Starten als zelfstandig modeontwerper “Een goed begin is het halve werk”
Starten als zelfstandig modeontwerper Hoe kunnen de start problemen van een modeontwerper die in Nederland een label op wil zetten verholpen worden?
Student: Cissy Noordeloos Afstudeerrichting: Fashion management Begeleider: Jan de Vries 2e lezer: Ligia Hera Plaats: Amsterdam Datum: mei 2009 2
Voorwoord: In de (mode)vormgeving en kunst zijn vele studies geweest naar het belang van mode en de problemen die zich bij startende modeontwerpers voordoen. Er worden daarin vele knelpunten naar voren gebracht en suggesties gegeven. Vaak komt de financiering als grootste probleem naar voren. Ook tijdens de minor INDIVIDUALS en mijn stage bij Christian Wijnants bleek dat financiële middelen geen groot goed zijn bij modeontwerpers en dan vooral niet bij starters. Naar aanleiding van mijn interesse hiervoor is het onderwerp van mijn afstudeeropdracht ontstaan. Ik wil dat de creativiteit van een ontwerper prioriteit heeft en niet het beschikbare vermogen. Aan het begin van mijn onderzoek dacht ik dat ik het bij het verkeerde eind had en dat het niet zo moeizaam in de mode gaat als ik dacht. De Nederlandse modeontwerpers waren allemaal erg druk en hadden geen tijd om me met mijn onderzoek te helpen. Gelukkig waren er die, soms na enige aandringen, toch een gaatje vonden voor een interview. Ik wil dan ook alle modeontwerpers die hebben meegewerkt heel erg bedanken dat zij hun ervaringen wilden delen en hoop dat mijn onderzoek ook voor hen bruikbare informatie bevat. Daarnaast wil ik alle instellingen bedanken voor het geven van informatie en hun enthousiaste medewerking. Een persoon die ik in het bijzonder wil bedanken is mijn afstudeerbegeleider Jan de Vries. Ik wil hem bedanken voor zijn hulp en adviezen, maar vooral voor zijn vertrouwen in mij. Deze scriptie bevat natuurlijk niet hét antwoord op de start problemen van modeontwerpers maar ik hoop ze met mijn bevindingen toch een stukje op weg te kunnen helpen. Ik wens u veel lees plezier! Cissy Noordeloos Amsterdam 2009
3
Inhoudsopgave: Inleiding
6
Hoofdstuk 1
Geschiedenis
7
Hoofdstuk 2
De problemen
9
Financiering Productiebedrijf Inkoop stoffen Verkoop
9 9 10 11
2.1 2.2 2.3 2.4
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 3.6.5 3.6.6 3.6.7 3.6.8
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.5.1 4.5.2 4.6
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 6.4
Partijen
12
Starters Banken Overheid Kamer van Koophandel Branche organisaties MODINT Dutch Fashion Foundation HTNK Overige fondsen en stichtingen Premsela Kunstenaars&Co Syntens Fonds BKVB Mondriaan Stichting Co-Lab Amsterdam International Fashion Week Arnhem Mode Biënnale
12 14 14 15 16 16 16 17 18 18 18 19 19 20 21 21 21
De geldstroom
22
Eigen vermogen Bankkrediet Ondersteunende instanties Sponsoring Andere financiële middelen Prijzen Privé-investeerders Financiële analyse
22 23 24 26 27 27 27 28
Het buitenland
29
Engeland België Scandinavië Europese Unie
29 30 31 32
Conclusie
33
Bronnen
35
4
Bijlage 1
Overzicht subsidies Fonds BKVB
38
Bijlage 2
Overheidsuitgaven
39
Bijlage 3
Verslag interviews
40
5
Inleiding Het doel van deze scriptie is om ordening te brengen in de middelen die er zijn om startende modeontwerpers te helpen en deze op een rijtje te zetten. Er moet meer duidelijkheid komen in de start problemen van modeontwerpers en de beschikbare middelen die er zijn om te helpen. De hoofdvraag die hierbij gesteld wordt is: `Hoe kunnen de start problemen van een modeontwerper die in Nederland een label op wil zetten verholpen worden?‘ Hierbij wordt vooral gekken naar de financiële aspecten. Welke partijen zijn er bij betrokken en welke middelen bestaan al. Door de het verslag heen worden er suggesties gegeven op de problemen die behandeld worden. Deze suggesties zijn cursief weergegeven. In sommige gevallen wordt er alleen een suggestie gegeven, in andere gevallen is het verder uitgewerkt en wordt er een organisatie genoemd die dit idee op zou kunnen pakken. Als oriëntatie op de problemen is er als eerst gebruik gemaakt van de ervaringen van de modeontwerpers zelf. Pas afgestudeerde en al gestarte modeontwerpers hebben in interviews hun problemen gedeeld. Naar aanleiding van de interviews is er verder onderzoek gedaan naar de fondsen, stichtingen en organisaties die actief zijn in de mode en wat zij te bieden hebben. Er zijn ook gesprekken geweest met banken, producenten en sponsors. Hierbij is ook gebruik gemaakt van internetbronnen. Natuurlijk zijn ook de al bestaande rapporten over de problemen binnen de (mode)vormgeving en kunst geraadpleegd voor al aanwezige informatie. Als eerste worden dan ook de gevonden problemen nader uitgelegd. Daarna worden de betrokken partijen besproken en hun onderlinge samenwerking bekeken. Door het grote aantal fondsen en organisaties voor mode word er in kaart gebracht wat de belangrijkste zijn, wat hun missie is en over welke hulpmiddelen ze beschikken. Uit de bevindingen in hoofdstuk twee blijkt dat de financiering als grootste probleem wordt ervaren. Dit is dan ook de reden dat in hoofdstuk vijf alle financiële middelen uitgezocht worden. Als laatste onderzoek wordt er gekeken naar mogelijke oplossingen uit vooraanstaande mode landen binnen Europa. Want waarom het wiel uit vinden als het misschien al bestaat?
6
1. Geschiedenis in het kort Sinds de jaren tachtig is financiële steun voor startende modeontwerpers op gang gekomen. Er is op dat moment veel aandacht en belangstelling voor creatief talent. Het Fonds BKVB (beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst) stelt het startstipendia ter beschikking voor pas afgestudeerden, vele startende modeontwerpers maken er gebruik van. De modeontwerpers die daar gebruik van maken, o.a. Lola Pagola en Gletcher, kunnen ondanks hun roem in Engeland niet op eigen benen staan. Door een groot aantal orders in korte tijd werd de investering om de stuks te produceren zo hoog dat banken hun handen van de modeontwerpers af houden. Het risico voor een investering is te hoog. Daarnaast stopt het Fonds BKVB na enkele jaren met de subsidiering. Het beeld ontstaat dat modemerken zelf financieel moeten zien rond te komen. Subsidiering zou alleen maar tijdelijk moeten helpen. Halverwege de jaren tachtig richt de consument zich meer op commerciële merken zoals Sandwich, Mexx en Oilily die het internationaal goed doen, deze merken bestaan nog steeds. Voor de Nederlandse couturiers word het ook beter; er komt weer interesse vanuit de consument, het hogere marktsegment, in deze modeontwerpers. De couturiers die op dat moment actief zijn hebben allemaal een eenmanszaak en werken met coupeuses en patroonmaaksters op freelance basis. Hierdoor hebben ze niet te maken met de vaste kosten van personeel. Ook het openen van winkels als Reflection, Cobra en Van Ravenstein maakt dat de mode op een nieuwe manier verkocht word. Doordat deze winkels collecties van zelf geselecteerde (inter)nationale modeontwerpers verkopen kunnen klanten hun eigen stijl uitkiezen en zijn ze nergens aan verbonden. In 1990 ontstaat er een nieuwe stroming in de modebranche . De aanzetter hiervan is Alexander van Slobbe met het merk Orson+Bodil. Van Slobbe brengt kleine collecties uit die met de hand zijn afgewerkt. Hierdoor heeft het stuk een persoonlijke look. Ook de afstuderende modeontwerpers aan de Arnhemse academie volgen zijn stijl en showen hun collectie onder naam Le Cri Néerlandais in Parijs. Er is veel aandacht van de pers maar uiteindelijk blijft alleen het duo Viktor&Rolf tot op heden omhoog. Alleen zij behoren in 2000 dan ook tot de top 10 van Parijse modeontwerpers. Eind jaren negentig staat er een nieuwe groep Nederlandse modeontwerpers op om hun collecties te showen in Parijs. Dit zijn afgestudeerde modeontwerpers aan de net gestarte opleiding van het FIA (Fashion Institute Arnhem) die hun afstudeercollectie showen. Ook zij worden gesteund met het startstipendium van Fonds BKVB. Helaas weten maar weinig te overleven. Waarschijnlijk dat ook de economisch slechte tijd hier mee te maken heeft. DFF (Dutch Fashion Foundation) probeert om de modeontwerpers overeind te houden. Onder andere Spijkers&Spijkers en Monique van Heist zijn op dit moment bezig met een internationale carrière. Als in 2004 de Fashion Week wordt opgericht en in 2005 de Arnhem Mode Biënnale, krijgt de Nederlandse modeontwerper weer opnieuw aandacht. De overheid wordt zich op dat moment ook bewust van zijn rol in de modewereld en start een onderzoek naar de problemen en de mogelijkheden. Uit dat onderzoek is uiteindelijk de brief van de ministeries Onderwijs Cultuur en 7
Wetenschap en Economische zaken “Ons creatieve vermogen” voortgekomen. Van allerlei kanten worden er onderzoeken gedaan naar de belangen van de creatieve economie zoals, Premsela (“Modevormgeving in Nederland”, Monique Rosso, 2005), ING en Rabobank (resultaten in; “ondernemersupdate: Creatieve sector”, 2008, 1e jaargang, nummer 5).
8
2. De problemen 2.1 Financiering Als een modeontwerper start met een eigen onderneming is het belangrijk dat hij naast enorm veel creativiteit voor het product ook een kapitaal moet hebben om de onderneming te starten. Dit is een groot probleem in de modebranche. Door wederzijds gebrek aan kennis van zowel banken, investeerders en startende modeontwerpers worden kredieten in de mode nauwelijks verstrekt. In vrijwel alle studies over de modebranche komt naar voren dat de financiering één van de grootste knelpunten is. Volgens Monique Roso1 is dit te wijden aan de hoge investeringskosten en de relatief lange tijd voordat er met deze kosten omzet word gerealiseerd. De investeringskosten van een collectie van een startende modeontwerper zitten tussen de €30.000 tot €500.000. Deze investering moet met de verkoop van de collectie terug verdiend worden. Aangezien er gemiddeld een half jaar overheen gaat voor de productie klaar is en naar de klant gaat duurt het lang voor er inkomsten zijn. Voor banken is dit te veel geld dat in een te lange tijd terug verdiend moet worden. In de meeste gevallen begint een gemiddelde MKB-onderneming met een startkapitaal van minder van €25.000 en meer dan de helft van alle leningen die door banken worden verstrekt hebben een grote van maar €10.000.2 Dit laat zien dat de investering die een modeontwerper nodig heeft zo´n 3 tot 20 keer hoger is dan in andere sectoren. Daarnaast brengt de mode gevoeligheid van de branche een hoog risico met zich mee. Als de collectie het ene seizoen zeer gewild is geeft dat geen garantie dat dit het volgende seizoen ook het geval is. Startende modeontwerpers kunnen gebruik maken van subsidies en adviezen. Veelal zijn het kunstfondsen of stichtingen die een subsidie of andere vorm van hulp bieden. Het aantal fondsen, stichtingen en organisaties is groot en er is weinig overzicht in de mogelijkheden. De hoogte van de gemiddelde subsidie is eenmalig €10.000. Vaak bieden ze echter alleen een dienst of een deelname aan een evenement aan. Ondernemerschap en cultuur lijken niet goed samen te gaan. Misschien ook logisch omdat het cultuurbeleid in Nederland gericht is op artistiek onderzoek, zorgvuldige conservering en pluriformiteit zonder winstoogmerk. Maar daaruit volgend is een verkeerd beeld ontstaan: ´Alsof de ´markt´de kwaliteit van de cultuur schaadt en alsof het bij cultuur alleen om inkomsten uit subsidies gaat.´3
2.2 Productiebedrijf Een van belangrijkste zaken bij het opzetten van een collectie is dat het uiteindelijk ook verkocht kan worden. Als het dan verkocht wordt, moet de klant binnen redelijke tijd een goed gereproduceerd exemplaar in handen krijgen. Dit is iets wat voor veel startende modeontwerpers een groot Mode vormgeving in Nederland, Monique Roso, Premsela, 2005 Gesprek met Joost van Dun, ING Nederland, op 4 april 2009 3 ´Ons creatieve vermogen´, brief cultuur en economie, Ministerie van Economische zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2005 1 2
9
probleem is. Ontwerpers komen van de modeacademie af en hebben tot dan alleen sample collecties gemaakt achter hun eigen naaimachine. Als ze dan via via een atelier hebben gevonden is het nog maar de vraag wat ze er voor moet gaan betalen en of die überhaupt wel zo weinig exemplaren wil maken. Producenten zien het maken van slechts enkele stuks niet als winstgevend, helaas vergeten ze dat de investering die ze op dat moment doen in het bedrijf zijn vruchten af kan werpen in een later stadium. Als een bedrijf wordt geholpen bij een goede productie en de klant kwaliteit kan leveren weet de producent zeker dat de modeontwerper terug zal komen voor de volgende collectie. Naar mate zijn bekendheid groter wordt zullen de aantallen stijgen en krijgt het productiebedrijf vanzelf zijn inzet terug. Het grote probleem is dat producenten vaak niet zo´n lange adem hebben. ´Als ik kijk naar de problemen die startende modeontwerpers die ik ken hebben met hun producenten hoor ik vaak dat de producent na enkele collecties de stijging van de aantallen niet voldoende vond en de samenwerking verbrak of de productie niet naar behoren uitvoerde. ´ vertelt Ellen Marie Rooijakkers4. Ook Deniz Terli heeft dit eerder mee gemaakt. `Toen ik mijn eerste collectie wilde laten produceren duurde het vijf maanden voor het bedrijf mij de stuks terug gaf. Door een spoed order van Claudia Sträter werd ik achter in de rij geplaatst.` Ondanks dat er in Nederland zo rond de 600 confectiebedrijven zijn5, is er een tekort aan kundige ateliers die ook kleine aantallen willen produceren. Gezien het stijgende aantal modeontwerpers is het geen overbodige luxe als er meer ateliers komen die zich hier op richten. Aangezien de productiekosten vaak rond de 18% van de uiteindelijke verkoopprijs omvatten is dit een belangrijk onderdeel van de kostprijs om zo laag mogelijk te houden. Hierbij is het niet het doel om de kleding voor een lagere prijs te verkopen maar juist de winstmarge op de kleding zo hoog mogelijk te houden. Het komt vaak voor dat startende modeontwerpers die een nog niet ontwikkelde productie hebben hier heel veel geld aan kwijt zijn maar het stuk niet voor meer dan een bepaalde prijs willen verkopen. Vaak wordt er dan voor een in hun ogen goede prijs gekozen en wordt de winstmarge kleiner. Dit heeft als gevolg dat er voor het maken van de volgende collectie eigenlijk minder geld is dan werkelijk zou kunnen.
2.3 Inkoop stoffen Naast het produceren van de collectie moet er stof gekozen worden voor de modellen van de sample collectie. Op stoffen voor de sample collectie zit vaak een extra kostenpost van 30%. Dit omdat de metrages klein zijn. Als startende modeontwerper zijn vaak ook voor productie de meter aantallen niet veel hoger dan 50-60 meter. Terwijl de stofafname voor productie bij stoffabrikanten vaak minimaal 100 meter moet zijn. In de ideale situatie wordt er dan ook door startende modeontwerpers gekozen voor een stofagent die voor ze kan onderhandelen, maar dat lukt zelden. Dit zou alleen mogelijk zijn als een modeontwerper stoffen op de markt, de winkel op de hoek of uit voorraad gaat halen. Aan de ene kant zorgt dit voor een bepaalde positieve creativiteit waardoor een modeontwerper gedwongen is heel goed en nauwkeurig naar de stoffen te kijken. Aan de andere kant wil hij/zij dat een stuk een bepaalde kwaliteit heeft, dat kan vaak niet met stoffen van de markt. Stofagenten zien er niet veel in om startende 4 5
Bijlage 3: verslag interview Ellen Marie Rooijakkers CBS Statistiek, loonconfectie, 2007 10
modeontwerpers te helpen. Uit gesprekken met enkele stofagenten blijkt dat ze hun eigen klanten hebben en kunnen daar goed mee rond komen. Een stofagent als Content textiles helpt het merk INDIVIDUALS en doet dit met de hoop dat deelnemende studenten van de minor later als ze hun eigen bedrijf hebben bij ze terug komen. Ze kunnen dit ook zo zien bij startende modeontwerpers. Als ze hen nu helpt komen ze later als ze groot gegroeid zijn ook terug. Een ander goed initiatief is Trickeldown Fabrics. Zij kopen stofoverschotten van grotere modeontwerpers zoals People of the Labyrint en Humanoid op en verkopen deze aan kleine modeontwerpers. Modeontwerpers kunnen hier vanaf 1 meter stof inkopen voor hun collectie.
2.4 Verkoop Als een startende modeontwerper een investering in een collectie heeft gedaan is het de bedoeling om deze te verkopen. Vaak is het voor startende modeontwerpers lastig om bij vooraanstaande winkels binnen te komen. Een goede pr-agent kan hierbij helpen. Agentschappen zijn steeds vaker geïnteresseerd in startende modeontwerpers. Voor een agent speelt leeftijd en ervaring geen rol aldus Manuel Sekrit van Cream pr. ´De basis is een studie die is afgerond, een professionele houding en heel veel ambitie. Daarnaast is het erg belangrijk voor ons dat wij in het label of de modeontwerper geloven en dat hij/zij potentie heeft. Het is ook erg belangrijk dat wij denken dat het label een toevoeging is aan het Nederlandse mode landschap.´ Ook zijn er tegenwoordig veel klein winkels of online stores die alleen collecties of stukken van jonge ontwerpers verkopen. Hierbij valt te denken aan Young designers United, 60 Days of Space, Designers-United en nieuweontwerpers.nl. Al deze (online) winkels zijn er op gericht om de collectie van de startende ontwerper te verkopen en naamsbekendheid te geven. Op het gebied van verkoop liggen er dus mogelijkheden. Bij de verkoop van de collectie zijn de problemen echter nog niet verholpen. Er is dan nog steeds het probleem om de financiering van de eerste collectie rond te krijgen, daar zijn financiële middelen zoals sponsoring van een pr-agent voor nodig. De financiering van de volgende collecties kan gedaan worden met de verkoop van de voorgaande collectie. Pr sponsoring is dus een lange termijn hulpmiddel dat startende modeontwerpers goed kunnen gebruiken.
11
3. Partijen 3.1 De starters Volgens CBS zijn er in december 2008 ongeveer 2.779 personen werkzaam in de mode- en interieurontwerp sector. Dit is 0,4% van de totale beroepsbevolking.6 Het daadwerkelijke aantal modeontwerpers is moeilijk te achterhalen. In de studie “Vormgevers in Nederland” van Daniëlle ter Haar en Frank van der Linden uit 2007 en in de later verschenen verdieping konden ze geen antwoord op deze vraag vinden. Waarschijnlijk ligt het aantal rond de 1.000 personen.7 Het aantal bedrijven in de modeontwerp sector is tussen 1995 en 2008 met 414% gegroeid. De modeontwerpers zijn vooral werkzaam in bedrijven die uit niet meer dan 1 werkzaam persoon bestaan. Veel startende en gevestigde modeontwerpers werken met stagiaires van modeacademies. De stagiaires werken gratis en kunnen zo een groot deel van het werk uit handen nemen. De stagiair krijgt werkervaring voor zijn inzet terug. Het aantal startende mode- en interieur ontwerpers is in de periode van 1998 tot 2008 fors gestegen. Onderstaande tabel geeft weer dat het aantal starters per jaar in de mode- interieurontwerp branche in tien jaar tijd met 439% is toegenomen. Terwijl het totale aantal steeg met 227%. Starters 8 Totaal Mode- en interieurontwerp
1998 58.151 82
2002 73.963 140
2008 190.272 442
De probleemstelling in dit onderzoek richt zich vooral op afgestudeerde modeontwerpers van de (mode)academie die een eigen collectie in het hoger segment van de markt willen brengen. Deze groep bestaat uit mensen van verschillende leeftijden. Ze hebben een opleiding design, of andere gerelateerde opleiding afgerond aan een van de Nederlandse (mode)academies. Daarnaast hebben de meeste starters ook eerst werkervaring opgedaan bij grote modehuizen of andere ontwerpers. Het modeontwerp duo Klavers van Engelen adviseert jonge modeontwerpers dan ook om pas een eigen label te beginnen als ze de zakelijke kant goed in de vingers hebben. Het duo is zelf de helft van hun tijd kwijt aan het managen van het merk.9 Als een modeontwerper besluit een zelfstandige onderneming te beginnen en hij wil het goed doen dan komt er heel wat op zijn pad. Er moet een ruimte (atelier) zijn waar hij zijn patronen en proefmodellen kan maken en de collectie kan ontwikkelen daarnaast moet er een ondernemingsplan komen met daarin de opzet en prognose van het bedrijf. Daaruit komt het benodigde kapitaal naar voren en dan kan er naar de juiste financieringsmogelijkheden gezocht worden. Daarna kan er een pr-agent gezocht worden die de collectie kan verkopen. Zelden gaat het traject echter zo. Het schrijven van een CBS Statline, “Cijfers beroepsbevolking”, december 2008 CBS, “vormgevers in Nederland (verdieping)”, Danielle ter Haar en Frank van der Linden, 2007 8 KVK, Handelsregister, starters en nieuwe inschrijvingen 9 “Modeontwerpers krijgen hulp”, Financieel dagblad, 30 september 2008 6 7
12
ondernemingsplan wordt meestal pas veel later gedaan.10 Dit zorgt er voor dat er op het moment van beginnen nog geen concreet uitgewerkt plan is en de modeontwerper zomaar aan een collectie begint. Uit gesprekken met startende modeontwerpers blijkt verder dat er op de designopleidingen niet heel veel aandacht besteedt word aan de voorbereiding op het starten van een eigen onderneming. Ook krijgen ze niet zo veel les in het in de markt zetten van een collectie. Het gaat op de opleiding meer om het ontwikkelen van het creatieve vermogen. Zo laten Daisy Kroon en Mattijs van Bergen weten. Zij geven aan dat ze hier ook niet in eerste plaats les in willen krijgen. Daisy zegt; ´Ik heb het druk genoeg met het creatieve gedeelte van mijn onderneming. Het liefst zou ik een persoon erbij hebben voor de planning e.d. maar daar is kort weg geen geld voor.´ Ook Mada van Gaans laat weten dat ze graag gebruik zou willen maken van een extra persoon. Modeontwerpers zijn bang dat ze stil komen te staan als ze teveel met organiseren en plannen bezig zijn. Bovendien zijn ze veel van hun kostbare tijd kwijt om dit soort taken te regelen. Als het eenmaal zo ver is dat ze een ondernemingsplan voor de bank moeten maken hebben ze hier toch wel moeite mee. De andere kant is dat de modeontwerpers hier eigenlijk niet te veel mee bezig moeten zijn. De modeontwerper houdt zich met de creatie bezig, geeft aan welke koers hij wil varen, zorgt voor ontwikkeling van de collectie en het imago en heeft contact met de pers. Daarnaast moet er een persoon zijn die zorgt voor planningen, calculaties, en de financiën van het bedrijf. Samen sterk, maar het probleem is dar er gewoonweg geen geld is om een persoon in dienst te nemen. Om de start voor modeontwerpers beter te laten verlopen is er behoefte aan personen die een commercieel/financiële instelling hebben. Dit wil niet zeggen dat de merken commercieel moeten worden maar deze personen kunnen helpen de onderneming optimaal te laten presteren. Er moet inzicht in de markt zijn. Daarnaast kan deze persoon helpen bij een collectie opbouw, het vaststellen van de kostprijs en het maken van een ondernemingsplan. Hierbij valt te denken aan afgestudeerde van de studie Fashion Management aan het Amsterdam Fashion Institute of het TMO in Doorn. Startende modeontwerpers hebben geen geld voor het aannemen van personeel. De vaste kosten die dit met zich meebrengt kunnen zij zich niet veroorloven. Een manier om dit op te lossen is het gebruik van freelance personeel. Freelance personeel is op dit moment al aanwezig voor creatieve activiteiten als een fotoshoot of pr. Voor andere taken moeten bureau´s ingehuurd worden die op hun beurt ook weer veel geld kosten. Er moet dus freelance personeel komen van de verschillende modemanagement opleidingen. Zij kunnen dan onderzoek doen naar de mogelijke subsidies die startende modeontwerpers aan kunnen vragen. Er kan onderzoek gedaan worden naar goede producenten en zij kunnen een planning maken. Dit is voor de modemanagers een goede leerschool om te ervaring op te doen in het managen van een onderneming en daarnaast worden de startende modeontwerpers meteen geholpen. De modemanagers zouden via een interim bureau uitgezonden moeten worden naar de verschillende modeontwerpers. Dit interim bureau zou goed ondergebracht kunnen worden bij HTNK. HTNK heeft veel ervaring met de werving en selectie van mode professionals en kan zijn ervaring stoppen in het uitzenden van interim personeel naar startende modeontwerpers. 10
Bijlage 3: Verslag interview ontwerpers 13
3.2. Banken In het verleden brachten zowel Rabobank11 als ING12 een rapport uit waarin wordt gepleit voor meer efficiency en beter risicomanagement in de creatieve economie. Doordat de modebranche onderhevig is aan sterk wisselende trends is de markt erg ondoorzichtig. Voor investeerders brengt dit een te groot risico met zich mee. De rapporten van ING en Rabobank vertegenwoordigen de stem van bijna alle banken in Nederland. Voor banken is het niet interessant om in een degelijke onderneming te investeren, des ondanks zie je bijna bij alle grote mode evenementen een bank als sponsor. ING is recentelijk sponsor geworden van de mode biënnale, Fortis de sponsor van de AIFW en SNS Reaal heeft een fonds opgericht dat evenementen en andere ideeën binnen de cultuur en wetenschap stimuleert. De belangrijkste drijfveer voor de banken om dit soort evenementen te sponsoren is om naamsbekendheid te creëren. Maar waarom dit creëren als ze vervolgens geen krediet willen verstrekken aan de modeontwerpers die hier moeten spelen? Hier telt voor hen alleen het commerciële belang. Door mode evenementen te sponsoren willen de banken zichzelf een bepaald imago geven. Omdat mode een steeds breder draagvlak heeft willen instellingen zich graag hieraan koppelen.13 Banken werken dus wel veel samen met de bekende organisaties en fondsen binnen mode. De verhouding met startende modeontwerpers is minder goed. In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de kloof tussen bank en startende modeontwerper.
3.3 Overheid De overheid geeft financiële steun aan verschillende fondsen en organisaties die subsidies of andere diensten verlenen aan cultuur (modeontwerp valt hieronder). De overheid ondersteunt cultuur vanwege de intrinsieke waarde en de positieve maatschappelijke effecten: ´Cultuur is cruciaal voor informatieverwerving en meningsvorming in de democratie, draagt bij aan de individuele ontplooiing van mensen en aan de economische groei.´14 De overheid heeft zelf een programma opgericht voor de creatieve economie. Dit programma voor de creatieve economie is voortgekomen uit de studie ´Ons creatieve vermogen´ geschreven door de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hieruit is onder andere het initiatief van de “Creative Challenge Call” ontstaan. Er is eenmalig €8 miljoen beschikbaar gesteld voor de 39 verschillende projecten die hieronder vallen.15 Voor modevormgeving zijn dat onder andere de projecten 40enco en Creative buddy. Beide zijn bijeenkomsten van slechts enkele dagen en geen projecten voor de lange termijn. Dat is juist wat de mode nodig heeft. Naast de “Creative Chalange Call” is ook het project “Techno partners” opgezet. Een veel belovend idee waarvoor door de ministeries van EZ en OCW nog eens een geldbedrag van €3.2 miljoen beschikbaar is gesteld. Het was de bedoeling om een investeringsfonds op te richten voor starters in de creatieve economie. Als een bedrijf uit de markt een fonds op zou zetten voor ondernemersupdate:Creatieve sector, 2008, 1e jaargang, nummer 5 ING sectorstudie: mode, 2002 13 Madelief Hohé, ‘Mode van mixers, Nederlandse Mode aan de start van een nieuw millennium’, in: Kostuum, Jaaruitgave van de Nederlandse Vereniging voor kostuum, kant, mode en streekdracht, Uitgeverij Hoontetijl Utrecht, 2006 14 Overheidsbegroting 2007 15 zie bijlage 2 “Overheidsuitgaven” 11 12
14
deze starters dan zouden ze de investering terug kunnen vorderen. Hierbij ligt de nadruk op “als”. Er is voor de sluiting van de tender (openbare aanbesteding) namelijk geen enkel plan ingediend. Misschien maar goed ook. Er zijn al veel fondsen die, op welke manier dan ook, kleinschalige sponsoring doen voor mode en cultuur maar vaak is de bijdrage voor de startende modeontwerper minimaal. Een daadwerkelijk bedrag waar een startende modeontwerper een collectie mee kan beginnen is dan niet beschikbaar. Het is beter dat geld in bestaande fondsen te stoppen. Naast de overheid zijn er ook vele gemeenten die startende modeontwerpers in hun district helpen. Zo financiert gemeente Arnhem bijvoorbeeld de Arnhem Mode biënnale en subsidieert de gemeente Maastricht waarschijnlijk het nieuwe mode evenement Fashionclash. De overheid is al sinds 2005 bezig om een plan neer te zetten voor de financiering van de creatieve economie maar nu anno 2009 is er nog geen plan dat daadwerkelijk werkt.16 De overheid begint zich echter wel langzamerhand steeds meer met de modebranche bezig te houden en contacten te leggen met de organisaties. Zo was er altijd al een samenwerking met het Fonds BKVB. Directe samenwerking met ontwerpers en bijvoorbeeld producenten is er niet maar dat is gezien de omvang ook niet mogelijk. Wel zou er een goede communicatie via één van de organisatie naar de modeontwerpers moeten komen.
3.4 Kamer van Koophandel De kamer van koophandel (KvK) bestaat al sinds 1720. Toen nog een kleine organisatie in Zeeland nu dé organisatie voor startende MKB- ondernemers. Voor startende MKB-ondernemers organiseert de KvK vele bijeenkomsten, lezingen en workshops. Ze helpt hen op weg bij het starten, groeien of overnemen van een bedrijf. In veel gevallen helpen de medewerkers, maar bij specifieke vragen wordt de hulp van brancheorganisaties of andere instellingen gebruikt. Voor onder andere startende modeontwerpers heeft de KvK Den Haag de “Desk creatief starten” opgericht. Bij deze desk kunnen starters met een creatieve onderneming hulp krijgen. Er word tijdens een gratis gesprek een stappenplan gemaakt dat de ondernemer gaat volgen. Hierbij wordt aandacht besteed aan het ondernemingsplan, de financiering en huisvesting. Het nadeel aan dit initiatief is dat je als aanvrager woonachtig moet zijn in de gemeente Den Haag. Terwijl uit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de creatieve starters gevestigd zijn in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem.17 Het op een plek zitten van de modeontwerpers heeft een positief effect op de concurrentiepositie.
16 17
“Een brug tussen cultuur en economie, evaluatie programma voor de creatieve industrie”, december 2008 TNO-rapport: “Vormgeving in de creatieve economie”, januari 2005 15
3.5 Branche organisaties
3.5.1 MODINT MODINT is de landelijke organisatie voor mode, interieur, tapijt en textiel. MODINT richt zich voornamelijk op het versterken van de concurrentiekracht van hun leden. De meeste activiteiten zijn ondergebracht in MODINT BV, vooral de activiteiten consultancy en credit management spelen hierbinnen een grote rol. MODINT richt zich op een brede doelgroep van dames-, herenen kinderkleding tot bruidsmode, tapijt, textiel en interieurtextiel. Ze behartigt de belangen van haar leden op economisch, sociaal, commercieel, juridisch, financieel en technisch terrein. Voor startende modeontwerpers is MODINT een organisatie die vooral op het gebied van logistiek veel informatie kan geven. Verder is de organisatie meer gericht op grote ondernemingen met een commercieel aantrekkelijke collectie.
3.5.2.Dutch Fashion Foundation De grootste organisatie die zich richt op startende modeontwerpers is de Dutch Fashion Foundation (DFF). DFF is een stichting die sinds 2001 onderleiding van Angelique Westerhof de positie van Nederlandse mode in de maatschappij wil versterken; zowel nationaal als internationaal. Dit doet zei op drie manieren: 1. Als centraal aanspreekpunt voor opkomende Nederlandse modeontwerpers van het hoogste niveau; 2. Vanuit Nederland als internationaal representatieplatform voor Nederlandse mode; 3. In het buitenland als culturele en economische representatie van Nederlandse mode. Zo heeft DFF op de dertiende verdieping van het World Fashion Center een soort ´cluster´ opgebouwd. Daar bevinden zich ateliers van veel belovende (startende) modeontwerpers, het Nederlands bontinstitute, een grafisch ontwerpkantoor, de Fashion masters van Fashion Institute Arnhem en de showroom waarin startende modeontwerpers hun collectie mogen showen. DFF wordt niet continu gesubsidieerd door de overheid. Op het moment dat er een project is dienen ze een aanvraag bij de overheid in. Daarnaast hebben ze sponsoren die geld geven en worden veel projecten gesteund door de Mondriaan Stichting en het Amsterdams Fonds voor de Kunsten. DFF haalt ook inkomsten uit de verkoop van kaarten aan bedrijven voor bijvoorbeeld “Prelude” en “ Dutch Fashion Awards”. DFF is één van de initiatiefnemers van Turning Talent Into Business (TTIB). Dit project is opgezet in samenwerking met Syntens, HTNK en Arnhem Mode Biënnale. Hierbij worden zestien potentiële modeontwerpers geholpen bij het ondernemerschap. De deelnemende modeontwerpers hebben een jaar na opzet van het TTIB project een atelier aangeboden gekregen in het Amsterdam Redlight Fashion project. Een ander initiatief van DFF is de Prelude. Een show aan de vooravond van de Fashion Week waarin vijf van de meest belovende Nederlandse modeontwerpers hun nieuwe collectie mogen showen aan pers, inkopers en 16
andere belangrijke stakeholders. Het publiek is select en er is veel ruimte om te netwerken. Een belangrijke zaak in de modebranche. De belangrijkste activiteit van DFF is de organisatie van de Dutch Fashion Awards. Dit jaarlijkse evenement geeft Nederlands talent de kans internationaal gezien te worden. Er wordt een vakjury samengesteld met daarin personen uit het nationale en internationale modecircuit. De Dutch Fashion Awards hebben er ondermeer voor gezorgd dat Nederlandse modeontwerpers mochten showen op de Camera della Moda in Milaan en zo tussen de wereldtop stonden. DFF onderscheid zich van de Amsterdam International Fashion Week door als kwaliteitskeurmerk en scout een strenge selectie van de allerbeste opkomende modelabels op vernieuwende wijze te presenteren.18 Dit geeft aan dat DFF alleen bereid is geld te investeren in de allerbeste. Volgens Mattijs van Bergen (een van de uitverkoren van DFF) is dit de juiste manier van werken. ´DFF heeft professionals die de modeontwerpers met potentie uit kunnen kiezen. Het heeft geen zin om vele startende modeontwerpers een beetje te steunen. Een collectie maken kost veel geld en om na de eerste collectie een volgende te kunnen maken heb je net zo veel geld nodig. Door de programma´s van DFF zijn een aantal startende modeontwerpers voor langere tijd en op meerde vlakken geholpen en zo is hun kans van slagen groot.´ DFF werkt veel samen met andere organisatie binnen de mode zoals HTNK en Syntens. Ook hebben ze een goed contact met het bedrijfsleven en banken.
3.5.3 Htnk Htnk bestaat sinds 1997 en is actief op het gebied van recruitment, consultancy en ontwikkelingsprojecten in de mode branche. Onderleiding van Mariet Hoitink is er een platform opgericht dat talentvolle werknemers aan talentvolle werkgevers koppelt en andersom. Naast de recruitment richt HTNK zich ook op het strategisch adviserende vlak binnen vele verschillende bedrijven en beschikken ze over een zogenaamde talent toolbox waarvoor ze verschillende workshops en cursussen organiseren. Samen met de Modefabriek heeft HTNK 3RD BACHELOR opgezet. Eind 2009 vindt de eerste editie plaats. 3RD BACHELOR is een platform voor afstuderende modestudenten. Ze krijgen tijdens de Modefabriek de kans om hun derdejaars collectie te showen aan het publiek. Volgens Carlo Wijnands, talentscout van HTNK, is de derdejaars collectie van modestudenten het meest experimenteel en conceptueel en daardoor aantrekkelijker om te zien. Door 3RD BACHELOR krijgen studenten in modeontwerp al in een vroeg stadium de kans om hun collectie aan de media te laten zien. Dit is goed voor de naamsbekendheid als ze afgestudeerd zijn. HTNK organiseert ook iedere zomer editie van de Amsterdam International Fashion Week samen met Premsela en kledingmerk G-star de “Lichting”. Een show tijdens de Amsterdam International Fashion Week waarin afstuderende modeontwerpers, die geselecteerd zijn door professionals van hun school, hun afstudeercollecties laten zien en kans maken op een prijs bestaande uit een geldbedrag en een mogelijkheid om de collectie elders in de wereld te showen. 18
activiteiten Dutch Fashion Foundation, Angelique Westerhof 17
3.6 Overige fondsen en stichtingen 3.6.1 Premsela Premsela werkt sinds 2002 aan de verbetering van het Nederlands designklimaat. Na de opheffing van het Vormgevingsinstituut in 2000 heeft staatssecretaris Rick van der Ploeg de commissie vormgeving ingesteld onder leiding van Jules van de Vijver. In september 2001 heeft de Tijdelijke Adviescommissie Vormgeving gerapporteerd. Op basis van dat rapport is er een kwartiermaker aangesteld die met adviesbureau Deloitte de structuur heeft ontwikkeld van wat nu Premsela is. Premsela kijkt bij de verbetering van het designklimaat in verschillende richtingen, design en mode hebben te maken met cultuur en economie, ambacht en industrie, ontwerpers en fabrikanten, opdrachtgevers en gebruikers, amateurs en professionals, in binnen- en buitenland. Ze organiseren lezingen, debatten en tentoonstellingen. Daarnaast doen ze onderzoek, schrijven publicaties, en geven informatie en advies. Vanaf het moment dat Premsela opgericht is wordt het gesubsidieerd door het Ministerie van OCW en de Gemeente Amsterdam. Premsela is voor startende modeontwerpers een belangrijke organisatie. Vanaf het moment van afstuderen hebben ze al initiatieven om ontwerpers te helpen een goede start of eigenlijk naamsbekendheid te geven. Hierbij gaat het om de Lichting (uitleg hierboven). Premsela zorgt voor verschillende onderzoeken in de creatieve economie of specifiek over modeontwerp. Door deze onderzoeken word de markt transparanter en kunnen startende modeontwerpers zich beter voorbereiden op het ondernemen. Het vormgevingstijdschrift Morf is een uitgave van Premsela en ze organiseren samen met de Cultuurfabriek performances, shows en exposities voor Streetlab. Streetlab richt zich op de streetfashion designer en street artist.
3.6.2 Kunstenaars&Co Kunstenaars&CO is een landelijke organisatie in 2003 voortgekomen uit drie partijen: de Stichting PodiumKunstWerk, de Stichting Scheppende Kunstenaars en de Stichting Voorzieningsfonds voor Kunstenaars. Kunstenaars&CO stimuleert en ondersteunt kunstenaars bij het ontwikkelen van economische zelfstandigheid. Dit doen ze doormiddel van het aanbieden van cursussen, workshops, persoonlijke begeleiding, werkervarings mogelijkheden, evenementen en lezingen, websites en De Kunstenaarslijn. Kunstenaars&Co ziet onder kunstenaars alle aspecten van vormgeving en creatie. Het bekendste product van Kunstenaars&Co is de WWIK. De Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) is een regeling voor startende of al beroepsmatig werkende kunstenaars. De WWIK-regeling biedt kunstenaars een kans om een professionele beroepspraktijk op te bouwen. Zo ontvangen kunstenaars een soort uitkering naast de inkomsten die ze eventueel uit opdrachten of een eigen onderneming halen. Kunstenaars&CO heeft de wettelijke taak om de beroepsmatigheids onderzoeken uit te voeren bij kunstenaars die gebruik willen maken van de WWIK.
18
Samen met Triodos bank heeft Kunstenaars&Co de cultuurlening opgesteld. Deze lening is vooral interessant voor ondernemers die al gebruik maken van de WWIK. Deze mensen krijgen namelijk nog een korting op de rente en betalen niet de €480 voor de consulten met de specialist. Het is zo dat je een WWIK gehad moet hebben voor je de cultuurlening mag ontvangen. De cultuurlening bedraagt €10.000 of €20.000. Een bedrag boven de €30.000 is ook mogelijk in overleg met Triodos bank. Kunstenaars&Co heeft het gat tussen bank en cultuur een beetje weten te dichten door zijn samenwerking met Triodos bank. Door wederzijdse informatievoorziening kunnen beide partijen gebruik maken van de ervaring van elkaar.
3.6.3 Syntens Syntens is een onafhankelijk klankbord voor MKB ondernemers. Syntens is specialist in vernieuwing in alle bedrijfsaspecten en weet waar kennis en kennissen te vinden zijn. Syntens is een innovatienetwerk dat gratis adviezen verstrekt aan het MKB. Het Ministerie van Economische Zaken subsidieert Syntens. Dat maakt ze onafhankelijker van commerciële partijen en zorgt ervoor dat er geen kosten in rekening gebracht worden. Permanente innovatie is noodzakelijk. Dat is goed voor de internationale concurrentiepositie en goed voor Nederlandse bedrijven. De missie van Syntens is als volgt verwoord; Syntens versterkt het innovatievermogen van MKB-ondernemingen, zet hen daarmee aan tot succesvol innoveren en levert daardoor zichtbaar een bijdrage aan duurzame groei. De diensten van Syntens zijn voor startende modeontwerpers heel interessant. Ze kunnen advies geven over het organiseren van het bedrijf, over financiering en ze kunnen startende modeontwerpers helpen met groeiadviezen. Syntens werkt samen met HTNK, DFF en Arnhem Mode biënnale voor het project “Turning Talent Into Business”.
3.6.4 Fonds BKVB Het Fonds BKVB is de landelijke instelling die het beeldend kunstenaars, vormgevers, architecten, modeontwerpers en bemiddelaars mogelijk maakt hun werk op allerlei wijzen te ontwikkelen. Het beleid van het Fonds BKVB is daarbij in te delen in drie sporen: subsidies, internationalisering en bijzondere projecten. Allereerst verstrekt het Fonds BKVB subsidies aan individuele beeldende kunstenaars, vormgevers, architecten en bemiddelaars. Naast subsidies voor starters en bijdragen waarmee aanvragers op basisniveau hun beroepspraktijk kunnen voortzetten, verstrekt het Fonds BKVB subsidies voor projecten, onderzoek, nieuw werk, buitenlandse vervolgopleidingen, reizen, publicaties, etc. Op het gebied van internationalisering is het Fonds BKVB extra actief. Jaarlijks stelt het Fonds een tiental ateliers in het buitenland beschikbaar voor een langere werkperiode. Elke drie jaar wordt er aan de hand van een onderzoeksthema een interdisciplinaire studiereis georganiseerd. Ten slotte is het Fonds BKVB op verschillende manieren betrokken en verantwoordelijk voor een groot aantal bijzondere projecten. Via de 19
commissie Pilotprojecten ondersteunt en initieert het (onderzoeks)projecten die van belang zijn voor de contextuele ontwikkeling van de kunsten. Van oudsher reikt het Fonds BKVB om het jaar een aantal oeuvreprijzen uit, evenals de Prijs voor de Kunstkritiek en de Benno Premselaprijs. Onlangs werd daar de Prijs voor de Jonge kunstkritiek aan toegevoegd. Alle subsidiemogelijkheden en activiteiten van het Fonds BKVB hebben elk op eigen wijze tot doel de hedendaagse beeldende kunst, vormgeving en bouwkunst in Nederland te bevorderen. Het Fonds BKVB wordt gefinancierd door het Ministerie van OCW en is een stichting met een onafhankelijke besluitvorming. Jaarlijks ontvangt het Fonds BVKB €20.000 van het ministerie van OCW voor het uitvoeren van haar activiteiten. Het Fonds BKVB stelt het startstipendium ter beschikking aan startende ondernemers in de kunsten. Het startstipendium is bedoeld om beginnende vormgevers in staat te stellen zich verder te ontwikkelen. Met het startstipendium kunnen zij zich op de artistieke en zakelijke ontplooiing van hun werk richten. Ontvangers van een startstipendium kunnen in principe met de subsidie doen wat hun voor de start van hun onderneming goed is. De subsidie kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de kosten van levensonderhoud en vaste beroepskosten voor apparatuur en de huur van een werkruimte. Ook kan het bedrag bijvoorbeeld besteed worden aan het verrichten van onderzoek, het deelnemen aan prijsvragen, modeshows, beurzen, presentaties of manifestaties in binnen- en buitenland, of een werkperiode in het buitenland. Vormgevers kunnen tot uiterlijk vier jaar na het verlaten van een bachelor opleiding aan een TU of een HBO-academie voor vormgeving, een aanvraag indienen. De opleiding dient ten minste twee jaar te zijn gevolgd. Aanvragen van het startstipendium kan tot vier jaar na het verlaten van de masteropleiding, op voorwaarde dat deze aansluitend op de eerste opleiding is gevolgd. Het verzamelinkomen van de aanvrager mag in het jaar of de jaren waarvoor de subsidie wordt toegekend niet hoger zijn dan € 35.000. Aanvragers kunnen maximaal twee keer een startstipendium toegekend krijgen.
3.6.5 Mondriaan stichting De Mondriaan Stichting zet zich in voor een sterke en professionele cultuursector, die de betekenis van kunst, vormgeving en erfgoed duidelijk onder de aandacht van een breed publiek weet te brengen. Dit doen ze door uitzonderlijke projecten en activiteiten te ondersteunen in Nederland en daarbuiten. De Mondriaan Stichting richt zich daarbij hoofdzakelijk op musea, presentatie-instellingen, kunstenaarsinitiatieven, archieven en bibliotheken. De Mondriaan Stichting wil zoveel mogelijk Nederlandse kunst in het buitenland promoten en wil stimuleren dat meer Nederlanders kunst in huis halen. Om in deze missie te slagen werkt de Mondriaan Stichting nauw samen met andere maatschappelijke organisaties, zowel binnen als buiten de culturele sector. Zo kunnen krachten worden gebundeld, netwerken gekoppeld en expertises worden gedeeld. De Mondriaan Stichting wil instellingen in staat stellen om een impuls te geven aan hun professionalisering voor een kwalitatief hoogwaardige bedrijfsvoering. Op het gebied van modeontwerp steunen ze co-lab. Hieronder meer daarover. 20
3.6.6 Co-lab Het in 2006 opgericht co-lab is tot stand gekomen door Guus Beumer en Gert Staal. Co-lab is een platform voor mode en strategie. Onder het motto ´Getting to the top of the market requires talent, knowledge and money´ helpen ze talentvolle designers met advies voor de financiering en de strategie. Volgens de oprichters van co-lab gaat het bij mode niet alleen om de presentatie maar is de achterliggende organisatie ook belangrijk of zelfs belangrijker. Co-lab wordt gesteund door onder andere fonds BKVB, De Mondriaan stichting en Alexander van Slobbe. Co-lab hoopt in 2009 te beschikken over 3,5 tot 5 miljoen euro om te investeren in projecten. En hopen dat het geld wat ze kunnen investeren zowel van publieke als privé-investeerders afkomstig is.
3.6.7 Amsterdam International Fashion Week In juli 2004 organiseerden Steve te Pas en James Veenhof met hun bedrijf Moshi Moshi voor het eerst de Amsterdam International Fashion Week. Tijdens de eerste editie in 2004 bestond het programma uit slechts vier shows. In 2009 is dat uitgegroeid tot 21 shows. Met de komst van een modeweek in Nederland is er een toegankelijke mogelijkheid voor ontwerpers om hun collecties te showen. Afgelopen Fashion Week waren er modeontwerpers die hun show af moesten zeggen in verband met de financiering die ze niet rond kregen. Tot en met 2008 werd de Fashion Week gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam. Sinds de subsidiering is gestopt is het voor de Fashion Week financieel moeilijker geworden maar ze hebben nog andere sponsors en halen inkomsten uit zaken als horeca en advertenties. ´Het is jammer dat de gemeente Amsterdam haar subsidiering ingetrokken heeft.´ zegt; Harm Jan Keizer van AIFW. ´Als je ziet hoe de Kopenhagen Fashion Week is gegroeid door overheidssteun, is het echt jammer dat wij die kans niet hebben gekregen.´ Een kans om te groeien is er nog niet echt voor de AIFW. Het lijkt of ze met hetzelfde probleem als de startende modeontwerpers te maken hebben, geld.
3.6.8 Arnhem Mode Biënnale Sinds 2005 vindt, naar initiatief van Piet Paris, de Arnhem Mode biënnale plaats. Één keer per twee jaar staat de stad Arnhem geheel in het teken van mode. Er zijn o.a. catwalkshows, lezingen, een winkelroute en exposities. De gemeente Arnhem trekt voor dit evenement €350.000 per jaar uit. Dat is dus €700.000 per Biënnale. Naast de subsidie van de gemeente Arnhem hebben ze twee partners; Essent en ING. Daarnaast hebben ze rond de tien sponsors. De nieuwe bestuursvoorzitter is Medy van der Laan, oud minister van OCW. Op de Arnhem mode biënnale zijn nationale en internationale modeontwerpers te zien. ´Het is goed om te zien dat een mode evenement in Nederland zo internationaal gaat.´zegt Daisy Kroon starter en afgestudeerd aan de Willem de Kooning Academie. ´Hierdoor zien bedrijven hoe internationaal de mode in Nederland is en zullen ze eerder geïnteresseerd zijn om in ons te investeren.´
21
4. De geldstroom Daisy Kroon heeft voor een groot deel gelijk met haar uitspraak dat de Nederlandse modeontwerpers internationaal bekender moeten worden, maar voor dat dat kan gebeuren moet er een goede fundering zijn voor de start en groei voor de modeontwerper. Er moet een goede financiële basis zijn waarop de modeontwerper kan voortborduren en uitbreiden. Kijkende naar het de omschrijvingen in het vorige hoofdstuk wordt duidelijk dat er veel fondsen en organisaties zijn die startende modeontwerpers zouden moeten helpen maar dat er maar weinig zijn die daadwerkelijk geld kunnen/willen investeren in een onderneming. Natuurlijk is het zo dat het ook belangrijk is dat er ruimte is om shows te geven en dat bedrijven daarin investeren maar zolang de startende modeontwerpers zelf geen geld hebben zijn de shows geen prioriteit. Zo was dit ook te zien afgelopen Amsterdam International Fashion Week. Er waren veel modeontwerpers die hun show af hebben gezegd omdat ze kort weg geen geld hadden. Het is natuurlijk onmogelijk om alle startende modeontwerpers te helpen. In andere sectoren is het zo dat bijna de helft binnen vijf jaar failliet is. Het succes van een modeontwerper moet een natuurlijk verloop hebben. Er moet meer structuur en aandacht komen voor de financiering van startende modeontwerpers en de economische belangen hiervan. Het grootste probleem is dat de aard van het creatieve proces onvoorspelbaarheid en risico´s met zich mee brengt, zeker in branches waarbij de initiële creatie hoge investeringen met zich mee brengt. Bovendien zijn de productiekosten verzonken: eenmaal geïnvesteerd in de productie zijn ze alleen maar terug te halen door de verkoop van het product. Zelfs gevestigde, succesvolle modeontwerpers zoals Klavers van Engelen en Spijkers en Spijkers melden dat de onbekendheid van financiële dienstverleners met de creatieve bedrijfstakken de toegang tot risicodragend kapitaal belemmert. Het belang van de creatieve sectoren groeit. De grootste groeiers in de creatieve economie zijn podiumkunsten en (mode)ontwerpers. Dit zou dus moeten betekenen dat deze groepen potentieel hebben en dus gesteund moeten blijven worden om te groeien. Uit cijfers van Rabobank bleek dat tussen 1996 en 2006 de omzet van de creatieve economie meer steeg dan de nationale economie. Er was een omzet groei van 4% per jaar. De nationale economie groeit ±2,2% per jaar. Het gemiddelde winstpercentage in een onderneming in de creatieve economie was 6,9%. Dit is een relatief hoog percentage t.o.v. een gemiddelde MKB-onderneming. Dit geeft dus aan dat de markt groeiende is en eigenlijk voor investeerders aantrekkelijk zou moeten zijn. Daarnaast is het zo dat er steeds meer belangstelling voor mode is. De mode wordt voor een steeds groter publiek toegankelijk. Dit komt onder andere door de groeiende media aandacht en door de snelle reproductie door grote winkelketens als H&M. Hierdoor is de mode van de catwalk dichterbij. Een nadeel is dat ondernemingen in de creatieve industrie een hoog (20%) aandeel kort vreemd vermogen op hun balans hebben staan. Een relatief hoog aandeel korte termijn financieringen zoals crediteuren, factoring en/of 22
bancaire kredieten maakt dat de liquiditeit van deze ondernemingen goed in de gaten gehouden moet worden. 19 Om dit in de hand te houden is het van belang dat creatieve ondernemingen vooraf een goede liquiditeitsbegroting opstellen. Ze moeten een overzicht maken van de verwachte inkomsten en uitgaven zodat er duidelijk is of er aan de kortlopende schulden voldaan kan worden. Daarnaast leidt elke euro extra productie in creatieve bedrijfstakken tot 55 tot 90 cent meer productie elders in de economie. Dit zou betekenen dat als er meer investeringen in de creatieve sector worden gedaan de gehele economie zou moeten groeien. Natuurlijk is deze stelling te kort door de bocht maar het feit dat een investering in de mode leidt tot meer productie elders in de economie is een interessant gegeven en zou voor potentie kunnen zorgen.
4.1 Eigen vermogen Als een bancair krediet niet haalbaar is zou een deel eigen vermogen de oplossing zijn. Het is echter zo dat de meeste startende ontwerpers net afgestudeerd zijn of werkervaring op hebben gedaan bij andere modeontwerpers en daar voor niets of bijna niets gewerkt hebben. Veel van de startende modeontwerpers vraagt bij de ouders een onderhandse lening aan zonder of met heel weinig rente. Het rentepercentage bij de banken is vaak hoog en dat brengt te veel extra kosten met zich mee. Startende modeontwerpers kunnen door de lange terugverdientijd van hun producten vaak niet aan de betalingsvoorwaarden voldoen. Voor banken is het vaak een strop dat er zo weinig eigen vermogen in de onderneming zit, want hoe meer eigen vermogen hoe hoger de buffer is bij faillissement. Het is voor banken onzeker als een onderneming voornamelijk op subsidies e.d. gebouwd is. Dit is in veel van de startende modeontwerpers het geval. In combinatie met de onzekere markt zorgt dit voor ongunstige omstandigheden.
4.2 Bankkrediet Het lijkt zo vanzelfsprekend dat op het moment dat een onderneming bij de kamer van koophandel is ingeschreven er ook een ondernemingplan klaar hebt liggen met daarin de financiële en strategische situatie van de onderneming. Bij startende modeontwerpers is dat echter niet zo vanzelfsprekend. Veel modeontwerpers gaan naar de bank voor een lening met een beknopt plan. Als ze de lening niet krijgen proberen ze via een fonds een uitkering of subsidie te krijgen. In de meeste gevallen zonder succes. Van de 100.000 starters per jaar vraagt er 10-15% een krediet aan bij een bank. Meestal gaat het hier om een microkrediet van onder de €30.000 vertelt Joost van Dun van de ING.20 Op de vraag waarom starters in de creatieve economie zo moeilijk een krediet krijgen geeft hij als antwoord dat een bank niet specifiek naar de branche kijkt maar puur naar het ondernemingsplan en de daarbij behorende financiële onderbouwing (prognoses e.d.). Zo luidt ook het antwoord van de Rabobank en ABN AMRO. Het probleem zit hem in het ondernemingsplan en de 19 20
Rabobank, Ondernemers update, 2008, 1ejaargang, nummer 5 Gesprek met Joost van Dun, ING Nederland, op 4 april 2009 23
financiële onderbouwing. Een bank wil de zekerheid dat hij zijn geld terug krijgt binnen een bepaalde tijd. Om de kans op een lening te vergroten zou er voor ondernemers in de creatieve economie een garantiefonds op gesteld moeten worden. Dit garantiefonds kan eventuele onzekerheden voor de bank weg nemen op het moment dat het wat slechter gaat met de markt. Op deze manier blijft de bank gegarandeerd voor het terugvorderen van het geld. Voorwaarde hieraan is dat het risico op terugvordering net zo groot moet zijn als in andere sectoren. Het moet dus niet zo zijn dat de bank nu 100% zeker is want dat is normaal gesproken ook niet het geval.
4.3 Ondersteunende instanties Subsidie
Dienst
Evenemen t
Overheidsf inancierin g
Overig
HTNK
Nee
nee
nee
TTIB
DFF
nee
Recruitment, consultancy en projecten, workshops Begeleiding ontwikkeling
DFA, Prelude, Dutch Touch
nee
MODINT
Nee
Belang behartigen, workshops, lezingen
nee
TTIB, Th+Floo r -
Lichting, Streetlab
Ja, ministerie OCW
Morf
WWIK en cultuurlening
-
Ja, ministerie OCW
-
Innovatie netwerk
-
Ja, ministerie EZ Ja, ministerie OCW
TTIB, gratis advies Oevrepri js en Premsel a prijs -
Premsel nee a Kunsten Nee aars & Co Syntens Nee Fonds BKVB
Ja
Lezingen workshops
-
Mondria an Stichting
Ja
-
Co-lab
Nee
AIFW
Nee
Arnhem Mode biënnale
Nee
Professionali sering, internationali sering Strategische en financiële steun Aanbieden van show ruimte Aanbieden van show ruimte
-
nee
AIFW
nee
Arnhem mode biënnale
Ja, gemeente Arnhem
Gesteun d door BKVB -
-
Als je kijkt naar het overzicht blijkt dat er vooral diensten geleverd worden en weinig financiële steun is. Hieronder worden de drie meest gebruikte financiële middelen uitgelicht en laat het zien wat het voordeel is. Van alle te verkrijgen subsidies voor startende modeontwerpers zijn de WWIK, cultuur lening en het startstipendium het bekendst. 24
Het startstipendium bedraagt €18.000, - voor een periode van 12 maanden. In verhouding tot de €30.000, - tot €500.000, - die nodig zijn om een collectie neer te zetten is dit slechts een klein deel. Maar het is een begin. De subsidie mag twee keer aangevraagd worden. Het nadeel van de subsidies van Fonds BKVB is dat het startstipendium tot vier jaar na verlaten van studie aangevraagd mag worden maar de daarop volgende subsidie mag pas na acht jaar werkervaring aangevraagd worden. Er vanuit gaande dat de starter het geld hard nodig heeft en de eerste twee jaar startstipendium aanvraagt, is er in de tussenliggende jaren dus geen financiële steun mogelijk. Wel kan er dan gekozen worden voor een WWIK uitkering. De subsidie en uitkering mogen echter niet samen aangevraagd worden. De hoogte van de WWIK ligt rond de €700 per maand. Dat betekent €8400 per jaar. Stel dat je dus in aanmerking komt voor een startstipendium en daarna een WWIK uitkering aanvraagt heb je voor de eerste drie jaar maar een heel klein deel van de totale investering die nodig is. Naast het startstipendium kan er ook voor gekozen worden om een cultuurlening bij triodos af te sluiten. Er kan een bedrag boven de €10.000,geleend worden. Hier wordt het opletten, ontwerpers die namelijk nog geen WWIK hebben gehad of gaan ontvangen moeten 2,5% meer rente betalen. Het is dus verstandig om eerst een WWIK aan te vragen. Deze twee vormen van financiële steun mogen wel samen worden aangevraagd. Er is dus in totaal niet voldoende geld beschikbaar om de eerste jaren door te komen. Uit onderzoek van Sjaak van der Werf, directeur Voorlichting en Advies van de KvK Den Haag blijkt dat de meeste bedrijven niet in het eerste maar in het tweede jaar stoppen. Juist dan is het dus belangrijk dat er financiële middelen van fondsen beschikbaar zijn. Eenmaal het vijfde jaar overleefd is de uitval van bedrijven minimaal. Om overzicht te krijgen in de vele projecten, subsidies e.d. zou er één databank moeten komen waarin de informatie op een rijtje staat. In deze databank moet ook informatie komen over het opzetten van een onderneming en gegevens over producenten, pr-bureau´s, banken en privé-investeerders. Op die manier is alle informatie op een plek aanwezig en toegankelijk voor iedereen met een onderneming in de mode. Deze databank zou het beste bij DFF ondergebracht kunnen worden omdat zij het meest met starters hebben gewerkt. Er moet dus wel voor gewaakt worden dat de informatie algemeen toegankelijk is en niet alleen een select aantal startende modeontwerpers. Op deze manier wordt het voor een ontwerper overzichtelijker en kan er meer gebruik worden gemaakt van de middelen die al aanwezig zijn. Wel moet er voor geweken worden dat startende modeontwerpers geheel afhankelijk worden van subsidies. Dit geeft een onzeker gevoel en komt niet ten goede van de organisatie. Daarnaast gaat de aanvraag van een subsidie of tegemoetkoming in Nederland veel te langzaam. “Er moeten vele rapporten en verslagen geschreven worden en door een strenge commissie gelezen worden. 9 op 10 startende modeontwerpers krijgt uiteindelijk niet de subsidie die ze zouden willen hebben. “ zo laat Mattijs van Bergen weten. Startende modeontwerpers redden het niet om op de mogelijkheden die er op dit moment zijn een goede start te maken. Daarom worden hieronder andere vormen van mogelijke financiering nader bekeken.
25
4.4 Sponsoring Een andere manier van financiële steun kan doormiddel van sponsoring. Volgens Jolanda Strien van Dutch Fashion Foundation kiezen sponsoren ervoor op om ‘iets’ met mode op te nemen in hun marketingstrategie, omdat mode staat voor passie, elegantie, glamour en esthetiek. Bovendien spreekt mode een breed publiek aan. Zij delen deze waarden met o.a. MercedesBenz, Dior en Moet et Chandon champagne. Bij de AIFW zijn ze hier wat korter over. Het gaat om: Visibility (logo), Hospitality naar klanten/zakenrelaties, merkassociatie, pers contact, contact met invloed rijke mode mensen en een maatschappelijk deel (supporten van jong talent). Waarschijnlijk heeft elke sponsor zo zijn eigen drijfveer maar vooral het noemen van het supporten van jong talent is veel belovend. Na mijn onderzoek bij een aantal bedrijven blijkt echter dat ze niet bepaald staan te springen om een startende modeondernemer daadwerkelijk financieel te steunen. Als er word gevraagd of ze vooraanstaande organisaties met een goede naamsbekendheid willen steunen wordt de reactie al iets positiever. Ook het feit dat hun merknaam aan mode wordt verbonden is voor vele een goed argument om mee te doen. Wederom wordt er dus gekeken naar een zo groot mogelijke commercieel belang. Aangezien er in Nederland maar weinig organisaties zijn die aan financiële steun voor het opzetten van een onderneming doen is dit niet bepaald ideaal. De organisaties die wel financiële steun geven doen dit alleen aan een select aantal modeontwerpers en laten hierin dus niet de consument de beste uitkiezen. Sponsoring hoeft echter niet altijd in de vorm van geld. In het geval van Mattijs van Bergen sponsort een stoffabrikant zijn stoffen. Dit met de gedachte dat als hij Mattijs steunt bij de sample collectie hij zeker weet dat hij ook voor de productie voor stoffen bij hem komt. Hij is dus in zeker mate verzekerd van een afname na zijn sponsoring. Het nadeel voor Mattijs is dat hij niet altijd de kleur kan kiezen die hij wil maar er is voor hem een kostenpost weggenomen. Dit zou eigenlijk ook heel goed bij productiebedrijven kunnen. Op het moment dat een productiebedrijf een samplecollectie maakt voor een modeontwerper heeft hij ook de zekerheid dat de modeontwerper zijn productie bij hem laat maken omdat de modeontwerper bekent is met de kwaliteit en service. En ook al is de oplage in het begin misschien klein, iedere starter heeft het doel om uiteindelijk in ieder geval zo groot te groeien dat het zichzelf overeind kan houden. Helaas hebben de producenten in Nederland blijkbaar werk genoeg en produceren liever de High Summer Collectie van bijvoorbeeld Claudia Sträter. Hier moet dus iets op gevonden worden. In België bijvoorbeeld werkt het zo dat als je als producent stuks van Dries van Noten mag produceren je verzekerd bent van werk omdat dan iedereen bij je wilt produceren. Deze ontwerpers doen geen collecties van grote winkelketens. Door hun bekendheid door het produceren van stuks van grote ontwerpers komen ook de kleinere en kunnen ze goed rond komen. In Nederland moeten ook meer van dergelijke ateliers komen. Ook kan er hier gedacht worden aan een samenwerking met een ROC of andere school op mode gebied. Vaak beschikken deze scholen over een uitgebreide naairuimte met daarin de benodigde machines. Op momenten dat hier geen les gegeven wordt kunnen modeontwerpers hier kleine producties maken. Dit voorkomt de aanschaf van dure machines voor het vervaardigen van kleine aantallen.
26
4.5 Andere financiële middelen
4.5.1 Prijzen Naast subsidies, bank kredieten en alle andere financiële middelen zijn ook de prijzen niet geheel onbelangrijk. Naast het feit dat de meeste prijzen ook een geldbedrag cadeau geven is ook de naamsbekendheid die een ontwerper hiermee krijgt van belang. Het is nu eenmaal zo dat hoe bekender de naam hoe eerder je zaken geregeld krijgt. Als je als pas afgestudeerde bijvoorbeeld de Lichting wint geeft dit aan veel organisaties het sein dat je een veelbelovende ontwerper bent en dat de mensen iets in je zien. Dit verhoogt de zekerheid en verkleint daarmee de risico´s voor investeerders. Ook kunnen sommige prijzen helpen om meer bekendheid in het buitenland te krijgen omdat er bijvoorbeeld een international jury aanwezig is zoals bij de Dutch Fashion Awards. Maar helaas is dit maar voor een select aantal weggelegd. Wel is het zo dat veel van de modeontwerpers die een dergelijke prijs winnen ook echt vooruitgang boeken door het winnen van het geld. Een voorbeeld hiervan is Monique van Heist. Banken zouden ook een prijsvraag kunnen houden voor startende modeontwerpers die een ondernemingsplan hebben. Het beste plan krijgt een geld bedrag en financieel advies. Hierdoor hebben ze naamsbekendheid, en het overzicht in de financiële situatie van het bedrijf en kunnen dus mee beslissen met belangrijke beslissingen. Deelnemers zouden dan wel hulp moeten krijgen bij het optimaliseren van het ondernemingsplan. Als de banken hierdoor beter weten hoe het in een mode onderneming aan toe gaat zullen ze eerder geld verstrekken aan startende modeontwerpers.
4.5.2 Privé investeerders In onderzoeken wordt modeontwerp vaak in het hokje van kunst gestopt, daarom is het raadzaam eens te kijken hoe de financiering daarvan gaat. Hieruit blijkt dat er veel overeenkomsten zijn met modeontwerp maar dat er bij kunst bijvoorbeeld ook sprake is van privé investeerders. Cultuur mecenaat 21 wel te verstaan. Cultuur mecenaat betekent dat investeerders puur uit betrokkenheid of passie voor een bepaald project, musea, collectie of kunstenaar een gift geven. Het kan gaan om kleine of grote bedragen. Het verschil met sponsoring is dat deze personen een dusdanige band hebben met hetgeen waar ze geld in stoppen dat ze er geen tegenprestatie voor hoeven. In Amerika komt mecenaat veel voor. De overheid subsidieert daar namelijk maar een heel klein gedeelte. De ´geefcultuur´ in Nederland is nauwelijks ontwikkeld en giften komen bijna niet voor. Zoals José Teunissen van ARTEZ al aan geeft in een gesprek met Nienke van Hijum: ´Privé-investeerders zijn van groot belang. Spektakelstukken zijn natuurlijk spraakmakend, maar uiteindelijk gaat het toch om de verkoop. Het is dus eigenlijk niet zo gek dat musea achterblijven wat betreft museale en conceptuele presentaties. Veel musea hebben geen eigen budget en zijn dus afhankelijk van schenkingen. Iemand als Han Nefkens die wil investeren in dit soort projecten is dus erg van belang. Ook voor het imago van de ontwerpers, want de museale stukken 21
www.cultuurmecenaat.nl 27
zijn uiteraard goed voor het benadrukken van het imago van bijvoorbeeld Viktor & Rolf en Hussein Chalayan.´ Waarom ook niet zou iemand die zeer betrokken is met mode een show piece van een modeontwerper opkopen zodat aan de ene kant de modeontwerper inkomsten heeft en aan de andere kant het stuk tentoon gesteld kan worden om zo de naamsbekendheid van de modeontwerper te vergroten. Natuurlijk moeten de collecties niet voor een te groot publiek toegankelijk worden, dat zou de waarde van de stukken omlaag halen maar door als modeontwerper een imago neer te zetten en deze in musea tentoon te stellen kun je meer naamsbekendheid creëren. “The fact that the clothes may not be wearable is irrelevant: the idea is to create a buzz.”22
4.6 Financiele analyse Het huidige systeem van subsidies is dus niet effectief genoeg. Er zij andere vormen van financiële steun, maar deze moeten eerst bekendheid verkrijgen en gepromoot worden. Dit vraagt om een kleine verandering van cultuur en zal dus maar mondjes maat gaan. Wel is het belangrijk dat dit gebeurt. Uit de analyse van de overheid blijkt dat er nog €3.2 miljoen klaar ligt om te investeren in de culturele economie. Blijkbaar zijn er geen personen die het zien zitten om een dergelijke organisatie op te zetten. Als nu één derde van dit bedrag ( €1.000.000 ) vrij komt voor de ontwikkeling van de modeontwerpsector zou dit bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden voor het opzetten van een atelier dat geheel gericht is op de sampling en productie van startende en kleine ontwerpers. Daarnaast zou er een deel gebruikt kunnen worden voor het opzetten van het interim bureau voor freelance modemanagers. Als laatst zou er een deel gebruikt moeten worden voor de informatie voorziening naar banken en financiële instellingen. Op deze manier wordt de modeontwerpsector op meerdere aspecten gestimuleerd. Daarnaast word het op deze manier eenvoudiger en goedkoper voor startende modeontwerpers om een collectie te beginnen.
22
Fashion´s favorite. Which centre takes the crown? In: Rags ans Riches. A survey of fashion, The economist, maart 2004. 28
5. Het buitenland 5.1 Engeland Dat het anders kan bewijst Engeland. De Britse overheid heeft in 2006 een bijeenkomst gehouden en daarin samen met de minister van de creatieve economie en toerisme, James Purnel, een aantal aandachtspunten naar voren gebracht die van belang zijn voor de mode in Engeland. Het opvallende in dit rapport is, dat ze in Engeland niet alleen gefocust zijn op het belang van de designer zelf maar ook de rest van de keten. Een dergelijke investering creëert spin-off. Zowel naar producenten als patroonmakers en stofhandelaren. Daarnaast laten ze technologie als een belangrijk punt naar voren komen. In Engeland is de aanwezigheid van de internationale pers op evenementen van groot belang. Ze willen hiermee bereiken dat Londen het creatieve centrum van de wereld wordt. De focus van de overheid in Engeland is breder dan in Nederland. Alle aspecten worden in de plannen mee genomen en ze richten zich op een bredere doelgroep dan hier. Uit onderzoek23 blijkt dat in Engeland het aantal modeontwerpers is toegenomen ook blijkt dat ze de creatieve economie veel meer uitsplitsen dan wij doen. Met als gevolg dat de overheid en andere instellingen beter weten hoe de verdeeldheid is in de creatieve economie. Ook wordt er meer gekeken naar het economische belang van de sector. In Londen wordt jaarlijks de UK award uitgereikt voor beste jonge modeondernemer van het jaar. Er zijn in totaal negen awards voor jonge creatieve ondernemers. Zo heb je muziek, visuele kunst, design en dus ook mode. Naast de UK award heb je ook de internationale award voor beste jonge mode ondernemer. Deze award is meer gericht op jonge mensen die op internationaal gebied ondernemend zijn. De uiteindelijke finale gaat tussen mensen uit verschillende landen. Naast de steun van de overheid heeft Engeland ook een organisatie die speciaal voor modeontwerpers bestaat: British Fashion Council (BFC). In 1983 is de BFC gevormd. De organisatie wil veelbelovende Britse modeontwerpers bekend maken en heeft als voornaamste activiteit de London Fashion Week. Met als resultaat dat de Fashion Week nu in het rijtje naast New York, Milaan en Parijs thuis hoort. Als activiteiten hebben ze onder andere de British Fashion Awards, London Fashion Week en Showroom. Het opzetten van de Fashion Week is mogelijk gemaakt door een overheidssteun van ruim €145.000. De eerste twee activiteiten klinken bekend in de oren lijken op de Nederlandse Dutch Fashion Awards en Amsterdam International Fashion Week. Maar Showroom is een interessant evenement. Tijdens de Fashion Week van Parijs was er zeven dagen lang een showroom voor Britse modeontwerpers. De BFC had inkopers van de meest vooraanstaande winkels en boetieks van over de hele wereld uit genodigd om langs te komen. Dit is voor startende modeontwerpers natuurlijk een geweldige kans om in contact te komen met de sales wereld. Het slimme van het concept is dat ze de Showroom niet gewoon in Londen houden maar juist tijdens de Fashion 23
www.culture.gov.uk/images/research/Employment_-Table3.xls 29
Week in Parijs. Zo hebben de inkopers twee maal de gelegenheid om de ontwerpen te zien. Na 25 jaar is de BFC uitgegroeid tot een grote succesvolle organisatie die zich richt op startende modeontwerpers, niet alleen om hen met shows te helpen maar ook strategisch en financieel. Later dit jaar komt er zelfs een handboek op de site waarin beschreven wordt hoe je een ontwerp onderneming opzet. De beroemde winkelketen Topshop helpt ook startende modeontwerpers om naamsbekendheid te verwerven. Door het opzetten van Topshop New Generation Sponsorship krijgt een startende modeontwerper financiële steun voor onder andere een show tijdens de Fashion Week. Naast de Fashion Awards heb je in Engeland ook Fashion Fringe. Fashion Fringe is een competitie tussen designers waarvan de winnaar een geldbedrag van €145.000 wint. Dat is een groot bedrag en zal de winnaar zeker helpen met het opzetten van een mode huis. Dat is ook de bedoeling van Fashion Fringes. Zij willen dat nieuwe Britse modeontwerpers een goede basis hebben om een modehuis als YSL op te starten. In de jury zitten dan ook mensen die werken in verschillende disciplines binnen de mode zoals; ontwerpers, inkopers of leraren van modeacademies. In Nederland moet er meer gefocust worden op het economische belang van modeontwerpers. Daarnaast moet de overheid zich richten op de gehele keten. Het probleem ligt niet alleen bij de modeontwerper maar gaat verder in de keten.
5.2 België Modenatie. De naam van het gebouw waar het FFI (Flanders Fashion Institute), het ModeMuseum, de MoMu bibliotheek, de mode afdeling van de Koninklijke Academie voor de Schone Kusten en het auditorium van Yohji Yamamotto gevestigd is. Veel meer mode kun je bijna niet bij elkaar krijgen in het hartje van een stad. Antwerpen is gefocust op mode en ook op jonge modeontwerpers. Het FFI is de instelling die zich ook voornamelijk op deze groep richt. Zo hebben ze bijvoorbeeld Plato Mode. Een trainingsprogramma voor starters of doorstarters waarin onderwerpen als budgettering, financiering, bedrijfsprocessen, distributie, internationalisering, communicatie, sales & marketing en H(uman) R(esources) M(anagement) besproken worden. Het programma wordt gesponsord door de Vlaamse overheid en DHL. Daarnaast houden ze verschillende wedstrijden en organiseren ze sinds kort Showroom Antwerp. Waarbij kleine startende maar ook bekendere modeontwerpers de kans krijgen hun collectie te showen. Modeontwerpers uit Antwerpen zijn bekend over de hele wereld. Een deel komt dit door de naam die je als stad hebt en het juiste tijdstip van toetreden tot de markt met de juiste modeontwerpers. Aan de andere kant is het zo dat mode ondernemingen in België het zichzelf altijd zo eenvoudig mogelijk willen maken. Dit doen ze door op het moment dat ze met een probleem zitten eerst bij de collega modeontwerpers te raden gaan of FFI om advies vragen. Een voorganger heeft het probleem vast al eens meegemaakt en kan hem met zijn ervaring helpen. Misschien heeft hij het niet helemaal goed opgelost maar dan weten ze in ieder geval dat het zo niet moet. Het delen van kennis doormiddel van samenwerken is belangrijk en zit voor een deel in Belgische cultuur. Zo hoeft niet iedereen opnieuw het wiel uit te vinden. Het delen van 30
informatie over goede productiebedrijven of fourniturenhandels is daar heel gewoon. Bij Christian Wijnants ging het zo ver dat andere modeontwerpers opbelden als ze spullen op gingen halen of brengen bij de producent. Al deze aspecten zorgen ervoor dat iedere startende modeontwerper het beste uit zijn onderneming kan halen en er efficiënt gewerkt kan worden. In Nederland heerst nog steeds een taboe op het uitwisselen van informatie. Stel je voor dat een ontwerper zegt waar hij produceert. Dan bestaat de kans dat een ander daar ook heen gaat en is hij misschien zijn producent kwijt. Dit kan ook anders gezien worden. Door een goede producent te promoten bij een andere modeontwerper heeft die modeontwerper ook een goede productie. Als beide ondernemingen goed lopen en efficiënt werken is dit een positief beeld naar de buitenwereld. De ondernemingen kunnen hun tijd in andere taken stoppen Het is een win win situatie waarbij een groep modeontwerpers van de ervaring van elkaar profiteert. Als in Nederland net als in België de samenwerking tussen de modeontwerpers beter wordt en zij informatie uitwisselen word de modeontwerpsector minder mysterieus en toegankelijker voor bedrijven en investeerders. Op dit moment is het een ondoorzichtige branche omdat ieder op zijn eigen eiland opereert. Maar uiteindelijk zullen vele wel dezelfde markt betreden en daarom is samenwerking niet geheel onbelangrijk.
5.3 Scandinavië Ook in Nederland zijn ze vrij bekend. De Scandinavische designers. Of eigenlijk beter gezegd de Nordic Designers. Onder de naam Nordic Look is er in 2006 een evenement ontstaan waarbij geselecteerde designers uit Noord Europese landen deelnemen aan een show in Riga. Mode organisaties uit Zweden, Denemarken, IJsland Noorwegen en Finland werkten samen om het evenement op te zetten. Naar aanleiding van de samenwerking is er nu de Nordic Fashion Assosiation opgericht voor samenwerking in de toekomst. De organisaties die dit evenement organiseren zijn; Danish Fashion Institute, Svenska Moderadet, Icelandic Fashion Council, Oslo Fashion Week and Helsinki Design Week. Het doel van deze organisaties is om informatie aan de branche te verstrekken en om de mode van het betreffende land bekend te maken. Daarnaast zeggen ook alle organisaties dat ze dit alles kunnen doormiddel van het netwerk dat ze bezitten binnen de branche. Doordat er een punt is waar alles samenkomt heeft iedereen profijt van elkaar en kunnen problemen het snelst opgelost worden. Al sinds 1953 bundelen de Noordse landen hun krachten om in die tijd vrij verkeer van goederen te hebben binnen de lidstaten. De Noordse raad bestond toen alleen nog uit Denemarken, Zweden, Noorwegen en IJsland. Finland is er drie jaar later bij gekomen. In 1971 is de raad van Noordse ministers ontstaan. Zij zorgen voor het contact tussen de verschillende regeringen van de lidstaten. De Noordse ministerraad is dan ook hoofd initiatiefnemer van het evenement Nordic look.
31
5.4 EU Buiten dat Nederland zijn eigen regelingen heeft op het gebied van cultuur en mode zijn we ook afhankelijk van de Europese Commissie. Als lid van de EU is het niet alleen taak dat wij ons aan de regels houden maar probeert de commissie als het goed is ook de beste regels voor de EU landen op te stellen. In 2008 heeft de Europese commissie een boekje uitgebracht met daarin cijfers en figuren over de culturele economie en de activiteiten hierbinnen. Uit dit onderzoek blijkt dat Nederland hoog (negende plek met 4.4%) staat in het aantal studenten aan kunstacademies. Opvallend hierbij is dat Malta op 1 staat met 10.9% gevolgd door Ierland 10.2%. Vanuit de Europese Unie worden er geen initiatieven genomen om startende modeontwerpers te helpen en ook geen financiering gedaan.
32
Conclusie Om de start problemen van modeontwerpers te verminderen zijn aanpassingen nodig op vele gebieden. Vooral duidelijkheid en een goede communicatie binnen de organisaties, overheid en modeontwerpers onderling is een must. Door een betere samenwerking tussen de partijen kan er aan structurele oplossingen gewerkt worden. Een startende modeontwerper heeft een hoog startkapitaal nodig. Dit startkapitaal is bijna onmogelijk bij een bank te verkrijgen. Banken vinden het risico te hoog in relatie met de hoogte van het startkapitaal en de lange terugverdientijd. Daarnaast is de branche zeer modegevoelig en dat brengt een extra risico met zich mee. De problemen zijn al langere tijd bekend en spelen al sinds de jaren tachtig. Daarna zijn in de loop van de jaren vele organisaties, fondsen en stichtingen opgericht die initiatieven hebben ontwikkeld om startende modeontwerpers te ondersteunen. Dit is b.v. doormiddel van het verstrekken van subsidies, kleine investeringen of door het aanbieden van strategische of andere diensten. Door het grote aantal organisaties die op dit moment actief zijn is het erg onoverzichtelijk geworden en is het voor startende modeontwerpers moeilijk de juiste weg te vinden. Eenmaal afgestudeerd en klaar om als zelfstandig modeontwerper te beginnen weten ze niet bij welke organisatie ze aan moeten kloppen voor ondersteuning. Sommige organisaties zoals DFF en Colab kiezen zelf uit welke startende modeontwerpers ze ondersteuning bieden, andere organisaties zoals Kunstenaars & Co en Syntens staan open voor ondersteuning aan alle starters mits ze dit met goede argumenten kunnen onderbouwen. Veel van de subsidies zijn echter maar voor kortere tijd. Het omvat een naar verhouding klein bedrag dat voor één, hoogstens twee jaar verkregen kan worden. Meerdere subsidies mogen niet gelijktijdig aangevraagd worden terwijl dit door het hoge startkapitaal van een startende modeontwerper eigenlijk wel nodig zou zijn. Er is veel aanbod van verschillende vormen van ondersteuning maar veelal blijkt het alleen om tijdelijke project -ondersteuning te gaan. Mogelijk kan er door het opzetten van één centrale databank met daarin alle informatie over beschikbare ondersteuning, instellingen, producenten, stof agenten, winkels, etc. meer informatie naar en vanuit de branche beschikbaar komen. Banken zijn erg terughoudend als het gaat om het verstrekken van startkapitaal aan startende modeontwerpers. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de ondoorzichtigheid van de markt, de hoge investering en de lange terugverdientijd. Een goede informatievoorziening naar banken zou een must zijn. Als zij over betere informatie over de mode branche (voornamelijk startende modeontwerpers) kunnen beschikken en daardoor hun commercieel en economisch belang inzien zal het verkrijgen van startkapitaal een stuk eenvoudiger worden. 33
Een alternatief voor een lening bij de bank zouden privé-investeerders kunnen zijn. In de kunstsector wordt deze manier van kapitaal beschikbaar stellen steeds vaker gedaan. Dit zou ook in de mode een mogelijkheid moeten zijn. Deze manier van investeren staat in Nederland echter nog in de kinderschoen in vergelijking met het buitenland. Naast banken en andere financiële instellingen zou ook de overheid nog meer bekend moeten worden gemaakt met het commerciële en economische belang van mode. De toegevoegde waarde die het kan creëren elders in de economie is een goede reden om meer in deze sector te investeren. Als er vanuit de overheid meer faciliteiten komen voor de mode sector zal dit ook doorwerken naar de rest van de economie. Voor de uitvoering hiervan kan gekeken worden naar Engeland. Daar kijkt de overheid naar de totale keten. Zo worden daar ook de fabrikanten, patroonmakers en producenten etc. erbij betrokken. Op het gebied van productie zou er vanuit de ateliers meer interesse moeten komen in startende modeontwerpers. Hierbij zou als voorbeeld gekeken kunnen worden naar België. Er zouden meer ateliers moeten komen die zich ook willen richten op kleine productie aantallen naast het produceren voor de bekende Nederlandse modeontwerpers. Hierbij speelt ook openheid tussen de modeontwerpers onderling een belangrijke rol. Er zou meer informatie en ervaring onderling uitgewisseld moeten worden. De mogelijkheden die er zijn op het gebied van verkoop zijn groot. Door de komst van (online) winkels, gericht op startende modeontwerpers is er veel gelegenheid om de collecties onder de aandacht van potentiële kopers te brengen. Pr-agenten zijn ook erg geïnteresseerd in de collecties van startende modeontwerpers. Wellicht kan er meer gebruik worden gemaakt van sponsoring. Pr-agenten blijken positief te staan tegenover het sponsoren van startende modeontwerpers vanwege het “image”. Vaak gaat het bij de startproblemen niet alleen om de beschikbare financiële middelen. In veel gevallen is ook de organisatie en planning bij de modeontwerpers niet optimaal. Men start zonder een goed ondernemingsplan en een duidelijke koers voor de komende periode. Daarnaast hebben modeontwerpers vaak niet voldoende commerciële en financiële kennis. Om dit te verbeteren zou er gebruik gemaakt kunnen worden van personen die dit zich op dit gebied gespecialiseerd hebben. Het opzetten van een uitzendbureau voor professionals gericht op de mode branche zou hier een mogelijke oplossing bieden. Startende modeontwerpers kunnen dan op tijdelijke basis deze professionals inhuren voor ondersteuning. Zij kunnen ook de hier eerder genoemde suggesties oppakken en uitvoeren. Gezien het bedrag dat de overheid beschikbaar heeft gesteld voor het project ´Technopartners´, wat helaas niet is benut, zou er een bedrag beschikbaar moeten zijn om in de hier eerder genoemde suggestie te investeren. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat er verschillende mogelijkheden zijn om de geconstateerde startproblemen van modeontwerpers die in Nederland een eigen label willen opzetten weg te nemen. Deze oplossingen moeten echter door de branche zelf opgepakt worden en vragen om een gezamenlijke structurele aanpak.
34
Bronnen Internetbronnen • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • •
• • •
www.minocw.nl/cultuur/index.html www.mattijsvanbergen.com/ www.madavangaans.com/html/mvg_contact.html www.klaversvanengelen.com/ www.jeroenvantuijl.nl www.spijkersenspijkers.nl/ www.baskosters.nl/index.php?id=6 www.moniquevanheist.com/ www.modearnhem.nl/ www.arnhemmodebienalle.nl www.htnk.nl www.colab.nl www.kunstenaarsenco.nl www.fondsbkvb.nl/ www.premsela.org/home www.mondriaanfoundation.nl/ www.fashionclash.nl/ www.ffi.be www.fashionfugitive.com/menuleft.php?m=10 www.dutchfashionfoundation.com/dff_partners_01.html www.dutchfashionfoundation.com/dff_contact_01.html http://www.fashionunited.nl/Nieuws/Leads/Arnhem_Mode_Bi%EBnnale_p resenteert_deelnemers_2009032724833/ http://www.fashionunited.nl/Nieuws/Leads/Meer_geld_naar_kunst_en_m ode_Arnhem_2008122319286/ http://www.fashionunited.nl/Nieuws/Leads/Fashion_Week_Maastricht_in_ aantocht_2009040924913/ www.aef.nl/media/pdf/Nederlandsemode.pdf http://74.125.77.132/search?q=cache:TeHKMbh5egIJ:www.kennisland.nl /nl/over-kl/thema-s/Creatieveeconomie.html+creatieve+economie&cd=2&hl=nl&ct=clnk&gl=nl (donderdag 26 maart) http://www.creatieve-economie.com/pagina2.html (dinsdag 24 maart) http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71814ned&D1 =a&D2=795&D3=l&VW=T (8april) http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71545NED&D 1=0&D2=945&D3=a&D4=a&VW=T (8april) http://www.ez.nl/dsresource?objectid=143634&type=PDF (8 april) http://74.125.77.132/search?q=cache:_fVIXfFOE9YJ:www.novatv.nl/page /detail/nieuws/10462/Nederlandse%2Bkunst,%2Bhet%2Bgaat%2Bom%2 Bde%2Bgeefcultuur+kunst+investeerders&cd=4&hl=nl&ct=clnk&gl=nl (10april) http://www.cultuurmecenaat.nl/ (10april) http://www.britishcouncil.org/arts-creative-economy.htm (11 april) http://www.culture.gov.uk/images/research/Employment_-_Table_3.xls (11 april) 35
•
• • • •
• • • • •
http://74.125.77.132/search?q=cache:m1XaAhwelKoJ:www.britishfashion council.com/content.aspx%3FCategoryID%3D419+financial+support+fas hion+designers&cd=3&hl=nl&ct=clnk&gl=nl (11april) http://www.sweden.se/eng/Home/Lifestyle/Culture/Fashion/Reading/Stoc kholm-Fashion-Week-meet-the-designers/ (12 april) http://www.stockholmfashionweek.com/page.php?id=33 (12 april) http://www.kvk.nl/regio/denhaag/Ondernemeninuwregio/950_Feiten_en_c ijfers/feitenencijfers/levensduurbedrijven.asp (13april) http://74.125.77.132/search?q=cache:ZCQxrJfh27IJ:www.fd.nl/artikel/101 99498/mode-ontwerpers-krijgenhulp+jonge+mode+ontwerpers&cd=35&hl=nl&ct=clnk&gl=nl http://www.kvk.nl/regio/denhaag/Ondernemeninuwregio/600_Contact/cre atievebedrijvigheid/desk.asp www.createurope.com/ voor fashiondesignaward www.snsreaalfonds.nl/relatiemetsnsreaalnv www.trouw.nl/archief/article1317654.ece?all=true www.creativechallengecall.nl/
Literaire bronnen • • • • • • • • • • • •
• • • •
•
“Een brug tussen cultuur en economie, evaluatie programma voor de creatieve industrie”, S.D.Broek, J. Wils en M de Klein, december 2008 Nederlandse mode, april 2004, auteurs: Willemien van Aalst en Petra Remmen, jaarboek 2004 Rapport over rapporteren, Hoogland, W., Wolters Noordhoff, 1995 1e druk Folder “creatief starten in Den Haag”, KvK Den Haag “Fashionsummit”, department for culture media and sport, creative industries division, Londen 2008 Jaarverslag Fonds BKVB 2007 Jaarverslag Kunsternaars&Co 2007 Rapport “Startersprofiel”, KvK Den Haag, 2008 “Ons creatieve vermogen, Brief cultuur en economie” ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2005 “Modevormgeving in Nederland: de ontbrekende bruggen tussen creatie en commercie”, Monique Rosso voor Premsela, juni 2005 “Rabobank ondernemersupdate”, 2008,1e jaargang, nummer 5 “De creativiteit van de markt, verkenning van de rol van de overheid bij creatieve industrieën”, Marcel Canoy, Richard Nahuis, Daniël Waagmeester voor Centraal Plan Bureau, juni 2005 “De kunst van investeren in cultuur”, Gerard Marlet, Joost Poort, Floks Laverman voor ministerie van OCW, februari 2007 “Tussen catwalk en museum, het grensgebeid van mode en beeldende kunst”, afstudeersriptie Nienke van Hijum, HKU, 2007 “Vormgevers in Nederland”, Daniëlle ter Haar en Frank van der Linden voor Centraal Bureau voor de Statistiek, februari 2007 “Bruggen slaan tussen modecreatie en –commercie, 22 voorstellen ter versterking van de interactie in het Nederlandse modecluster”, prof. dr. Dany Jacobs, Henny Jordaan en drs. Pieta Stam voor Premsela, februari 2007 “Vormgevers in Nederland (verdieping), uitkomsten en toelichting”, Daniëlle ter Haar en Frank van der Linden voor Centraal Bureau voor de Statistiek, juni 2007
36
•
“Een brug tussen cultuur en economie, evaluatie programma voor de Creatieve Industrie”, S.D. Broek, J. Wils en M. de Kleijn voor ministeries van EZ en OCW, december 2008
Mondelingebronnen (via mail of gesprek) • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Mada van Gaans, modeontwerper Mattijs van Bergen, modeontwerper Daisy Kroon, modeontwerper Nada van Dalen, modeontwerper Deniz Terli, modeontwerper Ellen Marie Rooijakkers, modeontwerper Charlotte Kan, modeontwerper Tulay Palit, Spijkers en Spijkers Christian Wijnants, modeontwerper Saskia van Drimmelen, modeontwerper Karlijn Bozon, HTNK Aneke Verberne, KvK Den-Haag Manuell Seikrit, Cream pr Mark Terberg, Dutch Fashion Foundation Jolanda Strien, Dutch Fashion Foundation Harm-Jan Keizer, AIFW Joost van Dun, ING Roel Klaassen, Premsela
37
Bijlagen 1
38
Bijlagen 2 Overheidsuitgaven24 In k€
Begroting
1. Aansluitingsvraagstuk Creative Challenge Call 25 2. Financiële condities voor creatieve bedrijven TechnoPartner Mecenaat Kapitaalmarktpakket voor MKB Business angels Cultureel beleggen
2005
2006
2007
EZ
0
8.000
0
EZ OCW
0 0
3.200 200
0 600
2008 Totaal
0
8.000
0 600
3.200 1.400
Budgettair neutraal
0
Budgettair neutraal Budgettair neutraal
0 0
3. Intellectueel eigendom Creative Commons Auteurscontractenrecht Voorlichting verbeteren (Syntens)
OCW
80
300 320 Budgettair neutraal Budgettair neutraal
OCW
0
100
OCW
0
100
0
700 0 0
0
0
100
0
0
100
4. Internationalisering Designed in Holland Financiële bronnen beter benutten Export versterken
Budgettair neutraal
0
´Ons creatieve vermogen´, brief cultuur en economie, Ministerie van Economische zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2005
24
39
Bijlage 3 Verslag Mada van Gaans 1: Wanneer bent u uw onderneming begonnen? Wat betreft mijn collectie ben ik mijn onderneming begonnen in januari 2004 2: Hoeveel werknemers heeft uw onderneming? Geen, eenmanszaak. Werk met stagiaires en besteed werk uit aan derden, zo nodig werk ik met freelaance-mensen 3: Welk probleem heeft u onderneming? a. b. c.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van uw
Stoffen inkoop personeel financiering, dirt is het moeilijkste van allemaal, zonder geld kan je al die andere punten niet bereiken d. sampling e. productie, prijzen in nederland zijn heel hoog, een kledingstuk wordt zo te duur. f. anders, namelijk………
4: kunt u aangeven waarom dit een groot probleem was? Het kost veel om een sample collectie voor te financieren, daarnaast zijn er kosten van een show, fotoshoot, presentatie materiaal. Vervolgens moeten de orders van de winkel voorgeschoten worden. Als je geen eigen kapitaal hebt moet je naar een bank, die geven op dit moment niet makkelijk een lening. Daarbij komt dat de rente zeker 9 a 10% is, waardoor dit ook geld kost. 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt u dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Nee, dit zou veel meer kunnen 6: Was u op het moment dat u als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die u op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? Ja, TTIB dat geleid worddt door Syntens, HTNK en DFF. Verder Modint voor export informatie, Kamer van Koophandel 7: Heeft u hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? Ja begeleiding van Syntens, verder een aantal keer gezeten met financieel adviseur van agentuur voor advies over aan hoeveel winkels ik moet verkopen eer dat er winst ontstaat.
40
8: Was u op het moment dat u als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die u kunt benutten? Zo ja, welke? Ja ik heb de eerste 2 jaar WIK gehad als ondersteuning, verder FBVB projectsubsidie gehad. Was op de hoogte van starters decennium, maar niet aangevraagd omdat ik al WIK had. 9: Heeft u gebruik gemaakt of maakt u gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? Tijdens afstuderen was ik woon achtg in Den Haag en heb daar een renteloze lening en gift aangevraagd van Stichting Fundatie van de Vrijevrouwe van Renswoude, verder nog een renteloze lening van Noorthey en een kleine bijdrage van Stroom Den Haag. 10: Op welke manier heeft u de eerste collectie kunnen financieren? En kunt u per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? Eindcollectie FIA en eerste collectie zomer 2006 a. b. c. d. e. f. g.
eigen vermogen 500,onderhandse lening 2000,lening van bank 20.000,- 2x studenten krediet overheidssubsidie …% fondsen 5000,prijzen …% anders namelijk…renteloze leningen 7000,-
11: Welke kostenpost is in uw onderneming de grootste? a. materialen (stoffen, fournituren e.d.) x b. sampling x c. transport d. productie x e. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) f. personeel, niet mogelijk, kost te veel geld g. anders namelijk………… 12: Denkt u dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Ja dat is een goed idee, alle informatie op 1 punt bijelkaar en de juiste adviesgevers. Het scheeld een zoektocht en veel tijd en er zijn makkelijker problemen of obstakels te signaleren. 13: Hoe ziet u de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kunt u aangeven waarom? Goed, mijn handschrift is internationaal en er zijn positieve reacties op mijn kleding en stijl vanuit het buitenland. Uitbreiden naar het buitenland is alleen maar mogelijk als er voor mij meer geld beschikbaar is zodat ik de taken kan verdelen en sneller kan schakelen en alle voorfinanciering kan doen. Voor de extra werkzaamheden die er bij komen zijn ook 1 a 2 man personeel nodig om dit allemaal goed te begeleiden.
41
Verslag interview Nada van Dalen 1: Wanneer ben je afgestudeerd? Juli 2007 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? Eindexamen collectie, losse stuks, en ben aan nieuwe bezig. 3: Welk probleem heb je eerste collectie? g. h. i. j. k. l.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van je Stoffen inkoop Personeel* financiering***** sampling productie*** anders, namelijk………
4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Het is moeilijk om al het geld bij elkaar te werken met een bij baantje, om te leven en voor je collectie. Daarnaast kan je moeilijk productie maken voor oude collectie en daarnaast aan een nieuwe werken (in je eentje). 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Ja en nee, je hebt b.v het fonds voor beeldende kunsten, voor ontwerpers is het moeilijk omdat er heel weinig mensen de subsidie krijgen en heel vaak zijn het mensen die al een naam hebben gemaakt, die kunnen lijkt mij bijna op eigen benen staan. Ik vind dat je in het begin goed gebruik kan maken van subsidies maar op een gegeven moment moet je op eigen benen kunnen staan. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? Ja/nee, cbk, kunstenaarsenco, HTNK, kamer van koophandel. 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? CBK en HTNK. 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? fvbk, mondriaan fonds, vsb fonds, CBK, materiaalfonds, wikk. 9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? Subsidies CBK Dordrecht 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? 42
h. i. j. k. l. m. n.
eigen vermogen onderhandse lening lening van bank overheidssubsidie fondsen prijzen anders namelijk…………
…% 30%ouders …% 50% IBG …% 20% …%
11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? h. materialen (stoffen, fournituren e.d.)*** i. sampling j. transport k. productie*** l. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) m. personeel n. anders namelijk………… 12: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Weet niet. 13: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom? Ik denkt dat het heel erg verschild per ontwerper.
43
Verslag Mattijs van Bergen 1: Wanneer ben je afgestudeerd? 2007 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? ja 3: Welk probleem heb je eerste collectie? m. n. o. p. q. r.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van je Stoffen inkoop Personeel 3 financiering 1 sampling productie 2 anders, namelijk………
4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Banken geven geen geld en subsidies moet je lang voor in de rij staan. Wel heb ik voor mijn stoffen een sponsor gevonden. Zij betalen mijn stoffen voor de sampling met in gedachten dat ik voor de productie dan niet anders kan dan terug komen. Een nadeel is wel dat ik soms niet allees kan krijgen in de kleur die ik graag zou willen maar dat neem ik op de koop toe. 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Nee, dit zou meer kunnen. Bijvoorbeeld vanuit het ministerie van economische zaken. Wel vind ik het goed dat er slechts een paar ontwerpers worden geholpen. Het is niet goed om iedereen een beetje te helpen daar komen ze niet verder mee, je hebt als starter een groot kapitaal nodig. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? ja 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? nee 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? Ja, fonds bkvb, kunstenaars en co 9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? Ja, startstipendium. Verder nog niet misschien later. Moet ik ook tijd hebben om het aan te vragen. 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? o. eigen vermogen 100% 44
p. q. r. s. t. u.
onderhandse lening lening van bank overheidssubsidie fondsen prijzen anders namelijk…………
…% …% …% …% …% …%
11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? o. materialen (stoffen, fournituren e.d.) 1 p. sampling 3 q. transport r. productie s. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) 2 t. personeel u. anders namelijk………… 12: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Ja, net als in Londen. Er moet een punt komen waar je alle nodige informatie vandaan kunt halen. Ook ben ik bijvoorbeeld via de voorzitter van fashion design aan Saint Martins bij Browns binnengekomen. Het is belangrijk dat Nederland ook aan deze contacten werkt. Met de Arnhem mode biënnale zijn wel goed op weg. 13: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom? Goed. Er zijn een aantal ontwerpers goed op weg, maar niet iedereen kan groot worden. 14: vind je dat je vanuit de academie voldoende bent voorbereid om zelfstandig te beginnen? Niet echt. We werden vooral creatief klaargestoomd om je te uitten. Het plannen e.d. zit daar niet bij. Op dit moment heb ik een meisje van AMFI die mij helpt met het schrijven van een goed ondernemingsplan.
45
Verslag interview Ellen Marie Rooiakkers 1: Wanneer ben je afgestudeerd? Juni 2008 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? Nog niet 3: Welk probleem heb je eerste collectie? s. t. u. v. w. x.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van je Stoffen inkoop personeel financiering sampling productie anders, namelijk………
4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Door het niet genoeg hebben van geld is productie van kleding natuurlijk ook een probleem, dit zal ik zoveel mogelijk zelf moeten doen. Stagiaires vinden is niet echt een probleem 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Nee, niet echt. Om op fashion week te showen moet je of een goede sponsor hebben of die 7 a 8000 euro zelf neertellen. Geen enkele net afgestudeerde modestudent kan zich zulke bedragen veroorloven. De kunstenaarsuitkering is wel fijn, geen vetpot maar op z’n minst iets…Door 2 banen te hebben kan ik op dit moment net rondkomen en een ‘minimal’ collectie neerzetten. Het is maar net hoe je zelf bent ingesteld. Een startersdipendium krijg je pas nadat je een lange lijst van banen/projecten op je cv hebt staan, dat duurt voor mij dus nog wel even. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? Nee, niet echt. Via via heb ik wat informatie opgedaan wat betreft subsidies maar dit was meer omdat ik het plan had mijn master te volgen aan st.martins in Londen. Hierdoor ontdek je wel dat er veel mogelijk is. Het st. martins-plan is trouwens nu wel van de baan (!). 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? Nee. 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? (antwoord vraag 5) 9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? 46
Ik heb nu net, sinds gisteren, de wwik aangevraagd. Ik heb een part-time baan en hoop nu verder te kunnen met stages en projecten. 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? v. eigen vermogen …% w. onderhandse lening …% x. lening van bank …% y. overheidssubsidie …% z. fondsen …% aa. prijzen …% bb. anders namelijk………… …% n.v.t. 11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? v. materialen (stoffen, fournituren e.d.) w. sampling x. transport y. productie z. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) aa. personeel bb. anders namelijk………… 12: Hoe heb je de productie in Nederland ervaren? Als ik kijk naar de problemen die startende modeontwerpers die ik ken hebben met hun producenten hoor ik vaak dat de producent na enkele collecties de stijging van de aantallen niet voldoende vond en de samenwerking verbrak of de productie niet naar behoren uitvoerde. Dit geeft mij geen goede hoop voor het produceren van een collectie. Ook zijn vaak de prijzen erg hoog. 13: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Het biedt misschien meer zekerheid en vastigheid. 14: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom? Ik denk toch dat een Masteropleiding aan een instituut dat op internationaal niveau bekendheid heeft een belangrijk aspect is voor een toekomst ergens anders dan binnen Nederland. In bijvoorbeeld Londen zijn de off-schedule shows weliswaar zeer underground en low-budget, toch komt het grote publiek daar ook op af. Zo begin je nu eenmaal. Spijkers&Spijkers hebben nooit geshowd in Nederland, maar zijn meteen naar Londen gegaan. Francisco van Benthum en Jeroen van Tuyl showen nu, na jaren in Amsterdan te hebben geshowd, ook in Parijs. Het is absoluut mogelijk, het kost alleen tijd en geld. Nederlandse ontwerpers hebben een ‘goede’ naam in het buitenland, verschillende Nederlanders hebben banen bij grote modehuizen. Ik denk zeker dat er een toekomst op internationaal gebied ligt voor Nederlandse mode-ontwerpers.
47
Verslag interview Daisy Kroon 1: Wanneer ben je afgestudeerd? Juli 2007 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? ja 3: Welk probleem heb je eerste collectie? y. z. aa. bb. cc. dd.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van je Stoffen inkoop 3 personeel financiering 1 sampling productie 2 anders, namelijk………
4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Op het moment dat ik een collectie ga verkopen wilde ik ook een site hebben. Dit kost geld en tijd. Daarnaast moest ik geld hebben voor de stoffen, atelier en goede machines. Helaas is dat moeilijk te krijgen. 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Nee, het zijn vooral dezelfde ontwerpers die steun krijgen van instellingen. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? nee 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? nee 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? Ja, fonds bkvb 9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? Nee, moet je eerst zelf veel investeren en krijg je maar deel terug. Het te investeren gedeelte was voor mij al te veel. 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? cc. eigen vermogen 90% dd. onderhandse lening 10% ee. lening van bank …% 48
ff. gg. hh. ii.
overheidssubsidie fondsen prijzen anders namelijk…………
…% …% …% …%
11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? cc. materialen (stoffen, fournituren e.d.) 3 dd. sampling ee. transport ff. productie 1 gg. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) 2 hh. personeel ii. anders namelijk………… 12: ben je op de academie voldoende voorbereid op het zelfstandig starten als modeontwerper? Nee, niet echt. Het draaide er vooral om om jezelf te ontwikkelen op creatief gebied en inzicht. Dat is misschien nu wel lastig omdat ik niet de juiste dingen weet maar aan de andere kant heb ik het druk genoeg met de creatieve kant. En helaas heb ik geen geld om mensen aan te nemen. 13: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Ja, zo kun je beter informatie uitwisselen. Neem een voorbeeld aan het FFI in Antwerpen dat is echt geweldig! 14: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom?
49
Verslag interview Spijkers en Spijkers 1: Wanneer ben je afgestudeerd? 2000 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? ja 3: Welk probleem heb je eerste collectie? ee. ff. gg. hh. ii. jj.
als grootste ervaren tijdens het opzetten van je Stoffen inkoop 2 personeel financiering 1 sampling productie 3 anders, namelijk………
4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Om te starten als modeontwerper heb je een groot kapitaal nodig. Dit was niet bij banken te verkrijgen en ook de subsidies zijn niet toereikend. 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vindt je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Op zich wel, het zou alleen efficiënter kunnen. Zoals je al aangaf zijn er veel ´kleine´organisaties en dat werkt niet. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? nee 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? nee 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? ja 9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? Ja, finds bvkb 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? jj. eigen vermogen 70% kk. onderhandse lening 20% ll. lening van bank 10% (studenten krediet) mm. overheidssubsidie …% nn. fondsen …% oo. prijzen …% pp. anders namelijk………… …% 50
11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? jj. materialen (stoffen, fournituren e.d.)2 kk. sampling ll. transport mm. productie 1 nn. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) oo. personeel 3 pp. anders namelijk………… 12: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? Ja, dit zou de samenwerking kunnen verbeteren. Daarnaast kost het nu te veel tijd om bepaalde dingen uit te zoeken. 13: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom? Goed, maar ga meteen naar het buitenland. Wij zijn begonnen in Londen en kregen zo direct aandacht van de internationale pers. Dit is wat je nodig hebt.
51
Verslag interview Deniz Terli 1: Wanneer ben je afgestudeerd? Augustus 2007 2: heb je een eigen collectie om te verkopen? ja 3: Welk probleem heb je als grootste ervaren tijdens het opzetten van je eerste collectie? kk. Stoffen inkoop 3 ll. personeel mm. financiering 2 nn. sampling oo. productie 1 pp. anders, namelijk……… 4: kun je aangeven waarom dit een groot probleem was? Ik kan wel een collectie ontwerpen, maar het moet ook geproduceerd kunnen worden. Daar heb je geld voor nodig en dat was er niet. Ook is het belangrijk dat je een pr/verkoop agent hebt zodat je verkooppunten voor je collectie kan vinden. 5: De sector waar ontwerpers onder vallen wordt de creatieve economie genoemd. Vind je dat deze sector voldoende gesteund wordt door de overheid? Ja, zo kunnen creatievelingen in aanmerking komen voor een WWIK uitkering (voor Max. 4 jaar) waardoor je tijd over houdt om je creatieve ondernemerschap te ontwikkelen. Ook krijg je dan de mogelijkheid om via Kunstenaars en Co gratis allerlei cursussen te volgen om je weg te vinden in de creatieve economie. Wat er echter ontbreekt, is een concept waarbij kleine starkapitalen geleverd voor jonge ontwerpers. 6: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele bedrijven en/of stichtingen die op strategisch gebied konden helpen? Zo ja, welke? nee 7: Heb je hulp gehad van bedrijven en/of stichtingen op strategisch gebied? Zo ja, welke? nee 8: Was je op het moment dat je als ontwerper startte op de hoogte van eventuele subsidies en/of andere financiële hulpmiddelen die je kunt benutten? Zo ja, welke? Ja, de WWIK uitkering en de subsidies via Fonds voor Beeldende Kunsten en Vormgeving 52
9: Heb je gebruik gemaakt of maak je gebruik van een subsidie en/of andere financiële hulpmiddelen? Zo ja, welke? De WWIK uitkering 10: Op welke manier heb je de eerste collectie kunnen financieren? En kun je per mogelijkheid een schattingspercentage ten aanzien van het gehele startvermogen aangeven? qq. eigen vermogen 100% rr. onderhandse lening …% ss. lening van bank …% tt. overheidssubsidie …% uu. fondsen …% vv. prijzen …% ww. anders namelijk………… …% 11: Welke kostenpost is voor jou de grootste? qq. materialen (stoffen, fournituren e.d.) rr. sampling ss. transport tt. productie uu. communicatie (advertenties, fotoshoot, show) vv. personeel ww. anders namelijk………… 12: Hoe vind je de productie in Nederland geregeld? Toen ik mijn eerste collectie wilde laten produceren duurde het vijf maanden voor het bedrijf mij de stuks terug gaf. Door een spoed order van Claudia Sträter werd ik achter in de rij geplaatst. Dit vond ik echt schandalig. Ik weet dat ik maar enkele stuks wilde hebben maar kan uiteindelijk net zo groot groeien als een Claudia. 13: Denk je dat het efficiënter en effectiever is om een overkoepelende organisatie op te zetten in plaats van alle individuele organisaties die op dit moment actief zijn om ondernemingen in de creatieve economie te helpen? ja 14: Hoe zie je de toekomst voor Nederlandse modeontwerpers op internationaal gebied? En kun je aangeven waarom? Volgens mij is het op t moment moeilijk voor alle jonge ontwerpers, in Nederland en in het buitenland, om een label te starten en op te kunnen bouwen. Daar is heel veel geld voor nodig en tenzij er grote financiers zijn is het voor de meeste ontwerpers moeilijk. Ik denk dat de ontwerpers die nu al naam hebben en al een aantal collecties hebben gemaakt, wel kans hebben om internationaal erkend te worden. Nederlandse mode komt steeds meer uit zijn schulp en dat valt internationaal ook op. Denk maar aan de mode biënnale in Arnhem. Daar exposeren ook vele grote internationale ontwerpers. En dat trekt ook weer de aandacht naar Nederlandse ontwerpers.
53
Ik denk wel dat er steeds meer Nederlandse ontwerpers bij buitenlandse labels gaan werken . Steeds meer labels hebben Nederlandse hoofdontwerpers.
54