straatmeubilair 284
Literatuur Bouwkundige termen Haslinghuis-Janse, Leiden 2005, Primavera Pers Vademecum historische bouwmaterialen Piet Bot, Alphen aan de Maas 2009, Uitgeverij Veerhuis Monumenten inventarisatie project Provincie Friesland, 1992 Architectuur en stedenbouw in Groningen Margriet Panman en Jans Possel, Zwolle 1992, Waanders Uitgeverij Welstandsinstrumenten Hûs en Hiem, Leeuwarden 2001 Bouwstijlen in Nederland, 1040-1940 Roland Blijdenstijn & Ronald Stenvert, Nijmegen 2000, Uitgeverij SUN Het Nederlandse landschap, een historischgeografische benadering Redactie o.a. S. Barends, H. Baas, M. de Harde, J. Renes, Utrecht 2000, Stichting Matrijs Stadswording in de Nederlanden, op zoek naar overzicht redactie: Reinout Rutte & Hildo van Engen, Hilversum 2008, Uitgeverij Verloren De Westerse architectuur, een geschiedenis D. Watkin, London 2000, Uitgeverij SUN Wolvega, een braaf en zeer vermakelijk dorp Geert Lantinga, Groningen, Banga Book Productions www.dodenakkers.nl/beroemd/lycklama.html Beeldmateriaal grotendeels van auteur of uit het Fries Foto Archief. Zo niet, dan staat de bron vermeld. Met dank aan het Tresoar voor het uitgebreide beeldarchief, de Cultuur Historische Kaart Friesland en Geert Lantinga als vertegenwoordiger van de Vereniging Historie Weststellingwerf e.o. wegens zijn onderzoeken naar en kennis van de gemeente. Zeker ook dank aan alle bewoners die hun verhaal hebben willen vertellen.
285
Begrippenlijst Ambachtelijke of traditionele bouwstijl Streekeigen bouwtrant die niet aan een bepaalde stijl of periode is gebonden, maar gebruik maakt van traditionele vormen en motieven. Amsterdamse school In Amsterdam ontwikkelde expressionistische stijl in bouwkunst en kunstnijverheid. Herkenbaar aan plastische, fantasierijke vormentaal en kleurig materiaalgebruik. Art Deco Internationale decoratieve stijl in bouwkunst en kunstnijverheid waarbij vooral strakke geometrische en op de moderne techniek geïnspireerde vormen en (kleurige) motieven zijn toegepast. Art Nouveau Internationale decoratieve stijl in bouwkunst en kunstnijverheid gericht op vernieuwing van de vormentaal. Vaak gebruik gemaakt van moderne materialen als (giet-)ijzer en grote glasoppervlakken en toepassing van golvende lijnen en grillige patronen deels geïnspireerd op de plantenwereld. Chaletstijl Vooral bij villa’s en hotels in bosrijke omgeving voorkomende op Zwitserse chalets geïnspireerde bouwtrant vaak met overstekende daken, houten erkers en veranda’s. Eclecticisme Verzamelnaam voor de in vele varianten voorkomende bouwstijl met gemengde toepassing van verschillende historische stijlmotieven. Engelse landhuisstijl Naar Engelse voorbeelden toegepaste stijl bij met name woonhuizen, geïnspireerd op de Engels romantische bouwstijl (onder andere cottages) waarbij ramen met kleine roedeverdeling en soms ook rieten daken wordt toegepast. Expressionisme Internationale kunststroming die heeft geleid tot fantasierijke, vaak plastische vormentaal en eigenzinnig materiaalgebruik, soms met oog voor functionele aspecten, soms met
Functionalisme Internationale bouwtrant waarbij het ontwerp is gebaseerd op een analyse van de functies van het gebouw. Veel aandacht wordt besteed aan de toetreding van licht en lucht en er wordt gebruik gemaakt van moderne materialen (staal, glas en beton). Historiserende stijl Internationaal eclectische stroming waarbij rijke historische stijlmotieven (bijvoorbeeld zoals gebruikt in de rococo) in een nieuwe combinatie en interpretatie wordt toegepast. Decoraties vaak gematerialiseerd in natuursteen, maar een moderne draagconstructie (beton) wordt niet geschuwd. Jugendstil Naar het in 1896 opgerichte Duitse tijdschrift ‘Die Jugend’ genoemde vernieuwingsstijl, sterk verwant met de Art Nouveau. Neoclassicisme Internationale, maar als pure stijl in Nederland weinig verspreide, bouwtrant die geïnspireerd is op de voorbeelden van klassieke tempels. En die gebruik maakt van strakke, symmetrisch ingedeelde (witgepleisterde) gevels met (driehoekige) frontons en zuilenordes. Neorenaissance Wijdverspreide bouwstijl waarbij motieven van de Renaissance bouwkunst zijn verwerkt, vooral van de ‘Oud-Hollandse’ voorbeelden (trapgevels, speklagen, blokken, kruiskozijnen), m,aar ook wel van de Franse of Italiaanse voorbeelden. Nieuwe zakelijkheid Bouwtrant verwant aan het functionalisme, maar met expressionistische vormentaal. Rationalisme Op persoonlijke grondslag naar vernieuwing en rationele vormentalen strevende architectuur, waarbij het dragende karakter van muren, bogen en pijlers wordt benadrukt. Vaak uitgevoerd in schoon metselwerk. Een van de voorgangers van deze stijl was H.P.Berlage (Amsterdamse Beurs). Traditionalisme Verzamelnaam voor alle naar historische bouwtradities teruggrijpende architectuur.
286
Vernieuwingsstijl Verzamelnaam voor alle varianten van een gemengde bouwtrant die de overgang vormt tussen de eclectische stijl naar de moderne, niet meer aan historische motieven gebonden stijlen (zoals Jugendstil, expressionisme). Gebruik van Jugendstilachtige en Berlagiaanse elementen als torentjes, rondbogen en gekleurde banden, soms met nieuwe materialen en constructie methoden. Waterstaatstijl Naar het werk van de Waterstaatingenieurs en andere architecten genoemde classicistisch-eclectische bouwtrant waarbij Klassieke motieven als zuilen, frontons, kroonlijsten en soms ook gotische motieven als kantelen, spitsbogen, boogfriezen, in een vrije interpretatie worden toegepast in een civieltechnisch bouwwerk.
Aanzetsteen Steen aan het begin van een ontlastingsboog. Sluitsteen komt in het midden van de ontlastingsboog. Aedicula Klassiek versieringsmotief, bestaande uit pilasters, hoofdgestel en fronton, vaak toegepast bij geveltoppen, als vensteromlijsting en bij grafmonumenten. Akroterie Versiering in de vorm van een palmblad of griffioen op de hoeken van een hoofdgestel of op de punt van een fronton. Architraaf Het onderste, dragende deel van een hoofdgestel, meestal rustend op een kapiteel. Attiek Verhoging boven de kroonlijst van een gevel. Basement Voetstuk, onderste gedeelte van een zuil, pijler, pilaster, gevel of schoorsteen. Blokbepleistering Pleisterwerk voorzien van getrokken voegen (schijnvoegen) in een bepaald verband, soms met de bedoeling natuursteen te suggereren. Console In het algemeen een uitkragend balkvormig constructiedeel. Cordonlijst Even uitspringende, veelal geprofileerde lijst ter markering van verdiepingen of ter geleding van de gevel. Dakvormen Lessenaarsdak, dak bestaande uit 1 hellend dakschild; Mansardedak, gebroken dak waarbij de dakschilden van goot tot nok niet 1 plat vlak, maar 2 platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten; Plat dak, 1 horizontaal dakschild; Schilddak, dak dat uit vier schuine vlakken bestaat; Tent- of puntdak, dak waarvan de vier dakschilden in 2 punt bijeenkomen;
287
Wolfsdak, zadeldak waarvan één of twee dakschilden op de kop een afgeknot dakschild hebben(wolfseind); Zadeldak, dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken, die samenkomen in een nok. Diamantsteen Vierkante decoratie met op de steen een diamantvormige uitkraging. Dakruiter Torentje dat op de nok van een dak schijnt te rijden. Erker Over 1 of meer verdiepingen uitkragend gedeelte van een gevel. Festoen Loof of bloemslinger. Fries Bewerkt of geprofileerd onderdeel van een hoofdgestel. Fronton Driehoekige of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan. Bij de bekroning van een tempel heet het (veelal versierde) veld dat het fronton vormt een tympaan. Gebint Driehoekig samenstel van kop- of trekbalken en 2 kapbenen. Gevelvormen Lijstgevel, gevel die wordt beëindigd door een (geprofileerde) kroonlijst; Puntgevel, driehoekig beëindigde gevel; Trapgevel, trapsgewijs beëindigde gevel; Tuitgevel, puntgevel waarbij de driehoekige top eindigt in een lange smalle hals, al dan niet voorzien van een fronton. Gewelf Gebogen, ruimteoverspannende constructie van metselwerk of gewapend beton. Hoekblok Natuurstenen blok op de hoek van een gevel of muur. In de 19e en 20e eeuw bij voorkeur uitgevoerd in metselwerk, pleister- of stucwerk.
Hoofdgestel Breed, horizontaal lijstwerk bestaande uit architraaf, fries en kroonlijst. Kapiteel Bekroning van een zuil, pilaar of pilaster. Kolom Vrijstaande verticale ondersteuning voor liggers, muren, e.d. Korfboog Liggende ellipsvormige boog. Kroonlijst Bovenste, uitspringende lijst van een hoofdgestel, veelal geprofileerd of met kleine ornamenten versierd. Lancetboog Langgerekte spitsvormige boog. Liseen Smal uitgemetseld muurgedeelte in de vorm van een verticale band (kan bepleisterd zijn). Makelaar Decoratieve spitse bekroning op houten geveltop of op trapgevel. Oculus (of Oeil-de-Boeuf) Rondvenster. Pilaar Vrijstaande ondersteuning van een boog, hoofdgestel, gewelf of balk. Pilaster Iets vooruitspringende muurpijler, voorzien van basement, schacht, kapiteel en dienend ter ondersteuning van boog of hoofdgestel. Pinakel Kleine spitsvormige bekroning gebruikt in de gotiek. Piron Loden, of met lood beklede, versiering ter afdekking van de boven het dak uitstekende middenstijl of makelaar van een kapspant. Portiek Naar de straatzijde geopend overdekt (trap)portaal, leidend naar de deur van een huis.
288
Profiel Uit verschillende rechte en/of gebogen vlakken samengestelde kant van een lijst, pijler, venster e.d. Risaliet Vooruitspringend gedeelte van een gevelpartij, meestal in het midden (middenrisaliet), of op de hoeken (zijrisaliet). Spant Overspannend constructie-element dat meestal dient voor het ondersteunen van daken (kapspant). Speklaag Natuurstenen band (of natuursteen suggererende gepleisterde band) ter verlevendiging van het bakstenen muurwerk. Travee Ruimte tussen twee ondersteuningen of muurvlakken in. Trommelveld Ruimte (vaak gedecoreerd) onder de ontlastingsboog. Tympaan Zie fronton. Voluut Spiraalvormige versiering van het Ionische en Korinthische kapiteel. In eenvoudigere krulvorm ook toegepast ter versiering van topgevels, deuren en vensteromlijstingen.
Annexatie Gemeentelijke herindeling waarbij het grondgebied van een stad ten koste van de buurgemeente(n) wordt uitgebreid. Beschermd stads- of dorpsgezicht Ruimtelijk en/of cultuurhistorisch waardevol gebied dat krachtens de Monumentenwet stedenbouwkundig is beschermd. Buitengebied Buiten de bebouwde kom gelegen gebied, vaak overwegend agrarisch van karakter. Infrastructuur Geheel van wegen, wateren, dijken, openbaar vervoersnet, vliegvelden, militaire werken en nutsvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken. Kolonie Nieuwe, vaak in ontginningsgebied gestichte nederzetting met landelijk karakters. Ontginningsas Weg of waterloop van waaruit een nieuw ontgonnen gebied is verkaveld. Ruilverkaveling Herinrichting van (agrarisch) gebied ter wille van rationeler grondgebruik. Verkaveling Verdeling van terreinen in herkenbaar begrensde kavels.
289