Startnotitie 3 decentralisaties Oost Gelre
0
Augustus 2013
Inhoudsopgave 1. Inleiding ...................................................................................................................................................... 2 1.1 Aanleiding ....................................................................................................................................... 2 1.2 Doel van deze startnotitie.............................................................................................................. 2 2. Uitgangspunten gemeente Oost Gelre .................................................................................................... 3 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................ 3 2.2 Regionale afspraken ........................................................................................................................ 3 2.3 Strategie gemeente Oost Gelre..................................................................................................... 3 2.4 Themabijeenkomst raad van 23 april 2013 .................................................................................. 4 3.1 AWBZ/ Wmo ..................................................................................................................................... 5 3.1.1 Inleiding.................................................................................................................................. 5 3.1.2 Doelstelling en resultaat....................................................................................................... 5 3.1.3 Wettelijk kader ....................................................................................................................... 5 3.1.4 Beslismomente en risicofactoren ....................................................................................... 5 3.1.5 Financieel kader .................................................................................................................... 5 3.1.6 Regionale samenwerking ..................................................................................................... 6 3.2 Jeugdzorg ......................................................................................................................................... 6 3.2.1 Inleiding.................................................................................................................................. 6 3.2.2 Doelstelling en resultaat....................................................................................................... 6 3.2.3 Wettelijk kader ....................................................................................................................... 7 3.2.4 Beslismomente en risicofactoren ....................................................................................... 7 3.2.5 Financieel kader .................................................................................................................... 7 3.2.6 Regionale samenwerking ..................................................................................................... 7 3.3 Participatiewet.................................................................................................................................. 7 3.3.1 Inleiding.................................................................................................................................. 7 3.3.2 Doelstelling en resultaat....................................................................................................... 7 3.3.3 Wettelijk kader ....................................................................................................................... 8 3.3.4 Beslismomenten en risicofactoren ..................................................................................... 8 3.3.5 Financieel kader .................................................................................................................... 8 3.3.6 Regionale samenwerking ..................................................................................................... 9 4. Visie gemeente Oost Gelre op hoofdlijnen ........................................................................................... 10 4.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 10 4.2 Sturingsmodel ................................................................................................................................ 10 4.3 Toegang .......................................................................................................................................... 11 4.4 Persoonsgebonden budget (PGB) ............................................................................................... 12 4.5 Regionale samenwerking .............................................................................................................. 13 4.6 Iets terug doen voor de samenleving in ruil voor een uitkering (wederkerigheid) ................. 14 5. Organisatie ............................................................................................................................................... 15 5.1 Programmateam 3 decentralisaties Oost Gelre.......................................................................... 15 5.2 Organisatie regionale samenwerking .......................................................................................... 15 5.3 Tijdspad .......................................................................................................................................... 15 5.4 Financiën ........................................................................................................................................ 16 5.5 Communicatie ................................................................................................................................ 16 Bijlage: Resultaten themabijeenkomst van de raad van 23 april 2013 .................................................. 17
1
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De komende tijd staan gemeenten grote veranderingen te wachten. Taken die nu nog thuishoren bij het Rijk en de provincie komen vanaf 2015 naar de gemeenten. Deze overheveling noemen we: decentralisaties (of transities) in het sociale domein. Concreet gaat het om de AWBZ/ Wmo (begeleiding en persoonlijke verzorging), de Jeugdwet (jeugdzorg) en de Participatiewet (re-integratie en inkomen). AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) / Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) De gemeente krijgt vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheden voor het ondersteunen van mensen met een beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de begeleiding van mensen met een psychiatrische ziekte of de dagbesteding van verstandelijk gehandicapten. Ook de ouderenzorg verandert ingrijpend. Ouderen blijven straks zo lang mogelijk thuis wonen. Gemeenten krijgen daarbij de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en persoonlijke verzorging als taak. Jeugdzorg Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle hulp voor minderjarigen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de geestelijke gezondheidszorg (jeugd GGZ), de licht verstandelijk beperkten (jeugd LVB), het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, de kindertelefoon, pleegzorg, de gesloten jeugdzorg, de jeugdreclassering en de jeugdbescherming. Participatiewet Het kabinet wil de Wet werk en bijstand (Wwb), Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) samenvoegen tot één nieuwe wet: de Participatiewet. De invoering is gepland op 1 januari 2015. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan. Op dit moment zijn gemeenten alleen verantwoordelijk voor de Wwb en Wsw (via Sociaal werkvoorziening (SW)-bedrijven zoals Hameland). De Wajong ligt bij het UWV. Met het overhevelen van deze taken kort het Rijk tegelijkertijd het beschikbare budget voor de gemeenten. Je kunt dit zien als een knelpunt, maar je kunt het ook zien als een kans om het anders in te regelen. Een belangrijk uitgangspunt voor ons hierbij is om de 3 decentralisaties zoveel mogelijk gezamenlijk op te pakken, omdat er heel veel samenhang te vinden is (zie ook het plaatje hieronder).
Dus om de taken goed over te kunnen nemen, werken we aan een nieuwe, integrale aanpak. 1.2 Doel van deze startnotitie Het belangrijkste doel van de startnotitie is om te bepalen binnen welke kaders we als gemeente de nieuwe, integrale aanpak van de op ons afkomende werkzaamheden moeten vorm geven (visie op hoofdlijnen). Daarbij wordt in deze startnotitie ook de organisatiestructuur aangegeven, waarmee we deze visie kunnen uitvoeren. 2
2. Uitgangspunten gemeente Oost Gelre 2.1 Inleiding De uitgangspunten komen voort uit regionale afspraken, de algemene strategie van de gemeente Oost Gelre voor de komende jaren en een themabijeenkomst van de raad over de decentralisaties. Per onderdeel worden de uitgangspunten op een rijtje gezet. 2.2 Regionale afspraken Regionale samenwerking werpt veel vruchten af. Logisch dus dat de gemeenten in de Achterhoek ook de enorme taakuitbreiding die de decentralisaties met zich meebrengt, samen oppakken. De Achterhoekse gemeenten hebben in de notitie ‘De Achterhoekse kaderstelling voor het maatschappelijk domein’ hiervoor al de volgende gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd. • • • • • • • • • •
De burger in zijn omgeving als vertrekpunt. Versterken van de eigen kracht van mensen, het gezinssysteem en/of het sociaal netwerk. De belangen van mensen prevaleren boven die van systeemwerelden. Preventie en laagdrempelige vormen van ondersteuning worden versterkt. De toegang tot alle maatschappelijke ondersteuning is lokaal, integraal en laagdrempelig vormgegeven. Een enkelvoudige vraag krijgt een enkelvoudige aanpak, voor meervoudige vragen is uitgebreide vraagverheldering en zorgcoördinatie noodzakelijk. Inzet van generalisten om het beroep op specialisten terug te dringen. Het doel van de intergemeentelijke samenwerking is een win-winsituatie voor meerdere partijen. Het nieuwe systeem voor het maatschappelijk domein wordt gebouwd voor 90% van de gevallen. Uitwerking binnen de gegeven financiële kaders van nieuwe maatregelen in het maatschappelijk domein.
Deze uitgangspunten zijn de afgelopen maanden door de gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk vastgesteld. De gezamenlijk opgestelde visie is een richting gevend kader. Het Achterhoekse portefeuillehoudersoverleg Sociaal heeft 20 juni een werkbijeenkomst gehad, waarbij beleidskeuzes die op basis van deze visie gemaakt moeten worden verder zijn besproken. Een uitwerking van deze beleidskeuzes zal in het najaar aan de lokale colleges worden voorgelegd. 2.3 Strategie gemeente Oost Gelre Op 9 juli 2013 is de ‘Strategie gemeente Oost Gelre, samen aan de slag in andere tijden’ door de raad vastgesteld. Deze strategie is tot stand gekomen met behulp van input uit meerdere bijeenkomsten met bewoners en organisaties. Voor de 3 decentralisaties zijn uit deze strategie de volgende stukken van belang. Kernwaarden In de ‘Toekomstvisie 2020’ staan de onderstaande kernwaarden voor de gemeente Oost Gelre genoemd: • • •
Aandachtig, omdat we dienstverlenend zijn voor interne en externe klanten en hen willen helpen. Uitnodigend, omdat we open staan voor de samenleving en voor andere organisaties. Eerlijk, omdat we aangeven wat we wél en niet kunnen en werken vanuit onze professionaliteit.
Deze kernwaarden zijn ook bij het vormgeven van de aanpak van de 3 decentralisaties van belang. Gemeente Oost Gelre behoudt de regie en weegt de belangen van de verschillende partijen We willen de regierol voeren waar dit kan en faciliteren daarin. We moeten steeds zoeken naar samenwerking en afstemming met elkaar, daar waar wij als gemeente nodig zijn. Zaken waarbij de gemeente niet nodig is, laten wij over aan de burger en volgen we op afstand. Wanneer burgers en groepen zich niet kunnen redden, moeten wij als overheid een helpende hand bieden. Zorgen voor elkaar als aanvulling van de professionele zorg We zien modern naoberschap en mantelzorg als een belangrijke aanvulling op de professionele zorg, maar niet als een vervanging of mogelijkheid om besparingen op de zorg door te voeren. We zetten ons in om samen met maatschappelijke organisaties vraag en aanbod van zorg optimaal op elkaar af te stemmen om zo de zorg ook op termijn betaalbaar te houden. Maatwerk is hierbij het sleutelwoord.
3
Nieuwe vormen van samenwerking We werken nu al op een prima manier samen met onze buurgemeenten. Maar de overheid alleen is niet meer de oplosser van alle problemen in de samenleving. Steeds meer wordt ook gebruik gemaakt van de kennis van ondernemers, onderwijs, zorginstellingen, dorpsbelangenorganisaties en corporaties. Voorstellen uit de “Strategie gemeente Oost Gelre, samen aan de slag in andere tijden” De raad heeft op 9 juli 2013 naast de Strategie Oost Gelre ingestemd met een aantal voorstellen uit deze strategie. De voor de 3 decentralisaties belangrijkste voorstellen zijn: • • •
een zelfstandige gemeente te blijven met een eigen ambtelijke organisatie die goed samenwerkt met haar buurgemeenten, andere overheden en de regio; onze werkwijze om meer te doen aan ‘overheidsparticipatie’ door te zetten; de drie decentralisaties te beschouwen als een onderdeel dat de komende tijd verder uitgewerkt wordt en hierbij uit te gaan van de ‘Achterhoekse kaderstelling voor het maatschappelijk domein’.
2.4 Themabijeenkomst raad van 23 april 2013 Op 23 april is er een bijeenkomst voor de raad geweest, waarbij belangrijke keuzes met betrekking tot de decentralisatie centraal stonden. Hierbij waren ook leden van de Wmo-, Wsw- en Wwb-raad aanwezig. De avond was gesplitst in een informatief deel, waarbij de 3 decentralisaties werden toegelicht en een interactief deel. Dit interactieve gedeelte bestond uit het behandelen van een aantal stellingen. Eerst werden deze stellingen besproken in 4 groepen, waarna middels de activiteit “Over de streep” iedereen individueel aan kon geven of ze eens of oneens waren met de stelling. Dit heeft geleid tot de volgende conclusies per stelling. Stelling 1: De gemeente draagt een deel van haar regierol over aan het burgerinitiatief (eigen kracht) Het merendeel geeft aan dat de gemeente de regierol moet houden. Onder voorwaarden kan deze deels door anderen worden ingevuld. Stelling 2: Inwoners mogen zelf al hun zorg inkopen (via persoonsgebonden budget (PGB)) Over het algemeen was iedereen zeer sceptisch over het PGB. Dat niet iedereen capabel genoeg is om de eigen regie over de zorg in eigen hand te houden en fraudegevoeligheid werden als belangrijkste redenen genoemd. Maar mocht het er toch komen (omdat de wet die keuze gewoon mogelijk maakt), dan daar individueel maatwerk van maken en een goede controle op verrichten. Stelling 3: De toegang tot de jeugdzorg, Wmo en werk en inkomen gaat via één loket De één loketgedachte werd door vrijwel iedereen wenselijk geacht, mits het te organiseren is. Verder zag men nog problemen bij het behoud van privacy en de drempel van mensen om naar het loket te gaan. Echter de meesten hadden wel het vertrouwen dat daar goede oplossingen voor komen. Stelling 4: In ruil voor een uitkering doe je drie dagdelen iets terug voor de samenleving. Wat doen voor de uitkering werd door vrijwel iedereen ondersteund. Hierbij dient volgens de meesten wel maatwerk geleverd te worden en er moet worden gewaakt voor mogelijke verdringing op de arbeidsmarkt. Een samenvatting van alle op- en aanmerkingen en uitkomsten per stelling staat in de bijlage bij deze startnotitie.
4
3. Informatie per decentralisatie 3.1 AWBZ/ Wmo 3.1.1 Inleiding Vanaf 2015 verdwijnen de functies begeleiding en persoonlijke verzorging uit de Awbz. Daarnaast wordt de toegang tot de uit de Awbz betaalde intramurale zorg beperkt. Mensen met een zorgvraag blijven langer zelfstandig wonen. Begeleiding en persoonlijke verzorging gaan onderdeel uitmaken van de nieuwe Wmo. 3.1.2 Doelstelling en resultaat De negen prestatievelden in de huidige wet worden vervangen door drie doelen: 1. het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld 2. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving 3. het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder) De voor gemeenten nieuwe functies: begeleiding en persoonlijke verzorging maken onderdeel uit van de nieuwe Wmo. Zij komen dus niet meer als aparte functies terug. 3.1.3 Wettelijk kader De huidige Wmo wordt aangepast. Prestatievelden worden vervangen door de drie bovengenoemde doelen. De gemeente moet zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en openbare ruimte, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen. 3.1.4 Beslismomenten en risicofactoren Beslismomenten De herziene wet wordt naar verwachting begin 2014 aan de Eerste Kamer voorgelegd. Lokaal moet er een herziene verordening opgesteld worden. De verwachting is dat er vanuit de VNG in het najaar 2013, vooruitlopend op de totstandkoming van de nieuwe wet, een concept modelverordening beschikbaar is. De lokale nieuwe verordening kan pas na goedkeuring en publicatie van de wet aan B&W en raad worden voorgelegd. Vooruitlopende hierop moeten o.a. beleidskeuzes gemaakt worden met betrekking tot de rol van de gemeente, toegang, persoons gebonden budget (PGB) en inzet op versterking voorliggende veld/relatie tussen voorliggende algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Risicofactoren • De krappe tijd tussen goedkeuring van de wet en de invoering. • Het principe van de kanteling moet toegepast worden op een nieuwe doelgroep en op een nieuwe vormen van ondersteuning: begeleiding en persoonlijke verzorging. Hier moet voldoende expertise voorhanden zijn binnen de gemeente en bij de uitvoerders. • De financiële besparingsopdracht naast de onduidelijkheid over de huidige nieuwe vormen van ondersteuning en de kosten daarvan. 3.1.5 Financieel kader Invoeringsgelden Het kabinet heeft in 2012 een bedrag van € 47,6 miljoen en in 2013 een bedrag van € 32,0 miljoen voor alle gemeenten beschikbaar gesteld via de algemene uitkering. Voor 2014 wordt dit een bedrag van € 37 miljoen. De middelen worden per gemeente verdeeld via een vast bedrag (25%) en een bedrag per inwoner (75%). Voor Oost Gelre komen de nu beschikbare invoeringsgelden met het oog op de ambtelijke voorbereidingen (b.v. voor ict–faciliteiten) dan uit op € 150.198,- over een periode van 3 jaren.
5
Rijksvergoeding (voor de uitvoering) vanaf 2015 In de septembercirculaire Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds (2013) wordt op historische basis inzicht geboden voor de nieuwe Wmo. Pas bij de volgende meicirculaire van 2014 wordt op basis van een objectieve verdeling voor beide taken een meer reële inschatting bekend gemaakt. 3.1.6 Regionale samenwerking Er is naast de algemene regionale samenwerking voor de 3 decentralisaties (nog) geen aparte samenwerking voor de decentralisatie van AWBZ/ Wmo. 3.2 Jeugdzorg 3.2.1 Inleiding Het huidige jeugdstelsel heeft een aantal belangrijke tekortkomingen: • • • •
financiële prikkels werken richting dure gespecialiseerde zorg tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd het kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten
Er is dus een omslag (transformatie) nodig in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar: 1. preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden (eigen kracht) van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk; 2. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; 3. eerder de juiste hulp op maat te bieden om het beroep op dure gespecialiseerde hulp te verminderen; 4. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’; door ontschotting van budgetten ontstaan meer mogelijkheden voor betere samenwerking en innovaties in ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen; 5. meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door vermindering van regeldruk; betrokken professionals die sociale netwerken in de omgeving van het gezin weten in te schakelen en die kunnen samenwerken met vrijwilligers en familieleden en hun kracht weten te benutten. 3.2.2 Doelstelling en resultaat Decentralisatie van alle jeugdhulp naar gemeenten schept bestuurlijke en financiële randvoorwaarden om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving. Deze doelstelling komt uit de ‘Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Jeugdwet’ van 1 juli 2013. Het beoogde resultaat wordt hieronder schematisch weergegeven. Huidige situatie: Jeugdgezondheidszorg Gemeentelijke opgroei- en opvoedondersteuning Gesloten jeugdzorg Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming\jeugdreclassering Jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg) Jeugd-vb (verstandelijke beperking) Begeleiding persoonlijke verzorging
6
Nieuwe situatie:
3.2.3 Wettelijk kader Het nieuwe jeugdstelsel wordt bekrachtigd in de Jeugdwet. Het wetsvoorstel is begin juli aangeboden aan de Tweede Kamer en de inwerkingtreding ervan is gepland op 1 januari 2015. 3.2.4 Beslismomenten en risicofactoren Beslismomenten: Najaar 2013: - de behandeling wetsvoorstel in Tweede en Eerste Kamer (landelijk) - het indienen van het regionaal transitiearrangement (regionaal, landelijke handreiking beschikbaar) - het opstellen van het plan van aanpak en het voorbereiden van de uitwerking (lokaal, landelijk ‘spoorboekje’ beschikbaar) 2014:
-
vaststelling meerjarig beleidskader 2015-2019 (lokaal) het opstellen van een uitvoeringsplan (lokaal) vaststelling verordeningen en beleidsregels (lokaal)
Risicofactoren • visie- en tempoverschillen tussen de samenwerkende gemeenten • onzekerheid over de kosten en beschikbare budget voor de uitvoering van de Jeugdwet • mogelijke vertraging in wetgevingsproces 3.2.5 Financieel kader Invoeringsgelden Voor de invoeringskosten voor de decentralisatie jeugdzorg is voor alle gemeenten in 2013 € 48 miljoen en in 2014 € 16 miljoen beschikbaar. Deze bedragen worden per gemeente verdeeld op basis van het aantal jongeren (2/3e deel) en een vast bedrag voor iedere gemeente (1/3e deel). Voor Oost Gelre komen de nu beschikbare invoeringsgelden dan uit op € 66.539, gerekend over 2 jaren. Rijksvergoeding (voor de uitvoering) vanaf 2015 De verdeling van het beschikbare budget voor 2015 vindt plaats op basis van historische gegevens over het gebruik van jeugdzorg op gemeentelijk niveau. Voor Oost Gelre is hiervoor in de meicirculaire van 2013 een voorlopig budget geraamd van iets minder dan € 6 miljoen. Vanaf 2016 wordt een objectief verdeelmodel geleidelijk ingevoerd. 3.2.6 Regionale samenwerking In het wetsvoorstel is opgenomen dat gemeenten moeten samenwerken, bijvoorbeeld als het gaat om zeer gespecialiseerde zorg. Wij geven deze samenwerking vorm met de andere Achterhoekse gemeenten. Eén van de taken die regionaal opgepakt wordt, is het opstellen van een transitiearrangement. Het regionale transitiearrangement is met name een overzicht van gemaakte afspraken tussen gemeenten, zorgaanbieders en financiers en geeft inzicht in de wijze waarop iedere regio omgaat met de volgende punten: • • •
De continuïteit van zorg realiseren. De hiervoor benodigde infrastructuur realiseren. De frictiekosten als gevolg van de transitie per 1-1-2015 beperken.
3.3 Participatiewet 3.3.1 Inleiding Mensen met een bijstandsuitkering en gedeeltelijk arbeidsgeschikten vinden vaak moeilijk werk. Met de Participatiewet wil het kabinet hen helpen weer mee te doen in de samenleving. De inhoud van de wet wordt nog uitgewerkt. 3.3.2 Doelstelling en resultaat Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen (participeren) in de samenleving. De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Er is straks dus 1 regeling voor iedereen die in staat is om te werken. Voor mensen die helemaal niet kunnen werken, blijft er een sociaal vangnet in de vorm van een bijstandsuitkering. De Participatiewet moet wel voorkomen dat mensen in dit vangnet blijven.
7
3.3.3 Wettelijk kader Over de invulling van de Participatiewet heeft het kabinet nadere afspraken gemaakt in het sociaal akkoord. Ter uitwerking daarvan heeft de staatssecretaris mevrouw Klijnsma, op 27 juni 2013 een brief naar de Tweede kamer gezonden. De nieuwe wet gaat vooral het volgende inhouden: Wajong • De Wajong is er vanaf 1 januari 2015 alleen voor mensen die volledig en duurzaam niet kunnen werken. • Iedere 5 jaar komt er een herkeuring. • Mensen die geen recht hebben op een Wajong-uitkering, kunnen naar het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf helpt deze mensen op weg naar werk. Zij komen in dienst bij de gemeenten. De gemeente verzorgt zo nodig een uitkering op bijstandsniveau. • Ook mensen die al een Wajong-uitkering hebben, worden herkeurd. Iedereen die kan werken (arbeidsvermogen heeft) kan bij de gemeente terecht voor een uitkering op bijstandsniveau en hulp bij re-integratie. Wsw Per 1 januari 2015 wordt de sociale werkvoorziening afgesloten voor nieuwe werknemers. Vanaf die datum kunnen mensen een beroep doen op het nieuwe werkbedrijf. Mensen die nu in de Wsw zitten krijgen geen herkeuring. Gemeenten krijgen geld om straks 30.000 arbeidsgehandicapten een werkplek te bieden. In het sociaal akkoord staat dat loonkostensubsidie in de plaats komt van loondispensatie. De overheid betaalt het verschil tussen de loonwaarde (afgeleid van de productiviteit van de werknemer) en het wettelijk minimumloon. Deze loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De werkgever betaalt het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon van de werknemer. Meer mensen met een arbeidshandicap aan het werk Werkgevers zijn bereid in totaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Ook is afgesproken dat de overheid 25.000 mensen extra aan het werk helpt. Worden de jaarlijkse aantallen niet gehaald, dan komt er een quotumregeling. Deze afspraken staan in het sociaal akkoord. Wet werk en bijstand Deze wet wordt ook opgenomen in de Participatiewet, maar de uitgangspunten als sluitstuk van de sociale zekerheid blijven daarbij in stand. 3.3.4 Beslismomenten en risicofactoren Beslismomenten Het gaat hier om voorgenomen beleid. De Participatiewet moet nog verder worden uitgewerkt. Daarna zal de Tweede Kamer het voorstel behandelen. Na goedkeuring door de Tweede Kamer moet de Eerste Kamer het wetsvoorstel behandelen en goedkeuren. Het kabinet stelt dat de wet per 1 januari 2015 in werking moet treden. Risicofactoren De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en daarmee dragen zij ook de financiële risico’s. Het daarbij behorende budget is niet duidelijk, maar zal wel minder zijn. Er wordt gestreefd naar ontschotting van de budgetten. Doordat slechts de contouren van de wet bekend zijn en deze al diverse keren zijn gewijzigd, stagneren voorbereidingen om de wet concreet te kunnen uitwerken, om verordening te maken en beleidsadviezen uit te brengen. 3.3.5 Financieel kader Invoeringsgelden Er is geen budget voor de decentralisatie Participatiewet beschikbaar. Rijksvergoeding vanaf 2015 Voor de rijksvergoeding voor de Participatiewet wordt gestreefd naar 1 ongedeeld budget, maar het is nog niet duidelijk hoe dit vraagstuk wordt opgelost. Om enig inzicht te geven in de bedragen waar over wij spreken bij de participatiewet treft u hieronder een overzicht aan van de werkelijke uitgaven over de jaren 2010 t/m 2012 en een raming voor de jaren 2013 en 2014.
8
OOST GELRE Saldo lasten en baten
2010 werkelijk
2011 werkelijk
2012 werkelijk
2013 raming
2014 raming
WSW/beschutte arbeid (SZW) Re-integratie (SZW) Re-integratie (SZW) - inzet re-integratiepersoneel Volwasseneneducatie (OCW) Inburgering (BZK) WWB (SZW) IOAW/IOAZ (SZW) BBZ (SZW) bijzondere bijstand / minimabeleid ( - ) Wet Kinderopvang
9.960.827 638.054
8.806.296 484.905 437.925 191.713 58.759 3.353.162 191.713 351.383 384.157 7.868 14.267.881
8.521.091 262.304 643.215 175.962 20.970 3.204.860 196.990 89.212 394.265 25.052 13.533.920
8.007.000 299.000
8.007.000 297.000
185.000 78.000 3.934.000 202.000 564.000 410.000 0 13.679.000
185.000 24.000 3.680.000 215.000 200.000 410.000 0 13.018.000
238.411 55.953 2.815.750 226.260 345.419 345.077 11.063 14.636.814
3.3.6 Regionale samenwerking Op het terrein van de Participatiewet wordt nauw samengewerkt met de Sociale Dienst Oost Achterhoek (SDOA) en de Hameland. De projectleider Participatiewet is ook beleidsambtenaar bij de SDOA.
9
4. Visie gemeente Oost Gelre op hoofdlijnen 4.1 Inleiding Om op 1 januari 2015 klaar te staan voor de decentralisaties moeten we ons voorbereiden op een nieuwe, integrale aanpak. Als eerste stap om te komen tot deze aanpak moet bepaald worden binnen welke kaders dit moet plaatsvinden. Daarbij dienen de uitgangspunten uit de ‘Strategie gemeente Oost Gelre, samen aan de slag in andere tijden’ en de themabijeenkomst van de raad over de decentralisaties als basis voor deze kaders. Daarnaast wordt hierbij ook rekening gehouden met de regionale afspraken, die in een werkbijeenkomst voor alle portefeuillehouders van zorg en welzijn op 20 juni 2013 nog verder geconcretiseerd zijn. Hieronder worden voor de belangrijkste aspecten van de decentralisaties de keuzes voor Oost Gelre beschreven. 4.2 Sturingsmodel Er zijn verschillende sturingsbenaderingen voor het sociale domein. Welke benadering gekozen wordt, is afhankelijk van het type gemeente en de gemeentelijke wensen en uitgangspunten. Om er achter te komen welk model het meest geschikt is, is als onderdeel van de werkbijeenkomst op 20 juni 2013 een verkenning gemaakt van de verschillende sturingsmodellen voor het sociale domein. De vier sturingsmodellen die de portefeuillehouders met behulp van een casus hebben doorgenomen zijn (bijgevoegde tekeningen zijn gemaakt tijdens de werkbijeenkomst): Eigen beheer
Gemeenten zelf zoveel mogelijk aan het stuur, bijvoorbeeld door de toegang (loketfunctie) en toeleiding naar ondersteuning in eigen beheer uit te voeren. Marktmeester
Gemeente bepaalt het speelveld voor vraag en aanbod van ondersteuning. Een samenhangend geheel van ‘checks en balances’ is de waarborg voor kwaliteit en kostenbeheersing.
10
Samenwerking
Nauwe samenwerking tussen gemeente en maatschappelijke organisaties. Uitvoering op basis van gemeenschappelijke doelstelling, afspraken en vertrouwen. Samenleving
Verantwoordelijkheid en initiatief voor maatschappelijke ondersteuning ligt primair bij burgers en in de samenleving. Gemeente kan burgers facilitairen bij het uitvoeren van eigen oplossingen en initiatieven en borgt een vangnet voor burgers die onvoldoende eigen regie kunnen voeren. Samenwerking is het sturingsmodel voor de gemeente Oost Gelre Op 20 juni bleek dat de voorkeur van de gemeenten gaat naar het Samenwerkingsmodel als primair sturingsmodel, met ‘uitstapjes’ naar Samenleving en Marktmeester. Welke benadering per situatie het effectiefst is, hangt onder meer af van de inhoudelijke opgave. Ook gelet op de uitgangspunten van de gemeente Oost Gelre past dit sturingsmodel bij de visie van Oost Gelre. Hierbij dient wel vermeld te worden dat zowel bij de themabijeenkomst van de raad op 23 april als in de “Strategie gemeente Oost Gelre, samen aan de slag in andere tijden” is uitgesproken dat de regierol dan in eerste instantie bij de gemeente moet liggen. Hoe de precieze uitwerking is van bijvoorbeeld de sturing op het budget en de verantwoordelijkheid van de gemeente, is dan nog onderwerp van nadere invulling. 4.3 Toegang Op de themabijeenkomst voor de raad bleek al dat één loket als toegang de voorkeur heeft. Maar dit gaf nog wel wat problemen bij het behoud van privacy en de drempel van mensen om naar het loket te gaan. Hiervoor werden echter ook al wat oplossingen aangedragen. Deze oplossingen zijn meegenomen in het onderstaande model. Bij dit model gelden nog wel wat randvoorwaarden, die ook al genoemd zijn op de themabijeenkomst en in de strategie gemeente Oost Gelre. • • • • • • 11
De frontoffice bestaat uit goed gekwalificeerde generalisten die integraal kunnen denken en ook, waar nodig, de vraag achter de vraag achterhalen. Er moeten goede afspraken gemaakt worden met de betrokken partijen over de wijze waarop de informatie gedeeld wordt. Er is ook een goed digitaal loket, waar burgers hun vraag/ melding kunnen doorgeven. Er wordt bij alle betrokken partijen gewerkt met 1 digitaal melding/ -registratiesysteem. Er is een mogelijkheid om op bezoek te gaan bij de burgers thuis. Als er meer dan één probleem (per gezin) is, dan wordt dit zoveel mogelijk integraal opgepakt.
Toegang bij de gemeente Oost Gelre
Toelichting bij dit model: •
De vraag/ melding wordt bij de toegang (fysiek/ digitaal) direct en waar nodig integraal behandeld.
•
Het loket bestaat uit 3 ingangen waar op dezelfde manier gewerkt wordt, maar die uiterlijk aangepast wordt op de doelgroep.
•
De intake bij de ingangen vindt plaats met behulp van integrale intakeprocedures- en formulieren. Hierbij communiceren de baliemedewerkers goed met elkaar en vullen elkaar waar nodig aan.
•
De back office kan eventueel ook regionaal opgepakt worden (zie ook paragraaf 4.5).
4.4 Persoonsgebonden budget (PGB) Voor een aantal cliënten zal de ondersteuning beter zijn als de cliënt zelf zijn ondersteuning kan inkopen en daarvoor kan beschikken over een PGB. In de wetsvoorstellen van de Wmo en de Jeugdwet is de mogelijkheid tot een PGB vastgelegd. De gemeente heeft ook de plicht om, nadat is vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, de betrokkene te informeren over deze mogelijkheid en over de gevolgen van die keuze. Wettelijke voorwaarden uit de wetsvoorstellen van de Wmo en de Jeugdwet • De aanvrager moet de aan het budget verbonden taken en verplichtingen op een verantwoorde wijze kunnen uitvoeren (dit zal uit onderzoek moeten blijken). • De aanvrager moet motiveren waarom hij/ zij geen gebruik wil/ kan maken van de geboden ondersteuning van de gemeente (bijvoorbeeld vanwege onvoldoende flexibiliteit op arbeidsmarkt). • De goede kwaliteit van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere diensten moeten gewaarborgd zijn. Daarnaast kan volgens het wetsvoorstel van de Jeugdwet geen PGB worden verstrekt als: • er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering; • de jeugdige opgenomen is met een machtiging gesloten jeugdhulp.
12
Aanvullende gemeentelijke voorwaarden in een verordening De gemeente kan in de verordening bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden nietprofessionals, veelal mensen uit het sociale netwerk van de betrokkene, financieel voor hun diensten beloond worden. Verder kan de gemeente om redenen van doelmatigheid in de verordening bepalen dat voor nader aan te wijzen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, geen PGB zal worden verstrekt. Betaling PGB vanuit de Sociale Verzekeringsbank volgens het wetsvoorstel van de Wmo Ter voorkoming van misstanden en oneigenlijk gebruik en als bescherming van de aanvrager komt niet langer een geldbedrag (en de verantwoording daarvan) op de rekening van de aanvrager. De gemeente stelt de cliënt een budget beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens de gemeente betalingen doet aan degenen die de aanvrager voor diensten heeft ingeschakeld. De Sociale Verzekeringsbank doet de betalingen uiteraard alleen aan de personen of instanties waarmee de gemeente heeft ingestemd. Op deze wijze is het mogelijk om te waarborgen dat de ingekochte ondersteuning of middelen kwalitatief van voldoende niveau zijn en wordt misbruik en oneigenlijk gebruik voorkomen Visie van de gemeente Oost Gelre In de themabijeenkomst voor de raad van 23 april werden met name vraagtekens gezet bij het capabel zijn van mensen voor een PGB en de fraudegevoeligheid. Deze vraagtekens zijn grotendeels beantwoord in de wetsvoorstellen door voorwaarden te stellen aan een mogelijk PGB en de uitbetaling vanuit de Wmo te regelen via de Sociale Verzekeringsbank (dit doen we overigens nu ook al). Of dit ook mogelijk/ verplicht is voor de jeugdhulp is nog niet bekend. Maar onze voorkeur is om, als dit mogelijk is, de uitbetaling bij de jeugdhulp ook te regelen via de Sociale Verzekeringsbank. Verder waren er bij deze bijeenkomst nog de volgende op- en aanmerkingen, waarvoor niet rechtstreeks in de wetsvoorstellen wat geregeld is. • • •
Het PGB belemmert ons/gemeente verder in de creatieve inzet van schaarse middelen. Het PGB leidt soms tot ongelijkheid. Veel situaties waar mensen voor elkaar zorgen zonder PGB, terwijl volgens de regels wel recht op zou bestaan. Het PGB wordt vaak ook gebruikt om een familielid te betalen die het anders ook onbetaald had gedaan. Toch biedt het vaak ook juist een oplossing voor mensen die door de zorg niet meer zelf buitenshuis kunnen werken en daardoor financieel in de problemen komen.
Deze zaken kunnen geregeld worden via een gemeentelijke verordening. Gelet op de sceptische houding tijdens de themabijeenkomst zullen we in de verordening uit gaan van individueel maatwerk. In overleg met de klant wordt dan bepaald of de geboden ondersteuning vanuit de gemeente of via een PGB komt. 4.5 Regionale samenwerking Samenwerking van alle Achterhoekse gemeenten Zoals in paragraaf 4.1 aangegeven is er op 20 juni 2013 een werkbijeenkomst gehouden voor alle portefeuillehouders, die bij de transities in het sociale domein betrokken zijn. Doel van deze bijeenkomst was o.a. om helder te krijgen waar de gemeenschappelijk gedeelde opvattingen zitten en hoe die (na de besluitvorming in de afzonderlijke colleges en raden) kunnen leiden tot vormen van regionale samenwerking. De volgende kansen voor samenwerking zijn hieruit gekomen: • • • • •
kennisdelen, leren van elkaars ervaringen en informatie uitwisselen bedrijfsvoering, gezamenlijk backoffice inrichten gezamenlijk inkopen en aanbesteden specialistische zorg uitwerken sturingsmodel, vraagstukken rond de gekozen sturingsbenadering gezamenlijk oppakken en uitwerken
Daarbij is aan de regionale stuurgroep 3D van de drie decentralisaties de opdracht meegegeven om te komen met een advies aan de colleges, dat zich richt op de volgende vragen: • • •
13
Hoe vullen we de kansen voor samenwerking in de Achterhoek in? Hoe gaan we het proces rond de decentralisaties organiseren in de tweede helft van 2013? Hoe ziet de samenwerking tussen gemeenten in de Achterhoek eruit?
Om de Wmo-, Wsw- en Wwb-raden hierin mee te nemen, wordt in de tweede helft van augustus hiervoor een bijeenkomst hiervoor gepland. De inspraak-/adviesfunctie van de Wmo-raden vindt plaats op lokaal niveau en is in principe gericht op de lokale vertaling van het regionale advies in iedere gemeente. Dit advies is dan eind augustus klaar en wordt in het najaar aan de colleges aangeboden. Sub-regionale samenwerking Een aantal zaken kunnen om diverse redenen (bijvoorbeeld uitvoerbaarheid, gedeelde voorzieningen) soms beter met één of een paar (buur)gemeenten opgepakt worden. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan mogelijke pilots. Per onderwerp/ pilot kan het dan verschillen met welke gemeenten samengewerkt wordt. 4.6 Iets terug doen voor de samenleving in ruil voor een uitkering (wederkerigheid) De eindconclusie van de themabijeenkomst voor de raad op 23 april was dat er over het algemeen wel iets terug verwacht mag worden voor een uitkering. Aandachtspunten hierbij zijn wel dat het maatwerk moet zijn en dat er gewaakt wordt voor mogelijke verdringing op de arbeidsmarkt. De SDOA is voor de uitvoering van bovenstaand uitgangspunt de partner voor onze gemeente. In hun notitie ‘Klaar voor de toekomst’ wordt in het kader hiervan het volgende gezegd. De gemeenten ondersteunen bij lokaal maatwerk is nauw verweven met de inkomensvoorziening. De SDOA is de aangewezen organisatie voor toeleiding naar participatieactiviteiten als re-integratie instrument. Daarbij moet immers gekeken worden naar de ontwikkeling van de klant en het nakomen van afspraken, zo nodig gecombineerd met een maatregel in de sfeer van de uitkering. Als mensen niet (op termijn) zelfredzaam kunnen zijn met werk en/of scholing, worden zij doorgeleid naar participatiemogelijkheden via de gemeente(n). Wat kun je doen in jouw dorp of wijk en wat heeft dat dorp of die wijk nodig. Dit is niet alleen b.v. vrijwilligerswerk maar kan ook een bijdrage zijn in de Wmo waar andere burgers behoefte aan hebben of een bijdrage in de sociale veiligheid die in een dorp of wijk wordt gevraagd. De visie van de SDOA op dit punt sluit dus aan bij de eindconclusie van de themabijeenkomst. De precieze uitvoering ervan moet echter nog wel samen met de SDOA uitgewerkt worden.
14
5. Organisatie 5.1 Programmateam 3 decentralisaties Oost Gelre De drie transities worden binnen het programma ‘3 decentralisaties Oost Gelre’ samen opgepakt. In het programmateam zitten in ieder geval de projectleiders van de afzonderlijke transities. Dit team wordt waar nodig aangevuld met medewerkers van de andere direct betrokken vakgebieden. Hierbij valt te denken aan financiën, communicatie, juridische zaken en inkoop. 5.2 Organisatie regionale samenwerking De organisatie achter de regionale samenwerking wordt zo eenvoudig mogelijk gehouden. Bestuurlijk is er het portefeuillehoudersoverleg sociaal. Vanuit Oost Gelre zitten hierin de wethouders René Hoijtink (jeugdzorg) en Paul Wentink (AWBZ/ Wmo). De ambtelijke ondersteuning is georganiseerd via de stuurgroep 3D, werkgroepen (Communicatie en Financiën) en de drie inhoudelijke projectgroepen Jeugdzorg, AWBZ en Participatie. 5.3 Tijdspad Bij de organisatie van de transities kun je een onderscheid maken tussen drie fasen. 1. Richten: richting geven aan de organisatie, ofwel het maken van strategische keuzes vanuit de missie en visie. Een belangrijke vraag in deze fase is: wat is de echte focus? 2. Inrichten: wat zijn de organisatorische consequenties van de gekozen richting? Deze komen tot uiting in het invulling geven van aspecten als de feitelijke strategie, cultuur, structuur, mensen, middelen en de benodigde sturing van de organisatie, teneinde de strategische doelen te bereiken. 3. Verrichten: hoe worden de doelen operationeel gerealiseerd? In deze fase gaat het dus om de uitvoering. Bij het verrichten draait eigenlijk alles om de processen in de uitvoering, zowel het primaire proces alsook de secundaire, ondersteunende processen. In onderstaande schema wordt per fase aangegeven wat er moet gebeuren.
15
5.4 Financiën In de paragrafen 3.1.5, 3.2.5 en 3.3.5 zijn onder de verschillende decentralisaties de financiële gegevens genoemd, die tot nu toe beschikbaar zijn. Verder zijn de volgende zaken in deze startnotitie vermeldenswaard. De 3 decentralisaties worden doorgevoerd met ingang van 2015. Wat nu precies aan taken overkomt en welke vergoeding er tegenover staat is nog steeds onzeker. Er geldt wel een visie in de eindfase in 2018, zie hiervoor onderstaand plaatje. Op basis van onderzoek kan nog veel wijzigen.
Voorziene nieuwe financieringsstructuur gemeentefonds in eindfase 2018
gemeentefonds Inkomensdeel WWB
Deelfonds met ontschotte delen Participatiebudget, WMO en Jeugdzorg
Algemene Uitkering
Op financieel gebied zijn er nog veel onduidelijkheden. Bedragen die het rijk beschikbaar stelt, zullen pas in een laat stadium bekend gemaakt worden en de invoeringskosten zijn nog niet duidelijk. Gelet op deze onduidelijkheden is op de investeringslijst 2014 een PM post opgenomen voor de 3 decentralisaties. Als zich in 2014 ontwikkelingen voor doen, waardoor gelden moeten worden vrijgemaakt voor de 3 decentralisaties, dan zal een afzonderlijk advies aan het college / gemeenteraad worden voorgelegd. Het is in ieder geval zeker dat het voor de gemeente over heel veel geld gaat. De verwachting is namelijk dat in de toekomst ca. 60% van de gemeentelijke begroting naar het sociale domein gaat. 5.5 Communicatie Communicatie naar en met onze inwoners is en wordt – naarmate er meer duidelijk is over de decentralisaties – steeds belangrijker. Het is dan ook belangrijk dat de communicatie goed vormgegeven wordt. Er wordt op dit moment gewerkt aan een communicatieplan. Om onze inwoners goed te informeren en te betrekken zijn er tal van mogelijkheden. Het is belangrijk dat we telkens afwegen welk middel het meest geschikt is voor welk doel. Als basis voor de informatievoorziening en het betrekken van inwoners bij de veranderingen bekijken we hoe we de informatie digitaal het beste kunnen aanbieden. Onze gemeentelijke website biedt nu weinig ruimte voor de hoeveelheid informatie die gepaard gaat met de communicatie over de decentralisaties. Daarom denken we na over een website, zoals bijvoorbeeld http://transitieregionijmegen.nl/. We zoeken voor alle communicatie nadrukkelijk contact met partijen die met ons mee kunnen denken over de toegankelijkheid van de informatie; ook voor mensen met een beperking. Er wordt bovendien een beeldmerk ontwikkeld waarmee alle communicatie over de decentralisaties ondersteund wordt.
16
Bijlage: Resultaten themabijeenkomst van de raad van 23 april 2013 Stelling 1: De gemeente draagt een deel van haar regierol over aan het burgerinitiatief (eigen kracht) • Zeer gecharmeerd van burgerinitiatief en als daar regie bij hoort en men dat ook wil dan is stimuleren en faciliteren prima. Maar er zijn veel variabelen bij te bedenken. • Als het van onderop komt en het wordt gesteund is het goed. • Je kunt niet zomaar budget afgeven aan iedereen. Per burgerinitiatief moet je kijken of dit de juiste weg is en welke spelregels erbij horen. • Wel oppassen voor een wildgroei aan verenigingen en stichtingen? • Hoge vergrijzing in Oost Gelre, dus kleinere groep moet alle mantelzorg doen. • Vrijwilligers: kwaliteit moet goed zijn en vraag en aanbod moet dan ook beter afgestemd worden. • Keuzevrijheid bewaken voor de burger, de zorgbehoeftige. • Solidariteitsbeginsel; solidair blijven met diegenen die het niet kunnen betalen. • Combinatie van financiering uit solidariteitsbeginsel en deel zelf? Je mag ook wat vragen van de mensen zelf. • Woordje regierol klopt niet. Regierol klinkt heel groot, je moet niet de gehele verantwoordelijkheid aan de burgers geven, er moet ook een goed zicht zijn op de uitgaven. • Voorbeeld van bovenstaande is Zieuwent: reconstructie van dorpscentrum incl. aanbesteding uit handen gegeven, maar wel gemeentelijk projectleider die begeleidt, coacht, ondersteunt, etc. • Wat burgerinitiatieven betreft zijn we hier al redelijk ver mee in vergelijking met andere gemeenten. • Effect van woningaanpassingen: je ziet dat het van mond-tot-mond verder gaat en mensen doen het zelf > verbreden naar transities > meer koppelen. - Ouderenadviseur nog wel langs sturen? Dringt hij/zij zorg op? - Het is niet meer zo dat de gemeente werkt op basis van: u vraagt, wij draaien. • Voorbeeld van de pilot Veur mekare in Beltrum (Berkelland) in ieder geval volgen. Daar krijgen ze budget en daarmee mogen ze regelen wat nodig is voor inwoners (zorgcoöperatie). Resultaat van “Over de streep”, eens of oneens met de stelling Merendeel stond rondom de streep, waarbij de meesten bij “eens” stonden, een klein deel bij “niet eens” en een deel twijfelde nog. Eindconclusie Gemeente houdt regierol. Onder voorwaarde kan deze deels door andere worden ingevuld. Hieraan moeten dan wel voorwaarden gesteld worden. Stelling 2: Inwoners mogen zelf al hun zorg inkopen (via persoonsgebonden budget (PGB)) • De vraag is of de mensen er capabel genoeg voor zijn. Sommigen kunnen met de verantwoordelijkheden niet omgaan. Voor bepaalde doelgroepen niet geschikt, maar ook voldoende voorbeelden voorhanden waar PGB heel goed werkt. • Bepaalde kaders weergeven voor wie wel in aanmerking komt voor een PGB en wie niet. Mogelijk bij de intake al een selectie maken om bijvoorbeeld een indruk te krijgen van hoe de desbetreffende persoon met geld omgaat. • PGB belemmert ons/gemeente verder in de creatieve inzet van schaarse middelen. Gaat uiteindelijk om kwalitatief goede zorg. Keuzevrijheid mag wel ingeperkt worden. • Maatwerk is dus nodig, je kunt niet altijd één lijn trekken. Soms is het heel individueel. In natura waar het kan en PGB waar het moet (kan ook andersom). • Ervaring dat misbruik voor komt (fraudegevoelig). Dus als je hiervoor kiest, dan moet er een goede controle zijn. • Deze controle zou dan het beste vooraf moeten zijn. Dit betekent dan ook dat je zeer kwalitatief goede mensen aan de voorkant van het proces moet hebben. • De vraag is nog wel of deze controle regionaal, bij de gemeente of buiten de deur moet liggen. • De Wmo-raad heeft om 100% controle gevraagd en dat gebeurt, maar blijft “papieren controle”. Je zou fysiek moeten controleren (achter de heg liggen). • PGB leidt soms tot ongelijkheid. Veel situaties waar mensen voor elkaar zorgen zonder PGB, terwijl volgens de regels wel recht op zou bestaan.
17 11
•
PGB wordt vaak ook gebruikt om een familielid te betalen die het anders ook onbetaald had gedaan. Toch biedt het vaak ook juist een oplossing voor mensen die door de zorg niet meer zelf buitenshuis kunnen werken en daardoor financieel in de problemen komen.
Resultaat van “Over de streep”, eens of oneens met de stelling Met uitzondering van één persoon stond iedereen aan de 'niet eens' kant. Dat niet iedereen capabel genoeg is om de eigen regie over eigen zorg in eigen hand te houden, werd als belangrijkste reden genoemd. Verder is gezegd dat je moet leren van ervaringen uit het verleden: heel veel misgegaan en dat kost veel tijd, energie en geld. Dat kun je beter besteden aan de zorg zelf. Eindconclusie Over het algemeen was iedereen zeer sceptisch over het PGB. Maar mocht het er toch komen (wellicht omdat de wet die keuze gewoon mogelijk maakt), dan daar individueel maatwerk van maken en een goede controle op verrichten. Stelling 3: De toegang tot de jeugdzorg, Wmo en werk en inkomen gaat via één loket • Voor onze burgers zou dit erg prettig zijn. • Dan moeten daar mensen zitten met veel kennis van zaken (generalisten op Hbo-niveau). Een goede intake is dan namelijk van enorm belang. • Vanwege privacy is het voor veel mensen een drempel om daar te komen. • Een oplossing kan zijn om de schakels zoals huisartsen of scholen te gebruiken om de informatie op te vangen. Deze informatie kan daarna door hen weer bij het loket worden gebracht. • Verder kun je ook gewoon op bezoek bij de mensen thuis. Ze voelen zich dan prettiger en je ziet vaak al de thuissituatie (dit zie je al meer gebeuren). • Het loket hoeft niet fysiek. Veel gebeurt het al digitaal. Er moet dan wel een versimpeling van formulieren komen. Hierbij moet echter niet vergeten worden dat je veel informatie moet hebben om te kunnen beargumenteren waarom je bepaalde besluiten neemt. • 1 loket werkt dan ook met 1 systeem, is handig. Meerdere systemen niet handig. • Hoeft niet op het gemeentehuis, wel op centrale plek. Voorbeeld Winterswijk 'De Post', waar alle instellingen voor zorg en welzijn gemeenschappelijk kantoor houden; aan de balie worden bezoekers te woord gestaan en meteen doorverwezen naar de instelling, waar ze meteen terecht kunnen. Combinatie met Sociale Dienst Oost Achterhoek is ook mogelijk. • Of elke grote kern een loket? Met overal hetzelfde logo. CJG is een goed voorbeeld. • Pas op voor “kastje naar de muur sturen” en een risico van oppervlakkigheid aan het loket als je alles in één onderbrengt. • Is het wel efficiënt te organiseren? Dat speelt temeer door plannen om Participatiewet op niveau van 35 arbeidsmarktregio’s in te vullen; vergt nog extra inspanningen. • Vaste inlooptijden 1 loket. Met vaste inloop tijden voor jeugdzorg, werk, Wmo. Bijvoorbeeld voor vragen over werk kunnen mensen op de dinsdag van 9.00 uur tot 12.00 uur terecht. Vragen over opvoeding dinsdag middag 14.00 uur tot 17.00 uur. • Als er meer dan één probleem is, kan een casemanagers ingezet worden, niet teveel mensen om de klant heen. Resultaat van “Over de streep”, eens of oneens met de stelling Met uitzondering van een paar mensen waren de meesten er mee eens. Eindconclusie De één loketgedachte werd door vrijwel iedereen wenselijk geacht, mits het te organiseren is. Verder zag men nog problemen bij het behoud van privacy en de drempel van mensen om naar het loket te gaan. Echter de meesten hadden wel vertrouwen dat daar goede oplossingen voor komen. Stelling 4: In ruil voor een uitkering doe je drie dagdelen iets terug voor de samenleving. • Mensen die misbruik maken van het systeem en gewoon niet willen werken, moeten nu iets doen om er wat voor te krijgen. Sanctie dat uitkering vervalt. • Zou goed zijn voor mensen om bezig te blijven (ook gezondheidseffect). Aanwezigheid in de maatschappij geeft eigenwaarde en stimulans. • Biedt ook mogelijkheden om ergens binnen te komen op een andere manier (bijvoorbeeld onderwijs); biedt weer mogelijk perspectief op nieuwe baan.
18
• • • • • • • •
Hiermee kun je mensen ook stimuleren. Bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk kunnen mensen punten krijgen en na het behalen van een aantal punten mogen ze met een cursus meedoen. Positieve uitstraling: maatschappij neemt verantwoordelijkheid voor totaal gebeuren in een gemeenschap. Maatschappij moet nog wel leren dat mensen zonder werk ook waardevol zijn, niet alleen mensen met werk. Waarom niet 9 of 10 dagdelen in de week? Is misschien wel te veel want men moet ook tijd overhouden voor sollicitaties en oriëntatie voor betaald en onbetaald werk. Alleen als het ingezet wordt als een soort vangnet voor mensen die wat willen doen. Het moet geen verplichting zijn. Er dient maatwerk voor te komen. Dit betekent dat per individu bekeken moet worden of en wat iemand voor werk moet doen. Daarbij moet je de regels zo stellen dat je er flexibel mee om kunt gaan. Er moet ruimte voor een aantal uitzonderingen zijn. Niet iedereen kan er wat aan doen dat ze een uitkering nodig hebben. Het voelt dan als een extra straf bovenop het feit dat je geen werk hebt. Waken voor verdringing op de arbeidsmarkt. Hoe gemotiveerd zijn mensen om iets terug te doen? Wat zijn de risico's?
Resultaat van “Over de streep”, eens of oneens met de stelling Op twee personen na was iedereen met de stelling eens (waarvan er één oneens was omdat het aantal dagdelen van drie te weinig is). Eindconclusie Wat doen voor de uitkering werd door vrijwel iedereen ondersteund. Hierbij dient volgens de meesten wel maatwerk geleverd te worden en er moet worden gewaakt voor mogelijke verdringing op de arbeidsmarkt.
19