hillegom uitbreiding bedrijfspanden nord lommerse, haarlemmerstraat 33a
ruimtelijke onderbouwing bij vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO van het bestemmingsplan landelijk gebied 1997
adviesbureau voor ruimtelijk beleid ontwikkeling en inrichting
Erratum Onderwerp:
Postbus 150, 3000 AD Rotterdam Telefoon: 010-4130620 Fax: 010-4121039 E-mail:
[email protected]
ruimtelijke onderbouwing uitbreiding bedrijfspanden Nord Lommerse, Haarlemmerstraat 33a te Hillegom (projectnummer 141505.12936.00, versiedatum 28 juni 2007)
Datum:
27 augustus 2007
Aanleiding Door RBOI is een ruimtelijke onderbouwing (vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO) opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van de bedrijfspanden van Nord Lommerse aan de Haarlemmerstraat 33a te Hillegom1. In het onderzoek luchtkwaliteit dat in de bijlage van deze ruimtelijke onderbouwing is opgenomen, is uitgegaan van een te hoge verkeersintensiteit op de ontsluitende N208. In deze memo zijn de resultaten opgenomen van de aangepaste berekeningen waarbij is uitgegaan van de juiste intensiteiten. Daarnaast zijn de berekeningen geactualiseerd door te rekenen met de meest recente versie van het CAR II-programma (versie 6.1.1, juli 2007).
Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten In de onderstaande tabel zijn de intensiteiten weergegeven voor de N208 ter hoogte van het projectgebied. Voor een beschrijving van het toetsingskader en de overige uitgangspunten voor de berekening wordt verwezen naar bijlage 2 uit de eerder genoemde ruimtelijke onderbouwing. Tabel 1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam
N208
2007
2010
2017
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
11.200
11.250
11.700
11.750
13.000
incl. ontw. 13.050
Resultaten In de onderstaande tabel zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het projectgebied weergegeven voor 2007, 2010 en 2017. Tabel 2 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* weg
stikstofdioxide jaargemiddelde (in µg/m³)
(NO2)
fijn stof jaargemiddelde (in µg/m³)
(PM10)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
28,0**
28,0**
21,7
21,7
17
17
26,4
26,4
19,3
19,3
10
10
22,1
22,1
17,7
17,7
7
7
in 2007 N208 in 2010 N208 in 2017 N208 * **
1
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide is in 2007 nog niet in werking getreden.
RBOI, opdrachtnummer 141505.12936.00, d.d. 28 juni 2007. blz. 1
Uit de resultaten in tabel 2 blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen aantoonbare bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. In alle onderzochte situaties liggen de concentraties luchtverontreinigende stoffen ruimschoots onder de grenswaarden uit het Blk. Ook ter plaatse van de uitbreiding zullen geen grenswaarden worden overschreden. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt. Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Pagina 15 De paragraaf “ontsluiting dient vervangen te worden door de volgende paragraaf: Ontsluiting De ontsluiting van het perceel zal plaatsvinden vanaf de Haarlemmerstraat (N208). Het perceel wordt via de Nieuweweg ontsloten op de weg. Dit zal ook na de realisatie van de uitbreiding het geval zijn. De Haarlemmerstraat is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 50 km/h. De ontsluiting van de Nieuweweg vindt via een voorrangskruising plaats, direct op de Haarlemmerstraat. Hierbij is sprake van een bestaande situatie. Hoewel de verkeersintensiteit op de Haarlemmerstraat relatief hoog is (prognose-intensiteit circa 13.000 mvt/etmaal in 2017), zijn er geen mogelijkheden om het perceel op een andere dan de huidige wijze te ontsluiten.
blz. 2
hillegom uitbreiding bedrijfspanden nord lommerse, haarlemmerstraat 33a
ruimtelijke onderbouwing bij vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO van het bestemmingsplan landelijk gebied 1997
opdrachtgever nummer datum
: : :
Nord Lommerse Flower Bulb Group 141505.12936.00 28 juni 2007
opdrachtleider auteur(s)
: :
ir. G.J.G. Bokelman mw. ing. A.P.G. den Tenter
adviesbureau voor ruimtelijk beleid R.007/02
ontwikkeling gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing Ligging projectgebied Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 4 5 5 5 7 8
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1997
3. Planbeschrijving 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Projectgebied en directe omgeving Toekomstige situatie Landschappelijke inpassing Nut en noodzaak bedrijfsuitbreiding
4. Sectorale toetsen 4.1. 4.2.
4.3. 4.4. 4.5.
Verkeer en parkeren Milieuaspecten 4.2.1. Luchtkwaliteit 4.2.2. Bedrijven en milieuhinder 4.2.3. Externe veiligheid 4.2.4. Bodemkwaliteit 4.2.5. Leidingen Waterhuishouding Cultuurhistorie en archeologie Ecologie
5. Uitvoerbaarheid 5.1. 5.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6. Afweging en motivering
11 11 11 13 13 15 15 15 15 16 17 17 18 18 19 20 23 23 23 25
Bijlagen: 1. Financiering toepassing Ruimte-voor-Ruimte. 2. Onderzoek luchtkwaliteit.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
3
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en doel ruimtelijke onderbouwing
De eigenaren van het bedrijf Nord Lommerse Flower Bulb Group hebben het voornemen het bedrijf aan de Haarlemmerstraat 33a te Hillegom uit te breiden. Het bestaande bedrijfspand zal aan de achterzijde van het perceel worden uitgebreid met circa 2.560 m². Daarnaast wordt het onbebouwde bedrijfsterrein aan de achterzijde van het perceel uitgebreid. Tevens zal op de noordzijde van het huidige bedrijfsperceel een bijgebouw worden gerealiseerd ter grootte van circa 400 m². De uitbreiding is noodzakelijk in verband met de sterke groei die het bedrijf sinds 1997 doormaakt. Het projectgebied waarop de uitbreiding zal plaatsvinden, is gelegen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1997, dat op 12 maart 1998 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 3 november 1998 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Op het bestaande bedrijfsperceel zal een nieuwe opslagloods van circa 400 m² gerealiseerd worden. Het perceel waarop het bestaande bedrijfsgebouw staat, en waarop ook de opslagloods zal worden gerealiseerd, heeft in dit bestemmingsplan de bestemming AHE (3.1), Agrarische handels- en exportactiviteiten behorende tot maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In het bestemmingsplan is voor het betreffende bouwvlak een maximaal bebouwingspercentage toegestaan van 55%. Met de realisatie van de nieuwe opslagloods zal dit percentage met 6% overschreden worden. Het bestemmingsplan biedt burgemeester en wethouders echter de mogelijkheid om het toegestane bebouwingspercentage binnen het bouwblok met maximaal 15% te verhogen. De realisering van de opslagloods zal mogelijk gemaakt worden middels een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In voorliggende ruimtelijke onderbouwing zal hier niet nader op worden ingegaan. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de beoogde uitbreiding van het bestaande bedrijfspand aan de achterzijde van het perceel. De uitbreiding is beoogd op een locatie die in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1997 is bestemd voor Ab(o), Agrarische doeleinden met de subbestemming Bollenteeltbedrijven. De nadere aanduiding (o) geeft aan dat op de gronden geen hulpgebouwen mogen worden gerealiseerd. De uitbreiding van het bedrijfspand past gezien deze bestemming niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Derhalve is voor de uitbreiding van het bedrijfspand van Nord Lommerse Flower Bulb Group een aparte juridisch-planologische procedure noodzakelijk. Om medewerking te kunnen verlenen aan dit plan, is het gemeentebestuur voornemens vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Er zal toepassing gegeven worden aan de vrijstelling zoals bedoeld is in artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Een verzoek om vrijstelling dient vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. De ruimtelijke onderbouwing moet een visie bevatten op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied waarbinnen het project gerealiseerd wordt en een beoordeling van de ruimtelijke effecten van het project op de omgeving. Het doel van voorliggende notitie is te voorzien in een goede ruimtelijke onderbouwing.
1.2. Ligging projectgebied De locatie ligt ten noorden van de kern Hillegom in het buitengebied nabij het dorp Bennebroek, welke ten noorden van het projectgebied ligt. Aan de zuidzijde wordt het projectgebied begrensd door de Nieuweweg, aan de oostzijde door de Haarlemmerstraat en aan de noordzijde door de bebouwing aan de Haarlemmerstraat en het natuurgebied Vogelenzang. In het westen grenst het terrein aan bollengrond. De ligging en begrenzing van het projectgebied is weergegeven op figuur 1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Inleiding
4
1.3. Leeswijzer De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleidskader en wordt een beoordeling gegeven van de planologische inpasbaarheid van het project. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de toekomstige ontwikkeling. In hoofdstuk 4 komen de sectorale toetsingen zoals milieuaspecten, verkeer, ecologie, waterhuishouding en archeologie aan de orde. Hoofdstuk 5 bevat de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Tot slot vormt hoofdstuk 6 de neerslag van de integrale afweging van de verschillende aspecten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
5
2. Ruimtelijk beleidskader 2.1. Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) De tuinbouwfunctie in vijf locaties van internationaal belang dient behouden te blijven en versterkt te worden. De bloembollenteelt in de Bollenstreek is aangemerkt als een van deze zogenoemde greenports. De agrobedrijven van de greenports in de Bollenstreek dienen hun positie op de wereldmarkt te behouden en versterken door herstructurering en een goede bereikbaarheid. De beperkingen uit het "greenportbeleid" betekenen dat in de Bollenstreek geen grootschalige verstedelijking plaatsvindt. De ruimtelijke ontwikkelingen dienen zo goed mogelijk te worden afgestemd op de capaciteit van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur.
2.2. Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland West (2003) In het streekplan Zuid-Holland West is het projectgebied aangeduid als "bollenteeltgebied". De provincie wil hier het bestaande bollencomplex (teelt en handel) behouden en versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een duurzame teelt. In dit kader is optimalisering van het complex noodzakelijk. Daarbij is niet alleen het belang van de sector zelf in het geding, maar vooral ook dat van de bijbehorende bedrijvigheid, zoals handelshuizen en de transportsector. Met het oog op de wens het centrale deel van het gebied zoveel mogelijk open te houden, wordt gestreefd naar het saneren of verplaatsen van het aldaar verspreid liggende glas en verplaatsen van de handelsbedrijven naar bedrijventerreinen.
Uitsnede Streekplankaart
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Ruimtelijk beleidskader
7
In het streekplan is aangegeven dat de Bollenstreek de status van provinciaal landschap krijgt. Dit betekent dat binnen het groenblauwe raamwerk maar beperkt ruimte wordt geboden voor stedelijk ruimtebeslag en bebouwd oppervlak. De status van provinciaal landschap zal worden uitgewerkt in een Integraal Ontwikkelingsplan voor de Bollenstreek (IOPB). Inzet daarvan is het behoud en de versterking van het open bollenlandschap en het vitaal houden van de aan de bollen gerelateerde bedrijvigheid. Hierbij wordt aangesloten op het Pact van Teylingen en het Landschapsbeleidsplan. De Bollenstreek is daarnaast aangeduid als Topgebied Cultureel Erfgoed op basis waarvan de aanwezige cultuurhistorische waarden een planologische bescherming dienen te krijgen. Belangrijke kernpunt uit het streekplan is: bescherming van het bollenteeltcomplex: uitplaatsing glastuinbouwbedrijven, tegengaan vestiging niet-bollencomplex gerelateerde functies buiten rode contouren, handhaven vrijwaringszones glas, beperking bouwmogelijkheden gemengde tuinbouwbedrijven. Conclusie In principe past de uitbreiding van Nord Lommerse Flower Bulb Group niet geheel binnen het streekplan. In het streekplan is opgenomen dat gestreefd wordt naar het verplaatsen van handelsbedrijven naar reguliere bedrijventerreinen. Uit onderzoek is gebleken dat de verplaatsing naar een agrarisch bedrijventerrein niet haalbaar is voor het bedrijf, waardoor bijvoorbeeld het Bedrijventerrein Delfweg in Noordwijkerhout geen alternatief vormt. Daarnaast is bekend geworden dat de realisering van het geplande agrarische bedrijventerrein aan de Pastoorslaan in Hillegom niet doorgaat. Het bedrijf heeft derhalve geen mogelijkheden om over te gaan tot bedrijfsverplaatsing. Om het bedrijf niet te belemmeren in de bedrijfsactiviteiten en het feit dat het een bollengerelateerd bedrijf betreft, is uitbreiding ter plaatse echter gewenst. Daarnaast hebben de eigenaren van het bedrijf onderzocht wat in het kader van Ruimte-voorRuimte de mogelijkheden zijn voor het aankopen van een tweede pand en deze te slopen ter compensatie van de bedrijfsuitbreiding. Gebleken is dat deze aankoop niet financierbaar is. De brief betreffende dit onderwerp is opgenomen in bijlage 1. Nota Regels-voor-Ruimte De Nota Regels-voor-Ruimte vormt het toetsingskader van de provincie voor ruimtelijke plannen. In de nota is opgenomen dat het provinciaal beleid gericht is op het scheppen van kaders waarbinnen de vitalisering van het platteland en realisatie van nieuwe groene gebieden mogelijk worden gemaakt. Een en ander houdt in dat beperkingen worden gesteld aan ontwikkelingen die geen relatie hebben met de ontwikkeling van de hoofdfunctie van het gebied. In de nota is opgenomen dat uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven, agrarisch aanverwante bedrijven en niet-volwaardige agrarische bedrijven slechts in beperkte mate mogelijk is, waarbij 10% extra inhoud als richtlijn moet worden aangehouden. De uitbreiding dient daarbij in beginsel binnen het bouwperceel te worden gerealiseerd. Doordat de bedrijfsuitbreiding een uitbreiding betreft die meer bedraagt dan 10% en niet binnen het bestaande bouwperceel gerealiseerd wordt, past de uitbreiding derhalve niet geheel binnen de beleidsregels van de Nota Regels-voor-Ruimte.
2.3. Regionaal beleid Pact van Teylingen In het Pact van Teylingen, een toekomstperspectief voor de Duin- en Bollenstreek (1996) is door middel van een gebiedsgerichte aanpak voor de streek, een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor de lange termijn opgesteld in de vorm van een set van afspraken. Deze afsprakenlijst wordt het "Pact van Teylingen" genoemd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Ruimtelijk beleidskader
8
Partijen hebben de volgende doelstelling geformuleerd: het ontwikkelen van een uitvoerbaar langetermijnperspectief voor een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Duin- en Bollenstreek via een gebiedsgerichte benadering; in dat kader richten de activiteiten zich primair op behoud van het bollencomplex. Het Pact van Teylingen is een manifest van en voor de streek. Er kunnen geen juridische rechten aan worden ontleend. Partijen hebben zich echter wel gebonden aan de in het Pact gemaakte afspraken. Daarbij is onderscheid gemaakt in intentieverklaringen, inspanningsverplichtingen en resultaatverplichtingen. Pact van Teylingen (1996, evaluatie 2001) Het Pact van Teylingen is een visie op, en geeft een programma voor, de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Duin- en Bollenstreek tot 2015. In de evaluatie van het Pact in 2001 is geconcludeerd dat de doelstellingen nog steeds als richtinggevend worden gezien. De bollensector wordt gezien als vitale drager van het gebied. Voor bollengerelateerde werkgelegenheid dient met voorrang ruimte gereserveerd te worden. Voor bedrijventerreinen wordt ingezet op een grotere ruimtelijke efficiëntie.
2.4. Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1997 De locatie (zie figuur 2) maakt deel uit van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1997 (vastgesteld door de gemeenteraad op 12 maart 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 3 november 1998). De gronden ter plaatse van de beoogde uitbreiding hebben de bestemming Agrarische doeleinden, met subbestemming Bollenteeltbedrijven (Ab(o)). De nadere aanduiding (o) geeft aan dat op de gronden geen hulpgebouwen mogen worden gerealiseerd. De uitbreiding van het bedrijfspand past gezien deze bestemming niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Wel wordt in de voorschriften gesteld dat in het deelgebied Noord-West, waarin het perceel is gelegen, de bedrijfsvoering overwegend op de bollenteelt gericht moet blijven. Alleen vasthouden aan de bescherming van het landschap past niet binnen de visie van het ontwikkelen van de Bollenstreek als greenport. De gemeente is voorstander van behoud van bollen(gerelateerde) bedrijven in het gebied. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 5 december 2006 besloten medewerking te verlenen aan de voorgenomen uitbreiding van het bedrijf. Het gemeentebestuur is daarom voornemens medewerking te verlenen aan de uitbreiding van het bollengerelateerde bedrijf op deze locatie door middel van een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 van de WRO.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Ruimtelijk beleidskader
9
foto's projectgebied
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
3. Planbeschrijving
11
3.1. Projectgebied en directe omgeving Het projectgebied is gelegen aan de Haarlemmerstraat in het buitengebied van de gemeente Hillegom. Het bedrijf zelf is gelegen aan het kruispunt van de Haarlemmerstraat en de Nieuweweg en maakt deel uit van de strook met gemengde bebouwing die tussen Hillegom en Bennebroek ligt. Het agrarisch gebied daarachter heeft een redelijk open karakter en bestaat uit gronden die voornamelijk gebruikt worden voor bollenteelt. De Haarlemmerstraat vormt een lint met verspreide bebouwing, waarvan een groot gedeelte bestaat uit bollengerelateerde agrarische bedrijven. Ook komen langs de Haarlemmerstraat niet-agrarische bedrijvencomplexen en burgerwoningen veelvuldig voor. De bebouwingsdichtheid in dit deel van het buitengebied ligt dan ook hoger dan op andere locaties in het buitengebied. De locatie wordt aan de zuidkant begrensd door de Nieuweweg. Aan deze weg zijn verschillende agrarische bedrijven gelegen alsmede een verzorgingstehuis. Het projectgebied grenst aan de noordkant aan het natuurgebied Vogelenzang en aan de westkant aan bollengrond. Aan de noordzijde van het bestaande bedrijfsgebouw zijn tevens bedrijven gevestigd. Het projectgebied is thans in gebruik als teelgrond en heeft een oppervlakte van circa 1,8 ha. In de lengterichting wordt het perceel door een watergang in tweeën gedeeld. Aan de westzijde ligt eveneens bollenteeltgebied. Het perceel wordt van deze gronden gescheiden door een watergang.
3.2. Toekomstige situatie Op het perceel zal aan de westzijde de uitbreiding van het bestaande bedrijfspand plaatsvinden. De uitbreiding heeft een oppervlakte van circa 2.560 m² en heeft een breedte van 35 m en een lengte van 72 m. Hierbij wordt aangesloten op het bestaande bedrijfspand, zodat één groot hoofdgebouw ontstaat. Omdat de lengte van de uitbreiding meer bedraagt dan de lengte van het bestaande bedrijfspand, ontstaat na realisatie een L-vormig gebouw. Door de breedte van het pand zoveel mogelijk te beperken, wordt voorkomen dat het achterliggende agrarische gebied zijn openheid verder verliest. De uitbreiding van het pand zal een goothoogte hebben van 7,5 m en een maximale bouwhoogte van 10 m. Hiermee wordt aangesloten bij de maximale goot- en bouwhoogte van het bestaande bedrijfspand. Door de vormgeving van de nieuwbouw, zal het bedrijfspand na realisering één geheel vormen. Aan de westzijde van het pand zal een nieuwe laad- en losruimte gerealiseerd worden, welke ontsluit op de Nieuweweg. In het nieuwe gedeelte van het bedrijfspand zullen een productieruimte gereed product, een expeditieruimte en nieuwe koelcellen gerealiseerd worden. Als gevolg van de uitbreiding van het pand, kan het productieproces geoptimaliseerd worden en kan de bedrijfsruimte beter benut worden. Daarnaast zijn de eigenaren van het bedrijf minder afhankelijk van opslag van producten bij bedrijven in de omgeving. De watergang die de kavel nu in tweeën deelt, zal worden gedempt om de teelgrond efficiënt te kunnen bewerken, en daarnaast om ruimte te creëren voor de uitbreiding van het bedrijfspand. Een nieuwe watergang wordt gegraven langs de noordgrens van het perceel, die uitmondt in een nieuw te realiseren waterpartij ter plaatse van de noordoostelijke uitloper.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Planbeschrijving
13
3.3. Landschappelijke inpassing Met betrekking tot de inpassing van de uitbreiding van het bedrijfspand in de omgeving kan het volgende gemeld worden: door de eigenaren van het bedrijf zal een wandelpad aangelegd worden waardoor de onafgegraven zandwal van het bos Vogelenzang voor een ieder beter bereikbaar is; indien mogelijk zal worden geprobeerd om een ingang tot het bos te verkrijgen waardoor het bos met name voor bezoekers/inwoners van het naastgelegen verzorgingstehuis beter bereikbaar zal zijn; bij het verleggen van de watergang, zal tevens een paddenpoel worden aangelegd om het verlies van oppervlaktewater te compenseren en de omgeving te verfraaien; de bestaande zandwal zal gedeeltelijk doorgetrokken worden om enerzijds een ingang tot het bos mogelijk te maken en anderzijds de nieuwe bebouwing aan het zicht te onttrekken; een gedeelte van de bestaande haag parallel aan de Nieuweweg zal gerooid worden om de openheid van het landschap te vergroten; daarnaast zal de haag gedeeltelijk herplant worden om het terrein heen zodat een vloeiende overgang ontstaat van de bedrijfsbebouwing naar het open landschap; een bestaand afdak op een achter het bedrijf gelegen perceel zal worden gesloopt om het zicht naar de boskant te vergroten.
3.4. Nut en noodzaak bedrijfsuitbreiding Nord Lommerse is een top-20 exportbedrijf en maakt sinds 1999 een jaarlijkse groei door van gemiddeld 30%. De huidige bedrijfsoppervlakte wordt door deze jaarlijkse groei te klein waardoor niet op een goede bedrijfseconomische en veilige manier gewerkt kan worden. Reeds in 2004 was de situatie door ruimtegebrek onwerkbaar, onder andere door: het niet kunnen plaatsen van meerdere leesbanden voor het uitzoeken van de bollen; het niet kunnen lossen van vrachtwagens omdat geen ruimte meer aanwezig was voor het stallen van de goederen; het feit dat verzendklare pallets voor 1 à 2 dagen op een andere locatie moesten worden opgeslagen als gevolg van ruimtegebrek; het noodgedwongen opslaan van verpakkingsmateriaal in de open lucht, waardoor bollen gepakt worden in natte kisten. Het ruimtegebrek brengt grote kwaliteitsrisico's met zich mee en oplopende kosten, hetgeen slecht is voor de concurrentiepositie en de toekomstige financiële mogelijkheden van het bedrijf. Om meer werkruimte te creëren, is reeds een aantal bewaarcellen gesloopt. Dit was een noodmaatregel omdat al meer dan 70% van het totale aantal bollen elders in diverse panden in de bollenstreek wordt opgeslagen. Ondanks het slopen van de bewaarcellen is het gebrek aan ruimte zeer groot. Hieruit blijkt dat de uitbreiding van het bedrijf voor een optimale bedrijfsvoering derhalve noodzakelijk is.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Planbeschrijving
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
14
141505.12936.00
4. Sectorale toetsen
15
4.1. Verkeer en parkeren Ontsluiting De ontsluiting van het perceel zal plaatsvinden vanaf de Haarlemmerstraat (N208). Het perceel wordt via de Nieuweweg ontsloten op de weg. Dit zal ook na de realisatie van de uitbreiding het geval zijn. De Haarlemmerstraat is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 50 km/h. De ontsluiting van de Nieuweweg vindt via een voorrangskruising plaats, direct op de Haarlemmerstraat. Hierbij is sprake van een bestaande situatie. Hoewel de verkeersintensiteit op de Haarlemmerstraat relatief hoog is (prognose-intensiteit circa 24.000 mvt/etmaal in 2017), zijn er geen mogelijkheden om het perceel op een andere dan de huidige wijze te ontsluiten. Parkeren en laden en lossen Het parkeren, alsmede de afwikkeling van het laden en lossen zal volledig op eigen terrein plaatsvinden. Verkeersproductie en -afwikkeling Door de ontwikkeling op de locatie zal sprake zijn van een schaalvergroting, waardoor het aantal verkeersbewegingen wordt verminderd. In de bestaande situatie wordt dezelfde hoeveelheid goederen bij meerdere exportbedrijven opgehaald. In de toekomstige situatie wordt telkens 1 vrachtwagen op 1 adres volgeladen, waardoor bij een gelijkblijvende afzet het aantal verkeersbewegingen wordt verminderd. Daarnaast zal in de nieuwe situatie een veel groter deel op de locatie zelf worden opgeslagen, waar dat nu nog voor het grootste deel elders plaatsvindt. Volgens opgaaf van de ondernemer zal er per saldo een "besparing" optreden van 18 vrachtwagens per week. Er is door de schaalvergroting daardoor sprake van een afname van de verkeersproductie van 3 mvt/etmaal. De afwikkeling van het verkeer van en naar het perceel zal via de Nieuweweg direct vanaf de Haarlemmerstraat plaatsvinden. De afname van het verkeer is naar verhouding relatief beperkt en zal daardoor geen invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer op de Haarlemmerstraat.
4.2. Milieuaspecten 4.2.1.
Luchtkwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. Het voornemen tot de uitbreiding van het bedrijfsgebouw kan mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande uitbreiding is. Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Blk. Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage 2). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
16
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 μg/m³
2010
jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 μg/m³
2005 2005
1)
geldig vanaf
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het doorlopen van een procedure ex artikel 19 lid 1 WRO uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en resultaten In het projectgebied wordt de uitbreiding van een bedrijfsgebouw mogelijk gemaakt. Om deze ontwikkeling te kunnen toetsen aan het Blk, is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving (bijdrage van de ontwikkeling) en de luchtkwaliteit ter plaatse van de uitbreiding. In bijlage 1 zijn de resultaten van dit onderzoek opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling geen aantoonbare bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Langs de ontsluitende N208 wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan. Ook ter plaatse van de geplande uitbreiding worden geen grenswaarden overschreden in de drie prognosejaren (2007, 2010 en 2017). Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.2.2.
Bedrijven en milieuhinder
In de directe omgeving van het projectgebied bevindt zich een aantal woningen waarmee uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening dient te worden gehouden. De beoogde bedrijfsuitbreiding dient op de bestaande woningen te worden afgestemd, zodat ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd en het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Voor het bedrijf geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan een richtafstand van 50 m (categorie 3.1). De ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bestaand bedrijfsgebouw aan de achterzijde van het perceel. De uitbreiding vindt plaats in de richting van de bestaande woningen aan de Nieuweweg. De afstand van de bedrijfsuitbreiding tot de meest nabijgelegen woning Nieuweweg 50 bedraagt echter meer dan 50 m. Ook de afstand van de bedrijfsuitbreiding tot de meest nabijgelegen woningen langs de N208 bedraagt meer dan 50 m. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuhinder de realisering van het project niet in de weg staat en dat ter plaatse van de bestaande woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
4.2.3.
17
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Onderzoek en conclusie In de directe omgeving van de geplande ontwikkeling zijn geen bedrijven of andere inrichtingen aanwezig die een risico in het kader van de externe veiligheid opleveren. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in de omgeving van het projectgebied. Dit aspect levert derhalve geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.
4.2.4.
Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het gebied waar nieuwbouw wordt gerealiseerd. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert bij de beoordeling van nieuwbouwprojecten de richtlijn dat voorafgaand aan de formele besluitvorming ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht. Indien uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek Ten behoeve van deze ruimtelijke onderbouwing heeft ingenieurs- en adviesbureau IDDS een verkennend milieukundig (water)bodemonderzoek2) verricht op de locatie Haarlemmerstraat 33 te Hillegom. Het onderzoek is uitgevoerd conform de onderzoeksnorm NEN 5740, met als basis de leidraad voor onverdachte locaties. Doel van het onderzoek is vast te stellen of het voormalige, dan wel het huidige, gebruik van de onderzoekslocatie mogelijk heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het waterbodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen baggerwerkzaamheden, dan wel demping van de huidige watergang. Hiermee wordt inzicht verkregen in de chemische kwaliteit van het vrijkomende slib, teneinde de hergebruik- dan wel afzetmogelijkheden van het slib te kunnen vaststellen. Het (water)bodemkundig onderzoek geeft inzicht in de kwaliteit van de bovengrond, de ondergrond, het grondwater en de waterbodem (slib). Grond: de bovengrond ter plaatse van de te realiseren nieuwbouw aan de bestaande loods en ter plaatse van de nieuw te realiseren watergangen, is licht verontreinigd met kwik. De bovengrond ter plaatse van het te realiseren bijgebouw is licht verontreinigd met koper, kwik en zink. De bovengrond (totaal) is niet verontreinigd met de overige zware metalen, PAK, EOX en minerale olie. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. 1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 2) Rapport betreffende een milieukundig (water)bodemonderzoek Haarlemmerstraat 33 te Hillegom, 29 december 2006, 06118266/CB/rap1.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
18
De herkomst van de gevonden lichte verontreinigingen in de bovengrond is vooralsnog onbekend. Op basis van deze onderzoeksresultaten kan de locatie formeel niet als onverdacht worden beschouwd. Echter, de aangetoonde concentraties zijn dermate gering dat, aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel, volgens IDDS en conform het gestelde in de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk wordt geacht. Grondwater: het grondwater op de locatie is licht verontreinigd met chroom en matig verontreinigd met arseen. Verder zijn geen verontreinigingen gevonden. Wat betreft arseen wordt de tussenwaarde zoals geformuleerd in de Wet bodembescherming overtreden. Omdat deze verontreiniging hoogstwaarschijnlijk toegeschreven kan worden aan natuurlijke oorzaken, acht IDDS een nader bodemonderzoek hiernaar niet doelmatig. Samenvattend kan worden gesteld dat de kwaliteit van bodem en grondwater in afdoende mate is vastgelegd, en dat er geen belemmeringen worden voorzien voor het afgeven van de bouwvergunning. Waterbodem: in het onderzochte slibmengmonster worden de streefwaarden voor cadmium, chroom, arseen en EOX overschreden. Op basis hiervan wordt het slib van de onderzochte watergang ingedeeld in klasse 1. Dit betekent dat eventueel vrijkomende grond uit de watergang niet zonder beperkingen kan worden hergebruikt. Uitspreiding over een aangrenzend perceel behoort wel tot de mogelijkheden. Conclusie Op basis van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg staat.
4.2.5.
Leidingen
Er zijn in het projectgebied en zijn directe omgeving geen planologisch relevante leidingen gelegen.
4.3. Waterhuishouding Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid stedelijk waterbeheer De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen. In het Waterbeheerplan 2006-2009 wordt beschreven wat het Hoogheemraadschap van Rijnland wil bereiken, hoe het waterschap dat wil doen en welke kosten en/of personele inzet daarmee gemoeid zijn. In het plan zijn strategische doelen geformuleerd (veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water) en per strategisch doel zijn concrete maatregelen benoemd. Voor Hillegom heeft het waterschap echter geen concrete maatregelen geformuleerd in het Waterbeheerplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
19
Huidige situatie waterhuishouding Het projectgebied ligt tussen de kernen van Hillegom en Bennebroek, het perceel heeft een totale oppervlakte van 1,8 ha. Momenteel bevinden zich op het perceel een woonhuis en twee bedrijfspanden met een gezamenlijke oppervlakte van 4.011 m², het perceel is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Het overige deel van het perceel is vrijwel geheel verhard. Het projectgebied ligt in de polder De Zilk (peilgebied 7A), waar een zomerpeil van NAP -0,59 m en een winterpeil van NAP -0,85 m gehandhaafd wordt. De maaiveldhoogte van het plangebied ligt op circa NAP 0 m. Aan de westzijde van het projectgebied is een watergang gelegen, het betreft geen hoofdwatergang. De watergang wordt niet aangemerkt als KRW-waterlichaam en het is niet bekend wat de waterkwaliteit van de watergangen is. Binnen of langs het plangebied liggen geen waterkeringen. Ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot beleid Het voornemen bestaat om de bestaande bedrijfsloods uit te breiden met een totale oppervlakte van 3.143 m². Daarnaast wordt het verharde onbebouwde terrein vergroot. De uitbreiding is beoogd ter plaatse van een agrarisch perceel (bollenteelt). De ontwikkeling leidt tot een toename van het verhard oppervlak met 6.300 m². Bovendien wordt als gevolg van de uitbreiding de watergang ten westen van het projectgebied gedempt, deze watergang heeft een oppervlakte van circa 1.585 m². Demping van de watergang en toename van het verhard oppervlak betekent dat er voor de ontwikkeling compensatie in de vorm van open water plaats dient te vinden. Ter compensatie worden twee nieuwe sloten en een waterpartij gegraven met een totale oppervlakte van 2.530 m². Deze waterparagraaf dient behalve ter compensatie voor het dempen en de toename aan verhard oppervlak ook als biotoop voor aanwezige padden. Om die reden is met opzet gekozen voor een stilstaande en doodlopende watergang. De watergangen dienen een minimale breedte van 4,1 m op waterlijn te hebben. Verder moeten de watergangen voorzien zijn van natuurvriendelijke oevers met een talud van minimaal 1:3. Voor de bouw van de bedrijfsgebouwen is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct af te koppelen op het nieuw te graven oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Hiervoor dient wel een ontheffing op grond van de Keur te worden aangevraagd.
4.4. Cultuurhistorie en archeologie Archeologie Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Het projectgebied staat op zowel de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland als de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) aangegeven als een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze hoge waardering is voornamelijk gebaseerd op de ligging van het projectgebied op een voormalige strandwal. Vanwege deze hoge archeologische verwachtingswaarde, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd. Onderzoek Dit bureau- en veldonderzoek is verricht door archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf1). Uit het onderzoek blijkt dat de specifieke archeologische verwachting van het projectgebied laag is, omdat de strandwal in het verleden sterk is afgegraven. Een dieper gelegen bodemniveau, waarin eventuele archeologische resten te verwachten zouden zijn, ontbreekt. Er 1)
Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase Haarlemmerstraat 33 in Hillegom, gemeente Hillegom, CIScode: 20021, december 2006 projectnummer 03171106/20021.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
20
zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De geplande graafwerkzaamheden zullen daarom naar verwachting geen archeologische waarden verstoren. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. Op 24 januari 2007 heeft de provinciaal archeoloog ingestemd met de conclusies van de rapportage. Cultuurhistorie Het projectgebied is aangeduid als landschappelijke contrastzone en historisch-landschappelijk vlak met zeer hoge waarde. De overgang van bollengebied naar bos is bijzonder. Deze verschillende landschapstypen komen hier markant bij elkaar en dit blijft ook in de toekomst behouden. De toegankelijkheid van het gebied zal tevens worden vergroot.
4.5. Ecologie In een ruimtelijke onderbouwing moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, in de ruimtelijke onderbouwing aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting binnen de locatie aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen. Bestaande situatie Thans is de locatie bestemd als agrarische grond voor de bollenteelt. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1,8 ha. Het perceel wordt in de lengterichting door een sloot in tweeën gedeeld. Aan de westzijde ligt eveneens bollenteeltgebied. Aan de noordzijde wordt het perceel door bos begrensd. Beoogde ontwikkelingen De ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bedrijfsloods aan de Haarlemmerstraat 33a. In het midden van het perceel komt een nieuwe inrit van circa 10 m breed om de aanbouw vanaf de Nieuweweg te ontsluiten. Het westelijke deel van het perceel zal bollenteeltgrond blijven. Daar wordt het bestaande gebruik dus gehandhaafd. Om dit te kunnen realiseren, zijn de volgende werkzaamheden gepland: verwijderen vegetatiestructuur; dempen van de sloot; grondwerkzaamheden (bouwrijp maken voor aanbouw en het graven van nieuwe watergangen); bouwwerkzaamheden. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onder-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
21
houd of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedbescherming De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde natuurgebied, is het Habitatrichtlijngebied Kennemerland-zuid, gelegen op ruim 1 km van het projectgebied. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de PEHS, maar is wel tegen de PEHS Vogelenzang aangelegen. Soortenbescherming Het projectgebied bestaat uit een bedrijfsloods, bollenveld en sloot. Op basis van regionale verspreidingsgegevens (onder andere Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 www.natuurloket.nl en www.ravon.nl) en aanvullend veldonderzoek in 2007 naar broedvogels, vissen en amfibieën1) volgt hieronder een beschrijving van de aanwezige beschermde soorten op de betreffende locatie. Vaatplanten Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn vier beschermde soorten aangetroffen binnen het betreffende kilometerhok. De locatie wordt echter intensief beheerd en gebruikt en binnen de voorkomende biotopen zijn beschermde vaatplanten daarom niet te verwachten. Zoogdieren Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren matig onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn vier beschermde soorten waargenomen. Op basis van de Atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) en voorkomende biotopen worden de volgende grondgebonden zoogdieren in en nabij het projectgebied verwacht: haas, egel, bunzing, wezel, veldmuis, bosmuis en woelrat. Volgens de verspreidingsgegevens (Limpens, 1997) komen de volgende soorten voor in en nabij de planlocatie: gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en watervleermuis. Mogelijk maken de genoemde soorten gebruik van het projectgebied als foerageergebied en vliegroute, maar vaste verblijfplaatsen zijn niet aanwezig op de planlocatie. Vogels Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels niet onderzocht zijn binnen het betreffende gebied. Aanvullend veldonderzoek in 2007 heeft uitgewezen dat het plangebied zeer arm is aan broedvogels. Alleen witte kwikstaart, wilde eend en meerkoet konden worden vastgesteld als broedvogel. Deze soorten zijn allen beschermd doch staan niet op de landelijke rode lijst van bedreigde soorten.
1) Het voorkomen van broedvogels, amfibieën en vissen in het plangebied van bedrijfsuitbreiding Nord Lommerse te Hillegom, adviesbureau Mertens, juni 2007.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Sectorale toetsen
22
Amfibieën Volgens het Natuurloket zijn amfibieën niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Aanvullend veldonderzoek in 2007 heeft uitgewezen dat slechts algemene amfibieën als bruine kikker, groene kikker en gewone pad gebruikmaken van de planlocatie als onderdeel van hun leefgebied. De zwaar beschermde rugstreeppad werd niet aangetroffen. Vissen Het Natuurloket geeft aan dat er geen onderzoek is gedaan naar vissen binnen het betreffende kilometerhok. In 2007 zijn bij aanvullend veldonderzoek zes soorten vissen aangetroffen, te weten blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, karper, rietvoorn en snoek. Geen van de soorten is beschermd of bedreigd. Overige soorten Beschermde of bijzondere reptielen en insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het projectgebied voldoet hier niet aan. In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw licht beschermde soort zwaar beschermde soort (categorie 1) (categorie 2) (categorie 3) haas, egel, bunzing, wezel, veldmuis, alle vogels bosmuis en woelrat bruine kikker, groene kikker en gewone pad
Toetsing Gebiedsbescherming Het dichtstbijzijnde natuurgebied, is het Habitatrichtlijngebied Kennemerland-zuid, gelegen op ruim 1 km van het projectgebied. Omdat de ontwikkelingslocatie op relatief grote afstand van het Habitatrichtlijngebied is gelegen en het hier een kleinschalige ontwikkeling betreft, is de verwachting dat er geen verstorende werking uitgaat van de ontwikkelingslocatie. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de PEHS, maar is wel tegen de PEHS, Vogelenzang aangelegen. Ook hier geldt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de PEHS Vogelenzang. Soortenbescherming De kap-, grond- en bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Flora- en faunawet. -
Conclusies De Natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan. Voor de Flora- en faunawet geldt dat de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart dienen te worden. Aanvullend veldonderzoek in 2007 heeft aangetoond dat er geen zwaar beschermde soorten aanwezig zijn waarvoor ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet behoeft te worden aangevraagd. deze wet staat de uitvoering van het plan derhalve niet in de weg.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
5. Uitvoerbaarheid
23
5.1. Economische uitvoerbaarheid De plannen worden geheel voor rekening van de initiatiefnemers gerealiseerd.
5.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Voor de totstandkoming van het besluit ex artikel 19 lid 1 WRO wordt het bepaalde in artikel 19a lid 4 juncto afdeling 3.4. Awb in acht genomen. De ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende bescheiden zullen gedurende zes weken ter inzage liggen waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Desgevraagd zal ook een mondelinge zienswijze gegeven kunnen worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
24
141505.12936.00
6. Afweging en motivering
25
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt de uitbreiding van het bestaande agrarische handels- en exportbedrijf Nord Lommerse Flower Bulb Group aan de Haarlemmerstraat 33a te Hillegom mogelijk. De uitbreiding van het bestaande bedrijfspand zal plaatsvinden aan de westzijde van het perceel. De uitbreiding van het bedrijfsgebouw past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied 1997. Het college van burgemeester en wethouders is voornemens de ontwikkeling mogelijk te maken door middel van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) (besluit van 5 december 2006). Deze ruimtelijke onderbouwing bevat de toelichting op de gewenste ontwikkelingen en bevat de samenvatting van de onderzoeken die ten behoeve van de ontwikkeling zijn uitgevoerd. Afstemming beleid In principe past de uitbreiding van Nord Lommerse Flower Bulb Group niet geheel binnen het streekplan en de beleidsregels zoals opgenomen in de Nota Regels-voor-Ruimte. In het streekplan is opgenomen dat gestreefd wordt naar het verplaatsen van handelsbedrijven naar bedrijventerreinen. Uit onderzoek is echter gebleken dat voor het bedrijf verplaatsing naar een agrarisch bedrijventerrein niet haalbaar is, waardoor bijvoorbeeld het Bedrijventerrein Delfweg in Noordwijkerhout geen alternatief vormt. Daarnaast is bekend geworden dat de realisering van het geplande bedrijventerrein Pastoorslaan in Hillegom niet doorgaat. Het bedrijf heeft derhalve geen mogelijkheden om over te gaan tot bedrijfsverplaatsing. Om het bedrijf niet te belemmeren in de bedrijfsactiviteiten en het een bollengerelateerd bedrijf betreft, is uitbreiding ter plaatse gewenst. Ten behoeve van de ontwikkeling hebben de eigenaren van het bedrijf onderzocht wat de financiële mogelijkheden zijn om in het kader van Ruimte-voor-Ruimte een tweede pand te kopen en dit te slopen als compensatie voor de bedrijfsuitbreiding. Dit blijkt financieel niet mogelijk (zie bijlage 1). Inpassing in de omgeving De uitbreiding zal plaatsvinden aansluitend aan de bestaande bedrijfslocatie, waardoor de ruimtelijke effecten ten opzichte van de huidige situatie beperkt zullen blijven. Daarnaast zal door de eigenaren een aantal maatregelen getroffen worden om de landschappelijke inpassing van de uitbreiding te waarborgen. Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen landschappelijke en stedenbouwkundige belemmeringen zijn voor het uitvoeren van de uitbreiding. Sectorale toetsingen Uit het milieukundig (water)bodemonderzoek blijkt dat slib uit de uit te graven watergangen niet zonder beperking kan worden hergebruikt. Verspreiding over het aangrenzend perceel behoort wel tot de mogelijkheden. Aangaande ecologie geldt dat de de Natuurbeschermingswet genoemde planontwikkeling niet in de weg zal staan. Wel dienen de bouwwerkzaamheden buiten het broedseizoen opgestart te worden. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er op basis van de overige aspecten geen beperkingen gelden voor de voorgenomen ontwikkeling. Conclusie Uit het voorgaande kan gesteld worden dat er geen belemmeringen zijn voor de uitbreiding van het bestaande bedrijfspand op het perceel Haarlemmerstraat 33a te Hillegom.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
bijlage
Bijlage 1. Financiering toepassing Ruimte-voorRuimte
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Rabobank Bollenstreek
Postadres Postbus 24, 2180 AA Hillegom
V E R T R O U W E L I J K Nic. Lommerse VOF Haarlemmerstraat 33 A 2182 HB Hillegom
Bezoekadres Wilhelminalaan 3, 3282 CA Hillegom Telefoon +31 252 360 600 Telefax +31 252 360 459 E-mail
[email protected] Bankrekening 3365.67.960
Onze referentie Toestelnummer Datum Onderwerp
GP/lommersemaart2007 +31 252 360 413 21 maart 2007 Uitbreiding bedrijfsruimten
Geachte heer Lommerse Naar aanleiding van onze bespreking over mogelijkheden met betrekking tot het financieren van een uitbreiding van de bedrijfshallen het volgende. Een financiering voor een uitbreiding op de huidige locatie zal beoordeeld worden aan de hand van rentabiliteit, vermogensontwikkeling en dekkingswaarde. Aanvullend zal de hoogte van de financiering geen belemmering dienen te zijn voor de jaarlijks terugkerende seizoensfinanciering. Over de mogelijkheid om middels ruimte voor ruimte een tweede pand aan te kopen, deze te slopen als compensatie voor een uitbreiding op de huidige locatie kunnen we kort zijn. Dit is voor uw bedrijf niet financierbaar. Een achteruitgang in dekkingswaarde gekoppeld aan een beperking c.q. verlaging van toekomstige seizoensfinanciering is voor uw bedrijf geen optie. Wij vertrouwen u met deze uiteenzetting van dienst te zijn geweest. Graag blijven wij met u in gesprek over mogelijke ontwikkelingen voor nieuwbouw op de huidige locatie.
Hoogachtend, Rabobank Bollenstreek
Gerard Passchier Accountmanager Zakelijke Relaties
Coöperatieve Rabobank Bollenstreek U.A., gevestigd te Lisse Ingeschreven bij de K.v.K. te Leiden onder nr. 28008090
1
Bijlage 2. Onderzoek luchtkwaliteit B2.1. Beleidskader en normstelling
In paragraaf 4.2 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Hillegom bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Meet- en rekenvoorschrift 2006 De regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit staan beschreven in het Meet- en rekenvoorschrift 2006. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke standaardrekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het ministerie van VROM. In het Meet- en rekenvoorschrift is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond. Beleid provincie Zuid-Holland De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari 2005). In dit plan van aanpak geeft de provincie aan dat de concentratie fijn stof in de gehele provincie boven de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof ligt (zonder aftrek van de bijdrage van zeezout) en dat op sommige plaatsen ook de grenswaarde voor het jaargemiddelde voor fijn stof wordt overschreden. Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening. Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking met gemeenten.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Bijlage 2. Onderzoek luchtkwaliteit
2
Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van metingen, monitoring en onderzoek.
B2.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Binnen het projectgebied wordt de uitbreiding van een bedrijfsgebouw mogelijk gemaakt. Doordat deze uitbreiding extra verkeer genereert, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen en daarmee dus ook op de omgeving. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande uitbreiding onderzocht. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-pro1) gramma . Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het projectgebied en zijn omgeving kunnen als zodanig worden aangeduid. Het CAR-programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2017 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2017 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2017 gebruikt met het scenario van 2015.
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is de verkeersproductie. In het projectgebied wordt de uitbreiding van een bestaand bedrijfsgebouw mogelijk gemaakt. De verkeersproductie van de uitbreiding bedraagt circa 55 mvt/etmaal (zie paragraaf 4.1). Het verkeer wordt afgewikkeld over de N208. In de berekeningen is uitgegaan van een worst case-benadering waarbij de totale verkeersproductie van de ontwikkeling is opgeteld bij het verkeer op de N208. Er is dus geen rekening gehouden met een afwikkeling in verschillende richtingen. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken, is de N208 als maatgevend genomen, aangezien op deze weg de verkeerstoename relatief het grootst is. Indien aangetoond kan worden dat de ontwikkeling niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden uit het Blk langs deze weg, is daarmee aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving. Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse De luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande bedrijfsuitbreiding is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de N208. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de N208 zijn weergegeven in tabel B2.1. De verkeersgegevens zijn gebaseerd op telcijfers uit 2002.
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.1, november 2006.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00
Bijlage 2. Onderzoek luchtkwaliteit
3
Tabel B2.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam
2007
2010
2017
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
20.450
20.500
21.400
21.450
23.700
N208
incl. ontw. 23.750
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 m van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10)1). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. De betreffende invoergegevens zijn weergegeven in tabel B2.2. Tabel B2.2 Invoergegevens straatnaam N208
RD-coördinaten X 100550
Y 480900
voertuigverdeling (licht/ middelzwaar/zwaar verkeer) 0,8725 / 0,0833 0,0442
wegtype
snelheids type
bomenfactor
3a
buitenweg
1
afstand tot de wegas (in m) 10
Berekeningsresultaten In tabel B2.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het projectgebied weergegeven voor 2007, 2010 en 2017. Op grond van het Blk mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden. Tabel B2.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* weg
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
39**
39**
23
23
22
22
36
36
22
22
19
19
32
32
20
20
16
16
in 2007 N208 in 2010 N208 in 2017 N208 * **
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. Deze grenswaarde is in 2007 nog niet in werking getreden.
Uit de resultaten in tabel B2.3 blijkt dat de ontwikkeling geen aantoonbare bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Langs de N208 wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan. Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Aangezien op 10 m uit de as van de N208 wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit ook ter plaatse van de geplande bedrijfsuitbreiding het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt.
1)
Conform het Meet- en rekenvoorschrift 2006 is de maximale afstand die mag worden aangehouden voor het berekenen van fijn stof 10 m vanaf de wegrand.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141505.12936.00