Stefanie Spoormans
FOTOGRAFIE
INHOUD
Inleiding
3
Geschiedenis van de fotografie
5
Kleur en licht
7
Sluitertijd
12
Opnamestandpunt
13
Tegenlicht
18
Close-ups
19
De veranderende dag
23
Neem een kijkje in de wereld van de fotografie! 2
INLEIDING Fotografie neemt als praktische hobby
bijna overal ter wereld zo’n belangrijke plaats in dat het bezit van een fototoestel als iets vanzelfsprekends wordt beschouwd. In het digitale tijdperk geldt dat meer dan ooit. Hoewel videocamera’s populair zijn, geven verreweg de meest mensen de voorkeur aan een stilstaand, geprint beeld. Dat komt wellicht doordat een foto in een portefeuille of handtas meegenomen kan worden. U kunt hem inlijsten en aan de muur hangen of op een bureau zetten als een blijvende herinnering aan een gebeurtenis of aan een persoon die belangrijk is in iemands leven. Omdat het beeld is vastgelegd en zorgvuldig kan worden bekeken dienen belichting, compositie en onderwerp van foto’s zoveel beter te zijn. Dankzij de hedendaagse technologie is het nooit eerder zo gemakkelijk geweest om de technische aspecten van deze elementen te beheersen. Net als met alle technologie kan de camera echter ook worden misleid, en dan kan het resultaat afwijken van wat u voor ogen had. Digitale camera’s hebben een extra dimensie toegevoegd. Omdat u tijdens het fotograferen in uw beelden kunt ingrijpen in belichting, compositie en uitsnede, moet het mogelijk zijn om altijd een perfecte foto te maken.
3
GESCHIEDENIS VAN DE FOTOGRAFIE Het woord fotografie komt van de Griekse
woorden foto’s en grafein. Fotos betekent van het licht en grafein betekent schrijven, dus foto’s en grafein betekent schrijven met het licht. De eerste ‘foto’s’ waren fotogrammen (afdrukken van voorwerpen zonder gebruik van een camera). Rond 1802 lukte het om afdrukken van voorwerpen op papier vast te leggen dat met zilvernitraat was geprepareerd. Deze foto’s waren echter korte tijd houdbaar. Pas toen men een fixeermethode ontdekte, kon het eigenlijke fotograferen beginnen. In 1826 wist de Fransman J.N. Nièpce voor het eerst met een camera een positief beeld vast te leggen. De belichtingstijd was acht uur! Poseren voor zo’n foto was dus niet zo leuk als je zolang stil moest zitten.
Sommige fotografen hadden zelfs klemmen voor je hoofd, benen en armen, want als je bewoog, was de hele foto mislukt. In 1837 ontwikkelde L.J.M. Daguerre een methode om beelden op zilverplaten vast te leggen en de belichtingstijd te verkorten. Deze eerste foto’s worden daguerreotype genoemd. Daarna ontwikkelden diverse fotografen nieuwe procédés om betere beelden in kortere tijden vast te leggen. De foto’s werden echter nog steeds opgenomen op beeldplaten. Pas in 1888 werd door Kodak de rolfilm ontwikkeld, waardoor minder grote camera’s nodig waren. Daardoor werd de fotografie steeds toegankelijker voor iedereen. In de loop van de twintigste eeuw werden de technieken verfijnd, wat leidde tot de kleurenfotografie, de directklaarfotografie en de digitale fotografie.
De allereerste foto van J.N. Nièpce
6
KLEUR EN LICHT Omdat we het als vanzelfsprekend be-
schouwen, letten velen van ons bij het fotograferen nooit echt goed op het licht. Natuurlijk kijken we of er voor onze film genoeg licht is om het beeld te registreren. Zo niet, dan gebruiken we de flitser of een andere kunstlichtbron. Slechts zelden is er echter zo weinig licht dat fotograferen onmogelijk is. Waar we meer rekening mee moeten houden dan de aanwezige hoeveelheid licht, is de kwaliteit daarvan. Hoewel we daglicht ervaren als ´wit licht` is het feitelijk samengesteld uit alle verschillende kleuren van de regenboog op het spectrum, lopend van rood naar violet met daartussen oranje, geel groen, blauw en indigo. Deze kleuren stoppen uiteraard niet abrupt naast elkaar. Ze zijn te verdelen in drie hoofdgroepen: rood, groen en blauw. Als we met gelijke intensiteit op delzelfde plaats zouden projecteren, zou het resultaat wit zijn. De hele dag door verandert het karakter van het licht. Op een heldere dag kan de zon bij opkomst tamelijk roof zijn, oftewel warm van kleur. Datzelfde geldt voor s´avonds. Maar midden op de dag, als hij op het hoogst staat, is het licht koeler of blauwer. Fotograferen bij zonsondergang, wanneer het licht warmer is, kan heel suggestieve resultaten opleveren en de zweem rood zorgt voor een aangename sfeer. Fotograferen onder een bewolkte lucht kan daarentegen koude en uiterst saaie beelden opleveren.
7
Net zoals de verandering van kleur op de verschillende momenten van de dag op film zal worden gereproduceerd, gebeurt dat ook met de verandering van de schaduw. Als we naar een foto kijken waarop de schaduwen hard zijn en het belangrijkste deel van de foto verdoezelen, dan boeit hij ons niet en zullen we hem snel vergeten. Aan het begin en eind van de dag zijn schaduwen lang. Midden op de dag, wanneer de zon op zijn hoogst en felst is, zijn ze kort. Als het contrast tussen licht en schaduw te groot is, zullen sommige delen van de foto erg donker en de details verdoezeld zijn. Sommige delen zijn zo licht dat elke tekening ontbreekt. Onze ogen kunnen zich vaak aanpassen aan deze contrastvariatie, maar de camera niet. Begrijpen hoe licht op de film inwerkt, hoe kleur is samengesteld en wordt vastgelegd en zien hoe lang of kort een schaduw zal zijn, dit zijn waarschijnlijk de eerste en belangrijkste stappen naar het ontdekken van goede foto´s.
SLUITERTIJD Op veel camera’s, met name de goedko-
pere, is het niet mogelijk om de sluitertijd te veranderen. Op de duurdere modellen zal de mogelijkheid om de snelheid te wijzigen enorm bijdragen aan de creativiteit van de fotograaf. Op de meeste camera’s met deze voorziening zullen de tijden ongeveer variëren van 1 seconde tot 1/1000 seconde. Door het instellen van de sluitertijd bepaalt u hoeveel licht er via de lens op de film komt. Als u een lange sluitertijd instelt en een racewagen rijdt voorbij over een autocircuit en zodra hij voor de lens is, drukt u af. Als resultaat zal de wagen gevlekt zijn en alle details zullen verloren gaan, terwijl vooren achtergrond scherp zijn. Als u een korte sluitertijd instelt zal de auto scherp zijn en alle details zijn zichtbaar. Hetzelfde geldt voor de voor- en achtergrond. Een korte sluitertijd zal de beweging ‘bevriezen’, een lange tijd doet dat niet. Het probleem hier is dat de actie zo sterk is bevroren dat het moeilijk is te zeggen of de wagen wel of niet beweegt. Door gebruik te maken van een langere sluitertijd en de camera mee te bewegen kan de wagen scherp worden gehouden en raakt de achtergrond gevlekt. Dat geeft een veel betere suggestie van snelheid en beweging. Foto van een voorbij rijdende auto, gemaakt met een lange sluitertijd. 12
OPNAMESTANDPUNT Voor veel mensen kan fotograferen een
gehaaste bezigheid zijn en uit de resultaten blijkt dan dat er heel weinig aandacht is besteed aan de keuze van het best mogelijke opnamestandpunt. In plaats van om het object heen te bewegen, om de mogelijkheden vanuit een andere hoek te onderzoeken, te bukken voor een lager standpunt of te klimmen voor een hoger standpunt, blijven ze staan op de plaats waar ze voor het eerst beseften dat iets de moeite waard was om te fotograferen. Soms maken ze de foto zelfs uit het raam van de auto en hopen er het beste van. Het excuus schijnt te zijn dat, omdat ze het object niet kunnen verplaatsen, zij niets kunnen veranderen aan de uiteindelijk compositie van de foto. Indien het object, zoals een gebouw of
13
boom, een vaste positie heeft, dan is uw enige optie alle beschikbare standpunten te onderzoeken. Neem de tijd en wees geduldig. Als u door de camerazoeker kijkt, onthoud dan de volgende punten. Vult het object het beeld? Zo niet, wordt het effect van het object verkleind door ongewenste details? Misschien kunt u beter dichterbij komen of een standpunt zoeken van waaruit u een ander detail kunt gebruiken om het oog naar het belangrijkste deel van het beeld te leiden, zodat het niet verloren gaat in de achtergrond. Moet het object beslist midden in het beeld staan? Zonder zelfs maar uw voeten te verplaatsen kan de opname worden verbeterd door het belangrijkste object iets naar één kant van de compositie te verschuiven. U kunt dat
doen door de camera te draaien of misschien door te bukken voor een lager opnamestandpunt. In het onwaarschijnlijke geval dat u neemt dat alle potentiële standpunten zijn uitgeput, bedenk dan dat de tijd van de dag, als de zon in een andere positie staat, een overigens alledaags beeld dramatisch kan beïnvloeden. Aan het begin en eind van de dag kan de zon uw object naar voren halen terwijl andere delen van het beeld in de schaduw liggen. Door vooruit te plannen kunt u zorgen voor het beste opnamestandpunt om van dit licht gebruik te maken. Als u een persoon fotografeert is uw taak eenvoudiger omdat u hem of haar kunt verplaatsen. Daarom is het verrassend om zoveel foto’s te zien waarop een boom, lantaarnpaal of iets anders storends uit
iemands hoofd lijkt te groeien. Of waarbij het gekozen standpunt zo ver weg is dat het belangrijkste object in de horizon verloren gaat of wordt omgeven door ongewenste details. Door het standpunt dichterbij te kiezen kunt u het object ook gebruiken om ongewenste details te verbergen. Een van de grootste valkuilen in de fotografie is een poging om zo veel mogelijk op de foto te krijgen. Veel fotografen maken die fout, wat resulteert in ongewilde details waardoor de essentie van het beeld, dat met het blote oog wordt gezien, verloren is gegaan.
14
TEGENLICHT Sommige van de beste en meest effect-
volle foto’s kunt u maken door tegen het licht in te fotograferen. Die methode wordt wel contre-jour genoemd en wordt door veel beroemde fotografen toegepast. Het belangrijkste punt waarop u bij dit soort opnamen moet letten is de juiste belichting. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar als u op de ingebouwde belichtingsmeter vertrouwt, zullen de opnamen worden onderbelicht en als uw object bijvoorbeeld een persoon is, kan die als silhouet op de afdruk verschijnen. Veel camera’s hebben een tegenlichtinstelling die in deze situatie compenseert door meer te belichten dan normaal gesproken het geval zou zijn. Als alternatief kan er een programmeerstand zijn voor verschillende situaties, met inbegrip van tegenlicht. Als u met tegenlicht fotografeert, kunt u ook de invulflits gebruiken. Dat vergt zekere mate van experimenteren, maar zal na verloop van tijd uitstekende resultaten opleveren. Als uw camera deze instelling niet heeft of u geen flitser bij zich heeft, dan is het misschien mogelijk om met een reflectiescherm licht terug te kaatsen in het gezicht van het model. Dat hoeft niet perse een professioneel scherm te zijn, het kan vrij gemakkelijk worden geïmproviseerd met een witte handdoek of een andere lichtgekleurd materiaal. Als u met tegenlicht fotografeert, maakt u waarschijnlijk de meest effectvolle landschappen, als er een bepaalde hoe-veelheid water in beeld is, zoals de zee of een meer. Dat komt doordat het water
krachtige glanslichten en gedetailleerde schaduwen produceert. In tegenstelling tot bij het fotograferen van mensen, kan de belichting in deze situaties het beste op de lichte gedeelten worden ingesteld. Die methode voegt drama en sfeer toe. Bestudeer bij tegenlichtopnamen het object zorgvuldig en probeer het vanuit verschillende standpunten te bekijken. Het is verrassend hoe enkele meters verplaatsing naar links of rechts de sfeer volledig kunnen veranderen dankzij de verkleining of vergroting van de hoeveelheid tegenlicht. Bedenk ook dat de zon in de vroege morgen of in de avond veel lager staat dan midden op de dag. Dat betekent dat hij recht in de lens kan schijnen en dan een lichtvlek veroorzaakt die uw opnamen kan bederven. Om dat te voorkomen zult u het zonlicht moeten afschermen met een zonnekap. Bij erg felle zon is een zonnekap misschien niet eens voldoende, wellicht zult u dan iets groters boven de lens, moeten houden, zoals uw eigen hand of die van een ander.
18
CLOSE-UPS Close-ups zijn fascinerend. Er is iets boei-
ends aan een object dat zodanig wordt vergroot dat de structuur een nieuwe dimensie aanneemt. Soms resulteert die vergroting in een abstracte vorm en ontstaan patronen waarvan de eigen schoonheid al een print waard is. In andere gevallen toont de vergroting ons tere details die voor het blote oog onzichtbaar zijn. Het beste kunt u een macro-lens gebruiken. Daarmee kunt u het object naderen tot 30 - 50 cm. Strikt genomen moet u een object met een macro-lens op ware grootte kunnen fotograferen. Om nog dichterbij te komen zult u tussenringen of een balgapparaat moeten gebruiken. Indien u die niet op uw camera kunt monteren, dan kunt u een close-uplens nemen. Die past net als een filter voor op de lens. De optische kwaliteit is echter niet geweldig en als u niet met een eenoogreflex werkt, zult u moeilijkheden hebben om nauwkeurig scherp te stellen en een grotere parallaxcorrectie moeten toepassen dan de correc-
19
tiemerktekens in de zoeker aangeven. Wanneer u van zo dichtbij fotografeert, is de scherptediepte minimaal. Als een object, zoals een insect of klein reptiel beweegt, dan kunt u het beste met een klein diafragma fotograferen. Dat geeft u de grootste mogelijke scherptediepte en de grootste ruimte om het belangrijkste detail scherp te krijgen. Waarschijnlijk is het gemakkelijker om de lens zo scherp mogelijk te draaien en vervolgens de camera vooren achterwaarts te bewegen totdat het object scherp in beeld is en dan de opname te maken. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij u slechts één enkel punt van het detail scherp wilt hebben. Gebruik in dat geval een groot diafragma en bij voorkeur een of andere ondersteuning voor de camera, zoals een statief, om hem stabiel te houden zodat het punt van scherpte vastligt. Welke manier van scherpstellen of werk diafragma u ook kiest, zorg ervoor dat de lens geen schaduw veroorzaakt op het object.
DE VERANDERENDE DAG Daglicht verandert snel. Naarmate de zon klimt en weer ondergaat, zijn de verschillen in de schaduwpatronen en de veranderende kleurzwemen verbazingwekkend. De verschillen zijn het extreemst gedurende zonsopkomst en - onderdag, waarbij de lucht per minuut van kleur lijkt te veranderen. Om volledig profijt te hebben van deze veranderingen moet de fotograaf snel nadenken. Geen twee dagen zijn hetzelfde en een zonsopkomst die u vandaag laat schieten zal morgen niet hetzelfde uitzien. Daarmee rekening houdend zult u vaak voor zonsopkomst moeten opstaan, omdat de kleuren van de lucht juist dan subtiel veranderen. Alleen als u in een gebied leeft waar het weer redelijk voorspelbaar is, kunt u
23
met enig vertrouwen vooruit plannen. In noorderlijke landen kan de heldere, nevelvrije zonsopkomst van de ene op de andere dag gevolgd worden door mist. Zelfs dat soort licht kan onder bepaalde omstandigheden echter bruikbaar zijn, wat maar weer aantoont dat er geen vast- staande regels zijn. Veel aansprekende foto’s werden gemaakt onder de ongunstige omstandigheden. Na zonsondergang ondergaat de lucht zijn snelste veranderingen, en nogmaals, wat vandaag een oranje of rode zonsondergang is, kan morgen qua kleur veel koeler zijn. Bij het fotograferen van zonsopkomst en -ondergang zal een statief van onschatbare waarde blijken.