7 december 2013
Magazine van de Technische Universiteit Eindhoven
De Opdracht:
Maak de campus écht groen
Imke Carsouw ‘We gaan op internationaal niveau honderd toptalenten naar de regio halen’
Shell en de TU/ steken energie in de toekomst
02 28
Kees Dorst (1964), hoogleraar Design Skills for Interaction aan de TU/e en directeur van het Design Innovation Research Centre aan de University of Technology in Sydney. Zijn intreerede vond plaats op 23 oktober 2013.
[email protected]
Tekst Edith Vlooswijk Foto Bart van Overbeeke
Bemiddelaar Gouden greep ‘De industrieel ontwerper is een bemiddelaar tussen technologie en maatschappij. We leven in een tijd waarin er technologisch gezien ontzettend veel mogelijk is. Maar terwijl je als ontwerper nieuwe hightech producten, services en systemen ontwerpt voor toekomstige gebruikers, moet je ook nadenken over de implementatie, rekening houdend met de belangen van veel verschillende partijen. Dit geldt extra sterk voor hightech producten en services, die door een netwerk van organisaties gemaakt en geleverd zullen gaan worden.’
‘Om het voor ontwerpers mogelijk te maken complexe problemen op een nieuwe manier te benaderen, heb ik uit onderzoek een methode gedistilleerd, die frame creation heet. Bij het Design Innovation Research Centre in Sydney experimenteer ik nu al vijf jaar met die methode met name op het gebied van veiligheid in de publieke ruimte. De keuze om te beginnen met veiligheid bleek een gouden greep: er is veel belangstelling voor dit aspect binnen onze samenleving - misschien wel te veel. Nu wil ik mijn methode breder gaan toepassen op andere gebieden, zoals zorg en mobiliteit.’
Globetrotter
‘Ik woon voornamelijk in Sydney. Dat is nu een heel spannende en dynamische plek, zo dicht bij Azië. Hier in Eindhoven geniet ik van de unieke hightech omgeving, die weer hele andere mogelijkheden biedt dan ik heb in mijn Australische context. Ik ken de faculteit ID al heel lang en combineer projecten hier met de projecten in Australië, met Azië als vaste tussenstop.’
Verleiden
no.7 december 2013
18
‘Ik denk graag na over hoe we veilig heid op een andere manier kunnen bereiken dan door overal hekken omheen te zetten. Neem het Stratumseind, het populairste uitgaanscentrum in Eindhoven, waar regelmatig incidenten zijn. De meeste jongeren die daar uitgaan zijn uiteraard geen criminelen, ze zijn op zoek naar een uitlaatklep. Dat hoort bij hun leeftijdsfase. Om geweld te voorkomen kun je urban sports ontwerpen, zodat ze hun krachten op minder schadelijke wijze kunnen uitleven. Ontwerpers kijken op die manier naar de openbare ruimte en haar gebruikers, ze zoeken manieren om mensen te verleiden tot gedrag dat goed voor ze is.’
Cultuurverschillen
Op pagina 35 backward /met Arjeh Cohen
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
‘In Sydney kun je snel experimenten opzetten, de tijd-naar-actie is heel kort. Maar soms heb je ook een goede kritische discussie nodig om scherp te blijven, en die vind ik hier. Nederland is nu eenmaal kritischer, er is meer behoefte om zaken eerst helder te krijgen voordat er tot actie wordt overgegaan. Die terughoudendheid kan een nadeel zijn: in een wereld waar alles snel verandert zijn snelle experimenten van levensbelang. De combinatie van beide werelden is voor mij ideaal.’
16/17 confrontatie
04
Het Darcy Lab
08
Imke Carsouw, directeur Brainport Development
12
RedactieadresTechnische Universiteit Eindhoven, Communicatie Expertise Centrum, Postbus 513,
5600 MB Eindhoven, e-mail
[email protected], Tel (040) 247 33 30/247 29 61 Hoofdredacteur Han Konings Eindredactie en coördinatie Corine Legdeur Communicatie Bladconcept Maters & Hermsen Journalistiek, CEC. Vormgeving Natasha Franc Redactieadviesraad drs. Steef Blok, prof.dr. Carlijn Bouten, mr.drs. Ben Donders, prof. dr.ir.Maarten Steinbuch Drukwerk Schrijen-Lippertz, Voerendaal
22/24 Discussie
Meisjes van TN
Wel of geen herbouw Philips-paviljoen?
20/21 Interview
33 De vonk
Decaan Emile Aarts over Data Science
Erwin Kessel
Samenwerking (strategisch partnership, contract research) TU/e Innovation Lab, +31 (0)40 247 48 22,
[email protected] Werken of promoveren Dienst Personeel en Organisatie +31 (0)40 247 20 90,
[email protected] Ontwerpersopleidingen Stan Ackermans Institute +31 (0)40 247 24 52,
[email protected] Studeren (bachelor, master) Onderwijs en Studenten Service Centrum, +31 (0)40 247 47 47,
[email protected] Alumni +31 (0)40 247 34 90,
[email protected] Persvoorlichting en Communicatie Communicatie Expertise Centrum +31 (0)40 247 48 45,
[email protected], www.tue.nl
Bijzondere samenwerking tussen Shell en TU/e
colofon Slash is het magazine voor externe relaties en alumni van deTechnische Universiteit Eindhoven en verschijnt drie keer per jaar. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Slash is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van foto’s of illustraties is toestemming van de maker nodig. www.tue.nl/slash
Door een speciale etsmethode wordt het rendement van deze nanodraad zonnecel enorm verhoogd.
Wilt u adverteren in Slash? Meer informatie bij H&J Uitgevers, Tel (010) 451 55 10 Wilt u Slash ontvangen? Meld u aan op www.tue.nl/slash ISSN: 2212-8468
keep in touch Interesse in samenwerking met de TU/e, in studeren, werken of promoveren aan de TU/e, of het contact onderhouden als alumnus? Alstublieft, onze contactgegevens.
04 05
Tekst Tom Jeltes Foto’s Bart van Overbeeke
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
NMR-scanner (4,7 Tesla)
Een lab met vele mogelijkheden De TU/e beschikt sinds dit najaar over een nieuw laboratorium; het zogeheten ‘Darcy Lab’. Hier worden met een unieke combinatie van röntgen- en MRItechnieken de geheimen ontrafeld van transport in poreuze materialen, onder meer om betere materialen voor energieopslag te ontwikkelen. De ondertitel van dit lab luidt dan ook: ‘Building blocks for energy’. Het bevindt zich in het gebouw Gemini-Noord en hiermee is de groep Transport in Permeable Media (TPM) van Technische Natuurkunde te gast in het ecosysteem van Werktuig bouwkunde, waarmee ook wordt samengewerkt op het gebied van energie onderzoek.
Deze magneetscanner is speciaal gebouwd voor metingen aan poreuze materialen. Door het hoge magneetveld is hij tien keer zo gevoelig als de medische scanner. Hierdoor zijn snelle processen te volgen op kleine schaal, zoals watertransport binnen kristallen. Uniek is dat met deze scanner meerdere soorten ionen, zoals natrium en chloride, tegelijk kunnen worden gemeten.
Medische MRI-scanner (1,5 Tesla)
Deze MRI-scanner is wellicht de enige medische scanner ter wereld die wordt ingezet voor materiaalonderzoek. Door het grote inwendige volume van het apparaat -immers ruim genoeg voor een mens- kan er een volledige experimentele opstelling in. Het materiaal kan daardoor worden doorgemeten terwijl het wordt gemanipuleerd. Om de scanner geschikt te maken voor materialen met magnetische verontreinigingen, wordt vaak met eigen ‘gradiëntspoelen’ gewerkt.
Met het Darcy Lab wil TPM de leiding nemen in materiaalonderzoek voor energieopslag in de vorm van warmte. Samen met de groep Energy Technology van Werktuigbouwkunde wordt in een speciale reactor, die in de scanner past, gekeken naar zouthydratatie onder invloed van waterdamp. Zout is een veelbelovend opslagmedium voor warmte-energie, omdat bij de vorming van waterhoudende zoutkristallen veel warmte vrijkomt. De bedoeling is hiermee een efficiënte warmtebatterij te creëren. Daarnaast biedt het lab de mogelijkheid om materiaalonderzoek te doen onder extreme omstandigheden. Zo wordt het kookgedrag van water in poreuze materialen, zoals in beton, onderzocht in experimenten waarbij tempera turen van meer dan zeshonderd graden Celsius worden bereikt.
Henry Darcy (1803-1858) was een Franse ingenieur met hydraulica als specialiteit en onder wetenschappers bekend om zijn ‘wet van Darcy’, die de stroming van grond water beschrijft. Meer precies stelt de wet dat ‘de stroming van water door een volume zand evenredig is aan het verschil in water hoogte tussen beide einden van het volume en omgekeerd evenredig met de lengte’.
In het lab komt ook nog een CT-scanner te staan, die driedimensionale röntgenafbeeldingen maakt en daarmee complementair is aan de MRI-scanner. Daarmee wordt namelijk vochttransport zichtbaar gemaakt, terwijl op de CT-scan de plaatselijke dichtheid van het materiaal te zien is. Zo kan worden vastgesteld hoe bijvoorbeeld scheurvorming samenhangt met vochttransport. Vanuit een bedieningsruimte worden beide scanners aangestuurd. Die ruimte dient tevens als buffer, waarmee voorkomen wordt dat beide apparaten elkaars metingen verstoren. Om die reden is de kamer met de CT-scanner dan ook volledig door lood omgeven.
Applicatielab
Deze ruimte is ingericht als chemisch lab voor het prepareren van de samples.
Röntgendiffractie
Met deze machine kan de afstand tussen atomen in een kristalrooster worden gemeten. De bedoeling is dat de meetkop wordt aangepast zodat ook de relatieve vochtigheid en temperatuur kan worden gemeten, wat van belang is bij het onderzoek naar warmteopslag in zout.
06 07
memo/
TU/e van start met Data Science Center
De TU/e lanceerde begin december het Data Science Center Eindhoven (DSC/e). In dit nieuwe onderzoeksinstituut, onder leiding van TU/e-hoogleraar Wil van der Aalst, gaan de faculteiten Wiskunde & Informatica, Industrial Engineering & Innovation Sciences, Electrical Engineering en Industrial Design en bedrijven samenwerken. Hoe zet je de groeiende bergen aan data om in ‘echte waarde’ dat is volgens Van der Aalst één van de vragen waarmee het nieuwe vakgebied zich bezighoudt. De hoogleraar verwacht dat data science een opmars gaat maken als zelfstandig vakgebied. Het DSC/e moet die verschillende vakgebieden nog nadrukkelijker gaan verbinden. Daarnaast moet het instituut expertise aan de TU/e op dit het vlak zichtbaarder maken. Van der Aalst vindt het lastig om iets te zeggen over de uiteindelijke vorm en grootte van het DSC/e. De hoogleraar hoopt dat de oprichting van het instituut binnen een jaar of tien gaat leiden tot een aparte bachelor- en masteropleiding op het gebied van data science.
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Boegbeelden voor alumnibeleid Voormalig universiteitssecretaris Harry Roumen en emeritus hoogleraar Jan Blom worden de boegbeelden van een nieuw op te richten Raad van Advies voor het alumnibeleid. Er zijn ook drie alumni uit verschillende generaties bereid gevonden om de Raad van Advies verder aan te vullen. Dat zijn Loek Overes, onlangs afgestudeerd bij Bouwkunde en nu werkzaam bij Rijkswaterstaat, Aukje Doornbosch, werkzaam bij DSM en in 2009 Young Professional of the Year, en Eric van Schagen, naast CEO van Simac ook voorzitter van Stichting Universiteitsfonds Eindhoven (UFe).
Marina van Damme Beurs voor strijd tegen spierziekten
Voor top-alumni komt er een ‘Club van ’56’, vernoemd naar het oprichtingsjaar van de universiteit, zeker niet naar het aantal leden. Dat blijft namelijk bescheiden, het moet een eer zijn hiervoor uitgenodigd te worden. Tijdens de Dutch Technology Week, die volgend jaar plaatsvindt van 18 tot en met 25 mei, komt de club voor het eerst bij elkaar. De jaarlijkse Alumnidag van de TU/e zal met ingang van 2015 gekoppeld worden aan de Publieksdag.
Dr.ir. Erica Coenen, vorig jaar gepromoveerd aan de TU/e-faculteit Werktuigbouwkunde, heeft in november de Marina van Damme Beurs 2013 gewonnen. Met het hieraan verbonden bedrag van negenduizend euro wil ze leren hoe ze een internationale organisatie kan opzetten voor mensen die lijden aan dysferlin-gerelateerde spierziekten.
TU/e de beste in Elsevier en de Keuzegids In de onderwijsspecial van het opinieblad Elsevier is de TU/e dit jaar verkozen tot beste universiteit van heel Nederland. Criteria hiervoor waren de oordelen van studenten en hoogleraren. De TU/e bleek de meest tevreden studenten te hebben en meer dan veertig procent van de hoogleraren gaf aan dat Eindhoven de meeste topopleidingen in huis heeft. In de recent verschenen Keuzegids Universiteiten 2014 kwam de TU/e voor het tiende jaar op rij als beste technische universiteit uit de bus.
De jaarlijks verschijnende gids is bedoeld om scholieren te helpen bij hun studiekeuze en biedt een overzicht van de sterke en zwakke punten van opleidingen op grond van student oordelen, onderwijsstatistieken en oordelen in visitatierapporten van onderwijskeurmeester NVAO. Dit jaar werd ook het aantal contacturen weer meegenomen in de weging. In de Keuzegids werden in totaal elf opleidingen van de TU/e beoordeeld en scoorde men bovengemiddeld in de sectoren ‘Economie en ‘Exact & ICT’.
Coenen is zelf drager van een spieraandoening. Vanwege de zeldzaamheid van de aandoeningen is het volgens Coenen essentieel dat belanghebbenden uit verschillende landen worden verenigd in een internatio nale organisatie. Om zich klaar te stomen voor het leiden van zo’n not-for-profitonderneming, zal ze de beurs gebruiken
Winst voor Stella
om twee cursussen over ondernemerschap te volgen en een conferentie over dysferlin in de Verenigde Staten bij te wonen. Momenteel werkt Coenen als onderzoeker bij TNO. Het is de vierde keer dat de Marina van Damme Beurs aan de TU/e werd uitgereikt.
Het Solar Team Eindhoven heeft met haar vierpersoons-gezinsauto op zonne-energie, Stella, de Cruiser-klasse van de World Solar Challenge gewonnen. Uiteindelijk finishte Stella op 11 oktober in Adelaide na in veertig uur en veertien minuten een rit van drieduizend kilometer te hebben afgelegd vanuit het noorden van Australië. Men reed de race met gemiddeld 3,2 inzittenden en een gemiddelde snelheid van 72 kilometer per uur - en op sommige momenten een topsnelheid van 120 kilometer per uur. Na de tijdsfinish volgde de beoordeling van Stella op zaken als comfort, gebruiksgemak en geïntegreerde innovaties, maar ook op bijvoorbeeld de kofferbakruimte en fileparkeren. Ook de kentekenregistratie in Nederland leverde Solar Team Eindhoven extra punten op. In de vorige editie van Slash was een uitgebreid artikel over Stella opgenomen.
08 09
kopstuk/
In de Brainport-regio moet het volgens Imke Carsouw mogelijk zijn om het publiek en privaat gefinancierde onderzoek nog veel succesvoller om te zetten in economisch succes. Hoe dat te bereiken? Volgens haar door bijvoorbeeld bij startende bedrijfjes in de regio een substantiële versnelling van de groei te helpen realiseren. Daaronder vallen ook de spin-offs van de universiteit. Als directeur van Brainport Development, een positie die ze nu anderhalf jaar bekleedt, probeert ze daar met haar organisatie wezenlijk aan bij te dragen. Onder meer door potentiële financiers geïnteresseerd te krijgen in dit unieke ecosysteem. Imke Carsouw Directeur Brainport Development
10 11
kopstuk/
I
Imke Carsouw (1971) is inmiddels anderhalf jaar actief als directeur van Brainport Development. Haar organisatie is gevestigd in De Admirant, het vroegere imposante Philips-pand aan de Emmasingel. ‘Inderdaad een prachtig gebouw en strategisch gelegen in het hart van de stad’, zegt Carsouw trots, die hiervoor al nauw betrokken was bij de regio, onder meer vanuit haar functie van clusterleider Zuidoost Nederland bij het ministerie van Economische Zaken. ‘Brainport Development is de uitvoeringsorganisatie van de Stichting Brainport’, legt Carsouw uit. ‘Een stichting die wordt aangestuurd door de regionale overheidsinstanties, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. De bekende triple helix. Die drie groepen bepalen de strategie hier in de regio Zuidoost Brabant en die formule werkt uitstekend en moeten we ook nooit en te nimmer loslaten. Ik geloof echt heilig in deze aanpak, al werkt het niet altijd even makkelijk als dat het soms lijkt. Maar in die triple helix kent men elkaar erg goed en men is ook bereid elkaar aan te spreken als dingen niet goed gaan. Veel partijen werken hier aan mee en mijn organisatie en de TU/e maken daar deel van uit. Onze missie daarbij is om de regio internationaal concurrerend te houden en te bouwen aan een innovatief ecosysteem. Belangrijk is dat we daarbij altijd kiezen voor een aanpak op vier domeinen: people, technology , business en basics. We weten heel goed waar we hier sterk in zijn, er zit in deze regio enorm veel private R&D. We zijn een jaar geleden niet voor niets uitgeroepen tot de slimste regio ter wereld. Die kennis vasthouden, en dan met name in het
Tekst Han Konings foto’s Vincent van den Hoogen
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
hightech segment, daar zit voor ons de belangrijkste uitdaging. Het DNA van deze regio bestaat wat mij betreft uit de hightech, de maakindustrie en design. Daar zijn we de afgelopen decennia groot mee geworden, en daar kunnen we nog enorm in groeien.’
Loopbaan Imke Carsouw Imke Carsouw (geboren in Deurne, 1971) is sinds juni 2012 directievoorzitter van Brainport Development. Na de studie Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit vervulde zij verschillende functies bij het ministerie van OCW en aansluitend bij Economische Zaken. Bij EZ heeft ze zich actief beziggehouden met de thema’s innovatie en ondernemerschap en van 2005 tot 2010 was ze verantwoordelijk voor
Economisch succes
SPRAAKMAKEND ‘Alumni van de TU/e zijn van belang, niet alleen voor de universiteit zelf, maar zeker ook voor deze regio. In samenwerking met de universiteit kijkt Brainport Development of studenten die hier afstuderen ook behouden kunnen blijven voor de regio. Zowel de nationale als internationale studenten. Ook die laatste groep wordt steeds belangrijker. Het gaat erom ze betrokken te krijgen bij wat hier gebeurt.’ ‘Het een misvatting te denken dat de bijzondere manier van samenwerken in de regio Zuidoost Brabant pas is ontstaan toen DAF failliet ging en de problemen bij Philips ontstonden. Het heeft hier altijd al in de genen van de mensen gezeten. Bij degenen die moesten ploeteren op arme zandgronden. Samenwerken is hier van oudsher van levensbelang, het zit in de cultuur en is eigenlijk pas later echt als zodanig benoemd.’ ‘Toen in mei bekend werd dat ASML een onderzoeksinstituut voor nanolithografie ging opzetten in Amsterdam, was dat geen feestdag in de regio. Na de eerste schok konden mensen er meer begrip voor opbrengen. Bepaalde zaken die daar aanwezig zijn, ontbraken blijkbaar hier. Dus niet te lang over treuren, maar vooral inzetten op onze sterke troefkaart; de maakindustrie.’
Wat nu volgens Carsouw moet gebeuren is het nog beter benutten van alle kennis die hier is samengebald. ‘Daar zijn nog heel wat slagen te maken. Als we naar de statistieken kijken, zie je dat we hier wereldwijd op het hoogste aantal patenten per hoofd van de bevolking zitten en dat het private onderzoek hier een enorme omvang heeft. Die ranglijsten voeren we aan, maar als we gaan kijken of we ook economisch de sterkste regio zijn, ontbreken we jammer genoeg in de top van die lijst. Het lukt ons nog te weinig om het publieke en privaat gefinancierde onderzoek om te zetten in economisch succes.’ Biedt nog meer samenwerking tussen kennis instellingen en het bedrijfsleven de oplossing? Carsouw: ‘Als er één recept was voor succes, dan we hadden we dat inmiddels in deze regio wel gevonden. Het is en-en. Er zijn hier best veel startende bedrijven en spin-offs vanuit de universiteit. Dat zouden we overigens nog kunnen verbreden. Maar het probleem is dat die bedrijven nog te weinig in staat zijn om ook een snelle groei door te maken. Vaak is financiering een issue; maar dat is zeker niet het enige. Dat laatste, het daadwerkelijk verschaffen van financiële middelen, doen wij niet. Maar we ondersteunen wel startende ondernemers door ze te helpen met het zoeken van financiering, met het op de juiste wijze presenteren van hun product of dienst. Dat is echt een vak apart. Daarnaast proberen we om de financiële wereld meer geïnteresseerd te krijgen in dit ecosysteem. Risico-investeerders en banken staan nu namelijk nog teveel op afstand van de hightech ontwikkelingen die hier plaatsvinden.’ De TU/e scoort al enige jaren wereldwijd als beste als het gaat om contacten van wetenschappers met het bedrijfsleven. Carsouw zou het enorm toejuichen als daarnaast de studenten vaker in aanraking zouden komen met studenten van bijvoorbeeld de Tilburg University of van Nyenrode. ‘Als ze met studenten van die instellingen combinaties zouden kunnen vormen, zou dat bij hen het ondernemerschap enorm kunnen versterken.
Een minor entrepreneurship aan de TU/e zorgt er wel voor dat studenten in aanraking komen met ondernemerschap, maar het aangaan van een samenwerking met iemand uit een heel andere discipline kan juist een zeer spannend businessmodel opleveren.’
Toptalent werven De stichting en Brainport Development onderhouden uitstekende contacten met de universiteit, aldus Carsouw. ‘De TU/e is een belangrijke partner in de Brainport triple helix. Op veel terreinen werken we samen, bijvoorbeeld rond het aantrekken van buitenlandse studenten en ook het behoud van studenten na hun afstuderen voor onze regio. Onlangs werd ons gevraagd mee te werken aan het Data Science Center waar de TU/e begin december mee van start is gegaan. Een fantastisch voorbeeld van de synergie die mogelijk is. Daarnaast zijn de twee verzamelgebouwen voor starters die wij op de campus onder onze hoede hebben Catalyst en het Twinning Center, heel belangrijk voor het ondernemerschap vanuit de TU/e en voor de verdere ontwikkeling van het TU/e Science Park.’ Op het people-domein wil Carsouw komend jaar echt progressie gaan maken. ‘In 2014 gaan we kijken of we op internationaal niveau honderd toptalenten kunnen aantrekken voor de regio. Dit wordt een innovatief programma, waarbij we
‘Die kennis vasthouden, en dan met name in het hightech segment, daar zit voor ons de belangrijkste uitdaging’
het ontwikkelen van een economische visie en het uitvoeren van een actieplan voor de regio Zuidoost Nederland (bekend onder de titel ‘Pieken in de Delta’). Daarna was ze bij het directoraat-generaal voor Ondernemen en Innovatie nog twee jaar verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling en uitvoering van het generieke ondernemerschapsbeleid gericht op het MKB.
gericht in het buitenland gaan vertellen welke kansen de regio biedt. Rondom bepaalde thema’s waar we hier wereldwijd mee vooroplopen, zoals fotonica of robotica, gaan we online communities opzetten. Daar koppelen we regionale specialisten aan uit de kennisinstellingen en het bedrijfsleven, zodat we vanuit de inhoud kunnen laten zien wat we te bieden hebben in deze regio. Vanuit de TU/e neemt onder meer hoogleraar Maarten Steinbuch er deel aan, maar dat kan natuurlijk ook de CTO van ASML zijn. Daarnaast komt er ‘The Box’; een site waar vacatures en sollicitaties met gebruikmaking van een semantisch programma met elkaar gematcht worden. Daar schrijven we nu het programma voor. Op die manier verbreden we voor internationaal bètatalent de vijver in onze regio. Nu komen die nog af op bijvoorbeeld de merknaam ASML, waar echter slechts een selecte groep door de sollicitatierondes komt. Met ‘The Box’ zullen ze straks zien dat er in de regio nog legio andere mogelijkheden voor hen te vinden zijn. Bij het bedrijfsleven, maar ook bij de kennisinstellingen. Dit zal door het leven gaan onder de naam Brainport Talent Center.’ Voor wat betreft Nederland roept Carsouw tot slot op om goed te kijken naar die gebieden waarmee de regio Zuidoost Nederland complementair is. ‘Laten we vanuit onze sterktes inzetten op meer samenwerking. Want ons land is te klein om met elkaar de concurrentie aan te gaan.’
12 13
achtergrond/
Tekst Enith Vlooswijk Illustratie David Ernst
Samen energie steken in de toekomst
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Shell en de TU/e gaan een strategisch samenwerkingsverband aan: de energiegigant investeert de komende jaren enige miljoenen in het Eindhovens onderzoek. Dat is meer dan een formele bezegeling van al lang lopende onderzoeksbanden. De universiteit en het bedrijfsleven hebben elkaar namelijk meer nodig dan ooit.
O
f het nu gaat om brandstoffen, katalyse of geothermie, al tientallen jaren weet Shell de weg naar de Eindhovense campus uitstekend te vinden. Vooral in de jaren tachtig, toen toenmalig Shell-onderzoeker Rutger van Santen aantrad als buitengewoon hoogleraar oppervlaktechemie, kreeg die samenwerking een belangrijke impuls. Van Santen zou uiteindelijk niet alleen rector magnificus van de TU/e worden - van 2001 tot en met 2005, maar bovendien oprichter en directeur van het Netherlands Institute of Research in Catalysis. Zijn contacten bij Shell zette hij om in strategische samenwerkings verbanden. Van Santen, inmiddels emeritus hoogleraar, is niet de enige. Inmiddels werken aan de TU/e drie deeltijdhoogleraren die ook in dienst zijn van Shell. Een dag per week geven ze college en zijn ze betrokken bij onderzoek op terreinen die voor Shell belangrijk zijn. ‘Eigenlijk ga je als bedrijf nooit een samenwerking aan met een universiteit als geheel’, zegt Teun Graafland, manager External Research bij Shell. ‘Het draait vooral om de expertise van bepaalde onderzoeksgroepen en experts die je graag wilt binnenhalen. De TU/e biedt belangrijke expertise op het gebied van automotive, zoals kennis over brandstoffen en motoren, maar ook als het gaat om katalyse, polymeren, geothermie en zwavel.’
14 15
achtergrond/
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Energie in onderzoek Graafland was de afgelopen zomer verantwoorde lijk voor het aangaan van een zogeheten framework agreement met de TU/e. De overeenkomst is vooral bedoeld om de samenwerking wat te versoepelen, vertelt Graafland. ‘Tot nu toe werden voor alle projecten afzonderlijke contracten afgesloten. Dat was een vrij omslachtig proces. Telkens opnieuw moest er weer onderhandeld worden over allerlei details, met name als het ging om intellectueel eigendom en de tarieven. Nu vallen alle samenwerkingsprojecten onder hetzelfde extended framework agreement. Op basis daarvan kunnen we snel ter zake komen bij nieuwe activiteiten die we samen aangaan.’
Teruggesnoeid Hoeveel geld er precies gemoeid is met het samenwerkingsverband, valt moeilijk te bere kenen. Dat komt doordat allerlei projecten tot
stand komen via landelijke en Europese onderzoeksprogramma’s. Maar, zo benadrukken de betrokkenen, in totaal zijn er zeker meerdere miljoenen mee gemoeid. Die miljoenen zijn hard nodig. De rechtstreekse overheidsbijdrage aan universiteiten, de zogenaamde eerste geldstroom, is de afgelopen jaren danig teruggesnoeid. Door samen te werken met het bedrijfsleven, kan de univer siteit onderzoek financieren dat anders onmogelijk zou zijn. Zo weet dr.ir. John van der Schaaf zeker dat zijn onderzoek naar schuimpakkingen (zie kader) zonder de hulp van Shell er niet was gekomen. ‘Voor de overheid is het onderzoek niet fundamenteel genoeg, terwijl voor STW de toepassing juist veel te ver weg ligt’, vertelt de onderzoeker. ‘Andere bedrijven zullen niet snel investeren, omdat de kosten hoog liggen en de opbrengst
onzeker is. Shell kan dat wel.’ Samenwerking met het bedrijfsleven is niet alleen financieel interessant. Voor de TU/e is het belangrijk om te weten welke thema’s relevant zijn in het bedrijfsleven. Ook voor Shell werkt de samenwerking horizon verbredend. ‘Vlak na de Tweede Wereldoorlog waren er ook al veel samenwerkingsverbanden met universiteiten’, zegt Graafland. ‘Dat veranderde in de jaren zestig, de hoogtijdagen voor grote onderzoekslabs als Bell Labs, Philips Natlab en Koninklijke Shell Laboratorium Amsterdam. Onderzoek doen met derden was helemaal niet meer populair. Nu is open innovatie helemaal aan het terugkomen door de snelheid waarmee onderzoeksresultaten ter beschikking moeten komen om mondiaal te kunnen concurreren. Bedrijven kunnen dat niet meer alleen bolwerken. Ook de samenwerking door middel van onderzoeksconsortia neemt snel toe, wat een belang rijke ontwikkeling is.’
Water bij de wijn Toegegeven, soms heeft die samenwerking wel wat voeten in de aarde. Zo kunnen de resultaten van het onderzoek niet op elk willekeurig moment worden gepubliceerd. Zelfs de onderzoekskadertjes bij dit artikel worden nauwlettend nageplozen op gevoelige informatie. Toch zijn volgens Graafland zowel het bedrijfsleven als de universiteiten de afgelopen jaren wat minder op hun strepen gaan staan. ‘Er is een periode geweest dat zowel de universiteiten als de bedrijven heel erg gericht waren op de eigendomsrechten van onderzoeksresultaten. Dat maakte het soms heel lastig om te onderhandelen. Inmiddels zien universiteiten dat het vrij moeilijk is om een bedrijf op te zetten op grond van onderzoeksresultaten. Het is ook kostbaar, want bijvoorbeeld het aanhouden van patenten is erg duur. Tegelijkertijd ontdekt het bedrijfsleven juist dat eigendomsrechten niet altijd noodzakelijk zijn. Soms zijn gebruiksrechten, licensies, voldoende. Beide partijen doen dus wat makkelijker water bij de wijn. Met de TU/e zijn we dan ook heel vlot tot afspraken gekomen.’
Hoe blijven we de wereld voorzien van energie, zonder daarbij de problemen, zoals met het klimaat, neer te leggen bij toekomstige generaties? Het is één van de grootste uitdagingen waar de wetenschap op dit moment voor staat. Veel onderzoeksprojecten waarin Shell en de TU/e samenwerken, draaien om duurzame energievoorziening.
Verbranding in beeld brengen In het Eindhovense Combustion Lab staat een verbrandingsmotor van een Volvo personenauto. Het is een krachtpatser in zijn tijd en klasse - 5-cylinder, 2,5 liter, 185 pk - en je vindt er maar één van in heel Nederland. De motor is namelijk zo gemaakt, dat onderzoekers kunnen zien wat er aan de binnenkant gebeurt. Een van de cylinders is geïsoleerd met een opengewerkte tussenbouw. Via een schuine spiegel en een venster in de zuiger valt precies te zien wat er plaatsvindt in de verbrandingskamer. Tot voor kort stond de opstelling in een Engels onderzoeks laboratorium van Shell. Omdat dit lab werd gesloten, kwam deze onderzoeks opstelling dit voorjaar op de TU/e te staan. De Eindhovense onderzoekers willen de opstelling gebruiken om het verbrandingsproces nauwkeurig in beeld te brengen. Ze vragen zich onder meer af, waarom de verbranding altijd trager verloopt tegen het einde van een omwenteling. Als dat bekend is, kunnen ze wellicht een manier bedenken om die vertraging tegen te gaan. Dat zou de motor efficiënter en schoner maken. Ook zal de motor gebruikt worden voor het testen van nieuwe, ‘groene’ brandstoffen. Denk aan zonnebrandstof (sun fuels): vloeibare brandstof gemaakt uit koolstofmonoxide en waterstof, die met behulp van zonne-energie weer zijn verkregen uit water en koolstofdioxide uit de lucht.
Reacties verbeteren in bellenkolom Je ziet ze wel eens in chique winkels: grote glazen kolommen met vloeistof waar gasbelletjes doorheen stromen. In de chemische industrie heet zoiets een bellenkolom. De bellenkolom is een soort reactorvat, waarin gasvormige en vloeibare stoffen met elkaar reageren. Om de reactie te bevorderen, kan een pakking worden toegevoegd: holle voorwerpen die vaak een katalysator bevatten aan het oppervlak. De pakking zorgt ervoor dat het reactie-oppervlak groter wordt en dat de stofoverdracht snel verloopt. Het onderzoek waar John van der Schaaf leiding aan geeft, draait om zo’n met pakking gevulde bellenkolom. Shell financiert het project, omdat de resultaten bruikbaar kunnen zijn bij het maken van Fischer-Tropsch-brandstoffen. Dat zijn vloeibare brandstoffen, gemaakt van koolstofmonoxide en waterstof. ‘De industrie gebruikt als pakking vaak cilindervormige strookjes metaal of keramische micro-poreuze bolletjes’, vertelt Van der Schaaf. ‘Wij gebruiken bolletjes open schuim van metaal, keramiek of plastic. Die hebben een veel groter contactoppervlak ten opzichte van hun volume en zijn veel toegankelijker dan micro-poreuze bolletjes.’ Het onderzoek moet duidelijk maken bij welke diameter en welke schuimstructuur van de pakking de reactie in de bellenkolom optimaal zal verlopen.
Warmte en olie winnen uit onderaards gesteente Drie tot vijf kilometer onder onze voeten is het in Nederland tot 150 graden warm. Water dat door het gesteente aldaar wordt gepompt, is bij terugkeer heet genoeg om onze huizen te verwarmen of de industrie van proceswarmte te voorzien. In sommige Europese landen is het water zelfs heet genoeg om via een krachtcentrale elektriciteit op te wekken. Het water zoekt echter de weg van de minste weerstand. Het stroomt daardoor gemakkelijker door grote scheuren in het gesteente en laat de fijnere scheuren links liggen. Hierdoor kan een aanzienlijk deel van de onderaardse warmte onbenut blijven. Shell heeft een vergelijkbaar probleem, maar dan met olie. Nu de makkelijk te bereiken olievoorraden uitgeput raken, wordt het aantrekkelijk om de olie te winnen die zich bevindt in de scheuren van onderaards gesteente. Dat kan door er water doorheen te pompen. Ook hier is het de kunst om zowel de grote als de fijne scheuren te bereiken. Vandaar dat de oliegigant het Eindhovense onderzoek financiert naar manieren om die doorstroming naar de hand te zetten. Dat kan bijvoorbeeld door bepaalde polymeerketens aan het water toe te voegen. In grote scheuren gaan deze ketens als spaghetti-achtige slierten samenklonteren. Het water wordt zo stroperiger en gaat minder snel stromen. In kleine scheuren gebeurt dit niet, waardoor de algehele doorstroming van het scheurnetwerk uniformer wordt. Dit basisprincipe is al aangetoond, dus de onderzoekers bekijken nu of het ook praktisch toepasbaar is. Een tweede project draait om de beste manier om het water door het ondergrondse gesteente te pompen. Is het bijvoorbeeld beter om water op één punt te injecteren en op meerdere plaatsen te onttrekken, of juist andersom? Met behulp van computermodellen en concepten uit de mengtechnologie zoeken de wetenschappers de optimale manier van doorstromen.
16 17
CONFRONTATIE/
Tekst Monique van de Ven Foto Bart van Overbeeke
In leeftijd schelen ze zevenenveertig jaar: Annemie Tromp (68), in 1962 de eerste vrouwelijke student bij de faculteit Technische Natuurkunde, en Marijke Valk (21) - nu vierdejaars aan dezelfde faculteit. Onlangs ontmoetten ze elkaar op het TU/e-terrein in grand café De Zwarte Doos en keken samen terug op wat er in al die jaren is veranderd. Wat vaststaat is dat vrouwen er nog altijd stevig in de minderheid zijn bij TN.
B
Op de middelbare school werd het ook Marijke Valk al snel duidelijk dat de bètavakken haar bijzondere belangstelling hadden. ‘Scheikunde vond ik makkelijker dan natuurkunde. In technische natuurkunde leek me de meeste uitdaging te zitten. Bovendien komt er ook veel wiskunde bij kijken.’ Annemie: ‘Wiskunde leek mij wat te droog, scheikunde te gemakkelijk. Grappig om te zien dat we met een tussen periode van zevenenveertig jaar toch dezelfde afweging hebben gemaakt.’ Annemie begon in augustus 1962 als zeventien jarige aan haar studie aan de toenmalige Technische Hogeschool Eindhoven. Op een totale studentenpopulatie van zo’n achttienhonderd
studenten was ze de vierde vrouwelijke student en de allereerste bij Technische Natuurkunde. Of ze niet liever bij Scheikundige Technologie wilde studeren, hadden ouderejaars nog geopperd - daar záten tenslotte al wat meisjes. De meer cynische ouderejaars trokken in eerste instantie haar intenties in twijfel. ‘Die vroegen me of ik hier mijn ‘ingenieurs’ of mijn ingenieur kwam halen’, zegt Annemie. ‘Daarmee doelden ze op eerdere dames die zonder bul, maar mét een nieuwe vlam de hogeschool alweer hadden verlaten.’ Last van de scheve man-vrouwverhouding bij TN heeft Annemie naar eigen zeggen nooit gehad. Vooruit, haar mannelijke medestudenten hielden de eerste weken in de collegebanken -ook létterlijk- wat afstand (‘ze keken echt de kat uit de boom’), maar na haar succesvol verlopen eerste tentamenperiode was ook bij hen het vertrouwen gewonnen. Ook in praktisch opzicht was de faculteit nog niet helemaal ingesteld op Annemie. Zo was er nog geen omkleedruimte voor dames om
woonde, waren we eigenlijk allemaal vrij serieus. Vriendjes mochten best eens langskomen, maar ze bleven natuurlijk niet slapen.’ Trouwens: met studiegenoot Henk Tromp zou Annemie exact vijftien dagen na haar diplomauitreiking trouwen. Naast haar ‘ingenieurs’ dus tóch ook die ingenieur gescoord. Ook het ontbreken van computers een halve eeuw geleden is voer voor gesprek. ‘De soortelijke warmte van K3MoCl6 in magneetvelden’, zo heet Annemies afstudeerwerk binnen de vakgroep Lage Temperaturen - uitgetikt op een typemachine, aangevuld met handgetekende grafieken en tekens. ‘Het was allemaal wat primitiever.’ ‘Moest je voor je onderzoek dan ook hoofd rekenen en zo?’, vraagt Marijke verbaasd. ‘Ik kan me werkelijk niet voorstellen hoe je al dat onderzoek zonder computer hebt moeten doen.’
‘We hebben met een tussenpose van zevenenveertig jaar dezelfde afwegingen gemaakt bij onze studiekeuze’
Meisjes van Technische Natuurkunde
ij allebei zat het er dik in dat ze de technische kant op zouden gaan. Annemie Weijers, zo luidt haar meisjesnaam, was de enige bèta in het ZuidLimburgse gezin, waar ze opgeroeide met twee alfa’s als broers. ‘Vooral mijn vader vond het schitterend. Ik geef je liever een studie mee dan een zak met geld, zei hij altijd.’
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
zich in een overall te kunnen hijsen voor de werktuigbouwkundepractica. ‘Dat moest ik als meisje maar even op het toilet doen.’ Annemie wil overigens direct de indruk wegnemen dat het voor haar barre tijden waren: ‘Ik zat hier als meisje niet in mijn eentje zielig te zijn, hoor. Bijvoorbeeld bij feesten en koffietafels waren genoeg andere vrouwen.’ Ook betrok ze, na een paar jaar op kamers bij een hospita, samen met drie andere studentes een benedenwoning aan de Kettingstraat. Want als meisje tussen alleen maar jongens gaan wonen, in de enige studentenflat aan de Boutenslaan die Eindhoven toen rijk was, daar kon uiteraard geen sprake van zijn. Dat vrouwen in de academische wereld elkaar wel opzoeken, heeft ook Marijke gemerkt. ‘Vooral in het begin trek je al snel met elkaar op. Je zit toch in hetzelfde schuitje, je voelt dat je onderling een bepaalde band hebt.’
Ze ervaart het niet echt als een gemis dat er zo weinig vrouwen technische natuurkunde studeren. ‘Het is niet anders. En vriendinnen zoek je ook wel op andere plekken, bijvoorbeeld bij andere verenigingen.’ Wel vindt ze het jammer dat meisjes op de middelbare school een technische studie soms te snel afschieten, zo merkte ze. ‘Niks voor mij, zeggen ze dan. Ze onderschatten zichzelf, denken al gauw dat het te moeilijk is. Én dat het minder leuk is tussen al die mannen.’ Annemie, die na haar opleiding voor een loopbaan in het middelbaar onderwijs koos, vult aan: ‘Ik heb mijn leerlingen altijd proberen mee te geven dat ze zich daardoor in elk geval niet moeten laten afremmen. Ik ben eens heel boos geworden toen een meisje in 3-havo -in 1969 was dat- zei: “Mevrouw, u weet toch zeker óók dat meisjes niks van techniek weten?”.’ Sowieso vond ze haar studententijd tussen de mannen ‘veel leuker’ dan haar tijd op de
meisjes-HBS: ‘Vrouwen kunnen veel krengeriger zijn.’ Marijke knikt: ‘Mannen zijn veel makkelijker; dat merk ik ook in het bestuur van Van der Waals, waar ik het enige meisje ben. “Wat doe je nou moeilijk?”, zeggen de anderen soms.’ In De Zwarte Doos viert het ophalen van herinneringen uit de oude doos hoogtij. Over dat vrouwen begin jaren zestig ‘natuurlijk’ geen lid mochten worden van het Eindhovens Studenten Corps, maar zo nu en dan wel gebruik mochten maken van de toenmalige sociëteit aan de Parklaan: ‘Dan werd de sociëteit geëmancipeerd.’ Over het renteloze voorschot van tweehonderd gulden per maand dat studenten destijds van het Rijk kregen, dat afhankelijk van je prestaties werd omgezet in een beurs. ‘Collegegeld betaalde je niet, dat was inbegrepen.’ Over het dagelijkse avondeten in de Mensa, waarna je direct weer ging studeren: ‘In het studentenhuis waar ik
Ook de bevlogenheid voor de natuurkunde bij de studenten van weleer valt Marijke op: ‘Jullie waren zoveel fanatieker, lijkt het wel. Studenten van nu gaan wel eens naar lezingen of op excursie. En het gaat ook wel eens over hoe je leert voor een bepaald vak. Maar buiten de colleges zal er niet snel uit eigen initiatief over het vak gesproken worden. Studenten zijn nu vooral druk met het studentenleven en daarbij studeren ze ‘toevallig’ natuurkunde. In jullie tijd was natuurkunde echt ook jullie leven.’ Toch voelt ze zich, net als Annemie, een echte natuurkundige. ‘Het is een manier van denken. Altijd willen weten: hoe zit dat? Nooit zomaar genoegen nemen met een antwoord.’ Ook het denken in structuren is volgens Annemie een typisch natuurkundig trekje. De TU/e voelt voor haar nog altijd een beetje als thuis, bekent ze. ‘Hier ben ik groot geworden en opgegroeid in de natuurkunde.’ Lachend: ‘Eigenlijk ben ik inmiddels 51ste-jaars.’ h* is de naam van het oudste dispuut van Technische Natuurkunde, opgericht in 1963. De groep - die inmiddels vooral uit gepensio neerden bestaat, onder wie Annemie - treft elkaar nog altijd zo’n vier à vijf keer per jaar. Op 3 oktober jongstleden was er een bijeenkomst ter ere van het vijftigjarig bestaan van het dispuut. Die bijeenkomst vond plaats in het Paviljoen, de plek waar Technische Natuurkunde ooit van start ging. Meer info, zie: hster.nl.
18 19
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Etsen maakt nanodraadzonnecel effectiever Tekst Ivo Jongsma Beeld Bart van overbeeke
De nanodraadzonnecel is een relatief nieuw type zonnecel, waarbij een verzameling halfgeleidende draden met een dikte van ongeveer honderd nanometer licht opvangen en omzetten in elektriciteit. De laatste jaren neemt de ontwikkeling van dit type zonnecel een grote vlucht. Het behaalde rendement schiet met ongeveer vijf procent per jaar omhoog een veel sterkere groei dan concurrerende techno logieën laten zien. Groot voordeel is ook de veel geringere behoefte aan kostbaar halfgeleider materiaal, zodat ze goedkoop gefabriceerd kunnen worden. Het nadeel is echter dat de oppervlakte relatief groot is ten opzichte van het volume en dat dit net de plek is waar imperfecties in het materiaal tot
veel energieverlies leiden. Door het oppervlak met een speciale etsmethode ‘schoon te maken’ is dat verlies aanzienlijk te beperken. In het tijdschrift Nano Letters publiceerden onderzoekers van de TU/e, TU Delft en Philips onlangs hun onderzoeksresultaten. Onder leiding van prof.dr. Erik Bakkers en dr. Jos Haverkort, beiden werkzaam bij de faculteit Technische Natuurkunde, werd een methode ontwikkeld het zogenaamde piranha etching - die maakt dat het oppervlak van de draden van indiumfosfide veel gladder wordt, met minder imperfecties. De zonnecel van Bakkers en zijn collega-onderzoekers haalt nu een rendement van 11,1 procent. Dat is iets minder dan het huidige
wereldrecord van 13,8 procent, dat eerder dit jaar met hetzelfde materiaal werd behaald door een groep Zweedse, Duitse en Chinese onderzoekers. De nanodraden van de Nederlanders zijn echter tweeëneenhalf keer zo dun. Daarmee zou je een rendement van slechts zo’n 4,5 procent verwachten, maar de schoonmaakklus zorgt blijkbaar voor een aanzienlijke stijging van de efficiëntie. Met het variëren van de dikte en een betere stapeling van de kristallen in de nanodraden denkt Bakkers binnenkort richting de twintig procent te gaan. In theorie verwacht hij dat zelfs rendementen van 65 procent mogelijk moeten zijn.
11,1 procent rendement nanodraadzonnecel
20 21
interview/
Tekst Frits van Otterdijk Foto Bart van Overbeeke
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Tijd voor een nieuwe soort van ingenieur: de datascientist
Het lijkt erop dat een deel van die miljoenen bij de NSA terecht is gekomen. ‘Ongetwijfeld. Het betekent dat we een gesprek moeten openen over het reguleren hiervan. Er moet iets gebeuren waardoor illegaal data verzamelen voorkomen wordt. We hebben op de TU/e kennis in huis om nieuwe vormen van telefonie te ontwikkelen waarbij afluisteren niet meer kan.’
Na twintig jaar als parttimer met een leerstoel is het zover. Emile Aarts is vorige maand toegetreden tot het gilde van hoogleraren dat in voltijd werkt aan de TU/e. De voormalig toponderzoeker van Philips zet nu als decaan van de faculteit Wiskunde & Informatica zijn schouders onder een compleet nieuwe opleiding: Data Science. ‘Wij hebben aan deze universiteit alles in huis om daarin koploper te worden’, meent Aarts. Een neusje voor de actualiteit kun je hem niet ontzeggen. En lef. Emile Aarts heeft in november een groot deel van zijn intreerede besteed aan Data Science. Een boeiend relaas over de prachtige kansen die het relatief nieuwe vakgebied te bieden heeft. En dat terwijl juist op dit moment een wereldwijde rel woedt over de ongebreidelde en illegale spionage door de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA. Voor Aarts moet het vooral geen verhaal worden over hem als persoon. ‘Nee, zeker niet. Ik heb dertig jaar in het bedrijfsleven gezeten en daar speelt een individu geen rol. Dat is fijn werken, heb je niet met die ego’s te maken. Ik heb geleerd om enorm resiliant te zijn. Volgens het Chinese spreekwoord: ‘De eik vreest de storm, het riet geniet’. Je moet wel ruggengraat hebben, voor dingen blijven staan. Maar ik denk dat ik extreem plooibaar ben. Ik ben gericht op oplossingen, actie.’ Heeft uw ervaring in het bedrijfsleven invloed op uw rol als decaan? ‘In het 55-jarige bestaan van deze faculteit ben ik de eerste decaan die zijn eigen portefeuille als valorisatie ziet. Mijn belangrijkste taak is dat hier een goed geoliede vechtmachine staat. Eentje met een bijna bedrijfsmatige groei in omvang. Het is mijn opdracht om, samen met
anderen, te zorgen voor het geld dat daar voor nodig is. Daar zit mijn drive.’
universiteit alles in huis om daarin koploper te worden.’
Is daarvoor geen cultuuromslag nodig op de faculteit? ‘De uitdaagbaarheid van de mensen in deze faculteit is een van de meest positieve ervaringen die ik afgelopen jaar als decaan heb opgedaan. Ik durf te stellen dat die groter is dan in het bedrijfsleven. Dat meen ik oprecht. Talent en intrinsieke motivatie is heel groot.’
Data kunnen de mens dienen, maar zetten we onze privacy niet te veel op het spel? ‘Het antwoord is simpel. Je hebt geen keuze. Dus zorg er maar voor dat het wordt wat jij wilt. Als jij het niet doet, doen anderen het. Er is wereldwijd zoveel ontwikkeling gaande op dit gebied, er zijn zoveel krachten die het in een bepaalde richting stuwen, positief of negatief. Je kunt het niet tegenhouden. Als je zou besluiten dat je niet meer meedoet in de wereld van internet of mobiele telefonie dan zet je jezelf totaal buiten de wereld. Er zijn mensen die dat doen, die kunnen best gelukkig worden, maar die zullen niet meer bijdragen aan de ontwikkeling van de maatschappij.’
Data Science was het hoofdmotief van uw intreerede. Verpakt in een laag van elan, ambitie, hoop en vooruitgang. Waarom? ‘Ik start in mijn geboortejaar, 1955, een jaar van niks. Maar wel het jaar waarin de oprichter van Apple ter wereld kwam. Het eerste jaar dat het woord artificial intellingence valt. Kleine dingen die nu heel betekenisvol geworden zijn. Het jaar staat ook voor enorme groei, minirok, vliegverkeer met straalvluchten. Hoop en vertrouwen in techniek stond centraal. En die technologie heeft daarna een enorme vlucht genomen met computers, mobiele telefonie en internet. We gaan nu een toekomst tegemoet waarin de samenleving always on is. Daar komen twee dingen uit voort. De nieuwe beroepscategorie Data Science en een nieuwe soort van ingenieur: de datascientist. Wij hebben aan deze
Met zijn allen online aan de keukentafel? ‘Ik wil geen advocaat zijn van een maatschappij waar totale vervreemding een feit dreigt te worden. Tijdens een paneldiscussie maakte een Finse filosoof ooit een opmerking die me bijna tot tranen toe roerde. ‘Mijn telefoon geeft mij de kans om ieder moment op de dag, waar ik ook ben, mijn geliefde te laten weten dat ik onmetelijk veel van haar hou’. Ja, dat is wel mooi. En het is gewoon waar. Natuurlijk heeft het ook een donkere kant.
Dan praat je over technologie, niet over beleid. ‘Vijftien jaar geleden werden er voor het eerst camera’s geïntroduceerd in uitgaansgebieden. Mensen vonden dat affreus, een totale inbreuk op de privacy. Nu weet ik dat hetzelfde publiek liefst op stap gaat in een omgeving waarvan ze weet dat er cameratoezicht is. Je ziet hoe de maatschappij van mening verandert. Ik ben niet degene die de ethische vraagstukken zal adresseren in termen van oplossen. Dat is niet mijn terrein. Maar wij moeten er wel voor zorgen dat de maatschappij meedoet.’
Zoals altijd. Maar de voordelen zijn zo onmetelijk veel groter dan de nadelen. Als we het goed aanpakken, beheersen we die nadelen en genieten van de voordelen.’ Wanneer kunnen we Data Science als studie en vakgebied verwachten? ‘Nu. Ik heb evidentie in mijn verhaal zitten in termen van getallen. De Verenigde Staten hebben Data Science erkend als een nijpend iets. Er bestaat een Obamaact van maart 2012 waarin de president
tweehonderd miljoen dollar ter beschikking stelt voor de versnelde ontwikkeling van dit gebied. De hoeveelheid data die nu ter beschikking staat, is onmetelijk groot. Alle bedrijven zijn intussen in staat om data te genereren. Loggen hun files, loggen gegevens. Een mooi voorbeeld: de baas van Booking. com zei eens: ‘Ga mensen niet vragen wat ze willen, je moet kijken wat ze doen’. Booking.com volgt daarom op websites de handelingen van mensen.’
Waar staan we over tien jaar met Data Science? ‘Waar de informatica uit de wiskunde is gegroeid, zal Data Science uit de wiskunde en informatica groeien. Dus krijgen we faculteiten Data Science en zullen er vacatures in de krant verschijnen voor datascientist. Het zal een beroep worden waarvan de besten zeer goed betaald krijgen. Het is ook een vak waar multidisciplinaire elementen een rol spelen. Met een totale integratie tussen menselijke en technologische aspecten. Waarbij begrippen als ‘vertrouwen’ of ‘gedrag’ net zo belangrijk zijn als algoritmische security of datacenters. Dat maakt dat het beroep heel interessant is voor mensen die verbindende interesses hebben. Ook voor vrouwen, die toch vaak worden gezien als een categorie die de zachte component meer aanspreekt. In deze regio is Data Science goud voor ons.’
22 23
discussie/
Tekst Norbine Schalij Foto Bart van Overbeeke
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Arie van Rangelrooij
AvR: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Het werk van Le Corbusier is heel gelaagd. Het paviljoen is een uiterst intellectueel werk, zeker vergeleken met het paviljoen van tijdgenoot Rietveld. De combinatie van de media maakt het een totaalervaring van het leven. Dat was nog nooit gedaan.’ BC: ‘Juist als intellectueel werk past het beter in een boek. Het is een werkstuk voor het brein, voor de verbeelding.’
Een mooie herinnering versus concrete herbouw Ze kennen elkaar alleen van naam op het moment dat ze in de University Club elkaar de hand schudden om een discussie aan te gaan over de herbouw van het Philipspaviljoen. TU/e-alumnus Arie van Rangelrooij is voorzitter van de stichting die ijvert voor de reconstructie van het opmerkelijke gebouw uit 1958 en directeur van architectenbureau architecten|en|en. In september bood hij er de gemeente een haalbaarheidsrapport over aan. Hoogleraar Bernard Colenbrander bekleedt bij Bouwkunde de leerstoel Architectuurgeschiedenis en is erkend tegenstander van het plan. Wie weet uiteindelijk wie te overtuigen?
AvR: ‘Als student heb ik altijd het Sonsbeek Paviljoen van Aldo van Eyck gekend, op papier. In 2006 is het herbouwd bij het KröllerMüller Museum. Toen ik daar liep was het of ik in een tijdcapsule terecht kwam. En dat kwam door de fysieke ervaring.’
Is de herbouw de investering van 8,1 miljoen euro waard? Is het Philips-paviljoen de moeite van herbouw waard? AvR: ‘Ja, want het is een kunstwerk van wereldformaat. Het is in Eindhoven bedacht en vertegenwoordigt een architectonisch kunstwerk uit een tijd die heel belangrijk was. Het werd in die tijd ook gezien als heel belangrijk, het was een Blob avant la lettre. De synthese van muziek, beeld en gebouw is uniek. Onder Eindhovenaren leeft het ook heel erg. De generatie die nu zeventig à tachtig is, herinnert zich dat men op een scootertje naar Brussel ging. Het is een ding van hun.’
BC: ‘Ik onderschrijf dat het een kunstwerk is. Maar het is gebouwd als een evenement en niet als een permanent bouwwerk. Dat hoeft het ook niet te worden, want het evenement is in het geheugen blijven hangen. De confrontatie met de reconstructie zou wel eens op een teleurstelling kunnen uitlopen. Het is een tussendoortje geweest in het oeuvre van Le Corbusier, niet een hoogtepunt zoals de kapel in Ronchamps, de Villa Savoye bij Parijs of de stad Chandiarh in Punjab. ‘
BC: ‘Die vraag raakt direct aan de huidige stand van het cultuur beleid. Nederland is een land waar een grote dichtheid is bereikt in museale instituties. Die worden gemakkelijk opgezet en betaald. Maar als ze er eenmaal zijn, hebben ze meteen een exploitatieprobleem. Daar komt nog bij dat het cultuurbeleid steeds meer politiek bepaald wordt. Nu gaan we richting ondernemerschap of culturele diversiteit, daar stuurt een minister op. Vakgebieden hebben het moeilijk gekregen. Wat vroeger het Nederlands Architectuurinstituut genoemd werd, heet nu - god betere het Het Nieuwe Instituut. Om daar-
mee aan te geven dat het niet meer om architectuur gaat, maar overal om kan gaan, zolang het maar de politieke agenda steunt. Je begrijpt, dat maakt me argwanend voor alles wat riekt naar nieuwe instituties. We moeten ons sterk maken voor de bestaande.’ AvR: ‘Ik deel je zorg. Cultuur moet je redden. Niet voor niets heb ik in Eindhoven de stichting ‘Bushalte van Rietveld’ opgericht. Die bushalte stond weg te kwijnen in het noorden van de stad. Er stond een glasbak onder en niemand wist dat de halte van Rietveld er nog was. Ik denk dat dat ook het geluk was, anders was hij al allang afgebroken. Wij hebben hem opgepakt, naast het stadhuis gezet en nu nodigen we ieder jaar een kunste naar uit om er invulling aan te geven. Ik bedoel, ik houd me ook actief bezig met behoud van cultuur, dat vind ik ook heel belangrijk. Maar dat houdt me niet tegen om het paviljoen te willen herbouwen. Integendeel. Mijn drijfveer is dat ik juist in deze tijd muziek en multimedia en architectuur als een soort design-object in de markt wil schuiven. Het kost acht miljoen euro.’ BC: ‘Ik denk dat je de acht miljoen beter kunt besteden. De multimediale kunst heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Ik was bij de manifestatie Documenta in het Duitse Kassel. Dat is de belangrijkste tentoonstelling van actuele beeldende kunst in
‘Het Philipspaviljoen is een uiterst intellectueel werk’ Bernard Colenbrander
de wereld. Wordt eens in de vijf jaar gehouden en is dan honderd dagen te bezichtigen. Daar wordt, om het oneerbiedig te zeggen, naast nieuwe kunst ook wel oude opgewarmde kunst getoond. In zo’n verband zou een heropvoering van Poème Electronique prima passen. Dan is het weer een evenement en blijft het een evenement in plaats van dat we tot in lengte van dagen met een gebouw blijven zitten.’
24
25
discussie/
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
5x1/
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Slim Textiel
Is Strijp-S, waar het zou moeten komen te staan, er de meest geschikte plaats voor?
Veel eigenschappen van kleding zijn afhankelijk van de vezels die hierin zijn verwerkt. Mian Dai ontwikkelde vezels die hun vorm aanpassen onder invloed van omgevingsfactoren, zoals temperatuur en luchtvochtigheid. Deze vezels kunnen worden verwerkt in ademende, comfortabele kleding. Om kleding kleur te geven zonder pigmenten of kleurstoffen, bracht Dai reliëf aan op het oppervlak van vezels met ultraviolet licht uit een gepulste laser. Door de breking van het licht op de microscopische periodieke structuren die ze maakte, wordt de kleur van het textiel afhankelijk van de waarnemingshoek.
AvR: ‘De plek maakt me niet eens zoveel uit.’ BC: ‘Een paviljoen vraagt om een park. Een industriële omgeving is niets waard voor het Philipspaviljoen.’
Aardgas zuiveren met een wervelbuis
AvR: ‘Maar in 1958 stond het ook klem tussen andere gebouwen!’ BC: ‘Want dat was een evenemententerrein. Daar doe je dingen die weer weggaan.’ AvR: ‘Strijp- S ís een evene mententerrein.’
Komen we er uit? AvR: ‘Ik houd ervan om er mee bezig te zijn. Architectuur is een vehikel. De discussie eraan voorafgaand vind ik heel interessant.’ BC: ‘Ze moeten jou vragen als deelnemer van de volgende Documenta. Om de kern van het Philips-paviljoen weer te geven, dat wat je er waarnam. Niet het gebouw, maar de ervaring. Die opdracht lijkt me een stuk zinvoller dan de herbouw.’ Dan vraagt Van Rangelrooij aan zijn tafelgenoot: ‘Maar als ik het gewoon doe, zonder overheidsgeld, in eigen beheer met een stichting, dan zou je er toch niet tegen zijn? Dan zou je het paviljoen toch gaan bezoeken?’ Colenbrander blijft er ook dan nog problemen mee houden. ‘Ik vind dat we niet meer cultuur instanties moeten maken, maar
ons moeten concentreren op de inhoud van wat we hebben. Pas op de plaats en verdieping van kennis, dat hebben we nodig.’ Van Rangelrooij geeft niet op: ‘Als we hem maken, dan komen er wereldkunstenaars naar Eindhoven om in het paviljoen werk te vertonen. Dat betekent echt iets voor deze stad.’ De volgende stap die de bevlogen herbouwer neemt is het zoeken van financiers. ‘De gemeente heeft geen geld voor ons, maar kan wel steunen met grond en het proces. De rest doen we het liefst zelf.’
Ode aan de verbeeldingskracht Voor de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 bouwde Philips een eigen paviljoen. De oppervlakte van duizend vierkante meter had de contouren van een maag, het hoogste punt was 22 meter en binnenin was het vrijwel leeg en donker. Alle licht- en geluidsbronnen waren weggewerkt in de muren. Maar het was meer dan een gebouw met een bijzondere vorm. Het paviljoen omhulde het kunstwerk Poème Electronique. Dit Gesamtkunstwerk met muziek en architectuur van Edgard Varèse, Iannes Xenakis en Le Corbusier en techniek van Philips was voor die tijd een ongekende multimediapresentatie. Bezoekers gingen met vijfhonderd personen tegelijk naar binnen om een 480 seconden durende show te beleven met beelden over de geschiedenis van de mensheid met als eindpunt de moderne technologische van de jaren zestig. Van medio april tot medio oktober kon men het bezoeken en twee miljoen mensen deden dat. Duizelig kwamen sommigen naar buiten. Na afloop van de Wereldtentoonstelling is geprobeerd het paviljoen te demonteren om het te herbouwen in Eindhoven, waar het ontworpen was. Dat bleek te duur. Wel is het Object Mathématique, dat destijds de ingang van het paviljoen markeerde, meegenomen en dat heeft sinds 1998 een plek gekregen op het TU/e-terrein tussen Vertigo en het Auditorium.
5X1 minuut
Snel even bijgepraat worden over enkele excellente proefschriften van de afgelopen maanden. Slash selecteerde er weer vijf voor u en bespaart u daarmee uren aan leestijd.
In een wervelbuis wordt gecomprimeerd gas omgezet in twee stromen bij lagere druk die van temperatuur verschillen (bijvoorbeeld -20°C en +80°C). Het apparaat wordt traditioneel gebruikt als koelmachine, maar Raoul Liew onderzocht of een wervelbuis ook geschikt is als gasscheider. Door de lokale koeling van het gas kunnen aanwezige vervuilingen worden gecondenseerd en vervolgens afgescheiden. Het resultaat is een koeler en scheider in één apparaat zonder bewegende onderdelen. Liew gebruikte laserlicht om de grootte en snelheid van de gevormde druppeltjes in de wervelbuis te meten. Het uiteindelijke doel is om met deze methode zwaar vervuild aardgas te reinigen.
Oplossen met bolletjes kunsthars Om de opname van giftige stoffen in het milieu te beperken, is effectieve afvalwaterzuivering nodig. Adsorptie en extractie zijn bekende technieken om zulke lage concentraties verontreinigingen te verwijderen. Beide technieken hebben echter nadelen: hergebruik van de chemicaliën is vaak lastig en ook het scheiden van vloeistoffen is moeilijk. Daarom combineerde Jeroen Bokhove beide bovenstaande technieken door een oplosmiddel op te sluiten in een vast deeltje van een poreuze kunsthars. Dat maakt het mogelijk om een onzuiverheid te extraheren uit water met een vast deeltje (zoals in adsorptie), waardoor de nadelen van de conventionele technieken worden omzeild. Met deze methode kan niet alleen water gezuiverd worden, maar kunnen de chemicaliën ook worden teruggewonnen voor hergebruik.
Het hart helpen herstellen Bij een hartinfarct raakt een deel van het hartweefsel beschadigd. Het inbrengen van stamcellen zou het hart kunnen helpen herstellen, maar deze stamcellen blijken vaak niet goed te blijven zitten, of dood te gaan door de zieke omgeving waarin ze terechtkomen. Mieke van Marion deed onderzoek naar een biomateriaal dat kan fungeren als tijdelijke omgeving voor stamcellen. Om in het lab de natuurlijke situatie zo goed mogelijk na te bootsen, kweekte ze hartcellen op in drie dimensies - in plaats van in het gebruikelijke platte petrischaaltje. Vervolgens bootste ze ook het kloppen van het hart na door het weefsel periodiek te vervormen. Ingebed in het biomateriaal zouden de stamcellen uiteindelijk moeten bijdragen tot volledig herstel na een hartinfarct.
Vervormbare piëzoelektrische verbindingen Piëzo-elektrische materialen veranderen van vorm onder invloed van een elektrische veld, of genereren een elektrisch veld als er een mechanische kracht op wordt uitgeoefend. Piëzo-elektriciteit komt voor in uiteenlopende materialen, zoals natuurlijke en kunstmatige kristallen, keramiek en polymeren. Het wordt toegepast in talloze apparaten die we dagelijks gebruiken, waaronder wekkers, mobiele telefoons en parkeersensoren. Indu Babu ontwikkelde nieuwe flexibele en vervormbare piëzo-elektrische verbindingen voor ‘soft touch’toepassingen in sensoren en actuatoren. Voor de verwerking van deze nieuwe verbindingen is geen lijm nodig, waardoor ze ook bij hoge temperaturen kunnen functioneren.
26 28 27
Tekst Han Konings foto Bart van Overbeeke
Tekst Monique van de Ven foto Bart van Overbeeke
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Beiden rondden aan de TU/e een studie af. De planner koos het pad dat het meest in lijn is met zijn opleiding. De verkenner waagde zich buiten de grenzen van zijn opleiding.
Ondernemerschap
Naïef
Hard werken
Ik ben gevraagd als ‘planner’ en het klopt ook dat ik als vormgever met techniek aan de slag ben gegaan, maar waar ik echt ook graag het nodige van had willen meekrijgen tijdens de studie is hoe je een eigen onderneming kunt opzetten. In het in 2012 gestarte Bachelor College is daar nu meer aandacht voor, maar toen ik begon was dat er nog niet. Ik heb het voor een groot deel zelf moeten uitvinden, onder meer met hulp van mijn vriendin die acht jaar zelf een bloemenzaak heeft gehad.
Tijdens Indigo, een gamebijeenkomst in Utrecht voor kleine, onafhankelijke ontwikkelaars, zag mijn vriendin wat het spel met mensen deed en ze motiveerde me om ermee verder te gaan. Eigenlijk liep ik met het plan om te gaan werken bij Frog, een befaamd internationaal ontwerpbureau, waar ik tijdens mijn studie al naartoe leefde. Na twee weken ontkenning, omdat ik in eerste instantie niet kon geloven wat een mooie impact Pillo had, kwam ook bij mij het besef dat ik met Pillo door wilde gaan. Naast dat mensen met Pillo weer echt contact met elkaar maken, ben ik er ook van overtuigd dat het goed toegepast kan worden in de zorgsector. Dat vraagt om een goede wetenschappelijke onderbouwing en daar komt mijn studie weer mooi van pas.
Ik heb een goed stel hersens, had op het vwo een 9 voor Wiskunde A en een 8 voor Wiskunde B. Maar bij Technische Wiskunde was het hard werken. Mijn studie heb ik dan ook minimaal gehaald. Zelf was ik liever meteen naar het conservatorium gegaan, maar als ik daar thuis over begon, kreeg ik met de roede. Maar sinds Una Voce Particulare en mijn eerste vaste baan bij Jeans 13, zagen mijn ouders ook wel in: ‘Wat wij er ook van vinden, it’s gonna happen’.
Ingewikkeld denken Tijdens de opleiding Industrial Design leer je technisch vrij ingewikkelde producten te bedenken. Dat maakte me bij de ontwikkeling van Pillo best onzeker. Het idee dat ik in een masterproject had bedacht, leek me in eerste instantie technisch té simpel. Ik heb een gameconcept bedacht, waarbij kussens voorzien van zelf ontwikkelde, niet voelbare sensoren fungeren als gamecontroller. Veel games draaien om competitie en geweld. Bij Pillo móet je juist met de andere speler samenwerken, anders kun je het spel niet spelen. Daarbij komt dat de zachte kussens het spel een gevoelig karakter meegeven, wat mensen verbindt. Het is bedoeld voor mensen die moeite hebben om contact te maken met anderen. Bijvoorbeeld mensen met autisme, of personen die herstellen van een beroerte. Wat Pillo doet is wetenschappelijk moeilijk te beschrijven, maar de reacties van spelers spreken boekdelen.
De knop om In 2002 stond ik op de MusicAllFactory voor het eerst op de planken in een musical. Ik speelde Judas in Jesus Christ Superstar, zong ‘Heaven on their minds’ en the crowd went bananas. Zevenhonderd mensen die klappen en joelen, die je keihard en direct credit geven voor wat je gedaan hebt; dat vond ik heel bijzonder. Toen ging de knop echt om.
Ontwikkelstudio Tot nu toe doen we alles zonder externe financiering. Dat maakt het proces uit dagend, maar ook bijzonder leuk. Pillo draait op het enthousiasme dat wij uitdragen. We betrekken er mensen en partijen bij die er ook echt in geloven. En om het Pilloplatform uit te breiden organiseren we een zogeheten game jam, waarbij we gamers uitnodigen om in een weekend tijd nieuwe spelconcepten te bedenken voor Pillo. De meest succesvolle daarvan ga ik opnemen in het pakket. Via crowdfunding gaan we Pillo dan aan de man brengen. Ik moet er minimaal tweeduizend wegzetten om de productie te starten. Bij tienduizend kunnen we door met de verdere ontwikkeling. Over drie tot vijf jaar hoop ik dan een eigen ontwikkelstudio te hebben. Eentje met een goede feel voor mens en spelen.
Rol van zijn leven
PLANNER ARD JACOBS Leeftijd 26 Functies: • Oprichter/eigenaar Pillo Games Studies: • 2005 - 2009 Bachelor Industrial Design • 2011 - 2013 Master Industrial Design
Jesus Christ Superstar is een soort rode draad in mijn carrière, met verschillende rollen. Of ik mezelf meer een Jezus of Judas vind? Dat is een gemene vraag. Maar dan denk ik toch Judas, daarin kan ik wat meer het haantje in mezelf kwijt. Maar ‘Gethsemane’, gezongen door Jezus, heeft een speciaal plekje. Ik zong het ook in de finale van Una Voce Particulare en ken geen ander musicalnummer dat zó waanzinnig goed geschreven is. De rol van mijn leven? Op het podium moet ik die nog gaan spelen, ga ik vanuit. The only way is up. Maar eigenlijk speel ik de rol van mijn leven sinds een paar maanden - als vader van Nika.
VERKENNER Ger Savelkoul Leeftijd 38
Geknakt Bij The Voice in 2011 zong ik ‘Trouble’ van Coldplay - volgens mijn vader het mooiste dat hij ooit had gehoord. Maar als die vier stoelen niet omdraaien, dan ben je geknakt. Ik hoorde van anderen dat ik pech heb gehad, onder meer omdat in de opnames vóór onze reeks veel kandidaten waren doorgegaan. Maar wat heb ik daaraan? Een deuk in mijn ego? Absoluut. Ik ben geen schnabbelaar, ik verdien hier al tien jaar mijn brood mee. Bovendien zou ik niet in dit vak zitten als ik niet een heel groot ego had dat regelmatig gestreeld moet worden; ik ben best een haantje, dat graag de patser uithangt. Maar wel een haantje dat mensen scherp wil houden en één-op-één wil raken. Ik neem mezelf misschien niet altijd even serieus, maar het vak wél.
Functie • Statisticus op de databaseafdeling ASML • Acteur, zanger, musicalster, dj. Speelde rollen in Jesus Christ Superstar, Ciske de Rat, The Wiz en We Will Rock You. Deed audities voor Idols, Una Voce Particulare en The Voice of Holland. Nu te zien in de Dinnershow 21 On Air in Hilversum Studies • 1993-1999 Technische Wiskunde • 2001-2003 MusicAllFactory in Tilburg
28 29
DE OPDRACHT/
Van groene loper naar duurzaamheidsloper
Tekst Han Konings fotografie Bart van Overbeeke
nr.7 nr.1 november december 2013 2011 / MAGAZINE VAN de
De Opdracht richt zich ditmaal op de eigen achtertuin van de universiteit: de campus. De TU/e is druk bezig met het opzetten en inrichten van een compacte, groene loper. Die moet symbool staan voor het groene denken aan de universiteit. Wat zou er moeten gebeuren om in 2020 een groene campus te hebben die in de beleving van studenten en medewerkers direct blijk geeft van een grote betrokken heid bij duurzaamheid en die de TU/e als instituut een duidelijk herkenbare groene uitstraling verschaft? Oftewel, als we het in de toekomst hebben over ‘groen’ moet dat door zowel de bewoners als de bezoekers van de campus ook zo gevoeld worden.
30 31
DE OPDRACHT/
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
om bewoners en bezoekers bij de ingang van een gebouw al direct te laten zien hoe dat gebouw er op dat vlak voorstaat’, zegt Simonis, die veel universiteiten heeft doorgemeten en van advies heeft voorzien. Volgens Koch maken de gebouwen op de campus een afstandelijk indruk: ‘Mensen verdwalen hier. Ik vind de gebouwen niet uitnodigend, ze staan te ver uit elkaar en daardoor hebben de gebruikers niet echt een gevoel met een gebouw of met de campus als geheel. Wie zich meer betrokken voelt bij de campus is zich ook veel bewuster van zijn gedrag. Laat bijvoorbeeld met behulp van een app zien wat het verbruik van een gebouw is en probeer dat als gebruikers naar beneden te krijgen. Maak er een wedstrijdje van.’
ir. Siem Simonis, alumnus TU/e (TeMa), richtte in 2007 het bedrijf SunSolutions op, dat zich onder meer bezighoudt met meten, monitoren en zichtbaar maken van energie verbruik. ‘Vreemd dat ik een univer siteit moet adviseren.’
prof.dr.ir. Wim Schaefer, werkt als hoogleraar Constructie Management bij Bouwkunde veel samen met Technische Bedrijfskunde, vooral als het bij duurzaamheid gaat om de onderliggende organisatiemodellen. ‘De term groene loper roept verkeerde associatie op.’
dr. Rick Harwig, oud-topman van Philips, zijn laatste functie daar was CTO wereldwijd, hij is sinds 2011 aan de TU/e verbonden als kartrekker van het strategic area ‘Energy’. ‘Het aspect duurzaamheid moet in elke opleiding aanwezig zijn.’
ucas Asselbergs, de vaste discussie leider van De Opdracht, wil het meteen maar eens duidelijk hebben: wat voor een gevoel hebben de deelnemers bij het onderwerp dat deze middag ter tafel komt? Hoe ‘groen’ ervaart men de campus? Koen Heijmans, die er als student al enige jaren rondloopt, zegt er niet direct een beeld bij te krijgen. ‘Pas na tweeëneenhalf jaar studeren kwam ik erachter dat de TU/e een enorme installatie voor warmte-koude-opslag heeft.’ Oudstudent Siem Simonis vult aan: ‘Eén van de grootste installaties van zijn soort in Europa, maar helaas ook voor het overgrote deel onzichtbaar, want dat zit onder grond.’ Rick Harwig heeft ooit het idee geopperd om met led-verlichting de betonnen toegangsputten goed zichtbaar te maken. ‘Maar dat idee werd al snel afgeschoten door een kwaliteits commissie die de uitstraling van het terrein bewaakt’, vertelt Harwig, die het ook zou toejuichen als aan de rand van de vijver, die deel uitmaakt van de groene loper, riet geplant zou worden. ‘Nu zie ik daar alleen maar kale stenen.’ ‘Neem een ontwerper als Daan Roosegaarde in de arm’, oppert Patrick Koch, ‘die bedenkt ontzettend innovatieve oplossingen voor dit soort vraagstukken.’ Koch, die dertien jaar
terug afstudeerde bij Bouwkunde, viel het meteen op dat er aanzienlijk meer blik op de campus staat dan in zijn afstudeerjaar. Dat doet voor hem stevig afbreuk aan de groene uitstraling van de campus. ‘Waarom is er na al die jaren dat ik hier inmiddels weg ben, nog steeds geen bushalte op het terrein?’ Hoogleraar Wim Schaefer waarschuwt voor de bedrieglijkheid van de beeldvorming door alleen al de term groene loper. Want dat wil volgens hem niet automatisch zeggen dat je je nu ook in een duurzame stedelijke omgeving bevindt. ‘Zo’n term roept verkeerde associaties op. Het was beter geweest als men het destijds had gepresenteerd als een duurzaamheidsloper. Bij dit vraagstuk moeten we ook verder kijken dan enkel naar het energieverbruik. De campus kun je beschouwen als een complexe machine. Wat doen we bijvoorbeeld met al het afval en het afvalwater en welke andere stromen zijn nog meer van invloed een echte groene campus. Dat laat men nu niet zien, het blijft verborgen voor de buitenwacht.’ Aansluitend merken velen aan tafel op dat er nergens op het terrein of in de gebouwen iets te vinden is dat refereert naar het energie verbruik of naar de acties die ondernomen worden om daar duurzamer mee om te gaan. ‘Er zijn veel maatstaven en labels voorhanden
‘De TU Delft is om deze reden wel zeer bewust bezig om zijn gebouwen een eigen identiteit te geven’, vertelt Simonis. Schaefer kent woonwijken waar bewoners al op borden kunnen zien wat ze aan energie verbruiken. Hij kaart wel een probleem aan waar een buitenstaander wellicht niet direct aan denkt: ‘Door als faculteit of dienst zuiniger om te gaan met je energieverbruik, bespaar je geld, maar bij het vaststellen van de budgetten voor het nieuwe jaar ben je die besparing dan direct weer kwijt.’ Volgens Koch en Simonis kan het bestuur manieren bedenken, waardoor duurzaam gedrag blijvend financieel wordt beloond.
‘Duurzaamheid doen we er nu eigenlijk bij in ons onderwijs, terwijl dit aspect in elke opleiding moet zitten’ De TU/e zou ook om zich heen moeten kijken naar andere partijen die aan de campus grenzen. Zoals faculteiten en diensten zich binnen de universiteit al vaak als een eilanden rijk gedragen, zo dreigt ook de campus zelf een eiland te worden. Harwig is ervan overtuigd dat de universiteit met zijn WKO-
installatie op energiegebied veel meer zou kunnen samenwerken met bijvoorbeeld het Maxima Medisch Centrum. En zo zijn volgens hem nog veel partijen te bedenken. Wat Simonis al vreemd vond in zijn eigen studietijd - en wat er volgens hem nog steeds niet is - is het ontbreken van onderzoeksprojecten voor studenten over energiebesparing aan de eigen instelling. ‘Met het gevaar hiermee mijn eigen glazen in te gooien: ik vind het gek dat ík de universiteit hierover moet komen adviseren. Waarom gaan de eigen studenten hier niet massaal mee aan de slag?’ Nu de discussie op onderwijs is aanbeland vinden de deelnemers eigenlijk unaniem dat daar in het curriculum veel meer op ingezet moet worden. Als een lichtend voorbeeld daarbij noemt discussieleider Asselbergs de fantastische prestatie die onlangs in Australië werd geleverd door het Solar Team Eindhoven met hun zonnewagen Stella. Studenten van diverse opleidingen wisten daarbij met een vierpersoons-zonnewagen de World Solar Challenge in hun klasse te winnen. En dat met slechts een jaartje voorbereiding. Dat aan dit duurzaamheidsvehikel nog meer ruchtbaarheid gegeven moet worden, blijkt wel uit het feit dat dit voor oud-student Simonis allemaal nieuw is. Harwig: ‘Duurzaamheid doen we er nu eigenlijk min of meer bij in ons onderwijs, terwijl dit aspect in elke opleiding moet zitten.’ Simonis zou verder willen gaan en vraagt zich af waarom Eindhoven dit onderwerp niet claimt als een uniek en onderscheidend aspect ten opzichte van andere universiteiten: ‘Wij in Eindhoven leveren de duurzame ingenieur af. Wie daar mee aan de slag wil moet dus naar de TU/e komen.’ Je moet je volgens Heijmans-adviseur Koch ook niet beperken tot alleen het universitaire onderwijs. ‘Ook op de basisschool en in het middelbaar onderwijs zou er al veel meer aandacht moeten zijn voor duurzaamheid.’ Als het tijd wordt om alle ideeën te rangschikken tot enkele hoofdlijnen, komt er eerst nog een mogelijke actie voorbij met een sterke symbolische waarde. ‘Waarom weren we op de campus niet alle reguliere auto’s en laten alleen nog elektrische toe’, suggereert
ir. Patrick Koch, alumnus TU/e (Bouwkunde) en adviseur Energie en Duurzaamheid bij bouwonderneming Heijmans. ‘Laat met behulp van een app zien wat het verbruik van een gebouw is.’
Paul van Esdonk, na zijn bachelor Innovation Sciences dit jaar begonnen met de master Sustainable Energy Technology. ‘Weer de reguliere auto van de campus, laat alleen elektrische toe.’
Koen Heijmans, volgt dit jaar na zijn bachelor Bouwkunde een schakelproject voor de master Sustainable Energy Technology. ‘Ik was de eerste tweeëneenhalf jaar niet op de hoogte van het bestaan van een WKO-installatie.’
32
33
DE OPDRACHT/
masterstudent Paul van Esdonk. ‘Briljant idee’, zegt Schaefer lachend, ‘maar dat zou wel op heel wat weerstand stuiten.’ Koen Heijmans weet daar wel een mouw aan te passen: ‘Dan bouwen we een parkeergarage buiten de campus, daar is plaats genoeg voor, en vervoeren de mensen vandaar met elektrische wagentjes naar hun werk- en studieplek.’ Schaefer bedenkt zich dan dat er ook in China al steden zijn waar auto’s die ouder zijn dan zeven jaar niet meer inkomen. Zo onmogelijk is de gedachtekronkel van Van Esdonk dus ook weer niet. Het zou de campus direct verlossen van het merendeel van het blik waar Koch zich zo aan ergert. Asselbergs denkt uit alles wat de afgelopen twee uur over tafel gekomen is, zo’n vier hoofdpunten te kunnen destilleren. Vooreerst moet de universiteit in de openbare ruimte duidelijk etaleren hoe men denkt over duurzaamheid en hoe men nu al presteert op dit vlak. Pas als zichtbaar wordt wat er in gebouwen wordt verbruikt of bespaard aan energie, of je laat zien hoe je als universiteit op een duurzame manier omgaat met je afval, zal het onderwerp bij de gemeenschap gaan leven, is de vaste overtuiging van de deel nemers. ‘En van die netjes geschoren groene loper moeten we zo snel mogelijk af’, vult Schaefer lachend aan.
De vonk/
Tekst Joep Huiskamp Foto Bart van Overbeeke
[email protected]
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
‘Voor de universiteit liggen er nog uitdagingen genoeg’ Erwin Kessels (40) geeft sinds twee jaar als hoogleraar Plasma & Materials Processing leiding aan een groep van 45 mensen. Hij geldt als expert in het maken van ultradunne lagen voor bijvoorbeeld zonnecellen en halfgeleidertoepassingen, is wetenschappelijk directeur van het NanoLab@TU/e, en sleepte vier jaar geleden een VICI-beurs van anderhalf miljoen euro in de wacht.
Creëer daarnaast bewustzijn voor duurzaam heid bij studenten via het curriculum. Maak er echte duurzame ingenieurs van. Het gaat de deelnemers net iets te ver om ze er al een examen over af te nemen, maar volgens Harwig ‘moet iedere student die de TU/e met een bul verlaat, minimaal een goed onderbouwd verhaal over duurzaamheid kunnen vertellen.’
Als derde punt volgt de uitdrukkelijke oproep aan de universiteit om verbinding te zoeken met de omgeving. Kijk buiten de grenzen van de campus en zie wat de mogelijkheden zijn voor aansluiting met de stad en de regio; maak op die manier van de TU/e een maatschappelijke deelnemer op het vlak van duurzaamheid. Mogelijkheden liggen er volgens Harwig in samenwerking met scholen of met studentenhuisvesting. En wat eerder in de discussie nog niet echt hardop genoemd werd, komt nu aan het eind ook nog aan bod: het cradle-to-cradle principe. Dat moet volgens de aanwezigen een leidend principe zijn. In de bedrijfsvoering, maar ook wanneer je een nieuw gebouw neerzet op de campus. Volgens Koch mag je cradle-to-cradle ook uitleggen als bewustwording. Simonis hamert erop om dit principe wel breed genoeg te nemen, ‘want anders ben je straks op detail niveau aan het modderen en gaat het bijvoorbeeld over de vraag of een bepaalde deurklink nog wel verantwoord is om te gebruiken.’ Afsluitend zegt Asselbergs getuige te zijn geweest van een mooie progressie in de discussie ten aanzien van het onderwerp: ‘Van een groene loper zijn we uitgekomen bij een rode duurzaamheidsdraad, waar de universiteit zijn voordeel mee kan doen.’
Waar gaat je interesse naar uit binnen het vakgebied? ‘Ik vond natuurkunde leuk en het ging me toen, zoals nu, om het verleggen van grenzen. De opleiding duurde destijds vier jaar, maar ik vulde een vijfde jaar met extra vakken en een extra stage aan de Université Paris-Sud in Orsay. Ik ging me daar met plasmafysica bezighouden en dat vind ik nog steeds een prachtig vak. Ik studeerde af bij Daan Schram en Richard van der Sanden. Daan was destijds hoog leraar in deze groep en Richard universitair docent. Hem ben ik een aantal jaar geleden opgevolgd als hoogleraar. Ik heb altijd een wetenschappelijke drive gehad en promoveren was een logisch vervolg op mijn afstuderen. Ik mocht me op een project storten met de titel ‘Zonne cellen voor de 21ste eeuw’. Daar kwam als uitdaging bij dat we ons als Eindhoven in dit vakgebied nog moesten bewijzen. De deskundigen zaten in Delft, Utrecht en bij ECN in Petten. Wij waren de new kids on the block en moesten laten zien dat we in staat waren om hoge kwaliteit laagjes te produceren. Dat lukte: de anderen konden
zo’n twaalf promovendi en dat is wel een beetje veel. Leiding geven aan een groep van 45 blijft een stevige uitdaging, je moet die toko draaiend houden, financieel en organisatorisch. Er komt veel op je af en mijn agenda is zo vol dat ik me wel eens afvraag of dit lang is vol te houden. Bovendien ben ik betrokken bij allerlei andere initiatieven aan de TU/e, zoals het Bachelor College. Ik wil eigenlijk zeven uur per week sporten en heb ook een privéleven.’
niet om ons heen. Ik heb tijdens mijn promotieonderzoek een uitstapje gemaakt en wat geëxperimenteerd met de depositie van antireflectielagen van siliciumnitride voor kristallijn silicium zonnecellen. Met dat werk ben ik later doorgegaan en uiteindelijk is de door ons ontwikkelde technologie overgenomen door het Eindhovense OTB Solar.’ Welke uitdagingen zie je in je werk? ‘Onze groep telt 45 mensen en ik blijf zoeken naar de balans tussen Nederlandse en buitenlandse instroom: die is nu fifty fifty en daar ben ik heel blij mee. Ik begeleid zelf
Hoe zie je de TU/e in internationaal perspectief? ‘Datgene wat me in mijn groep drijft zijn toch met name de mensen. Where innovation starts gaat in essentie om de mensen die je opleidt en die in de maatschappij aan de slag gaan. Voor de universiteit liggen er nog genoeg uitdagingen. Ik denk dat we internationaal echt een goede universiteit zijn, maar dat moeten we ook zien te blijven. Het heeft geen zin om ons te veel te richten op mondiale brands als Stanford of MIT. We zijn nog lang niet klaar. Laten we vooral bij ons zelf blijven en geen andere gaan kopiëren. Het kan en moet hier allemaal nog beter, maar ik pleit voor de TU/e als norm.’
34
35
agenda/
Arjeh Cohen (1949), hoogleraar Discrete Wiskunde, voormalig decaan faculteit Mathematics and Computer Science, voormalig hoofd van de Graduate School, bestuursvoorzitter onderzoekschool EIDMA en van Stichting Computer Algebra Nederland; als adviseur/redacteur betrokken bij spin-off bedrijf SOWISO. Houdt zijn afscheidsrede op 28 maart 2014.
[email protected]@tue.nl
Tekst Enith Vlooswijk foto Bart van Overbeeke
december
12
Symposium - EnergyDay over klimaatverandering
In het kader van de EnergyDays worden nieuwe inzichten in de klimaatwetenschap besproken en bediscussieerd door Wim van der Zande (Radboud Universiteit), Peter Kuipers Munneke (Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht), Caroline Katsman (KNMI) en Henk Brinkhuis (Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, NIOZ). Toegang is gratis. Voertaal is Engels. Registeren via:
[email protected]. Tijd: van 13.30 - 17.20 uur • Plaats: Grand café De Zwarte Doos, TU/e-campus Meer info: www.tue.nl/energydays.nl
januari
10/11
Open dagen - Kennismakingsdagen vwo-leerlingen
Voor leerlingen uit 3, 4, 5 en 6 vwo zijn er aan de TU/e weer Open Dagen waarop de inhoud van de bacheloropleidingen en de beroepsmogelijkheden centraal staan. Onderwijsruimten en laboratoria kunnen bezocht worden. Op 14 en 15 maart zijn er nogmaals Open Dagen. Tijd: van 9.00 - 15.30 uur • Plaats: Auditorium, TU/e-campus Meer info: www.tue.nl/studeren
februari
11
Congres - Supply Chain Renaissance; human capital as a key enabler
In de afgelopen twintig jaar heeft het vakgebied Supply Chain Management zich enorm ontwikkeld. De complexiteit en flexibilisering van de systemen vragen in toenemende mate om betere uitwisseling van informatie. Waar vinden we de professionals die dit vakgebied verder ontwikkelen? Tijd: van 9.00 - 19.00 uur • Plaats: High Tech Campus Eindhoven. Meer info: www.escf.nl februari
16
Concert - Sprookjesconcert Philips Symphonie Orkest
Op het programma staat het sprookje van Roodkapje van Petterson, geschikt voor kinderen vanaf vijf jaar en verteld door Dieuwertje Blok. Voor TU/e-alumni is dit familieconcert gratis, mits aangemeld via Alumninet (geldt ook voor introducés). Er is een beperkt aantal kaarten beschikbaar voor alumni, dus wees er snel bij. Op de dag zelf zijn nog kaarten te koop aan de kassa voor 10 euro. Kinderen hebben gratis toegang. Tijd: vanaf 12.00 uur • Plaats: Auditorium, TU/e-campus april
12
Alumnidag - Thema ‘Smart Mobility’
Op zaterdag 12 april vindt de jaarlijkse Alumnidag van de TU/e plaats. Dit jaar is het thema Smart Mobility, één van de drie strategic areas van de universiteit. Presentaties over onder meer ‘Cargo Hitching’, ‘Autonoom rijden’ en natuurlijk Stella, de succesvolle solarwagen de TU/e, maken deel uit van het programma. U kunt een testritje in een Twizzy of een Tesla maken. Uiteraard is er voldoende tijd om bij te praten met mede-alumni. Tijd: van 12.00 tot 18.00 uur Plaats: Auditorium, TU/e-campus Meer info: www.tue.nl/alumni
/gesteld ‘Economic stimulus, for example less income tax within a certain period of time after graduation, should promote students to study engineering.’ Stelling bij het proefschrift ‘Direct Propene Epoxidation over Gold-Titania Catalysts’ van Jiaqi Chen
‘To dance a beautiful tango, the moves are the least important.’ Stelling bij het proefschrift ‘Co-Constructing Stories Exploring Early Design Concepts with Users’ van Derya Özçelik Buskermolen
‘Good ideas develop from looking outside your window, not from looking at your computer screen.’
Droom
In de jaren tachtig hield ik me onder andere bezig met algoritmische wiskunde. In die tijd kreeg ik de gedachte dat het mooi zou zijn wiskunde op de computer te doceren en te lezen op meer intuïtieve wijze. Dat de wiskunde die je opschrijft direct wordt verwerkt door de computer. Ik wilde de wiskunde met een programma tot leven laten komen, zodat deze voor elke lekenlezer toegankelijk zou zijn. Dat was mijn droom in die tijd.
Voldoening Internet Ik ben decaan geweest, heb zowel bestuurlijk werk als wiskundig onderzoek gedaan. Wanneer je een wiskundige stelling bewijst die voor de eeuwigheid in de literatuur blijft bestaan, dan geeft dat veel voldoening. Daarmee vergeleken is dat bestuurlijke papierwerk veel vluchtiger. Natuurlijk kijk ik ook met tevredenheid terug op die bestuurlijke taken, maar dat haalt het toch echt niet bij die wetenschappelijke voldoening.
Stelling bij het proefschrift ‘Don’t just fix it, make it better!’ van Gielis van der Heijden
Stelling bij het proefschrift ‘Spins in Organic Semiconductors’ van Paul Janssen
Stelling bij het proefschrift ‘Surface Steam Sterilization: Stema Penetration in Narrow Channels’ van Joost van Doornmalen
‘In een democratie is een mening belangrijker dan kennis. Het is daarom essentieel dat die mening gevoed wordt door kennis.’ Stelling bij het proefschrift ‘Power Play’ van Else Veldman
Het duurt altijd vijftien tot twintig jaar voordat een techno logie echt raakt ingebed in een samenleving. Dat zie je ook bij interactieve media. Concepten als computerwiskunde en e-reader bestaan al tientallen jaren, maar sloegen niet aan. Eind jaren zeventig experimen teerde een collega in Twente met computer-gestuurd onder wijs. Er stonden monsters van schermen in de zaal te trillen en de inhoud was saai, veelal gedrukte tekst aangevuld met multiple choice testen. Inmiddels is de hardware verbeterd en de inhoud veel rijker. Door die technische rijping nemen e-readers en interactieve wiskunde nu een vlucht.
Familie
‘Duurzame groei in een oxymoron.’ ‘Tegenwoordig is het deelnemen aan een vergadering met een slechte voorzitter een dure manier om je email af te werken.’
We kregen subsidie voor dat onderzoek en aan het eind daarvan, halverwege de jaren negentig, werd het internet ontsloten voor een groot publiek. Het is enorm fascinerend te zien wat dat voor gevolgen had op de maatschappij en op educatie. Mensen zijn in zekere zin veel autonomer geworden. Via sociale media kunnen ze eenvoudiger contacten leggen met anderen en de mogelijkheden om overal informatie vandaan te halen zijn enorm groot. Studenten kunnen zich drempelloos inschrijven voor internetcolleges en zijn voor hun opleiding veel minder afhanke lijk van gevestigde leerinstituten. Die ontwikkelingen had ik echt niet kunnen dromen.
Rijping
Op pagina 2 forward /met Kees Dorst
Een aantal jaren geleden ben ik begonnen met een standaardtaal voor interactieve wiskunde. Dat leidde uiteindelijk tot een spin-off, SOWISO, die educatieve software voor exacte vakken aanbiedt. Dat bedrijf is in de familie gebleven, want mijn zoon is een van de oprichters. Ik zelf werk er nu een dag in de week. Na mijn afscheid bij de TU/e word ik bezoekend hoogleraar in Sydney, ik werk nog aan een boek, heb verschillende huizen te vertimmeren en ik heb drie kleinkinderen die bijzonder inspirerend zijn. Ik hou me dus best nog even bezig.
Autonoom rijden v.a. 1912
36
nr.7 december 2013 / MAGAZINE VAN de
Tekst Jan Wouters foto TNO
1912 Cadillac voert voor het eerst een auto met een elektrische starter uit.
Google, Tesla, Mercedes en nog veel meer bedrijven zijn druk in de weer met de autonoom rijdende auto. De voorspellingen wanneer op dit vlak de revolutie gaat plaatsvinden, variëren van 2017 tot 2030. Autonoom rijden startte eind 19de eeuw al met de automatisering en elektrificering van de auto. Met het voortdurend afnemen van bestuurderstaken kun je het beschouwen als een evolutionair proces. Het reduceert files en ongevallen en is beter voor het milieu. Aan de TU/e krijgt het vanaf 2008 echt vorm met allerlei innovatieve toepassingen en volgsystemen. Terwijl men al vanaf begin jaren tachtig actief is met de elektrische auto.
1926 Een auto van het merk Chandler rijdt zonder bestuurder door New York. Hij wordt bestuurd met behulp van radiografische signalen vanuit een auto erachter. 1939 Oldsmobile biedt een auto aan met een volledig automatische versnellingsbak.
1948 Ingenieur Ralph Teetor vindt cruise control uit.
1966 Een mechanisch antiblokkeersysteem zit op de vierwielaangedreven Jensen FF.
1980 – 1983 Aan de TU/e bouwt men een Volkswagen Golf om naar een elektrische auto. 1995 Cruise control regelt bij de Mitsubishi Diamante automatisch de afstand tot de voorliggende auto en in de Mercedes Sklasse zit voor het eerst ESP (Electronic Stability Program).
2004 Eerste wedstrijd autonoom rijden in de woestijn tussen California en Nevada: DARPA.
2008-2010 TU/e ontwikkelt een actieve cabinevering voor trucks.
2013 TU/e past actieve monitoring van het energieverbruik toe in de Lupo.
2003 De Toyota Prius heeft als eerste auto een automatisch parkeersysteem.
2009 TU/e pakt samen met TNO de eerste Cooperative Adaptive Cruise Control (CACC)-testen op.
2013 Toyota ontwikkelt voetgangersdetectie met stuuringreep.
2001 De Nissan Cima kan optioneel worden uitgerust met een lane-keeping support systeem.
2009-2010 TU/e bouwt een Volkswagen Lupo 3l om naar een elektrische auto.
2011 TU/e neemt met een DAF-vrachtwagen deel aan de Grand Cooperative Driving Challenge. In de Lupo wordt met behulp van een camera autonoom sturen tijdelijk ingebouwd.
2012 Nevada geeft Google toestemming om autonoom rijdende auto’s te testen op openbare wegen. TU/e test een zelf ontwikkeld camera-gebaseerd volgsysteem van een voorligger.
2011 Invoering van een standaard voor mobiele draadloze communicatie: ITS G5, daarmee is de basis gelegd voor toekomstige systemen zoals CACC.
2011 Promovendus Bart Gysen ontwikkelt een elektromagnetische wielvering.