Stadbouwmeester model Het Oversticht: korte lijnen, mèt bredere blik bij grote plannen
Sinds de wijziging van de Woningwet in 2003 is het voor gemeenten mogelijk om te werken met een stadsbouwmeester of een welstandscommissie. Dit model werd de afgelopen jaren mondjesmaat toegepast. In 2011 ging het daarbij landelijk om zes gemeenten. Het Oversticht introduceerde in 2012 de ‘stadsbouwmeester model Het Oversticht’ Zo'n stadsbouwmeester werkt vanuit Het Oversticht, maar is tegelijkertijd goed ingebed in de gemeentelijke organisatie. Zo werkt hij/zij vanuit een solitaire positie en blijft ook de onafhankelijkheid gewaarborgd. Afhankelijk van de aard van de plannen die de stadsbouwmeester beoordeelt, wordt bekeken of hij het zelf af kan of dat er een deskundige bij betrokken moet worden, bijvoorbeeld een erfgoed-expert of ervenconsulent van Het Oversticht. Elke gemeente in Nederland houdt bestaande werkwijzen tegen het licht. Er vindt een herijking van beleidsinstrumenten plaats. Het concept van stadsbouwmeester zoals dat toegepast wordt in verschillende Overijsselse gemeenten, blijkt goed te werken. Kort samengevat gaat het om slimmere werkwijzen, binnen vastgestelde procedures. Het feit dat het gesprek over een bouwplan wordt gevoerd met een stadsbouwmeester, een persoon, kan door burgers ervaren worden als toegankelijker, dan praten met een commissie, een groep. Pluspunten zijn vooral de korte lijnen en daadkracht; besluiten over adviezen kunnen dus snel genomen worden. Natuurlijk loert het gevaar van verminderde objectiviteit om de hoek. Het is daarom belangrijk dat de stadsbouwmeester grotere plannen of plannen met belangrijke impact op de omgeving, terugkoppelt naar collega's van Het Oversticht. Het Oversticht heeft aan iedere stadsbouwmeester een tweede stadsbouwmeester gekoppeld. Dat zorgt niet alleen voor continuïteit, maar ook voor een bredere blik bij grote plannen. Bij hele grote plannen biedt Het Oversticht de mogelijkheid om naast de stadsbouwmeester een kwaliteitscommissie van adviseurs in te stellen die het plan begeleidt tot aan de vergunningverlening. Op dit moment bestaan in Nederland vele werkwijzen voor de advisering over welstandsbeleid: welstandsvrij, welstandscommissie, eigen stadsbouwmeester, stadsbouwmeester met welstandscommissie en de stadsbouwmeester zoals Het Oversticht het organiseert. Met die laatste vorm werken inmiddels een kleine tien Overijsselse gemeenten, waaronder Dinkelland. "Onze ervaring met stadsbouwmeester Endrie Nijhuis is ronduit goed", aldus wethouder Pim Koegler van Dinkelland. "De advisering over welstand is vooral mensenwerk. Het gaat om een goed samenspel tussen professionals als de stadsbouwmeester en onze mensen van de gemeenten, met derden: de aanvragers en hun adviseurs. Het is ontzettend belangrijk dat je kunt vertrouwen op elkaars deskundigheid en dat je respect hebt voor elkaar. Onze stadsbouwmeester voelt dat haarfijn aan en weet wanneer hij moet bijschakelen, zelf besluiten kan nemen of moet sparren met anderen. Hij kan zich goed verplaatsen in de aanvrager. Het grote voordeel van het werken met een stadsbouwmeester vind ik vooral de snelheid waarmee besluiten genomen kunnen worden. Snelle, daadkrachtige advisering versoepelt investeringen. Dat kunnen we in deze tijd goed gebruiken." 2012 jaar van de historische buitenplaats! 2012 was het jaar dat in het teken stond van de historische buitenplaatsen. In Overijssel lag het accent op het landgoed als bedrijf: insteek van het interview dat de Stentor had met de eigenaren van Mataram in Dalfsen. Er werden door het Oversticht twee activiteitenweekenden georganiseerd,in samenwerking met Landschap Overijssel, het Overijssels Particulier Grondbezit en zeven particuliere buitenplaatsen. Hester Maij, gedeputeerde Landelijk gebied en Culturele infrastructuur van de provincie Overijssel, gaf het ‘startschot’ voor het eerste activiteitenweekend in juni. Daar stonden buitenplaatsen en landgoederen in Twente centraal. Zo konden bezoekers op Twickel roomijs maken met producten van het landgoed en op drie vuren in de tuin zelf hun koffie maken.. Fietsroutes voerden o.a. langs de buitens Weleveld, Twickel en Huize Almelo. Een fietsroute was ook onderdeel van het activiteitenweekend in september. Hier fietsten mensen langs de buitenplaatsen De Horte, Mataram, Het Nijenhuis, Den Alerdinck, Vilsteren, Het Rozendael en Hessum. Zij konden zelf ijs maken op landgoed Vilsteren, fruit persen op De Horte, friet schieten bij de Frietcowboys op landgoed Hessum en op Mataram genieten van een dansvoorstelling door de Engelse theetantes van Komma 4. Tijdens het weekend stond op Den Alerdinck een reuzencamera opgesteld waar bezoekers in konden stappen, gaf Mr. Rizzo een bijzondere act op het Nijenhuis en waren er voor de dorstigen limonadebronnen op ’t Rozendael.
Een speciaal voor dit jaar uitgegeven krant met twee edities bevatte ook een quiz. De speciale activiteiten in het kader van het themajaar zijn financieel mogelijk gemaakt door de provincie Overijssel. De Overijsselse Kastelenstichting en het innovatiefonds van Het Oversticht zorgden ervoor dat de landgoederenquiz ontwikkeld kon worden. Buitengoederen app Het Oversticht maakte in het kader van het jaar van de historische buitenplaats een gratis ‘app’ voor mobiele telefoons. Deze applicatie geeft tekst en uitleg over buitenplaatsen en landgoederen in Overijssel met foto's, tekeningen, historisch kaartmateriaal en een duidelijke toelichting. Met behulp van het navigatiesysteem kunnen routes worden samengesteld, eventueel aan de hand van selectiecriteria zoals architect, ouderdom of nabijheid. Er wordt in de app duidelijk vermeld of het landgoed of het huis toegankelijk is of niet. De app toont een selectie van landgoederen en buitenplaatsen uit twee zones, het Vechtdal en Twente. De geselecteerde landgoederen geven een goed beeld van het verschil tussen beide zones, de geschiedenis en ontwikkeling van buitenplaatsen, de aanleg van het omringende landgoed, het landgoed als bedrijf door de eeuwen heen en opvallende historische gebeurtenissen of personen, maar ook interieurdecoraties of elementen van de tuinaanleg. De app is financieel mogelijk gemaakt door subsidie van de provincie Overijssel. Met een bijdrage van het Innovatiefonds van Het Oversticht is de techniek ontwikkeld. Deze techniek is ook beschikbaar voor nieuwe thema's, bijvoorbeeld Open Monumentendag, Wederopbouwarchitectuur, zichtbare en onzichtbare archeologie etc. De app Buitengoederen is te downloaden via de ITunes store, Google play en de website van Het Oversticht. Ambtenarenbijeenkomst in teken van KAN-bepaling Tijdens de ambtenarenbijeenkomst op 14 november in het Havenkwartier van Deventer, informeerde het Oversticht ambtenaren van de gemeenten in Overijssel en de gemeentes Dronten, Lelystad en Noordoostpolder over het per 1 maart 2013 in gang treden van de KAN-bepaling en de mogelijkheden voor de gemeente. De KAN-bepaling houdt de keuze in, of gemeenten de toetsing op strijdigheid met welstandsbeleid voortaan intern - ambtelijk - organiseren, dan wel daarvoor een welstandscommissie (of stadsbouwmeester) blijven inschakelen. In het welstandsbeleid is geregeld of en welke bouwplannen aan een welstandstoets onderworpen zijn. De KAN-bepaling houdt kort samengevat in dat gemeenten zelf kunnen besluiten of zij de welstandcommissie of stadsbouwmeester inschakelen voor de advisering, dan wel ervoor kiezen om de toetsing zelf (ambtelijke organisatie) te doen. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de aspecten onafhankelijk en de openbaarheid van de advisering, die de Woningwet voorschrijft. Het Oversticht kan ondersteunen bij de wens om (een deel van) de welstandsadvisering binnen het gemeentelijk apparaat af te doen. In samenwerking met de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland schreef Het Oversticht een handreiking, waarin de belangrijkste onderwerpen aan de orde komen. Prioriteit bij het toepassen van de mogelijkheden van de KAN-bepaling heeft naar oordeel van Het Oversticht het in beleid vastleggen van de keuzecriteria op grond waarvan gemeenten besluiten wel of niet een advies van de welstandscommissie of stadsbouwmeester te vragen. Duidelijkheid vooraf op dit punt is van groot belang.
Tijdens de bijeenkomst lichtten Dirk Baalman (Het Oversticht) en Flip ten Cate (Federatie Welstand) de ontwikkelingen toe.
Jaarlijkse ervenkennisdag in teken van duurzaamheid Ieder jaar organiseren de ervenconsulenten van Het Oversticht een ervenkennisdag. Primaire doelgroep vormen de ambtenaren van gemeenten in Overijssel (deelname voor ambtenaren van gemeenten met een dienstverleningsovereenkomst met de ervenconsulent is gratis). De ervenkennisdag die plaatsvond op 5 juli met Olst-Wijhe als gastgemeente, had als thema duurzaamheid. Hier kwamen vragen aan de orde over energiezuinige oplossingen op het erf in relatie tot ruimtelijke kwaliteit. En: Welke mogelijkheden zijn er om karakteristieke gebouwen – bijvoorbeeld monumenten – energiezuiniger te maken? Huub van der Ven, onderzoeker instandhoudings-technologie bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en specialist in duurzame monumentenzorg, lichtte het thema toe. Ook duurzaamheid in de vorm van hergebruik kreeg binnen het programma aandacht, met name tijdens de excursies naar twee erven in Wijhe. Naast het organiseren van kennisbijeenkomsten en advisering van particulieren en gemeenten, ondersteunen de ervenconsulenten van Het Oversticht ook door het maken van informatiemateriaal. In 2012 ontwikkelden zij in opdracht van de provincie Overijssel een brochure over de kwaliteit, ontwikkelingen en mogelijkheden van bijgebouwen. In dat kader ging een journalist van De Stentor met de ervenconsulent op pad. Lees hier het artikel.
Welstandsbeleid buitengebied Hardenberg Voor én met de gemeente Hardenberg formuleerde het Oversticht in 2012 nieuw welstandsbeleid voor het buitengebied. Twee jaar daarvoor was het welstandsbeleid voor de kernen opgesteld. Het Oversticht onderscheidt bij het gesprek over ruimtelijke plannen en beleid altijd drie basisvragen: Wat zijn hier de waarden, welke ambities hebben we daarmee en met welk beleid gaan we die bereiken? Deze drie basisvragen liggen ten grondslag aan de aanpak die we de gemeente Hardenberg voorstelden. Daarbij was een eerste advies: regel dat wat ertoe doet! Bij de eerste reeks welstandsnota's in 2003 bestond de neiging om zoveel mogelijk 'veilig' te stellen. Inmiddels zijn ideeën over regelgeving veranderd en is er alle reden om ambities te herijken en de regelgeving te beperken tot punten die er bij de beleving van ruimtelijke kwaliteit ècht toe doen. Welke dat zijn, is allang niet meer het domein van professionals, maar ook van bewoners en gebruikers van gebieden, dorpen en buurten. Het Oversticht anticipeert bij de aanpak van beleid en bij de inhoudelijke voorstellen op dit gegeven. Inspireer en stimuleer! Het Oversticht heeft ruime ervaring opgedaan in kwaliteitsteams, supervisieschappen, planbegeleidingstrajecten en ervenconsulentschap. Als we daaruit één ding geleerd hebben is het wel dat burgers die begrijpen hoe hun dorp, stad of landschap in elkaar zit, daar anders mee om gaan dan bewoners die dat niet zien. Draagvlak, in combinatie met inspirerende voorbeelden of prettige begeleiding, kan burgers stimuleren om met goede plannen te komen. Een veel effectievere benadering dus, dan toetsing aan het einde van het proces. Een derde ervaringsadvies was: maak beleid gebruiksvriendelijk. Snel bij informatie kunnen, liefst digitaal, in begrijpelijke taal en met verhelderend beeld. Het zijn voorwaarden om beleid ook daadwerkelijk bij de burger te krijgen. Op basis van deze filosofie en uitgangspunten ontwierp Het Oversticht nieuw welstandsbeleid voor het buitengebied van de gemeente Hardenberg waarbij per gebied waarden werden benoemd. Deze werden ondersteund door analysekaarten. Vervolgens werden ambities geformuleerd per gebied en specifieke criteria ontwikkeld (waarbij een onderscheid gemaakt werd in beheer- en ontwikkelgebieden). De gebiedsbeschrijvingen zijn zo helder geformuleerd en verbeeld, dat de criteria in de praktijk nauwelijks toegepast hoeven te worden. Wethouder Douwe Prinsse: "Het Oversticht heeft zich heel goed georiënteerd op de kwaliteiten en kenmerken van het gebied. Omdat het beleid vanuit het gebied is opgesteld, raakt het de mensen. Het beleid is niet dichtgetimmerd, maar biedt mensen ruimte. Het is best een opgave om vanuit je beleid mensen te inspireren tot kwaliteit. Ik denk dat wij daar met dit beleid heel ver mee gaan komen. Door te werken met inspirerende beelden, stimuleert het mensen om verder te denken over mogelijkheden. Natuurlijk zijn er criteria opgesteld, maar die zijn zo dichtbij de mensen en vanuit de gebiedskenmerken geformuleerd, dat zij heel natuurlijk aanvoelen."
Regioarcheoloog meerwaarde voor de gemeente Het archeologisch bodemarchief is een kostbaar bezit. Het is te lezen als een boek: alles wat mensen ooit hebben gedaan heeft zijn weerslag in en op de bodem. Graafwerkzaamheden zijn te vergelijken met het scheuren van een pagina uit het boek . Het verhaal wordt onderbroken, delen ontbreken en die krijgen we ook niet meer terug. Om het kwetsbare bodemarchief te beschermen is sinds 1 september 2007 de zorg voor het bodemarchief onderdeel van de Monumentenwet. Voor gemeenten betekent dit, dat bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of bij herziening van bestemmingsplannen, rekening moet worden gehouden met (mogelijk) aanwezige archeologische vindplaatsen in het gebied. Zones die (potentieel) archeologisch waardevol zijn worden aangeduid op de bestemmingsplankaart. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen die zones zal inventariserend archeologisch onderzoek moeten uitwijzen of behoud van de vindplaats noodzakelijk en mogelijk is. De verplichting tot het uitvoeren van onderzoek is gekoppeld aan de aanvraag van een omgevingsvergunning. Archeologisch onderzoek maakt ook deel uit van MER-procedures en ontgrondingen. In 2012 werkten twee regio-archeologen van het Oversticht bij twintig Overijsselse gemeenten, waaronder Wierden. Beleidsmedewerker Gert-Jan Grievink: “Gemeenten hebben een wettelijke plicht om archeologie goed te borgen. Daar is deskundige kennis voor nodig. Die halen wij in huis door gebruik te maken van de regioarcheoloog. Juist door de deskundige kennis heeft de regioarcheoloog een grote toegevoegde waarde voor ons als gemeente. De samenwerking is heel prettig. Samen komen we tot praktische oplossingen. Waarbij niet alleen heel strikt naar de regels wordt gekeken, maar waar meerdere belangen worden meegewogen. En het lukt ons elke keer om de eerste negativiteit om te buigen naar een positievere inslag. Wat ook heel prettig is, is de mogelijkheid om te klankborden. Dat geeft extra zekerheid bij het op de juiste wijze interpreteren van onze eigen gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart. Ik ervaar de samenwerking als heel plezierig. Als dat niet zo was, hadden we de samenwerking al lang geleden opgezegd!” Transformatieadviezen passen in duurzaamheidgedachte Herbestemming en hergebruik staan volop in de belangstelling. Meer en meer kiest de overheid voor hergebruik van bestaande gebouwen en gebieden, boven nieuwbouw en uitbreiding. Hergebruik draagt bij aan behoud van kwaliteit en identiteit en past in de duurzaamheidgedachte: bewust omgaan met structuren, materialen en grondstoffen. Daarnaast staat het belang van cultureel erfgoed: leegstand is immers achteruitgang. Om behoud te waarborgen is ontwikkeling ten behoeve van een nieuw gebruik nodig. Gebouwen en complexen, zoals o.a. kerken, boerderijen, fabrieken, silo’s, winkels en kantoren verliezen hun oorspronkelijke functie. Bedrijventerreinen en naoorlogse wijken voldoen soms niet meer aan de huidige eisen van deze tijd. Herbestemming en herontwikkeling bieden nieuwe kansen. Uitgangspunt is de kwaliteit en de identiteit van gebouwen en gebieden. Belangrijk is dat de nieuwe functie en de kwaliteiten van het gebouw of gebied elkaar versterken. Het Oversticht kan daarbij helpen met transformatieadviezen. In opdracht van ASR Vastgoedontwikkeling NV heeft Het Oversticht een cultuurhistorische analyse opgesteld van het voormalig hoofdpostkantoor aan De Neude in Utrecht. Het postkantoor krijgt een nieuwe functie en de cultuurhistorische analyse geeft niet alleen uitsluitsel over de waarde van het gebouw, maar geeft juist ook de mogelijkheden aan voor transformatie en hergebruik van ruimtes. Op basis van deze mogelijkheden wordt bepaald welke functie (horeca, retail of anders), waar geplaatst kan worden in het gebouw. Een andere waardestelling in 2012 was die voor de Robsonfabriek in Enschede, in opdracht van woningbouwcorporatie Domijn. Voor velen was het een begrip: Robson Pyjama's, 'een vorstelijke pyjama'. Het verhaal achter deze pyjama's is dat van het familiebedrijf Robers Confectiebedrijf N.V. dat kort na de oorlog een textielfabriek in Enschede begon, genaamd Robson. Robson specialiseerde zich in de hoogste kwaliteit geweven pyjama's, kamerjassen, homewear en boxer shorts voor heren. De merknaam Robson werd geïntroduceerd in 1950 en de producten werden een succes door het design, de keuze van stoffen, de kwaliteit en de hoogwaardige uitstraling. In 2011 ging het bedrijf door afgenomen vraag failliet en kwam het complex aan de Blekerstraat leeg te staan. Voor het complex van Robson werd gezocht naar een geschikte gebruiker, die naast een vulling van het gebouw ook een spilfunctie in de levendige wijk kan betekenen.
Het Oversticht onderzocht de cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde van het gebouw. Op basis van die bevindingen is aangegeven waar de mogelijkheden zitten om het gebouw aan te passen aan een nieuwe functie zonder deze waarden ontoelaatbaar aan te tasten of onherkenbaar te maken. De mogelijkheden zijn opgenomen in een transformatiekaart.
Ruimtelijke kwaliteit door en voor bewoners Het Oversticht, de Overijsselse Vereniging van Kleine Kernen, Landschap Overijssel en Stimuland hebben hun kennis en ervaring over ontwikkeling in het buitengebied gebundeld en samen de aanpak ’integrale dorpsplannen’ ontwikkeld: Dorpsplanplus. Dorpen krijgen hiermee de mogelijkheid om de ruimtelijke, sociale en economische wensen van het dorp in één keer op de agenda te zetten én uit te voeren. De aanpak van het meerjarige programma Dorpsplanplus is uitvoeringsgericht, realistisch en integraal. Bewoners van een dorp stellen samen zelf de agenda met bijbehorend uitvoeringsplan op, zij prioriteren zelf en spelen een grote rol bij de realisatie van het uitvoeringsplan. Het Oversticht is programmamanager van DOP+. Een groot aantal dorpen doet aan het project mee. Eén daarvan is Grafhorst. Hier kwam één wens heel duidelijk naar voren: verbetering van de bestaande inrichting van het Veerplein, uitgaande van de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van de plek. Randvoorwaarde hierbij was de realisatie van een zwemplek. In vier stappen is een eerste schets voor de herinrichting van het Veerplein opgesteld: Er is een cultuurhistorische/landschappelijke verkenning van het dorp Grafhorst, het omringende landschap, het Veerplein en de ligging aan het Ganzendiep opgesteld. Op basis van deze cultuurhistorische/landschappelijke verkenning is door Het Oversticht een eerste schets van de herinrichting van het Veerplein, met de situering van de nieuwe zwemplek, gemaakt. Hierbij is ook gebruik gemaakt van een inrichtingsplan dat al door de bewoners was samengesteld. Dit alles is, tijdens een gezamenlijke bijeenkomst van de werkgroep van bewoners en de gemeente, gepresenteerd. Na feedback is de schets aangepast. Het resultaat is een breed gedragen, door de bewoners zelf ingevuld en opgesteld schetsplan waarmee de herinrichting aangepakt gaat worden. Een traject met resultaat, aldus de heer De heer Albert Dekker, voorzitter Dorpsbelang Grafhorst. “De samenwerking met Het Oversticht is goed en is echt nodig. De plannen liggen al wel drie jaar op de plank en door tussenkomst van het Oversticht is het project weer op gang gekomen. Zij doen de contacten met de gemeente en dat heeft geleid tot een schets, door ons ingevuld, voor de herinrichting. En het resultaat is dat het werk is aanbesteed en dat na de bouwvak 2013 begonnen wordt met de uitvoering! Het Veerplein is een stukje nostalgie, dat weer zijn oude luister terugkrijgt, zodat het gebruikt kan worden door iedereen in het dorp. Moeders met kinderen liggen en spelen op het gras, je kan er zwemmen, met een bootje spelen, vissen, noem het maar op. Het hoeft allemaal niet zo luxe, het kan heel simpel. Maar wel voor iedereen bereikbaar." Architectuurdebat ‘Sturen op kwaliteit in deze tijd’ Op 1 januari 2011 wijzigde de rechtsvorm van het Oversticht van vereniging naar stichting. Daarmee verviel de formele jaarvergadering: jarenlang ontmoetings- en inhoudelijke uitwisselingsplek van de leden van Het Oversticht. Daarvoor in de plaats organiseert Het Oversticht in breder verband (met een samenwerkingspartner) nu jaarlijks een inhoudelijke themadag waar donateurs en andere belangstellenden een uitnodiging voor ontvangen. In 2012 werd in samenwerking met BDC Architectuur in het Parkgebouw in Rijssen het Architectuurdebat georganiseerd. Voorafgaand daaraan was er speciaal voor donateurs een excursie naar het gemeentehuis en de gerestaureerde en getransformeerde stadsboerderij in het centrum van Rijssen. 's Middags discussieerden aanwezigen over de kwaliteit van ruimtelijke ontwerpen in deze (crisis)tijd. Nu iedereen in de bouw blij is met elk beetje kwantiteit dreigt de kwaliteit naar het tweede plan te verhuizen. Op allerlei manieren worden uitwegen gezocht en lichtpuntjes gevonden. Tijdens het Architectuurdebat passeerden enkele voorbeelden de revue:
One-Architecture bedacht een Raamwerk voor de stedenbouw als antwoord op een vastgelopen herstructureringsopgave (Rivierenwijk Deventer) om daarmee complexiteit hanteerbaar te maken. "Het accent van product is verlegd naar verlegd het proces". In Loenen werkt West8 aan een uitbreiding die zich wortelt in de plek en zich voegt naar het collectieve geheugen van de bewoners van Loenen. "Bijeenkomsten met bewoners, die maquettes in een schaalmodel van de wijk konden plaatsen en zo het effect van hun ontwerp op het geheel konden zien, stroomlijnden het proces." Bureau Juurlink [+] Geluk zoekt op eigen initiatief naar ontwerpvarianten voor wijk- en dorpsbebouwing die passen bij de schaal en het tempo van deze tijd. Conclusie: "Echte kwaliteit creëer je niet met geld, maar met passie".
Fred Schoorl, directeur van de beroepsvereniging voor architecten (BNA), reflecteerde op de ontwikkelingen in de beroepsgroep en de toekomst van de beroepsuitoefening. "Architecten willen zelf aan de slag om slimmer, beter en mooier te bouwen door de samenwerking met opdrachtgevers, bouwpartners en overheid te versterken." Wethouder Ab Stegeman van de gemeente Rijssen-Holten ontving uit handen van Fred Schoorl het lokaal lobbymanifest, waarmee de BNA zijn leden in aanloop op de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 helpt om een krachtige lobby bij de lokale en provinciale overheid te voeren,. Na afloop van het debat werd De Overstichtsprijs uitgereikt: een prijs voor goed opdrachtgeverschap. Ambitie voor Nieuw Rande In opdracht van de Stichting IJssellandschap maakte Het Oversticht een beeldontwerp voor het landgoed Nieuw Rande en omgeving. Een prachtig landgoed, waarvan de parkbossen veel kwaliteiten bezitten, die helaas niet altijd meer goed terug te vinden zijn. Om met de woorden van de opdrachtgever te spreken: de bossen zijn sleets geworden. Het beeldontwerp dat Het Oversticht maakte, kwam tot stand in samenspraak met medewerkers en externe ontwerpers. Nieuw Rande vormt samen met Smets Rande, Oud Rande en de uiterwaarden van de IJssel een aaneengesloten landgoederengebied, dat een uitloopgebied van Deventer is. De recreatieve druk is er hoog. Het landgoed herbergt (relicten uit) verschillende tijdlagen. De parkbossen vormen een schakel tussen de uiterwaarden en de agrarische gronden. Zij hebben een impuls nodig om weer als bossen op een landgoed ervaren te worden. De slijtage uit zich erin dat lanen zijn niet meer helder zijn, oevers begroeid raken met riet en houtopslag, boomgroepen sleets zijn en open plekken in het bos zijn verdwenen. Daarnaast zijn er ingrepen gedaan op het landgoed, die vanuit historisch perspectief vragen oproepen. Het streven is om de aanwezige structuren en bijzonderheden uit de verschillende tijdlagen weer helder te maken en het landgoedkarakter te versterken. Hiervoor is een aantal principes geformuleerd. In de loop der jaren zijn door de ingrepen van de verschillende eigenaren verschillende sferen ontstaan. In het advies zijn die verschillende sferen benoemd met mogelijkheden om deze te versterken. Daarnaast is aandacht besteed aan de overgang tussen de verschillende sferen. Uiteindelijk is Nieuw Rande in het advies opgedeeld in negen deelgebieden en is per gebied een ambitie geformuleerd met bijbehorende beeldkwaliteit. Hierin zijn sfeer, sfeerbeeld en maatregelen voor verbetering opgenomen. Cursus versterkt kennis streekeigenheid landelijk vastgoed De ontwikkelingen op het platteland gaan snel. Stallen worden groter, bedrijven stoppen of veranderen, mensen van de stad trekken naar het platteland. Erven veranderen en streekeigenheid van een gebied dreigt soms te vervlakken. Bouwbedrijven en makelaars zijn bij die veranderingen vaak vroeg in het proces betrokken. Onderzoek wijst uit dat juist hier behoefte is aan meer kennis over regionale identiteit en mogelijkheden om op een eigentijdse manier te bouwen, mèt respect voor streekeigen kenmerken. Het Oversticht en Stichting RIBO ontwikkelden daarom een cursus over de streekeigenheid van landelijk vastgoed. De cursus geeft ook informatie over het restauratievak en het werk van de ervenconsulent.
Deze cursus werd in het verslagjaar door een grote groep makelaars, architecten, aannemers en andere belangstellenden gevolgd. Voor veel deelnemers was een pluspunt van de cursus de mogelijkheid om ervaring uit te kunnen wisselen met mensen uit andere vakgebieden.. Aanvankelijk stonden twee data gepland. De belangstelling was zo groot, dat besloten werd een extra cursusdag te organiseren. Cursisten waren enthousiast en beoordeelden de cursus met een ruime 8! De provincie Overijssel was één van de subsidieverleners.
Energielandschappen De winning van duurzame energie is een ‘hot item’. We streven ernaar steeds minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen als olie en gas. En kiezen daarbij steeds vaker voor duurzaam: wind, zon, biomassa. De innovaties op dit gebied gaan razendsnel. Zonne-energie uit het wegdek, energie uit algen of energie uit het rioolwater; het is zo maar een greep uit de ontwikkelingen die momenteel spelen. De landelijke doelstelling is om in 2020 20% van ons energieverbruik duurzaam te produceren en de CO2-emissie met 30% te reduceren. Overheden zoeken de samenwerking met bedrijfsleven en burgers om die doelstelling gezamenlijk te halen. Maar wat betekent de transitie naar duurzame energie voor het landschap? We hoeven het woord ‘windmolen’ maar te laten vallen, om aan te geven hoe evident de relatie duurzame energie en ruimtelijke kwaliteit is. Uit onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking in principe positief tegenover windmolens staat. Maar uit de praktijk blijkt ook, dat burgers zich zorgen maken over de mogelijke aantasting van de landschappelijke kwaliteit van hun leefomgeving door diezelfde windmolens. Ook bij de kleinere landschappelijke ingrepen speelt deze discussie. Mestvergistingsinstallaties bijvoorbeeld, die qua schaal en vorm afwijkende objecten op het boerenerf zijn, vragen om een zorgvuldige inpassing. En ook de plaatsing van (vergunningsvrije) zonnepanelen op het dak kan tot ruimtelijke missers leiden. De provincie startte in 2011 een verkenning onder de naam EnergieLandschap Overijssel (ELO). Centraal in deze verkenning staat de vraag: hoe kan de transitie naar duurzame energie zo plaatsvinden dat het landschap er bij wint? De provincie wil met deze verkenning voorkomen dat we over 20 jaar terugkijken en constateren dat ‘duurzaamheid’ één van de grotere herstructureringsopgaven is geworden. Vijf ‘energielandschappen’ zijn uitgewerkt in deze verkenning; variërend van de duurzame stad tot een duurzaam agrarisch productielandschap. Op 15 juni 2012 leverden adviseurs van Het Oversticht een bijdrage aan het inspiratiefestival dat op het provinciehuis plaatsvond. Hier werden de resultaten van de ELO-verkenning breed gedeeld. Eén van de grootste winsten van ELO is dat, door de creatieve aanpak en de betrokkenheid van velen, de werelden van duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit veel dichter bij elkaar zijn gekomen. De synergie tussen lokale energie en sociaal-ruimtelijke kwaliteit blijkt ook uit het project Energiek Landschap IJsseldelta. In dit project, dat doorloopt in 2103, werkt Het Oversticht samen met Natuur en Milieu Overijssel aan de energietransitie in het Nationaal Landschap IJsseldelta. Folders herbestemmen helpen initiatiefnemers op weg Het Oversticht is als inhoudelijk adviseur van de provincie al meer dan tien jaar betrokken bij het Stimuleringsprogramma Reanimatie Erfgoed. Dit programma is erop gericht om industrieel en agrarisch erfgoed nieuwe functies te geven. Eigenaren worden gestimuleerd nieuwe ideeën voor hun oude pand of erf te realiseren. Sinds twee jaar ligt de verantwoordelijkheid van het proces bij de initiatiefnemers, met ondersteuning van Het Oversticht. De informatie die de initiatiefnemers nodig hebben, is te vinden op de website van de provincie en te verkrijgen bij de adviseurs van Het Oversticht. Omdat in de praktijk bleek dat de informatie over herbestemmen en het subsidieprogramma onvoldoende aansloot op de informatiebehoefte van initiatiefnemers - vooral praktische informatie over herbestemmen en de subsidieaanvraag bleek zeer gewenst - ontwikkelde het Oversticht in overleg met de provincie twee digitale folders: Een handreiking herbestemmen die mensen die een herbestemmingtraject ingaan informeert over het
proces; welke vergunningen en onderzoek nodig zijn en wat de financiële mogelijkheden zijn. Een folder met informatie over de subsidies die de provincie Overijssel verleent voor het opstellen van een transformatieplan herbestemming met een handzame uitleg over welke stappen genomen moeten worden en aan welke eisen het transformatieplan moet voldoen. De folders staan op de website van Het Oversticht en de provincie. Nieuwe functie voor locatie Kraanbolwerk In 2011 stelde de Zwolse gemeenteraad de ontwikkeling Kraanbolwerk vast. Deze locatie, net binnen het beschermde stadsgezicht van Zwolle, is altijd een plek geweest vol bedrijvigheid. Ooit was hier een handelskade met pakhuizen en huizen van kooplieden, later industrie, met als laatst overgeblevene: Schaepman, producent van industriële lakken. Het bedrijf is inmiddels verhuisd naar Kampen. Het Kraanbolwerk wordt ontwikkeld tot hoogwaardig woongebied met 150 woningen, waarvan 105 appartementen en 45 grondgebonden woningen. Door zijn prominente plek in de stad, leeft het gebied bij veel bewoners. De Zwolse raad heeft bij de vaststelling van het stedenbouwkundig plan dan ook bijzondere aandacht gevraagd voor de bewaking van de kwaliteit van het plan en de communicatie. In overleg met de gemeente heeft gebieds- en vastgoedontwikkelaar AM een Kwaliteitsteam Kraanbolwerk in het leven geroepen. Guus Geerdink, secretaris van de Zwolse welstandscommissie, nam hieraan in 2012 deel. Geerdink: "KENK architecten en BDG Architecten Ingenieurs hebben inmiddels een ontwerp gemaakt voor de eerste woningen en appartementengebouwen op het terrein: De Kraan en De Stelling.. De keuze voor deze twee bureaus is tot stand gekomen in overleg met de gemeente Zwolle en de welstandscommissie, Vrienden van het Kraanbolwerk en stedenbouwkundig bureau MA.AN. Toekomstige bewoners zijn bij de ontwerpen betrokken door middel van een klantenpanel. De Vrienden van het Kraanbolwerk hebben geadviseerd over de uitwerking van de gebouwen en openbare ruimte. Daarmee is in mijn ogen een stevige structuur voor interactie en communicatie neergezet." Nieuw en oud: open insteek bij aandacht voor streekeigen karakter Lange tijd lag de inrichting van een erf min of meer vast. Bebouwing en erfinrichting werden door hun functie bepaald, ze hadden een praktisch nut. Men hield daarbij vast aan gewoonten van de streek. Dit leverde het streekeigen karakter dat we nu zo mooi vinden. Door functieveranderingen (boerderij wordt bijvoorbeeld woonboerderij) dreigt dit streekeigen karakter te verdwijnen. Streekeigen huis en erf, waarin Het Oversticht samen met Landschap Overijssel, provincie Overijssel en Monumentenwacht Overijssel werkt, geeft particuliere eigenaren de mogelijkheid om advies en subsidie te krijgen voor het opknappen van hun boerderij of schuur en de inrichting van hun erf. Hagen, boomgaarden, solitaire bomen, waterputten, bakhuisjes en andere typische streekeigen elementen blijven hierdoor beter behouden. Naast de elementen blijven ook de verhalen over vroeger die gekoppeld zijn aan de erven bewaard. Het is absoluut niet de bedoeling om het landschap onder een glazen stolp te plaatsen. De toevoeging van eigen, persoonlijke, elementen op een erf is altijd mogelijk. Streekeigen huis en erf werd in 2012 in een groot aantal gemeenten uitgevoerd., waaronder Dalfsen, Hardenberg, Olst-Wijhe, Raalte en Hof van Twente. De heer Veltkamp, voorzitter stichting het Oranjemuseum Diepenheim: “Zelf woon en werk je op dezelfde plek, je wordt er een beetje blind voor en dan is het heel prettig als een ander er voor je naar kijkt. Ik kan echt wat met de uitgebrachte adviezen. En het contact was ook heel handig in verband met het subsidieverhaal. Ik kan eigenlijk helemaal niet meer zonder Het Oversticht!”.
Schat aan onuitgewerkt onderzoek archeologisch depot nader onderzocht
Sinds 2005 zijn alle bodemvondsten van archeologisch onderzoek uit de provincie Overijssel -met uitzondering van de gemeenten Kampen en Zwolle- in Deventer onder één dak gebracht in het provinciaal archeologisch depot. Afgezien van veel nieuw onderzoek ligt er ook nog een schat aan
(onuitgewerkt) oud onderzoek en materiaal in het depot. Het betreft onderzoek vanaf de jaren ’30-‘40 tot in de jaren ’90 van de vorige eeuw. Deze onderzoeken zijn niet of slechts summier uitgewerkt en/of gepubliceerd. Onuitgewerkt betekent dat nooit goed is gekeken naar het materiaal en bijbehorende documentatie. De provincie Overijssel heeft Het Oversticht gevraagd een inventarisatie te maken van al het oud onderzoek dat in het depot ligt en aan te geven welke mogelijkheden er nog zijn voor uitwerking. Indien een project niet of nauwelijks nog valt uit te werken, wordt tevens de vraag gesteld of het materiaal nog in het depot moet blijven liggen of dat deselectie van het materiaal (verwijderen uit het depot) mogelijk is.
In 2011 vond al een pilot plaats waarbij 2 publicaties zijn verschenen. In 2012 is het totale onderzoek afgerond. Gekeken is hoeveel oud onderzoek er nog is en welke documentatie er is; er is een steekproef gedaan naar 10 oud onderzoeken. Daarbij is aangegeven welke mogelijkheden er zijn voor uitwerking. Dit leverde het volgende op: 1. Er zijn veel onderzoeken niet of nauwelijks uitgewerkt (ten minste 117). 2. Van 85% van de oud onderzoeken is, naast vondsten, ook andere documentatie aanwezig in de vorm van tekeningen, beeldmateriaal of een opgravingsdossier. 3. De meeste oud onderzoeken bieden de mogelijkheid voor een uitwerking. 4. De mate van uitwerking is afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige documentatie. 5. De uitgevoerde pilot laat zien dat een gedegen uitwerking, ook van een project met alleen vondstmateriaal, mogelijk is. 6. De uitgevoerde pilot laat zien dat deselectie van materiaal mogelijk is, mits deze aan bepaalde criteria voldoet. 7. Er zijn talloze mogelijkheden om materiaal te hergebruiken in plaats van weg te gooien.
Geadviseerd wordt elk jaar tenminste één project uit te werken. Dat is niet alleen belangrijk voor het depot, maar ook voor de relatie met het publiek. Inmiddels worden er drie oud onderzoeken nader uitgewerkt: kerkenonderzoek in Overijssel, Hezingen-grenspaal 87 (gemeente Tubbergen) en Elferink Es (gemeente Enschede). Wanneer oud onderzoek plaatsvindt, is het streven om hierover te publiceren. Telkens weer zal bekeken moeten worden of materiaal gedeselecteerd kan worden of niet. Criteria daarbij zijn: een onderzoek moet uitgewerkt zijn. -
er moet voldoende materiaal overblijven voor verificatie van het onderzoek, met andere woorden: het onderzoek moet gecontroleerd kunnen worden.
-
er moet voldoende materiaal overblijven voor onderzoek in de toekomst.
-
losse objecten mogen alleen gedeselecteerd worden als de plaats van herkomst onbekend is en de losse vondst niet onder één van de uitzonderingen voor deselectie valt.
-
Uitzonderingen voor deselectie zijn: - vondsten die van zeer goede kwaliteit zijn en waarvan het depot geen of weinig andere exemplaren heeft;
- vondsten die uniek zijn voor Overijssel; - vondsten die schenkingen betreffen; - vondsten die niet van de provincie Overijssel zijn, maar een andere eigenaar hebben. Voordat tot deselectie over gegaan kan worden, is overleg met de betreffende eigenaar nodig. Vervolg voor signatuurdagen In 2011 vond het project ‘Signatuur voor het Vechtdal’, plaats. Het project had als doel om overheden, lokale organisaties, bewoners, bezoekers en gebruikers in de Vechtstreek ervan bewust maken dat het Vechtdal een uniek cultuurlandschap is met bijzonder waarden. Resultaat van het project waren een website www.mijnvechtmijnverhaal.nl, de landschapsbiografie ‘Atlas van de Vecht’ en vier Signatuurdagen: ontwerpsessies waarbij ruimtelijke vraagstukken langs de Vecht onder de loep zijn genomen. De Signatuurdagen kregen in 2012 een vervolg. De provincie Overijssel heeft Het Oversticht gevraagd om met behulp van creatieve technieken en een breed gedragen, interactieve methode tot een handreiking te komen waarmee de ruimtelijke kwaliteiten van het Vechtdal bij nieuwe ontwikkelingen gewaarborgd worden. Tijdens twee dagen werd met een gemêleerd gezelschap nagedacht over de toekomst van een bepaald gebied in het Vechtdal. Aan de hand van een actuele ruimtelijke opgave vond een zoektocht plaats naar integrale mogelijkheden om de kwaliteit van het Vechtdal te vergroten. Bijzonder van de Signatuurdagen is dat als inspiratiebron voor het ontwerpproces lokale verhalen over de Vecht ('live' verteld door mensen of via de website) en verhalen uit de landschapsbiografie gebruikt worden. De dagen zijn niet bedoeld om tot pasklare antwoorden en ontwerpen te komen. De uitkomsten kunnen wel handvatten bieden voor het vervolg. in april stond het deel van de Vecht bij de stuw Vechterweerd (Dalfsen) centraal. Hier wordt de doorstoomcapaciteit van de Vecht vergroot. In het masterplan Ruimte voor de Vecht zijn nevengeulen rond de bestaande stuw opgenomen met een meer natuurlijke aanleg. Om ervoor te zorgen dat de stuw altijd bereikbaar is en wandelaars en fietsers kunnen blijven oversteken, is de nevengeul via een nog te realiseren brug te passeren. Door de aanleg van de brug wordt de doorstroomcapaciteit vergroot. Een fraai vormgegeven nieuwe brug moet de belevingswaarde vergroten. Om het project te realiseren, is een goede samenwerking tussen het Waterschap Groot Salland en de grondeigenaren van belang. Tijdens de Signatuurdag werd in kaart gebracht welke bouwstenen er zijn voor het ontwerp van de brug, wélke omgevingskenmerken een rol kunnen spelen, hóe zij een rol kunnen spelen en welk karakter de brug zou kunnen krijgen. Het ging daarbij niet louter om de brug, maar ook om het gebied eromheen, zoals bijvoorbeeld een huis dat een nieuwe bestemming zou kunnen krijgen. Zie verslag Op 25 oktober stond de Signatuurdag voor het knooppunt van de Vecht bij Ane op de agenda. Hier ligt de Vecht pal naast het knooppunt van de N34. De eigenaar van de percelen tussen de oprit naar Coevorden aan de N34 en de Vecht ziet mogelijkheden om meer cachet te geven aan deze omgeving. Vast omlijnde plannen zijn er nog niet. Wel kansen om het water hier beter toegankelijk en beleefbaar te maken. Zie verslag
Een advies voor windmolens: ruimtelijk concept op provinciaal niveau In 2012 bracht Het Oversticht in opdracht van de provincie Overijssel advies uit over de opstelling van windmolens in het gebied tussen Ommen en Hardenberg. Hier zijn verschillende particuliere initiatieven voor de ontwikkeling van kleinschalige windmolenparken in het gebied de Driehoek en de Veenderij ten zuiden van Dedemsvaart. Het gebied is in de Omgevingsvisie van de provincie aangewezen als zoekgebied voor windenergie. Gedeputeerde Staten van Overijssel zien het mogelijk maken van het opwekken van windenergie als een provinciaal belang.
De vraag aan Het Oversticht was om vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt te adviseren over deze initiatieven. Daarbij moest gekeken worden of het voorstel van een aantal initiatiefnemers qua aantal paste in de schaal van het landschap en of de opstelling aansloot bij de structuur van het landschap. Een belangrijke voorwaarde was dat de initiatieven landschappelijk als eenheid zouden worden ontwikkeld. Gevraagd werd om de situering en onderlinge afstanden van de aangevraagde windmolens in de gemeente Hardenberg als uitgangspunt te nemen voor het advies en (deze afstanden blijken haalbaar vanuit een technisch rapport, dat bij de gemeente Hardenberg bekend is) en vervolgens de voorstellen voor Ommen te beoordelen ten opzichte van de in Hardenberg gesitueerde windmolens. Mochten de bevindingen negatief zijn, dan zou het Oversticht alternatieven voor de opstelling en het aantal molens geven. Na oriëntatie op de situatie en de context, een quick scan van windmolens in het landschap en een analyse van het landschap (het laadvermogen van het landschap was een belangrijk gegeven bij de advisering) en de archeologie, adviseerde Het Oversticht in een rapport waarbij diverse varianten in beeld werden gebracht: Een lijnopstelling oost-west heeft vanuit landschappelijk perspectief de eerste voorkeur. Hiermee wordt de kwaliteit 'openheid' het meest gerespecteerd en worden de molens gekoppeld aan nieuwe agrarische erven. Ook de gridopstelling is in de uitgewerkte en aangepaste vorm goed landschappelijk inpasbaar. Essentieel hierbij is dat de windmolens: • van hetzelfde type zijn, en dezelfde hoogte en hetzelfde kleurgebruik hebben, • op vaste, regelmatige afstand van elkaar staan, • gekoppeld worden aan bestaande of nog aan te leggen erven respectievelijk in noord-zuid richting als in oost-west richting lijnen vormen die evenwijdig zijn aan de kavellijnen. Een optimale driehoekopstelling is binnen het alternatief gridopstelling landschappelijk en ruimtelijk de best inpasbare variant. De vijf aangevraagde windmolens in Hardenberg vormen (in licht aangepaste vorm) de basis voor deze variant. Tot slot werd opgemerkt dat deze gridopstellingen niet te combineren zijn met de lijnopstelling in het Stegerveld of met andere gridopstellingen in het zoekgebied, vanwege het effect van te grote onderlinge interferentie. Schuurwoningen in het buitengebied Google 'schuurwoning' en het aantal hits is groot. Dit steeds vaker voorkomende type woning biedt mogelijkheid tot vernieuwende bouw, met streekeigen elementen. De welstandscommissie Hellendoorn adviseerde over een schuurwoning in Haarle, waarbij gebruik gemaakt werd van de rood-voor-rood regeling. De nieuwe woning komt te staan op een nieuw erf, gesitueerd naast een bestaand, traditioneel boerenerf met een zakelijke inrichting en bebouwing. De nieuwe woning wijkt daarvan af. De situering is niet traditioneel door een plaatsing achter de denkbeeldige lijn van de schuren op het naastgelegen erf. Het ontwerp van de nieuwe woning is in eerste instantie geïnspireerd op een traditionele schuurvorm, waarbij in de massaopbouw transformaties in de gevels en dak zijn toegepast. Door deze transformaties sluit de massaopbouw niet meer aan op wat gebruikelijk is in deze omgeving. Ook de gevelindeling is niet traditioneel. Hierdoor sluit de nieuwe woning niet aan op de bebouwingskenmerken van gebouwen in de omgeving. Toch was de commissie bijzonder enthousiast over het ontwerp en de inpassing. Het materiaalgebruik en de detaillering zijn bijzonder: voor de gevels 'streekeigen' rode baksteen en voor het dak een groene sedum-bedekking. De verticale glasvensters van de gevelopeningen staan achter de gevels. Aan de achterzijde loopt het dak hoog op. Een grote serre met uitzicht op het open landschap domineert hier de woning. De houten louvredeuren verzachten het beeld. De woning heeft een garage onder het huis met een toegang aan de buitenzijde. Zo’n kelderingang is niet gebruikelijk in dit gebied, maar door de plaatsing in het voorerf, vrij van de woning, wordt dit niet als hinderlijk ervaren. De commissie was positief over de getoonde ambitie. Gebouwd erfgoed in de gemeente Noordoostpolder De gemeente Noordoostpolder heeft alle reden trots te zijn op de bijzondere geschiedenis. Landelijk groeit de belangstelling voor het tijdvak waarin de polders drooggelegd werden en komt er meer
aandacht en waardering voor het ruimtelijk erfgoed uit de naoorlogse jaren. De recente selectie door het rijk, in het kader van de Visie Erfgoed en Ruimte, van het dorp Nagele en de gehele Noordoostpolder als belangrijk erfgoed uit de wederopbouwperiode onderstreept dit. Het motto van de jubilerende gemeente is terecht ‘Buitengewoon Noordoostpolder’. Het blijft nu de kunst voor de 50-jarige gemeente om mooi oud te worden. Voor de identiteit van de gemeente is het essentieel dat het karakteristieke verleden voor een deel zichtbaar blijft en een vitale rol speelt in de kernen en het buitengebied van de toekomst. In de jaren negentig heeft de gemeente een monumentenlijst opgesteld. De selectie betrof objecten uiteen afgebakende periode tot 1962 (de wettelijke 50-jaren grens voor rijksmonumenten was destijds van toepassing). Het resultaat van deze lijst toont een bepaalde afspiegeling van de oudste bebouwing van de polder. Opvallende afwezigen op de lijst zijn onder meer winkels, scholen, horecapanden en industriële gebouwen. In de zomer van 2012 kreeg Het Oversticht de opdracht de gemeentelijke monumentenlijst te actualiseren en is een tweede inventarisatie van de kernen en het buitengebied van de gemeente Noordoostpolder verricht. In de beoordeling en waardering hanteert Het Oversticht de selectiecriteria die zijn ontleend aan de criteria zoals die destijds zijn opgesteld voor het MSP: architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden, om zeldzaamheid en gaafheid. Het Oversticht werkt met de stappen inventariseren, waarderen, adviseren. De gemeente zal bij het verder inhoud geven aan erfgoedbeleid moeten bepalen welke instrumenten effectief ingezet kunnen worden om waardevol gebouwd erfgoed en waardevolle cultuurhistorische structuren een zekere bescherming te bieden. Het aanwijzen van gemeentelijke monumenten, het verankeren van erfgoed in bestemmingsplannen of welstandsbeleid zijn bijvoorbeeld middelen. Het rapport dat Het Oversticht opstelde, bevatte in dat kader ook een advies voor de borging van ruimtelijk erfgoed en ruimtelijke kwaliteit en de te nemen vervolgstappen.
Over> wordt themanummer In 2012 ging werd voor het magazine Over> gekozen voor een thematisch opzet en een groter aantal pagina's om zo verdieping per onderwerp te realiseren. Het eerste nummer in 2012 had als thema het landelijk gebied. Een aantal artikelen illustreert het antwoord op de vraag die directeur Dirk Baalman in het openingsartikel stelt: Ons concept van het landschap is romantisch en terug te voeren op het werk van schilders als Van Goyen en Ruysdael. Er wordt geïnvesteerd in het landelijk gebied. "Maar zijn we met ons denken erover in de afgelopen decennia echt opgeschoten? hebben we echt de keus gemaakt tussen boerderijen in een productielandschap of boerderijtjes als stoffage in een idyllisch landschap? Dat beeld van onze 17e eeuwse schilders lijkt ons nog steeds te achtervolgen. ... Welk concept stellen we ervoor in de plaats?" In september sloot het themanummer aan bij het thema van het Architectuurdebat dat Het Oversticht samen met BDC Architecten organiseerde: Sturen op kwaliteit in deze tijd. In december was de feestelijke opening van de Hanzelijn. Het Oversticht leverde een aandeel in de totstandkoming van de lijn, door samen met Het Gelders Genootschap een initiatief te nemen voor een overkoepelend welstandsteam. "Werken met een dergelijk kwaliteitsteam is een prima constructie gebleken, constateert Alwies Derksen, vakspecialist planologie van ProRail in het bijzondere themanummer over de Hanzelijn.