Perspectief op de bewegingscultuur
Hieronder vindt u perspectief van een vierde jaars (ALO-student. senteerde zijn visie in het kader van een opdracht "Legitimeringen" vak LMZB. Dimitri probeert via de begrippen cultuur en beweging, definitie van bewegingscultuur te komen. Zo komt hij uiteindelijk deelgebieden van de bewegingscultuur. Wat is cultuur? Om tot een perspectief op de bewegingscultuur tê komen moet men eerst nagaan wat onder beweging en cultuur verstaan kan worden. Laten we beginnen met het begrip cultuur. Wat is cultuur? Van de middelbare school kan ik me nog herinneren: Het tegenovergestelde van natuur. Beschaving. Kramers woordenboek zegt: geestelijke en maatschappelijke ontwikkeling en toestand. Bouman: de levensstijl van onze samenleving. Of is cultuur alleen datgene dat (door velen) wordt ervaren als "de meerwaarde" van onze samenleving? Het moge gelijk duidelijk zijn dat het niet eenvoudig, zo niet onmogelijk is om tot een eensluidende definitie te komen. In ieder geval is cultuur iets dat door mensen teweeg is gebracht. In bovenstaande omschrijvingen wordt cultuur (vooral) als zelfstandig naamwoord beschreven. Toch is het duidelijk dat cultuur iets is dat 'stroomt'. Cultuur is tijden plaatsgebonden en bevat zowel geestelijke aspecten als maatschappelijke waarden. Het kan daarom zinvol zijn cultuur als wérkwoord op te vatten (Peursen). Cultuur is dan: ons dagel ijks handelen, de wijze waarop wij het natuurlijk gegevene trachten te transcenderen. Hierbij proberen we in het reine te komen met de grote vragen van het bestaan. Zo is cultuur dus niet zozeer het tegenovergestelde van natuur. Maar: in de cultuur stijgt de mens boven de orde van de natuur uit (Peter Heij). Heij stelt dat de mens boven de orde van de natuur u itstijgt omdat hij het patroon van de 'survival of the fittest' kan doorbreken (barmhartig kan zijn). Omdat ik eerder vind
Hij prevoor het tot een tot vier
dat dit vermogen een eigenschap is die eenmaal bij de mens hoort en in deze zoektocht naar een definitie geen waardeoordeel wil doen zeg ik liever: buiten de orde van de natuur om. Men gedraagt zich buiten de orde van de natuur om als men erin slaagt het patroon van de 'survival of the fittest' te doorbreken maar ook als men, ook al functioneren de daarvoor benodigde machines volgens de natuurwetten, erin slaagt een tunnel van Frankrijk naar Engeland te graven. Cultuur vraagt (dus) om een harmonie van geestelijke en stoffelijke waarden (huizinga). Ik denk dat we met de constatering dat cultuur stoffelijke en geestelijke waarden omvat die door mensen buiten de orde van de IWtuur om zijn vormgegeven voorlopig een eind komen.
Wat is beweging? En dan nu beweging. Wat moeten we daar nu weer onder verstaan? In het eerste jaar CALO werd ons geleerd dat een bewegingsbeeld voortkomt uit een mensbeeld en dat een mensbeeld weer voortkomt uit een wereldbeeld. Dit leverde het legendarische rijtje wereldbeeld-mensbeeld-bewegingsbeeld op. Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat er niet zomaar een allesomvattend wereld, mens of bewegingsbeeld is. Het zal altijd een beeld blijven. Een beeld dat tot stand gekomen is door een bepaalde manier van kijken. Het is zo op het eerste gezicht het gemakkelijkst om naar bewegen te kijken als verol1-
de ring van plaars. Op deze manier wordt het echter wel zeer ingewikkeld een brug te slaan naar het het begrip cultuur. Cultuur is immers iets waar de mens een constituerende rol in heeft. In het door de schrijvers Fetz en Ballreich als standaard woordenboek bedoelde 'Grundbegriffe der Bewegungslehre der Leibesübunge' doet de mens zijn intrede" Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beweging en menselijke beweging. Menselijke beweging is dan: verandering van (delen van) het menselijk lichaam die door het menselijk lichaam wordt veroorzaakt.
Zijn we er nu dan? Nee, want: cultuur omvat ook geestelijke waarden, is ons dagelijks handelen. Om te kunnen spreken over bewegingscultuur is een breder bewegingsbegrip vereist. Bewegen moet worden opgevat als gedrag, als handelen. Buyterrdijk was een van de eersten die door een andere bril (methodische grondslag) naar bewegen keek en tegenover het bovengenoemde fysische gezichtspunt een zogenaamd functioneel gezichtspunt plaatste.
Onder andere Rijsdorp en Gordijn volgden hem. Rijsdorp:"De beweging is niet zonder proces (hiermee bedoelt hij oorzaak/gevolg relaties. DT) maar men doet aan het menselijke in de beweging tekort indien men haar uitsluitend als proces bestudeert. De menselijke beweging moet dan ook worden opgevat als actie, als handeling of liever nog als gedrag van de mens." Gordijn: "Bewegen rust op en wordt gevormd door de bedoelende gerichtheid op de wereld. " In dit geval de bedoeling bewegend-er-zijn.
Wat is bewegingscultuur? Laten we stellen dat bewegingscultuur is: Het geheel van stoffelijke en geestelijke waarden door zich bewegende mensen buiten de orde van de natuur om vormgegeven. Bij stoffelijke waarden kun je dan denken aan: de klapschaats, het voetbalspel, de voetbal. Geestelijke waarden zijn de kennis, gedachten en attituden die het voetbalspel mogelijk maken: de spelregels, de fairplay, de wil om te presteren of te recreëren. Stoffelijke waarden kunnen goed worden beschreven door middel van zelfstandige naamwoorden, geestelijke waarden door werkwoorden. Buiten de orde van de natuur om, gewoon bewegen om te recreëren, om competatief te zijn. Gordijn zei:" We bewegen voor de gein. Gein: je leeft er van op en komt er van bij, je wordt er meer mens van." Het mooie aan deze zin zit hem voor mij in het woord gein, afkomstig van het Hebreeuwse chen, dat zoiets als genade betekent. Bewegen voor genade, hier kan geen sprake zijn van 'survival of the fittest' . De roeitrainer die naast de bosbaan meefietst is in Gordijniaanse zin (het intentionele bewegend er zijn) niet aan het bewegen. Hij hoort wel bij de bewegingscultuur. Niet omdat hij beweegt/fietst maar omdat hij coacht. Een toerist die voor zijn leven bij een haai wegzwemt hoort niet bij de bewegingscultuur, de slag ~aarmee hij dit doet wel. Nu we weten wat er onder bewegingscultuur verstaan kan worden, is het tijd na te gaan waardoor de hoogte van de bewegingscultuur bepaald wordt.
Peter Heij stelt: De 'hoogte' van de bewegingscultuur kan afgemeten worden aan de mate waarin de samenleving barmhartig is voor mensen binnen bewegingssituaties die dat nodig hebben, m.a.w. in hoeverre is er oog voor degenen, die uit de boot vallen of dreigen te vallen. Mij lijkt beter: De hoogte van de bewegingscultuur is af te lezen aan de mate waarin mensen die dat willen (dat gewenste deel van) de bewegingscultuur ook daadwerkelijk bereiken en voor de bewegingscultuur behouden blijven. Dit betekent dat de kwaliteit van een aantal variabelen afhankelijk is: kwantitatieve en kwalitatieve variabelen. Kwantitatieve variabelen zijn variabelen op het gebied van het aanbod. Er moeten veel verschiIlende bewegi ngssituaties/sporten zijn die vanuit veel verschillende motieven beoefend kunnen worden. Kwalitatieve variabelen zijn variabelen op het gebied van de bereikbaarheid. Beginnen en blijven de mensen bij hun sport.
Mijn perspectief op de bewegingscultuur Wat betreft het aanbod van verschillende sporten zit het wel goed. Er zijn enorm veel verschillende sportbonden. Iedereen zou een sport moeten kunnen vinden die qua spelbedoeling bij hem of haar past. Het school vak lichamelijke opvoeding is tot en met de examenklas verplicht. Over de motieven is het volgende te vertellen. In de eerste plaats zijn er erg veel motieven denkbaar. En komen er ook steeds nieuwe motieven bij. Op grond van motieven om aan sport te gaan doen onderscheidt Bart Crum zeven vormen van sport (sportmodi). In deze verhandeling is het m.i. niet nodig zo een uitgebreid onderscheid te maken. Veel van Crum's modi zijn samen te vatten onder de noemer recreatiesport. Het bewegingsonderwijs heeft binnen de bewegingscultuur ook een eigen plaats verdiend met een eigen motief. Zo kom ik tot vier deelgebieden van de bewegi ngscuItuur. Recreatiesport (sportieve recreatie, fitness,survival)
wedstrijdsport (subjectief presteren, trainen en competitie) topsport (absoluut presteren, veel trainen en competitie) bewegingsonderwijs (Ieren deelnemen aan bewegingssituaties, introduceren in bewegingscultuur) Voor het gemak heb ik het doel van de leraar maar tot motief van de leerling gemaakt.
.
Binnen deze vier deelgebieden zou iedereen met zijn of haar motieven een plekje moeten kunnen vinden. Ook de gehandicaptensport, sport voor senioren en asielzoekers kunnen in deze vier gebieden ingepast worden. Kwantitatief is er met onze bewegingscultuur dus niet zo veel mis. De beperkingen merk je pas op als je gaat kijken naar de kwalitatieve variabele van de bereikbaarheid. Dat is waar de problemen beginnen. De drempel naar de bewegingscultuur is voor veel mensen nog vrij hoog. Dit heeft regelmatig te maken met financiën. Voor bijstandsmoeders en allochtonen is de con-
tributie niet altijd op te brengen. Voor gehandicaptensport is er vaak niet veel geld bèschikbaar. Ook is de bereikbaarheid niet optimaal ten gevolge van een gebrekkig kader. De jongste leden krijgen meestal onervaren trainers, zij beschikken vaak niet over de vaardigheden deze jonge kinderen goed te leren sporten. Maar ook talenten haken af omdat ze op de club 'niets meer kunnen leren en een andere club te ver weg is. De Nederlander heeft over het algemeen geen topsport-mentaliteit. Vertel je iemand dat je 20 uur per week traint krijg je als antwoord terug:"Ben je gek of zo'?". Als je hetzelfde tegen een Amerikaan zou zeggen krijg je als ant:voord:"Mooi, dan ben je zeker wel heel goed'?" Een positief punt met betrekking tot de bereikbaarheid is dat lichamelijke opvoeding voor iedereen tot en met de examenklas een verplicht vak is. Tot besluit van dit perspectief zal ik aangeven waar ik kansen en bedreigingen zie voor de vier deelgebieden van de bewegingscultuur:
KANSEN
BEDREIGINGEN
RECREA TIES PORT
24 uurs economie vrijemarkt economie zap-cultuur
wedstrijdsport
WEDSTRIJDSPORT
traditie inhoud verbeteren professionele begeleiders
24 uurs economie dalend aantal vrijwilligers tweedeling in samenleving
TOPSPORT
grenzeloos Europa tweedeling in samenleving LOOT-scholen
tempobeurs tweedeling in samenleving
BEWEGINGSONDERWIJS
vakleerkracht in basisonderwijs LO als examenvak
bezuinigingen commerciële privé scholen
De oprukkende 24 uurs economie zorgt ervoor dat er steeds meer vraag komt naar sporten zonder al te veel verplichtingen en er steeds minder vrijwilligers in de sport actief zijn. Ook heerst er momenteel een zap-
cultuur: kinderen kiezen niet meer voor een sport of een team maar proberen alles uit. De tweedeling tussen armoede en rijkdom die zich in de samenleving momenteel inzet vormt ook een gevaar. Meer dan ooit tevo-
ren zullen sporten voor sommige mensen te duur worden. Als deze tweedeling zich nog lang voortzet is het zelfs niet ondenkbaar dat sport (en criminaliteit?) voor arme jongeren de enige manier is om 'hogerop' te komen. Het openstellen van de grenzen en verdere ontwikkeling van LOOT (Landelijk Overleg Orgaan Topsport) scholen zullen bijdragen aan een beter topsport klimaat. Het is voor de bewegingscultuur belangrijk dat het
schoolvak bewegingsonder wijs/lichamelijke opvoeding een stevige plaats in het school curriculum houdt. De school heeft immers een sleutelfunctie, bereikt alle kinderen van 4 tot 16 jaar. Privé scholen zouden, om commerciële redenen kunnen besluiten geen onderwijs in bewegen te geven. Het spreekt voor zich dat de lessen bewegingsonderwijs in alle klassen gegeven zouden moeten worden door vakleerkrachten.