Jong talent
89
★ STERREN
JEUGD OLYMPISCHE SPELEN IN NANJING
VAN MORGEN Van 16 tot en met 28 augustus vinden de Jeugd Olympische Spelen plaats in Nanjing. Atleten tussen 15 en 18 bekampen elkaar in het Verre Oosten voor medailles en eeuwige roem. Het BOIC vaardigt zeventien talentjes af in (vermoedelijk) twaalf verschillende sporten. Wij kozen er met Laura Roebben (taekwondo), Lisa Lung (tafeltennis) en Jorre Verstraeten (judo) drie toppers in de dop uit. DOOR KRISTOF VANDERHOEVEN FOTOGRAFIE: JEROEN HANSELAER
089_095 jonge atleten.indd 89
17/06/14 15:05
90
Jong talent
★ LAURA ROEBBEN (17)
TAEKWONDO
089_095 jonge atleten.indd 90
17/06/14 15:05
Jong talent
91
ZELFVERTROUWEN VEINZEN EN ZWAKHEDEN VERBERGEN Taekwondo oogt spectaculair dankzij de vele high kicks en de snelle opeenvolging van contacten, maar is van oorsprong eigenlijk een zelfverdedigingssport met de nadruk op zelfbeheersing en respect. Meer dan alleen het gebruik van de handen en de voeten is taekwondo (tae=voet, kwon=hand/vuist en do=de manier/de weg) een manier van denken en een manier om je zelfvertrouwen te ontwikkelen. Dat is niet meteen hoe taekwondoïn Laura Roebben de sport benadert. “Respect is super belangrijk en taekwondo is inderdaad ontstaan als een vorm van zelfverdediging, maar in competitie moet je natuurlijk aanvallen om punten te kunnen scoren.” “Mijn broer deed al taekwondo samen met een paar vrienden dus vond mama het een goed idee dat ik dat ook eens zou proberen. Ik was zes en had nog nooit van taekwondo gehoord, maar bleek al snel dat ik ‘dat vechten’ wel leuk vond. Technisch zit het allemaal goed, maar mijn conditie moet nog beter. Mijn sterkste punt is mijn doorzettingsvermogen. Pijn of niet, ik moet en ik zal de wedstrijd winnen. Die ingesteldheid moet je ook hebben want je moet flink wat incasseren tijdens een wedstrijd. Op training draait het om de juiste techniek leren gebruiken, maar in de wedstrijd is er een tegenstander die jou ook pijn kan doen. Je mag technisch en tactisch nog zo goed zijn als je wil, als je met die pijn niet kunt omgaan, zul je geen wedstrijden winnen. Veel meer dan wat blauwe plekken en wat blutsen en builen heb ik nog niet opgelopen, al komen knie- en enkelblessures relatief vaak voor. Ik heb gelukkig nog geen zware blessures gehad. En dat is maar goed ook, want ik zou niet willen dat ik mijn doelen moet bijstellen omwille van blessureleed. Als je me nu vraagt wat mijn doel is, dan zeg ik ‘een medaille pakken op de Jeugd Olympische Spelen’. Dat is best ambitieus, maar ik vind dat je met die ingesteldheid aan elk toernooi moet beginnen. Het hangt er natuurlijk van af hoe het toernooi loopt en hoe de wedstrijden uitdraaien, maar als ik zonder medaille terugkeer ga ik sowieso teleurgesteld zijn. Zelfs al zou ik in de eerste ronde tegen de topfavoriete moeten uitkomen, dan nog vind ik dat ik die wedstrijd moet kunnen winnen. Een olympisch kampioene moet alles en iedereen kunnen verslaan, zo simpel is het. Aangezien ik het voorbereidingstoernooi al succesvol heb afgewerkt, zijn het ook ‘maar’ drie partijen die je moet winnen op het olympisch toernooi. Dat maakt dat alles mogelijk is, ook al behoor ik dan niet tot de favorieten. Die rol is weggelegd voor de taekwondoïn uit Rusland, Turkije en Italië. Maar eigenlijk kan iedereen van iedereen winnen in mijn gewichtsklasse (U55) en heeft het dus ook geen zin om bang te zijn van een bepaalde tegenstander.” “De vorm van de dag en de mentale kracht spelen in vrijwel elke wedstrijd van doorslaggevende rol. Als het moeilijk gaat of je hebt pijn, moet je toch doorgaan. Niet laten zien hoe hard je onder de indruk bent van je tegenstander en van de omstandigheden – iets wat best wel eens het geval zou kunnen zijn tijdens de Olympische Spelen – is ook een vorm van mentale kracht. Het komt erop neer dat je geen zwakheden mag tonen. Doe je dat toch, dan weet je dat jouw tegenstander je net daarop
089_095 jonge atleten.indd 91
gaat proberen te pakken.” “Ergens veins je die zelfverzekerdheid soms wel eens, maar ik word ook wel een ander iemand zodra ik mijn taekwondopak aantrek. Ik verander van een verlegen meisje in een nooit aflatende leeuwin die volledig in haar eigen kunnen gelooft. Taekwondo is wat ik graag doe, waar ik goed in ben en dan komt dat zelfvertrouwen automatisch. Een van de leukste dingen aan mijn sport is net dat je het helemaal alleen moet doen. Bij voetbal kun je zelf slecht spelen en toch nog winnen. Of erger nog, je kunt zelf super goed spelen en toch verliezen. Bij taekwondo heb je jouw lot in eigen handen. Dat brengt extra druk met zich mee, maar die kan ik wel aan. Anderzijds is er ook wel een teamaspect bij taekwondo, in die zin dat de meisjes
“ALS HET MOEILIJK GAAT OF JE HEBT PIJN, MOET JE TOCH DOORGAAN” de resultaten van de jongens op de voet volgen en dat we ook de oudere en jongere generaties in het oog houden. Toen Jaouad Achab onlangs de Europese titel pakte bij de senioren in de klasse tot 63 kg was ik super trots en echt blij voor hem.” “Ofwel train ik in het buitenland, ofwel spar ik tegen jongens van dezelfde gewichtsklasse. En ik verlies heus niet elke keer! Hoe leuk ik die buitenlandse stages ook vind, het is wel jammer dat de tegenstand in eigen land niet goed genoeg is. Vandaar ook dat ik nooit aan een Belgisch kampioenschap deelneem. Daar valt gewoon geen eer meer te behalen. EK’s en WK’s zijn dan wel weer interessant en die wil ik dan ook zo vaak mogelijk op mijn naam schrijven. Het leuke aan zulke toernooien is ook dat je daar echt voor je land strijdt. We trekken er met een gans olympisch team naartoe en dat maakt wel dat je je extra gesteund voelt waardoor je soms boven jezelf uitstijgt. Het is heel gek dat dat kan, maar het is wel zo.” “Ik ben in ieder geval vast van plan om een profcarrière uit te bouwen en ook daarna wil ik nog in het taekwondo actief blijven. Ik ben in ieder geval al aan mijn trainersopleiding begonnen. Ze zijn in het taekwondowereldje nog niet van mij verlost.”
17/06/14 15:05
92
Jong talent
★ LISA LUNG (15)
PINGPONG 089_095 jonge atleten.indd 92
17/06/14 15:05
Jong talent
93
IN HET HOOFD VAN DE TEGENSTANDER KRUIPEN Lisa Lung wint al jarenlang alles wat er te winnen valt in de Belgische tafeltenniswereld en ze lijkt niet van plan daar snel verandering in te laten komen. Stipt op tijd en al volledig in trainingsoutfit betreedt ze de sporthal waar we haar vlak voor haar tweede training van de dag even mogen interviewen. Ze oogt nog jonger dan ze is, begroet ons met een flauw handje, maar coach Marc Closset verzekert ons dat ze tomeloos ambitieus is en over het talent beschikt om die ambities waar te maken. Haar blik zal meermaals afdwalen richting pingpongtafel tijdens ons gesprek. Ze wil liever trainen dan praten. Zo vaak als ze zich vastrijdt in woorden en formuleringen, zo vloeiend wisselt ze even later de topspinslagen af met vervaarlijke slices. “Ik pingpong sinds mijn zesde, nadat ik me eerst op dansen en pianospelen had gestort. Op het moment dat broer gestopt is met pingpongen, heb ik die rol van hem overgenomen. Ik heb het eerst nog proberen te combineren met pianospelen, maar dat was niet lang vol te houden. Ik ben nu bijna 15 – dus dit is het zevende jaar dat ik me alleen op het pingpongen focus. Ik geniet vooral van het feit dat je snel moet denken en reageren tijdens wedstrijden. Als je in het hoofd van je tegenstander kunt kruipen, mag je er zeker van zijn dat je de wedstrijd wint. Ik zal niet zeggen dat me dat altijd lukt, maar het is wel een van mijn sterke kanten. Pingpong vergelijken met schaken zoals sommige kenners doen is overdreven, maar mentaal moet je wel ijzersterk zijn om het in deze sport te maken. Mijn coach zegt altijd dat mijn grootste troef is dat ik niet zenuwachtig te krijgen ben. Soms moet hij me afremmen omdat ik zelfs bij een 10-10 stand aanvallend blijf spelen. De meeste speelsters kiezen op zo’n moment voor zekerheid, maar ik ga voluit voor de topspinslagen dan. Ik kan niet verklaren hoe dat komt, ik ben gewoon nooit zenuwachtig. Zelfs tegen het nummer 1 van de wereld in de finale van het WK zou ik niet nerveus zijn.” Zenuwen mogen haar dan wel vreemd zijn, soms sluipt er wat negativiteit in haar spel. “Daar moet ik nog aan werken. Als het even wat minder vlot loopt, mag ik niet negatief beginnen te denken. Het is eigen aan grote kampioenen dat ze zelfs op mindere momenten in zichzelf blijven geloven. Dat moet ik ook leren. Al is dat jammer genoeg moeilijker aan te leren dan een technisch handigheidje. Het komt er op aan om jezelf bij te sturen zodra je merkt dat er zich ook maar enige negativiteit in jouw hoofd manifesteert.” “Tafeltennis is in eerste instantie een technische sport, maar ook het conditionele gedeelte mag niet onderschat worden. Pingpong is vermoeiender dan veel mensen denken. Als
089_095 jonge atleten.indd 93
je niet topfit bent, maak je geen schijn van kans. Mensen die denken dat pingpong ook maar iets met badminton of tennis te maken heeft, moet ik teleurstellen: ik kan amper overeenkomsten bedenken. Ik train vier tot vijf uur per dag en ook na de training ben ik nog met pingpong bezig. Ik pingpong zelfs op mijn kamer. Tegen de muur. Niet zo fijn voor de buren, maar ik kan niet anders. Als ik zelf niet aan het spelen ben, kijk ik wel naar de wedstrijden van de profs. Een echt idool heb ik niet, ik volg gewoon elke wedstrijd die ik op mijn scherm zie verschijnen. Je zou
“IK PINGPONG ZELFS OP MIJN KAMER. TEGEN DE MUUR. NIET ZO FIJN VOOR DE BUREN, MAAR IK KAN NIET ANDERS” ervan schrikken hoeveel je kunt leren door alleen nog maar naar pingpong te kijken. Je moet het natuurlijk nog in de praktijk kunnen omzetten, maar hoe meer wedstrijden je kijkt, hoe meer inspiratie je krijgt. Je kunt van elke topper wel iets oppikken.” Of ze dan echt altijd met pingpong bezig is? “Eigenlijk wel, behalve dan wanneer ik moet studeren. Ik besef maar al te goed hoe belangrijk het is om goed te studeren. Ik ben immers niet van plan om na mijn carrière ook nog eens pingpongcoach te worden. (denkt na) Al moet ik – als ik heel eerlijk ben – toegeven dat ik zelfs tijdens het studeren met pingpong in mijn hoofd zit. Het enige moment waarop ik niet aan pingpong denk is wanneer ik naar muziek luister. Muziek kan me in een heel andere wereld brengen. Ik zou eigenlijk wel graag weer piano beginnen te spelen. Ik vraag me af of ik het nog kan… Maar goed, daar is later nog tijd genoeg voor. Eerst ga ik nog een beetje pingpongen.”
17/06/14 15:05
94
Jong talent
★ JORRE VERSTRAETEN (16)
JUDO 089_095 jonge atleten.indd 94
17/06/14 15:05
Jong talent
95
TEGENSTANDERS BESTUDEREN EN VERWARRING ZAAIEN Het is dat het hockeykamp in Leuven elf jaar geleden al volzet was of Jorre Verstraeten was nu misschien op weg naar een selectie bij de Red Lions in plaats van aan te treden op de Jeugd Olympische Spelen als judoka. Niet dat Jigoro Kano, de grondlegger van de bekendste zelfverdedigingssport ter wereld, ervan wakker zou hebben gelegen, maar Jorre zelf is toch maar wat blij dat hij uiteindelijk voor judo heeft gekozen. “Judo is de meest complete sport die ik ken. En vechten vindt elke jongen van mijn leeftijd wel leuk.” “Ik ben begonnen met turnen en atletiek, maar op mijn zesde ben ik als bij toeval in het judo beland. Ik ging zoals elk jaar op sportkamp in Leuven en aangezien het hockeykamp al volzet was, stond ik voor ik het wist tussen de judoka’s. Dat viel zo goed mee dat ik me meteen in een club heb ingeschreven. Judo is zo veelzijdig, zo compleet dat je er wel van moet houden. Het is een harde sport waarvoor je stevig moet trainen en waarbij je werkelijk elk spiertje moet gebruiken. De grootste moeilijkheid is evenwel dat je ten allen tijde je veelzijdigheid moet zien te behouden. Als je jong bent, kun je met één goeie worp heel wat wedstrijden winnen, maar hoe ouder je wordt, hoe veelzijdiger je moet zijn. Naast de vele verschillende technieken die je moet beheersen, moet je ook krachtig zijn, lenig blijven en zien dat je je snelheid behoudt. Ik ga drie keer per week lopen, doe drie à vier krachtsessies per week en daarbovenop komen dan ook nog de judotrainingen. Dat loopt al gauw op tot 20 uur trainen per week. Dat combineer ik met naar school gaan dus soms is dat wel zwaar. Ik kijk er naar uit om prof te worden en fulltime met mijn passie bezig te kunnen zijn. (op dreef) Ik ben zo dol op judo dat ik nu al weet dat ik na mijn profcarrière sowieso judocoach wil worden. Je moet rekenen dat je maximum tot je dertigste kunt blijven judoën dus zelfs al ben ik dan nog maar zestien, ik vind toch dat ik al aan mijn toekomst moet denken. Ik besef ook dat een blessure roet in het eten zou kunnen gooien, vandaar dat ik mijn studies zeker nooit zal verwaarlozen.” “Ik droom nu al van de Jeugd Olympische Spelen, maar eerst is er begin juli (4-6 juli) nog het EK in Athene. Ik heb net drie European Cups achter de rug als voorbereiding en daar heb ik telkens een medaille gepakt ondanks de aanwezigheid van alle sterke Oostblokkers. Het is echt niet normaal hoe sterk die gasten op jonge leeftijd al zijn. Gek genoeg groeien hun jeugdkampioenen zelden uit tot veelwinnaars bij de profs. Voorlopig zijn het evenwel de gasten uit Rusland, Georgië en Oekraïne die ik moet zien te verslaan. Lukt me dat, dan zou er een EK-medaille moeten inzitten. Op de Jeugd Olympische Spelen schuilt de extra moeilijkheid in het feit dat ik niet alle tegenstanders ken. De Europese judoka’s ken ik, maar over de Afrikaanse en Aziatische jongens weet ik vrijwel niets. Zodra ik de loting ken, begin ik met het bestuderen van mijn tegenstanders. Ik kijk sowieso vrij veel judo – het komt zelden op televisie dus ik kijk via livestreamingwebsites – en YouTube
089_095 jonge atleten.indd 95
is ideaal voor wedstrijdanalyses. Je ziet elkaar soms ook aan het werk als je in dezelfde hal aan het trainen bent, maar daar kun je maar beter niet op voortgaan. Zodra ik zelf merk dat mijn tegenstanders aan het kijken zijn, probeer ik hen in de war te brengen door de gekste worpen te proberen. Op zo’n moment ga ik zeker niet tonen welke mijn beste worpen zijn. Tijdens een wedstrijd speel je wel al je troeven uit dus als ze die analyseren, weten ze hoe ik vecht. Maar dat geldt omgekeerd ook.” “Het zal je misschien verbazen, maar mijn voorbeeld is Ilse Heylen. We trainen regelmatig samen en ik kan haar alleen maar bewonderen om zo veel doorzettingsvermogen en zo’n gigantische werkkracht. Ze kwam al zo vaak terug uit blessure,
“JUDO IS ZO’N COMPLETE SPORT DAT JE ER WEL VAN MOET HOUDEN. EN HOE OUDER JE WORDT, HOE VEELZIJDIGER JE MOET ZIJN” stond al geblesseerd te kampen en gaf zelfs dan nog het beste van zichzelf… Dat verdient niets minder dan mijn eeuwige respect.” “Zelf heb ik gelukkig nog geen noemenswaardige blessures gehad. Afgezien van wat verstuikte vingers en tenen, kwam ik vooralsnog ongeschonden uit de strijd. Ik mag er niet aan denken dat ik vlak voor een groot toernooi zou uitvallen met een zware blessure. Ellebogen en schouders worden nochtans vaak aan gruzelementen getrokken tijdens trainingen. Om van de knieblessures nog maar te zwijgen. Ik heb al een paar trainingsmakkers met de handen in het haar gezien omdat ze hun grootste doel aan hun neus zien voorbijgaan omwille van een blessure. Dat wil ik echt niet meemaken! Vandaar dat je me steevast in de zetel terugvindt als ik niet moet trainen of studeren.”
17/06/14 15:05