Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Stadsduif
Columba livia forma domestica Ontwikkelingssnelheid Afhankelijk van menselijk voeren Afhankelijk van zwerfvuil Risico om ziek te worden Schadelijk gedrag
Samenvattend werkprotocol voor beheerder Bij duivenoverlast in de openbare ruimte is de beheerder van de openbare ruimte verantwoordelijk voor de aanpak en maatregelen. De volgende stappen neemt de beheerder: 1. Vraag degene die de melding doet naar de volgende informatie: - Naam, adres, telefoonnummer. - Op welke plek eten de duiven? - Op welke plekken broeden de duiven? - Welke overlast ervaart u van de duiven? - Waar komen de duiven op af, wordt er gevoerd of komen de duiven op zwerfvuil af? - Zijn er meer dieren waar u overlast van heeft (muizen, ratten, meeuwen) ? - Wie zijn de eigenaren van de plekken waar de duiven broeden? - Waar komt de meeste ontlasting terecht? 2. Meld deze gegevens bij de GGD en vraag of de overlast bekend is en of de populatie geteld is in 2001 tijdens de eerste duiventelling. 3. Inventariseer met de woningeigenaren welke weringmaatregels er genomen kunnen worden. 4. Maak gebruik van een “Niet voeren campagne” en probeer mogelijk samen met de Dierenbescherming en GGD contact te krijgen met de voerders van de duiven. Aanpak van het voedselaanbod is de belangrijkste beheersmaatregel voor duivenoverlast. 5. Overleg met de GGD de risico’s voor de volksgezondheid. Waar komt de meeste duivenontlasting terecht? Komen er veel mensen in de buurt van vervuilde oppervlakten? 6. Indien nodig volgen nadere acties met opdrachtverstrekking en uitvoering van de benodigde maatregelen op locatie. Acties bestaan in de regel uit voorlichting, handhaving van zwerfvuil, beperken van verkeerd aangeboden huisvuil en voergedrag, ongeschikt maken nestplekken, mogelijke toegepaste methoden zoals een duiventil, anticonceptie en in uiterste geval het vangen en behandelen van de zieke duiven. Het doden van duiven bij een ter plekke meetbaar volksgezondheidrisico en waarbij de desbetreffende ziekte dragende duiven aangetoond zijn, zal niet meer uitgevoerd worden en alternatieven voor deze situaties zullen in 2009 in overleg met de dierenbescherming en andere dierenwelzijnsorganisaties ontwikkeld worden. Zie voor gedetailleerd stappenplan het deel “Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van probleemlocaties”
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Wettelijke status
Flora en faunawet: Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen soorten, zijn beschermd. Aangezien stadsduiven over het algemeen afstammeling zijn van de gedomesticeerde rotsduiven (vaak ontsnapte duiven van duivenhouders) wordt gesproken van verwilderde gedomesticeerde rotsduiven en betreft het dus een soort die niet beschermd is. In het kader van volksgezondheid en openbare veiligheid is het toegestaan om zonder ontheffing stadsduiven te vangen (en te doden). Door artikel 16f is een vrijstelling verleend van artikel 15 FFW, tweede lid, voor het gebruik van vangkooien voor het vangen van onder andere verwilderde duiven. De vrijstelling geldt slechts voor het vangen van verwilderde duiven binnen de bebouwde kom.
Risico voor volksgezondheid
De kans om ziek te worden door duiven is klein. Echter er, zijn ziekteveroorzakende organismen aanwezig in duivenpoep. In 2006 is er bij gemiddeld 8% van de duiven de bacterie Chlamydophila psittaci in hun uitwerpselen aangetroffen. Deze bacterie kan de papegaaienziekte veroorzaken, wat kan leiden tot een longontsteking. Bij goede diagnose is de ziekte goed te behandelen. Daarnaast kan er ontlasting onder andere Microsporidia soorten en Cryptococcus neoformans bevatten. Deze organismen kunnen mensen met een zwak immuunsysteem ziek maken, waarbij respectievelijk darminfectie en hersenvliesontsteking kunnen optreden. Voor deze mensen is het risico om ziek te worden van duiven vele male groter. Ziekteveroorzakende organismen die stadsduiven bij zich kunnen dragen (bron KIZA) Organisme Cryptococcus neoformans Histoplasma capsulatum Chlamydia psittaci, C. pecorum Salmonella typhimurium , Cerro Mycobacterium avium Campylobacter Yersinia pseudotuberculosis Influenza H5N1 Encephalitozoon hellum, E. bieneusi Newcastle disease West Nile virus St Louis encephalitis
Situaties met verhoogd gezondheidsrisico Duivennesten bij ventilatiekanalen in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. Duivennesten op balkons. Rustplekken van duiven waar veel ontlasting valt. Schoonmaak waarbij ontlastingdeeltjes opstuiven of spetteren (zie schoonmaakprotocol) Veel ontlasting op drukke gebieden.
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Algemene soortbeschrijving Historie en oorspronkelijk leefgebied Stadsduiven zijn verwilderde nakomelingen van gedomesticeerde duiven welke direct afstammen van Rotsduiven. Het leefgebied van de wilde rotsduif is in westelijk en zuidelijk Europa, Noord Afrika en zuidelijk Azië op rotsen. Mensen hebben rotsduiven gedomesticeerd en de soort heeft zich daarna verwilderd in steden. In vrijwel alle steden in de wereld nestelen stadsduiven. Kenmerken Uiterlijk
Het oorspronkelijke uiterlijk van de stadsduif is als bovenstaande figuur. Daarnaast zijn er door kruisingen en kweken bij tamme duiven verschillende verenkleedvormen gaande van wit, rood tot zwart. Deze vormen zijn later verwilderd en vermengd met wilde populaties. Verspreiding Wereldwijd Ontwikkeling Leeftijd vrouwtje geslachtsrijp: 5 maanden Broedtijd: gemiddeld 17 dagen Nestgrootte: 2 eieren Maximale leefduur: 7 jaar 25-50% van de populatie broedt jaarlijks (Murton et al. 1972) Een paar dat meedoet aan het broedproces legt 6 -13 eieren per jaar (Haag 1988). Per ei is er een gemiddelde van 0,2-0,62 jong dat uiteindelijk uitvliegt. (Haag-Wackernagel 1995, Murton et al. 1972) . Natuurlijke vijanden Slechtvalk, havik, katten.
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Leefwijze Naar voedsel zoekend in groepen en veelal afhankelijk van zwerfvuil of voer gevoerd door mensen. Duiven kunnen binnen een groep sterk op elkaar reageren wanneer er een voedselbron wordt ontdekt. Hierdoor worden voerders snel herkend en is er snel contact tussen voerders en vele duiven. Het dieet bestaat naast het door mensen gevoerde voedsel uit zaden, jonge scheuten van planten en struiken en insekten. Geschikte nestplekken zijn plekken met een harde ondergrond zoals richels op gebouwen. Er is geen afgescheiden broedseizoen, echter gedurende de warmere maanden is er meer broedactiviteit. In Basel is ervaren dat duiven gezonder zijn als zij zelf voedsel zoeken. Zij brengen dan ook minder jongen groot brengen. Leefwijze bij hoog voedselaanbod en populatiedichtheid: Het aantal eieren dat uitgebroed wordt is groter bij een hoog voedselaanbod omdat duiven weinig tijd hoeven te besteden aan het zoeken naar voedsel. Een hoge populatiedichtheid veroorzaakt door voeren geeft een ongezond nest waarin neststerfte groot is. Het aanbieden van voedsel maakt de duiven lui en veroorzaakt onnodig leed bij jonge duiven Risicosituaties Op locaties waar veel ontlasting blijft liggen, zijn de risico’s om ziek te worden het grootst. Is deze situatie niet op te lossen met het weren van de duiven dan zou het vangen van duiven uiteindelijk een oplossing kunnen zijn. De gevangen duiven zullen dan ergens anders worden opgevangen. Plekken rondom zieken- en verzorghuizen moeten goed schoongehouden worden.
Oorzaken voor overlastgevende situaties Voedselaanbod Het grootste deel van het voedsel van duiven wordt door mensen aangeboden door bewust voeren. Kenmerken van het gedrag van gevoerde duiven is de aanwezigheid van wachtende duiven op deze plekken. Wanneer duiven niet gevoerd worden leven ze van zaden, jonge plantenscheuten en insecten. Nestgelegenheid De stad heeft veel plekken die goed voldoen aan de eisen die de stadsduif stelt aan een nest. Dit zijn overdekte plekken met een harde ondergrond zoals richels, balkons en nissen onder bruggen. Natuurlijke vijanden Deze zijn beperkt aanwezig. Door de huidige toename van slechtvalken en havikken in en en rond Amsterdam neemt de invloed op de duivenpopulatie toe.
Webinformatie en literatuur: www.sovon.nl: A. van Kleunen, H.P. van der Jeugd & R. Foppen Stadsduivenproblematiek in de stad Groningen. Een analyse van de effectiviteit van controle maatregelen. SOVON-onderzoeksrapport 2005/03 http://anatomie.unibas.ch/IntegrativeBiology/haag/index.html: Haag-Wackernagel D., H. Moch. Health Hazard posed by feral pigeons. Journal of infection (2004) 48,307-313 Haag-Wackernagel D. 1995. Regulation of the street pigeon in Basel. Wildlife Society Bulletin 23: 256-260. Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Haag-Wackernagel D., Ila Geigenfeind 2008. Protecting buildings against feral pigeons. European Journal of Wildlife research
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Methode die de gemeente Amsterdam hanteert bij de aanpak van probleemlocaties De volgende aanpak is leidraad bij advisering en aanpak van duivenoverlast. Fase 1: Wat is de overlast en wat zijn de oorzaken? Vraag
Actie
Resultaat
Waar en hoeveel overlast van duiven is er?
Ga kijken op locatie, mogelijk samen met GGD of laat GGD inventariseren en rapporteren. Tel de duiven die op voedsel afkomen wanneer deze worden gevoerd.
Er is een beeld van de voedselplek van de duiven
Er is een beeld van de broedplekken van duiven
Is de voederplek dichtbij plekken waar mensen leven of recreëren?
Bekijk het gebied op gebruik door mensen en lokaliseer de plekken met veel ontlasting
Er is nu een beeld van de risico van de overlast voor mensen.
Zijn er duidelijke oorzaken voor de aantallen duiven?
Onderzoek hoe de duiven het voedsel krijgen mogelijk in samenwerking met de GGD en de dierenbescherming
Er is nu een beeld van het voedselaanbod.
Is er ook overlast van andere dieren?
Bekijk omgeving op aanwezigheid andere overlastsoorten
Ratten, ganzen meeuwen, etc
Welke overlast wordt ervaren door de klagers?
Neem contact op met de klager en bespreek de situatie
Klager heeft een bepaald beeld over de overlast
Wie zijn de eigenaren van nestplekken?
Leg de situatie voor aan de eigenaren
Stadsdeel Woningbouwvereniging Particuliere eigenaren
Er is nu een beeld van: - De mate van overlast op de locatie - Het risico voor mensen en gebouwen - De oorzaken voor duivenoverlast - De aard van het voedselaanbod - Mogelijkheden en aanwezigheid van natuurlijke vijanden - Verantwoordelijke partijen voor overleg en uitvoering van het terugdringen van het voedselaanbod.
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Toolbox beeldvorming van overlast en oorzaken. Benadering van situatie Bepaal de grootte van de groep. Inventariseer mogelijke voerders. Benader de voerders om niet te voeren. Vraag de voerders welke motieven ze hebben om te voeren. Leg uit dat deze situatie een probleem vormt en overlast geeft. Maak gebruik van de stedelijke campagne. Betrek voerders bij een alternatieve bezigheid, waarbij ze zich toch met de duiven verbonden kunnen voelen. Bijvoorbeeld meehelpen bij de niet voerencampagne of het onderhoud van gecontroleerde nestplek zoals een duiventil. Informeer hiervoor bij de GGD voor begeleiding van deze mensen. Bepaling van overlast Bepaal de grootte van de groep. Historisch kan gekeken worden of deze groep al bestond tijdens de teling in 2000/2001. Vraag deze gegevens na bij de GGD Ga na waar zich de nestplekken bevinden. Ga na waar de ontlasting terecht komt de, vormt dit een risico met name voor mensen met een lage weerstand (Ouderen, chronisch zieken,). Neem besluit voor maatregelen bij ziekenhuizen. Bij onvoldoende resultaat zal vangen noodzakelijk kunnen zijn. Fase 2: Opstellen plan van aanpak In deze fase wordt de aanpak gepland, met als belangrijkste beheermaatregel het terugdringen van het voedselaanbod. Afstemming tussen opdrachtgever, adviseur, uitvoerende partijen en belanghebbenden over: - Probleemanalyse, oorzaak en mogelijke oplossingen. - Bepalen urgentie en te nemen maatregelen. - Mogelijke maatregelen waaronder beïnvloeden van zwerfvuil, voergedrag, weringen op gebouwen, mogelijke plekken voor alternatief nestbeheer waarmee mogelijke hardnekkige voerders bij betrokken kunnen worden. - Wijze van communicatie met betrokkenen, denk aan buurtbewoners, beheerders, dierenbescherming, portefeuillehouder. - Omvang bepalen van mogelijke curatieve bestrijdingsmaatregelen (vangen) - Verdeling kosten - Nazorg en preventie (monitoring) Toolbox maatregelen bij duivenbeheer Terugdringen van het voedselaanbod Mentaliteitsverandering door een goede voorlichting is de belangrijkste maatregel om duivenproblemen structureel op te lossen. Hierbij worden mensen uitgelegd dat voeren niet goed voor de dieren zelf is en dat veel duiven een gevaar voor de gezondheid vormen. Sommige mensen zijn moeilijk over te halen om met voeren te stoppen. De GGD en dierenbescherming kunnen met deze mensen een alternatief voor hun bezigheid zoeken. Dat kan nog wel samen met duiven zijn, maar niet waarbij de duiven gevoerd worden. Alternatieve reguleringsmethoden Als alternatief voor het vangen van duiven wordt vaak de duivenpil en de duiventil genoemd als mogelijke reguleringsmethode. Voorwaarde voor het slagen van deze methoden is dat het voedselaanbod in de omgeving omlaag gaat. Met andere woorden: Een duiventil heeft pas succes als het daarmee lukt duivenvoerders te betrekken en ze daardoor niet meer te laten voeren. Echter dit kan verwarring opleveren met een campagne tegen het voeren van duiven, waarbij het juist niet voeren van duiven leidt tot een gezonde en kleine populatie. De duivenpil kan als neveneffect ook invloed hebben op ander vogelsoorten.
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt: 19-5-2009 Bestrijding Bij een meetbaar hoog en ter plekke acuut risico voor de volksgezondheid, waarbij de individuele ziekteoverdragende duiven aangetoond zijn, is een combinatie van vangen en het plaatsen van werende voorzieningen snelste oplossing. De meest toegepaste manier is dan het vangen met vangkooien. Vanaf 2009 worden de gevangen duiven niet meer gedood, maar zullen ze met hulp van de dierenbescherming en andere dierenwelzijnsorganisaties worden opgevangen. Wegvangen heeft nooit een blijven effect wanneer de structurele maatregelen als voedselaanbod en wering niet worden uitgevoerd. Voorlichtingsonderwerpen Gevolgen van eenzijdig voedsel door voeren van dieren. Gezondheidsrisico’s veroorzaakt door Duiven. Duiven weren Het onderstaande schema geeft inzicht in de stappen met beslispunten Vraag Is de mate van overlast dusdanig dat ingrijpen nodig is?
Nee
Actie Geef voorlichting en leg uit waarom er niet ingegrepen wordt
Resultaat Zorg ervoor door uitleg over niet voeren dat de populatie niet groeit tot overlastgevend. Vertel anderen dat er nu minder gevoerd gaat worden, waardoor de duivenpopulatie zal krimpen.
geef advies over wering en intensiveer de niet voeren campagne
Zorg ervoor door uitleg over niet voeren dat de populatie niet groeit tot overlastgevend. Vertel anderen dat er nu minder gevoerd gaat worden, waardoor de duivenpopulatie zal krimpen.
1. Wering en terugdringen van voedselaanbod
Wegnemen van oorzaken
2. Beheer op nest en broedplekken
Bij duiven weren van nestplekken op ongewenste locaties, mogelijk inrichten van nestlocaties op beheerbare plekken wanneer het lukt om hiermee hardnekkige voerders onder controle te krijgen.
3. Wegvangen en verplaatsen
In samenwerking met de dierenbescherming en diernwelzijnsorganisaties. Inrichten Slechtvalkkasten op hoge gebouwen (werkgroep slechtvalk)
Ja Is het mogelijk om met het wegnemen van de oorzaken de overlast op te lossen?
Ja
Nee Kies de volgende beheersmethode van boven naar beneden (volgend uit beleidplan)
4. Natuurlijke vijanden inzetten
Toelichting bij het stappenplan: 1. Is ingrijpen nodig? Bij duiven is dit geconcentreerd op het terugdringen van het voedselaanbod. Het doen van nestbeheer en het mogelijk vangen en doden van duiven is op de langere termijn niet effectief als tegelijkertijd het voedselaanbod niet omlaag gaat. Actief ingrijpen in populatieaantal, door middel van wegvangen, zal alleen in acute situaties plaatsvinden wanneer de hoeveelheid ontlasting voor risicogroepen een bedreiging voor de gezondheid wordt. 2. Wegnemen van oorzaken: De wijze van voergedrag, aard van de nestplekken. Bij voeren is het belangrijk te weten wie er voert en waarom degene voert. Gebruik de gezamenlijke campagne:
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt: 19-5-2009 Voeren maakt dieren ongezond, afhankelijk en ziek. Het veroorzaakt overlast en dierplagen . Daarnaast kunnen wij daar zelf ook ziek van worden. 3. Geven van voorlichting: Stedelijke campagne: “Niet Voeren”, Afdeling voorlichting van het stadsdeel, Natuur en Milieueducatie, GGD, Dierenbescherming, bewonersbrief, informatie voor kerk/moskeeblad. 4. Inzetten van natuurlijke vijanden: Stadsecoloog van het stadsdeel of afstemming met DRO Stadsecologie, mogelijk plaatsen van nestkast voor de Slechtvalk bij hoog gebouw. 5. In uiterste geval en bij acuut aangetoond volksgezondheidsrisico uitvoer van het doden van duiven met een door de Dierenbescherming overeengekomen methode. Deze stap zal niet voorkomen als het mogelijk is een opvang in quarantaine te regelen, waarbij de duiven behandeld kunnen worden tegen de ziekte die ze meedragen. Met name bij ziekenhuizen kan dit een stap zijn die vanuit volksgezondheidsrisico noodzakelijk is. Fase 3: Uitvoer en begeleiding van maatregelen Gedurende de uitvoer is er periodiek overleg over het verloop van de voorlichting en het verloop van de beheersmethode. Mogelijke kan het voedselaanbod meetbaar gemaakt worden. Daarnaast wordt afgestemd met de handhaver of milieupolitie. Aandachtspunt is het voeren van groepen duiven. Dit is voor veel mensen een hobby, het voeren is voor hen leuk maar de negatieve gevolgen zijn vaak niet voel- en zichtbaar voor degene die voert. Belangrijk is mensen direct aanspreken op dit gedrag en de gevolgen daarvan. Wanneer mensen de duiven voeren voor het omdat zij overtollig voedsel, zoals brood, niet weg mogen gooien dan kan een alternatieve verwerking hiervan worden aangeboden. Denk hierbij aan broodbakken. Fase 4: Evaluatie Zijn de doelen zichtbaar gehaald? - Is er nog sprake van overlast - Is het gelukt het voedselaanbod weg te nemen. - Zijn er ten opzichte van de meldingsdatum minder duiven aanwezig. - Nestplekken bevinden zich niet meer op de plekken waar ze overlast en gezondheidrisico ‘s vormen voor bewoners. . Welke doelen zijn er nog niet gehaald? Beoordeel of bovenstaande doelen nog moeten worden gehaald, mogelijk met andere middelen. Waren er positieve ervaringen die nuttig kunnen zijn voor andere stadsdelen? Deze informatie wordt verwerkt in dit naslagwerk. Email dit naar: mailto:
[email protected]
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
Bijlage Schoonmaakprotocol duivenontlasting Gedetaileerde info verkrijgbaar bij GGD 020-5555600
[email protected] Instructie Schoonmaak vogelvervuiling in openbare ruimte Tijdens de reinigingswerkzaamheden dient men ook rekening te houden met de gezondheid van anderen. Persoonlijke beschermingsmiddelen: - Een wegwerpoverall met capuchon; - Handschoenen; - Afsluitende veiligheidsbril (ruimzichtbril). - Rubber laarzen; - Bij werkzaamheden buiten een stofkap met filter of een halfgelaatsmasker met P2 filter aangevuld met een gelaatsscherm. - Veiligheidshelm. Algehele veiligheid: − Tijdens de werkzaamheden mag er niet gerookt, gegeten of gedronken worden. − Maak een afzetlint en markeringsbord/pylon een ruim gebied volgens voor schoonmaak geldende VCA regels. − Na afloop van de werkzaamheden eerst alle materiaal en gereedschap opruimen. − Afvoeren van vervuild materiaal dient te gebeuren terwijl men alle genoemde persoonlijke beschermingsmiddelen draagt. − Pas nadat alle vervuilingen zijn verwijderd of afgevoerd kan men overgaan tot het uittrekken van de overall, laarzen en handschoenen. Pas daarna mag de adembescherming worden verwijderd. − Stofkapjes dienen na éénmalig gebruik te worden weggegooid. − Wegwerpoveralls dienen na éénmalig gebruik te worden weggegooid. − Vol- en halfgelaatsmaskers moeten direct na gebruik worden gereinigd, waarbij een schoon masker gedragen moet worden. − Alle gebruikte persoonlijke beschermingsmiddelen, die niet kunnen worden gereinigd en hergebruikt, dienen volgens protocol te worden afgevoerd (Informeer bij gemeentelijke afvalverwerking, voor Amsterdam: CIGA). Schoonmaak: − Te verwijderen vogelvervuiling dient licht vochtig gehouden te worden (minder stoffig). − Verwijderd vogelvervuiling dient men direct op te vangen in kunststof bouwzakken. − Verwijderd vogelvervuiling moet worden afgevoerd naar een verbrandingsinstallatie of een door eigenaar –conform de regels- aangewezen plaats − vogelvervuiling dient eerst verwijderd te worden via scheppen en schrapen. − Restant met warm water en zeep met behulp van een borstel schoonmaken
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2
Richtlijnen Dierplaagbeheersing Aanpassingsstatus
laatst bijgewerkt: 19-5-2009
18-05-09 Na overleg met de Dierenbescherming Amsterdam en na inzending van brief door een 5-tal dierenwelzijnsorganisaties zijn punten betreffende het doden van duiven bij gevaar voor volksgezondheid aangepast. Per augustus 2009 is er geen mogelijkheid meer om duiven te doden bij de GGD. Bij het bereiken van de laatste stap in de beheersmethode (5) zal dus in overleg met de dierenwelzijnorganisaties een alternatief ontwikkeld dienen te worden.
Projectgroep dierplagen in openbare ruimte
versie
:
2009-2