Actieonderzoek 2012-2013
Stap 1 Constatering van een probleem of uitdaging in de werksituatie.
Constatering van het probleem of uitdaging, door mijzelf en door anderen. a. Wat is het probleem of de uitdaging in mijn werksituatie? Ik loop stage in een combinatiegroep 1/2 op RKBS. Christoffelschool in Gendringen. In deze groep zitten een aantal jongens die niet goed luisteren naar mij, ze nemen een loopje met de waarschuwingen die zij krijgen. Tijdens het uitvoeren van lesactiviteiten in de kring, viel mij het storende gedrag van een aantal jongens op. Uit de reacties en houdingen van andere leerlingen, merk ik dat zij dit ook als storend ervaren. Veel leerlingen moeten zuchten en kijken boos, wanneer er storend gedrag naar vertoond word. Het gevolg hiervan is dat er een negatieve werksfeer komt in de groep. De motivatie en de taakgerichtheid in de kring wordt hierdoor minder. Tijdens het bestuderen van de gehele situatie, zie ik het als een uitdaging om de werksfeer te verbeteren. Ik kan niet het storende gedrag in de periode dat ik daar stageloop in één keer wegnemen, maar ik kan wel de werksfeer in de groep verbeteren door hiervoor activiteiten te gaan ondernemen met de hele groep. Deze casus betreft een organisatorisch probleem, wat weer betrekking heeft op regels en afspraken. Hoe kan ik mijn organisatie op gebied van regels en afspraken verbeteren om goed te kunnen werken en mijn aandacht goed te verdelen. Ik kan op het gebied van de sociale emotionele ontwikkeling een aantal activiteiten uitproberen, zodat er een prettige werksfeer ontstaat b. Wat zijn de redenen waarom ik dit als een probleem of uitdaging ervaar? Deze uitdaging doet een beroep op mijn leerkrachtvaardigheden: duidelijk, consequent en evenwichtig zijn, heldere doelen stellen, in kleine stapjes werken, succeservaringen creëren, aanmoedigen en belonen van positief gedrag. Op welke positieve manier, kan ik consequent, duidelijker en evenwichtiger zijn tegen het kleine groepje dat de les dusdanig verstoort, dat er geen prettige werksfeer meer heerst en ik daardoor de aandacht niet goed kan verdelen. Het is niet redelijk om te denken dat ik het storende gedrag van dat groepje kan wegnemen in de periode dat ik daar stage loop, maar ik kan wel zorgen voor een positieve werksfeer, zodat iedereen de aandacht krijgt die hij of zij verdient. c. Noem zoveel mogelijk relevante factoren die van invloed zijn op dit probleem of deze uitdaging. Op welke wijze ben ik zelf onderdeel van het probleem of de uitdaging? Er zijn meerdere factoren die invloed kunnen hebben op dit probleem, namelijk: mijn leerkrachtengedrag, het klassenklimaat, gedrag van het kind, klassenmanagement, organisatie, mijn instructie, uitdaging en betrokkenheid, motivatie en taakgerichtheid, straffen en belonen, consequent gedrag, de regels van de klas en opstelling in de klas.
Het kind, jijzelf?
De taak van de leerkracht is hierbij een veilig klassenklimaat realiseren. Het leerkrachtgedrag en de relatie tussen de leerlingen onderling speelt een belangrijke rol bij dit probleem, want wanneer de leerlingen negatief op elkaar reageren, wordt de werksfeer niet beter
Pagina 1 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Constatering van het probleem of de uitdaging door anderen. a. Wat geven anderen (bijvoorbeeld medestudenten, collega’s, IB’er, directie, leerlingen) aan over mijn probleem of uitdaging in mijn werksituatie? Analyse van het probleem: Er wordt vooral storend gedrag vertoont in de kring en tijdens de speel/werkles. Het storende gedrag dat de kinderen laten zien uit zich vooral in: Oogcontact Wanneer de “storende” leerlingen oogcontact hebben met elkaar, lachen en maken zij storende geluiden. Bewegingen/geluiden maken Wanneer er één leerling uit het “storende” groepje begint met de beweging/geluid en zijn vriendjes dit leuk vindt dit leuk, gaan ze dit na doen.
Het storende gedrag van de groep, geven mij een negatief gevoel. Uit de reacties en houding van andere leerlingen, merk ik dat zij dit ook als storend ervaren. Het gevolg hiervan is dat er een negatieve werksfeer komt in de groep. De belangrijkste factoren om aan te pakken zijn de “meelopers” en de negatiever werksfeer. Door de meelopers bewust te maken van hun negatieve gedrag ten opzichte van de rest van de klas, hoop ik het storende gedrag te verminderen. Dit met behulp van sociaal emotionele activiteiten zoals drama, leefstijl of kanjertraining. Doordat het negatieve gedrag omgebogen wordt naar positief gedrag, wordt er tegelijkertijd gewerkt aan een positieve werksfeer. Het storende gedrag vertonen zij niet tijdens het buitenspelen, televisie kijken en het werken in een kleine kring.
1. Medestudente: Het is inderdaad een lastige situatie, maar heb jij als leerkracht al uitgeprobeerd om het gedrag van de jongen aan te pakken? Heb je bijvoorbeeld al eens 3 waarschuwingen gegeven en zo niet dat hij naast jou moet komen zitten in de kring? Of dat je hem maar even uit de kring zet als hij niet normaal mee kan doen? Wat ook misschien helpt (maar ik weet niet of je dit al doet) is het positieve gedrag van de andere kinderen in klas heel sterk benoemen en prijzen wanneer zij positief gedrag vertonen? Ik denk dat jouw uitdaging wordt om inderdaad concreet en direct te zijn naar de leerlingen. Vertel wat jij er van vindt en wat voor hen de consequenties zullen zijn als zij negatief gedrag blijven vertonen. 2. Medestudent: Ik heb zelf ook problemen met leerlingen die negatief gedrag laten zien. Nou heb ik groep 5/6, dus dit uit zich o.a. in een grote mond, geen motivatie enz. Ik heb een beloningssysteem geïntroduceerd met een behavioristische invalshoek. Dit werkte erg goed. Het programma heet classdojo.com. Dit kun je gebruiken op het digibord. Mocht je het niet hebben dan kun je zelf de white-board variant maken. Je bent met deze gedragsbenadering bezig met het belonen van positief gedrag van andere leerlingen. Het wordt voor de kinderen een soort van competitie. Het is misschien het proberen waard 3. Mentor: Het gedrag dat deze groep jongens vertoont klopt. Ik zag het voor de kerstvakantie ook. Er is één raddraaier die de rest meeneemt in zijn gedrag. W. zoekt voornamelijk dit contact in de kring en neemt Yo, Ko, Da, Je er in mee. Zij zoeken elkaar zowel buiten op de speelplaats als in de klas op. b. Op welke wijze heeft de ander (bijvoorbeeld een collega, de IB’er, directie, leerlingen) mijn probleem gesignaleerd en in kaart gebracht, dan wel de uitdaging als wenselijk aangemerkt? Ik heb over deze situatie gesproken met de onderbouwcoördinator. Zij geeft aan dat het individuele probleem van W., weinig kans van slagen heeft, omdat het ook in zijn gedrag zit. Ze
Pagina 2 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
zijn buiten school met veel onderzoeken bezig. De negatieve werksfeer die er is, doormiddel van het storende gedrag van een aantal leerlingen, dit probleem kan wel een goede kans van slagen hebben. Ik ga de negatieve werksfeer om buigen met behulp van drama, leefstijl en kanjertraining naar een positieve werksfeer. c. Op welke wijze hebben anderen met mij gecommuniceerd over het geconstateerde probleem of de gewenste uitdaging? Ervaren zij het ook als een probleem? Ik heb ook met andere studenten gesproken over de situatie binnen mijn groep. De studenten geven aan, dat zij ook in eerdere stages bekend zijn met dit probleem. Zij ervaarden ook veel storend gedrag tijdens hun lessen en wisten niet hier mee om te gaan. De sfeer in de klas wordt hierdoor beïnvloed en er ontstaat onrust in de groep.
Pagina 3 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Stap 2 Verkenning van en onderzoek naar een probleem of uitdaging in de werksituatie: formulering en analyse. Verkenning van mijn werksituatie: een eerste duiding van het probleem. a. Herformuleer het probleem of jouw uitdaging naar aanleiding van een oriënterende literatuurstudie: welke onderwijsbegrippen horen bij mijn probleem of uitdaging in de werksituatie? Wat is de essentie?
Naar aanleiding van literatuuronderzoek zijn de volgende onderwijsbegrippen naar voren gekomen: Klassenmanagement Klassenklimaat Leerkrachtgedrag Gedragstheorie Motivatie en taakgerichtheid Consequent gedrag Regels en afspraken Leerkrachten zijn de grote regelaars van de klas. Zij zijn verantwoordelijk over het inrichten van leersituaties en verantwoordelijk voor de werksfeer (Leraar 24, 2011). Volgens Brakenhoff (1995), is de afstemming tussen de leerkracht, taak en leerling erg belangrijk. Wanneer een leerling niet gemotiveerd is door de leerkracht of door de taak die hij of zij krijgt, zal deze minder snel aan het werk gaan. De leerkrachten moeten de taken afstemmen op het niveau van de leerlingen. Deze taken moeten uitdagend zijn, anders is er geen motivatie om er aan te beginnen (Brakenhoff, 1995). Voor het begrijpen van de betekenis of achtergronden van niet taakgericht gedrag, is het belangrijk te weten wat de oorzaak is. We noemen dat, de attributietheorie. Wanneer er iets verklaard moet worden, kan dat op twee manieren: intern en extern (Hooijmaaijers, Stokhof, Verhulst, 2012). In dit geval is er sprake van externe attributies. Bij externe attributies, legt de leerling de oorzaak van het resultaat buiten zichzelf. Een goed voorbeeld hiervan is iemand die huiswerk aan het maken is, het niet af heeft en als oorzaak op geeft, dat dit komt doordat het te warm was binnen en er teveel lawaai was van buiten waardoor hij of zij zich niet kon concentreren (Pragt, 2011). Leerkrachten willen voor leerlingen graag een goede leersituatie creëren. Dat lukt niet altijd, omdat ze mogelijk te maken krijgen met probleemgedrag. Voorbeelden van probleemgedrag kunnen zijn: voor de beurt en door de klas praten, andere leerlingen uitdagen en afleiden, verbaal agressief gedrag en onoplettendheid. Door gebruik te maken van de gedragstheorie, kan het probleemgedrag beïnvloed worden. Er kan individueel en in groepsverband beloond en of gestraft worden. Een aantal voorbeelden van belonen zijn: duim opsteken, knipoog, sticker, schouderklopje en een positieve aanmoediging. Naast het belonen, komen leerkrachten ook niet onder het straffen uit (Alkema, van Dam, Kuipers, Lindhout &Tjerkstra, 2006). Er zijn grote verschillen in het straffen en de reacties die deze te weeg brengen. Sommige kinderen hebben aan één waarschuwing al genoeg, anderen hebben er aan tien nog te weinig. Worden de overtredingen veelvuldig gemaakt, zonder te luisteren naar de leerkracht, dan spreken we van storend gedrag. De omgeving en de leerkracht, zijn van grote invloed op wat een kind leert. Wanneer leerkrachten gedrag belonen, neemt het zelfvertrouwen toe. Door te belonen, kan het gewenste gedrag vaker terugkeren (Alkema, van Dam, Kuipers, Lindhout &Tjerkstra, 2006). Het probleemgedrag wat kinderen laten zien, kan ontstaan omdat zij niet weten wat er van hen verwacht wordt. Belangrijk is om duidelijke afspraken en regels te maken. Maak samen met leerlingen de regels en afspraken, zo voelen zij zich meer betrokken bij het maken en naleven hiervan. Het naleven van afspraken en regels, moet ook consequent gebeuren. Belangrijk is dat leerlingen weten, wat de eventuele consequenties zijn. Leerkrachten moeten geen uitzonderingen maken voor leerlingen, iedereen moet zich aan de gemaakte regels en afspraken houden (Jeninga, 2004). Wanneer leerkrachten duidelijke regels en afspraken maken met de kinderen, kunnen er problemen in de onderwijsleersituatie voorkomen worden. Er is overzicht en aandacht voor iedereen, in groepsverband en individueel. Leerkrachten zijn dan duidelijk en consequent. Leerlingen moeten leren, dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun leerproces, leerkrachten kunnen dit alleen maar sturen en begeleiden. Het leren, moeten kinderen zelf doen (Leraar24, 2011).
Pagina 4 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
De essentie van het probleem is: Op welke positieve manier, kan ik consequent, duidelijker en evenwichtiger zijn tegen het kleine groepje dat de les dusdanig verstoort, dat er geen prettige werksfeer meer heerst en ik daardoor de aandacht niet goed kan verdelen. b. Wat hebben ik en anderen al geprobeerd om het probleem op te lossen of een meer gewenste werksituatie te bereiken? Om de sociale emotionele ontwikkeling te verbeteren heeft de groepsleerkracht elke week kanjertraining gegeven. De leerkracht benaderde het negatieve gedrag vooral persoonlijk. Even naar diegene toelopen en min of meer fluisterend corrigeren. Wanneer dit niet hielp, haalde zij de leerling uit de kring en zette hem of haar voor zich neer. Zij benaderd de kinderen heel positief, alles vanuit het positieve. Ook gebruikt zij als stilte teken: Time out (een t van de handen). Ik heb in de eerste week gedaan, wat de groepsleerkracht altijd deed. Als snel kwam ik er achter dat dit ik: Het time out teken niet consequent gebruikte. Wanneer ik leerlingen die storend gedrag vertoonde persoonlijk wilde benaderen, dat er andere leerlingen op dat moment storend gedrag lieten zien. Dat ik bij mezelf negatieve gedachten ontdekte over de werksfeer en ik daardoor twijfelde of ik de groep wel goed benaderde. Daarom heb ik de werksfeer als uitdaging gekozen voor mijn actieonderzoek. Op welke positieve manier, kan ik consequent en duidelijker zijn tegen het kleine groepje dat de les dusdanig verstoort, dat er geen prettige werksfeer meer heerst en daardoor de aandacht niet goed kan verdelen. Welke activiteiten kan ik daar voor ondernemen. Mij lijkt het een uitdaging om met behulp van drama, leefstijl en kanjertraining de werksfeer in de groep te verbeteren. Hiermee hoop ik dat het storende gedrag minder wordt en dat er een betere werksfeer ontstaat.
Mijn mentor is gecertificeerd voor het geven van Kanjertraining en heeft elke week aandacht besteed aan de sociale emotionele ontwikkeling in de groep. De leerkracht benaderde het negatieve/storende gedrag vooral persoonlijk. Even naar diegene toelopen en min of meer fluisterend corrigeren. Wanneer dit niet hielp, haalde zij de leerling uit de kring en zette hem of haar voor zich neer. Onderzoek van mijn werksituatie: een concrete beschrijving van hoe het probleem zich nu in mijn werksituatie voordoet. a. Een eigen beschrijving van mijn huidige werksituatie: Het gaat over: de eigen rol (gedrag) de rol van anderen (gedrag) aspecten van de leerwerkomgeving anders, namelijk: Mijn eigen beschrijving
Er wordt vooral storend gedrag vertoont in de kring en tijdens de speel/werkles. Het storende gedrag dat de kinderen laten zien uit zich vooral in: Oogcontact Wanneer de “storende” leerlingen oogcontact hebben met elkaar, lachen en maken zij storende geluiden. Bewegingen/geluiden maken Wanneer er één leerling uit het “storende” groepje begint met de beweging/geluid en zijn vriendjes dit leuk vindt dit leuk, gaan ze dit na doen. Pagina 5 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Het storende gedrag van de groep, geven mij een negatief gevoel. Uit de reacties en houding van andere leerlingen, merk ik dat zij dit ook als storend ervaren. Het gevolg hiervan is dat er een negatieve werksfeer komt in de groep.
b. Een beschrijving van mijn huidige werksituatie, waarbij ik wat meer afstand neem. Deze beschrijving krijg ik door een video-opname Een observatie een gesprek met anderen anders, namelijk: Het gaat over: de eigen rol (gedrag) De rol van anderen (gedrag) aspecten van de leerwerkomgeving anders, namelijk:
Analyse van het probleem:
Er wordt vooral storend gedrag vertoont in de kring en tijdens de speel/werkles. Het storende gedrag van de groep, geeft de leerkracht geen grip op de groep. Deze groep storende leerlingen overheersen en beïnvloeden het gedrag van de hele klas. Er heerst een aandachtstekort in de groep, dat zijn weerslag heeft op de hele klas en hierdoor de werksfeer beïnvloed. Beknopte beschrijving Daarnaast heb ik een aantal leerlingen geobserveerd. In deze tien minuten heb ik gekeken welk (storend) gedrag zij vertoonden. Leerling 1 Leerling 2 Leerling 3 Leerling 4 1ste minuut 1 1 1 2 2de minuut 1 1 1 3 3de minuut 6 3 6 4 4de minuut 4 3 4 1 5de minuut 4 4 4 1 6de minuut 3 1 2 3 7de minuut 3 1 2 4 8ste minuut 2 4 1 1 9de minuut 1 1 1 5 10de minuut 1 4 1 6 Wanneer ik hem Deze leerling heeft Bij deze leerling Zijn aan kijk, kijkt hij in de gaten dat er hoef ik maar met concentratieboog is mij ook aan. Ik zie op hem gelet mijn vingers te kort. Hij is snel met aan zijn ogen dat wordt, wanneer ik knippen en hij andere dingen bezig. hij merkt dat hij in naar hem kijk gaat weet dat hij iets Wanneer je hem de gaten gehouden hij weer goed verkeerd doet en waarschuwt luistert wordt. zitten en houd hij luistert weer. hij maar even. zijn mond dicht. Uitleg getallen: 1 = Luisteren naar de juf 2 = Leidt klasgenootjes af 3 = Praat tussen de activiteit door 4 = Praat met klasgenoten 5 = Speelt met voorwerp 6 = Loopt door de klas 7 = Anders,…… Naast de kringobservatie heb ik ook tijdens de werkles een observatie verricht. In deze observatie heb ik gekeken naar de taakgerichtheid en of het (storende) gedrag ook hier plaats vind. 1ste 2de 3de 4de 5de 6de
minuut minuut minuut minuut minuut minuut
Pagina 6 van 12
Leerling 1 4 2 3 1 5 1
Leerling 2 1 5 5 1 6 2
Leerling 3 5 5 1 3 3 4
Leerling 4 2 3 4 1 5 5
Actieonderzoek 2012-2013
7de minuut 8ste minuut 9de minuut 10de minuut
6 2 3 5 Hij kijkt veel mijn kant op, hij houdt mij in de gaten.
6 1 3 5 Deze leerling heeft in de gaten dat er op hem gelet wordt, wanneer ik naar hem kijk gaat hij weer aan het werk.
5 1 6 2 Deze leerling heeft niet in de gaten, dat er op hem gelet wordt.
6 5 5 4 Deze leerling is aan het begin van de activiteit met hele andere dingen bezig, wanneer ik hem er “goed” op wijs gaat hij verder met zijn activiteit.
Uitleg getallen: 1 = Luisteren naar de juf 2 = Leidt klasgenootjes af 3 = Praat tussen de activiteit door 4 = Praat met klasgenoten 5 = Speelt met voorwerp 6 = Loopt door de klas 7 = Anders,……
G De gewenste werksituatie: waar werk ik naar toe? Hoe zou ik de gewenste werksituatie (SMART) beschrijven als mijn probleem is opgelost? Ga ook in op de verschillende factoren uit stap 1:
Ik wil in de 65 dagen dat ik stage loop een goede werksfeer realiseren. Een situatie waarin er zo weinig mogelijk storend gedrag te zien en te merken is, waardoor zowel de kinderen als de leerkracht zich prettig voelen. Dit aan de hand van duidelijke klassenregels en afspraken, die door zowel leerkracht als leerlingen nageleefd worden. Wanneer er gewenst gedrag vertoond wordt, zal de leerkracht dit gedrag belonen door bijv., een duim opsteken of een positieve aanmoediging. Met behulp van drama, kanjertraining en leefstijl blijven we werken aan de sociaal emotionele ontwikkeling. Daardoor wordt de werksfeer in de groep positiever, waardoor het storende gedrag afneemt. Het actieonderzoek biedt mij nieuwe inzichten om, wanneer er zich weer zo’n situatie voordoet, er adequaat op te reageren en er mee om te gaan.
Pagina 7 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Stap 3 Nader onderzoek naar de oplossing van mijn probleem in de huidige of de realisering van mijn uitdaging in de nieuwe werksituatie. Blok 1: Voorbereiding voor de vaststelling van onderzoeksvragen en -activiteiten. 1. Benoem in de eerste kolom de aspecten, die je aan het eind van stap 2 hebt beschreven als uitkomst van je orientatie in theorie en praktijk (literatuuronderzoek, gesprekken met mentor, andere deskundigen). Let daarbij nu op de volgorde in de aspecten. Zet die aspecten bij elkaar, die volgens jou goed samen genomen kunnen worden en let ook op de volgorde. Welke aspecten wil je eerst onderzoeken? Welke daarna? 2. Beschrijf in de tweede kolom door het nummer van de onderzoeksvraag te benoemen welke aspecten samengenomen kunnen worden in één onderzoeksvraag. Zoals je weet formuleer je minimaal drie onderzoeksvragen. 3. Benoem in kolom drie door middel van een term de kern van elke onderzoeksvraag. Bijvoorbeeld samenwerken leren of zelfstandig werken of positief klassenklimaat. Dat zijn termen waar de verschillende aspecten weer onder vallen.
1 2 3 4 5 6 7 8
Aspecten
Koppel aan onderzoeksvraag 1, 2 of 3.
Kern hoofdvragen
Klassenmanagement Klassenklimaat Leerkrachtgedrag Regels en afspraken Consequent gedrag Motivatie en taakgerichtheid Gedragstheorie Sociaal emotionele ontwikkeling
1 1 2 3 2 1 3 1
Positief klassenklimaat (1)
Pagina 8 van 12
Regels en afspraken (2)
Organisatie (3)
Actieonderzoek 2012-2013
Blok 2: Beschrijving onderzoeksvragen en -activiteiten 1. Formuleer nu de benoemde kernen tot echte onderzoeksvragen. Gebruik daarvoor de criteria uit het document onderzoeksvragen onder schrijfdocumenten in de elo. 2. Splits de onderzoeksvraag zo nodig in deelvragen, zodat je je onderzoek concreter kunt uitvoeren en de onderzoeksactiviteiten beter kunt koppelen aan deelvragen. 3. Beschrijf bij elke hoofdvraag een hypothese. In de hypothese beschrijf je wat het vermoedelijke resultaat zal zijn van de uitkomsten van je onderzoeksvraag. Beschrijf deze hypothese op grond van je ervaringen in de praktijk en de eerste bevindingen in de literatuur (stap 2).
1
a. Onderzoeksvraag Hoe kan er een positief klassenklimaat gecreëerd worden, aan de hand van de sociaal emotionele ontwikkeling met behulp van het vakgebied drama, de methode leefstijl en kanjertraining?
b. Deelvragen
Welke werkvormen zijn geschikt om de werksfeer in de klas te verbeteren? Welke werkvormen met de sociaal emotionele ontwikkeling van kleuters zijn er voor de verbetering van de groepssfeer?
Welke werkvormen zijn bij drama geschikt voor kleuters?
Pagina 9 van 12
c. Hypothese Ik verwacht dat door de activiteiten op gebied van drama en sociaal emotionele ontwikkeling de werksfeer in de groep verbeterd. Kinderen beginnen al vroeg met het ontwikkelen van sociaalemotionele vaardigheden. De methode Leefstijl is een methode, waardoor leerlingen zich bewust worden van de normen en waarden van en voor de maatschappij. Dit leren zij op een speelse manier. Samen met de andere klasgenoten, doen leerlingen allerlei activiteiten die het besef van ‘goed met elkaar omgaan’ versterken en of stimuleren. De competenties zelfvertrouwen, doordachte beslissingen nemen, luisteren, je gevoelens uiten en rekening houden met anderen zijn onmisbaar in de samenleving. Leefstijl is een methode die niet alleen de emotionele intelligentie stimuleert maar, doordat kinderen beter in hun vel zitten, ook de cognitieve intelligentie. De zes Leefstijlthema’s voor primair onderwijs zijn: De groep, dat zijn wij! (over sfeer in de groep) Praten en luisteren (over communicatie) De groep, dat zijn wij! (over de sfeer in de groep) Praten en luisteren (over communicatie) Ken je dat gevoel? (over gevoelens) Ik vertrouw op mij (over zelfvertrouwen) Iedereen anders, allemaal gelijk (over diversiteit) Lekker gezond (over gezondheidsvaardigheden)
Actieonderzoek 2012-2013
De werkvormen en activiteiten die de methode Leefstijl biedt, zijn laagdrempelig en veilig voor kinderen (van Eck & Onvlee, 2008). Niet alleen de sociale emotionele ontwikkeling bij volwassenen en kinderen is belangrijk, maar ook de fantasie, creativiteit en het zelfvertrouwen speelt een belangrijke rol (Nooij, 2008). Het vak drama kan hierbij een uitkomst bieden. Creativiteit wil zeggen dat er iets gedaan wordt met de fantasie en daarbij is zelfvertrouwen belangrijk. Bij fantasie is het belangrijk dat je ruim en vrij denkt. Fantasie kent geen grenzen, alles kan en mag. Door fantasie te gebruiken, wordt het kind fysiek krachtiger. Het kind durft zich met behulp van fantasie vaak wel te uiten. Drama stimuleert de fantasie, omdat het kind zelf bepaald welke rol hij of zij heeft en hoe groot die is. Fantasie kun je stimuleren door vragen te stellen zoals: “Wat zou er gebeuren als…………” en “Stel je eens voor dat…………”. Als kinderen hun fantasie gebruiken moet je niks afkeuren, als leerkracht is het dan goed om mee te gaan in de fantasie die het kind heeft. Als je volwassenen en kinderen vraagt of ze creatief zijn, krijg je vaak nee te horen. Iedereen is creatief, maar dan op hun eigen manier. Volwassenen en kinderen denken vaak dat kunst iets is van een kunstenaar. Creativiteit is persoonlijk. Een gevoel, gedachte, begrip of fantasie is bij niemand het zelfde. Creativiteit kun je stimuleren door volwassenen en kinderen nieuwsgierig te maken. Creativiteit bevestigt iets wat het kind eigenlijk al weet. Zowel creativiteit als fantasie dragen bij aan een goed zelfvertrouwen. Een bekende zin luidt “succes vergroot de kans op succes, falen vergroot de kans op falen” (Nooij, 2008). Als een kind zelfvertrouwen heeft, biedt dat kan op succes. Heeft het kind weinig tot geen zelfvertrouwen, dan is de kans dat het kind faalt groter. Wil een kind nieuwe dingen creëren, moet het kind wel geloven in zichzelf. Als je vertrouwen hebt in jezelf, dan ben je ook niet bang om fouten te maken. Als het kind vertrouwen heeft in zichzelf, dan wordt het doel dat het kind heeft vaak bereikt. Hierbij speelt de positieve houding van de leerkracht en de omgeving een grote rol. Bij drama is het belangrijk dat je kinderen complimenten geeft, hierdoor doet het kind succeservaringen op. Zelfvertrouwen groeit pas, als er succeservaringen op gedaan worden. Wil het zelfvertrouwen van kinderen groeien, dan moet drama laagdrempelig zijn voor
Pagina 10 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
kinderen. Dat wil zeggen dat je dichtbij de belevingswereld en fantasieën van de kinderen moet blijven. Wat een kind tijdens drama beleeft, mag niet afgekeurd worden. Onwenselijk gedrag dat mag afgekeurd worden (Nooij, 2008). Kinderen kunnen veel meer, dan dat ze laten zien. Dat kan te maken hebben, met de omgeving waarin het kind zich op dat moment bevindt. Er kunnen prikkels zijn, die voor het kind niet prettig zijn. Leerkrachten zijn medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van kinderen. Leerkrachten hebben de taak om kinderen klaar te maken voor de maatschappij. Hoe een leerkracht naar een kind kijkt, is erg belangrijk. De leerkracht speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de creativiteit en het zelfvertrouwen. De visie van de leerkracht over het kind is allesbepalend. Iedere leerkracht ziet een kind wel eens minder positief dan een ander kind. Vaak is dat een kind die sociaal of cognitief niet goed mee komt. Ook kan het een kind zijn die dominant gedrag vertoont. Zo’n kind waarschuw je altijd, maar benader het kind eens van de positieve kant. Wat leerkrachten vaak doen is een “stempel” drukken op een bepaald gedrag, ze geven de kinderen geen kans om zich op een andere manier te uitten of te ontwikkelen. Als je als leerkracht de moeite neemt, om de eigenschappen aan te bieden die een kind nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen, dan pas weet je of een kind creatief is en een eigen fantasie heeft. Ongeacht je vooroordeel over het kind (Nooij, 2008) . 2
Wat is het effect van positief leerkrachtgedrag op het pedagogisch, organisatorisch en didactisch handelen in de klas?
Pagina 11 van 12
Wat is leerkrachtengedrag?
Welke handvaten heeft een leerkracht nodig om structureel en consequent te handelen?
Ik verwacht dat door ander leerkrachtgedrag op gebied van regels en afspraken het positieve klassenklimaat verbeterd.
Leerkrachten zijn de grote regelaars van de klas. Zij zijn verantwoordelijk over het inrichten van leersituaties en verantwoordelijk voor de werksfeer (Leraar 24, 2011). Volgens Brakenhoff (1995), is de afstemming tussen de leerkracht, taak en leerling erg belangrijk. Wanneer een leerling niet gemotiveerd is door de leerkracht of door de taak die hij of zij krijgt, zal deze minder snel aan het werk gaan. De leerkrachten moeten de taken afstemmen op het niveau van de leerlingen. Deze taken moeten uitdagend zijn, anders is er geen motivatie om er aan te beginnen (Brakenhoff, 1995). Voor
Actieonderzoek 2012-2013
het begrijpen van de betekenis of achtergronden van niet taakgericht gedrag, is het belangrijk te weten wat de oorzaak is. We noemen dat, de attributietheorie. Wanneer er iets verklaard moet worden, kan dat op twee manieren: intern en extern (Hooijmaaijers, Stokhof, Verhulst, 2012). In dit geval is er sprake van externe attributies. Bij externe attributies, legt de leerling de oorzaak van het resultaat buiten zichzelf. Een goed voorbeeld hiervan is iemand die huiswerk aan het maken is, het niet af heeft en als oorzaak op geeft, dat dit komt doordat het te warm was binnen en er teveel lawaai was van buiten waardoor hij of zij zich niet kon concentreren (Pragt, 2011).
3
Welke regels en afspraken hebben een positief effect op de werksfeer in de groep?
Delen van mijn onderzoeksvragen met betrokkenen. Overleg eerst met je “kritische vrienden”:
Pagina 12 van 12
Hoe ziet de organisatie in een kleuterklas eruit?
Ik verwacht dat door duidelijke regels te stellen op gebied van organisatie de taakgerichtheid en positieve werksfeer verbeterd.
Hoe kunnen er duidelijke afspraken en regels gemaakt worden,zodat deze ook nageleefd worden?
Belangrijk is om duidelijke afspraken en regels te maken, het liefst samen met de kinderen. Maak samen met leerlingen de regels en afspraken, zo voelen zij zich meer betrokken bij het maken en naleven hiervan. Het naleven van afspraken en regels, moet ook consequent gebeuren. Belangrijk is dat leerlingen weten, wat de eventuele consequenties zijn. Leerkrachten moeten geen uitzonderingen maken voor leerlingen, iedereen moet zich aan de gemaakte regels en afspraken houden (Jeninga, 2004). Wanneer leerkrachten duidelijke regels en afspraken maken met de kinderen, kunnen er problemen in de onderwijsleersituatie voorkomen worden. Er is overzicht en aandacht voor iedereen, in groepsverband en individueel. Leerkrachten zijn dan duidelijk en consequent. Leerlingen moeten leren, dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun leerproces, leerkrachten kunnen dit alleen maar sturen en begeleiden. Het leren, moeten kinderen zelf doen (Leraar24, 2011).
Actieonderzoek 2012-2013
Wat vinden mijn critical friends van mijn onderzoeksvragen? Zijn ze goed afgebakend en sluiten ze goed aan bij de uitdaging of problematiek? Dekken de vragen mijn probleem of uitdaging? Kunnen de vragen tot oplossing van het probleem of uitdaging leiden? Welke suggesties hebben betrokkenen nog om de vragen scherper te krijgen of ze aan te vullen?
Pagina 13 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
2.1: Tussentijdse conclusies en evt. bijstelling van vragen en / of hypotheses Beschrijf kort op grond van welke suggesties je je tekst wilt bijstellen. Stel de tekst zelf bij in tabel 2. Onderzoeksvraag Hoe kan de sociaal emotionele ontwikkeling, die invloed heeft op de groepssfeer, worden verbeterd met activiteiten op het gebied van de sociaal emotionele ontwikkeling met behulp van de methode leefstijl en het vakgebied drama?
Redenen tot bijstelling Samenvatting feedback studenten: Deelvragen moeten scherper. Bijv.: Hoe kan de sociaal emotionele ontwikkeling, die invloed heeft op de groepssfeer, worden verbeterd met activiteiten?
In hoeverre kan het leerkrachtgedrag aangepast worden om meer grip te kunnen krijgen op de groep?
Samenvatting feedback studenten: Maak deze hoofdvraag wat breder. Deze hoofdvraag is nog niet goed.
Welke organisatie op gebied van regels en afspraken hebben een positief effect op de werksfeer in de groep?
Samenvatting feedback studenten: Deelvragen moeten dieper en scherper. Bijv.: Wat is een juiste organisatie in een kleuterklas?
Blok 3: Beschrijving onderzoeksactiviteiten in de praktijk. N.B. Tabel 3 voor elke onderzoeksvraag opnieuw uitwerken! Op welke manieren kan de werksfeer in de groep verbeterd worden door gebruik te maken van activiteiten op gebied van sociaal emotionele ontwikkeling? Activiteiten: Aan de hand van sociaal emotionele oefeningen wil ik de werksfeer in de groep proberen te verbeteren.
Pagina 14 van 12
Bij wie? Vul in: Literatuur, Leerlingen, Anderen,
Wie is er bij betrokken? Vul in: ikzelf, leerlingen, mentor, collega’s,
Welk tijdpad: benoem de weeknummers .
Actieonderzoek 2012-2013
-
andere deskundigen
ikzelf
1
De methode leefstijl bestuderen en de Literatuur en Ik zelf en de leerlingen Week 13,14 15 activiteiten/werkvormen uitkiezen die geschikt zijn leerlingen om met kleuters te gaan doen. Tevens een aantal werkvormen uitproberen. 2 De methode “Moet je doen” op het gebied van Literatuur en Ik zelf en de leerlingen Week 13,14,15 drama bestuderen en de activiteiten/werkvormen leerlingen uitkiezen die geschikt zijn om met kleuters te gaan doen. Tevens wil ik op internet gaan zoeken of daar nog meer activiteiten/werkvormen beschikbaar zijn om met kleuters te gaan doen. Tevens een aantal werkvormen uitproberen. 3 De methode kanjer training bestuderen en de Literatuur en Ik zelf en de leerlingen Week 13, 14 en 15 activiteiten/werkvormen “oppervlakkig” uitvoeren leerlingen (dit omdat ik niet gecertificeerd ben) Ik ga dit alles meetbaar maken door een observatie uit te voeren, wanneer de kinderen aan het spelen en werken zijn. op gezette tijden observeren van een bepaald gedrag vaak met behulp van een observatieschema, bijvoorbeeld een tijdsteekproef. Dit wordt ook wel een turfsysteem genoemd.
Naast deze observatie ga ik activiteiten geven op sociaal emotioneel gebied (drama, leefstijl en kanjertraining), na deze gegeven lessen ga ik evalueren hoe mijn bevindingen zijn ten opzichte van de leerlingen.
Wat is het effect van positief leerkrachtgedrag op het pedagogisch, organisatorisch en didactisch gebied? Activiteiten: Ik ga in week 13, 14 en 15 de werksfeer dusdanig organiseren dat ik een beroep doe op de sociaal emotionele vaardigheden van de leerlingen, waardoor ik de taakgerichtheid van de leerlingen kan bevorder en de werksfeer verbeter.
Bij wie? Vul in: Literatuur, Leerlingen, Anderen, ikzelf
Wie is er bij betrokken? Vul in: ikzelf, leerlingen, mentor, collega’s, andere deskundigen
Welk tijdpad: benoem de weeknummers .
1
Literatuurstudie verrichten over welke handvaten een leerkracht nodig heeft om structureel en consequent te handelen.
Literatuur
Ikzelf
week 13, 14 en 15
3
Laten onderzoeken welk leerkrachtengedrag ik nu
Ikzelf en literatuur
Ikzelf en mentor
week 13, 14 en 15
Pagina 15 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
vertoon en in hoeverre mijn leerkrachtengedrag aangepast moet worden. (schaalvragenlijst invullen) Ik ga in de literatuur opzoeken wat er verstaan wordt onder leerkrachtengedrag. Naar aanleiding van de literatuur ga ik kijken wat voor een leerkrachtengedrag ik nu vertoon. Aan de hand van deze informatie ga ik mijn leerkrachtengedrag aanpassen waar nodig.
Welke regels en afspraken hebben een positief effect op de werksfeer in de groep? Activiteiten: Ik ga in week 15, 16, 17 en 18 inventariseren en analyseren welke afspraken en regels een positief effect hebben gehad om mijn stagegroep en of de werksfeer hier door verbeterd is.
Bij wie? Vul in: Literatuur, Leerlingen, Anderen, ikzelf
Wie is er bij betrokken? Vul in: ikzelf, leerlingen, mentor, collega’s, andere deskundigen
Welk tijdpad: benoem de weeknummers .
1
Het aanpassen van de werkorganisatie binnen de groep aan de hand van de theorie.
Literatuur, ikzelf en de leerlingen
Ikzelf en de leerlingen.
Week 15, 16, 17 en 18
2
Het opstellen van regels en afspraken samen met de kleuters.
Literatuur, ikzelf en de leerlingen
Ikzelf en de leerlingen.
Week 15, 16, 17 en 18
3
Het evalueren van de gemaakte regels en afspraken.
Leerlingen en ikzelf
Leerlingen en ikzelf
Week 15, 16, 17 en 18
Ik ga dit alles meetbaar maken door een observatie uit te voeren, wanneer de kinderen aan het spelen en werken zijn. op gezette tijden observeren van een bepaald gedrag vaak met behulp van een observatieschema, bijvoorbeeld een tijdsteekproef. Dit wordt ook wel een turfsysteem genoemd.
Delen van mijn onderzoeksactiviteiten met betrokkenen. Overleg na het invullen van blok 3 met je “kritische vrienden”: Wat vinden zij van mijn onderzoeksactiviteiten? Sluiten ze goed aan bij de onderzoeksvragen en zijn ze dekkend? Zijn de activiteiten al concreet genoeg beschreven? Kunnen deze activiteiten samen tot oplossing van het probleem of uitdaging leiden? Is het tijdpad reëel? Is bij de juiste deelvragen een literatuuronderzoek gekozen? (Dat gebeurt bij minimaal twee onderdelen van verschillende onderzoeksvragen). Welke suggesties hebben betrokkenen nog om de activiteiten scherper te krijgen of ze aan te vullen.
Pagina 16 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Stap 4 Bespreking van onderzoeksresultaten en vaststellen van de betekenis ervan voor de oplossing van het geformuleerde probleem of voor het creëren van een nieuwe werksituatie. Onderzoeksvraag 1 Nadere uitwerking van resultaten en gegevens Onderzoeksvraag en hypothese: Hoe kan er een positief klassenklimaat gecreëerd worden, aan de hand van de sociaal emotionele ontwikkeling met behulp van het vakgebied drama, de methode leefstijl en kanjertraining? Ik verwacht dat door de activiteiten op gebied van drama en sociaal emotionele ontwikkeling de werksfeer in de groep verbeterd. Wat moet ik nu als leerkracht kennen en kunnen om dit te realiseren? Als leerkracht moet je kennis hebben van: de sociaal emotionele ontwikkeling van kleuters en welke werkvormen + activiteiten geschikt zijn voor kleuters. Ik ga dit alles meetbaar maken door een observatie uit te voeren, wanneer de kinderen aan het spelen en werken zijn. op gezette tijden observeren van een bepaald gedrag vaak met behulp van een observatieschema, bijvoorbeeld een tijdsteekproef. Dit wordt ook wel een turfsysteem genoemd.
Resultaten: Kinderen hebben door deze lessen, meer inzicht gekregen in een goede positieve werksfeer. In een goede werksfeer zijn en gebeuren nog steeds conflicten, maar nu zijn de kinderen zich nog meer bewust van welke positieve aanpak het beste werkt. Hoe kunnen wij deze conflicten oplossen zodat iedereen fijn kan werken.
Conclusie: Kinderen beginnen al vroeg met het ontwikkelen van sociaal-emotionele vaardigheden. Samen met de andere klasgenoten, doen leerlingen allerlei activiteiten die het besef van ‘goed met elkaar omgaan’ versterken en of stimuleren. Op de stageschool besteden wij hier aandacht aan met behulp van Kanjertraining, drama en Leefstijl. De competenties zelfvertrouwen, doordachte beslissingen nemen, luisteren, je gevoelens uiten en rekening houden met anderen zijn onmisbaar in de samenleving. Niet alleen de sociale emotionele ontwikkeling bij volwassenen en kinderen is belangrijk, maar ook de fantasie, creativiteit en het zelfvertrouwen speelt een belangrijke rol (Nooij, 2008). Creativiteit kun je stimuleren door volwassenen en kinderen nieuwsgierig te maken. Zorgen dat een kind zich veilig en vertrouwd voelt tijdens sociaal emotionele activiteiten is erg belangrijk. Als een kind zelfvertrouwen heeft, biedt dat kans op succes. Heeft het kind weinig tot geen zelfvertrouwen, dan is de kans dat het kind faalt groter. Ik heb ervaren wanneer je veel complimenten en tips geeft, kinderen dit een fijn gevoel geeft. Bij het vakgebied drama is alles goed wat ze doen! Niks is fout. Als leerkracht moet je dat ook benoemen. Wil een kind nieuwe dingen creëren, moet het kind wel geloven in zichzelf. Hierbij speelt de positieve houding van de leerkracht en de omgeving een grote rol. Dit heb ik zelf ervaren, ik was enthousiast en de kinderen werden vanzelf enthousiast. Dit vond ik een mooie ervaring. Zelfvertrouwen groeit pas, als er succeservaringen op gedaan worden. Wil het zelfvertrouwen van kinderen groeien, dan moet drama laagdrempelig zijn voor kinderen. Dat wil zeggen dat je dichtbij de belevingswereld en fantasieën van de kinderen moet blijven. Kinderen kunnen veel meer, dan dat ze laten zien. Dat kan te maken hebben, met de omgeving waarin het kind zich op dat moment bevindt. Er kunnen prikkels zijn, die voor het kind niet prettig zijn. De leerkracht speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de creativiteit en het zelfvertrouwen. Ook het benoemen van elkaar niet uitlachen is belangrijk, iedereen doet namelijk zijn of haar best. Iedereen krijgt een rol in de activiteiten. Bij kanjertraining ga je in gesprek over de petten welke kleur, wel gedrag mogen ze wel/niet vertonen, wat moeten we doen wanneer we iemand met een verkeerde kleur pet zien enz. De lessen leefstijl waren ten opzichte van kanjertraining meer oppervlakkiger.
Pagina 17 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Onderzoeksvraag 2 Nadere uitwerking van resultaten en gegevens Onderzoeksvraag en hypothese:
Wat is het effect van positief leerkrachtgedrag op het pedagogisch, organisatorisch en didactisch handelen in de klas? Ik verwacht dat door ander leerkrachtgedrag op gebied van regels en afspraken het positieve klassenklimaat verbeterd. Wat moet ik nu als leerkracht kennen en kunnen om dit te realiseren? Ik ga in de literatuur opzoeken wat er verstaan wordt onder leerkrachtengedrag. Naar aanleiding van de literatuur ga ik kijken wat voor een leerkrachtengedrag ik nu vertoon. Aan de hand van een observatie ga ik kijken of ik mijn gedrag aanpassen moet. Resultaten
Conclusie: Leerkrachten zijn de grote regelaars van de klas. Wanneer een leerling niet gemotiveerd is door de leerkracht of door de taak die hij of zij krijgt, zal deze minder snel aan het werk gaan. Daarom is het motiveren van de leerlingen door je eigen enthousiasme zo belangrijk, kinderen nemen dit enthousiasme over. Deze taken moeten uitdagend zijn, anders is er geen motivatie om er aan te beginnen (Brakenhoff, 1995). Ik heb ervaren wanneer je veel complimenten en tips geeft, kinderen dit een fijn gevoel geeft. Alles is goed wat ze doen! Als leerkracht moet je dat ook benoemen. Kinderen moeten positief maar wel rechtvaardig behandeld worden. Zij mogen horen wanneer zij gewenst gedrag vertonen, maar ook wanneer zij gecorrigeerd moeten worden. Kinderen mogen geen last hebben van de eventuele irritaties bij de leerkracht. Leerkrachten moeten hier professioneel mee omgaan en kinderen mogen hier niet de dupe van worden. Positieve benadering vanuit beide partijen werkt het beste!
Onderzoeksvraag 3 Nadere uitwerking van resultaten en gegevens Onderzoeksvraag en hypothese: Welke regels en afspraken hebben een positief effect op de werksfeer in de groep? Ik verwacht dat door duidelijke regels te stellen op gebied van organisatie de taakgerichtheid en positieve werksfeer verbeterd. Wat moet ik nu als leerkracht kennen en kunnen om dit te realiseren Hoe kunnen leerkrachten het beste afspraken en regels maken die door beide partijen worden nageleefd, welk leerkrachtengedrag hoort bij het maken en naleven van de regels. Ik ga dit alles meetbaar maken door een observatie uit te voeren, wanneer de kinderen aan het spelen en werken zijn. op gezette tijden observeren van een bepaald gedrag vaak met behulp van een observatieschema, bijvoorbeeld een tijdsteekproef. Dit wordt ook wel een turfsysteem genoemd.
Ik heb -
samen met de kinderen een aantal regels opgesteld: Lief zijn voor elkaar, geen ruzie maken Van elkaars spullen afblijven, netjes vragen als je iets wilt hebben Netjes opruimen Elkaar helpen Stop hou op, is stop hou op Eerst zelf proberen op te lossen, daarna pas naar de juf De witte pet op zetten/houden Heeft iemand een andere kleur pet op, deze leerling er op attenderen welke kleur pet hij op moet zetten
Pagina 18 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
-
Elkaar complimenten geven als je iets goed doet, mooi of leuk vind Wanneer je aan het werk bent, blijf je bij je eigen werk, niet met anderen bemoeien Wanneer juf telt 1,2,3 time out , ook het gebaar overnemen. Je buurvrouw of buurman er ook op attenderen dat ze het gebaar overnemen.
Elke dag stond er een andere regel centraal. Niet elke regel werkte even goed. De onderstaande regels zouden nog beter nageleefd kunnen worden: Van elkaars spullen afblijven, netjes vragen als je iets wilt hebben Netjes opruimen Elkaar helpen Eerst zelf proberen op te lossen, daarna pas naar de juf Heeft iemand een andere kleur pet op, deze leerling er op attenderen welke kleur pet hij op moet zetten Wanneer je aan het werk bent, blijf je bij je eigen werk, niet met anderen bemoeien Conclusie
Wanneer er samen met de kinderen afspraken en regels gemaakt worden, voelen zij zich meer betrokken bij het maken en naleven hiervan. Belangrijk is dat leerlingen ook weten, wat de eventuele consequenties zijn bijv. niet zo lang buiten spelen, langer werken, geen touch screen enz. Wanneer leerkrachten dit goed naleven, dan zijn zij duidelijk en consequent naar de leerlingen en wordt het storende gedrag minder.
Pagina 19 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Eindconclusie en ontwikkelpunten a. Wat kan ik nu concluderen? Wat weet ik nu meer over het probleem of de uitdaging in de werksituatie? Hoe ben ik dichter bij het realiseren van de gewenste werksituatie gekomen?
Voordat ik aan mijn actieonderzoek begon was dit mijn grote onderzoeksvraag: Hoe kan ik mijn organisatie op gebied van regels en afspraken verbeteren om goed te kunnen werken en mijn aandacht goed te verdelen. En kan ik op het gebied van de sociale emotionele ontwikkeling een aantal activiteiten uitproberen, zodat er een prettige werksfeer ontstaat? Ik heb eerst goed gekeken naar de situatie in mijn groep. Welke factoren zouden er een rol kunnen spelen: mijn leerkrachtengedrag, het klassenklimaat, gedrag van het kind, klassenmanagement, organisatie, mijn instructie, uitdaging en betrokkenheid, motivatie en taakgerichtheid, straffen en belonen, consequent gedrag, de regels van de klas en opstelling in de klas. Ik dacht aan het begin dat het vooral aan mijn leerkrachtengedrag lag, maar van omstanders kreeg ik te horen dat het dat niet alleen was. Er deden zich ook gedragsproblemen voor in de groep. Ik was in deze stageperiode erg onzeker geworden, daarom trok ik alles naar mezelf toe. Naast dat ik het storend vond, kwamen leerlingen ook bij mij om te vertellen dat zij het storende gedrag niet leuk vonden. Daarna heb ik mij de volgende vragen gesteld: Hoe kan er een positief klassenklimaat gecreëerd worden, aan de hand van de sociaal emotionele ontwikkeling met behulp van het vakgebied drama, de methode leefstijl en kanjertraining? Wat is het effect van positief leerkrachtgedrag op het pedagogisch, organisatorisch en didactisch handelen in de klas? Welke regels en afspraken hebben een positief effect op de werksfeer in de groep? Hiervoor heb ik een uitgebreide literatuurstudie gedaan. Het begrip sociaal emotioneel kwam vaak voorbij. Daarom heb ik gekozen om op verschillende manieren aandacht te besteden aan de sociaal emotionele ontwikkeling. Dit met behulp van drama, leefstijl of kanjertraining. Kinderen kregen op deze manier een andere kijk naar elkaar. Ze hebben door deze lessen, meer inzicht gekregen in een goede positieve werksfeer. Hoe kunnen wij deze conflicten op een positieve manier oplossen, zodat iedereen fijn kan werken. Doordat het negatieve gedrag omgebogen wordt naar positief gedrag, wordt er tegelijkertijd
gewerkt aan een positieve werksfeer.
Dat het probleem niet in één keer weggenomen kan worden, in de periode dat ik stage loop, maar dat de werksfeer in de groep wel verbeterd kan worden door sociaal emotionele activiteiten te gaan ondernemen met de hele groep. In deze activiteiten zit een positieve boodschap verweven, die kinderen bewust maken van de afspraken en regels die zijn maken en na moeten leven. Dat het voor mij aan het begin van mijn actieonderzoek, moeilijk was om één consequente lijn te trekken naar iedere leerling. Nu weet ik dat ik consequent en duidelijk moet zijn tegenover iedereen, anders nemen ze een loopje met de waarschuwingen die zij krijgen. Wanneer iedereen (leerkracht en kinderen) eerlijk en rechtvaardig behandeld wordt, kan vertellen wat hij of zij van het storende gedrag vind, alleen op deze manier worden de storende factoren zich bewust van het feit dat het gedrag van hen een negatieve invloed heeft op de klas en de werksfeer. Het evalueren van de week ten opzichte van positief en negatief gedrag is erg belangrijk, hierdoor kunnen er weer nieuwe afspraken gemaakt worden voor de volgende week.
Pagina 20 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
b. Wat zal ik - gegeven de conclusies - nu bij moeten leren? Welke competenties zal ik verwerven om de gewenste werksituatie te realiseren? Welke kennis, vaardigheden en persoonskenmerken zal ik me eigen moeten maken?
Hoe kan ik (op een positieve manier) consequent en duidelijker blijven tegen leerlingen die de les dusdanig verstoren, dat er prettige werksfeer heerst en ik daardoor de aandacht goed kan blijven verdelen.
Hoe ga je dit delen met anderen? Denk aan: leerlingen, mentor, ouders, teamleden, directie, critical friends en deskundigen? Ik ga deze informatie en casus delen met mijn studiegenoten tijdens een presentatie. Naar aanleiding van deze presentatie hoop ik tips en feedback te ontvangen voor een verder vervolg in de toekomst.
Stap 5 Anders gaan werken op basis van de gevonden oplossingen voor het probleem of de blauwdruk voor een nieuwe werksituatie. 1.Met welke aspecten van het ‘opgeloste’ probleem of de nieuwe werksituatie gaan we aan de slag, hoe doen we dat? Implementatieactiviteiten worden gepland aan de hand van het onderstaande stramien en worden vervolgens uitgevoerd. Activiteit
Periode
Kanjertraining Max vindt een dorp Kanjertraining Robbin en Renee Kanjertraining ……….. Kanjertraining ………..
1 maart 8 maart 15 maart 22 maart
Evaluatie (hoe controleer je dat de beoogde activiteit het gewenste effect heeft?) Sociale problemen zoals die zich in groepen voordoen kunnen nu goed worden aangepakt. Het belangrijkste doel van de Kanjertraining is dat een kind positief over zichzelf en de ander leert denken. Het blijkt dat veel kinderen na het volgen van de Kanjertraining zich beter kunnen concentreren op school en betere leerresultaten behalen (website Kanjertraining). Met behulp van Kanjertraining ga ik met kinderen
Pagina 21 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
in gesprek over het onderwerp dat we behandeld hebben. Dit onderwerp vertalen we naar de klas.
Drama beroepen uitbeelden Drama De bakker – uitbeelden emoties en een klein rollenspel Drama Verbeelding / pantomime lente Drama Vertelpantomime boerderij
27 februari 2013
Leefstijl Levend memorie Leefstijl Stop hou op Leefstijl luisteren en bewegen Leefstijl Dansen als een……..
13 maart 2013
Week evalueren Binnen buitenkring Week evalueren Zoek iemand die / mix en koppel Week evalueren Binnen buitenkring Week evalueren Zoek iemand die / mix en koppel Week evalueren Binnen buitenkring Week evalueren Zoek iemand die / mix en koppel Week evalueren Binnen buitenkring
1 maart
6 maart 2013 27 maart 2013 3 april 2013
20 maart 2013 10 april 2013 17 april 2013
Leefstijl is een methode die niet alleen de emotionele intelligentie stimuleert maar, doordat kinderen beter in hun vel zitten, ook de cognitieve intelligentie. De werkvormen en activiteiten die de methode Leefstijl biedt, zijn laagdrempelig en veilig voor kinderen (van Eck & Onvlee, 2008). Nadat ik een les Leefstijl gegeven heb, ga ik met kinderen in gesprek over het onderwerp dat we behandeld hebben. Hoe vonden wij dit?, Waar ging het over?, Wat hebben we er aan in de klas?, Hoe ging de samenwerking enz.?
8 maart 15 maart 22 maart
Dit doen we om kinderen zich te laten uiten, over hoe zij de week vonden gaan. Wat vonden zij leuk, wat vonden zij niet leuk, wat kan er de volgende keer nog beter/anders. Iedereen mag zijn of haar mening geven zonder dat iemand daar op aankeken wordt. Dit waren de kinderen ook gewend bij de vaste groepsleerkracht.
5 april 12 april 19 april
2.Resultaten naar aanleiding van de evaluaties van de uitvoering van het implementatieplan: Welke ontwikkelpunten zijn gerealiseerd? Op welke manier is dit gelukt?
Welke ontwikkelpunten vragen om een langer traject? Welke tips kun je jezelf of de leerkracht meegeven?
in hoeverre is de gewenste werksituatie nu gerealiseerd?
Pagina 22 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Pagina 23 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Stap 6 Uitwisselen en bespreken van de inzichten die je hebt opgedaan.
Presentatie van het actieonderzoek In een PowerPoint presentatie worden de volgende aspecten gepresenteerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De aanvankelijke problematiek of uitdaging. Een schets van de gewenste werksituatie. De relevante aspecten van de problematiek of de uitdaging. Onderzoeksvragen en onderliggende hypothesen. Organisatie, vorm en planning van het onderzoek. Onderzoeksresultaten: conclusies en ontwikkelpunten. Te ondernemen (of reeds ondernomen) implementatieactiviteiten; implementatieresultaten. Samenhang met andere onderwijskundige problematiek/concepten: verdieping en voortgang.
De powerpoint neem je op als bijlage bij het actieonderzoek.
Intervisie of collegiaal overleg Om tot verbreding èn verdieping van de problematiek te komen is overleg met alle bij het onderzoek betrokken èn anderen in de school gewenst. Op intervisieachtige wijze kunnen problemen, ideeën, onderzoeksresultaten, implementatieresultaten e.d. geëvalueerd en gespiegeld worden aan onderwijsconcepten als: - adaptief onderwijs - ontwikkelingsgericht onderwijs - sociaal constructivistische leren en onderwijzen - competentiegericht leren en onderwijzen, - het nieuwe leren - e.d. Op deze manier worden nieuwe ideeën, nadere uitwerkingen, transfermogelijkheden, inzicht in samenhangen etc. gegenereerd. Het een en ander kan weer bijdragen aan een nog meer verdiept inzicht in problematiek, oplossingsrichtingen en operationalisering van uitdagingen.
Beknopt verslag van de discussie in een door jou samengestelde groep van deskundigen of een colgroep
Pagina 24 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Pagina 25 van 12
Actieonderzoek 2012-2013
Literatuurlijst
Alkema E., Van Dam E., Kuipers J., Lindhout C., Tjerkstra W. (2009). Meer dan Onderwijs. Assen: Van Gorcum. Brakenhoff, J., Homminga, S. (1995). Ontwikkelingspsychologie voor het onderwijs. Groningen: Uitgeverij Wolters Noordhoff B.V. Eck, O. van., & Onvlee, S. (2008) Leefstijl primair onderwijs. Meppel: Uitgeverij Edu’ Actief. Hooijmaaijers, T., Stokhof, T. & Verhulst, F. (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Uitgeverij Van Gorcum B.V. Jeninga, J. (2004). Professioneel omgaan met gedragsproblemen. Baarn: Uitgeverij HBuitgevers. Leraar 24. (2011). Klassenmanagement. Verkregen op 9 maart, 2013, van http://www.leraar24.nl/dossier/3227 Nooij, H. de. (2008). Kijk op spel. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Pragt, H. (2011). Wat is de attributietheorie. Verkregen op 24 september, 2012, van http://www.heinpragt.com/menswerk/attributie.php
Pagina 26 van 12