Werkvorm 1 Werkwijze Stap 1 Voorafgaand aan het bestuderen van een nieuw onderwerp vatten leerlingen in kleine groepjes samen wat ze al van het onderwerp weten. Stap 2 Vervolgens formuleren ze vragen over wat ze niet weten. Stap 3 Na afloop van de studie (bekijken film, lezen tekst) gaan leerlingen samen na wat ze te weten zijn gekomen over het onderwerp. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 2 Werkwijze Stap 1 Leerlingen vormen duo’s. Leerling A interviewt leerling B over een vraag. Stap 2 Leerling B interviewt leerling A. Stap 3 Rondje in een groep van vier: leerlingen vertellen één voor één wat voor hen de uitkomsten van het interview waren. A vertelt wat B heeft gezegd enzovoort. Stap 4 Nu pas vindt een kort klassengesprek plaats. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 3 Werkwijze Stap 1 De leerkracht verdeelt de klas in groepen van vier of vijf. Er kan met een taakverdeling gewerkt worden. (Bijvoorbeeld: in elke groep worden een organisator en een secretaris aangesteld.) Stap 2 De leerkracht verdeelt papier en stiften en legt de opdracht uit. De leerlingen moeten associërend brainstormen rond het onderwerp. Zowel algemene ideeën als detailonderwerpen kunnen aan de orde komen. De brainstorm verloopt volgens de wijzer van de klok zodat elke deelnemer aan bod komt. De organisator leidt dit in goede banen. De secretaris noteert in spinvorm. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 4 Werkwijze Stap 1 De leerlingen krijgen een vraag, stelling of probleem van de leerkracht. De leerlingen worden zo geplaatst dat ze per twee zitten/staan met het gezicht naar elkaar (in twee kringen, in twee rijen). Stap 2 De leerlingen delen informatie met elkaar (getimed), geven hun antwoorden op de/het vraag/opdracht/probleem. Stap 3 De buitenste kring schuift nu één plaats door (of 2, 3 … in dezelfde richting) zodat ze een nieuwe partner hebben. Opnieuw wordt de informatie gedeeld. Zo tot de meeste vragen/problemen/opdrachten ongeveer opgelost zijn. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 5 Werkwijze Stap 1 De leerlingen krijgen een vraag/opdracht/stelling met een aantal keuzemogelijkheden. Elke keuzemogelijkheid wordt aangeduid op een bepaalde plaats in het lokaal (eventueel hoeken). Stap 2 Leerlingen kiezen individueel voor één hoek. (Dit wordt snel op papier geschreven zodat ze zich niet op hun ‘vriendjes’ kunnen richten.) Stap 3 Leerlingen gaan naar de hoek van hun keuze. Ze praten in duo’s over hun keuze en zoeken naar argumenten daarvoor. Dit kan leiden tot een klassendiscussie. Eventueel kan een wedstrijdelement worden ingebouwd als overlopen wordt toegelaten. Welke groep kan de meeste overlopers lokken? Stap 4 Leerlingen gaan naar hun plaats en noteren per keuzemogelijkheid de belangrijkste argumenten. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 6 Werkwijze Stap 1 De leerkracht geeft een dimensie waarop de leerlingen zich kunnen ordenen of een stelling waar leerlingen meer of minder mee akkoord kunnen gaan. (Eventueel geeft de leerkracht elke leerling een kaartje met zijn specifieke ‘zaak’) Stap 2 Er wordt een lijn opgesteld: leerlingen moeten met hun buur uitmaken wie best welke positie gaat innemen ten opzichte van de twee uiteinden van de lijn. Deze lijn wordt dus echt ‘fysiek’ gemaakt. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 7 Werkwijze Stap 1 Alle leerlingen krijgen een pen/stift van een verschillende kleur en per groep een groot vel papier. Stap 2 Het kernconcept dat ze moeten uitwerken, schrijven ze in het midden. Stap 3 Elk om beurt noteren ze een belangrijk deelconcept. Stap 4 Daarna mag iedere leerling individueel andere deelconcepten toevoegen of verbindingslijnen trekken. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 8 Werkwijze Stap 1 Iedere groep van vier leerlingen krijgt een vel papier. In het midden tekenen ze een rechthoek. Dit is het gemeenschappelijke terrein. De leerlingen trekken daarna vanuit de hoeken van de rechthoek lijnen naar de hoeken van het vel papier. Deze vier velden behoren toe aan elke leerling apart. Stap 2 De leerlingen krijgen een vraag of probleem voorgelegd. Iedereen schrijft individueel zijn antwoord neer in een hoek van het vel. Stap 3 Daarna proberen de groepsleden tot een gemeenschappelijk antwoord te komen. Ze beargumenteren hun antwoorden en luisteren naar de anderen. Stap 4: De leerlingen schrijven hun gemeenschappelijk(e) antwoord(en) in de rechthoek in het midden. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 9 Werkwijze Stap 1 De leerkracht geeft elke leerling een nummer of elke leerling geeft zichzelf een nummer. Stap 2 De leerkracht deelt mee dat elk groepslid het gestelde doel moet halen en dat de nabespreking, rapportage of vertegenwoordiging door een willekeurig nummer zal plaatsvinden. Stap 3 De leerlingen gaan aan het werk in groepjes. Stap 4 De leerkracht noemt de nummers met wie hij de opdracht zal nabespreken. Vervolgens komen uit elke groep de leerlingen met dat nummer aan bod. Andere leerlingen mogen eventueel nadien aanvullen. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 10 Werkwijze Stap 1 De leerstof wordt verdeeld in twee, drie, vier … gelijkwaardige en logische delen. Het materiaal is zo opgesteld dat elke deelopdracht onafhankelijk van de andere deelopdrachten gemaakt kan worden. Elke leerling van het groepje krijgt een andere deelopdracht. Stap 2 Elke leerling bestudeert het toegewezen deel. Eventueel kunnen ondersteunende vragen of opdrachten worden toegevoegd. Stap 3 Uitwisseling binnen de groep: leerlingen presenteren aan elkaar of gebruiken de informatie om een algemene groepsopdracht uit te voeren. Stap 4 De leerkracht gaat na of alle leerlingen alle delen van de leerstof begrijpen. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 11 Werkwijze Stap 1 De groep krijgt een open vraag of opdracht. Stap 2 De leerlingen krijgen bedenktijd zodat iedereen na kan denken over zijn eigen antwoord en dit eventueel op kan schrijven. Stap 3 Elke leerling legt een klein voorwerp in het midden van de tafel. Eén leerling start met het geven van zijn ideeën, dan mag hij zijn voorwerp terugnemen. Zo gaat het ‘rondje’ verder tot iedereen zijn voorwerp terug heeft. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 12 Werkwijze Stap 1 De leerlingen krijgen een probleem/besluit/situatie voorgelegd. Stap 2 De klas wordt in groepen van zes verdeeld. Onder de leerlingen van die groepjes worden zes verschillende kaarten met de afbeelding van een hoed verdeeld. (De witte, rode, zwarte, gele, groene of blauwe hoed). Op elke kaart staat beschreven vanuit welk perspectief de leerling naar het probleem moet kijken (zakelijk, emotioneel, negatief, positief, creatief of beschouwend). (Stap 3 De leerlingen bereiden zich kort voor op hun rol) Stap 4 De leerlingen zetten hun denkbeeldige hoeden op, brengen hun visies naar voren in een discussie over het vraagstuk (desgewenst in een vast aantal beurten met de blauwe hoed als voorzitter). Stap 5 De voorzitters rapporteren over het verloop van de discussie (Stap 6 De leerlingen zetten hun denkhoeden af en de klas probeert tot consensus te komen) Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 13 Werkwijze Stap 1 Alle leerlingen krijgen een situatie voorgelegd met een korte beschrijving van de rollen. Elke speler krijgt een uitvoeriger beschrijving van zijn rol, de doelen die hij moet zien te bereiken en eventueel nog wat persoonlijke achtergrondgegevens. Ze krijgen de opdracht om binnen een bepaalde tijd een oplossing voor een probleem te vinden of een besluit ergens over te nemen. Stap 2 De spelers nemen hun rollen op en de rest van de klas observeert (het hele proces of bepaalde spelers). Stap 3 Het spel wordt eerst besproken met de spelers en daarna met de klas. Is er een goede oplossing/beslissing uit de bus gekomen? Waarom wel/niet? Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 14 Werkwijze Stap 1 Individuele uitvoering van de opdracht Stap 2 Leerlingen vergelijken in duo's hun eigen antwoorden met die van een andere leerling. Bij onderling verschillende antwoorden wordt er gezocht naar wat het juiste antwoord moet zijn. (Stap 3 Leerlingen vergelijken hun antwoord met dat van een ander duo.) Stap 4 De leerkracht bespreekt enkel die vragen waarover de duo's geen overeenstemming konden bereiken. Bron: Steunpunt GOK
Werkvorm 15 Werkwijze Stap 1 De leerlingen lezen zelf een verhaal of beluisteren het. Stap 2 De leerlingen worden in groepen ingedeeld. Elke groep heeft een dobbelsteen en een blad papier met de verklaring van de getallen één tot en met zes van de dobbelsteen. Bij elk getal hoort een vraag: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Hoe? Waarom? Stap 3 De eerste leerling gooit de dobbelsteen en kijkt welke vraag hoort bij het gegooide aantal stippen. De leerling formuleert met dat woord een vraag over het verhaal. Stap 4 De leerling naast de vraagsteller moet de vraag beantwoorden. Als de vraag te moeilijk is, mag de groep helpen. Stap 5 Nu mag de volgende leerling de dobbelsteen gooien en een vraag formuleren. Dit gaat zo verder tot elke leerling een bepaald aantal beurten heeft gehad of tot de tijd om is. Bron: Steunpunt GOK