De automobilist Het stoplicht sprong op rood. Met een emmer water en een doek in zijn hand rende Paco de vierbaansweg op. Bij de eerste de beste auto drukte hij de natte spons tegen het raam. Dertig seconden had hij. Dan ging het stoplicht weer op groen en reed de auto verder. Als hij de klus binnen die tijd klaarde, zou de chauffeur hem misschien belonen. Negen, tien, elf… Hij wrong de spons uit boven zijn emmer en veegde het water weg. Twintig, telde hij in gedachten verder. Eenentwintig, tweeëntwintig… Nu moest hij opschieten en hopen dat zijn werk niet voor niks was geweest. Het raam van de bestuurder ging open en een hand kwam naar buiten, nog voordat Paco klaar was. Tussen de vingers zat een munt. Eén real. Paco griste de munt uit de hand en snelde terug naar de stoep. Daar stonden de vier andere jongens uit de groep waarmee hij optrok. Ze deden hetzelfde werk als hij. Negenentwintig, dertig. Het licht werd groen en de auto’s, bussen en vrachtwagens op het drukke kruispunt kwamen grommend in beweging. Paco stopte de munt in zijn broekzak. Het ging goed van-
9
daag. Hij had al bijna twintig real verdiend. Daar kon hij weer eten van kopen. In de verte begon de zon weg te zakken achter de Suikerbroodberg, een van de toeristische trekpleisters van Rio de Janeiro. Het zou snel donker worden en dan was hij weer overgeleverd aan de nacht. Rood… Zo snel hij kon sprintte Paco naar een auto. ‘Hé,’ schreeuwde Marcelo. ‘Weg daar, ik was eerder!’ Marcelo was bijna een kop groter dan Paco en beresterk. Paco aarzelde daarom geen moment. Hij draaide zich snel om en wilde teruglopen, toen hij in zijn ooghoeken een man bewegingen zag maken met zijn hand. Het leek wel of hij wenkte. Zat die man nou echt naar hem te gebaren? Paco fronste verbaasd zijn wenkbrauwen. Ja, hij had het goed gezien. De bestuurder van die zwarte, glanzende Mercedes zat naar hem te zwaaien. Paco liep op de Mercedes af. ‘Dag knul,’ zei de bestuurder. Hij was dik en droeg een roze poloshirt, dat om zijn buik spande. Zijn haar was strak naar achteren gekamd. ‘Wilt u dat ik uw voorruit schoonmaak?’ De man schudde zijn hoofd. ‘Nee.’ Hij schoot in de lach. ‘Ik geloof niet dat het er dan beter van wordt.’ Toch haalde hij een groezelig bankbiljet tevoorschijn. Vijf real! Hij stak het door het raampje naar buiten. ‘Ik wil dat je instapt,’ zei hij. ‘En een stukje met me meerijdt…’ Paco’s keel werd droog. De oudere jongens hadden hem gewaarschuwd voor vieze mannen die rare spelletjes wilden spelen. Was dit zo’n man?
10
‘Stap in,’ herhaalde de man. De toon was vriendelijk, maar tegelijk dwingend. Vijf real, dat was wel verleidelijk... Wie wist wat die man nog meer te bieden had! Het stoplicht werd weer groen. De auto’s achter de Mercedes toeterden. De andere kinderen renden naar de stoep. ‘Nou, hoelang wil je nog wachten?’ vroeg de man.
12
100.000.000
straatkinderen Wereldwijd leven meer dan 100 miljoen kinderen op straat. Alleen al in de Braziliaanse stad Rio de Janeiro, waar Paco woont, leven tienduizenden straatkinderen. Iedere dag moeten ze maar weer zien hoe ze kunnen overleven.
Brazilie
Leven in een favela Paco leeft in een favela. Favela’s zijn stadswijken waar de huizen illegaal gebouwd zijn. Er wonen vooral arme mensen. Veel huizen zijn gemaakt van golfplaten, afgedankt bouwmateriaal en ander afval. Omdat favela’s illegaal zijn, is er geen elektriciteit, riolering of stromend water. Daardoor is de hygiëne slecht en kunnen ziektes zich snel verspreiden. Favela’s zijn vaak de thuisbasis van criminele bendes die zich bezighouden met drugshandel en overvallen.
overvolle steden Brazilië heeft heel veel straatkinderen. Dat komt omdat de rijkdommen van het land erg ongelijk verdeeld zijn. Een groot deel van de bevolking leeft in armoede. Kleine boeren op het platteland konden niet meer concurreren met moderne, grote bedrijven. Velen moesten hun land verkopen. Om werk te vinden, trokken ze naar de steden. Maar de steden kunnen al die mensen niet opvangen. Er zijn niet genoeg huizen en banen. En als je in Brazilië geen baan hebt, heb je ook geen inkomen. Uitkeringen bestaan nauwelijks. Wie wél werk heeft, verdient vaak erg weinig. Veel kinderen moeten daarom wel op straat gaan werken.
Hulp Het leven van straatkinderen kan pas echt verbeteren als de manier waarop hun land geregeerd wordt, verandert. Dat betekent vooral dat de overheid af moet rekenen met drugsbendes en corruptie. Gelukkig bieden verschillende plaatselijke en internationale organisaties hulp aan straatkinderen, zoals de organisaties die op deze bladzijden genoemd worden. Zij zorgen voor onderdak, voedsel en onderwijs, en beschermen de kinderen tegen geweld en Terre des Hommes misbruik. Op hun sites lees www.terredeshommes.nl je alles over hun projecten. Kinderen die op straat Ook vind je er materiaal leven lopen extra risico om voor een spreekbeurt of het slachtoffer te worden werkstuk en geven ze tips van kinderuitbuiting. Ze over hoe je zelf een hulpworden vaak gedwongen actie kunt opzetten. gevaarlijk werk te doen. Ook krijgen ze te maken met lichamelijk en seksueel geweld. Ze gaan zelden of nooit naar school. Terre des Hommes strijdt tegen kinderuitbuiting en zorgt ervoor dat slachtoffers zich in een veilige omgeving kunnen ontwikkelen.
Save the Children www.savethechildren.nl Elk kind verdient een kans, waar het ook geboren wordt. Dat is het motto van Save the Children. De organisatie wil elk kind de kans geven om in leven te blijven, zijn dromen te realiseren en zijn toekomst zelf in te richten. Dat doet ze met medische zorg, onderwijs en door te zorgen voor betere levensomstandigheden.
UNICEF www.unicef.nl/school UNICEF is de organisatie van de Verenigde Naties die opkomt voor de rechten van kinderen. De rechten van straatkinderen worden voortdurend geschonden. UNICEF zet projecten op om de straatkinderen op te vangen en te helpen, niet alleen in Brazilië, maar ook in Europa, bijvoorbeeld in Oekraïne.