van deze plaatjes een mindmap. Op pagina 3 zie je een voorbeeld van een mindmap.
3 Alfabetposter Hiernaast zie je een alfabetposter.
a Lees het artikel op de voorpagina van Kidsweek. Schrijf de belangrijke woorden uit de tekst met een rode pen op de juiste plek in de alfabetposter.
b Vul nu de alfabetposter aan met woorden die te maken hebben met het onderwerp van de tekst en de woorden die jij bij opdracht 3a hebt opgeschreven. Gebruik nu een blauwe pen.
c Zijn er nog vakken leeg? Bij welke letters heb jij niets ingevuld?
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y/Z
.
1
Lees ‘Nieuw! Nieuw! Nieuw!’ op pagina 9 van Kidsweek
a Leg in je eigen woorden uit wat sleutelwoorden zijn.
……………………………………………………………………………………….……..
1 ‐ ……………………………..… 2 ‐ ……………………………..…
b Onderstreep de 4 belangrijkste sleutelwoorden in het artikel.
c
Schrijf deze 4 sleutelwoorden hiernaast op de stippellijntjes.
d Bedenk bij elk sleutelwoord een plaatje.
3 ‐ ……………………………..… 4 ‐ ……………………………..…
2 Woordveld en mindmap maken
Stap 1:
Bekijk pagina 3 van het lesboekje. Lees daarna het artikel ‘Wie was Wubbo?’ op pagina 5 van Kidsweek.
Stap 2:
Wat is het onderwerp van het artikel? Schrijf het in het woordveld hiernaast.
Stap 3:
Schrijf daarna vier sleutelwoorden uit het artikel rondom het onderwerp.
Stap 4: Maak van elk sleutelwoord in het woordveld een plaatje op een tekenblaadje (net als bij opdracht 1).
Stap 5: Maak van deze plaatjes een mindmap. Op pagina 3 zie je een voorbeeld van een mindmap.
Stap 6: Wat vind jij van jouw mindmap? Wat zou je de volgende keer anders doen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
3 Stap voor stap een samenvatting schrijven
a Kies zelf een artikel uit Kidsweek. Wat is de titel van het artikel? ………………………………………………………………..…………….…….
b Wat zijn de sleutelwoorden in dit artikel? ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….…………………………………………………….…
c Wat is het onderwerp van een tekst? …………………………………………………………………………………………………………………………………….….
d Wat is de hoofdgedachte van een tekst? …………………………………………………………………………………………………………………….…..…………
e Schrijf een samenvatting op een oefenblaadje.
f Vind jij het moeilijk om een samenvatting te schrijven van een tekst? Leg uit waarom wel of niet.
………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………….……………….…………..……
g Lees de samenvatting van een klasgenootje. Bij welk artikel uit Kidsweek heeft je klasgenootje een samenvatting geschreven?
………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………….……………….…………..…… h Wat vond jij goed aan de samenvatting van je klasgenootje?
………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………….……………….…………..……
i Wat vond jij minder goed aan de samenvatting van je klasgenootje?
………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………….……………….…………..……
1 Woordveld en mindmap maken
Stap 1:
Bekijk pagina 3 van het lesboekje. Lees daarna het artikel ‘Wie was Wubbo?’ op pagina 5 van het lesboekje.
Stap 2:
Wat is het onderwerp van het artikel? Schrijf het in het woordveld hiernaast.
Stap 3:
Schrijf daarna zes sleutelwoorden uit het artikel rondom het onderwerp.
Stap 4: Maak van elk sleutelwoord in het woordveld een plaatje op een tekenblaadje.
Stap 5: Maak van deze plaatjes een mindmap. Op pagina 3 zie je een voorbeeld van een mindmap.
Stap 6: Wat vind jij van jouw mindmap? Wat zou je de volgende keer anders doen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
2 Stap voor stap een samenvatting schrijven
a Lees ‘Overal Europa’ op pagina 5 van Kidsweek. Wat is het onderwerp? …………………………………………………………………………….….
b Wat is de hoofdgedachte? …………………………………………………………………………………………………………..………………………………………….
c Schrijf een samenvatting van de tekst op een oefenblaadje.
d Lees nu de samenvatting van een klasgenootje. Wat vond jij goed en minder goed aan de samenvatting van je klasgenootje?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………
3 Lees het artikel ‘Honderdvijftig windmolens op
4 Lees ‘Kliederkampioen’ op pagina 11 van Kidsweek.
volle zee’ op pagina 10 van het lesboekje.
a Leg in je eigen woorden uit wat het woord ‘hoofdgedachte’ betekent.
………………………………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………….. b Schrijf de sleutelwoorden per alinea op.
1 2 3
a Onderstreep de sleutelwoorden in het artikel.
b Bekijk de tabel hieronder en vertel wat je ziet.
c De tabel is nog niet helemaal ingevuld. Jij mag de tabel verder invullen.
………………………………………………………………………………………...
………………………………………………………………………………….……
Je mag gebruikmaken van internet.
Gastland(en) 2014 2010 2006 2002 1998
d Vertel nu in één zin waar het artikel over gaat.
………………………………………………………………………………………………………………………………….
c Schrijf de hoofdgedachte per alinea op.
1 2 3
………………………………………………………………………………………………………………………………….
Brazilië
Uitslag finale
2e plaats
?
?
?
Duitsland
Spanje
1 – 0
Italië
1994 1990 1986
Wereldkampioen
Frankrijk
2 – 0 3 – 0
Brazilië
Verenigde Staten
Brazilië
Mexico
West‐Duitsland 1 – 0 3 – 2
Duitsland
Frankrijk
Argentinië West‐Duitsland
d Waarom staan er drie vraagtekens in de tabel? …………………………..………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………….…………..
Honderdvijftig windmolens op volle zee Park – Zo’n 85 kilometer buiten de kust van Groningen komt een groot windmolenpark. Vorige week werd bekend dat het geld daarvoor (bijna drie miljard euro!) bijeen geschraapt is. Over drie jaar moeten de windmolens gaan draaien. Door Sytse Wilman ‘De Noordzee is de belangrijkste bron van windenergie ter wereld’, roept Matthias Haag in een persbericht. Hij is directeur van het Gemini Windmolenpark, een project waarvoor verschillende bedrijven en instanties samenwerken. Het is de bedoeling om dit jaar nog te beginnen met de bouw van 150 windturbines in zee. Vanaf 2017 moeten die gaan draaien. Ze wekken dan genoeg energie op om elk jaar anderhalf miljoen mensen te voorzien van stroom. Lekker duurzaam, want dat scheelt aardig wat CO2-uitstoot. Vogels en vissen Dat klinkt best goed. Maar zitten er geen nadelen aan zo’n zee vol windmolens? Dat valt volgens de bouwers erg mee. Ze zeggen dat je het park niet kunt zien vanaf de kust. Je kunt dus nog altijd ongestoord over zee uitkijken zonder dat je naar de windturbines zit te staren. En vogels dan? Ook niet zo’n probleem, zegt Gemini zelf. Trekvogels vliegen wel om het park heen. De vogels die er wel langs willen, komen ook niet massaal in een gehaktmolen terecht. Kleine vogels vliegen meestal over de draaiende rotors heen en grotere er onderdoor. Toch kan het park niet uitsluiten dat er wel eens een vogel zal verongelukken. Daar staat tegenover dat dieren die in zee leven juist voordeel van het windmolenpark hebben. Voor hen wordt het een veilige, rustige plek want tussen de windmolens wordt niet gevist. Bron: 7Days
duurzaam
‘Omdat Charlie nooit boos of ongeduldig is, is de onderwijsrobot erg handig voor kinderen die niet zo makkelijk leren.’ (pag.2)
slacklinen
is een sport die lijkt op koorddansen, alleen staat een ‘slackline’ niet strak maar veert mee.
‘Met deze nieuwe stunt verbrak Lewis het record voor langste afstand ooit gelopen op een ‘slackline’.’ (pag.10)
octopus
astronaut
is een robot die ingezet kan worden in de klas om dingen uit te leggen.
Eindhoven
is een plaats in Noord‐Brabant. ‘Deze week was hij al op bezoek bij groep 7 van basisschool ’t Slingertouw in Eindhoven.’ (pag.2)
onderwijsrobot
is dat iets lang meegaat. ‘Maar voor een echt duurzame toekomst zijn veel slimmere plannen nodig.’ (pag.18/19)
is een weekdier met acht armen (tentakels) en honderden kleefnappen. ‘Een octopus heeft acht armen en honderden kleefnappen.’ (pag.9)
is iemand die in een ruimtevaartuig of een vliegtuig door de ruimte reist of gereisd heeft. ‘Astronaut André Kuipers wist daardoor dat hij het misschien ook ooit zou kunnen, een ruimtereis maken.’ (pag.5)
Naarden
is een gemeente in Noord‐Holland. ‘Eigenlijk zou Camiel (7) één rondje van 4,5 kilometer lopen tijdens een hardloopwedstrijd in Naarden.’ (pag.11)
Bosnië
is een land in het zuidoosten van Europa. ‘Bosnië en Servië vechten tegen het water.’ (pag.7)
België
is een land in het westen van Europa, grenzend aan Nederland. ‘Tijdens het EK in België won Nederland alle wedstrijden.’ (pag.11)
Kenia
is een land in het oosten van Afrika. ‘Rangers in het Afrikaanse land Kenia stuitten
vorige week op een vastberaden olifantje van vijf maanden oud.’ (pag.9)
Californië
is een staat aan de westkust van de Verenigde Staten. ‘Al ruim een week woeden er grote bosbranden in het zuiden van Californië.’ (pag.6)
Schrijf de antwoorden op een oefenblaadje! A
Lees ‘Groene ideeën in GreenTech’ op pag. 19 van Kidsweek.
B
Lees ‘Groene ideeën in GreenTech’ op pag. 19 van Kidsweek.
1) ‘Groene ideeën in GreenTech’ a) Wat betekent ‘braken hun brein over’? b) Met wie werken IJsbrand en Pippa hun idee verder uit? c) Zou jij in het donker langs een fietspad met lichtgevende plantjes durven fietsen? Leg uit waarom. d) Ga jij naar GreenTech kijken? Leg uit waarom.
2) Lees tekst 1 op pagina 13 hiernaast. a) Wat betekent duurzaam? b) Wat moet nog heel lang meegaan? c) Uit welke brandstoffen kan energie gehaald worden? d) Maak een woordveld met het woord ‘energie’ in het midden.
2) Lees tekst 1 op pagina 13 hiernaast. a) Leg uit wat duurzaam betekent? b) Hoe zijn de brandstoffen aardolie, aardgas en steenkool ontstaan? c) Ben jij het EENS of ONEENS met de stelling hieronder. Leg uit waarom. Iedereen is verplicht om goed voor de aarde te zorgen door duurzaam te leven.
3) Lees tekst 2 op pagina 13 hiernaast. a) Maak de volgende zinnen af: ‐ Spaarlampen zijn goed voor … ‐ Als je minder vlees eet, dan … b) Welke tip of tips gebruik jij zelf ook om duurzaam met het milieu om te gaan? c) Bedenk zelf nog een tip om zuiniger met het milieu om te gaan.
Lees ‘Groene ideeën in GreenTech’ op pag. 19 van Kidsweek.
1) ‘Groene ideeën in GreenTech’ a) Welke vraag stelde het tv‐programma GreenTech? b) Met welk idee gingen Pippa en IJsbrand door naar de eerste ronde? c) Zou jij in het donker langs een fietspad met lichtgevende plantjes durven fietsen? d) Wanneer is GreenTech op tv te zien?
C
3) Lees tekst 2 op pagina 13 hiernaast. a) Van welke tip(s) maken jullie thuis gebruik? b) Welke tip vind jij het best? c) Bedenk zelf nog een tip om duurzaam met het milieu om te gaan.
1) ‘Groene ideeën in GreenTech’ a) Wat denk jij dat de naam van het programma ‘GreenTech’ betekent? b) Leg uit wat het woord ‘gen’ betekent. Je mag een woordenboek gebruiken. c) Waarvoor zou het lichtgevende gen nog meer handig zijn? d) Wat vind jij van het idee van Pippa en IJsbrand? Leg uit waarom. 2) Lees tekst 1 op pagina 13 hiernaast. a) Leg uit wat duurzaam betekent? b) Noem twee voorbeelden van duurzame energie. c) Ben jij het EENS of ONEENS met de stelling hieronder. Leg uit waarom. Iedereen is verplicht om goed voor de aarde te zorgen door duurzaam te leven.
3) Lees tekst 2 op pagina 13 hiernaast. a) Bedenk zelf nog twee tips om duurzaam met het milieu om te gaan. b) Wat betekent de afbeelding met de drie pijlen in tekst 2?
TEKST 2http://piasnites.com/nl/pias‐ni
Tekst 2
Duurzaamheid
TEKST 1
Wat kun jij zelf doen om duurzaam met het milieu om te gaan? Wij geven je een paar tips!
Duurzaam betekent dat iets lang meegaat. En we willen natuurlijk allemaal dat de aarde en het milieu nog heel lang meegaan! We moeten daarom duurzaam met de aarde omgaan. ‘Duurzaamheid’ betekent dat jouw kinderen en kleinkinderen op dezelfde manier kunnen leven als wij nu. Daarvoor moeten we de wereld net zo schoon achterlaten, of zelfs schoner, als deze nu is. We moeten daarom verstandig en zuinig met energie omgaan.
Eet wat minder vlees, zodat er minder dieren gefokt hoeven te worden. Dit scheelt veel energie.
Brandstoffen Energie halen we uit grondstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Dit zijn brandstoffen die lang geleden zijn ontstaan uit materiaal dat uit de bodem van de aarde komt. Je noemt ze fossiele brandstoffen. Ze branden goed en je kunt ze makkelijk gebruiken. Maar fossiele brandstoffen raken ooit op. Daarom gebruiken we steeds meer duurzame energiebronnen. Voorbeelden van duurzame energie zijn windenergie en zonne‐energie. De nieuwe bronnen noem je duurzaam omdat ze niet opraken. Zo zorgen we goed voor de aarde en het milieu zodat we er nog heel lang met veel plezier op kunnen leven.
Gebruik spaarlampen in plaats van gloeilampen.
Zet de verwarming lager of uit en doe een dikke trui aan als je het koud hebt.
Vraag aan je ouders of ze de auto wat vaker willen laten staan en de fiets pakken om bijvoorbeeld jou naar school te brengen.
Zet de apparaten die je niet gebruikt uit. Dit scheelt energie.
Scheid afval zodat het papier gerecycled kan worden, er van groente‐ en fruitafval compost gemaakt kan worden en er van plastic bijvoorbeeld een nieuwe jas, flesjes of speelgoed gemaakt kan worden.
Schrijf de antwoorden op een oefenblaadje!
A
Lees het artikel ‘Jelger over robotleraar Charlie’ op pag. 2 van Kidsweek.
B
Lees het artikel ‘Jelger over robotleraar Charlie’ op pag. 2 van Kidsweek.
1) ‘Jelger over robotleraar Charlie’ a) Wie is Charlie? b) Waar was Charlie op bezoek? c) Wat kan Charlie allemaal? d) Zou jij ook les van Charlie willen hebben? Leg uit waarom wel of waarom niet. 2) ‘Woordveld robots’ Wat weet jij allemaal over robots? Maak een woordveld.
3) Lees tekst 1 op pagina 15 hiernaast. a) Waar worden robots voor gebruikt? b) Waar zou jij graag een robot voor willen hebben? c) Bedenk een verschil tussen een robot en een mens.
4) Zijn de zinnen WAAR of NIET WAAR? Robots worden gemaakt door mensen. Het woord ‘robot’ betekent mens. Robots kun je van een afstandje besturen.
5) ‘Robottekening’ Maak een tekening van jouw perfecte robot.
C
Lees het artikel ‘Jelger over robotleraar Charlie’ op pag. 2 van Kidsweek.
1) ’Jelger over robotleraar Charlie’ a) Wat is het onderwerp van deze stelling? b) Voor wie is de robot heel erg handig? c) Bedenk een situatie waarin robotleraar Charlie niet handig is. d) Zou jij ook les van Charlie willen hebben? Leg uit waarom wel of waarom niet.
2) Lees tekst 1 op pagina 15 hiernaast. a) Leg uit wat het verschil is tussen een mens en een robot. b) Waarom is een robot heel handig als er veel dingen ingepakt moeten worden? c) Bedenk twee voorbeelden wanneer een robot nog meer heel handig is.
3) Lees tekst 2 en bekijk afbeelding 1 op pagina 15 hiernaast. a) Op welke planeet liep er een robotwagentje? b) Waarom denk jij dat er geen mens naar Mars is gegaan, maar wel een robot? c) Welk lichaamsdeel van een mens zou de robot op afbeelding 1 kunnen vervangen? d) Noem één voordeel en één nadeel van een robot en leg uit waarom.
1) a) b) c)
‘Jelger over robotleraar Charlie’ Wat is de aanleiding van deze stelling? Wat kan robotleraar Charlie allemaal? Ben jij het EENS of ONEENS met de stelling van Jelger. Leg uit waarom.
2) Lees tekst 1 en tekst 2 op pagina 15 hiernaast. a) Noem twee verschillen tussen een mens en een robot. b) Wat betekent het woord ‘emoties’? c) Bedenk een situatie waarin het handig is als een robot emoties herkent.
3) Lees tekst 3 en bekijk afbeelding 1 hiernaast. a) Hoe werken sensoren in een robot? b) Maak op een tekenvel twee vakken en maak daarin een tekening van je eigen arm en een robotarm. c) Geef een voorbeeld van een situatie waarin een robot nooit een mens zou kunnen vervangen. d) Wat is voor jou de ideale robot? Leg uit waarom.
Wat zijn robots?
TEKST 2 AFBEELDING 1 TEKST 2
TEKST 1
Hoe ziet een robot eruit?
TEKST 3
Robots zijn machines die door de mens gemaakt worden. Ze kunnen dingen nadoen die mensen ook kunnen. Robots worden gebruikt om te werken voor mensen. Het woord ‘robot’ betekent dan ook werk en komt uit het land Tsjechië.
Aan de buitenkant heeft de robot vaak armen, of sensoren. Met de sensoren kan de robot horen, zien of voelen wat er om hem heen gebeurt. Aan de binnenkant van de robot zitten allemaal schroefjes en draadjes. Een robot heeft ook een 'programma'. Dat zijn eigenlijk de hersenen van de robot. Het programma vertelt heel nauwkeurig wat de robot moet doen, want de robot kan zelf niet nadenken. Hij kan alleen maar doen wat het programma hem vertelt. Het programma van de robot die potten pasta vult zegt bijvoorbeeld: 'elke 10 seconden moet je 500 gram pasta spuiten. Je kunt je voorstellen dat het erg belangrijk is dat er iedere 10 seconden een nieuwe, lege pot voor de robot staat. Ook moet de pot op exact de juiste plaats staan, want de robot kan zelf niet zien of er een pot staat, en of die pot vol of leeg is, want deze robot heeft geen oogsensoren. Vaak heeft een fabriek dan weer andere robots, om ervoor te zorgen dat er inderdaad iedere 10 seconden een nieuwe pot staat.
Bij een robot denk je misschien aan een grote machine die eruit ziet als een mens. Maar er zijn robots in verschillende soorten en maten. Het grootste verschil tussen de mens en een robot is dat robots niet echt leven. Ze voelen geen pijn, ze hebben geen hersenen en kunnen niet echt nadenken. Een robot kan daarom nooit slimmer worden dan een mens. Robots kunnen wel duizenden dingen per dag inpakken zonder er moe van te worden of het saai te vinden. Robots kun je van een afstandje besturen of leren automatisch te werken.
Bron: www.schooltv.nl
Bijzondere robots
TEKST 2
Er zijn robots die op plekken komen waar mensen niet kunnen komen. Op de planeet Mars liep een robotwagentje om onderzoek te doen. Er worden ook robots ontwikkeld voor mensen die geen benen of armen meer hebben. De robotarm of het robotbeen neemt dan de taken over. Ook worden er robots gemaakt die emoties (bijvoorbeeld blij, boos en verdrietig) van mensen herkennen of zelfs de emoties na kunnen doen.
Bron: www.kids.kennisnet.nl
Horizontaal 4. 6. 7. 9
Welke dier heeft acht armen en honderden zuignappen? (p.9) Bosnië en Servië vechten tegen het ... (p.6/7) Op welk eiland zijn er zeepaddenstoelen aangespoeld? (p.6) Pippa en IJsbrand bedachten een lichtgevend … voor het programma GreenTech. (p.19) 11. Welke beschilderde dieren liepen er afgelopen week in China rond? (p.10) 12. De … op Antarctica smelten nu twee keer zo snel als vijf jaar geleden. (p.6)
Verticaal 1. Tien Kidsweeklezers proefden vrijdag in het Amsterdamse Fifteen hun zelfbedachte … (p.4) 2. Rangers in het Afrikaanse land Kenia stuitten vorige week op een vastberaden … van vijf maanden oud. (p.9) 3. Wat is de naam van de onderwijsrobot? (p.2) 5. Voor de nieuwe dagelijkse serie … kruipen Britt (17), Niek (16) en Chloë (14) in de huid van drie brugpiepers (p.18) 8. Camiel liep tien kilometer extra omdat hij de bordjes naar de … niet had gezien. (p.11) 10. Wubbo Ockels ging als eerste Nederlander de … in. (p.5) Jaargang 5, week 21, 22 mei 2014 Kidsweek in de Klas hoort bij Kidsweek en is een uitgave van Uitgeverij Young & Connected BV. Redactieadres Meeuwenlaan 98‐100, 1021 JL Amsterdam Directeur Y&C Mark Termeer Redactie Jolien Huis in ’t Veld, Marieke Rikken Operations Angela Kokshoorn Contact mail naar
[email protected] of bel met de Lezersservice 020‐6304707 van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 uur en 13.00 uur. Druk Dijkman Print, Diemen Bezorging PostNL Copyright 2014, Kidsweek in de Klas. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van enige methode of vorm dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de directeur. De inhoud van Kidsweek in de Klas is auteursrechtelijk beschermd. Eventuele rechthebbenden die wij niet hebben kunnen achterhalen, verzoeken wij contact op te nemen met de directeur.