Srebrenica de
stad
Kasper Raphael en Sweder Steensma drs. M.G.F. Kramer 13 januari 2016
1
Listen to what they did. Don’t listen to what they said. What was written in blood Has been set up in lead. Lead tears the heart. Lead tears the brain. What was written in blood Has been set up again. The heart is a drum. The drum has a snare. The snare is in the blood. The blood is in the air. Listen to what they did. Listen to what’s to come. Listen to the blood. Listen to the drum.
- James Fenton
2
Graag willen wij onze begeleider, dhr. Kramer, danken voor zijn hulp, steun en inbreng voor
een goed einde te brengen. Daarnaast willen wij de heren Dick Berlijn, Joris Voorhoeve en Bert Bakker hartelijk
met drie experts op het gebied van Srebrenica te kunnen praten over vredesoperaties in het algemeen en over de lessen van Srebrenica en hun meningen daarover te leren kennen. Tevens willen wij dhr. Voorhoeve danken voor het aan ons geven van zijn boek, ‘Veilige gebieden falen en slagen bij de bescherming van burgers in oorlog’, waarin de genocide in Srebrenica op een hele interessante en duidelijk leesbare wijze wordt beschreven en waaruit wij veel kennis hebben opgedaan, wat heel belangrijk is geweest voor het schrijven van ons Tot slot willen wij onze ouders, vrienden en familie danken voor het meedenken tijdens
gebeurtenissen die plaatsvonden in het voormalig Joegoslavië in de zomer van 1995.
3
Onderzoeksvraag Deelvragen Hypothese
7 8 9
Literatuurstand
9
Introductie Raphael Lemkin
11 11
Betrokkenheid van de Verenigde Naties Het Genocideverdrag: de Wet van Lemkin
12 13
Kritiek op het Genocideverdrag
14
Discussie over het begrip genocide
18
Conclusie
19
Introductie De Balkan: de regio waar de rooms-katholieke kerk, de orthodoxe kerk en de islam samenkomen De Osmaanse heerschappij en het millet-systeem De ondergang van het Ottomaanse rijk en de opkomst van het nationalisme De Balkanoorlogen De Eerste Wereldoorlog Het Eerste Joegoslavië (1918-1941)
21 21 22 23 25 25 26
De Tweede Wereldoorlog Het Tweede Joegoslavië (1943-1992)
27 28
De val van Joegoslavië Srebrenica
29 31
Bosnische oorlog Conclusie
33 33
Introductie
35
De oorzaken van de genocide in Srebrenica Leo Kupers theorie
36 41
De tien fases van een genocide
45 4
Conclusie
50
Inleiding De periode van 25 mei 1995 tot 6 juli 1995 De val van de enclave: de gevechten van dag tot dag
52 52 56
Deportatie Persconferentie Karremans
61 63
Het ‘feestje’ Conclusie
64 64
Inleiding
67
Vredesoperaties van de Verenigde Naties Blauwhelmen naar Joegoslavië Nederlanders naar Joegoslavië
67 70 74
De dubbele sleutel Reacties op Dutchbat Karremans Conclusie
79 81 83 84
Introductie Aanpak van vredesmissies Luchtsteun Nederlandse participatie aan vredesmissies Intelligentie positie Crisiscentra
87 87 88 88 90 90
Militaire structuur Conclusie
91 91
Nederlands
99
Engels
100
5
Boeken Artikelen
102 104
Interviews Documenten en rapporten Resoluties en verdragen
105 105 105
Websites Documentaires en uitzendingen
105 106
Afbeeldingen
106
Bijlage 1: Interview met Dick Berlijn Bijlage 2: Interview met Joris Voorhoeve Bijlage 3: Interview met Bert Bakker
117 133 154
6
“Thousands of men executed and buried in mass graves, hundreds of men buried mothers’ eyes, a grandfather forced to eat the liver of his own grandson. These are - Fouad Riad1
middelbare schoolcarrière dienen te volbrengen. Het kiezen van een onderwerp is een van de eerste hordes die leerlingen moeten nemen bij het schrijven en de praktijk leert dat dit niet altijd even makkelijk is. Toen ons vorig jaar gevraagd werd na te denken over een onderwerp, dachten we vrijwel meteen aan het onderwerp genocide. We wilden onderzoek doen naar de Islamitische Staat (IS) met de gedachte dat er onder het bewind van deze terreurgroep in Syrië en Irak momenteel een genocide plaatsvindt. Ook het feit dat genocide op verschillende websites de ‘misdaad zonder naam’ werd genoemd interesseerde ons enorm. De vermeende genocide van IS viel voor ons echter af, omdat de gebeurtenissen rondom IS steeds veranderen, waardoor wij een historische analyse moeilijk achtten. We hebben uiteindelijk gekozen voor de genocide in Srebrenica, door de Nederlandse betrokkenheid en de recente media aandacht voor het onderwerp.
De genocide die zich in de jaren negentig in Srebrenica afspeelde, is de grootste gruweldaad op het Europese continent sinds de Tweede Wereldoorlog. De Bosnische Serviërs trachtten een ‘Groot Servië’ te stichten, maar de Bosnische Moslims (ook wel Bosniakken genoemd2) stonden in de weg. Duizenden van hen werden daarom vermoord, gemarteld en/of verkracht: heel Bosnië werd etnisch gezuiverd. In juli 1995 werden in slechts een klein aantal dagen in de ‘Safe Area’ Srebrenica nog eens rond 7000 moslimmannen en jongens vermoord. Dit terwijl de stad door troepen van de Verenigde Naties zou moeten worden beschermd. Deze etnische zuivering is dit jaar precies twintig jaar geleden. Herinneringen worden dus weer opgerakeld en de processen tegen degenen die verantwoordelijk worden gehouden voor het genocidale geweld lopen nog steeds. In overleg met dhr. Kramer zijn we tot het idee gekomen om adviezen voor de politieke- en militaire beleidsmakers op te stellen met als doel Srebrenica’s te voorkomen en ervoor te zorgen dat Nederland en de internationale gemeenschap nooit meer in de situatie
1 2
Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. “Bosnië-Hercegovina. §2. Bevolking”. 7
Onze onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt. ‘Welke adviezen kunnen worden gegeven aan beleidsmakers van de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie en de verschillende Nederlandse krijgsmachtdelen op basis van gemaakte fouten en de gebeurtenissen in Srebrenica teneinde een herhaling van een dergelijk debacle in de toekomst te voorkomen?’
Om onze onderzoeksvraag te beantwoorden, zullen wij verschillende deelvragen beantwoorden. In het eerste hoofdstuk beantwoorden wij de volgende vraag ‘Hoe kwam het begrip genocide tot stand en wat betekent dit begrip precies? door vooraanstaande wetenschappers en internationale verdragen stellen wij een geschikte op een goede wijze te beoordelen. In hoofdstuk twee onderzoeken wij wat de invloed van het Servisch nationalisme Daarom staat de volgende vraag in dit hoofdstuk centraal. ‘Welke rol hebben de belangrijkste gebeurtenissen op de Balkan vanaf de vierde eeuw na Christus gespeeld bij de totstandkoming van de genocide in Srebrenica? ’. In hoofdstuk drie en vier bespreken wij het antwoord op respectievelijk de volgende vragen. ‘Wat zijn de oorzaken van de genocide in Srebrenica en welke voorwaarden en fasen van de genocide in Srebrenica?’ en ‘Hoe verliep de genocide en welke reacties riep dit op in de internationale media en bij betrokkenen? ’. We gaan dus in op de oorzaken van de genocide en we zullen het verloop van de genocide tot in detail onder woorden brengen. In het een-na-laatste hoofdstuk analyseren wij welke fouten zijn gemaakt door de partijen die betrokken waren bij de genocide in Srebrenica. Dit vijfde hoofdstuk draait dan ook om de volgende vraag. ‘Welke fouten maakten de VN bij het besluit de missie UNPROFOR in leven te roepen en welke fouten zijn door de Nederlandse regering gemaakt bij het besluit Nederlandse militairen te laten deelnemen aan deze missie en welke fouten hebben Dutchbat en zijn leider Karremans gemaakt tijdens hun optreden in Srebrenica? ’ Om een goed antwoord te geven op onze onderzoeksvraag beantwoorden we ten slotte de vraag ‘Wat hebben Nederlandse beleidsmakers en de internationale gemeenschap geleerd van de fouten die gemaakt zijn rondom de val van Srebrenica?’ . In dit hoofdstuk gaan we dus in op hoe Nederland en de internationale gemeenschap hebben gereageerd op de fouten, die beschreven staan in hoofdstuk vijf.
8
Onze hypothese is als volgt. “Wij verwachten dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen politieke en militaire adviezen, voordat wij in staat zijn deze uit te schrijven. Ook denken wij dat het lastig zal zijn om als scholieren adviezen uit te schrijven voor mensen die professioneler in de zaken staan dan wij. Belangrijke punten voor het advies zijn de volgende. De communicatie tussen de verschillende betrokken instanties moet beter dan dat deze was tijdens Srebrenica en het leger dat wordt ingezet moet beter getraind zijn dan toen. Wij denken dat ons advies ontzettend belangrijk is voor toekomstige vredesmissies, maar dat zelfs als de door ons geadviseerde maatregelen in acht zouden zijn genomen de genocide in Srebrenica door de eeuwenlange uitingen van nationalisme op de Balkan niet had kunnen worden voorkomen. Deze genocide was naar onze mening dus onontkoombaar”. Deze verwachting was gebaseerd op de weinige kennis die wij voordat wij begonnen de media en verschillende korte artikelen op het internet, die waarschijnlijk niet voldoende betrouwbaar zijn voor een objectief, historisch onderzoek. Daarom hebben wij deze artikelen niet gebruikt als bronnen voor onze analyse.
Literatuurstand Wij hebben onze onderzoeksvraag beantwoord door ons eerst grondig in te lezen in de bestaande literatuur aangaande het onderwerp. Vervolgens hebben wij voor een beter begrip over het onderwerp met professionals, die op zowel het politieke als militaire gebied direct of indirect betrokken zijn geweest bij de val Srebrenica, gepraat, waardoor we beter in staat zijn geweest adviezen te vervaardigen over het debacle in Srebrenica. In ons onderzoek hebben we geprobeerd parallellen te trekken tussen Joegoslavië en de Verenigde Staten om de gebeurtenissen in Srebrenica begrijpelijker te maken. Een duidelijk voorbeeld van dit laatste is te vinden in de inleiding bij hoofdstuk drie. Voor ons onderzoek hebben we een aantal bronnen gebruikt als leidraad. Om de geschiedenis van het begrip genocide goed te verwoorden hebben wij vooral gebruik gemaakt van het boek ‘Een probleem uit de hel’ van Samantha Power dat door Joke Traats vanuit het Engels naar het Nederlands is vertaald. De totstandkoming van het Genocideverdrag wordt
het begrip, die uiteen staan gezet in het boek van Adam Jones ‘Genocide: A Comprehensive Introduction’. ‘Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica’ dat is geschreven door G. Duijzings als uitgangspunt genomen. Daarnaast hebben we het boek van Chuck Sudetic ‘Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia’ veel geraadpleegd. In beide boeken wordt diepgaand ingegaan op de vroegere geschiedenis van de Balkan en op de invloed die grote historische gebeurtenissen hebben gehad op de Balkan. 9
Bij het onderzoeken van de oorzaken van de genocide in Srebrenica hebben we Marius Broekmeyers politicologische essay genaamd ‘Joegoslavië in crisis’ gebruikt. Broekmeyer beschrijft hierin heel duidelijk de politiek-staatkundige, sociaaleconomische en morele oorzaken van de genocide in Srebrenica. Voor het toetsen van de genocide aan de modellen van Stanton en Kuper hebben we veel verschillende bronnen gebruikt. Belangrijk waren het NIOD-rapport over Srebrenica en het boek ‘The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999’ dat is geschreven door Misha Glenny. Voor het verloop van de genocide was het NIOD-rapport heel belangrijk. Hierin wordt immers heel duidelijk en gedetailleerd beschreven hoe de genocide van dag tot dag verliep. Voor het onderzoek naar UNPROFOR en DUTCHBAT hebben we het NIOD-rapport gebruikt en onze interviews met Bert Bakker, Joris Voorhoeve en Dick Berlijn. Ten slotte hebben we voor de lessen van Srebrenica gebruik gemaakt van diezelfde interviews. Voor de laatste twee onderwerpen hebben we ook het eerder vermelde boek van Joris Voorhoeve ‘Veilige gebieden falen en slagen bij de bescherming van burgers in oorlog’ gebruikt. Bij de geïnterviewde personen is het van belang te weten dat zij allen een militaire/ politieke verantwoordelijkheid hebben tegenover hun voorgangers, opvolgers en superieuren, wat hun mening beïnvloed zou kunnen hebben. Ook bij het gebruikte boek van Joris Voorhoeve hebben wij dit in overweging genomen.
10
- Winston Churchill3
het begrip hebben verwerkt in het Genocideverdrag, dat tegenwoordig vaak het uitgangspunt daders van deze genocide dan verdienen. We zullen verder het Genocideverdrag bekritiseren en vertellen op welke punten het naar onze mening kan worden verbeterd. Ten slotte geven we
De deelvraag die we in dit hoofdstuk zullen beantwoorden is de volgende. ‘Hoe kwam het begrip genocide tot stand en hoe wat betekent dit begrip precies? ’
Raphael Lemkin, een Poolse jurist van Joodse afkomst, pleitte met het oog op zowel de opkomst van Hitler als de Ottomaanse slachting van de Armeniërs tijdens de conferentie in Madrid in 1933 voor een internationale strafbaarstelling van georganiseerde moorden op bevolkingsgroepen. Toentertijd was het doden van miljoenen mensen door een staat nog geen misdrijf. Het werd vergeleken met een boer die een stel kippen heeft: als hij die kippen doodt, is dat zijn zaak en ben je in overtreding, als je je ermee bemoeit.4 Lemkin was ontsteld dat mensen onder het mom van ‘staatssoevereiniteit’ een hele minderheid konden uitroeien zonder gestraft te worden. Maar het waren nu eenmaal de sterke staten die de regels opstelden. In 1941 vluchtte Lemkin voor de Nazi’s naar de Verenigde Staten. Daar probeerde hij Washington aan te zetten om de Joden in Europa te hulp te schieten, maar helaas zonder succes. De internationale gemeenschap deed naar zijn overtuiging te weinig om het geweld tegenover individuen te voorkomen. Op 24 augustus 1914 hield Winston Churchill, de premier van het Verenigd Koninkrijk, een toespraak, waarin hij het volgende zei. “We verkeren in de situatie van een misdrijf zonder naam”.5 Naar aanleiding van deze uitspraak concludeerde Lemkin dat er zelfs nog geen woord was voor het misdrijf waartegen hij vocht. Het zoeken naar dit woord en het formuleren van internationale wetten met betrekking tot massamoorden
3 4 5
Gilbert, M. (2000). Winston S. Churchill, The Churchill War Papers: The Ever-Widening War. vol. 3: 1941. New The Autobiography of Raphael Lemkin Gilbert, M. (2000). Winston S. Churchill, The Churchill War Papers: The Ever-Widening War. vol. 3: 1941. New
11
meer voor zou komen.6 Lemkin ging op zoek naar een term die de aanvallen op alle aspecten van een natie – fysiek, biologisch, politiek, sociaal, cultureel, economisch en religieus – zou beschrijven.7 Het woord dat hij koos was een afgeleide vorm van het Griekse woord genos (‘ras’ of ‘volk’) in combinatie met het Latijnse woord cide (‘moorden’): ‘genocide’. Dit beschreef Lemkin in zijn boek ‘Axis Rule in Occupied Europe’, dat in november 1944 werd gepubliceerd. “Genocide is een gecoördineerd plan van verschillende acties, die gericht zijn op de vernietiging van de wezenlijke grondslagen van het leven van nationale groepen, met de bedoeling de groepen zelf te vernietigen. De daders van een genocide proberen de politieke en sociale instituties te vernietigen, de cultuur, taal, nationale gevoelens, religie en het economische bestaan van nationale groepen en zij zijn erop uit de persoonlijke vrijheid, veiligheid, gezondheid, waardigheid en levens van individuele leden van de doelgroep te ontwortelen […] Genocide is gericht tegen de etnische groep als een eenheid, en de acties die hierin meespelen zijn gericht tegen individuelen, niet wegens hun eigen handelen, maar als leden van de ethische groep.”8 Een genocide is dus volgens Lemkin gericht op het kapot maken van de beginselen van een samenleving met als doel haar later compleet uit te roeien. Ondanks enige kritiek omarmde de wereld Lemkins neologisme: binnen een jaar werd het gebruikt in een aanklacht van het ‘International Military Tribunal’ en binnen twee jaar was de term het onderwerp van een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN. 9
Lemkin kon niet begrijpen dat piraterij een internationale misdaad was, maar een genocide niet. Hij zei op een internationale rechtsconferentie in Cambridge: “Ongetwijfeld zijn menselijke wezens en hun culturen belangrijker dan een schip en zijn lading. Shakespeare is ongetwijfeld waardevoller dan katoen!”. 10 Lemkin wilde door middel van een internationale wet, in de vorm van een resolutie opgesteld door de Algemene Vergadering van de VN, bereiken dat daders van een genocide zouden kunnen worden veroordeeld. Een genocide was naar zijn mening immers ‘gevaarlijker dan een oorlog’. 11 Dat kwam doordat een genocide een blijvend verlies betekende voor overlevenden, aangezien gehele families zonder enig pardon uit werden geroeid. Lemkin benadrukte voorts dat de last van genocide niet alleen bij de slachtoffers, maar
6
NIOD (2012). De Holocaust en andere genociden. Een inleiding. Amsterdam: Amsterdam University Press.
7
Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus.
8
Lemkin, R. (2008). Axis Rule in Occupied Europe. Laws of Occupation, Analysis of Government, Proposals for Redress
9
Schabas, W. (2000). Genocide in International Law. The Crime of Crimes. Cambridge: Cambridge University Press.
10
Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus.
11 12
ook bij de toeschouwers lag. Hij stelde dat kleine landen de bescherming van de wet nodig hadden om zichzelf te kunnen wapenen tegen genocides. Nadat Lemkin de vertegenwoordigers van Panama, Cuba en India over had gehaald tot het ondertekenen van een werkresolutie, nam de Algemene Vergadering van de VN op 11 december 1946 unaniem resolutie 96(I) ‘THE CRIME OF GENOCIDE’ aan. 12 Volgens deze resolutie is een genocide “de ontkenning van het bestaansrecht van een gehele groep mensen, zoals moord de ontkenning is van het bestaansrecht van een individu. Deze ontkenning schokt de mensheid en resulteert in grote verliezen op onder andere cultureel gebied en is bovendien tegengesteld aan morele wetten en het doel en de overtuiging van de Verenigde Naties”. Vervolgens gaat de resolutie verder over het straffen van daders. “Het bestraffen van een genocide is van internationaal belang. Daarom bevestigt de Algemene vergadering dat degenen die opdracht geven voor een genocide, wie dat ook mogen zijn, kunnen worden gestraft. Internationale samenwerking is van groot belang om het bestraffen van een genocide te versimpelen.” De voornoemde resolutie eindigt met het opdragen van een VN-comité om een ontwerpverdrag op te stellen voor een VN-verdrag dat het plegen van een genocide zou verbieden.
Na een aantal onderzoeken en resoluties over genocides van verschillende committees van de VN, werd uiteindelijk de ‘Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide’ op 9 december 1948 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN. Dit was de eerste keer in de geschiedenis van de organisatie dat de VN een verdrag over mensenrechten hadden aangenomen. De belangrijkste artikelen van deze conventie zijn de volgende. 13 Artikel 1 De Verdragsluitende Partijen stellen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen. Artikel 2 Genocide betekent elk van de volgende daden die begaan zijn met de bedoeling volledig of gedeeltelijk een nationale, etnische, raciale of religieuze groep te vernietigen, zoals: Het doden van leden van de groep;
12
http://legal.un.org/avl/ha/cppcg/cppcg.html, geraadpleegd op 02-11-2015.
13 Engelse, tekst de volgende link. http://www.hrweb.org/legal/genocide.html, geraadpleegd op 27-11-2015. 13
Het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; Het opzettelijk opleggen van leefomstandigheden aan de groep, die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; Het nemen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen; Het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep. Artikel 3 Strafbaar zijn de volgende handelingen: Genocide; Samenspanning om genocide te plegen; Het direct en indirect aanzetten tot genocide; Poging tot genocide; Medeplichtigheid aan genocide. Volgens het verdrag is het dus niet noodzakelijk dat een genocide gaat om het vernietigen van een bevolkingsgroep in zijn geheel. De term genocide verwijst naar daden die worden gepleegd met het doel om een bevolkingsgroep gedeeltelijk of volledig uit te roeien. De dader van een genocide richt zich volgens dit verdrag tot een nationale, etnische of religieuze groep. Dit is dan ook het onderscheid tussen een genocide en een massamoord: mensen worden bij een genocide, anders dan bij een massamoord, uitgeroeid om wie ze zijn en niet omdat ze iets hebben misdaan.
Het Genocideverdrag heeft een aantal goede punten. Ten eerste zorgt het verdrag ervoor dat het plegen van een genocide een misdaad is met een jus cogens-status14 en dat het dus voor de internationale gemeenschap van fundamenteel belang is dat een genocide wordt voorkomen.15 Door deze status geldt het verdrag voor elke staat, ook al heeft een staat er niet mee ingestemd. Iedere staat moet verder een genocide verbieden door de erga omnes-norm16 van het Verdrag. 17 Ten tweede zorgen punt (b) - (e) van artikel 2 ervoor dat ook zaken die indirect leiden het voormalige Joegoslavië verkrachtten met als doel kinderen van de naar hun mening ‘beste
14
Verwijst naar regels die die als fundamenteel worden beschouwd en door bijna alle staten en de gehele interantio nale gemeenschap worden aanvaard. Jus cogens is bovendien een dwingend recht: het Genocideverdrag geldt voor iedere staat, ook als een staat het Verdrag niet heeft ondertekend: Kerckaert, J. (2014-2015). Inleiding tot het interna tionaal recht. Samenvatting Syllabus.
15
Crawford, J. (2013). Brownlie’s Principles of Public International Law. Oxford: Oxford University Press.
16
Erga omnes-verplichtingen (erga omnes is Latijn voor ‘naar alle’) zijn verplichtingen die gelden jegens de interna tionale gemeenschap in haar geheel. Als een staat een onrechtmatige daad pleegt, kan een andere staat aan het Tri bunaal vragen de pleger van de misdaad verantwoordelijk en aansprakelijk stellen: Kerckaert, J. (2014-2015). In leiding tot het internationaal recht. Samenvatting Syllabus.
17
Randall, K. (1988). Universal jurisdiction under international law. Texas: Texas Law Review. 14
etniciteit’ ter aarde te brengen veroordeeld worden, omdat de impregnatie van de vrouwen gezien werd als genocide.18 Na de aanname van het verdrag hebben in negen verschillende landen genocides plaatsgevonden, bijvoorbeeld in Iraq, Bosnië-Herzegovina, Rwanda en Sudan. Miljoenen onschuldigen werden hier vermoord, ontelbaar veel mensen verloren hun families en moesten vluchten van hun huis en haard. Van al deze genocides werden alleen in Bosnië-Herzegovina preventieve maatregelen getroffen, maar helaas zonder succes. Daarnaast werden alleen de daders van de genocides in Bosnië-Herzegovina en Rwanda gestraft. 19 Hieruit blijkt dus dat het Genocideverdrag onvoldoende effectief is. Een aantal punten vinden wij eruit springen als zwak. de verdragsluitende partijen een genocide moeten voorkomen. Het is niet duidelijk of dat de verantwoordelijkheid is van de staten zelf of van de verdragsluitende partijen samen. Later is dit dan ook verder uitgewerkt. Vanaf deze uitwerking kunnen staten en rebellen zelf verantwoordelijk (en aansprakelijk) worden gesteld voor het plegen van een genocide. Een staat heeft daarnaast vanaf dat moment de wettelijke verplichting een genocide te onderdrukken. Als een regering zelf betrokken is bij de misdaad moeten de landen die zich hebben aangesloten bij het Genocideverdrag ervoor zorgen dat de genocide werd voorkomen, onderdrukt en bestraft.20 Voorts is de aanklager door artikel twee van het Verdrag verplicht te bewijzen dat de gedaagde de bedoeling had een nationale, etnische, raciale of religieuze groep hetzij in het geheel hetzij voor een deel te vernietigen. Het is veelal moeilijk, zo niet onmogelijk strafrechtelijk aan te tonen dat de gedaagde de intentie had een gehele bevolkingsgroep uit te roeien. Mogelijk kan dat pas nadat het merendeel van de groep is uitgeroeid. Slechts zelden zijn er documenten of geluidsbanden gevonden waarop iemands genocidale intenties duidelijk worden.21 Het is ten slotte opmerkelijk dat er tot de Rwandese genocide in 1994 geen resoluties met een nieuwe inhoud zijn opgesteld. Alleen het belang van het Genocideverdrag komt in resoluties tot ‘94 aan het licht, maar er zijn geen pogingen gedaan het verdrag te verbeteren.
In het boek ‘Genocide: A Comprehensive Introduction’ zijn in het eerste hoofdstuk, genaamd
18 19
Montgomery, B. (2007). Explaining the Ineffectiveness of the Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide: The Leadership of the Hegemon. Georgia: Georgia State Univeristy.
20
Ruvebana, E (2014). Prevention of Genocide under International Law. Groningen: University of
21
De Duitse Wanssee conferentie (20 januari 1942), waardoor de genocidale intenties van de Duitsers op papier kwamen, is een voorbeeld van een bewijs van de genocidale intenties van misdaders.
Groningen.
15
citeren. 22 Vahakn Dadrian (1975) “Genocide is the successful attempt by a dominant group, vested with formal authority and/or with preponderant access to the overall resources of power, to reduce by coercion or lethal violence the number of a minority group whose ultimate extermination is held desirable and useful and whose respective vulnerability is a major factor contributing to the decision for genocide.” Irving Louis Horowitz (1976) “[Genocide is] a structural and systematic destruction of innocent people by a state bureaucratic apparatus . . . Genocide represents a systematic effort over time to liquidate a national population, usually a minority . . . [and] functions as a fundamental political policy to assure conformity and participation of the citizenry.” Leo Kuper (1981)
exclusion of political groups from the list of groups protected. In the contemporary world, as racial, national, ethnic or religious differences. Then too, the genocides against racial, national, ethnic or religious groups are generally a consequence of, or intimately related
might become the basis for some effective action, however limited the underlying conception. But since it would vitiate the analysis to exclude political groups, I shall refer freely . . . to liquidating or exterminatory actions against them.”
“[Genocide is] the planned destruction, since the mid-nineteenth century, of a racial, national, or ethnic group as such, by the following means: (a) selective mass murder of elites or parts of the population; (b) elimination of national (racial, ethnic) culture and religious life with the intent of ‘denationalization’; (c) enslavement, with the same intent; (d) destruction of national (racial, ethnic) economic life, with the same intent; (e) biological decimation through the kidnapping of children, or the prevention of normal family life, with the same intent . . . [Holocaust is] the planned physical annihilation, for ideological or pseudo-religious reasons, of all the members of a national, ethnic, or racial group.
22
Jones, A. (2010). Genocide: A Comprehensive Introduction. Abingdon: Routledge/Taylor & Francis Publishers. pp. 16-20. 16
John L. Thompson and Gail A. Quets (1987) “Genocide is the extent of destruction of a social collectivity by whatever agents, with whatever intentions, by purposive actions which fall outside the recognized conventions of legitimate warfare.” Henry Huttenbach (1988) “Genocide is any act that puts the very existence of a group in jeopardy.” Helen Fein (1993) “Genocide is sustained purposeful action by a perpetrator to physically destroy a collectivity directly or indirectly, through interdiction of the biological and social reproduction of group members, sustained regardless of the surrender or lack of threat offered by the victim.” Irving Louis Horowitz (1996) by a state bureaucratic apparatus [emphasis in original]. . . . Genocide means the physical dismemberment and liquidation of people on large scales, an attempt by those who rule to achieve the total elimination of a subject people.” (n.b. Horowitz supports “carefully distinguishing the [Jewish] Holocaust from genocide”; he also refers to “the phenomenon of mass murder, for which genocide is a synonym”.) Manus I. Midlarsky (2005) “Genocide is understood to be the state-sponsored systematic mass murder of innocent and helpless men, women, and children denoted by a particular ethnoreligious identity, having the purpose of eradicating this group from a particular territory.” Mark Levene (2005) “Genocide occurs when a state, perceiving the integrity of its agenda to be threatened collectivities – seeks to remedy the situation by the systematic, en masse physical elimination of that aggregate, in toto, or until it is no longer perceived to represent a threat.” Martin Shaw (2007) that aim to destroy civilian social groups and those groups and other actors who resist this destruction.” Donald Bloxham (2009) “[Genocide is] the physical destruction of a large portion of a group in a limited or unlimited territory with the intention of destroying that group’s collective existence.” 17
aan te tonen hoe verschrikkelijk en grootschalig de daad is: niet zomaar alles is een genocide.
stellen dat strikte voorwaarden met zich meebrengen dat veel acties buiten beschouwing blijven die logisch en moreel gezien ook vallen onder genocide. Het grootste deel van deze groep stelt Natuurlijk is deze scheiding heel zwart-wit en bevinden de meeste wetenschappers zich tussen deze twee uitersten. Het Genocideverdrag is bijvoorbeeld ‘zacht’ als je kijkt naar tot genocide vallen onder het plegen van een genocide. Het Verdrag is daarentegen heel ‘hard’ als je kijkt naar het feit dat bij de gedaagde(n) een intentie om genocide te plegen moet worden
de schaal van de genocide. Als je kijkt naar de daders “dominant group, vested with formal authority”, Horowitzs “state bureaucratic apparatus”, Midlarskys “state-sponsored mass murder” hier niet mee eens –Thompson en Quest geven bijvoorbeeld “whatever agents” de schuld en Shaw de “armed power organisations”. Het Genocideverdrag wijst in het vierde artikel op als mogelijke daders. De meeste wetenschappers stellen in praktijk dat de staat vaak de dader is van een genocide, terwijl andere partijen daarbij een prominente of soms zelfs dominante rol spelen. slachtoffers als sociale minderheden. Er is sprake van een consensus dat slachtoffers burgers of ongewapenden moeten zijn – genocide is een “one-sided mass killing” en vernietigt meestal “innocent and helpless victims”. Kuper meent dat het Genocideverdrag te kort schiet op het gebied van politieke slachtoffers, omdat dezen niet in het Verdrag zijn opgenomen. Het doel van een genocide wordt beschreven als het vernietigen van de slachtoffers. Dit kan hetzij onder directe (het vermoorden van de slachtoffers), fysieke, hetzij onder indirecte (bijvoorbeeld het opsluiten en mishandelen van de slachtoffers) omstandigheden gebeuren. Lemkin stelt dat het doel van een genocide het volgende was: “the disintegration of the political and social institutions of culture, language, national feelings, religion, and the economic existence of national groups.” Shaw benadrukt dat het doel van een genocide het uitroeien van een sociale groep was. Dadrian stelt dat het uitroeien van slachtoffergroepen “desirable and useful” is. Horowitz vindt daarentegen dat genocide “functions as a fundamental political 18
policy to assure conformity and participation of the citizenry.” De strategieën die gebruikt worden bij het vernietigen van de gedupeerde groep directly or indirectly” verschillende mogelijkheden om tot genocide te komen. De eerste – en naar onze mening belangrijkste – twee zijn de volgende: “(a) selective mass murder of elites or parts of the population; (b) elimination of national (racial, ethnic) culture and religious life with the intent of ‘denationalization’ ” Wat betreft de schaal bijvoorbeeld “genocide means the physical dismemberment and liquidation of people on large scales” Wél wordt het bij iedereen duidelijk dat het bij een genocide gaat om een substantieel aantal slachtoffers. Het Genocideverdrag van de VN is het hier daarentegen niet mee eens, zoals eerder dit hoofdstuk al staat beschreven. Volgens dit verdrag hoeft de dader in feite niet eens iemand te vermoorden om genocide te plegen.
De deelvraag die in dit hoofdstuk is beantwoord, is ‘Hoe kwam het begrip genocide tot stand en wat betekent dit begrip precies? ’. Over het eerste gedeelte van de vraag, dat gaat over de totstandkoming van het begrip, kunnen we kort zijn. Door de inspanningen van Raphael deze misdaad zijn levenswerk maken, kennen wij nu de term genocide. Lemkin heeft ook de aanzet gegeven voor de vele verdragen die zouden volgen over de vervolging van genocides, verdrag het uitgangspunt bij het vervolgen van genocidaal geweld.
genocide niet alleen gaat om de totale vernietiging van een groep, doordat hij ook andere aspecten omschrijft die volgens hem vallen onder genocidaal geweld. Verder is het zo dat
noodzakelijk is dat de daders de intentie moesten hebben een bevolkingsgroep hetzij geheel, hetzij voor een deel uit te roeien. Dit is belangrijk, omdat intenties juridisch moeilijk te bewijzen zijn, waardoor het veroordelen van daders erg moeilijk wordt. Minder goed zijn de volgende punten. Bauer had niet “since the mid-nineteenth century” het geweld dat ver voor de negentiende eeuw werd gepleegd door Nero23 tegenover christenen
23
Nero was van 54 na Christus tot 68 na Christus de Keizer van de Romeinen. 19
–“a racial, national, or ethnic group” – ook religieuze groepen moeten toevoegen. Ons laatste, kleine, kritiekpunt is dat Bauer het heeft over de “planned destruction” van een groep. Naar de poging tot vernietiging.
tussen een ‘harde’ en een ‘zachte’ en die als volgt luidt. “Genocide is iedere al dan niet geplande (poging tot) vernietiging van een raciale, etnische, nationale of religieuze groep, door middel van een of meerdere van de volgende methoden: (a) selectieve massamoord van delen van de bevolking; (b) eliminatie van nationale (raciale, etnische) cultuur en religieus leven met in de meeste gevallen het doel van denationalisatie; (c) slavernij, met hetzelfde doel; (d) vernietiging van nationaal (raciaal, etnisch) economisch leven, met hetzelfde doel; (e) biologische liquidatie door het kidnappen van kinderen, of het voorkomen van normaal gezinsleven, met hetzelfde doel; (f) het verkrachten van vrouwen met het doel van het ter aarde brengen van kinderen die in de ogen van de dader genetisch gezien ‘beter’ zijn.
20
24
- D.Owen
Na de Bosnische oorlogen aan het einde van de vorige eeuw was kenmerkend voor de internationale opinie ten opzichte van Bosnië-Herzegovina (hierna: Bosnië) te denken dat de oorlog aldaar slechts het resultaat was van “generaties van haat, dat nieuw leven ingeblazen werd, en de wreedheden die Serviërs, Kroaten en Bosniakken elkaar al vanaf het begin van de historie hebben aangedaan”.25 Deze opvatting zag je veelvuldig terug in de nationale en op de Balkan voortkwam uit de barbaarse cultuur van de bevolkingsgroepen ter plaatse, waardoor de gebeurtenissen onvermijdelijk zouden zijn.26 Dit rechtvaardigde de passieve houding van de internationale gemeenschap, maar deze beeldvorming is onjuist en is er zeker niet altijd sprake geweest van haat en strijd. op de Balkan te onderzoeken. We beschrijven de belangrijkste gebeurtenissen vanaf de vierde eeuw na Christus tot aan de laatste jaren van de vorige eeuw. We zullen bij deze beschrijving voornamelijk aandacht besteden aan het Servisch nationalisme, een ideologie die zich sterk uit in het Servische streven naar een groot door Servië geregeerd rijk, en we zullen analyseren hoe deze ideologie van de Serviërs tot stand kwam en zich heeft ontwikkeld gedurende de eeuwen. De deelvraag die van kracht is in dit hoofdstuk, luidt als volgt: ‘Welke rol hebben de belangrijkste gebeurtenissen op de Balkan vanaf de vierde eeuw na Christus gespeeld bij de totstandkoming van de genocide in Srebrenica? ’
Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten op de Balkan, een gebied dat in de loop van de geschiedenis het slachtoffer was van beurtelings te weinig en te veel bemoeienis van machtige mogendheden. De Balkan is door deze verschillende mogendheden altijd een regio geweest waar verschillende culturen met elkaar kruisen. Twee historische gebeurtenissen liggen hieraan ten grondslag en hebben een enorme stempel gedrukt op de Balkan. De eerste belangrijke gebeurtenis is de splitsing van het Romeinse Rijk in de vierde
24
Owen D. (1996). Balkan Odyssey. A personal account of the international peace efforts following the breakup of the former Yugoslavia. San Diego: Harcourt
25 26
Teunissen, H. (2003). Balkan in kaart: vijf eeuwen strijd om identiteit. Leiden: Universiteitsbibliotheek Leiden 21
eeuw na Christus. De scheidslijn tussen het West- en het Oost-Romeinse rijk liep namelijk eeuwenlang dwars door de Balkan heen. Na het schisma van 1054 tussen de rooms-katholieke en de orthodoxe kerk vochten de vertegenwoordigers van deze beide stromingen binnen het christendom op de Balkan gezamenlijk tegen de islam, die zich naar het westen leek te verspreiden. De tweede belangrijke gebeurtenis is de slag bij Kosovo Polje – beter bekend als de slag op het Merelveld – in juni 1389. Tijdens deze slag werden de troepen van de Servische koning Lazar door de Ottomanen, de sultans die tussen ruwweg 1300 en 1922 over het Turkse rijk heersten, verslagen. Vanaf toen ging het bergafwaarts met de invloed van het Servische rijk, dat aan het begin van de viertiende eeuw onder heerschappij van koning Dušan Servië, Macedonië, Albanië en bijna heel Griekenland en Bulgarije besloeg, en werd de islamitische invloed op de Balkan steeds gewichtiger.27 De Slovenen en Kroaten bleven ondanks de groeiende Ottomaanse invloed roomsheerschappij. Het Servische en het Bosnische Rijk moesten zich gewonnen geven aan de Turken. De meeste Serviërs bleven onder de Ottomaanse overheersing echter trouw aan hun orthodoxe geloof en slechts een klein deel van de Serviërs in Bosnië bekeerden zich tot de islam.28 Veel niet-Servische Bosniërs bekeerden zich uit angst voor de Ottomanen in tegenstelling tot de Serviërs wel tot de islam.
tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dat kwam vooral doordat het Ottomaanse bewind zeer tolerant was op het gebied van religie. De heersers van het Ottomaanse Rijk verdeelden hun onderdanen in religieuze groepen: millets. Het millet-systeem kende vanaf de 17e eeuw behalve de moslim-millet, waar de Sharia richtinggevend was, aparte millets voor de andere ‘volkeren van het boek’, die hun eigen regels, belastinginning en hiërarchie organiseerden.29 Binnen de millet was er dus hoge mate van autonomie. Niet-moslims moesten dan wel meer belastingen betalen en ze werden onderworpen aan andere beperkingen, maar ze hoefden zich niet te bekeren tot de islam. Het systeem maakte een strikt onderscheid tussen verschillende religieuze groepen. Daardoor werd de millet, na familie en geboortestreek, de belangrijkste focus van de groepsidentiteit, en dus niet, zoals vaak het geval is in de geschiedenis, de taal of etniciteit.30 Je zat in een bepaalde millet, omdat je een bepaald geloof beleed. Het gebeurde dan dus ook dat Bulgaarse, Servische, Roemeense, Kroatische en Griekse orthodoxen onderdeel waren van dezelfde millet zonder dat dit spanningen opleverde. Deze periode was er een van
27
https://www.ricksteves.com/watch-read-listen/read/understanding-yugoslavia, geraadpleegd op 19-09-2015
28
NIOD-rapport
29
http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/balkan_in_kaart/1b.html, geraadpleegd op 19-05-2015.
30
Teunissen, H. (2003). Balkan in kaart: vijf eeuwen strijd om identiteit. Leiden: Universiteitsbibliotheek Leiden. 22
economische groei en stabiliteit op de Balkan, waarin totaal geen sprake was van haat en strijd, hoewel de bevolking wel in sterk geïsoleerde gemeenschappen woonde.31
Het Ottomaanse rijk begon vanaf de negentiende eeuw uit elkaar te vallen door een stagnatie van de binnenlandse economie en een toenemende buitenlandse druk. De Servische en Griekse opstanden bevestigden de behoefte aan verandering. Het rijk kreeg een grote concurrent: het nationalisme, dat was overgewaaid vanuit Europa. 32 Aangespoord door het nationalisme ontwikkelden de Serviërs een natiebesef, met als gevolg dat ze zich los wilden maken van de Ottomanen en op de vlucht sloegen, weg uit de stad Kosovo die belangrijk was voor de Servische cultuur. De Oostenrijkse Habsburgers voelden zich ondertussen bedreigd door de Ottomanen. De Habsburgers moedigden daarom de Serviërs aan te verhuizen naar het noorden, weg van de Turkse overheersing. Hier mochten zij zich vestigen als vrije boeren, mét recht op vrijheid Vojna Krajina (letterlijk: de militaire grens), die zich als een sikkel rondom de BosnischeKroatische grens uitstrekte. De Vojna Krajina resulteerde in een vijandelijkheid tussen Kroaten en Serviërs. Immers, stel je voor dat je een simpele Kroatische boer bent en plotseling krijg je een nieuwe buurman: een grote, afgetrainde Serviër, die zijn geboorteland uit is geschopt. En stel je voor dat je een van die Serviërs bent: angstig, woedend en op zoek naar een nieuw leven.33 In de loop van de negentiende eeuw werd de macht van het Ottomaanse Rijk steeds minder groot. De Servische opstand (1804-1813), een verzet tegen de Turkse militaire aanvoerders en de leiders van de janitsaren34, luidde het eind van het Ottomaanse bewind in. Deze opstand symboliseert de pogingen van de Serviërs om de vernederingen en het onrecht te wreken die hun door de Ottomanen en de Bosnische moslims35 waren aangedaan. De laatsten hadden immers hun Servische broeders verraden toen ze Turks werden.36 Tijdens deze opstand groeide de Servische haat tegenover de Bosnische moslims, onder andere omdat moslimleiders betrokken waren bij aanvallen met het doel de Servische opstand neer te slaan. Nadat de Ottomanen de opstand in 1813 hadden neergeslagen, ontstond in 1815 een tweede Servische opstand onder leiding van Obrenovic. Deze had meer succes: Servië kreeg een bepaalde mate van autonomie en Obrenovic werd koning van Servië. Tussen 1815 en 1833 verhuisde een groot deel van de Serviërs terug naar hun
31
Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas.
32
Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas.
33
NIOD-rapport.
34
Een uitzonderlijk goed getraind elitekorps van het leger van de Ottomaanse overheersing.
35
Bosnische moslims worden ook wel Bosniakken genoemd.
36
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom. 23
geboorteland, terwijl het grootste deel van de Turken vluchtte naar Oost-Bosnië. Deze moslimvluchtelingen waren de Serviërs vijandig gezind, wat verder bijdroeg aan de groeiende animositeit tussen de Serviërs en moslims op de Balkan. Door de ondergang van het Ottomaanse Rijk verdween de veiligheid en vrede op het platteland. Daar ontstonden gewapende bendes en plaatselijke machtscentra die de macht probeerden te grijpen. De Turken die overbleven werden verdreven of vermoord, wat laat zien dat het Servische nationalisme niet-Serviërs uitsloot.37 Rondom 1835 ontstond de Illyrische beweging. Dit was een groep Kroatische
Slovenië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije en Montenegro.38 Dit moest gebeuren onder leiding van Servië en Kroatië. De andere landen zagen dit echter niet zitten, omdat zij ook invloed wilden hebben. De Ottomanen probeerden halverwege de negentiende eeuw door hervormingen (ook wel aangeduid met de term Tanzimat) het Ottomaanse rijk van zijn ondergang te redden. De Ottomanen voerden bijvoorbeeld, onder invloed van de groeiende inmenging van Europese mogendheden, Europese normen in op het gebied van organisatie en bestuur, die voorgoed een einde maakten aan de privileges voor moslims en de christenen zo een gelijkwaardige status gaven. Veel moslims vonden de religieuze gelijkheid voor christenen echter in tegenspraak met de natuurlijke orde der dingen.39 De argwaan tegenover christenen groeide daarom gestaag en plaatselijke notabelen saboteerden de hervormingen. Ook bij de christenen, en dan vooral bij de Serviërs, groeide het verzet tegen de moslims. Dat kwam vooral door de grote klassentegenstellingen op het platteland. De Serviërs behoorden namelijk tot de horigen, terwijl de moslims vrije boeren of landeigenaren waren.40 Rond 1860 werd de onrust op het platteland groot onder de Serviërs, maar ook onder de moslims, door de stagnerende economie. De Serviërs gaven hun landeigenaren, moslims, hiervan de schuld. Als reactie hierop ontwikkelden de moslims steeds meer antichristelijke – en dus anti-Servische – gevoelens. In 1875 kwamen de Servische boeren in opstand met het doel om onderdeel te worden van Servië en bevrijd te worden van de Bosnische onderdrukking op het platteland. Moslim-landeigenaren werden aangevallen en zij brandden als reactie hierop honderden Servische dorpen af. 41 Intussen groeide in Servië de politieke druk om de Bosnische Serviërs in hun strijd tegen de moslims te steunen. De Bosnische moslims waren verraders, die de Turken hadden gesteund tijdens de slag bij Kosovo.
37
NIOD-rapport
38 39
Davison, R. (1973). Reform in the Ottoman Empire 1856-1876. Michigan: Gordian Press
40
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom.
41
Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia & Company 24
Het bevrijden van de christelijke gebieden in handen van de moslims werd een heilige plicht om zo het onrecht van Kosovo te wreken en weer ongedaan te maken. Als gevolg hiervan gingen Servië en Montenegro in 1876 de strijd aan met de Ottomanen. Hoewel dit zonder succes was, bleven de Serviërs hun uiteindelijke doel voor ogen houden: het verjagen van de Ottomanen en het verenigen van de Servische broeders in één groot Servisch Rijk, zoals het voor het Ottomaanse bewind was geweest onder leiding van koning Dušan. In 1878 werd tijdens de vrede van San Stefano en het Congres van Berlijn de Servische soevereiniteit volledig erkend door de internationale gemeenschap. De Serviërs waren echter niet tevreden met de uitkomst van het Congres van Berlijn, omdat Bosnië en Herzegovina als protectoraat aan OostenrijkServië tegen. De woede van de Serviërs werd alleen maar groter, toen Oostenrijk-Hongarije de streek in 1908 annexeerde. 42 Na 1908 ontstonden daarom veel nationalistische groeperingen die vrijwilligers rekruteerden om naar Bosnië te gaan en zich daar te verzetten tegen de Oostenrijkers. 43
gewapende revolutie om de Serviërs in de omliggende gebieden te bevrijden en verenigen.
De verschillende nationalistische groeperingen in Servië gingen vanaf dat moment samenwerken om onder het strenge regime van Oostenrijk-Hongarije uit te komen; allemaal gedreven door Groot-Servische verlangens. Deze verlangens kwamen al snel voor een deel uit: tijdens de twee Balkanoorlogen werd het Servische gebied bijna twee keer zo groot dankzij de territoriale inname van Kosovo en Macedonië. Ook de annexatie van de door Serviërs bewoonde gebieden van het Habsburgse Rijk leek niet lang meer te duren en veel jonge Serviërs uit Bosnië trokken de Drina, de rivier die de grens was tussen het Habsburgse en het Servische Rijk, over en sloten zich aan bij het Servische leger. Gedurende de Eerste Balkanoorlog (oktober 1912 – juli 1913) werden de Ottomanen bijna geheel verslagen door Servië, Montenegro, Bulgarije en Griekenland. Bulgarije, dat na de eerste Balkanoorlog een groot land was geworden, startte vol goede moed in juni 1913 de Tweede Balkanoorlog, maar het moest zich na zware nederlagen al in augustus 1913 overgeven en een deel van zijn provincies afstaan. De Serviërs kregen hierna Kosovo en enkele gebieden waar veel moslims woonden als toevoegingen aan hun rijk. Deze gebieden werden net als in 1830 etnisch gezuiverd door de Serviërs. 44
Aan het einde van de tweede Balkanoorlog publiceerde een aantal intellectuelen een Slavisch
42
Jelavic, B. (1983). The History of the Balkans. Cambridge: Cambridge University Press
43
Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia & Company
44
NIOD-rapport 25
manifest waarin zij opriepen tot het stichten van Joegoslavië. Oostenrijk-Hongarije zag de groeiende macht van de Serviërs met lede ogen aan en het was in het Servische regime bekend dat Wenen wachtte op een aanleiding om een oorlog te beginnen tegen hen. De enorme Servische drang naar één rijk, los van Oostenrijk-Hongarije, droeg bij aan de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand door de Bosnische een enorme kettingreactie teweeg in Europa, waardoor zij de aanleiding zou worden van de Eerste Wereldoorlog. De moord maakte bovendien veel anti-Servische gevoelens los in Bosnië en Kroatië, wat resulteerde in een enorm aantal demonstraties aldaar. Tijdens de oorlog vochten Kroaten en Slovenen in het Habsburgse leger tegen de Serviërs. Het Habsburgse leger viel Servië aan het begin van de oorlog drie keer binnen. Een van de strijders in een Kroatische infanterie-eenheid van de Habsburgers was Josip Broz, de latere Tito.45 De Serviërs waren echter door de Balkanoorlogen wel wat gewend en verjoegen de Habsburgers relatief makkelijk. Servische troepen vielen op hun beurt Oost-Bosnië binnen, waarbij ze duizenden moslims op de vlucht joegen. Maar ook Serviërs werden opgejaagd, gedood en een aantal Servische dorpen werd volledig platgebrand.46 Dit alles versterkte maar weer eens de onderlinge rivaliteit tussen de moslims en Serviërs in Bosnië. De Serviërs waren woedend dat de Kroaten en Slovenen, met wie zij zich verbonden voelden, tegen hen vochten. Maar toen aan het einde van de oorlog Oostenrijk-Hongarije uiteenviel, vonden ze hun gemeenschappelijke geschiedenis belangrijker dan hun verschillen. Onder aanmoediging van de Serviërs werd een onafhankelijke staat op gericht.
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog trokken de Oostenrijkers zich terug uit Bosnië. In het kader van de ontmanteling van het Habsburgse Rijk werd tijdens de vredesonderhandelingen in Versailles het zogeheten Eerste Joegoslavië gevormd. De Serviërs domineerden deze nieuwe staat, doordat ze de grootste minderheid vormden en doordat ze aan de kant van de geallieerden hadden gestaan in de oorlog.47 In de anarchie die toen ontstond kregen vooral de moslims het zwaar te verduren, als wraak voor de Servische slachtoffers in de oorlog. 48 Door middel van drastische maatregelen wilden de Serviërs iedere gedachte aan de Ottomanen op sociaal, cultureel en politiek gebied uitwissen. In 1918 ontstond het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen dat vanaf 1929 een nieuwe naam zou krijgen: het Koninkrijk Joegoslavië en tot 1941 zou voortbestaan. De leiders van het nieuwe bewind voerden meteen grootschalige agrarische
45 46
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom.
47
Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas.
48
Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia & Company. 26
hervormingen door die vooral een politiek doel dienden: ze waren erop gericht de privileges van de oude moslimelite aan een eind te brengen. Moslimlandeigenaren werden gedwongen hun land tegenover een hele kleine compensatie af te staan, terwijl de Servische elite hun gebieden mochten houden. Volgens sommige moslimauteurs was het zelfs zo dat de kleine moslimboeren hun land kwijt raakten. 49 Door deze nieuwe verhoudingen voelde een groot deel van de moslims in Bosnië zich bedreigd. Daarom sloten veel van hen zich aan bij de Joegoslavische Moslimorganisatie (JMO). Anderen vluchtten naar Turkije, waardoor de Serviërs de grootste etnische groep in Bosnië werden. 50
Op 6 april 1941 raakte Joegoslavië rechtstreeks bij de Tweede wereldoorlog betrokken, toen Belgrado werd gebombardeerd en Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse troepen het land binnenvielen. Hoewel de Serviërs de komst van de Duitsers hekelden, waren de Kroaten en moslims blij. De Kroaten hoopten dat ze met hulp van de Duitsers onafhankelijk konden worden en de moslims hoopten dat ze de controle zouden terugkrijgen over de Balkan. De Kroaten kregen hun zin: de Onafhankelijke Staat Kroatië ( , (NDH)) werd gesticht. Dit was een fascistische vazalstaat onder leiding van de extreem nationalistische Ustašabeweging. Bosnië werd een onderdeel van de NDH en hoewel de moslims liever zelf de macht hadden gehad, sloten veel van hen zich aan bij de Ustaše, omdat hun het land werd beloofd dat in de jaren 20 was afgepakt tijdens de agrarische hervormingen onder het Ottomaanse Tanzimat. 51 Het nieuwe bewind sloot de Serviërs, die ongeveer een derde van de totale bevolking vormden, totaal uit. Hierdoor ontstond vrijwel onmiddellijk een Servische verzetsbeweging binnen de NDH. Een complexe burgeroorlog was het gevolg, waar naast de Duitse en Italiaanse troepen en uit Kroaten en moslims bestaande milities (zoals de Ustašabeweging), nog twee verzetsgroepen bij betrokken waren: de communistische partizanen (bestaande uit Serviërs en moslims, geleid door Josip Broz ‘Tito’) en de Servisch-
om dat te bereiken moest de Balkan van alle niet-Servische elementen gezuiverd worden. Het was de hoogste prioriteit dat er geen niet-Serviërs meer zouden zijn in het rijk dat de Servische nationalisten voor ogen hadden.
partizanen van Tito. De partizanen kregen in de loop van de oorlog de steun van de Geallieerden, omdat zij het meest effectief en gedisciplineerd waren. De partizanen kregen hierdoor enorme
49
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom.
50
NIOD-rapport
51
Historisch Archief Tuzla, document 48/2214 27
hoeveelheden wapens, voedsel en uitrusting tot hun beschikking, wat de belangrijkste reden was voor hun snel groeiende macht.52 Om zijn macht te verstevigen gaf Tito zijn geheime
Wereldoorlog meer dan 1,7 miljoen mede-Joegoslaven.53
Na de oorlog werd een groot aantal monumenten gebouwd voor de slachtoffers. De etnische achtergrond van de slachtoffers stond niet op deze monumenten, maar het was voor iedereen duidelijk dat dit slechts partizanen, en dus vooral Serviërs, waren. Er was geen monument voor de vele slachtoffers aan de kant van de moslims, omdat zij de belangrijkste bron van steun waren geweest voor de Ustašabeweging. De communisten lieten nog veel andere monumenten ongebouwd en zo leek het alsof de oorlog ‘slechts’ een verzet was geweest door de partizanen tegen de fascistische bezetter. Onder het motto ‘Broederschap en Eenheid’ kwamen de wederopbouw van het land en het vestigen van een nieuwe socialistische orde centraal te staan in de politiek van Tito, de nieuwe leider van het land. Met hulp van de Sovjet-Unie stichtte Tito in 1945 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië (het Tweede Joegoslavië). Deze bestond uit zes republieken, te weten Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië, Montenegro en Macedonië. Daarnaast bevonden zich binnen de grenzen van Servië nog twee autonome gebieden, Kosovo, waar een Albanese minderheid woonde en Vojvodina, dat overwegend door Hongaren bewoond werd. Deze laatsten (Hongaren en Albanezen) bezaten dus geen eigen republiek.54 Een belangrijk verschil met het Eerste Joegoslavië was de overgang van een eenheidsstaat staat naar een bondsstaat. Terwijl het Eerste Joegoslavië een unitaire Servische grondwetswijziging van 1974 kreeg iedere republiek en autonome provincie binnen het Tweede Joegoslavië daarom een grote mate van autonomie. Boven de acht autonome parlementen stond het federale bestuur, maar heel veel macht had zij niet meer. De autonome parlementen hadden immers allemaal een veto recht. In feite werd Joegoslavië vanaf dit moment een confederatie. Door deze hoge mate van autonomie ontwikkelden de bevolkingsgroepen in deze gebieden steeds meer nationalistische gevoelens. Het lukte Tito niet om een Joegoslavische identiteit te creëren die zijn burgers eensgezind maakte, wat de onderlinge spanningen niet ten goede kwam. 55
52
Goldstein, I. (1999). Croatia. A History. London: Hurst
53
Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia & Company.
54
NIOD-rapport
55 Ook hier was, net zoals in de confederatie van Tito bijna geen gemeenschappelijk bestuur. Toch heeft de koning van Nederland er indertijd voor gezorgd dat een Nederlandse identiteit werd ontwikkeld, waardoor er een gemeenschappelijk kenmerk was tussen de verschillende gewesten. Dit heeft een belangrijke rol gespeeld bij de uiteindelijke 28
In de confederatie nam tot en met 1980 de macht van de Serviërs af, maar desondanks bleven zij tijdens het bewind van Tito het grootste volk en bezetten ze in de regel hoge posities in het bestuur, het leger en het rechtssysteem, waardoor zij ook het machtigst waren.56 In Bosnië waren tijdens de oorlog de meeste slachtoffers gevallen en daar ontstonden dan ook snel protesten, maar deze werden net als andere nationalistische groeperingen met harde hand de kop in gedrukt. Chuck Sudetic beschrijft de situatie in Joegoslavië als volgt. “Niemand in Joegoslavië sprak over de verschrikkelijke gebeurtenissen van de oorlog, misdaden had begaan en wiens familie was vermoord. Kinderen van Serviërs en moslims zaten naast elkaar in de schoolbanken en speelden met elkaar alsof er niets was gebeurd. Maar de vele pijnlijke herinneringen aan de oorlog leefden voort, volledig in tegenspraak met de communistische versie.” 57 De mensen in Joegoslavië waren dus nog sterk beïnvloed door de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog, maar langzamerhand raakten de herinneringen aan de gruweldaden van destijds op de achtergrond door het strenge regime van Tito. De bevolking ging bovendien geloven dat het vergeten van de gebeurtenissen de enige oplossing in de nieuwe socialistische maatschappij, waar dergelijke gebeurtenissen onmogelijk zouden zijn. Tito beloofde een dergelijke samenleving te vormen en daarom stond iedereen massaal achter de communistische leider. Maar hoewel Tito het idee van co-existentie stimuleerde (bijvoorbeeld op gemeenschappelijk scholen met gemengde leraren, in het plaatselijk bestuur en in het leger), bleven moslims en Serviërs in Oost-Bosnië gescheiden.58 De spanningen tussen de moslims en de Serviërs werden alsmaar groter, doordat de moslims een steeds groter aandeel vormden van de bevolking in Bosnië en daar de verantwoordelijkheid kregen over belangrijke functies. Daarom trokken veel Serviërs weg naar Servië, op zoek naar betere kansen. In Srebrenica nam het aantal moslims met 50% toe, en het aantal Serviërs maar met 16%.59 en Serviërs, relatief rustig onder Tito’s bewind door zijn effectieve politiek en stalinistische terreurmethoden.60
Tito stierf op 4 mei 1980. Vanaf dat moment probeerde Servië weer de macht te grijpen op de
eenwording van ons land. 56
Volgens de Ekonomska Politika was in 1969 ongeveer 42% van de Joegoslavische bevolking Servisch en bezetten zij bijna 80% van de hoge posities in het bestuur. Daarnaast was toentertijd 70% van iedereen in het leger hoger dan kapitein Servisch.
57
Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia & Company. p. 38
58
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom.
59
Smit, J. (1997). A regional geography of East Bosnia and Srebrenica. Assen: Van Gorcum.
60
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom. 29
Balkan. De verwachting was dat Joegoslavië vrijwel meteen hierna uiteen zou vallen. Echter, het bleef nog een periode van tien jaar voortbestaan, gekenmerkt door economische en politieke onrust. Voor de uiteindelijke val van Joegoslavië is een aantal oorzaken aan te wijzen. Ten eerste had Tito, door het instellen van een roulerend presidentschap, vóór zijn dood ervoor gezorgd dat geen enkele politicus of etnische groep ná zijn dood de macht kon grijpen ten koste van een ander.61 Toen hij stierf was er daardoor geen charismatisch en bindend persoon meer dat Joegoslavië bijeen hield en ontstond er een machtsvacuüm. Na zijn dood werden verschillende nationale groeperingen gevormd die aan de macht wilden komen en die de politieke onrust steeds verder ophitsten. Ten tweede werd de hele wereld in de jaren 80, en dus ook Joegoslavië, hard getroffen door een economische crisis, die zich manifesteerde in lage productiecijfers, een gigantische sociale en morele waarden. In 1985 waren er meer dan zevenhonderd stakingen in Joegoslavië, wat de economische stagnatie ter plaatse alleen maar versterkte.62 Ten derde zorgde de val van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren 90 ervoor dat de spanningen groter werden. De val van de Sovjet-Unie laat zien dat landen de eigen identiteit belangrijk gingen vinden. Bovendien zorgde het verval ervoor dat het geloof in het communisme verdween. Hierdoor kregen verschillende nationalistische en etnische partijen steeds meer aanhangers. Dit tastte de eenheid, die Joegoslavië onder het bewind van Tito was, sterk aan en zorgde er uiteindelijk voor dat de federatie niet bijeen bleef. De Balkanlanden gingen de vorming van natiestaten nastreven. Deze nationalistische gevoelens waren niet gericht op georganiseerde staten, zoals in het Westen van Europa meestal het geval was in de vorige eeuw, maar de natie was een verlengstuk van de familiebanden en van het dorp.63
61
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom.
62
Brantz, C. (2015). De Srebrenica dagboeken. Ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. Uithoorn: Karakter.
63
Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas. 30
Srebrenica Srebrenica is een stad en gemeente in het oosten van Bosnië, in het Servische deel van het land. Bosnië maakte tot 1992 deel uit van de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië. Toen na de dood van Tito de tegenstellingen tussen de verschillende nationaliteiten in Joegoslavië weer opborrelden, ontstond er in grote mate ontevredenheid in veel van de deelstaten van het voormalige Joegoslavië, waardoor in 1991 Slovenië en Kroatië zich afscheidden. Hierdoor Servië, de meest machtige staat, wilde bij monde van president Slobodan Miloševic de afscheiding van Kroatië en Slovenië echter niet toelaten, mede omdat een kleinere SFRJ zou betekenen dat hij minder zeggenschap had. Miloševic vertelde dat hij het niet erg zou vinden als Slovenië zich los zou maken van Joegoslavië, maar Kroatië, Montenegro en Bosnië moesten onderdeel blijven van de federatie (over Macedonië twijfelde hij nog), omdat in “The position which I have sketched for you now, is the ultimate compromise Serbia is willing to accept. 31
If this is not attainable peacefully, one forces Serbia to use the tools of power which we possess, but they do not.”64 Tiendaagse oorlog), maar ook tegen Kroatië en Bosnië en in Herzegovina. De Slovenen, die heel sterk waren door hun grote, gemeenschappelijke drang naar onafhankelijkheid, verjoegen binnen tien dagen het Joegoslavische Volksleger (JNA) van Miloševic. Kroatië was een minder zij sterk zouden worden benadeeld als Kroatië onafhankelijk zou worden en vochten daarom aan de zijde van het JNA. Hierdoor duurde de oorlog veel langer. Een half miljoen Kroaten werden hun eigen land uitgejaagd en ook Serviërs die in Kroatië woonden kregen het zwaar te verduren: voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog vonden er weer etnische zuiveringen plaats in Europa. Nadat in december 1991 het oude centrum van Dubrovnik werd verwoest door het JNA, werd een ‘staakt het vuren’ afgeroepen. Een groot deel van Kroatië bleef echter in handen van de Serviërs. Pas in 1995 werden de laatste Serviërs het land uitgejaagd.65 Wat je hieruit kunt concluderen is dat een oorlog langer duurt en er meer slachtoffers vallen in die oorlog, naar mate er meer verschillende etniciteiten (en dus belangen) betrokken zijn bij de oorlog.66 In Bosnië werd dit heel goed duidelijk 67 Daar kwam de vraag op of Bosnië onderdeel moest blijven van het door Servië gedomineerde Joegoslavië of onafhankelijk moest worden. Bosnië bestond uit drie constitutionele bevolkingsgroepen: de Bosnische moslims (ook wel de ‘Bosniakken’), de Bosnische Serviërs en de Bosnische Kroaten. De spanningen in het land liepen hoog op, omdat de moslims en Kroaten in Bosnië fel tegen een federatie met Servië waren. Op 3 maart 1992 koos een overgroot deel van de Bosniërs bij een referendum voor de onafhankelijkheid. De Servische gemeenschap in Bosnië boycotte dit referendum, omdat de Bosnische onafhankelijkheid lijnrecht tegen het idee van een Groot-Servië inging. De Europese gemeenschap en de Verenigde Staten erkenden op 6 april 1992 Bosnië echter wel als onafhankelijke staat. In juni datzelfde jaar trad Bosnië toe tot de VN. De Bosnische Serviërs accepteerden dit niet en proclameerden de Servische republiek van Bosnië en verklaarden de niet langer welkom in het gebied dat door Serviërs werd bewoond. Uiteindelijk resulteerde dit in de drieënhalf jaar durende Bosnische oorlog tussen de moslims, Serviërs en Kroaten in Bosnië, die meer dan tweehonderdduizend doden kostte en twee miljoen mensen dakloos maakte.68
64
Honig, J. en Both N. (1996). Srebrenica. Record of a War Crime. London: Penguin Books
65
http://www.icty.org/sid/322, geraadpleegd op 26-09-2015
66
De oorlog in Slovenië, een land waar de Serviërs een etnisch overwicht hadden, duurde tien jaar, terwijl de oorlog in Kroatië en Bosnië, waar in beiden landen respectievelijk de Kroaten en de moslims een even groot deel van de bevolking vormden als de Serviërs, rond de 4 jaar duurde.
67
Bosnië bestond in 1991 uit de volgende etnische groepen: 44% was moslim, 31% Servisch (bijna allemaal orthodox), 17% Kroaat (bijna allemaal rooms-katholiek) en 8% had een andere nationaliteit: http://www.history.com/topics/bosnian-genocide, geraadpleegd op 26-09-2015.
68
Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom. 32
Op 27 maart 1992, na het Bosnische referendum voor onafhankelijkheid, begonnen de Serviërs naast Kroatië ook Bosnië aan te vallen. Binnen 6 weken hadden de Serviërs meer dan zestig procent van Bosnië in hun handen – dat zou zelfs 70 procent worden –, terwijl slechts 31 procent van Bosnië Servisch was. De wereld was geschokt door deze snelle machtsovername. UNCHR stelde “almost overnight the republic broke apart”. Volgens deze organisatie vluchtten ongeveer zevenentwintig duizend mensen weg uit Bosnië.69 In de Bosnische oorlog speelde het Joegoslavisch Volksleger (JNA) een grote rol. Het probleem van het JNA was dat het door de val van Joegoslavië geen staat had waarvoor het moest vechten. Het JNA werd al snel een Servisch leger in plaats van een Joegoslavisch leger. 70 Daarvoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Ten eerste was een heel groot deel van de top van het JNA Servisch, zoals in het vorige hoofdstuk staat uitgewerkt. Ten tweede wilde Servië Joegoslavië in stand houden (weliswaar met slechts Serviërs), terwijl de Bosniërs, Slovenen en Kroaten voor een onafhankelijke staat pleitten. De Serviërs vielen de Bosnische dorpen volgens een vast patroon aan. Eerst werden door JNA troepen de wegen rondom een dorp afgezet. Daarna werd aan de Servische inwoners aangeraden het dorp te verlaten. Als dat was gebeurd werd uren of dagen lang het dorp van buiten af met zware wapens beschoten. Ten slotte gingen de zogeheten Witte Adelaars en/ of Schorpioenen, Servische paramilitaire groepen, het dorp binnen om de etnische zuivering te voltooien. 71 “[…] leaving it to fall under the control of the White Eagles the killing and torturing of Muslims began. Residents could not leave the city without permission. Many Serbs were seen throwing bound Muslims into the river to drown them. In early June, many girls were taken to the Hotel Vilina Vlas, interrogated, and raped. Some of the females were not returned.”72 Door middel van terreur, bijvoorbeeld in de vorm van verschrikkelijke concentratiekampen, dwongen de Serviërs de moslims en de Kroaten de Servische gebieden in Bosnië te verlaten. Eind 1992 hadden ze het overgrote deel van Bosnië in handen en waren er al bijna twee miljoen moslims op de vlucht geslagen. De Serviërs wilden nu alleen nog Sarajevo veroveren samen met de paar overgebleven moslimenclaves in het oosten van Bosnië, waarvan de bekendste Srebrenica was.
In dit hoofdstuk hebben wij antwoord gegeven op de vraag: ‘Welke rol hebben de belangrijkste gebeurtenissen op de Balkan vanaf de vierde eeuw na Christus gespeeld bij de totstandkoming
69 70
Paper for the International Commission for the Balkans. Berlijn: Carnegie Endowment Institute.
71
Power. Een probleem uit de Hel.
72
UN Security Council (1992). Final report of het Commission of Experts established pursuant to Security Council Resolution 780. 33
van de genocide in Srebrenica? ’ verschillende mogendheden, die allemaal een ander doel voor ogen hadden. Het belangrijkste hierbij is de Ottomaanse invloed op de Balkan. Onder de Ottomanen bleef het vele eeuwen rustig en ging het economisch gezien voortvarend op de Balkan. De macht van het Ottomaanse Rijk nam echter steeds verder af, waardoor de rivaliteit tussen de Serviërs en Bosniërs weer op kwam borrelen. De Serviërs waren namelijk veelal hun orthodoxe geloof trouw gebleven, en de Bosniërs hadden zich grootendeels bekeerd tot de islam. Deze religieuze verschillen leidden tot grote onderlinge spanningen, omdat de Serviërs de Bosniërs zagen als verraders die hun verlangen naar een groot-Servisch rijk in de weg stonden en dus moesten worden weggevaagd. Al deze onderlinge verschillen zijn jarenlang, onder het strenge beleid van Tito, sterk onderdrukt. Na zijn dood liet Tito Joegoslavië in grote chaos en met grote problemen achter. Een machtsvacuüm ontstond, een hevige discussie over de mate van centralisatie laaide op en de nationaliteitenkwestie had een grote invloed op het land. Voorts werd de situatie alleen maar slechter door twee factoren. Ten eerste werd intern de roep van diverse partijen en groepen om meer politieke en economische autonomie steeds groter. Ten tweede veranderden extern de internationale verhoudingen pijlsnel, doordat de Sovjet-Unie ineen stortte en de Koude Oorlog tot een eind kwam. Uiteindelijk resulteerden de grote spanningen in Joegoslavië in de grootste genocide op het Europese continent na de Tweede Wereldoorlog.
34
Op internet hebben wij verschillende verklaringen gevonden voor het genocidale geweld van de Serviërs in Srebrenica. De volgende twee verklaringen kwamen herhaaldelijk terug. Ten eerste zouden de vele etniciteiten in Joegoslavië geleid hebben tot de genocide in Srebrenica. De Serviërs zouden ten tweede van nature een gewelddadig volk zijn, waardoor de genocide niet te vermijden was.73 Maar deze beide verklaringen zijn naar onze mening onvoldoende om het genocidale geweld van de Serviërs goed te verklaren. Een pluriforme samenleving, de eerste verklaring, is ons inziens niet goed als de Verenigde Staten aan het eind van de vorige eeuw veel pluriformer dan die van Joegoslavië in diezelfde periode en daar heeft het nooit geresulteerd in genocidaal geweld. Ook de tweede verklaring is volgens ons ongegrond en weer zullen we dit verklaren aan de hand van de Verenigde Staten. Volgens verschillende onderzoeken vond er daar zes keer zo veel geweld plaats als in Joegoslavië 74, maar ook dat heeft niet geleid tot genocidaal geweld. Daarnaast wordt vaak gesteld dat de verschillende bevolkingsgroepen in het voormalige Joegoslavië stuk voor stuk sterk nationalistisch waren en dat hierdoor de genocide in Srebrenica plaatsvond. Ook dit is te kort door de bocht, want in de Verenigde Staten is ook een groot deel van de bevolking erg nationalistisch. Nooit heeft dit echter geleid tot genocide en de kans dat er een genocide plaatsvindt in de Verenigde Staten is zeer klein. In dit hoofdstuk zullen wij de belangrijkste oorzaken van de genocide uiteenzetten. Daarna zullen we de genocide toetsen aan de drie voorwaarden van Kuper en aan de acht fases de genocide in Bosnië. Natuurlijk zijn er heel veel verschillende modellen voor het verloop en de voorwaarden van een genocide. We hebben voor die van Kuper en Stanton gekozen, omdat deze veel verschillende aspecten beschrijven en bovendien goed toepasbaar zijn op de genocide in Srebrenica. Beiden maken namelijk uitvoerig duidelijk hoe ideologieën een rol spelen bij een genocide. Dit laatste is van groot belang geweest in Srebrenica. De deelvraag die wij in dit hoofdstuk willen beantwoorden is de volgende. ‘Wat zijn de oorzaken van de genocide in Srebrenica en welke voorwaarden en fasen zijn op basis van Srebrenica? ’
73 74
, geraadpleegd op 30-12-2015 In Joegoslavië werden 2,4 gevallen geweld per 100.000 inwoners gemeten en in de Verenigde Staten 13,7 gevallen Metropolitan Area Data Book [United States]: 1991, United States Department of Commerce. Bureau of the Census. 35
De crisis in Joegoslavië was driedelig: politiek-staatkundig, sociaaleconomisch en moreel. Deze drie aspecten waren sterk met elkaar verbonden en hebben elkaar voortdurend beïnvloed en versterkt. In deze paragraaf zullen wij de drie belangrijkste oorzaken uiteenzetten van het genocidale geweld in Srebrenica. Naar onze mening zijn dat economische tegenslagen (sociaaleconomisch), de opkomst van nationalistische gevoelens en groeperingen (politiekstaatkundig) en het religieus nationalisme (moreel).
economische stagnatie na de dood van Tito. Deze stagnatie was ontstaan door de mondiale economische crisis van de jaren ’70 en ’80. Joegoslavië was onder het bewind van Tito op gebied van de economie afhankelijk geweest van leningen van westerse landen, voornamelijk van de Verenigde Staten. Tijdens de economische crisis stopten de leningen en de landen die de leningen hadden verstrekt wilden hun geld terug. Joegoslavië bleek moeilijk in staat de leningen terug te betalen.75 Voorts sloeg de economische crisis hard toe, omdat het land geen onderdeel was van de ‘Council for Mutual Economical Assistance’ (CMEA), het economische samenwerkingsverband tussen communistische landen onder leiding van de Sovjet-Unie. Daarom stond het land er alleen voor. De werkloosheid in Joegoslavië groeide gestaag: van zes tot negen procent naar meer dan veertien procent. Hiervan werden niet alleen de boeren, maar ook werknemers met een universitaire opleiding de dupe. Daarnaast was de arbeidsproductiviteit in het land extreem laag. Er waren economen die beweerden dat de economie van Joegoslavië met 1,8 miljoen arbeiders minder, hetzelfde zou opbrengen. Bovendien zou volgens hen eenzelfde product in West-Europa vijf keer zo snel geproduceerd worden.76 Aan het begin van de jaren ’80 wilde het IMF dat de federale overheid ging bezuinigen op het gebied van arbeidskosten en consumptie om de binnenlandse problemen op te lossen, maar dat lukte niet doordat er na de dood van Tito geen leider was die de verantwoordelijkheid op zich nam om de economie te stabiliseren.77 Een andere belangrijke oorzaak voor de slechte economische status van Joegoslavië was het onvermogen om de economische ongelijkheid in het land te beëindigen. Iedere staat regelde in de federatie de eigen economie, zoals was vastgelegd in de grondwetswijziging van 1974.78 Dit systeem was verre van effectief, waardoor grote sommen geld verloren gingen. Deze ineffectiviteit blijkt uit het volgende voorbeeld.
75
Om een idee te krijgen van de enorme hoeveelheden: tussen 1979 en 1982 betaalde Joegoslavië 7908 miljoen dollar Joegoslavië in crisis.Den Haag: Staatsuitgeverij SDU.
76
Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU.
77 78 36
Iedere republiek had zijn eigen spoorwegonderneming. Kolentreinen uit Bosnië hadden maar liefst tussen de vijf en de zes dagen nodig om het traject naar Belgrado van slechts tweehonderd kilometer af te leggen, omdat bij iedere binnenlandse grensovergang (BosniëKroatië-Vojvodina-Servië) van locomotief moest worden gewisseld.79 Over een gecentraliseerde markt werd echter niet nagedacht uit angst dat de Serviërs weer de macht over het land zouden krijgen.80 De Sloveense economische historicus Neven Borak beschreef de situatie in het voormalige Joegoslavië als volgt. “Yugoslavia was at the level of Turkey in terms of per capita gross domestic product at purchasing power parity in 1985. Kosovo, the less-developed part of Yugoslavia, was at the level of Pakistan. The most developed part, Slovenia, was compared with Spain and New Zealand. Vojvodina and Croatia approached Greece and Portugal. Bosnia-Herzegovina and Macedonia were compared with Thailand and Mexico, and Serbia with Turkey.”81 Belangrijk was vooral het verschil in werkloosheidscijfer tussen de verschillende staten. In Slovenië, het meest ontwikkelde gedeelte van de federatie, was aan het einde van de jaren 80 3,2 procent van de beroepsbevolking werkloos, terwijl in Kosovo in hetzelfde jaar 38,4 procent werkloos was.82 Deze drastische verschillen waren volgens Susan Woodward, een expert op het gebied van het voormalige Joegoslavië, een cruciale oorzaak van de Joegoslavische oorlogen en het uiteenvallen van het land. Woodward legt uit dat het rijke noorden het in toenemende mate onverteerbaar vond dat hij de lasten moest dragen van het veel armere zuiden. De noordelijke republieken, en met name Slovenië, vonden dat hun geld werd verspild aan het Joegoslavische federale leger (het JNA), de federale overheid en de minder ontwikkelde republieken. 83 Op basis van tabel 1 wordt duidelijk dat de federale overheid het grootste deel van haar geld stak in het eigen leger in plaats van het te gebruiken om de stagnerende economie op een hoger niveau te brengen. Dit verslechterde zo nog maar eens de economische status van de onontwikkelde deelstaten van de federatie en versterkte de onderlinge spanningen, omdat het verschil tussen arm en rijk steeds groter werd. Bovendien ontstond er een onenigheid tussen de verschillende landen in Joegoslavië over hoe ze de economische achteruitgang het best konden oplossen. aan het eind van de jaren 80 opnieuw sterk was toegenomen – van veertien procent naar 84
en de levensstandaard
79
Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU.
80
Woodward, S. (1995). Socialist Unemployment: The Political Economy of Yugoslavia, 1945-1990. Princeton, NJ: Princeton University Press.
81
Teichova, A., Matis, H., Pátek, J. (2012). Economic Change and the National Question in Twentieth-Century Europe. Cambridge: Cambrige University Press.
82
Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU.
83
Woodward. S. (1995). Balkan Tragedy: Chaos and Dissolution After the Cold War. Washington, DC: The Brookings Institution.
84 , geraadpleegd op 21-10-2015 37
daalde hard. In het begin resulteerde dit alleen in kleine stakingen, maar het werden er steeds meer en de omvang van de werkonderbrekingen werd alsmaar groter naarmate de economische crisis vorderde. Men ging op zoek naar een nieuw gevoel van veiligheid binnen de eigen etnische gemeenschap. De andere etnische gemeenschappen werden dan vaak aangewezen als oorzaak van alle ellende. 85 Dit versterkte de animositeit op de Balkan.
86
Onder het strenge bewind van Tito werden nationalistische uitingen en de herinneringen Wereldoorlog zonder pardon de kop ingedrukt in zijn streven naar eenheid. Deze gevoelens en herinneringen waren echter altijd blijven bestaan onder de bevolking en men kon deze eindelijk uiten, toen Tito in 1980 overleed. Het Servisch nationalisme dat aan het begin van de vorige eeuw zo belangrijk was geweest bloeide weer op. 87 Aanleiding hiervoor was de grote onrust in Kosovo, dat in 1974 door een hervorming van de grondwet een autonome provincie binnen de Servische
85
Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU.
86
Ekonomska politika, May 27th 1991: 10
87
Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU. 38
republiek werd. De provincie kreeg hierdoor dezelfde rechten als bijvoorbeeld de republiek Slovenië en had een eigen parlement, regering en rechtspraak. Kosovo bestond voor meer dan tachtig procent uit Albanezen en Tito liet hen met rust. Maar na zijn dood laaiden de De Albanezen wilde onafhankelijk worden van de republiek van Servië, maar de meeste Serviërs vonden Kosovo een onlosmakelijk deel van Servië. 88
In het najaar van 1981 brak er een opstand uit geleid door de Albanese onafhankelijkheidsbeweging, maar deze werd gewelddadig neergeslagen door de politie en het Servische leger. Dit laat goed zien hoe de Servische leiders aan het begin van de jaren ’80 reageerden op de sterker wordende roep om meer vrijheid. En met succes: in 1989 was er van de autonome status van Kosovo niets meer over. Als reactie op het Albanese streven naar onafhankelijkheid ontstond in Kosovo een Servische en Montenegrijnse nationalistische beweging. In propagandamateriaal werden de Albanezen onder andere afgeschilderd als barbaren die expres veel kinderen namen om andere rassen te overtreffen. De Albanezen zouden in die trant ook Servische en Montenegrijnse boeren willen doden en hun vrouwen willen verkrachten. Voor deze beschuldigingen bestond geen bewijs, maar ze voedden de heersende gevoelens van angst en onveiligheid onder de Servische bevolking. 89 De opstand in Kosovo vormde daarnaast het begin van een grootschalige propagandacampagne van de Serviërs tegen alle minderheden in Joegoslavië. Het Servisch nationalisme en daarmee de Servische wil naar een groot rijk werden weer belangrijk in de politiek op de Balkan. De campagne tegen de Bosnische moslims was het meest uitvoerig, omdat zij een grote meerderheid vormden in Bosnië en op deze manier de Groot-Servische droom tegenwerkten.90 Deze polarisatie zou tot aan het eind van de vorig eeuw alleen nog maar sterker worden in Joegoslavië. De polarisatie had een toenemende instabiliteit en onveiligheid als gevolg, die leidden tot het feit dat bevolkingsgroepen elkaar als bedreigend en zichzelf als slachtoffers begonnen te beschouwen. Dergelijke angstgevoelens leiden doorgaans tot een bekrompen en beeldbevestigend beeld van de werkelijkheid, waarin de ‘vijand’ alleen met geweld kan worden bestreden. Dit was ook het geval in het voormalige Joegoslavië. Sovjet-Unie de nationalistische gevoelens op de Balkan. Tijdens de Koude Oorlog was Tito de Secretaris Generaal van de Organisatie van Niet-gebonden Landen. Deze beweging verbond de landen die zich niet gebonden voelden aan het Warschaupact en de Sovjet-Unie in het oosten en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in het westen. Het niet aansluiten voorkeursbehandeling van het westen genoot in de vorm van leningen.
88
91
De toetreding van
Glenny, M. (1999). The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999
89 90
Norman, C. (2000). Genocide in Bosnia: The policy of ethnic cleansing. Dallas: Texas A&M University Press.
91
Glenny, M. (1999). The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999 39
Joegoslavië tot de NAVO en de Europese Gemeenschap of het Warschaupact en de CMEA werd door beide partijen echter niet geaccepteerd. Maar beide machtsblokken zouden er wel voor zorgen dat Joegoslavië een eenheid bleef, omdat het risico te groot was dat een van beide blokken de macht zou grijpen op de Balkan als Joegoslavië zou vallen. 92 Toen de Sovjet-Unie en het Warschaupact aan het begin van de jaren 90 werden opgeheven, was de territoriale integriteit van Joegoslavië voor het oosten en het westen veel minder belangrijk dan voorheen. De internationale gemeenschap kon de onafhankelijkheid van de deelstaten van de federatie vanaf de jaren 90 erkennen zonder het gevoel te hebben dat dat zou leiden tot een groot te voorkomen in Joegoslavië. Bovendien ontstond er na de val van de Sovjet-Unie opnieuw een politiek vacuüm, omdat men het vertrouwen had verloren in het communisme. Veel communisten gingen hierna het nationalisme gebruiken om hun machtspositie te vergroten en te garanderen.93
De ondergang van de Sovjet-Unie en daarmee van het communisme bracht een renaissance van kerkelijke instanties (voornamelijk van de Servisch-Orthodoxe Kerk) teweeg. De westerse media bejubelden de herleefde aandacht voor god en dachten dat de Servisch-Orthodoxe Kerk – een openlijke tegenstander van het communisme – voor vrede zouden zorgen. Helaas bleek dit beeld niet te kloppen en hoorden moorden, verkrachtingen en deportaties – net zoals in de Tweede Wereldoorlog – weer tot de alledaagse praktijk gedurende de Joegoslavische oorlog. 94 De oorzaken van deze oorlogen werden vanzelfsprekend veelvuldig geanalyseerd in Times verscheen, toont een beeld dat je veel zag in artikelen uit het einde van de vorige eeuw. “ […] are accompanied by equally menacing memories and myths, which are fomenting the hatred among Muslims, Catholic Croats and Orthodox Serbs. These feelings have transformed the […] “This is now a basically religious war,” said Slavenko Terzic, a prominent Serbian historian. “On the one hand there are the Croats representing the age-old Catholic and German front of Central Europe opposed to the Orthodox Serbs whom they see as Byzantine barbarians. On the other, there is Bosnia’s Muslim President Alija Izetbegovic with his vision of introducing an Islamic state into Europe.” ” 95 Religie in het algemeen werd vaak aangewezen als een van de oorzaken van de oorlogen op de Balkan. Veel analisten, waaronder Cohen die in de vorige alinea is geciteerd, vergaten
92
Glenny, M. (1999). The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999
93
Glenny, M. (1999). The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999
94
Perica, V. (2004). Balkan Idols: Religion and Nationalism in Yugoslav States. Oxford: Oxford University Press.
95
Cohen, R. (17 september 1992). Cross vs. Crescent; The Battle Lines Are Being Redrawn In Bosnia Along Old
40
destijds echter hoe religie een verspreiding van nationalistische gevoelens met zich meebracht. In het begin van eenentwintigste eeuw publiceerden verschillende historici naslagwerken waarin ze dit verband duidelijk beschreven. Deze historici wijzen op de nationalistische drang naar een groot-Servisch rijk, welke opkwam en gesteund werd door de Servisch-Orthodoxe stand hield. 96 Deze sterke verwevenheid van de Kerk en de politiek was al aan de orde in de achttiende eeuw. Religie gaf het nationalisme kleur, een geest en een rechtvaardiging. De Kerk draaide niet meer om religie of theologie, maar zij werd een soort politieke instantie die het doel had nationalisme en religie samen te brengen om zo de Groot-Servische gedachte te verwezenlijken. Op deze manier kan je deze gedachte in zekere zin beschouwen als een soort Servisch geloof. Nikolaj van de Servische Orthodoxe Kerk in Bosnië in 1993 dat degenen, die het leiderschap 97
zei dat het probleem in Bosnië alleen kon worden opgelost als de moslims zich bekeerden tot het Orthodoxe geloof en Karadzic zei: “our faith is present in all our thinking and decisions, and the voice of the Church is obeyed as the voice of the supreme authority”. 98 Ook wijzen historici op het feit dat zowel Servische als Bosniakse soldaten religieuze symbolen op hun uniformen droegen. 99
genocide, schreef in 1981 het boek “Genocide: Its Political Use in the Twentieth Century”. In dit boek beschrijft hij uitvoerig de verschillende soorten genociden en stelt hij een sociologische/politieke theorie op over genocides. Hoewel Kuper zijn boek veertien jaar voor de genocide in Srebrenica schreef, is de theorie die hij daarin verkondigt zeer goed toepasbaar op de gebeurtenissen in Srebrenica.. In het boek omschrijft hij drie noodzakelijke stappen die in de historie volgens hem (bijna) altijd plaatsvonden voorafgaand aan een genocide. De eerste stap is ‘het creëren van een ideologie’, waardoor de hele bevolking wordt aangespoord. De daders van een genocide kunnen zo hun latere gruwelijkheden verantwoorden. Bij de uitleg van deze stap citeert Kuper de Britse historicus Norman Cohn. “[…] certain that however narrow, materialistic, or downright criminal their own motives may be, such men cannot operate without an ideology behind them. At least, when operating collectively, they need an ideology to legitimate their behaviour for without it they would have te see themselves and one another for wat they really
96
Perica, V. (2004). Balkan Idols: Religion and Nationalism in Yugoslav States. Oxford: Oxford University Press.
97
Herzfeld, N. (2007). Lessons from Srebrenica: The Danger of Religious Nationalism. Journal of Religion & Society Supllement Series 2, The Contexts of Religion and Violonce.
98
Sells, M. (1996). The Bridge Betrayed: Religion and Genocide in Bosnia. Berkeley: University of California Press.
99
Sells, M. (1996). The Bridge Betrayed: Religion and Genocide in Bosnia. Berkeley: University of California Press. 41
are – common thieves and murderers.” 100 De tweede stap is ‘het vinden van een morele legitimiteit’ van de bovenstaande ideologie. Er moet een instantie zijn die de ideologie verspreidt en duidelijk maakt aan de bevolking dat het plegen van genocidaal geweld een hoger doel heeft. Immers, niemand op deze wereld vermoordt zomaar een ander, maar moet daartoe worden gezet. De derde en laatste stap werkt de tweede stap verder uit: ‘het centraliseren van de macht’. Hierdoor kan de bevolking nog makkelijker worden gemanipuleerd en worden aangezet tot het plegen van gruweldaden. Bovendien kan deze centrale macht de legitimiteit van de ideologie sterker maken en iedere vorm van tegenstand de kop in drukken.
In 1986 publiceerde een groep medewerkers van de Servische Academie van Wetenschappen en Kunsten het Servisch Memorandum (het SANU-Memorandum). Volgens dit document waren Servië en haar inwoners, toen Tito aan de macht was, heel slecht behandeld, hoewel de Serviërs de grootste militaire bijdrage hadden geleverd aan de Tweede Wereldoorlog en daardoor het zwaarst hadden geleden. Servië was, als we het memorandum moeten geloven, binnen de federatie altijd het slachtoffer geweest van politieke en economische discriminatie door onder andere Slovenen en Kroaten onder het motto dat een zwak Servië gelijk stond aan een sterk Joegoslavië. 101 Serviërs in deze landen waren daardoor straatarm en kregen geen eerlijke kansen doordat zij het slachtoffer waren van nepotisme. Als er niet onmiddellijk wat werd gedaan aan deze Servische ‘nationale kwestie’ dan waren de gevolgen volgens het memorandum niet te overzien. De makers pleitten voor een recentralisatie van Joegoslavië, politieke transparantie en participatie, open democratische besluitvorming en vrijheid van meningsuiting. De in het memorandum naar voren gebrachte principes klonken in eerste instantie verheven: “In modern, civilized society, any political oppression or discrimination on ethnic grounds is unacceptable”. 102 Een zin later hebben de makers het over het belang van “the principle of the political and cultural autonomy of national groups and ethnic minorities”. 103 Deze principes gingen echter alle slechts om de Serviërs als slachtoffer. Het Servische volk zou achtergesteld zijn ten opzichte van de andere etnische groepen in Joegoslavië, omdat er minder in Servië was geïnvesteerd, de Serviërs geen eigen staat hadden en zij door anderen hevig onderdrukt werden. Om deze zaken goed te maken was het gerechtvaardigd volgens het memorandum dat Servië niet langer bij zou dragen aan het federale fonds voor de minder ontwikkelde
100 101
NIOD-rapport
102
Answers to Criticisms. Belgrado: The Serbian Academy of Sciences and Arts.
103
Answers to Criticisms. Belgrado: The Serbian Academy of Sciences and Arts. 42
republieken in Joegoslavië. Daarnaast moesten de autonome provincies Kosovo en Vojvodina weer onderdeel worden van de republiek Servië. Het memorandum belichaamde zo het verlangen naar een Groot-Servisch Rijk. Het memorandum keerde zich dan ook tegen alle volkeren die dit verlangen in de weg stonden.104 Het volgende citaat uit het memorandum vat de visie van de makers naar onze mening goed samen. “The establishment of the Serbian people’s complete national and cultural integrity, regardless of which republic or province they might be living in, is their historical and democratic right. The acquisition of equal rights and an independent development for two successive generations, the Serbs were twice subjected to physical annihilation, forced assimilation, conversion to a different religion, cultural genocide, ideological indoctrination, denigration and compulsion to renounce their own traditions because of an imposed guilt complex”.105 Frank Westerman schrijft in zijn boek Brug: “De oorspronkelijke oproep tot het opwaarderen van de Servische macht binnen de Joegoslavische federatie, die onherroepelijk tot oorlog zou leiden, kwam niet van de leider, niet van het volk, maar van de denkers”. 106 Hij vervolgt dat gerenommeerde schrijvers en geleerden “als voorhoede en geweten van het volk ‘en garde!’ hadden geroepen”.107 Het NIOD concludeert in haar rapport dat “ook al was de intelligentsia misschien […] veeleer de vertolker van gevoelens die al onder bredere lagen van de bevolking leefden dan de bedenker ervan, zij zorgde met het memorandum wel voor een platform en een legitimering van het Servische nationalistische gedachtegoed”.108 Ook het NIOD benadrukt dus de grote rol die het memorandum rondom Srebrenica heeft gespeeld.
“The Serbian Orthodox Church is not only a religious organization, but also a leading national institution committed to the cause of national unity – national leadership is the Church’s historical mission as a national church and national institution”.109 Uit dit citaat blijkt al direct hoe sterk de Servische Orthodoxe Kerk vervlochten was met de politiek: haar missie was in zekere zin een politieke. Belangrijke onderwerpen op de agenda van de Servische Orthodoxe Kerk waren de historie van de Serviërs, de situatie in Kosovo en het genocidale geweld gepleegd tegen de Serviërs gedurende de Tweede Wereldoorlog door Ustašabeweging. De Servische aartspriester Mitar Miljanovic schreef in 1991 dat de Servische Orthodoxe Kerk
104
NIOD-rapport
105
http://www.trepca.net/english/2006/serbian_memorandum_1986/serbia_memorandum_1986.html: geraadpleegd op 21-10-2015
106
Westerman, F. (1994). De brug over de Tara. Amsterdam: Olympus, p. 118
107
Westerman, F. (1994). De brug over de Tara. Amsterdam: Olympus, p. 129
108
NIOD-rapport, p. 107
109
Perica, V. (2004). Balkan Idols: Religion and Nationalism in Yugoslav States. Oxford: Oxford University Press. p. 131 43
“has always held that its mission is to lead the Serbian people and evaluate their history and culture”. De Servisch Orthodoxe Kerk hielp ook uitvoerig mee aan het zwartmaken van de Bosnische moslims door te stellen dat de Serviërs de afgelopen eeuwen het slachtoffer waren geworden van de jihad van de fundamentalistische islam.110 De islam werd neergezet als een ziekte en dit versterkte nog maar eens de spanningen tussen aan de ene kant moslims en aan de andere kant Serviërs. Bovendien propageerde de kerk de strijd. Men moest volgens haar het weg stonden. De Orthodoxe Kerk van Servië streefde dus ook in haar beleid naar een GrootServisch Rijk.111 De in dit hoofdstuk eerder geciteerde historicus Michael Sells vat in zijn boek ‘The Bridge Betrayed: religion and genocide in Bosnia’ uitstekend de rol van de kerk in de Bosnische oorlog samen. “The violence in Bosnia was a religious genocide in several senses: the people destroyed were chosen on the basis of their religious identity; those carrying out the killings acted with the blessing and support of Christian church leaders; the violence was grounded in a religious mythology that characterized the targeted people as race traitors and the extermination of them as a sacred act.”112 Het meest cruciale van deze stap is dat de Servische Orthodoxe Kerk een religieuze component gaf aan de nationalistische ideologie van het Servisch Memorandum. De strijd voor een Groot-Servië werd hierdoor een religieuze strijd. Op deze manier kon ieder die zich met de strijd bemoeide zich moreel verantwoorden door te zeggen dat hij/zij voor een hoger, religieus doel vocht. Op deze manier creëerde de Kerk een morele legitimiteit voor de ideologie van het memorandum.
kende een ongelukkige jeugd: zijn ouders gingen vroeg uit elkaar en zij pleegden beiden op jonge leeftijd zelfmoord. Veel historici en sociologen zoeken daarin de verklaringen voor het Het Servisch Memorandum werd de ideologische onderbouwing van het bewind
daar aankwam, was er een demonstratie gaande van Serviërs tegen het anti-Servische gedrag van de Albanezen. De politie bestond voornamelijk uit Albanezen en zij sloeg de demonstratie
110
Cigar, N. (2000). Genocide in Bosnia: The Policy of “Ethnic Cleansing”. Dallas: Texas A&M University Press.
111
Herzfeld, N. (2007). Lessons from Srebrenica: The Danger of Religious Nationalism. Journal of Religion & Society Supllement Series 2, The Contexts of Religion and Violonce.
112
Sells, M. (1996). The Bridge Betrayed: Religion and Genocide in Bosnia. Berkeley: University of California Press. 44
“niemand mag dit volk slaan!”. Deze woorden werden door de media veelvuldig herhaald, waardoor de nationalistische gevoelens van de Serviërs maar weer eens naar boven werden gehaald. De woorden werden zo de eerste strofe van een nieuwe nationale hymne. 113 Nadat om te praten over een waslijst van klachten, die gingen over de benadeelde positie van Serviërs in Kosovo. De politieke leider van Servië omhelsde dus het nationalisme in zijn radicaalste vorm.114 Hierdoor verkreeg het nationalisme een verdere legitimiteit. De door de staat gecontroleerde media verkondigden nationalistische propaganda en zij wakkerden gevoelens van angst en haat jegens de moslims aan in plaats van een vreedzame oplossing aan te moedigen.115 De te krijgen. Dit zou het einde van Joegoslavië inluiden.
Gregory H. Stanton, een Amerikaanse hoogleraar op het gebied van genocide en de oprichter van the Cambodian Genocide Project (1981), Genocide Watch (1999) en de International Campaign to End Genocide (1999), onderscheidt in zijn model van een genocide de volgende voorbereiding, vervolging, vernietiging en ontkenning.116
Hiermee wordt het categoriseren van de samenleving in een soort ‘wij en zij’ bedoeld. Dit kan op basis van nationaliteit, godsdienst, seksuele voorkeur enzovoort. Maatschappijen waarin er weinig overlappende eigenschappen zijn tussen de verschillende bevolkingsgroepen zullen volgens Stanton gevoeliger zijn voor het uitbreken van een genocide, omdat iedereen van zichzelf weet tot welke groep hij of zij behoort. In Bosnië was er totaal geen overlap tussen de verschillende bevolkingsgroepen en in Srebrenica. De Servische nationalisten wilden de Bosniakken scheiden van de Serviërs, om zo een Groot-Servisch Rijk te stichten, dat in de ogen van de Serviërs niet behaald konden worden omdat de Bosniakken dwars zaten. De Bosniakken waren voor de Serviërs een enorme dreiging, doordat zij een relatief hoog geboortecijfer kenden. De Serviërs isoleerden daarom de Bosniakken in het land en probeerden zich zoveel mogelijk van deze bevolkingsgroep af te scheiden, zodat na een tijdje niet alleen de elite, maar de gehele Servische gemeenschap zich zou keren tegen de Bosniakken. Door de isolatie van de Bosniakse gemeenschap verkregen de
113
Westerman. F. (2015). De slag om Srebrenica: de aanloop. De val. De naschok. Amsterdam: Atlas.
114
NIOD rapport
115
Westerman, F. (1994). De brug over de Tara. Amsterdam: Olympus.
116
Ontleend aan de volgende website: http://genocidewatch.org/genocide/tenstagesofgenocide.html op 13-11-2015 45
stappen die de Servische regeerders vervolgens namen tegen deze gemeenschap legitimiteit en steun van de Serviërs. De Serviërs gingen immers niet langer om met Bosnische moslims, men de negatieve generalisaties ging geloven.
De tweede fase van een genocide is symbolisatie. Dat wil zeggen dat er transparantie moet bestaan over wie tot welke bevolkingsgroep behoort. De gele Jodenster is hier een zeer kenmerkend voorbeeld van. Deze eerste twee stappen zijn menselijk en hoeven nog niet tot genocide te leiden. In Bosnië onderscheidde men vooral de moslims van de rest van de samenleving. Hierbij werd geen verschil gemaakt tussen de verschillende soorten moslims. iets nieuws, want er bestond al sinds het begin van de Ottomaanse overheersing een afkeer tegenover de Bosniakken en in moeilijke tijden werden de Bosniakken altijd aangewezen als zondebokken.
De dominante groep in de samenleving gebruikt in dit stadium wetten, vriendjespolitiek en propaganda om de gehate minderheid in slecht daglicht te zetten. Een goed voorbeeld hiervan zijn de wetten van Neurenberg in 1935, die de joden in Duitsland hun burger- en mensenrechten ontnamen. In Bosnië was er, zoals al eerder vermeld, ook sprake van een duidelijke scheiding tussen de Bosniakken en de Serviërs met het doel het Groot-Servische verlangen te verwezenlijken. Het was dus handig als ook het volk de Bosniakken als een zwakke, inferieure minderheid zag en als de Bosniakken dus zoveel mogelijk gestigmatiseerd en gediscrimineerd werden. Eigenlijk was het beleid van de Serviërs in Bosnië vergelijkbaar met dat van de lokale fabriek had bepaald dat het aantal islamitische of Kroatische werknemers maximaal één procent van de arbeidskrachten mocht bedragen. In sommige Noord-Bosnische steden kregen niet-Serviërs een ‘speciale status’. Als gevolg van ‘militaire acties’ werd voor hen een uitgangsverbod ingesteld van vier uur ’s middags tot zes uur ’s ochtends.117 Bovendien mochten zij onder andere niet meer jagen en vissen, niet zonder toestemming verhuizen, niet baden en zwemmen in de rivieren de Vrbanija en de Josavka, elkaar niet meer ontmoeten in cafés, restaurants en andere openbare plaatsen en per auto reizen.118 De Servische Orthodoxe Kerk speelde een grote rol in dit stadium door de moslims af te spiegelen als fundamentalisten die de gehele samenleving zouden hebben besmet. Anti-
117
Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus.
118
Hurarska, A. (21 september 1992). City of Fear. New Republic. Als het over niet-Serviërs gaat, gaat het vooral om Bosniakken, omdat de Kroatische en Servische autoriteiten uiteindelijk samenspanden om de moslims te vernietigen. 46
moslim propaganda vergrootte de haat tegen de Bosniakken binnenslands. Ten slotte was het in zekere mate een manier om de internationale gemeenschap te overtuigen van de legitimiteit en rechtvaardigheid van het Servische beleid.119
Wanneer in een samenleving de fase van dehumanisatie optreedt, is het eigenlijk al goed fout. Dit houdt namelijk in dat één bevolkingsgroep de menselijkheid van een andere bevolkingsgroep ontkent en negeert en zich het liefst zover mogelijk distantieert van de groep die als zondebok is aangewezen. Dehumanisatie leidt ertoe dat de mensen uit de gedupeerde bevolkingsgroep worden gezien als ongedierte, insecten of als een ziekte, die moet worden uitgeroeid, waardoor de groep geen rechten meer heeft en wordt gedwongen om in erbarmelijke omstandigheden te leven. Er worden ook in dit stadium anti-campagnes gevoerd in de media, om de gehate groep in slecht daglicht te zetten. De Bosniakken werden al in de jaren 80 gezien als een inferieur volk, waar men voor moest vrezen. De Servische politiek en verschillende Servische intellectuelen noemden de Bosniakken terroristen, fundamentalisten en een gevaar voor de samenleving. Niet alleen in de politiek en bij intellectuelen, maar ook in de literatuur en de media kwam duidelijk het thema van dehumanisatie naar voren, want er werd gesproken over Bosniakken alsof het dieren waren. Niet alleen Bosniakken, maar de gehele islam werd na een tijdje gedenigreerd, waardoor er alom een geïndoctrineerde haat jegens de moslims en dus de Bosniakken ontstond. Deze haat werd door de Servische Orthodoxe kerk verder opgevoerd, zoals we eerder in dit hoofdstuk uiteen hebben gezet.
Deze fase stelt dat een genocide niet vanzelf ontstaat, maar georganiseerd is. Dit blijkt ook al uit het feit dat een genocide in duidelijk geplande fases te verdelen is. Organisatie houdt meestal in dat een militie of een speciale politie- of legereenheid op de been wordt gebracht en wordt bewapend om een genocide uit te voeren. In het geval
steun van de staat. De bekendste Servische nationalistische beweging was de SNO (Srpski Pokret Obnove) die volledig het bestaansrecht van de Bosniakken ontkende en alle moslims in het land zag als onkruid, dat gauw uitgeroeid moest worden. De identiteit van de moslims was volgens deze beweging verzonnen door Tito. Het was een van de meest agressieve nationalistische organisaties in het voormalige Joegoslavië.
119
Cigar, N. (2000). Genocide in Bosnia: The Policy of “Ethnic Cleansing”. Dallas: Texas A&M University Press. 47
Extremisten drijven in dit stadium de ‘goede’ en ‘slechte’ groep nog verder uit elkaar, waardoor ze de slechte groep een makkelijker doelwit maken. Dit proces werd vergemakkelijkt door de grote haat die al bestond jegens de Bosniakken, omdat er al duidelijk een verschil was tussen ‘wel-en-niet-moslims.’ Er werd ook uitvoerig aan verdere ‘polarisatiepropaganda’ gedaan, om zo een echt duidelijke afscheiding te krijgen van de groep, die later het doelwit zou worden van de genocide. Aan het eind van de jaren ‘80 groeide het aantal incidenten en aanvallen op islamitische doelwitten en op groepen Bosniakken, maar er was nog geen sprake van een gecentraliseerde genocide. Ook die zou echter niet lang meer uitblijven.
afgescheiden van de rest van de samenleving. De groep wordt gedwongen om zich duidelijk te
en jongens in de door Dutchbat bewaakte ‘safe-area’ zaten, die dus afgescheiden waren van de rest van de gemeenschap. In Bosnië werden niet alleen de Bosniakken afgevoerd om uitgeroeid te worden, maar er werden ook groepen Serviërs geëvacueerd, zodat ze veilig zouden zijn en niet slachtoffer zouden worden van het genocidale geweld gericht tegen de moslims. De voorbereiding op de genocide in Srebrenica was duidelijk van bovenaf georganiseerd. Dat bleek al uit het feit dat men grondig en gecoördineerd te werk ging. Bovendien werden in verschillende dorpen in Bosnië de Serviërs voorzien van wapens. Hierbij werden ze geholpen door het Joegoslavische Federale Leger, dat vrijwel geheel in Servische handen was gevallen na de onhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië in ‘91.120 Er zijn nog meer zaken op te voeren als bewijs dat het genocidale handelen van de wij kiezen onze tijd en doelen en doen ons best om de verliezen pijnlijk te maken”. 121 Daarnaast kregen huizen in sommige Bosnische dorpen een bepaalde kenmerk wanneer een moslim dat huis bewoonde, waarna de inwoners werden gedood en de huizen vernietigd. Dit wordt beschreven in een artikel dat in november 1992 verscheen in de Washington Post: “But every house, no matter its condition, is marked with the same color-coded symbol: an “X” inside a circle. Yellow means “to be inhabited,” a soldier explained. Blue means “rebuild.” And red means “destroy”. ” Bovendien staat in datzelfde artikel het volgende. “A carefully planned and coordinated attack designed not only to remove the population, but to liquidate its leaders and destroy its homes so that
120
VN Security Council, Final Report of the Commission of Experts Established Pursuant to Security Council
121
Interview, Newsmaker Saturday, CNN, 01-08-1992 48
the “cleansing” would be irreversible”.122 Volgens weer andere analisten werden sommige etnische zuiveringen zelfs direct uitgevoerd door hogere leiders.123
In deze fase worden lijsten opgesteld van de mensen die vervolgd en vermoord moeten uit hun huizen gehaald en verzameld op centrale punten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de razzia’s, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, die werden georganiseerd om grote groepen joden op te pakken en te vervoeren naar een centrale plek, om ze later te vermoorden. In Bosnië hadden Servische soldaten lijsten samengesteld van voorname Islamitische en Kroatische intellectuelen, musici en hoger opgeleiden. Een groot deel van hen werd uiteindelijk meedogenloos in elkaar geslagen en vaak geëxecuteerd. 124 In Bosnië was er al een duidelijk onderscheid tussen waar de Bosniakken mochten wonen en waar beslist niet, dus de genocide was in deze fase al voor een groot deel voorbereid.
De genocide begint en de gedupeerde bevolkingsgroep wordt uitgeroeid. Als het genocidale geweld door de overheid gestimuleerd wordt, gebeurt dit vaak in samenwerking met het nationale leger. De genocide in Srebrenica volgde een vast patroon: milities namen de gebieden waar de Bosniakken zaten over en vervolgens probeerden deze milities hun macht nog verder uit te bereiden. Dit gebeurde in grote mate in samenwerking met het Joegoslavische Federale leger. Bovendien werden plaatselijke leiders vermoord met het doel onrust te zaaien en het verzet van de moslims te doorbreken. In de gebieden waar de Serviërs aan de macht kwamen verjoegen ze de Bosniakken, soms op een rustige manier, maar meestal ging dat gepaard met enorm veel geweld. Dit geweld had het doel paniek te zaaien en daarmee het verzet van de moslims te doorbreken. Meestal was van verzet echter geen sprake, want de moslims waren onder het vijfenveertigjarige bewind van Tito gewend geraakt naar de sterke man te luisteren. In sommige gevallen probeerden de Serviërs nog Bosniakken te ronselen voor hun leger, maar meestal leverde dat niets op. Moskeeën en alle zaken die geassocieerd werden met de moslims en hun cultuur werden meteen na verovering vernietigd om ervoor te zorgen dat de etnische zuivering nooit meer ongedaan kon worden gemaakt. Serviërs dwongen vaders hun zonen te castreren of hun dochters te molesteren en zij vernederden en verkrachten jonge vrouwen. 125 Doel van de vernietiging was te bewerkstelligen dat de Bosniakken voorgoed vergeten zouden worden. Volgens sommige historici is 92 procent van de moskeeën in Servië verwoest. In ieder geval maakten alle vijf moskeeën die in Srebrenica stonden plaats voor
122
Battiata, M. (2 november 1992). A Town’s Bloody ‘Cleasing’. The Washington Post.
123 124
Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus.
125
Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus 49
een Servische Orthodoxe Kerk en de daarbij horende symbolen.
126
Ook werden moslims
gedwongen documenten te tekenen om de Serviërs toestemming te geven hun eigendommen internationale gemeenschap.
Ontkenning is de laatste fase van een genocide en dit houdt in dat de verantwoordelijken voor de genocide al hetgeen betrekking heeft op de genocide ontkennen, om niet slecht over te komen op het buitenland, om eventuele strafvervolging te voorkomen en om de buitenlandse verhoudingen goed te houden. Het plaatsvinden van verkrachtingen en mishandelingen werd in de jaren na de Bosnische oorlog glashard ontkend, evenals het bestaan van concentratiekampen. De Serviërs beschuldigden bovendien vaak de moslims voor wreedheden die zij zelf hadden met het doel medelijden te wekken in het buitenland, hoewel rapporten van de VN aantonen dat de Serviërs hier zelf verantwoordelijk voor waren.127 In het binnenland lag het echter anders, want de acties van de Serviërs konden hier niet onbekend blijven, omdat de hele bevolking bij de genocide werd betrokken. De Serviërs probeerden echter waar mogelijk de ‘zuivering’ van de bevolking als iets positiefs af te schilderen, door het genocidale geweld te omschrijven als iets dat een hoger doel was en alleen werd gedaan in het belang van het hele volk, voor de toekomst van de gehele Servische natie. Tegenover het buitenland was een vaak gebruikt argument dat de genocide onderdeel was zou slechts een verzetsstrijd geweest zijn van de Serviërs geheel uit zelfverdediging, zo zei Karadzic: “We do not conduct sieges, we defend our territory.”128 Daarnaast wezen de Servische autoriteiten naar andere landen, waar de mensenrechten volgens hen echt werden geschonden, om de aandacht van de internationale gemeenschap af te leiden. Bovendien wordt door de Servische regering ontkend dat zij, ondanks alle bewijzen, iets te maken had met het genocidale geweld in Bosnië. Volgens haar werd de genocide gepleegd door paramilitairen en groepen rebellen die geheel los stonden van de Servische overheid. Maar gelukkig heeft ook het Joegoslavië Tribunaal inmiddels anders geoordeeld bij de veroordeling van verschillende Servische politieke leiders.
De deelvraag die in dit hoofdstuk is beantwoord is de volgende. ‘Wat zijn de oorzaken van de genocide in Srebrenica en welke voorwaarden en fasen zijn te onderscheiden op basis van de ’
126
Riedlmayer, A. Srebrenica: The destruction of Cultural Heritage: http://www.domovina.net/srebrenica/page_012f.php, geraadpleegd op 07-11-2015.
127
Quinn, P. Serbs, Croats Press Bosnia Drives. Washington Post (05-06-1993).
128
Robinson, E. Balkan Parties’ Ability to Stop Bosnian War Questioned. Washington Post (28-08-1992). 50
Wat betreft de oorzaken zijn de drie belangrijkste de economische toeslagen, de opkomst van nationalistische gevoelens en groeperingen en het religieus nationalisme. De economische tegenslagen hebben namelijk geleid tot grote onrust op de Balkan. Daardoor zocht de bevolking veiligheid binnen de etnische gemeenschap. De andere etniciteiten werden vaak aangewezen als zondebok voor de economische stagnatie. De nationalistische gevoelens en groeperingen, die na de dood hun jarenlange onderdrukte nationalistische verlangens eindelijk konden uiten, versterkten deze animositeit. Ten slotte werden de nationalistische gevoelens, en daarmee de onderlinge spanningen, aangewakkerd door de Servische Orthodoxe Kerk, die het nationalisme kleur, een geest en een rechtvaardiging gaf. Aan Kupers drie stappen, het creëren van een ideologie, het vinden van een morele legitimiteit en het centraliseren van de macht, werd meer dan voldaan. De ideologie van het Servische Memorandum beschreef het eeuwenlang bestaande verlangen van de Serviërs naar een Groot-Servische Rijk, waarin alle Servische broeders zouden worden verenigd. Het memorandum spoorde op deze wijze mensen aan zich in te zetten voor het Servische nationalistische gedachtegoed. De Servische Orthodoxe Kerk voorzag de ideologie van het memorandum van een morele legitimiteit en maakte van de strijd voor een Groot-Servië een religieuze strijd. Iedereen die vocht kon zich zo moreel verantwoorden door te zeggen dat hij/ het nationalisme een verdere legitimiteit, waardoor bijna het gehele Servische volk op de been werd gebracht. Achtereenvolgens vonden in Srebrenica volgens het model van Stanton de volgende voorbereiding, vervolging, vernietiging en ontkenning. Deze stappen beschrijven heel duidelijk
discriminatie omdat op deze manier de eeuwenlang bestaande Servische haat jegens de Bosniakken werd opgelaaid, waardoor de hele bevolking zich schaarde achter het Servisch nationalisme. De stap van voorbereiding is ook heel belangrijk geweest, omdat door de goede voorbereiding de genocide – in de optiek van de Serviërs – succesvol is verlopen. Denkend aan onze onderzoeksvraag is het relevant onder woorden te brengen in welke fase het nog mogelijk is voor de internationale gemeenschap in te grijpen als een genocide plaatsvindt. Naar onze mening is dat in de fase van organisatie. Immers, de fases van Daarnaast spelen deze voornoemde fases en de fase van dehumanisatie zich veelal af op de achtergrond, waardoor het moeilijk is in te grijpen. De organisatie van de genocide speelt zich daarentegen vaak op de voorgrond af, waardoor ingrijpen wel degelijk mogelijk is.
51
- Sadik Selimovic, een Bosniakse soldaat Alle informatie die gebruikt is in dit hoofdstuk hebben wij, tenzij anders vermeld in een voetnoot, ontleend aan Deel III hoofdstuk vijf tot en met zeven van het NIOD-rapport. Daarnaast is voor de kopjes ‘persconferentie Karremans’ en ‘het feestje’ gebruik gemaakt van Deel IV hoofdstuk zes van datzelfde rapport.
In dit hoofdstuk zullen wij de gebeurtenissen voorafgaand aan de genocide vanaf 25 mei 1995 tot 6 juli omschrijven. Voor deze periode zullen we de steeds groter wordende druk van reageerden op de steeds grotere onderlinge spanningen. Daarna zullen we een verslag geven van de genocide van dag tot. Daarbij zullen we vooral in gaan op de veroveringen van het Servische leger en de reactie van Dutchbat daarop. Ook zullen we beschrijven op welke momenten overste Karremans om luchtsteun heeft gevraagd en waarom deze, indien de redenen daarvoor bekend zijn, werd geweigerd. Verder zullen we een beschrijving geven van Hierna zullen we de deportatie beschrijven en de rol die Dutchbat daarbij heeft gehad. We zullen onderzoeken of de kritiek dat Dutchbat de Serviërs heeft geholpen met deporteren genocide. Ten slotte zullen we ingaan op het feestelijke onthaal van de Dutchbatters na de val van de enclave onder toeziend oog van minister-president Kok, minister Voorhoeve en prins Willem-Alexander, waarop veel kritiek is geweest. Het beschrijven van deze punten dient om uiteindelijk de volgende vraag te kunnen beantwoorden. ‘Hoe verliep de genocide en welke reacties riep dit op in de internationale media en bij betrokkenen? ’
Al ver voor deze periode hadden de Serviërs de enclave volledig omsingeld en in een houdgreep, waardoor de Dutchbatters en de bevolking in Srebrenica wat betreft bevoorrading volledig afhankelijk waren van de Serviërs. Veel Nederlandse politici waren dan ook angstig over de Voorhoeve begin mei al voor een luchtbrug te vormen van Sarajevo naar Srebrenica teneinde medicijnen en voedingsmiddelen aan de enclave te kunnen leveren en om te laten zien aan 52
de Serviërs dat de internationale gemeenschap de moslims koste wat kost zou steunen. Het voorstel beschreef ook dat de Serviërs de transporten mochten controleren zodat zij niet het idee zouden krijgen dat de internationale gemeenschap de moslims voorzag van wapens en om zo de neutrale rol van de VN te benadrukken. Helaas wilden van de vijf landen – Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten en Canada – aan wie Voorhoeve vroeg met zijn voorstel mee te doen alleen Noorwegen deelnemen. Dit was niet genoeg en dus ging Voorhoeves plan niet door.129 Op 28 mei 1995 begonnen de spanningen in Srebrenica hevig op te lopen. Er waren in de weken ervoor al meerdere aanvallen geweest op observatieposten (OP’s) en op de Britse en Franse blauwhelmen in andere enclaves. Er werden echter geen harde maatregelen getroffen. Het enige dat vooralsnog gebeurde was een algemene aanvraag om een staat van opperste paraatheid. De Nederlandse generaal, Cees Nicolai,130 raadde wel in de avond aan overste Karremans aan om “een aantal minder belangrijke en veraf gelegen, moeilijk te bereiken en moeilijk te verdedigen waarnemingsposten op te geven en alleen de belangrijkste OP’s 131 te blijven bezetten.” In het bijzonder ging het om OP’s die makkelijk ’s nachts konden worden omsingeld en konden worden overgenomen. Deze opdracht betrof in de eerste plaats twee veraf gelegen westelijke OP’s, OP-A en OP-C (zie het kaartje hieronder). Daarnaast maakte Nicolai duidelijk dat eventuele aanvragen voor luchtsteun tot een minimum beperkt moesten worden om een escalatie te voorkomen.132 Het was dus duidelijk dat de Serviërs aan het oprukken waren, maar nog onvoorspelbaar wanneer en op welke wijze een groot Servisch offensief zou beginnen.
129 130
Stafchef van het VN-commando van Bosnië in Sarajevo van 1 maart 1995 tot 3 september 1995.
131
Afkorting voor observatieposten.
132
Karremans. Srebrenica. Who Cares? 53
Karremans voerde de opdracht van Nicolai om de OP’s los te laten niet uit. Volgens Karremans en zijn plaatsvervanger majoor Rob Franken waren alle OP’s kwetsbaar en konden deze stuk voor stuk omsingeld worden door de VRS. Het loslaten van de OP’s zag Karremans als ‘zelfmoord’.133 Een eenmaal opgegeven OP zorgde ervoor dat de Serviërs steeds meer grip op de enclave kregen. In de nacht van 28 op 29 mei vond er weer een telefoongesprek plaats tussen Karremans en Nicolai, waarin deze keer werd verzocht om zes van de acht OP’s: OP-A, OP-C, OP-D, OPK, OP-M, en OP-N, en indien noodzakelijk ook OP-E en OP-F op te geven. Voorts zouden de OP’s moeten worden geconcentreerd rondom Srebrenica. Er zouden namelijk Bosnische Serviërs zijn vermoord door Bosnische Moslims uit Srebrenica, waardoor er werd gevreesd voor een wraakactie van de VRS op OP’s. Ook aan dit verzoek gaf Karremans wederom geen gehoor. Hij besloot wel samen met Nicolai dat de OP’s gereed zouden moeten worden gemaakt om binnen een uur te evacueren, wanneer de situatie nog dreigender zou worden. Dutchbat zou dan zogeheten blocking positions innemen. Dit hield in dat het bataljon meer naar achtergelegen posities zou innemen om van daaruit te kunnen blijven waarnemen.134 De eerste OP viel op 3 juni 1995, toen een groep Dutchbatters door Servische militairen van OP E (zie kaartje op vorige bladzijde) werd verdreven. Korporaal de Vries bevond zich destijds op deze OP en verklaarde: “Voor ons was de boodschap duidelijk. De OP lag onder zwaar vuur”. 135 Tijdens de inname vielen er twee zwaargewonden onder de Dutchbat soldaten.
133
Karremans. Srebrenica. Who Cares?
134
Karremans. Srebrenica. Who Cares?
135
NIOD-rapport. 54
Nadat de OP in Servische handen was gevallen, vluchtten ongeveer tweeduizend moslims uit het zuiden van de enclave naar Srebrenica, waardoor het aantal vluchtelingen in de enclave opliep naar bijna 40.000. Op 6 juni gaf de Dutchbat-leiding de crisisstaf van de Koninklijke Landmacht een noodkreet vanwege de uitzichtloze situatie waarin de Nederlandse blauwhelmen verkeerden: er was een gebrek aan voedsel, munitie en brandstof. De troepen van de VN hadden minder grip
Erger nog, de Nederlanders aten uit zijn hand. Dit leidde tot grote onrust in Den Haag. Generaal Janvier had deze benauwde situatie al in mei 1995 aangekaart in een toespraak voor de vergadering van de landen met troepen in het voormalig Joegoslavië: “De situatie in zijn van weinig nut … ze zijn geïsoleerd, kwetsbaar, verspreid, slecht bewapend, gijzelaars …”.136 Op 8 juni kwam er vanuit Bosnië bericht dat de Nederlandse blauwhelmen en de Bosnische militairen in Srebrenica een grote aanval van de Serviërs verwachtten. De aanval maar wanneer er een Servische aanval zou plaatsvinden. In de weken na 8 juni was er slechts sprake van wat schermutselingen en wederzijdse beschietingen tussen de Bosnische troepen en het Servische leger, niets echts ernstigs, meer het over en weer verspillen van kogels. en een kettingreactie kwam op gang resulterend in uiteindelijk de val van de enclave. Op 16 opdracht tot het per direct demilitariseren en evacueren van alle Safe Areas. Aan deze opdracht werd echter geen gehoor gegeven. Het zou niet lang meer duren of de situatie zou uitdraaien op een afgrijselijk debacle.137 Hoewel de VN dus heel goed inzagen hoe hoog de spanningen waren en hoe wankel de situatie in Srebrenica was, gingen zij niet over tot concrete actie. In de maand juni circuleerden er voortdurend berichten dat Dutchbat III in Srebrenica zou worden afgelost door een eenheid uit Oekraïne. Maar dat gebeurde niet. Geruchten over betrokkenheid van Oekraïners bij de zwarte markt was de reden. Oekraïne moest een nieuwe eenheid op de been brengen en dat duurde op zijn minst tot augustus. Op 25 juni 1995 werd dit door minister-president Kok bevestigt, die zei dat Dutchbat III haar werkzaamheden in het veilige gebied in ieder geval tot augustus moest doorzetten door ‘organisatorische problemen’ van Oekraïne.138
136 137 138
NIOD-rapport http://www.refworld.org/cgi-bin/texis/vtx/rwmain?docid=3b00f15c3c Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. 55
6 juli Srebrenica. Vijf OP’s van UNPROFOR ten zuiden van de enclave vielen vrijwel meteen. De Bosniakken en de blauwhelmen werden hierdoor teruggedrongen naar het noorden van de enclave. Dit was in strijd met de veronderstelling van onder andere Mohammed Sacirbey139 dat de Bosnische regering in het geheim genoeg hulp en strijdkrachten had geleverd om de hele enclave staande te kunnen houden. Er waren een aantal maanden voor het offensief namelijk voorstellen aangedragen betreft het evacueren van de blauwhelmen, omdat de Bosnische milities de enclave zelf zouden kunnen verdedigen. De regering in Sarajevo had zich ook al voorbereid op deze evacuatie. Echter, toen het erop aankwam gaf Sarajevo juist de Bosniakken in Srebrenica opdracht om weg te trekken, wat uiteindelijk fataal bleek voor de enclave. Tijdens de vroege ochtend van 6 juli gebeurde het, geheel onverwacht. Het regende opeens granaten in de enclave. De VRS was rond 4.25 uur begonnen met het voorbereiden van infanterieaanvallen in het zuidoosten van de enclave. De hele dag belaagde de VRS de enclave met tanks. De beschietingen van de VRS werden alsmaar heviger, er werd na een tijdje zelfs overgegaan op het massaal afschieten van projectielen. De aanval op de enclave was begonnen. Het zou heel moeilijk blijken de enclave te verdedigen. Karremans vroeg deze dag voor het eerst om luchtsteun (om 13:50 uur om precies te zijn). Boutros-Ghali had deze ook beloofd, wanneer dat echt nodig zou zijn. De aanvraag werd echter niet gehonoreerd door Sarajevo, omdat de VN-leiding daar meende geen doelenlijst te hebben ontvangen van Karremans.140 De VRS beoogde met de beschietingen gedurende de ochtend van 6 juli dat de Dutchbatters een schuilplaats zouden zoeken en dat de bevolking bang zou worden en zich in de stad zou concentreren in plaats van zich te verspreiden in de omliggende dorpen met 141
Kolonel b.d. Brantz schrijft in zijn dagboek dat “de verstandhouding met Den Haag er niet beter op wordt […] er wordt steeds meer langs elkaar heen gepraat. Enerzijds wordt in Den Haag verondersteld dat het niet zo’n vaart loopt (‘ze overdrijven in Tuzla’), anderzijds hebben wij het gevoel dat het beeld dat Den Haag schetst niet compleet is (‘wat houden ze achter?’).”142 Dat wederzijdse wantrouwen deed de communicatie tussen beide kampen niet veel goeds. Brantz vertelt dat hij het gevoel had dat de ministeries van Defensie en van
139 had met de andere landen, omdat hij in Amerika had gestudeerd en dus als een van de weinige vloeiend Engels sprak. 140
Karremans. Srebrenica. Who Cares?
141 142
Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. p. 159 56
Voor mij deed dat de deur dicht”. Dit illustreert de wrange relatie en stroeve communicatie tussen de politiek in Den Haag en de Nederlandse troepen in Bosnië. 143
7 juli Op 7 juli leek de rust weer te zijn wedergekeerd in Srebrenica, althans, de gevechten tussen de VRS en de ABiH leken af te nemen. Het slechte weer zorgde ervoor dat het moeilijk was om gericht te schieten. Bovendien werd Sarajevo die dag beschoten, waardoor er minder belangstelling was voor de gebeurtenissen in Srebrenica. 144 Karremans zag de situatie heel anders in. Hij berichtte op 7 juli dat de situatie in de enclave kritiek begon te worden, omdat van allerlei kanten granaten en raketten de enclave binnenvlogen. Waarvoor deze raketten dienden was toentertijd niet bekend. De beschietingen gingen praktisch gezien aan één stuk door, maar er zat weinig schot in de militaire situatie. Volgens Karremans was de bedoeling van de aanvallen om de VN te intimideren, zodat de VRS hen weg zou kunnen jagen en hun gang kon gaan in de enclave.
8 juli Op 8 juli namen de gevechten toe. In de nacht van 7 op 8 juli werden maar liefst 275 artillerieen mortierinslagen geteld. Er werd ook een Servische tank gesignaleerd, waaruit de ABiH concludeerde dat de Serviërs de druk aan het opvoeren waren. De ABiH dacht dat de VRS de enclave aan het omsingelen was, omdat de Serviërs rondom de enclave nieuwe eenheden aanvoerden. Men signaleerde onder andere Drina Wolven145 en veel andere hulptroepen, die vanuit hotels, die rondom Srebrenica lagen, ’s ochtends kwamen assisteren bij de gevechten en aan het eind van de dag weer teruggingen. Deze hulptroepen zouden mogelijk ook een grote rol kunnen hebben gespeeld bij het grote overwicht van de Serviërs en op deze wijze ook bij de uiteindelijke val van de enclave. In het zuidoosten van het veilige gebied werd op deze dag OP-F hardnekkig bestookt door mortiervuur. Een uur later reed een tank van de Serviërs de Bosnische stellingen plat rondom deze OP en de tank stopte daarna vlak voor de OP. Hierna kregen de zeven Dutchbatters die de post bemanden een uur om de OP te verlaten met hun voertuig en uitrusting. Dat deden ze. Tijdens de terugtocht werd de Nederlandse soldaat Raviv van Renssen dodelijk getroffen door een handgranaat van iemand van de ABiH, waardoor de spanningen tussen de Nederlandse blauwhelmen en de moslim-soldaten groeiden.146 Op 8 juli kwam ook de tweede aanvraag voor luchtsteun van Karremans, maar vanwege een optrekkende onweersbui bleef deze aanvraag wederom onbeantwoord. Vanaf
143
Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. p. 160
144
Power. Een probleem uit de hel.
145 146
Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. 57
dit moment was het bij iedereen in het leger duidelijk dat alleen een massale luchtaanval de enclave nog kon redden. De Serviërs hadden vanaf 8 juli op twee verschillende plaatsen in de enclave OP’s in handen, waardoor ze zichzelf een ideale uitgangspositie gaven om de gehele ‘Safe Area’ te veroveren.
Op 9 juli werd in Genève onder leiding van Boutros-Ghali overlegd over de hachelijke situatie en de voortdurende beschietingen van het VN-personeel. Er heerste een sombere stemming en men dacht dat de missie op de Balkan wel eens een zeer slecht einde tegemoet zou kunnen gaan. Wat tot onze verbazing echter niet ter sprake kwam, was de situatie in Srebrenica, behalve dan dat kort werd gemeld dat de OP’s steeds moeilijker te handhaven waren. Over de toenemende aanwezigheid van de VRS, en daarmee het toenemende gevaar voor de vele moslims die UNPROFOR moest beschermen, werd niet gesproken. Generaal Rupert Smith zei tijdens deze bijeenkomst in Genève dat zowel de moslims als de Serviërs niet bereid waren te op elkaar. In de vroege ochtend van 9 juli leek het erop dat eindelijk luchtsteun zou worden verleend, ondanks het feit dat Karremans had laten weten dat de kans groot was dat dit zou hebben. De NAVO pakte echter door en vanaf 8.15 uur bevonden zes Nederlandse F-16’s zich boven Srebrenica, met als taak ‘air presence’ uit te voeren, dat wil zeggen dat ze zouden boxes’ aangegeven op de kaart op plekken waar de luchtaanvallen eventueel plaats zouden kunnen vinden. Veel van deze ‘boxes’ besloegen plekken waar veel VRS voertuigen gestationeerd waren en de aanvallen hadden dan ook voornamelijk als doel het uitschakelen van VRS middelen, niet zozeer het vermoorden van soldaten. Een probleem dat zich echter voordeed was dat het zeer slecht weer was, waardoor het zicht zeer beperkt bleef. Een ander probleem was dat er slecht gecommuniceerd werd tussen de legerleiding aan de grond en de NAVO: er was geen Forward Air Controller147 aanwezig, die de luchtaanvallen kon coördineren vanaf de grond. Er waren dus vliegtuigen beschikbaar die luchtsteun konden verschaffen, maar omdat de communicatie gebrekkig was, moesten de F-16’s toch weer naar genomen om de eerder genoemde blocking positions op te stellen. De bedoeling van deze blokkades was dat Dutchbat de opmars van de VRS tegen zou kunnen houden en de VRS, met eventuele hulp vanuit de lucht, zou kunnen stoppen. Er werd steeds meer gevreesd voor een doorslaggevende aanval van de Serviërs. Het Servische leger nam aan het einde van de dag stelling in op de heuvelrand ten noorden en op schietafstand van Srebrenica-stad. Op 9 juli vluchtten de overgebleven moslims, ongeveer duizend, naar Srebrenica-stad, waar ze hoopten
147
Iemand die vanaf de grond luchtaanvallen coördineert, zodat er geen vriendschappelijke troepen worden geraakt 58
op de bescherming van de blauwhelmen.148
10 juli Rond zes uur ‘s ochtend werd wederom om luchtsteun gevraagd, maar omdat er nevel was, was het moeilijk om in de lucht te navigeren. Drie Servische pantserwagens en antitankgeschut werden gesignaleerd, waardoor duidelijk werd dat de Serviërs de druk nogmaals opvoerden, waardoor de sfeer in de enclave zeer gespannen werd. Vanaf de avond van 10 juli en vanaf de ochtend van 11 juli trokken er tien tot vijftien duizend inwoners, onder wie zesduizend militairen, weg van de enclave richting Centraal-Bosnië. Deze grote groepen mensen was een makkelijk doelwit voor de Serviërs. Onderweg sneuvelden dan ook veel mensen.149 Inmiddels waren bijna alle OP’s gevallen en was het personeel dan wel gevangen genomen, dan wel gevlucht uit de OP’s, waardoor de Serviërs de touwtjes volledig in handen hadden gekregen. Tevens had het Servische leger de grens rondom de enclave helemaal volledige overgave. Janvier en Akashi kwamen op 10 juli met een ultimatum voor het Servische leger: ze eisten dat de VRS niet verder richting Srebrenica zou optrekken en zich voor zes uur de volgende ochtend tot vier kilometer buiten de stad zou terugtrekken. Dit maakte echter geen uit angst voor escalatie hem niet zou beschieten zolang hij de blauwhelmen niet onder vuur nam.150 In de nacht van 10 op 11 juli beloofde de VN-leiding in Sarajevo de inzet van het luchtwapen. Uit verschillende documenten van de VN kan worden geconcludeerd dat op 11 juli om zes uur ‘s ochtends vliegtuigen de lucht in zouden gaan en om tien voor zeven diezelfde ochtend zouden deze verschillende doelen aanvallen. 151 Een besluit dat jubelend werd ontvangen door de Nederlandse blauwhelmen in de enclave en de gehele Bosniakse bevolking.152
11 juli Tijdens de ochtend van de elfde gold in verband met de verwachte luchtsteun voor de hele enclave alarmfase oranje.153 Iedereen in de enclave keek vol verwachting omhoog toen de klok zeven uur sloeg, maar er gebeurde niets. Sarajevo verklaarde dat de vliegtuigen boven
148
Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler.
149
Voorhoeve. Veilige Gebieden. Falen en slagen bij de bescherming van burgers in oorlogstijd.
150
Brantz. De Srebrenica dagboeken. Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler.
151
Een ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. p. 228.
152
Karremans. Srebrenica. Who Cares?
153
Dat hield in dat bepaalde gebieden verboden waren te betreden, omdat daar bommen zouden kunnen vallen. 59
Srebrenica hadden gevlogen, maar dat bombarderen niet mogelijk was door het slechte zicht.154 Naar onze mening is dit echter geen behoorlijke verklaring, omdat het zicht zo vroeg in de ochtend altijd slecht is. Daarnaast vlogen de vliegtuigen destijds op coördinaten en was goed zicht daarom geen vereiste. Toen luchtsteun uitbleef trokken de Servische militairen steeds verder de enclave in en zij vormden zo een concrete dreiging voor de bevolking van Srebrenica.155 De Dutchbat leiding vroeg daarom om acht uur in de ochtend opnieuw luchtsteun aan. Helaas opnieuw zonder succes en ook deze keer was het slechte weer de beweerde oorzaak voor het uitblijven van luchtsteun. De politici in Den Haag hadden allen vanaf dat moment het gevoel dat het verkeerd af ging lopen met de enclave. Het Servische leger werd ondertussen steeds groter. Men schatte de grootte van de VRS tussen de drie- en de vierduizend, terwijl de Dutchbatters met minder dan duizend mensen waren. Een veelvuldig gebruikt argument is dat er ook een paar duizend moslim-soldaten aanwezig waren in de enclave en dat zij de Dutchbatters wellicht tegen de Serviërs hadden kunnen helpen. Deze moslims waren in de ogen van Dutchbatters echter geen soldaten, maar eerder een ongeregeld en ongetraind groepje rebellen met wie samenwerken onmogelijk was. Het was zelfs zo dat de Dutchbatters de moslim-soldaten als een grotere bedreiging zagen dan de Serviërs. De Serviërs lieten hen immers met rust, terwijl de moslims hen vaak in de weg zaten.156 Dit alles werd natuurlijk versterkt door de spanningen die waren ontstaan na de dood van Raviv van Renssen. Om tien uur ‘s ochtends werd nogmaals luchtsteun gevraagd en om 14:20 uur arriveerden vier vliegtuigen boven Srebrenica: twee Nederlandse en twee Amerikaanse. Een van de twee Nederlandse vliegtuigen raakte één Servische tank en de Amerikaanse ‘konden geen doelwitten vinden’ en besloten dus geen bommen af te werpen. De luchtsteun kwam, maar was te laat en te klein in omvang.157 beschoot Srebrenica-stad hevig. De verdediging van Dutchbat viel en de moslimsoldaten van het ABiH vluchtten. Karremans trok zich hierna – rond drie uur ‘s middags –met al zijn
luchtwapen ergens in Bosnië zou worden ingezet. uit de grote groepen vluchtelingen. Ooggetuigen zeggen dat ze werden neergeschoten door het Servische leger. De moslims hadden geen vertrouwen meer in de blauwhelmen en daarom ging het alarmerende bericht uit dat een ieder, die dat kon, moest vluchten. Uiteindelijk kregen twintig- tot vijfentwintigduizend mensen de kans om de bossen rond Srebrenica in te vluchten,
154
Faber. Srebrenica. De genocide die niet werd voorkomen.
155 156 157 60
maar een derde hiervan werd opgepikt door de Serviërs en vermoord. Vrijwel alle mannen en jongens, die gevangen zijn genomen in en rondom Srebrenica, zijn vermoord. hadden zijn superieuren hem aanbevolen zo min mogelijk te zeggen en vooral te luisteren naar
hij de Servische militaire leiding voor de goede behandeling van de soldaten. Bovendien kwam volledig domineert. 158 In zijn boek stelt Karremans dat de Safe Area op 11 juli om zes uur ‘s middags niet meer bestond en dat daarmee de opdracht van Dutchbat ten einde was gekomen. 159 In de resolutie van 9 mei 1994, waarin het mandaat van UNPROFOR staat beschreven, staat echter dat het de taak van UNPROFOR was “to protect the civilian populations of the designated Safe Areas against armed attack and other hostile acts, through the presence of its troops and if necessary through the application of air power, in accordance with agreed procedures”. 160 De taak van Dutchbat was dus in tegenstelling tot wat Karremans beweert in zijn boek helemaal nog niet afgelopen, want het verlies van het veilige gebied, betekende (nog) niet het verlies van de veiligheid van de bevolking.
Dutchbat had vanaf toen niets meer in te brengen en de Serviërs bepaalden de regels. De
opmerkelijke uitspraak: “Ik kreeg vanochtend orders van mijn ministerie van Defensie […] We moeten zo veel mogelijk helpen”.161 Deze opdracht is door minister Voorhoeve altijd ontkend. hij de deportatie aankondigde van de moslims en eiste dat zij allemaal hun wapens inleverden. De volgorde van de deportatie was als volgt: de zwaargewonden, de zwakkeren en zieken, de vrouwen, ouderen en kinderen, alle mannen tussen de zeventien en vijfenzestig jaar en man tussen de zeventien en de vijfenzestig jaar, voordat hij werd gedeporteerd, moest worden
158
Voor een deel van het verloop van deze ontmoeting, zie de volgende link:
159
Karremans. Srebrenica. Who Cares?
160
https://www.icrc.org/casebook/doc/case-study/netherlands-responsibility-international-organizations-case-study. htm, geraadpleegd op 22-11-2015
161
https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vi3al1bl2xzs, geraadpleegd op 22-11-2015 61
ondervraagd om eventuele ‘oorlogsmisdadigers te kunnen berechten’.
162
De Nederlandse
luitenant Ron Rutten had op 13 juni 1995 het zogeheten ‘witte huis’ bezocht waarin de moslims werden verhoord. Hij zou later verklaren dat er sprake was van totale doodsangst; hij kon de dood ruiken.163 In de loop van de twaalfde werd een lijst opgesteld met 239 namen van weerbare 164 . Dutchbatters probeerden te midden van de chaos in het kamp hun namen te registreren om hun een vorm van bescherming te bieden tegen de Serviërs. Franken droeg op de lijst naar én het crisiscentrum in Nederland én de VN te sturen. De mannen op de lijst zouden dan onder speciale bescherming van UNPROFOR staan, waardoor hun veiligheid zou zijn gewaarborgd.165 Niemand in de Prinses-Julianakazerne in Den Haag bleek echter iets te weten over de lijst, die pas in augustus Het zoekraken van de lijst met namen laat volgens Voorhoeve zien dat hij niet op tijd over alle relevante informatie beschikte ten aanzien van de gebeurtenissen in Srebrenica. Dat legt hij als volgt uit in ons interview met hem. Het ministerie van Defensie had tijdens de missie van Dutchbat twee crisiscentra: de één bevond zich onder het ministerie van Defensie – ‘de bunker’, het defensiecrisisbeheercentrum (DCBC) –, en de ander was het operatiecentrum van de landmacht in de Koningin Juliana Kazerne in Den Haag. De meldingen kwamen binnen bij de landmacht en de bedoeling was dat de landmachtleiding de informatie die binnenkwam direct zou doorsturen naar het DCBC. Dat gebeurde echter lang niet altijd. De reden hiervoor is dat de toenmalige bevelhebber van de strijdkrachten slecht nieuws niet naar buiten wilde brengen, omdat dat geen goed beeld zou scheppen van de nieuwe luchtmobiele brigade.166 Hierdoor hobbelden Voorhoeve en zijn adviseurs in de bunker steeds achter de feiten aan. Dit bevestigt de op bladzijde 45 beschreven mening van Brantz, die hij en andere militairen hadden over de politiek in Den Haag. De Dutchbat leiding drong er op 12 juli op aan bij de Serviërs dat op iedere wagen een blauwhelm mee moest gaan om toe te zien op het verloop van de deportatie. Helaas hadden zij de touwtjes niet langer in handen, zoals eerder in dit hoofdstuk staat beschreven, en had blauwhelmen in handen en zij deden deze aan. Hierdoor was niet goed meer te overzien of er wel of geen ‘echte’ blauwhelm toezicht hield op de deportatie. De kritiek dat Dutchbat mee zou hebben geholpen met het deporteren is daarom feitelijk niet juist.167 Een aantal uur na het ultimatum stonden direct dertig bussen gereed, wat de indruk
162
VPRO/Human. 2doc: waarom Srebrenica moest vallen?. Documentaire, geregisseerd door Bart Nijpels. 29 juni 2015.
163
Kemenade, J. van. Rapport: Omtrent Srebrenica. 28-09-1998
164
Plaatsvervangend commandant van Dutchbat in 1995; de tweede man in het bataljon
165
Nuhanovic, H. Srebrenica Lijst 242. Trouw (14-07-1999).
166
In het volgende hoofdstuk zullen wij dit verder uitwerken.
167 62
van de deportatie was namelijk gigantisch: binnen ongeveer 34 uur deporteerden de Serviërs rond de 17.000 vluchtelingen. Wat opviel was dat tussen de gedeporteerden geen mannen tussen de zeventien en de vijfenzestig zaten. Vanaf toen was duidelijk dat de Serviërs bezig waren met het plegen van genocide. Niemand sprak echter nog openlijk over genocide. De eerste was minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking. In een uitzending op de televisie zei hij op 18 juli 1995: “er zijn echt moordpartijen geweest. De Serviërs hebben dat een aantal keren gedaan. Het is genocide die plaatsvindt”. 168 Velen zagen deze uitspraak als een politieke fout, omdat er nog geen harde bewijzen waren, en een resultaat van privé-opvattingen en emoties. Vooral Dutchbatters, waaronder generaal Couzy, wilde niets weten van dit soort vergaande uitspraken over genocide. Ook minister Voorhoeve raakte in het schootsveld van de kritiek. Tijdens een conferentie op 21 juli had hij gesproken met UNPROFOR-generaal Rupert Smith, die vertelde dat hij het ergste vreesde voor de mannen die nog werden vermist, ook al had hij daarvoor geen harde bewijzen. Smith zei dat hij het gevoel had dat tussen de twee- en drieduizend mannen waren vermoord.169 In het NOS-journaal van die avond zei Voorhoeve daarom: “genocide betekent groepsmoord en dat is wat de Bosnische Serviërs doen”.170
Na de val van de enclave wilden veel nationale en internationale media met Karremans praten over de rol van Dutchbat in de val. De politiek vond echter dat men voorzichtig moest zijn met het interviewen van Karremans. Voorhoeve had via anderen gehoord dat Karremans ‘minder stevig was dan van tevoren werd gedacht’.171 ministerie van Defensie, duidelijk dat hij zich tegenover verschillende journalisten positief .Politiek gezien een hele onhandige uitspraak. Op 23 juli 1995 gaf Karremans een persconferentie over de gebeurtenissen. Gezien de 172
bedenkingen over het optreden van Karremans werd gehamerd op een goede voorbereiding. Helaas verliep deze niet goed; plotselinge afspraken stonden een voorbereiding in de weg en Karremans sliep bovendien niet goed. 173 Hierdoor was er weinig tijd voor de persvoorlichter van Defensie, genaamd Kreemers, om de tekst grondig met hem door te nemen en eventuele uitspraken, die vanuit politiek oogpunt niet verstandig waren, te schrappen. Kreemers gaf hem
168
Interview met Jan Pronk in Nova op 18 juli 1995.
169 170
ANP-bericht, 21-08-1995.
171
Coll. Kreemers. Notitie J.J.C. Voorhoeve aan DV t.a.v. H.P.M. Kreemers, 18-07-1995.
172
Faber. Srebrenica. De genocide die niet werd voorkomen.
173
T. Karremans (1998). Srebrenica. Who Cares? Nieuwegein: Arko Sports Media BV. 63
weglaten. Dit deed Karremans echter niet en bovendien viel zijn uitspraak: “no good guys, no bad guys” in slechte aarde omdat de internationale pers de Bosnische Serviërs wel degelijk zag als de bad guys.
Minister Voorhoeve had al snel na de val van Srebrenica een gesprek met generaal Couzy over de wijze waarop de Dutchbatters zouden worden ontvangen na het debacle in Srebrenica. Voorhoeve droeg Couzy op ingetogen te zijn, omdat er wel eens vreselijke dingen konden en stemmig’ te laten zijn en drong hij aan op een alcoholverbod. Beide werden door Couzy niet nageleefd, omdat hij vond dat de Dutchbatters ‘een warm onthaal moesten hebben’. 174
Kroonprins Willem-Alexander, premier Kok, minister Voorhoeve en enkele andere
“Waarom die schaamteloze vertoning van premier Kok en prins Willem-Alexander die samen met ‘onze jongens’ in Zagreb feest vierden met bier en hoempamuziek terwijl het bloed van duizenden vermoorde moslims nog niet droog was? ”. 175 Maar de Dutchbatters verantwoorden het feest door te stellen dat het een uiting was van ‘de diepste gevoelens die op dat moment bij de mensen aanwezig waren’, waarbij de dood van Raviv van Renssen een versterkende rol heeft gespeeld. 176 Een aantal Dutchbatters vreesden immers gedurende de laatste dagen voor hun leven, wat je ziet aan de verschillende briefjes waarop zij hun laatste wil schreven. De veilige terugkeer in het Nederlandse Kamp Pleso voelde dan ook als een enorme ontlading en opluchting. 177 alles maakte bataljonsvoorlichter W. Dijkema videobeelden die daarna de hele wereld over zouden gaan. Deze beelden zouden het symbool worden van de vermeende onverschilligheid van Dutchbat.
In dit hoofdstuk hebben wij de volgende vraag aan de orde gesteld. ‘Hoe verliep de genocide en welke reacties riep dit op bij de internationale media en bij betrokkenen? ’. Het antwoord op deze vraag is, samengevat weergegeven, als volgt. Vanaf eind mei 1995 voerden de Serviërs, die de enclave toen al geheel afgekneld hadden, de druk op de Dutchbatters en de moslim bevolking in Srebrenica sterk op. Op 3 juni van datzelfde jaar viel de eerste observatiepost van de Nederlandse blauwhelmen. Dit bleek pas het begin van het Servische offensief. De spanningen bleven door toedoen van de Serviërs oplopen. Daarmee was duidelijk dat er een aanval zou komen op de enclave, hoewel
174
Interview H.A. Couzy, 14-09-98.
175
Franco, A. (26-01-2000). Nederland heeft een verkeerd zelfbeeld. NRC Handelsblad.
176
Interview A. Soleksz, 15-11-2000.
177 64
de precieze intenties van de Serviërs niet helder waren.178 De Servische aanval op Srebrenica begon op 6 juli. Diezelfde dag vielen direct vijf OP’s. Karremans vroeg deze dag vanwege de grote dreiging voor het eerst luchtsteun aan, maar zonder succes. Op 7 juli bleef het relatief rustig in de enclave, maar de achtste barste het geweld weer los. Karremans vroeg voor de tweede keer luchtsteun aan, nadat de Serviërs zichzelf een ideale uitgangspositie hadden verschaft door verschillende tactisch handige delen van de Safe Area te veroveren. De luchtsteun kwam weer niet en deze keer werd weer beweerd door de VN-leiding dat de oorzaak voor het uitblijven hiervan het slechte weer was. Tijdens de negende en de tiende juli bleven de beschietingen aanhouden. De Dutchbatters en bevolking in de enclave vreesden hevig voor een doorslaggevende Servische aanval. Daarom jubelden zij toen de VN-leiding in de nacht van 10 op 11 juli beloofde dat het luchtwapen de volgende dag om 6:50 zou worden ingezet. De luchtsteun bleef echter wederom uit. Weer werd daarom meerdere malen luchtsteun gevraagd en om 14:20 vlogen er eindelijk vier vliegtuigen boven Srebrenica. Deze kwamen echter te laat en bovendien waren het er veel te weinig om de enclave nog te kunnen redden. Op 11 juli werden de laatste OP’s ingenomen Hierna begon het meest gevoelige van de gebeurtenissen rondom Srebrenica: de opgedragen, op de volgende wijze gedeporteerd: de zwaargewonden, de zwakkeren en zieken, de vrouwen, ouderen en kinderen, alle mannen tussen de zeventien en vijfenzestig jaar en ten slotte Dutchbatters. De mannen tussen zeventien en vijfenzestig jaar moesten bovendien voorafgaande aan deportatie eerst worden ‘verhoord’ om eventuele oorlogsslachtoffers te kunnen ‘berechten’. De moslimmannen werden echter niet verhoord, maar vermoord. Na de val van de enclave hebben twee gebeurtenissen nog veel media aandacht Dutchbat militairen. De persconferentie omdat Karremans stelde dat er ‘no good guys, no bad guys’ waren; een in politiek opzicht zeer onhandige uitspraak. ‘Het feestje’ omdat Dutchbat feestvierde, terwijl geruchten de ronde gingen dat duizenden mannen waren vermoord. De aanwezigheid van kroonprins Willem-Alexander, premier Kok, minister Voorhoeve maakte deze vertoning nog beschamender. Onze mening over de persconferentie en over ‘het feestje’ zijn als volgt. Wat betreft de persconferentie denken wij inderdaad dat de uitspraak van Karremans niet handig is, maar in zekere zin heeft hij gelijk: er waren tijdens de Bosnische oorlog geen ‘goederikken’ en ‘slechteriken’, want beide partijen maakten zich schuldig aan etnische zuiveringen. Daarnaast waren het de moslims geweest, en niet de Serviërs, die de Dutchbatter Raviv van Renssen hadden gedood. Wel snappen wij de afkeurende reacties van de nationale en internationale
178
Onduidelijk was of de Serviërs slechts een gedeelte van de enclave wilden innemen, of dat zij de gehele enclave voor ogen hadden. 65
kranten, omdat de Serviërs veel meer mensen hebben vermoord dan de moslims en in zekere zin dus meer de ‘bad guys’ waren. Wat betreft ‘het feestje’ vinden wij de reactie van de Dutchbatters begrijpelijk, aangezien verschillende van hen bang waren te sterven en uiteindelijk terug konden naar hun familie en vrienden in Nederland. Dat neemt niet weg dat deze uiting politiek gezien niet correct was. De legerleiding had deze moeten voorkomen, temeer daar Voorhoeve en andere beleidsmakers van te voren een rustige en ingetogen ontvangst hadden benadrukt en nota bene prins Willem Alexander aanwezig was.
66
- Jan Dirk Blaauw 179
In dit hoofdstuk zullen wij beschrijven op welke manier de VN en Nederland betrokken waren Eerst zullen we onder de loep nemen hoe vredesoperaties van de VN tot stand komen, welke soorten vredesoperaties te onderscheiden zijn en nadelen van deze operaties beschrijven. Vervolgens passen we de informatie uit het eerste gedeelte toe op de betrokkenheid van de VN in het voormalige Joegoslavië. Om dit goed te verwoorden zullen we de volgende vragen beantwoorden. ‘Waarom besloot de internationale gemeenschap over te gaan op een vredesmissie naar de Balkan?’, ‘Op basis van welk mandaat opereerde UNPROFOR?’ en ‘Hoe verliep de uitvoering van het mandaat van de blauwhelmen?’. Daarna zullen we beschrijven op welke manier Nederland betrokken raakte in het lagen en in hoeverre Nederland zich bemoeide met Dutchbat. Voorts zullen we ingaan op de ‘dubbele sleutel procedure’ ten aanzien van luchtsteun. De afgelopen eeuw hebben verschillende beleidsmakers, ministers en militairen aangegeven dat hier de bottleneck voor het mislopen van de operatie lag. We zullen omschrijven wat deze ‘dubbele sleutel procedure’ inhield en welke nadelen hieraan kleefden. Voorts zullen we de verschillende stappen uiteenzetten waaraan moest worden voldaan alvorens het luchtwapen mocht worden ingezet en zullen we beschrijven wat de nadelen van dit stappenplan zijn. Ten slotte zullen we de kritiek beschrijven die Dutchbat en Karremans na de val van de enclave te verduren hebben gekregen. We zullen de eventuele fouten van zowel het bataljon in zijn geheel als de overste Karremans op een rij zetten met het doel van deze fouten te kunnen leren. In dit hoofdstuk proberen we antwoord te geven op de volgende vraag. ‘Welke fouten maakten de VN bij het besluit de missie UNPROFOR in leven te roepen en welke fouten zijn door de Nederlandse regering gemaakt bij het besluit Nederlandse militairen te laten deelnemen aan deze missie en welke fouten hebben Dutchbat en zijn leider Karremans gemaakt tijdens hun optreden in Srebrenica? ’
In hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties staat beschreven dat zogeheten ‘groene’ vredesmachten kunnen worden opgeroepen ten behoeve van het handhaven van vrede
179
Voormalig VVD’er en Kamerlid 67
en veiligheid.180 Deze vredesmachten, waarvan de militairen blauwhelmen worden genoemd, kunnen twee verschillende soorten mandaten meekrijgen: peacekeeping (vredeshandhaving) of peace enforcing (vredesafdwinging). Bij het laatste mandaat is het gebruik van militair geweld toegestaan. De Veiligheidsraad was en is in de regel terughoudend met dit laatste mandaat, doordat geweld politiek gezien grote gevolgen kan hebben op het gebied van onderlinge relaties.181 Dit mandaat wordt beschreven in hoofdstuk zeven van het Handvest van de VN en wordt dan ook wel een ‘hoofdstuk zeven operatie’ genoemd.182 Bij het geven van het mandaat van peacekeeping moet aan drie voorwaarden zijn voldaan: de betrokken partijen moeten instemmen met de komst van de vredesmacht, er moet een wapenstilstand zijn en de vredesmacht mag de meegenomen wapens slechts voor zelfbescherming gebruiken, waardoor de wapens meestal van een licht kaliber zijn. Meestal stellen de blauwhelmen bij een mandaat van peacekeeping een bufferzone in en onderhandelen zij over de vrede met de strijdende partijen. In het geval van peacekeeping is de vredesmacht vaak klein van omvang en de troepen fungeren meer als waarnemers dan als vredesbewaarders. 183 Dit mandaat wordt beschreven in hoofdstuk zes van het Handvest van de VN en wordt dan ook wel een ‘hoofdstuk zes operatie’ genoemd.184
om een derde wereldoorlog te voorkomen. Door het wegvallen van de tegenstelling tussen de VS en Rusland aan het eind van de Koude Oorlog (1989) was er ruimte voor en ontstonden 185
jaren negentig een idee voor een nieuw soort mandaat, namelijk een quasi-vredesafdwinging, die het midden zou houden tussen vredeshandhaving en vredesafdwinging. Hiervoor moest aan dezelfde drie voorwaarden zijn voldaan als bij peacekeeping. Deze nieuwe soort humanitaire vredesoperatie kon worden ingezet in binnenlandse situaties, waarin het staatsgezag helemaal of voor een deel was wegvallen.186 In juni 1992 publiceerde Boutros Boutros-Ghali, de toenmalig Secretaris-Generaal (SG) van de VN, het rapport ‘An Agenda for Peace’ dat een scala aan nieuwe vredesoperaties omvatte, waarvan de quasi-vredesafdwinging de belangrijkste was.187 De VN hadden aan het begin van de jaren negentig een aantal grote handicaps. Veel mensen vergaten dat de VN geheel afhankelijk waren van de politieke wil van de leden. De
180
http://www.unric.org/nl/handvest, geraadpleegd op 28-11-2015.
181
NIOD-rapport.
182 183 184 185
NIOD-rapport.
186
A. Kamsteeg. VN: naar de humanitaire interventie?. Nederlands Dagblad. 10-06-1992.
187
NIOD-rapport samengevat 68
VN hebben en hadden geen eigen leger tot hun beschikking en daarom gaat en ging aan het uitzenden en mandateren van blauwhelmen een gecompliceerd en langdurig proces vooraf, dat volgens het volgende stappenplan te omschrijven is.188 1. De SG van de VN beveelt de lidstaten van de organisatie aan een vredesmissie voor te bereiden. Vervolgens consulteert de SG de lidstaten over deze vredemissie. 2. De Veiligheidsraad vergadert over de missie en haar mandaat. Het mandaat beslaat het doel, de bevoegdheden en de middelen van de vredesmissie. 3. In deze vergadering moeten 9 van de 15 lidstaten van de Veiligheidsraad voor stemmen en bovendien mag geen van de permanente leden tegenstemmen, alvorens de missie kan beginnen. 4. De zesde commissie van de Algemene Vergadering stelt een de begroting en kostenverdeling vast. 5. Nationale regeringen bepalen of en in welke vorm en mate zij aan de missie mee willen doen. 6. De SG kiest een commandant, die de leiding heeft over de troepen, met behulp van het ‘Department for Peacekeeping Operations’ (DPKO). In geval van de vredesmissie peacekeeping vormt het mandaat de enige juridische basis. Immers over deze missie is niets opgenomen in het Handvest. Daarom is het belangrijk dat dit mandaat helder wordt geformuleerd. Vanwege politieke redenen is dit mandaat echter vaak – al dan niet opzettelijk – dubbelzinnig. Het bovenstaande stappenplan is bovendien in de besluitvorming en uitvoering eenvoudig gezegd te traag voor een acute crisis, doordat er eerst veel moet worden gedebatteerd voordat men over kan gaan op het uitzenden van een vredesmacht.189 De vredesoperaties van de VN hebben nog meer nadelen. Ten eerste hekelt een groot deel van de militairen, die de vredesoperaties gedeeltelijk leiden en volledig uitvoeren, verantwoordelijkheden weg te schuiven. Omgekeerd geldt hetzelfde: leden van de VN storen zich aan de militairen die volgens hen geen rekening houden met politieke belangen. 190 Ten tweede staat de Veiligheidsraad niet onder controle van een ander orgaan. Daardoor kunnen de leden relatief makkelijk te kort schieten in een besef van verantwoordelijkheid tijdens de door hen zelf gevormde vredesoperaties. Daarnaast is het voor lang niet alle leden van de Veiligheidsraad gebruikelijk om troepen uit te zenden voor vredesoperaties, omdat de 191
188
Dit stappenplan is ontleend aan het NIOD-rapport
189
NIOD-rapport
190
Interview met kolonel R. Van Veen 16-08-2000
191
Owen, D. (1995). ‘De grenzen van VN-vredesafdwinging’. Internationale Spectator 49 69
verantwoordelijkheid en daarom zullen ze niet het risico willen nemen militairen te verliezen tijdens een uitzending naar de Balkan. Om deze reden vormt stap vijf van het stappenplan heel vaak een struikelblok. zijn benoeming weten dat hij weinig trek had in een vredesoperatie in Joegoslavië, omdat de VN daar naar zijn mening hoe dan ook iets te verliezen had. Boutros-Ghali was afwachtend en hij lag slecht bij de Amerikanen, wat een garantie was voor botsingen tussen hem en de leden van de Veiligheidsraad.192 Ondanks deze nadelen was er een groot vertrouwen en optimisme in vredesmissies onder leiding van de VN, omdat deze organisatie voor de oprichting van UNPROFOR onder andere een grote rol had gespeeld in het verdrijven van het Irak van Saddam Hoessein uit Koeweit. Door dit grote vertrouwen van de internationale gemeenschap in het kunnen van de VN, had men weinig oog voor de nadelen van een missie die door deze organisatie werd geleid. 193
“If it is only now that I am proposing such a force, it is because of the complexities and the dangers of the Yugoslav situation and the consequent need to be as sure as possible that the negotiations of an overall political settlement.” 194 Hiermee drong Boutros-Ghali op 15 februari 1992 erop aan dat er een vredesmacht ging opereren in het voormalig Joegoslavië. Hij stelde dat het belangrijk was dat de blauwhelmen zo snel mogelijk naar het gebied zouden vertrekken, ook al bracht dat het grote risico met zich dat de troepenmacht te klein in omvang zou zijn. 195 Na zijn aanbeveling nam de Veiligheidsraad op 21 februari resolutie 743 aan, die voorzag in het vormen van een vredesmacht met de naam United Nations Protection Force (UNPROFOR). UNPROFOR opereerde in eerste instantie alleen in Kroatië, maar al snel werd de vredesmacht ook in Bosnië werkzaam. De vredestroepen werden ondergebracht in United Nations Protected Areas (UNPA’s). UNPROFOR’s mandaat had tot doel het scheppen van voorwaarden voor een peacekeeping centraal, omdat het doel was een geschikt klimaat te scheppen voor vredesonderhandelingen. Aan de andere kant moest UNPROFOR een demilitarisering tot stand brengen om Kroatische vluchtelingen de kans te geven terug te keren naar Kroatië. Dit mandaat leidde al snel tot problemen. De Serviërs verzetten zich bijvoorbeeld tegen de demilitarisering, waardoor daar
192
Shawcross, W. (2000), Deliver Us From Evil: Simon & Schuster.
London:
193 194
Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly Resolution 53/35 (1998). A Srebrenica Rapport. VN.
195
Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly Resolution 53/35 (1998). A Srebrenica Rapport. VN. 70
niets van terecht kwam.196 De reden dat het mandaat niet alleen een ‘hoofdstuk zeven operatie’ was, was dat de Russen niet meer wilden dan een ‘hoofdstuk zes operatie’. Dit kwam doordat zij zich van oudsher de beschermers voelden van de Serviërs, want beiden waren Orthodox Christelijk. 197 er minder politieke motivatie was bij andere landen om hard in te grijpen. De reden hiervoor eerste termijn zat.198 In november moest Boutros-Ghali verklaren dat UNPROFOR niet had kunnen verhinderen dat Serviërs andere etnische groepen bleven vermoorden en dat zij hen op andere manieren bleven schaden. 199 dringend aan Europa en de VN om blauwhelmen naar Bosnië te sturen, omdat de situatie steeds wankeler werd. Daaraan werd uiteindelijk gehoor gegeven door de VN en werd het mandaat van de vredesmissie uitgebreid naar Bosnië.200 In april 1993 doopten de VN Srebrenica op basis van resolutie 819201 tot ‘Safe Area’. (VRS). Dit hield in dat zowel de Bosnische regering als de Servische akkoord moest gaan met 202
Voorafgaand aan dit besluit werd er een fel debat gevoerd over de vraag of dit besluit wel of niet verstandig was. In nationale en internationale kranten werd gespeculeerd dat het invoeren van Safe Areas averechts zou kunnen werken waarbij vaak het volgende argument naar voren werd gebracht: “The plan will freeze the military situation on the ground. The ‘safe areas’ have no chance of becoming viable - already they are turning into permanent refugee camps […]. It is deeply unfair, as the Serbian side keep their arms while the Muslims will be disarmed. We are just setting the stage for a long-term war of skirmishes.”203 Wat duidelijk was, was dat een groot aantal soldaten nodig was om een Safe Area daadwerkelijk
196
NIOD-rapport.
197 198
Als een Amerikaanse president in zijn eerste termijn zit, houdt deze zich voornamelijk bezig met de binnenlandse politiek, omdat hij/zij graag herkozen wil worden. Pas als hij/zij herkozen worden wil hij/zij zich internationaal laten
199
Er zijn genoeg bewijzen dat de Serviërs de moslimbevolking verkrachtte en martelde. Bovendien sloten de Serviërs de moslims op in concentratiekampen, waar zij in mensonterende omstandigheden leefden. De ‘wandelende lijken’ in deze kampen doen enigszins denken aan de concentratiekampen van de Nazi’s gedurende de Tweede Wereldoorlog.
200
Faber. Srebrenica. De genocide die niet werd voorkomen.
201
http://www.refworld.org/cgi-bin/texis/vtx/rwmain?docid=3b00f2bc28 voor de volledige tekst van de resolutie.
202
Honig, J. en Both N. (1996). Srebrenica. Record of a War Crime. London: Penguin Books.
203
Tanner, M. Bosnia’s ‘Safe Areas’: West sets the stage for a human tragedy: The creation of UN ‘safe’ refugee zones proceeds apace. In these disease-ridden camps thousands of orphaned Muslim children, with no hope for the future, will turn to crime or terrorism. The Independent. 8 juni 1993. 71
204
in een interview met Trouw in november 1992:
“Ik bepleit al langer militair ingrijpen van Europa voor het scheppen van beveiligde gebieden in Bosnië tegen de moorden, verkrachtingen en martelingen. Maar voor zo’n actie blijft het een feit dat het de internationale organisaties zowel als de grote Europese landen ontbreekt aan leiderschap en visie, zodat ik hoop dat Nederlandse hulporganisaties een humanitaire reddingsactie beginnen.” 205 Voor een succesvolle militaire ingreep waren volgens hem tussen de vijftig- en honderdduizend goed getrainde en uitgeruste militairen nodig.206 De hiervoor genoemde resolutie 819, die Srebrenica omdoopte tot Safe Area, was zeer onduidelijk. De Veiligheidsraad had de resolutie te haastig opgesteld, doordat de Serviërs een steeds grotere dreiging vormden voor de inwoners Srebrenica. De resolutie ging bijvoorbeeld niet in op waaruit het gebied van de Safe Area precies bestond en hoe dit gebied ‘safe’ zou blijven. Bovendien gingen de VN ervan uit dat het gebied, waar de blauwhelmen naartoe werden gezonden, veilig was, maar gezien de grote spanningen tussen de moslims enerzijds en de Serviërs anderzijds is het zeer de vraag of dit uitgangspunt terecht was. Op 18 april bereikten de Serviërs en de moslims overeenstemming, waarbij een staakt het vuren vanaf 05:00 werd afgekondigd en Canadese vredestroepen zes uur later de enclave mochten binnengaan om ervoor te zorgen dat de moslims hun wapens allemaal binnen tweeënzeventig uur zouden inleveren. Bovendien mochten vijfhonderd gewonden uit de enclave worden gevoerd en kregen humanitaire hulpverleners toegang tot het gebied. Uit berichten blijkt dat UNPROFOR nooit echt zijn best heeft gedaan de moslims in de enclave een vertrouwelijke brief op 23 april: “Given your public statement that Srebrenica is fully demilitarized, we see no need for UNPROFOR to participate in house-to-house searches for weapons. You will undoubtedly be made aware by the visiting Securtiy Council delegation of the strong feeling amongst several Member States that UNPROFOR should not participate too actively in ‘disarming the victims’.” 207 De moslims leverden uiteindelijk slechts de wapens in die kapot waren of waarvoor ze geen munitie meer hadden. Hierdoor weigerden de Serviërs zich terug te trekken.208 Ondertussen zag de Canadese regering in dat haar troepen niet slechts humanitaire hulp verstrekten, wat wel als mandaat in resolutie 819 stond, maar zich ook moesten bezig houden met de demilitarisering van de moslims. De troepen hadden echter niet de middelen om het gebied te demilitariseren en het staakt-het-vuren in stand te houden. De Canadese regering vroeg de lidstaten van de VN daarom om meer troepen te sturen, maar er was geen
204
Op dat moment was hij de directeur van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael. In augustus 1994 werd hij de minister van Defensie van Nederland.
205
H. Goudriaan. (17 november 1992). Voorhoeve: Nederlandse hulpactie voor Bosnië. Trouw.
206
Dit idee verkondigde hij ook op internationaal niveau tegenover de International Herald Tribune op 11 augustus 1992.
207
Shawcross, W. (2000), Deliver Us From Evil: Simon & Schuster.
208
British Broadcast Coperation (BBC). A Cry from the Grave. Documentaire
London:
72
interesse. Met een volgende resolutie met nummer 836 van begin juli werd duidelijk dat de veilige gebieden ‘should be safe from attack’. Daarmee verbood de resolutie het Bosnischaanval zou overgaan (anders was in plaats van ‘should be safe from attack’, ‘shall be safe from attack’ gebruikt). Volgens het NIOD-rapport “was het hele Safe-Area-concept een vorm van bluf, dat ervan uitging dat de Bosnische Serviërs de wereldgemeenschap niet tegen zich in het harnas zouden durven jagen, en dat er ook geen andere redenen voor hen zouden zijn om zo’n gebied toch aan te vallen, zoals wraak, drang naar prestige etc.”209 UNPROFOR kreeg door deze resolutie op papier een mandaat van peace enforcing. De missie werd hierdoor van een politiek niveau naar een militair niveau getild. De resolutie machtigde UNPROFOR ‘acting in self-defence to take the necessary measures including the use of force’. Daarmee stelde de resolutie de vredesmacht slechts in staat wapens te gebruiken ter zelfverdediging en dus niet om de enclave te verdedigen. De missie hield dus in werkelijkheid het midden tussen peacekeeping en peace enforcing. Voorts werd het de lidstaten toegestaan vliegtuigen te gebruiken om UNPROFOR in staat te stellen haar mandaat uit te voeren, mits de Veiligheidsraad de luchtsteun zou goedkeuren.210 Nadat de Veiligheidsraad in mei 1993 had besloten extra Safe Areas in te stellen in Joegoslavië, moesten er opnieuw landen worden gezocht die troepen wilden sturen. De militaire adviseurs van de VN hadden berekend dat er voor de uitvoering van resolutie 836 minstens 34.000 militairen nodig waren. Alleen met een strijdmacht van deze grootte zou UNPROFOR de Serviërs kunnen afschrikken, deterrence through strength. Boutros-Ghali verstuurde in juni zijn rapport over de uitvoering van de resolutie. Hierin stond dat voor een effectieve afschrikking van de Serviërs 34.000 militairen211 moesten worden uitgezonden maar dat een minimum aantal 7.600 manschappen ook genoeg was. De Veiligheidsraad koos voor het niveau van 7.600 militairen. De adviezen van hoge militaire adviseurs van de VN sloeg zij dus in de wind en daar is een aantal redenen voor aan te wijzen. Ten eerste hadden de VN al troepen naar Joegoslavië gestuurd, waardoor ze zich verplicht voelden hun beleid door te zetten. Ten tweede stond nergens in de resolutie beschreven dat er een minimum aantal troepen nodig was om de missie te beginnen, daarom moest Boutros-Ghali het doen met wat er werd aangeboden, hoewel dat misschien wel niet verstandig was.212 In plaats van het oorspronkelijke idee van deterrence through strength was nu, met slechts 7.600 militairen, sprake van deterrence through presence. Dit was alleen mogelijk als de strijdende partijen instemden en meewerkten en als er Close Air Support kon worden opgeroepen om de blauwhelmen te beschermen en om aanvallen van het VRS op de Safe
209
Bootsma, P. (2002). Srebrenica:
. Amsterdam: Boom.
210
Tharoor, S. (1995). Should UN peacekeeping go “back to basics”?. Survival.
211
Andere militairen pleitten voor nog een veel groter aantal, namelijk minstens 50.000: zie ons interview met Voorhoeve, bijlage 2. Wij zijn dus in ons stuk uitgegaan van het kleinste aantal.
212 73
Areas af te schrikken. Niemand leek echter geïnteresseerd om troepen naar de Srebrenica en 213
Op 27 november 1993 besloot het kabinet-Lubbers/Kok formeel tot uitzending naar Joegoslavië. Twee weken later vroegen de VN of Nederland deze militairen naar Srebrenica en waren, met als belangrijkste oorzaak dat beide enclaves moeilijk bereikbaar waren. 214 Hierna Echter, men werd door de Serviërs niet toegelaten tot het gebied en daarom werd slechts vanaf kaarten bekeken of het mogelijk was de enclave te redden. 215 Nederland ging akkoord, maar er waren twijfels. Hans Couzy, generaal van de Nederlandse landmacht, en Arie van der Vlis, Chef-Defensiestaf, twijfelden destijds over uitzending om drie redenen. Ten eerste stelden zij vast dat door de bureaucratische besluitvorming van de VN altijd compromissen werden gezocht over bijvoorbeeld de soort wapens die mee mochten. 216 Ten tweede vonden zij dat het Nederlandse leger nog niet klaar was voor zo’n grootschalige vredesoperatie. Ten derde waren zou kunnen winnen. Couzy verwachtte volgens het NIOD, als de vredesmacht niet zou bestaan uit ongeveer 100.000 troepen, een scenario vergelijkbaar met Vietnam. Het verzoek van de VN werd door het ministerie van Defensie onderzocht en generaalmajoor Reitsma adviseerde Couzy en Van der Vlis dat het een ‘eervolle, niet eenvoudige, maar wel uitvoerbare opdracht was’.217 UNPROFOR-commandant generaal Briquemont verklaarde later in een interview: “behalve Nederland wilden geen van de landen van de VN hun blauwhelmen in Srebrenica plaatsen. Het concept van de Safe Areas heb ik altijd al een slecht idee gevonden en Nederland had het verzoek van de VN moeten weigeren. Als ze dat hadden gedaan, hadden politici eindelijk de operationele strategie van UNPROFOR en vooral het mandaat van de blauwhelmen moeten herzien, indien ze het concept van de Veiligheidszones wensten te handhaven.” 218 Als de Nederlandse regering had geweigerd, had zij de VN inderdaad voor een groot dilemma geplaatst. Nederland had naar onze mening gezien de veel te kleine strijdmacht en de politieke achtergronden van de inzet van het luchtwapen, met de kennis van nu, ‘nee’ moeten zeggen tegen de VN. Wij vragen ons echter af of het, gezien de grote politieke druk om iets
213
NIOD-rapport.
214
NIOD-rapport.
215 216 view met dhr. Berlijn, die de meningen van Couzy en Van der Vlis beaamt. 217
NIOD-rapport.
218
F. Briquemont (1998). Do Something, General: Kronike van Bosnië-Herzegovina. Antwerpen: Icarus 74
,
219
denkbaar was dat Reitsma ‘nee’ zou adviseren. We denken dat Nederland te hoog van de toren
nadat het avondjournaal was afgelopen en het scherm zwart werd, iedere dag op de televisie de tekst: ‘er wordt nog steeds niet ingegrepen…’ zag. Iedereen wilde wat doen tegen de oorlog, maar weinigen dachten daadwerkelijk na over de kansen van Dutchbat.220 Er zijn volgens Voorhoeve, Berlijn en Bakker drie motieven aan te wijzen op basis waarvan Nederland besloot deel te nemen aan de missie van de VN. Ten eerste wijzen zij alledrie op de gretigheid die Defensie en de Landmacht hadden om mee te doen aan de operatie in Bosnië om het bestaansrecht van Nederland zeker te stellen. Dit houdt het volgende in. Tijdens de Koude Oorlog bestond Europa uit twee machtsblokken: de NAVO en het Warschaupact. Ieder land dat was aangesloten bij de NAVO – Nederland was een van deze landen – moest een deel van het NAVO-grondgebied verdedigen. Nederland had de verantwoordelijkheid over de Noord-Duitse laagvlakte. Om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen was een bepaalde omvang van de krijsmacht nodig en daarbij hoorde een vast budget. Toen de muur viel in 1989, veranderde de strategische situatie in Europa compleet door de val van de Sovjet-Unie. Nederland kon vanaf toen niet meer een exacte rekensom maken over de grootte van zijn leger, omdat de verdediging van het NAVO-grondgebied minder belangrijk was geworden. Vanaf dat moment werd het budget voor Defensie steeds minder groot. Daardoor gingen krijgsmachtdelen hun uiterste best doen om hun relevantie te laten zien. Immers, als jij gezien wordt als een gereedschap dat nooit wordt gebruikt, stoppen de investeringen.221 Nederland en de gehele internationale gemeenschap hield zich bezig met het zogeheten vredesdividend. Men ging bezuinigen op defensie, waarop de media en de bevolking jubelend reageerden. De Koude Oorlog was afgelopen en een tijdperk van vrede zou aanbreken. In militaire kringen was men bang voor het vredesdividend en daarom ontstond een gretigheid van de krijgsmachtdelen om deel te nemen aan operaties om zo hun relevantie te tonen. 222 Hierdoor accepteerden zij voorwaarden, waarvan ze achteraf zeggen dat ze dat niet hadden moeten doen. Nederland had bovendien een nieuwe infanteriegevechtseenheid: de luchtmobiele brigade. Ook deze wilde, zoals hierboven is uiteengezet, zijn relevantie tonen
219 te vragen hoe het stond met hun bereidheid militairen beschikbaar te stellen voor de Safe Areas. Na zijn vraag viel er een pijnlijke stilte. Biegman, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger in de VN, bood t oen een eenheid van 400 man, hopend dat de andere landen hierdoor ook troepen wilden leveren, met het doel vaart te houden in de internationale betrokkenheid bij Bosnië: NIOD-rapport. 220 http://www.petervanwalsum.com/english/#morality-and-realism-in-dutch-foreign-policy-srebrenica 221 222 75
en dus alleen al daarom meedoen aan de missie in Joegoslavië. Het probleem was echter dat de missie in Srebrenica helemaal geen luchtmobiele missie223 was, want er gingen slechts blauwhelmen naartoe.224 Ten tweede wijst Voorhoeve, net als Van Walsum, op de verontwaardiging in Nederland over de oorlog in Bosnië. Men leefde mee met de slachtoffers in Joegoslavië en voelde zich daarom verplicht deel te nemen aan de missie, toen de VN dat vroegen. Daarnaast was de Nederlandse minister Van Den Broek voorzitter van de Europese Unie ten tijde van de val van Joegoslavië. Hij spande zich namens Nederland hard in om de oorlog in Joegoslavië te helpen beheersen. Op deze manier investeerde Nederland veel – in overdrachtelijke zin – in het voormalig Joegoslavië, waardoor het zich nog verder gedwongen voelde in te grijpen. Daarnaast stond de internationale gemeenschap, volgens Bakker, jubelend in het leven doordat de Koude Oorlog was afgelopen. Men wilde Europa weer veilig maken en ieder land moest democratisch worden. De rust was in heel Europa teruggekeerd, behalve op de Balkan. Ook dat gebied wilden de internationale gemeenschap en Nederland veilig maken. Ten derde zegt Nederland volgens Voorhoeve niet graag ‘nee’ tegen een verzoek van de VN. Nederland is namelijk een idealistisch land dat al lang de traditie kent om versterking van de volkerenorganisatie te bepleiten. Je ziet dit aspect ook terug in Artikel 97 van onze Grondwet, waarin staat: “Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht”. 225 Dit is vooral een motief voor het ministerie uitoefenen op het internationale overleg en dat kan pas als je zelf ook verantwoordelijkheid neemt voor bepaalde taken. Bakker gaat in ons interview met hem en in zijn parlementaire enquête rapport verder in op dit laatste punt. Hij spreekt van een zekere mate van rivaliteit tussen de ministeries van
te zenden en Ter Beek moest ervoor zorgen dat de troepen en materialen op tijd klaar stonden. Tijdens Srebrenica leidde dit ertoe dat er heel weinig communicatie was tussen Defensie en een hoofdstuk zes missie was, terwijl Ter Beek door het gebrek aan communicatie dacht dat
223
Dit betekent dat soldaten boven het gebied uit een gevechtshelikopter springen om daar gerichte acties te
224
Overgenomen uit het interview met dhr. Berlijn, zie bijlage 1 met toevoegingen uit het interview met dhr. Voorhoeve, zie bijlage 2.
225
Ontleend aan de volgende website: http://www.europa-nu.nl/id/vgrndb9f5vzi/artikel_97_krijgsmacht, geraadpleegd op 03-12-2015. 76
het een hoofdstuk zeven missie was. Bovendien was minister-president Lubbers nauwelijks betrokken bij het beleid. Hierdoor was er niemand die Kooijmans en Ter Beek bijeen riep en probeerde de onderlinge rivaliteit op te lossen.226
uitzending. De Kamer stemde, op één iemand na: Janmaat van de Centrumpartij, unaniem voor het voorstel naar Srebrenica te gaan zonder dat zij daar de kritische vragen bij stelde die je nu zou verwachten bij een missie op deze schaal.227 Dutchbat I loste begin december Canbat af dat voor de Nederlanders in Srebrenica had gezeten. Wat opmerkelijk is, is dat de Nederlandse overheid bijna niet heeft gesproken met de Canadese legerleiding over de situatie in Srebrenica. Toen Dutchbat I, het elfde luchtmobiele infanteriebataljon, aankwam in de enclave, was deze volledig omsingeld door de Serviërs. Binnen de enclave verbleven toen rond de 35.000 vluchtelingen. In de enclave bevonden zich I werd in juni 1994 afgelost door Dutchbat II en op 18 januari 1995 werd dit bataljon afgelost door de derde en laatste rotatie van Dutchbat, geleid door Thom Karremans.228 binnen de politiek van luchtsteun. Voor Nederlandse parlementariërs stond vast dat luchtsteun uitkomst zou bieden in noodsituaties. Couzy verklaarde tegenover de commissie-Bakker dat ‘iedereen dacht dat het luchtwapen een effectief middel zou kunnen zijn’ om de voorziene problemen bij het in stand houden van Srebrenica op te lossen. 229 In het leger was men echter minder optimistisch over het luchtwapen. Couzy verklaarde tegenover het NIOD dat zijn geringe verwachtingen van luchtsteun gebaseerd waren op het feit dat de VN het luchtwapen pas wilde inzetten als Servische eenheden direct vuurden op VN-personeel, in VN-jargon een smoking-gun. Bovendien ging een lange, militair gezien storingsgevoelige, keten van aanvragen vooraf aan het besluit over te gaan op de inzet van het luchtwapen. Daarnaast stelde Couzy dat de Serviërs heel makkelijk Dutchbatters gevangen konden nemen, waardoor ‘het luchtwapen heel bot zou worden’.230 Wij denken dan ook dat de Tweede Kamer onvoldoende inzag dat inzet van het luchtwapen geen zuiver militaire afweging was, maar voor een groot deel werd bepaald door politieke doeleinden. Het politieke doel van de VN was naar onze mening het voorkomen van een escalatie, daarom waren ze heel terughoudend met het gebruik van het luchtwapen. De schrijvers van het NIOD-rapport menen dat de Nederlandse regering niet genoeg deed aan
226 227 228
NIOD-rapport.
229
NIOD-rapport.
230
Interview H.A. Couzy, 04-10-2001. 77
het beschermen van haar troepen toen Dutchbat begin maart in Srebrenica arriveerde. Volgens de toenmalige minister van Defensie Ter Beek kwam dat doordat de situatie eerst in Kroatië en daarna in Bosnië vanaf het begin af aan heel onstabiel was. Volgens het NIOD bewijst bovenstaande uitspraak van Ter Beek dat de onstabiele situatie in Bosnië op Defensie als een soort natuurverschijnsel werd beschouwd. Na de uitzending van Dutchbat werd om die reden nog steeds niet geprobeerd de situatie rond de enclave goed in de gaten te houden. Men deed zelfs geen poging te bezien aan welke risico’s de Dutchbatters blootgesteld zouden zijn zodra ze zich in Bosnië zouden bevinden.231 Een verklaring voor deze instelling is dat de uitgezonden eenheid niet langer onder Nederlandse controle stond, maar onder die van de VN. Voor de Franse en Britse regering was dit geen belemmering zich te bemoeien met hun troepen, maar in Nederland ging men er blijkbaar vanuit dat de VN Dutchbat zou beschermen en dat Nederlandse bemoeienis met UNPROFOR ongewenst was. Het was bij de Nederlandse regering overigens wel bekend dat andere regeringen zich bemoeiden met hun troepen 232, wat de beslissing zich niet bezig te houden met intelligence naar onze mening alleen maar opmerkelijker maakt. Het ondersteunen van de Nederlandse troepen zou gekund hebben door de Nederlanders op de hoogte te houden door middel van intelligence. Bij de VN was en is intelligence niet aan de orde, omdat zij een open en transparante organisatie claimen te zijn en het bespioneren van een van de eigen leden past vanzelfsprekend niet in dat beeld. Terzake van een informatiepositie en daarmee force protection was Dutchbat dus afhankelijk van de eigen Militaire Inlichtingendienst (MID), maar de MID had Dutchbat weinig te bieden omdat zij geen goede informatiepositie had. Dat kwam doordat de inlichtingendienst buitenland door het kabinet-Lubbers III in januari 1991 was opgeheven. 233 Volgens het NIOD was de belangrijkste reden dat het ministerie van Defensie en de MID Dutchbat geen force protection gaven dat de gedachte leefde dat dat de Die heb je uitgeleend, klaar”.234 Het NIOD-rapport trekt verder de conclusie dat ook het ministerie van Buitenlandse beschouwde. Vervolgens stelt ditzelfde rapport dat Defensie uiteraard op operationeel gebied contact bleef houden met Dutchbat, maar ook dit ministerie zich niet meer verantwoordelijk voelde voor het beschermen van de Dutchbatters in Bosnië; dat moest de VN maar doen. Volgens het rapport gold voor de regering: “Uit het oog, uit het hart”.235
231
NIOD-rapport.
232
Dit blijkt uit interviews met D. Barth op 08-10-1999, P. Bas Backer op 22-05-2000, GJM. Bastiaans op 20-11-2000 en H. van den Heuvel op 05-11-2001.
233 234
Interview J.M.J. Bosch.
235
Bootsma, P. (2002). Srebrenica:
. Amsterdam: Boom. 78
Ministers Kooijmans en Ter Beek bepleitten al in de jaren ’93 een dubbele sleutel ten aanzien van vredesmissie: de NAVO moest zorgen voor het luchtwapen en de VN waren verantwoordelijk als de NAVO los van de VN zou opereren, hetgeen volgens hen weer veel gijzelingssituaties tot gevolg zou kunnen hebben.236 Deze dubbele sleutel heeft echter naar onze mening een hele belangrijke rol gespeeld bij het debacle van Srebrenica. Om dit goed uit te leggen zullen wij aan de hand van het interview van dhr. Berlijn de nadelen van de dubbele sleutel beschrijven. Tijdens Srebrenica waren er, zoals hierboven uiteengezet, twee verschillende missies. UNPROFOR, de VN-missie opererend op de grond, en de NAVO-operatie, die werkzaam was in de lucht. Deze twee operaties werden allebei op een andere manier aangestuurd. Kort gezegd vergaderen bij de NAVO alle ambassadeurs van de lidstaten in Brussel met elkaar over de politieke besluitvorming. Vervolgens is er een militair commando, genaamd de ‘Supreme Allied Commander Europe’ (SACEUR), dat zich bevindt in Mons. Deze heeft op zijn beurt weer operationele commando’s: ‘Commander Airforces Southern Europe’ (COMAIRSOUTH).
waar de politieke besluitvorming werd geregeld. Hoe het verder geregeld was, was onduidelijk. De NAVO-commandolijn was effectief en snel, omdat de verschillende organen goed op elkaar waren ingewerkt en goed geoefend waren. Bovendien sprak men allemaal dezelfde taal. De commandolijn van de VN werkte daarentegen veel trager en was minder effectief, ook omdat deze nieuw was. Deze was nieuw, omdat zij tijdens de Koude Oorlog niet gebruikt was. Deze onervarenheid van de VN zie je terug in het volgende voorbeeld. Toen het verkeerd liep in was die dag en nacht beschikbaar was. Als je echter een eenheid uitstuurt, is het heel belangrijk dat er een commandostructuur is waarbij de vragen van de uitgezonden eenheid dag en nacht kunnen worden beantwoord. Het probleem van de VN en dus van UNPROFOR was dat de commandolijn in feite onvoldoende geregeld was maar men wel de hele tijd probeerde een modus te vinden om de operatie uit te kunnen voeren.237 Dit zie je ook terug aan het feit dat verzoeken van militairen om luchtsteun vaak werden geweigerd doordat de politiek in New 238 En als dan eindelijk toch toestemming voor luchtsteun werd gegeven, duurde dat besluit vaak zo lang dat het niet langer relevant was omdat de situatie op de grond alweer was veranderd.239 Dat de besluitvorming zo lang duurde komt door de vele stappen die moesten worden
236 237
Overgenomen uit het interview met dhr. Berlijn, zie bijlage 1.
238
Harsch, M. (2015) The Power of Dependence: NATO-UN Cooperation in Crisis Management. Oxford: Oxford University Press.
239
Hendrickson, R. (2006). Crossing the Rubicon. Nato Review. 79
genomen alvorens het luchtwapen kon worden ingezet. In het rapport van de enquêtecommissie zijn deze stappen beschreven.240 De bataljonscommandant vraag luchtsteun aan in een bedreigende situatie of tijdens een gevecht via het sectorhoofdkwartier in Tuzla, waarna het verzoek wordt gezonden naar Sarajevo, waar het zogeheten ‘Close Air Support Committee’ het verzoek beoordeelt en het voorlegt aan de UNPROFOR-commandant aldaar. Deze keurt het wel of niet goed en stuurt de Force Commander, die het goed- of afkeurt en het op zijn beurt voorlegt aan de speciale vertegenwoordiger van de VN-Secretaris-Generaal en daarna zendt deze het naar de Secretaris-
voor aan de NAVO-commandant, CINSOUTH, die toestemming verleent, waarna vliegtuigen, als die tijdig gereed zijn gesteld en het goed weer is, kunnen opstijgen.
Groot-Brittannië en Frankrijk rond 27 mei hebben afgesproken niet meer aan te dringen op de alle drie de landen zich heel goed bewust waren van de benauwde situatie waarin UNPROFOR zich bevond. 241 De langdurige, hierboven beschreven procedure had dus in zekere zin weinig uitgemaakt, omdat er toch al afgesproken was het luchtwapen niet in te zetten. Srebrenica werd door deze afspraak naar onze mening verraden. De reden voor deze afspraak is naar onze mening de volgende. Nadat generaal Smith rond de vierentwintigste mei een Servische wapenopslagplaats in Pale had laten bombarderen, met handboeien aan lantarenpalen vast, waardoor de Fransen en Britten zich te kijk voelden gezet. Daarna hebben de drie mogendheden besloten het luchtwapen niet meer te gebruiken met het oog op het gevaar voor gijzelingen, terwijl Clinton anderhalf jaar eerder aan Lubbers had beloofd luchtsteun te verlenen in geval van nood. Het curieuze deed zich voor dat deze beslissing niet werd gedeeld met de Nederlandse overheid, waardoor niemand de bondgenoten kon wijzen op de eerder gemaakte belofte. 242
240
Ontleend aan het boek van J. Voorhoeve. Veilige gebieden. Falen en slagen bij het beschermen van burgers in oorlogstijd.
241 de DCI Interagency Balkan Task Force van 1 juni 1995, waarin letterlijk staat: “The three eastern enclaves are all extremely vulnerable to a concerted BSA offensive […] Srebrenica is probably the most vulnerable of the three enclaves en het rapport van Anthony Lake ‘Policy for Bosnia – Use of U.S. Ground Forces to Support NATO Assistance for Redeployment of UNPORFOR Wihtin Bosnia’ van 29 mei 1995 dat werd verstuurd naar Clinton, waarin letterlijk staat: “Privately we will accept a pause, but make no public statement to that effect”. 242 80
243
Aanvankelijk was er nationaal en internationaal niets dan lof voor het optreden van de Nederlandse blauwhelmen. Minister Voorhoeve zei tijdens het Tweede Kamerdebat in december 1995 dat Dutchbat de enclave niet zonder slag of stoot had opgegeven. De mensen die het woord ‘laf’ in de mond namen, verplaatsten zich bovendien niet goed in de positie van de licht gewapende militairen, in witte voertuigen.244 De VN uitten daarnaast waardering voor de professionaliteit en moed waarmee Dutchbat zijn taak had uitgevoerd. VN-ambassadeur Biegman rapporteerde aan Den Haag: ‘de kwaliteit van het optreden van de Nederlandse peacekeepers van de Veiligheidsraad de loftrompet over Dutchbat, waaronder de Bosnische, Tsjechische, Duitse en Amerikaanse. 245 zette vraagtekens bij het feit dat Srebrenica was gevallen zonder reactie van UNPROFOR. De Charette ging verder en beschuldigde Dutchbat van medeplichtigheid aan etnische zuivering door zijn aanwezigheid in de bussen die voor de deportatie van de bevolking zorgden. Dutchbat had zich alleen maar beziggehouden met de eigen veiligheid en niet met die van de moslims. 246 Bovendien waren de lovende woorden van de Veiligheidsraad slechts politieke beleefdheden geweest, die geen verband hadden met de werkelijke gang van zaken. 247 Minister Van Mierlo en president Kok reageerden furieus. Niet alleen zij, maar ook kranten als Le Monde en de Financial Times vonden de reactie van De Charette overdreven en bovenal onjuist. Ook de Franse militaire top vond het verwijt absurd, omdat weerstand van Dutchbat volgens hen alleen maar zou hebben geleid tot meer slachtoffers. Generaal Janvier was kritisch en kenmerkte Dutchbat als een weinig heterogene -de soldaten kwamen uit veel verschillende eenheden- eenheid die sterk gedemoraliseerd was en bovendien niet sterk genoeg voor de situatie in Bosnië. Janvier zei dat Dutchbat zich beter had kunnen verzetten tegen de Serviërs, hoewel dat tegen het mandaat inging. Heel belangrijk in het onderzoek is het antwoord op de vraag of Dutchbat überhaupt meer had kunnen doen door zich vierkant op te stellen tegenover de optrekkende Serviërs, hoewel dit antwoord natuurlijk zeer speculatief is. In ieder geval staat vast dat het mandaat van UNPROFOR niet verder ging dan afschrikking (detterence by presence) en daarom dus geen verdediging inhield. Daarnaast waren de Servische militairen rondom Srebrenica sterk bewapend en met velen. Dutchbat was daarentegen onderbemand en licht gewapend, waardoor het bataljon bij voorbaat vrijwel geheel kansloos was. De eigen bewapening was licht omdat
243
Alle informatie in deze paragraaf hebben wij, tenzij anders vermeld in een voetnoot, ontleend aan Deel III hoofdstuk 7 paragraaf 13 van het NIOD-rapport.
244
Dit wordt ook door hem bevestigd in ons interview met hem; zie bijlage 2.
245
Dit gebeurde in de 3553ste bijeenkomst van de Veiligheidsraad op 12-07-1995.
246
NOS 8 uur Journaal van 13 juli 1995: https://www.youtube.com/watch?v=CPBna9a2a20.
247
NIOD-rapport. 81
deze primair bedoeld was ter zelfbescherming. Tot 9 juli was er verder nooit concreet sprake van geweest dat de enclave gewapenderhand zou moeten worden verdedigd. De taak van Dutchbat was gericht op afschrikking en bescherming door te observeren of de partijen zich aan de vredesovereenkomsten hielden en daarover te rapporteren. Daarbij pasten dan ook de Rules of Engagement. Militair gezien konden de blocking positions van Dutchbat de VRSopmars dan ook onmogelijk stoppen. Niet alleen door het kaliber wapens en de grootte van de strijdmacht, maar ook omdat de Serviërs alle tactisch belangrijke terreindelen rondom de enclave in bezit hadden. Wij denken op basis van het voorafgaande dat het meer gaat om de vraag wat de VN en de NAVO hadden kunnen doen in plaats van de vraag wat Dutchbat anders had kunnen doen. Henk Kamp bevestigt dit. Toen hij in 2005 minister van Defensie was, is hij naar de voormalige Dutchbatters gegaan en hij heeft toen gezegd: ‘jullie optreden was niet extreem goed, maar de politiek had boter op zijn hoofd, de VN hadden boter op hun hoofd en de internationale gemeenschap had boter op haar hoofd’.248 De verantwoordelijkheden van de VN en de NAVO lagen bij Akashi249 en Janvier, die twee belangrijke schakels waren bij de eventuele inzet van het luchtwapen. Beiden waren echter volgens Voorhoeve veel te diplomatiek en te vriendelijk. Voorhoeve zegt in ons interview met hem dat Akashi “een man van het praten en masseren was, maar niet van het uitdelen van klappen of het uiten van dreigementen […] Akashi was dus niet bepaald een generaal.” Deze diplomatieke houding is naar onze mening niet een houding die hoort bij die van een goede generaal, want hij/zij moet juist hard kunnen zijn en moet kunnen zeggen waarop het staat. Voorhoeve meent dat hetzelfde geldt voor Janvier. Janvier had op 9 juni – dus ruim een maand voor de val van de enclave – gezegd: can only negotiate”. Smith kon hier niets tegen in brengen, omdat Janvier zijn baas was.250 De verantwoordelijkheid lag zoals eerder vermeld bij twee mannen, maar beiden wilden deze verantwoordelijkheid niet nemen. Kortom, er ontbrak leiding en wil. Als er luchtsteun met een behoorlijke omvang was gekomen, was de kans ons inziens Pas toen ontstond bij de VN de leiding en de wil om op te treden tegen de Serviërs.251 Overlevenden van de genocide stellen wel dat Dutchbat onvoldoende informatie al heel vroeg wisten dat de VRS zou gaan aanvallen, maar dat zij dit niet hebben doorgegeven aan hun superieuren. Daarnaast zou het bataljon mee hebben geholpen met de deportatie van de moslims. Naar onze mening is dit argument ongegrond, omdat het de Serviërs waren die
248 249 Voorhoeve, bijlage 2. 250 251
Door hardnekkig ingrijpen van de VN in de vorm van het luchtwapen versloeg UNPROFOR de Serviërs, Falen en slagen bij de bescherming van burgers in oorlogstijd. 82
de touwtjes volledig in handen hadden. De Dutchbatters wekte misschien door hun handelen waarin Karremans duidelijk maakte dat hij wilde dat er blauwhelmen meegingen op de transportwagens, tonen dat de intenties van de Dutchbatters heel anders waren. Bovendien waren de Dutchbatters volgens de overlevenden te tolerant geweest jegens de Serviërs en hadden ze de OP’s te snel verlaten. 252 Ook dit laatste argument vinden wij ongegrond, omdat Dutchbat, zoals eerder vermeld, nu eenmaal niet de middelen had zich te verzetten. 253
254
- William Shakespeare, Macbeth Om te beginnen willen we benadrukken dat het vormen van een oordeel over een leidinggevende vaak subjectief is. Emoties, persoonlijke positieve en negatieve ervaringen, straffen en meningen van anderen spelen bij deze oordeelsvorming een grote rol. Wij zullen trachten een zo objectief mogelijk oordeel te geven over Karremans. Hierbij is het belangrijk te weten dat de omstandigheden waarin Dutchbat zich bevond zeer ongunstig waren: het bataljon was nauwelijks bevoorraad en bevond zich te midden van duizenden vluchtelingen die hoge verwachtingen en hoop hadden. Daarnaast kon de leiding van Dutchbat niets doen aan het uitblijven van luchtsteun en/of de te kleine omvang van de strijdmacht. Beide zaken waren gevolg van het politieke spel dat door de lidstaten van de VN werd gespeeld. Hoewel deze aspecten de situatie bemoeilijkten, is het ook belangrijk te noemen dat een krijgsmacht bedoeld is voor moeilijke situaties. Verschillende Dutchbatters hebben zich, al in de periode voor de val van de enclave, kritisch uitgelaten over de bataljonsleiding255 Feitenrelaas van Srebrenica het volgende. “Een militair verklaarde dat de negatieve houding van de bataljonscommandant [Karremans] terdege van invloed is geweest op het functioneren van de eenheid”. Verder staan in datzelfde verslag veel klachten over de communicatie tussen de overste en het bataljon: Karremans zou te weinig contact hebben gehad met zijn blauwhelmen. Hij werd gezien als een weinig toegankelijke, teruggetrokken en introverte man. Het bataljon zag hem als iemand die niet gemakkelijk met zijn personeel wist om te gaan. Ook Brantz bevestigt deze beelden, maar hij stelt terecht dat critici goed moeten begrijpen hoeveel
252 Srebrenica’ dat is geschreven door Alok van Loon (uitgeven door Contact in Amsterdam in 2005). 253
Alle informatie in deze paragraaf hebben wij, tenzij anders vermeld in een voetnoot, ontleend aan Deel III hoofdstuk 7 paragraaf 14 van het NIOD-rapport.
254
William Shakespeare. Macbeth.
255
In de rest van dit kopje zullen we voor de duidelijkheid, als we refereren naar de bataljonsleiding, het slechts hebben over Karremans, omdat hij in ‘het veld’ hoofdverantwoordelijk was. Natuurlijk bestond de leiding van Dutchbat in werkelijkheid uit meer personen. 83
Karremans heeft moeten doorstaan.
De deelvraag die wij hebben proberen te beantwoorden door middel van dit hoofdstuk is de volgende. ‘Welke fouten maakten de VN bij het besluit de missie UNPROFOR in leven te roepen en welke fouten zijn door de Nederlandse regering gemaakt bij het besluit Nederlandse militairen te laten deelnemen aan deze missie en welke fouten hebben Dutchbat en zijn leider Karremans gemaakt tijdens hun optreden in Srebrenica? ’ De onderstaande punten vatten de fouten gemaakt door de VN en de Nederlandse overheid bij de uitzending van UNPROFOR samen. Dutchbat werd naar Srebrenica gezonden: op basis van een door de VN onhelder geformuleerd mandaat; naar een Safe Area zonder dat door de VN duidelijk was gemaakt wat daar precies mee werd bedoeld; om vrede te handhaven in een gebied waar geen vrede was: “peacekeepers with no peace to keep”; om een missie uit te voeren waarvoor minstens 34.000 blauwhelmen noodzakelijk waren, terwijl door de lidstaten slechts 7.600 blauwhelmen werden aangeboden, waardoor doordat de media en de politiek te hoog van de toren hadden geblazen en kostte wat het kost iets wilden doen aan de humanitaire mistanden in Bosnië, waardoor voorwaarden werden geaccepteerd die niet geaccepteerd hadden moeten worden en waardoor het verzoek van de VN zonder kritische vragen van de Tweede Kamer werd geaccepteerd. Bij Defensie en het leger speelde hierbij ook het bestaansrecht van de Nederlandse militairen een rol; zonder dat de Nederlandse overheid informatie probeerde in te winnen bij de Canadese voorgangers over de situatie in het gebied van uitzending, waardoor Dutchbat voor onnodige verrassingen kwam te staan; zonder belangrijke militaire en/of politieke intelligence over de bedoelingen van de strijdende partijen en daardoor zonder force protection, die door de ministeries van zonder vertrouwen van het leger en met te veel vertrouwen van de politiek, in de bereidheid van de VN het luchtwapen in te zetten ter bescherming van de strijdmacht en bovendien met een luchtwapen dat slechts onder een slecht functioneerde, trage en ineffectieve ‘dubbele sleutel-procedure’ kon worden ingezet. Deze dubbele sleutel was bovendien veel te gevoelig voor de diplomatieke houdingen van de lidstaten van de VN, die allen bang
Over de fouten die Dutchbat tijdens zijn missie heeft gemaakt kunnen we kort zijn. De reden dat het mis is gelopen in de enclave is naar onze mening dat de VN er te zwak in zijn gegaan. 84
Dutchbat had van grotere omvang moeten zijn en had met een zwaarder kaliber wapens moeten worden uitgezonden. Alleen dan waren zij in staat geweest de Serviërs te weren. Opmerkingen als: ‘Dutchbat trad niet op doordat zij het niet durfden buiten hun mandaat van detterence by presence te treden’ en ‘ze hadden met al hun middelen de Serviërs door middel van blocking positions moeten stoppen’ zijn naïef en ongegrond. Met de middelen die het bataljon op dat moment had, had dit namelijk alleen maar tot meer doden geleid. Het argument dat Dutchbat een ongetraind en onervaren leger was willen wij op de volgende manier weerleggen. Toen de legerleiding de opdracht kreeg een bataljon te vormen voor uitzending naar Srebrenica, deed zij dat op basis van het mandaat van afschrikking. Dit mandaat vereiste niet een sterk getraind en ervaren leger. Dutchbat was bovendien schaakmat gezet door de Serviërs en een sterk leger had zich daar ook niet tegen kunnen verweren. Bovendien zorgde de enorme massa vluchtelingen in de enclave ervoor dat hard optreden tegen de Serviërs moeilijk was, omdat de kans groot was dat je in een gevecht met onschuldige burgers zou geraken. Het is dus veel te kort door de bocht, wat ook wordt bevestigd door Voorhoeve en Berlijn, te zeggen dat Dutchbat schuldig was aan de val van de enclave. Het bataljon was een hele kleine en zeker niet doorslaggevende factor in de val van Srebrenica. Wat betreft overste Karremans zijn wij de volgende mening toegedaan. De leiding van de Luchtmobiele Brigade was verantwoordelijk voor het functioneren van de leiding van Dutchbat. Immers, zij koos deze leiders uit. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat je van te voren natuurlijk nooit zeker kan weten of iemand een goede leider is. Dat weet je pas als iemand gefunctioneerd heeft in de crisissituatie, waarin hij leiding moet geven. Echter, ten aanzien van Karremans is wel duidelijk dat hij werd gekozen omdat hij aan de beurt was maar juist onzeker overkwam en die bovendien privé problemen had256. Voorts was Karremans nog niet klaar met zijn opleiding. Hij had dus nooit gekozen mogen worden. Dit is een fout geweest, die de internationale gemeenschap naar onze mening nooit meer mag maken. Echter, als je goed kijkt naar het handelen van Karremans is er slechts een aantal punten aan te wijzen dat hij fout heeft gedaan: zijn orders voor de uitvoering van de blocking positions waren niet duidelijk, zijn onbegrip voor de onmogelijkheden van luchtsteun en zijn politiek gezien de persconferentie na de val van de enclave. Verder heeft Karremans geen al te grote fouten gemaakt. Het is bovendien de vraag of deze fouten invloed hebben gehad op het verloop van de genocide. Wij denken van niet, omdat het verlangen naar een Groot-Servisch Rijk zo zeker overkwam en de overhand had in ontmoetingen met hem. Daarnaast is een gegeven dat
256
Karremans lag onder andere in scheiding, wat een negatieve invloed kan hebben gehad op zijn prestaties in Srebrenica. 85
Karremans verwachtte, omdat dat aan hem was beloofd door de VN, dat de gehele lucht in vliegen kwamen echter niet. Het is dus naar onze mening logisch dat hij van slag was, wat een negatieve invloed zou kunnen hebben gehad op zijn prestaties de dagen na de elfde. Helaas ontlaadt kritiek zich nu eenmaal altijd in de richting van de commandant als eindverantwoordelijke. Informatie wordt dan opgeblazen om maar een reden te vinden voor het debacle. Naar onze mening had het ministerie van Defensie het op moeten nemen voor Karremans. Het ministerie had moeten zeggen tegen de internationale pers dat hij geen substantiële fouten had begaan en dat zij bovendien zelf de verantwoordelijkheid droeg voor de Wellicht had daarmee de enorme lading kritiek, die Karremans na de genocide in Srebrenica te verduren heeft gekregen en de invloed die deze kritiek op zijn leven heeft gehad, misschien enigszins kunnen worden verminderd.
86
257
Alle informatie die gebruikt is in dit hoofdstuk hebben wij, tenzij anders vermeld in een voetnoot, ontleend aan onze interviews met Berlijn, Voorhoeve en Bakker, die uitgewerkt zijn in respectievelijk bijlage één, bijlage twee en drie.
De internationale gemeenschap en de Nederlandse overheid hebben veel geleerd van de fouten van Srebrenica. Er zijn verschillende rapporten opgesteld, waarin de fouten die gemaakt zijn, duidelijk verwoord worden. Denk hierbij aan de rapporten van het NIOD, de parlementaire enquêtecommissies van de betrokken landen, de VN, de NAVO en die van verschillende nongouvernementele organisaties. Op basis van de hierin beschreven fouten heeft men wetten opgesteld, zijn toetsingskaders ontworpen en heeft men zowel op internationaal als op nationaal niveau het beleid ten aanzien van vredesoperaties aangepast. Puntsgewijs zullen wij in dit hoofdstuk ingaan op de lessen die de internationale gemeenschap en de Nederlandse regering hebben geleerd. De lessen van de internationale gemeenschap die in dit hoofdstuk worden besproken zijn de volgende: de lessen ten aanzien van de aanpak van vredesmissies van de VN en het gebruik van luchtsteun tijdens deze vredesmissies. Wat betreft de lessen van de Nederlandse overheid zullen we het hebben over de volgende punten. De motieven om mee te doen aan VN-operaties, de intelligentie positie van Nederland, de crisiscentra tijdens vredesoperaties en de structuur van het Nederlandse leger. De vraag die wij in dit hoofdstuk willen beantwoorden is de volgende. ‘Wat hebben Nederlandse beleidsmakers en de internationale gemeenschap geleerd van de fouten die gemaakt zijn rondom de val van Srebrenica?.’
Als voorbeeld een uitspraak van de Franse generaal Morillon: ‘door interpositioning kunnen we de enclave redden’. Morillon dacht dat UNPROFOR de moslims kon redden door tussen hen in te gaan staan omdat de Serviërs de moslims dan niet aan zouden durven vallen. Dit is een naïviteit die de VN ver achter zich hebben gelaten. Berlijn legde dit uit door middel van
257
Voormalig Vice-president van de Republika Srpska
87
een auto zonder deuren, met drie wielen en met een halve ruitenwisser. Dat is de fout die is gemaakt in Srebrenica; de internationale gemeenschap stuurde een bataljon naar Srebrenica dat niet goed genoeg was bewapend en te klein was in omvang voor het succesvol volbrengen van het mandaat. De reden dat dit gebeurde was dat men voortdurend op zoek ging naar compromissen omdat men per se iets wilde doen aan de hachelijke situatie in Bosnië. Het zoeken naar compromissen is een hele wankele en storingsgevoelige manier gebleken van besluitvorming. Tegenwoordig gaan de VN met ‘overwhelming power’ een vredesoperatie in om hun tegenstanders zo vanaf het begin duidelijk te maken dat ze niet met hen moeten sollen. En als de tegenstander het vredesbataljon van de VN dan toch durft uit te dagen, zorgt de internationale gemeenschap er tegenwoordig voor dat het bataljon genoeg middelen heeft om te escaleren naar een niveau dat de tegenstander niet aankan. Neem bijvoorbeeld de Nederlandse missie naar Al-Muthanna in het zuiden van Irak, waar pantser howitzers, apaches en F16’s meegingen en Nederland er dus met spierballen inging. Kortom, de internationale gemeenschap gaat er tegenwoordig door de fouten van Srebrenica veel robuuster in en als er daarvoor geen middelen beschikbaar zijn, gelasten zij de missie af.
Een van de grootste fouten van de missie van UNPROFOR was de ‘dubbele sleutel-procedure’: de twee door elkaar heen lopende commandolijnen van de NAVO en de VN, die gingen over respectievelijk het luchtwapen en de grondtroepen. Deze commandolijnen konden niet goed met elkaar samenwerken door het verschil in procedures en afspraken, zoals in hoofdstuk vijf nader is uitgewerkt. Voordat luchtsteun kon worden ingezet moesten beide sleutels worden omgedraaid, wat natuurlijk heel ineffectief en traag was. Met name door de politieke wil van de lidstaten van de VN ontstond er ook ten aanzien van luchtsteun een hele wankele en storingsgevoelige wijze van besluitvorming. Hiervan heeft de internationale gemeenschap veel geleerd. Na Srebrenica heeft zij gezegd: dat doen we nooit meer op deze manier. Tegenwoordig is er een eenduidige commandolijn met een duidelijke commandostructuur, waarbij slechts één organisatie zowel op de grond als in de lucht de controle heeft.
De Nederlandse regering en Tweede Kamer gingen zonder enige discussie akkoord met één iemand na unaniem voor gestemd zonder dat hierover een Kamerdebat plaatsvond. De Nederlandse politici waren onder invloed van de media geheel opgegaan in het medelijden en de verontwaardiging over Bosnië, waardoor zij de reikwijdte van hun beslissing op het
88
moment van instemming niet leken te overzien.258 Hierdoor accepteerden zij een missie die ze nooit hadden moeten accepteren, hoewel de belofte voor luchtsteun van de Secretaris-Generaal de keuze mee te doen aan de missie natuurlijk wel begrijpelijker maakt. Ondanks deze belofte zijn wij van mening dat Nederland scherpere voorwaarden had zich af, toen Boutros-Ghali tijdens een diner in het Catshuis de inzet van het luchtwapen beloofde, onder welke voorwaarde dat zou gebeuren. De overheid had in samenspraak met militaire adviseurs bijvoorbeeld moeten zeggen: we leveren alleen troepen, als dit kaliber kanon mee mag en als er minstens één groot land, zoals Frankrijk, Groot-Brittannië of de Verenigde Staten, ook meedoet en als dat land de leiding neemt. Het was naar onze mening Als uiteengezet was het zeer opmerkelijk dat de Tweede Kamer zonder enige discussie akkoord ging met het uitzenden van Nederlandse militairen naar Srebrenica. Daarna is dit nooit meer zo gegaan. Voorhoeve verklaart dat bijvoorbeeld voorafgaand aan de missies naar Haïti er fel is gediscussieerd in de Kamer alvorens de Kamerleden akkoord gingen met zijn voorstel tot deelname. Daarnaast vertelt hij dat hij ook een voorstel had geformuleerd om soldaten uit te zenden naar Oost-Congo. Dat voorstel trok hij in, omdat geen groot land bereid was mee te gaan en de leiding te nemen. Hieraan zie je dus dat Nederland tegenwoordig inziet Bovendien spelen emoties in de Tweede Kamer tegenwoordig geen grote rol meer bij het uitzenden van troepen, wat wel het geval was bij Srebrenica. Er wordt gehandeld op basis van een toetsingskader, een vragenlijst die Nederlandse beleidsmakers aan zichzelf moeten stellen, voordat de Kamer akkoord gaat met het uitzenden van troepen. De Kamer krijgt twee de regering besluit mee te doen en de ‘artikel 100 brief’. Deze laatste kent een aantal punten wil natuurlijk niet zeggen dat de politiek geen domme beslissingen kan maken, want emoties
rol: Nederland wil een zetel in de Veiligheidsraad en om dat te realiseren moet het land zich internationaal laten gelden. De politiek heeft voor een deel dus niet geleerd van Srebrenica. Wij denken echter dat de motieven van emoties en achterliggende belangen een onderdeel zijn van politiek en dus nooit zullen verdwijnen. Na Srebrenica heeft Nederland een aantal jaar proberen een zetel in de Veiligheidsraad te bemachtigen, maar kwam tot de ontdekking dat een oprichten voor een missie: Cyprus. Hier waren eigenlijk geen troepen nodig, aangezien het
258
Parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica (2003). Missie zonder vrede. Den Haag: SDU Uitgevers. 89
wilde het perse. Door het toetsingskader wordt ook voorkomen dat het bestaansrecht van de Nederlandse militairen een rol speelt bij de beslissing troepen uit te zenden. Tegenwoordig gaat Nederland ergens heen, omdat het het militair juist acht en niet om de relevantie van een krijgsmachtdeel aan te tonen. Nederland doet alleen mee als er genoeg troepen beschikbaar zijn om het mandaat succesvol te volbrengen. Generaal Middendorp zegt bijvoorbeeld: ik wil alleen troepen uitzenden naar Mali als er een groot land mee gaat, als er minstens duizend Nederlandse soldaten mee gaan en als er apaches beschikbaar zijn.
De Nederlandse overheid, in de persoon van Ter Beek zond Dutchbat uit zonder te voorzien in enige vorm van force protection door middel van intelligence, zoals in hoofdstuk vijf is wachten stond. Nederland had ten tijde van Srebrenica geen buitenlandse inlichtingendienst, maar alleen een binnenlandse veiligheidsdienst– de BVD. Hierdoor was het bataljon afhankelijk van buitenlandse inlichtingendiensten, want je leest niet in de kranten wat zich in een gebied afspeelt. Bij inlichtingendiensten gaat het echter over ‘je geeft en je vraagt’. Als Nederlandse inlichtingen niets weten over een bepaald gebied, krijgen ze dus niets. Nederland heeft geleerd van deze fout. In 1996 is de BVD uitgebreid met de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD). Langzaam maar zeker is de buitenland afdeling van de AIVD steeds groter geworden. Het besef van ‘wie klein is, moet slim zijn’ is bij de Nederlandse overheid doorgedrongen. Immers, alleen als je goed weet wat je tegenstanders voor kwalijke plannen Exemplarisch hiervoor is naar onze mening de aanpak van terrorisme tegenwoordig, die erop gericht is mogelijke terroristen te pakken door intelligence. Als er nu geen goede intelligentiepositie is in een bepaald gebied, wordt gekeken naar de mogelijkheid tot het ruilen met andere landen van wel beschikbare intelligence over andere gebieden tegen de benodigde intelligence . Nederland heeft immers door de goede onderzeeërs een redelijk grote intelligence capaciteit. Een goed voorbeeld hiervan is de Nederlandse missie naar Mali, waar de Nederlandse militairen zitten om de Fransen van intelligence te voorzien.
In het vierde hoofdstuk staat beschreven dat Defensie ten tijde van Srebrenica twee crisiscentra had: het DCBC, de centrale organisatie, ook wel de bunker geheten –, en het operatiecentrum van de landmacht in de Koningin Julianakazerne. Informatie van de Nederlandse militairen in Srebrenica kwam binnen bij het operatiecentrum van de landmacht en deze had de opdracht de informatie door te sturen naar de bunker. De landmacht leiding koos er echter voor niet alle informatie te delen met de bunker met het oog op eventueel gezichtsverlies van de Dutchbatters, waardoor de politici in de bunker voortdurend achter de feiten aanliepen. Dit is een grote fout geweest ten tijde van Srebrenica. 90
Tegenwoordig is het crisisbeheersingscentrum van de landmacht opgeheven, waardoor de informatie alleen nog maar binnenkomt bij het ministerie van Defensie en daar kan worden verwerkt. Voorts speelt het voorkomen van gezichtsverlies nu een minder grote rol dan aan het begin van de vorige eeuw, zoals eerder in dit hoofdstuk staat uitgewerkt.
Ten tijde van de val van Srebrenica had het Nederlandse leger een Chef Defensiestaf (CDS). Deze gaf leiding aan de Defensiestaf en was de belangrijkste adviseur van de minister en de staatssecretaris van Defensie. De CDS had tevens drie ondercommandanten: de der Luchtstrijdkrachten. Deze commandanten waren ieder autonoom. De CDS zat slechts de vergadering van hen voor, en had verder geen invloed op de keuzes die zij maakten. Tegenwoordig is er één commandant der Strijdkrachten en hij/zij heeft vier ondercommandanten, die niet autonoom zijn. Hij/zij stuurt de ondercommandanten dus aan en heeft alles voor het zeggen. Eén iemand heeft het voor het zeggen en de commandanten onder hem zijn ondergeschikt. Dit komt ten goede aan de samenwerking en communicatie tussen de onderlinge krijgsmachtdelen.
Wat hebben Nederlandse beleidsmakers en de internationale gemeenschap geleerd van de fouten die gemaakt zijn bij Srebrenica?.’ De internationale gemeenschap heeft op twee verschillende vlakken belangrijke lessen geleerd van de val van Srebrenica. Ten eerste gaat zij tegenwoordig vredesoperaties met spierballen – in de zin van met ruim voldoende manschappen en ruim voldoende bewapening – tegemoet, waardoor tegenstanders écht worden afgeschrikt door haar aanwezigheid. Ten tweede heeft de internationale gemeenschap na Srebrenica nooit meer gebruik gemaakt van de storingsgevoelige ‘dubbele sleutel-procedure’ rondom de inzet van het luchtwapen. De volgende opmerking uit 2007 van de Nederlandse generaal-majoor Cammaert, VN treffend samen. “De VN is zeer wel in staat moeilijke en gevaarlijke missies te leiden. Dat is weleens anders geweest. Bureaucratische rompslomp, besluiteloosheid en ingewikkelde bevelslijnen stonden een krachtdadig optreden in de weg. Srebrenica is een donkere bladzijde in de geschiedenis van VN-vredesoperaties, inderdaad. Maar dat is twaalf, dertien jaar geleden. We hebben veel geleerd.” 259 Nederlandse beleidsmakers hebben op vier punten geleerd van de fouten die gemaakt zijn rondom Srebrenica. Ten eerste laten zij zich tegenwoordig minder leiden door verontwaardiging en
259
P. Cammaert in de Volkskrant (26 maart 2007). ‘We hebben na Srebrenica veel geleerd’. 91
medelijden bij hun keuze troepen naar een bepaald gebied te zenden. Ook het bestaansrecht van de Nederlandse militairen speelt een kleinere rol bij het uitzenden van militairen; de commandant der Strijdkrachten kijkt slechts naar de kans van slagen van de missie. Daarnaast is de Kamer tegenwoordig veel kritischer over de inzet van militairen: er worden scherpe voorwaarden gesteld in het toetsingskader als het gaat om deelname aan VN-missies. De belangrijkste van deze voorwaarden is, ons inziens, dat een groot land de leiding moet hebben over de missie. Hoewel het toetsingskader vaak strikt wordt nageleefd, spelen nog altijd achterliggende belangen een rol. Dit is nu eenmaal een onderdeel van politiek. Ten tweede is de staat van de intelligentiepositie in een bepaald gebied tegenwoordig een belangrijk criterium wanneer wordt besloten over de uitzending naar dat gebied. De omvang van de buitenlandafdeling van de AIVD is dan ook substantieel toegenomen door de jaren heen, waardoor de mogelijkheid is ontstaan intelligence uit te wisselen met bondgenoten. Ten derde is er bij vredesoperaties tegenwoordig nog maar één crisiscentrum met het doel het – al dan niet opzettelijk – verloren gaan van informatie te voorkomen. Ten slotte hebben Nederlandse beleidsmakers de structuur van het leger aangepast, waardoor er nu één iemand is die de leiding heeft over de commandanten van de verschillende krijgsmachtonderdelen. Dit heeft de onderlinge samenwerking in het leger verbeterd. Wij denken dat iedere nieuwe organisatie of iedere al langer bestaande organisatie, die nieuwe taken toebedeeld krijgt, zoals de VN destijds met de door hen uit te voeren vredesmissie in Srebrenica, fouten maakt. Gezegd moet worden dat de omvang van de fouten rondom Srebrenica substantieel is geweest, met verschrikkelijke en onverdraagzame consequenties voor alle betrokkenen. Het spreekwoord ‘de put wordt pas gedempt, als het kalf verdronken is’ lijkt van toepassing. Wij denken dat de internationale gemeenschap en Nederlandse beleidsmakers op basis van bovenstaande lessen zoveel hebben geleerd dat een genocide van de schaal van Srebrenica zal worden voorkomen. Laten we hopen dat de aanslagen in Parijs ook lessen zullen zijn voor beleidsmakers ten aanzien van het bestrijden van terrorisme.
92
De hoofdvraag van ons onderzoek was de volgende: ‘Welke adviezen kunnen worden gegeven aan beleidsmakers van de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie en de verschillende Nederlandse krijgsmachtdelen op basis van gemaakte fouten en de gebeurtenissen in Srebrenica teneinde een herhaling van een dergelijk debacle in de toekomst te voorkomen?’ Oorspronkelijk wilden we zowel een militair als een politiek advies geven. Deze twee adviezen bleken echter vrijwel geheel overeen te komen. Daarom zullen we slechts de beleidsmakers van de ministeries van Defensie en Buitenlandse zaken adviseren. Daarbij zijn de adviezen die betrekking hebben op de uitgezonden legereenheden, de inlichtingenpositie en het crisiscentrum ook van toepassing als advies voor de verschillende krijgsmachtdelen. We willen één punt missie de argumenten voor een bepaalde keuze op te schrijven in een brief naar het ministerie van Defensie. Argumenten in de vorm van hij/zij wordt benoemd als overste omdat hij/zij aan de beurt is, is vanzelfsprekend geen geldig argument. Hoewel de twee adviezen overeenkomen, is het belangrijk te bedenken dat het de politici zijn die besluiten nemen en dat de militairen zich bezig moeten houden met waar zij goed in zijn. Het is dan dus ook zo dat politici niet kunnen beslissen over bijvoorbeeld de hoeveelheid apaches die mee worden gestuurd, want dat is de expertise van de militairen en daarop dient te worden vertrouwd. Het politieke advies aan Nederlandse beleidsmakers van de ministeries van Defensie en
alvorens te besluiten of troepen worden uitgezonden naar een gebied moet in samenwerking met de buitenlandafdeling van de AIVD en de MIVD een rapport worden opgesteld waarin de inlichtingenpositie betreffende het uit te zenden gebied wordt beschreven. Als de inlichtingenpositie onvoldoende is, dient te worden gekeken naar eventuele mogelijkheden intelligence over andere gebieden te ruilen met landen, die wel een goede inlichtingenpositie hebben. Het Kabinet kan zich vanwege veiligheidsredenen vaak niet tegenover de Tweede Kamer in detail uitlaten over de intelligence, maar de Kamer moet de regering wel vragen of zij genoeg aandacht heeft besteed aan het verkrijgen van een goede inlichtingenpositie; een van Nederlands grote bondgenoten met een veto recht in de Veiligheidsraad – de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk of Frankrijk – of een land met eenzelfde invloed op politiek niveau – denk aan Duitsland – dient de leiding te hebben over 93
de vredesoperatie en minimaal een van deze bondgenoten dient troepen te leveren die de Nederlandse soldaten ondersteunen. Hierdoor heeft Nederland op politiek niveau tijdens de missie meer in de melk te brokkelen en kan het als het erop aankomt vertrouwen op een land met veel invloed in de NAVO en de VN. Op deze manier zal ook een eventuele verborgen agenda voorkomen kunnen worden; voor het starten van de missie moeten genoeg eenheden beschikbaar zijn; de Nederlandse legereenheden dienen te worden uitgezonden op basis van een mandaat dat voorziet in een sterke bewapening en veel bevoegdheden van de militairen. De mate van de bewapening en bevoegdheden hangt vanzelfsprekend af van de situatie, maar in de meeste gevallen zal het gaan om een sterke bewapening en veel bevoegdheden. Het minimale toegestane kaliber van de wapens moet hoog zijn om te zorgen dat de tegenstanders verder worden afgeschrikt. Wat betreft de bevoegdheden moet een leger niet alleen kunnen optreden ter zelfbescherming maar ook ter bescherming van de burgerbevolking; te allen tijde moeten de uitgezonden eenheden, die voldoen aan de voornoemde condities, op directe ondersteuning kunnen rekenen van het luchtwapen in geval van nood. Luchtsteun – ofwel in de vorm van het luchtwapen ofwel in de vorm van een luchtbrug – is noodzakelijk voor een succesvol einde van een missie. Door luchtsteun wordt het namelijk voor de tegenstanders van de uitgezonden militairen duidelijk dat de internationale gemeenschap hen steunt en dat de missie een brede inbedding heeft. Belangrijk is dat tot deze luchtsteun kan worden besloten door enkel en alleen een internationale coalitie, bestaande uit de bij de missie betrokken landen. Daarbij is het belangrijk dat Nederland zijn eigen gevechtsvliegtuigen mee zendt, om te voorkomen dat de Nederlandse eenheden geheel afhankelijk worden van anderen; alle zowel militaire als politieke motieven, die een rol spelen bij de uitzending van de militairen, moeten in volledige openheid met een onderbouwing in een brief aan de Tweede Kamer op een rij worden gezet. Dit zal de communicatie tussen ministers, parlementariërs, ambtenaren en top-militairen ten goede komen. Uit deze brief moet ook blijken welke motieven het belangrijkst zijn. Duidelijk mag zijn dat bijvoorbeeld het bestaansrecht van de Nederlandse militairen of het mee willen doen omwille van het meedoen geen goede basis vormen voor het uitzenden van militairen; bewindslieden moeten toezien op een goede en open communicatie tussen de functioneren van de uitgezonden legereenheden. Mocht deze communicatie niet goed verlopen is het de taak van de minister-president dat op te lossen;
94
om zorg te dragen voor een goede informatieverwerking, dient er slechts één crisiscentrum te zijn, waar de informatie, die gestuurd wordt door het uitgezonden bataljon, wordt ontvangen en verwerkt. In dit crisiscentrum moeten zowel beschikbaar zijn om te reageren op eventuele vragen van de uitgezonden eenheid;
bestaande uit politiek deskundigen en militair deskundigen en een protocol moet worden opgesteld over hoe de Nederlandse overheid eventuele fouten van toekomstige missies op een rij moet zetten om daaruit lessen te trekken voor de toekomst. Het is van uiterst belang dat er veel aandacht wordt besteed uit de getrokken lessen en dat deze niet op de achtergrond raken. Daarom moeten de verslagen van de evaluaties van eerdere vredesmissies voor toekomstige vredesmissies altijd worden herzien; er dient aan het toetsingskader en aan de regels, als vastgesteld in artikel 100 van onze Grondwet, te zijn voldaan wanneer Nederlandse militairen worden uitgezonden.
95
uiterste best op gedaan een zo goed mogelijk stuk te schrijven, waaruit zowel de beginnende lezer, als experts de informatie interessant en correct acht. Ook zijn we verheugd met en trots op het feit dat we hebben kunnen spreken met drie experts rondom vredesoperaties en/of Srebrenica. De informatie die we hebben kunnen destilleren uit onze gesprekken met hen, was zeer bevorderend voor de inhoud van ons uiteindelijke stuk. De samenwerking verliep goed en we hebben nauwelijks of geen meningsverschillen gehad. We hebben alleen kort gediscussieerd over of we een militair en een politiek advies apart zouden vermelden. Uiteindelijk zijn we echter tot de conclusie gekomen dat de twee adviezen zodanig overeenkomen dat slechts één advies nodig was. Het eerste gedeelte van onze hypothese, dat luidt: er moet een onderscheid worden gemaakt tussen militaire en politieke adviezen, klopt dan ook niet helemaal. Het is immers wel belangrijk dat goed duidelijk is dat het de politici zijn die beslissingen maken omtrent vredesmissies en het aan de militairen is de vredesmissie te coördineren en een tactische invulling te geven. Het was voor ons niet makkelijk een hypothese op stellen over de genocide in Srebrenica. Dat kwam doordat wij beiden slechts in grote lijnen wisten wat er was gebeurd in Srebrenica en waarom dit zo gekomen was. Bovendien kwam de weinige informatie die wij hadden voort uit veelal historisch onbetrouwbare bronnen. genocide had geleid, ook al had UNPROFOR kordater opgetreden. Voordat wij begonnen met het doen van onderzoek en raadplegen van historisch betrouwbare bronnen, deelden wij deze mening, zoals te lezen is in onze hypothese die te vinden is in de inleiding van ons stuk. Nu zijn wij echter tot de conclusie gekomen dat deze gedachte niet juist is. Als de internationale gemeenschap harder had opgetreden en er robuuster in was gegaan, had het debacle in Srebrenica ons inziens wel degelijk voorkomen kunnen worden. We zijn dus in het subjectieve beeld dat de media schept getrapt. In onze hypothese stellen wij dat wij verwachten dat twee punten belangrijk zijn voor ons advies. We noemen dan de communicatie tussen de verschillende betrokken partijen en het uitzenden van een sterk en goed getraind leger. Om te beginnen met het laatste: daar zaten we fout. In ons onderzoek zijn we tot de conclusie gekomen dat Dutchbat slechts een heel klein radartje was in de grote hoeveelheid gemaakte fouten. En Dutchbat heeft zeker geen doorslaggevende rol gespeeld bij de val van de enclave en de dood van de moslimmannen. Wat betreft het eerste punt zaten we meer in de goede richting. Het is inderdaad belangrijk dat de communicatie tussen de verschillende betrokkenen goed is. Bij Srebrenica was dat echter niet het geval. Voordat wij begonnen met onderzoek wisten wij nog echter 96
nog niet dat er zo veel verschillende partijen die met elkaar dienden te communiceren bij het van Defensie, de Bosniërs, de Serviërs en het Joegoslavische Federale leger. De conclusies die we hebben getrokken uit de informatie van de hoofdstukken 1 tot en met 4, komen ons inziens redelijk overeen met de strekking van de corresponderende deelvragen. We hadden voorafgaand aan het schrijven van deze hoofdstukken al het idee dat we door grondig onderzoek in de literatuur en op het internet, deze deelvragen voldoende zouden kunnen beantwoorden. Dit is naar onze mening gelukt. De deelvragen van hoofdstuk 5 en 6 daartegen, waren moeilijker te beantwoorden. Dit kwam doordat beide vragen enige vorm van onzekerheid betroffen, waar vandaag de dag nog hevig over wordt gespeculeerd. Het recente persbericht dat het NIOD hun onderzoek naar Srebrenica gaat herzien naar aanleiding van nieuw gevonden informatie is daarvan een treffend voorbeeld. Door deze hoge mate van speculatie hebben wij vooral gebruik gemaakt van de afgenomen interviews als bronnen. Door middel van deze interviews en het grondige onderzoek dat daaraan vooraf ging, zijn wij gekomen tot conclusies, waarvan we vinden dat ze, gezien de relatief korte tijd die we hadden om dit enorme onderwerp te analyseren, de zware lading van deze twee deelvragen volledig dekken. meegegeven. Alle drie de geïnterviewden zijn immers autoriteiten op het gebied waarover wij hen vragen hebben gesteld: Dick Berlijn was de oud commandant der Strijdkrachten, Bert Bakker was de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie over Srebrenica en Tweede Kamerlid en Joris Voorhoeve was minister van Defensie tijdens Srebrenica. De drie gesprekken met hen hebben ons verslag een hoge mate van representativiteit – met name voor hoofdstuk 6, waarin de deelvraag welke lessen de internationale gemeenschap en Nederland heeft geleerd van Srebrenica, wordt beantwoord. Natuurlijk is het belangrijk in overweging te nemen dat vooral Voorhoeve, maar ook Bakker en Berlijn, misschien niet altijd hun echte mening met ons hebben kunnen delen ministeriële verantwoordelijkheid nooit tegen de opvattingen van de regering waarvoor hij heeft gediend en/of zijn voorgangers en opvolgers in gaan. Door de antwoorden op de deelvragen te combineren zijn wij tot de conclusie, die in hoofdstuk 7 staat beschreven, gekomen. Beiden waren wij trots toen wij te horen kregen van Voorhoeve dat hij onze conclusie een 10 waardig vond, omdat we volgens hem “uitstekend zijn doorgedrongen tot de kern van de mislukking”. En ook Bakker stipte aan dat we het goed begrepen hadden. Net als Berlijn die vond dat we het interview goed hadden voorbereid en dat we goede vragen hadden gesteld. Deze positieve kritieken van de personen die Srebrenica en de lessen van het debacle aldaar zelf hebben meegemaakt zijn voor ons heel bemoedigend geweest.
97
Een van de problemen waar wij tegenaan zijn gelopen tijdens het schrijven van dit dit onderwerp. Soms bleek het moeilijk de juiste informatie uit het juiste boek te halen voor een bepaald onderwerp. Vooral het stuk waarin we de genocide van dag tot dag hebben beschreven was een struikelblok. Voor dit gedeelte hebben we immers het immens grote NIOD-rapport gebruikt, dat heel gedetailleerd de verschillende dagen beschrijft. In het begin namen wij deze details veelal over, waardoor we op het einde veel hebben moeten schrappen. Over het algemeen was de informatie echter goed te verwerken en liepen we naast het bovenstaande stuk nergens tegen moeilijkheden aan.
toen op 5 oktober naar zijn rechtszaak gegaan, omdat we benieuwd waren hoe dat precies in en zijn afschuwelijke daden. Tijdens ons bezoek werd een getuige gehoord naar aanleiding van tegen, omdat we er eigenlijk niets van snapten doordat het onwijs juridisch was: de getuige werd een aantal uur lang gehoord over op welke manier en van welke richting de kogels de school doorboorden. Enige vorm van opwinding ontstond wel toen we – pas na een uur – dicht bij hem te zitten. Ook was het interessant te zien hoe een rechtszaak in zijn werk gaat, omdat wij dat beiden nog nooit hadden gezien.
over de uiteindelijke tragische val van het land. Ten slotte hebben we geleerd op welke manier je het beste een interview kan voorbereiden, welke vragen wel en niet belangrijk zijn en hoe je goed kan doorvragen tijdens een interview. We vinden het beiden geweldig dat we nu inzien op welke manier de Nederlandse overheid en de internationale gemeenschap aankijkt tegen vredesoperaties en welke voorwaarden een rol spelen bij de Nederlandse participatie in vredesmissies. We hebben er veel tijd en moeite in gestoken, maar nog altijd resteren vragen die knagen over in Srebrenica, maar ook naar die van andere vredesmissies. Feit blijft echter altijd dat voor naar onze mening wel vaak gelijk. Daarom hopen wij dat ons advies dat dan moet dienen als 98
dit fundament in de toekomst kan bijdragen aan succesvolle vredesoperaties.
Raphael Lemkin, een Poolse jurist van Joodse afkomst, pleitte met het oog op zowel de opkomst van Hitler als de Ottomaanse slachting van de Armeniërs tijdens de conferentie in Madrid in 1933 voor een internationale strafbaarstelling van georganiseerde moorden op bevolkingsgroepen. Hij ging op zoek naar een term die zo’n moord zou kunnen beschrijven. Het woord dat hij koos was een afgeleide vorm van het Griekse woord genos (‘ras’ of ‘volk’) in combinatie met het Latijnse woord cide (‘moorden’): ‘genocide’. Dit beschreef Lemkin in zijn boek ‘Axis Rule in Occupied Europe’, dat in november 1944 werd gepubliceerd. Een van de meest recente genocides is de genocide in de stad Srebrenica, die ligt in BosniëHerzegovina. Deze genocide vond plaats in 1995 en was een resultaat van de Bosnische oorlog. De belangrijkste oorzaken van de genocide zijn naar onze mening de economische tegenslagen op de Balkan, de opkomst van nationalistische gevoelens en groeperingen en de opkomst van het religieus nationalisme. De combinatie van deze drie heeft namelijk er namelijk voor gezorgd dat de eeuwenlang bestaande spanningen explosief tot uiting kwamen. Ook de internationale gemeenschap was zich bewust van deze grote spanningen op de Balkan en daarom voelde zij zich geneigd in te grijpen. De Verenigde Naties stelde een vredesmacht, overheid besloot aan de vredesmissie mee te doen en op deze wijze ontstond Dutchbat, dat werd uitgezonden naar Srebrenica. Hoewel de stad dus door troepen van de Verenigde Naties werd beschermd, werden meer dan 7000 moslimmannen vermoord door het Servische leger dat werd geleid door Ratko gemaakt voor, tijdens en na de val van de enclave. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen fouten van de internationale gemeenschap en fouten van de Nederlandse overheid. Een kleine greep uit de fouten van de internationale gemeenschap zijn de volgende. De gebrekkige communicatie tussen de VN, NAVO en Dutchbat, de slechte toegang tot de informatie die met de Serven werd uitgewisseld, de slecht functionerende dubbele commandostructuren van de VN en de NAVO – de dubbele sleutel procedure – en het alom bekende probleem van de daaruit volgende geweigerde luchtsteun. De internationale gemeenschap was voorts zeer naïef ten aanzien van het probleem op de Balkan: er werd een gebrekkig bewapend en veel te Wat betreft de fouten van de Nederlandse overheid zijn de belangrijkste de volgende. De Nederlandse overheid besloot mee te doen omwille van het meedoen: zij wilde onder andere het bestaansrecht van de Nederlandse militairen garanderen en een belangrijke plek in 99
de wereldpolitiek verwerven. Daarom accepteerde zij voorwaarden die zij eigenlijk niet had moeten accepteren. missie in Srebrenica onvoldoende, waardoor grote onduidelijk bestond over de inhoud van de missie. Daarnaast verliep toen de communicatie tussen de militaire top en de minister van Defensie, Joris Voorhoeve, stroef, waardoor belangrijk informatie niet werd gedeeld. Voorts had Nederland geen goede inlichtingenpositie, waardoor het zijn eigen troepen niet kon beschermen en ten slotte was de militaire structuur, waarin een chef defensiestaf en drie autonome ondercommandanten de leiding hadden, verre van effectief. De belangrijkste lessen van Srebrenica zijn de volgende. Om in de toekomst te voorkomen dat een debacle gelijkend op dat in Srebrenica plaatsvindt, wordt er tegenwoordig veel beter gecommuniceerd door betrokken instanties en er wordt voor gezorgd dat er in de commandostructuur transparantie bestaat over wie de leiding heeft en wie welke taken op zich dient te nemen. Tegenwoordig wordt er daarnaast door de VN met ‘overwhelming power’ gehandeld in situaties als Srebrenica, om vanaf het begin van de operatie de indruk te wekken dat de tegenstander er beter aan doet zich gedeisd te houden en opdat het duidelijk is dat er niet met de VN gesold moet worden. De internationale gemeenschap gaat er tegenwoordig door de fouten van Srebrenica dus veel robuuster in en als er daarvoor geen middelen beschikbaar zijn, gelasten zij de missie af.
Raphael Lemkin, a Polish lawyer of Jewish descent, with a view to the rise of Hitler as well as the Ottoman slaughter of Armenians, at the 1933 Madrid Conference pled for internationally outlawing the organised killing of populations. The word he chose to describe such killings was derived from the Greek word genos (‘race’ or ‘people’) combined with the Latin cide ‘Axis Rule in Occupied Europe’, published in 1944. A recent instance of genocide was in the city of Srebrenica in Bosnia-Herzegovina; it took place in 1995, as a result of the Bosnian war. The most important causes were in our opinion the economic setbacks in the Balkans, the emergence of nationalist sentiments and the rise of religious nationalism, three factors which together caused centuries-old tensions to come to a head. The international community was aware of these tensions in the Balkans, and felt obliged to intervene. The United Nations put together a peace force, to stabilise the situation. The Dutch government decided to contribute to the peace force, which led to the formation of Dutchbat, which was posted to Srebrenica.
100
Even though the city was protected by UN troops, more than 7000 Muslim men were murdered by the Serb army commanded by Ratko Mladic. Today, twenty years on, there is still much speculation about the mistakes made before, during and after the fall of the enclave. Here we need to distinguish between mistakes made by the international community and those of the Dutch authorities. The errors committed by the international community include: faulty communication between UN, NATO and Dutchbat, poor access to information that was shared with the Serbs, malfunctioning double command structures of the UN and NATO – the double key procedure – and the refusal of air support as a notorious result. Naively, considering the magnitude of the problem, the international community sent a battalion that was much too small and inadequately armed. The most important mistakes on the part of the Dutch were the following: To start with, the Dutch government decided to participate for the sake of participating, international politics; this was the reason for accepting conditions they should have rejected. Also, contacts between the Ministries of Defence and Foreign Affairs during the mission. Apart from this, because of poor communication between the military leadership and the minister of Defence, Joris Voorhoeve, important information was not shared. for the protection of Dutch troops. Finally, the command structure with a Chief of Staff, and three autonomous secondin-commands was far from effective. The most important lessons from Srebrenica are the following: To prevent a similar debacle ever occurring again, communication between various authorities have been improved, command structures have been made more transparent as to where leadership lies, and who is to take on which responsibilities. In addition, the UN now acts with ‘overwhelming power’ in situations like Srebrenica, to make it clear from the outset that resistance is futile, and the UN will not be pushed around. The international community in other words has learnt from Srebrenica to adopt a
101
Battiata, M. (2 november 1992). A Town’s Bloody ‘Cleasing’. The Washington Post. Bootsma, P. (2002). Srebrenica: . Amsterdam: Boom. Brantz, C. (2015). De Srebrenica dagboeken. Ooggetuigenverslag van een hoofdrolspeler. Uithoorn: Karakter. Broekmeyer, M. (1985). Joegoslavië in crisis. Den Haag: Staatsuitgeverij SDU. Cigar, N. (2000). Genocide in Bosnia: The Policy of “Ethnic Cleansing”. Dallas: Texas A&M University Press. Crawford, J. (2013). Brownlie’s Principles of Public International Law. Oxford: Oxford University Press. Davison, R. (1973). Reform in the Ottoman Empire 1856-1876. Michigan: Gordian Press Quarterly Duijzings, G. (2002). Geschiedenis en herinnering in Oost-Bosnië. De achtergronden van de val van Srebrenica. Amsterdam: Boom. F. Briquemont (1998). Do Something, General: Kronike van Bosnië-Herzegovina. Antwerpen: Icarus Gilbert, M. (2000). Winston S. Churchill, The Churchill War Papers: The Ever-Widening War Glenny, M. (1999). The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers 1804-1999. New Goldstein, I. (1999). Croatia. A History. London: Hurst
Paper for the International Commission for the Balkans. Berlijn: Carnegie Endowment Institute. Harsch, M. (2015) The Power of Dependence: NATO-UN Cooperation in Crisis Management. Oxford: Oxford University Press Hendrickson, R. (2006). Crossing the Rubicon. Nato Review Herzfeld, N. (2007). Lessons from Srebrenica: The Danger of Religious Nationalism. Journal of Religion & Society Supllement Series 2, The Contexts of Religion and Violonce. Honig, J. en Both N. (1996). Srebrenica. Record of a War Crime. London: Penguin Books Jelavic, B. (1983). The History of the Balkans. Cambridge: Cambridge University Press Jones, A. (2010). Genocide: A Comprehensive Introduction. Abingdon: Routledge/Taylor & Francis Publishers. pp. 16-20. Karremans, T. (1998). Srebrenica. Who Cares? Nieuwegein: Arko Sports Media BV. 102
Kerckaert, J. (2014-2015). Inleiding tot het internationaal recht. Samenvatting Syllabus. Lemkin, R. (2008). Axis Rule in Occupied Europe. Laws of Occupation, Analysis of Government, Proposals for Redress The Autobiography of Raphael Lemkin Univeristy Press, 2, reel 2. M. J. Faber. (2002) Srebrenica. De genocide die niet werd voorkomen. Baarn: Ten Have Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Amsterdam: Atlas.
and Arts: Answers to Criticisms. Belgrado: The Serbian Academy of Sciences and Arts. Montgomery, B. (2007). Explaining the Ineffectiveness of the Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide: The Leadership of the Hegemon. Georgia: Georgia State Univeristy. NIOD (2002). Srebrenica, een ‘veilig gebied’. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area. Amsterdam: Boom. NIOD (2012). De Holocaust en andere genociden. Een inleiding. Amsterdam: Amsterdam University Press. Norman, C. (2000). Genocide in Bosnia: The policy of ethnic cleansing. Dallas: Texas A&M University Press. Owen D. (1996). Balkan Odyssey. A personal account of the international peace efforts following the breakup of the former Yugoslavia. San Diego: Harcourt Parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica (2003). Missie zonder vrede. Den Haag: SDU Uitgevers. Indiana University. Power, S. (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus. Power, Samantha (2008). Een probleem uit de Hel. Vertaald door Joke Traats. Amsterdam: Olympus Randall, K. (1988). Universal jurisdiction under international law. Texas: Texas Law Review. Robinson, E. Balkan Parties’ Ability to Stop Bosnian War Questioned. Washington Post (28-08-1992). Ruvebana, E (2014). Prevention of Genocide under International Law. Groningen: University of Groningen. Schabas, W. (2000). Genocide in International Law. The Crime of Crimes. Cambridge: Cambridge University Press. Sells, M. (1996). The Bridge Betrayed: Religion and Genocide in Bosnia. Berkeley: University of California Press.
103
Shawcross, W. (2000), Deliver Us From Evil: Warlords & Peacekeepers in a World of London: Simon & Schuster. Smit, J. (1997). A regional geography of East Bosnia and Srebrenica. Assen: Van Gorcum. Sudetic, C. (1998). Blood and Vengeance: One Family’s Story of the War in Bosnia. New Teichova, A., Matis, H., Pátek, J. (2012). Economic Change and the National Question in Twentieth-Century Europe. Cambridge: Cambrige University Press. Teunissen, H. (2003). Balkan in kaart: vijf eeuwen strijd om identiteit. Leiden: Universiteitsbibliotheek Leiden. Teunissen, H. (2003). Balkan in kaart: vijf eeuwen strijd om identiteit. Leiden: Universiteitsbibliotheek Leiden Tharoor, S. (1995). Should UN peacekeeping go “back to basics”?. Survival. Voorhoeve, J. (2015) Veilige Gebieden. Falen en slagen bij de bescherming van burgers in oorlogstijd. Amsterdam: Atlas Contact. Westerman, F. (1994). De brug over de Tara. Amsterdam: Olympus. Westerman. F. (2015). De slag om Srebrenica: de aanloop. De val. De naschok. Amsterdam: Atlas. Woodward, S. (1995). Socialist Unemployment: The Political Economy of Yugoslavia, 19451990. Princeton, NJ: Princeton University Press. Woodward. S. (1995). Balkan Tragedy: Chaos and Dissolution After the Cold War. Washington, DC: The Brookings Institution. Vol. 83. Nummer 843. University Press.
Cammaert, P. in de Volkskrant (26 maart 2007). ‘We hebben na Srebrenica veel geleerd’. Cohen, R. (17 september 1992). Cross vs. Crescent; The Battle Lines Are Being Redrawn In Franco, A. (26 januari 2000). Nederland heeft een verkeerd zelfbeeld. NRC Handelsblad. Goudriaan, H. (17 november 1992). Voorhoeve: Nederlandse hulpactie voor Bosnië. Trouw. Hurarska, A. (21 september 1992). City of Fear. New Republic. Kamsteeg. (10 juni 1992). VN: naar de humanitaire interventie?. Nederlands Dagblad. Nuhanovic, H. (14 juli 1999). Srebrenica Lijst 242. Trouw. Owen, D. (1995). ‘De grenzen van VN-vredesafdwinging’. Internationale Spectator 49. Quinn, P. (5 juni 1993). Serbs, Croats Press Bosnia Drives. Washington Post. Tanner, M. (8 juni 1993). Bosnia’s ‘Safe Areas’: West sets the stage for a human tragedy: The creation of UN ‘safe’ refugee zones proceeds apace. In these disease-ridden camps 104
thousands of orphaned Muslim children, with no hope for the future, will turn to crime or terrorism. The Independent.
Interview, Newsmaker Saturday, CNN 01-08-1992 Interview met Jan Pronk in Nova op 18 juli 1995 Interview met H.A. Couzy, NIOD 14-09-98. Interview met J.M.J. Bosch, NIOD 10-05-1999. Interview met A. Soleksz, NIOD 15-11-2000. Interview met kolonel R. Van Veen, NIOD 16-08-2000. Interview met H.A. Couzy, NIOD 04-10-2001.
Coll. Kreemers. Notitie J.J.C. Voorhoeve aan DV t.a.v. H.P.M. Kreemers, 18-07-1995. Historisch Archief Tuzla, document 48/2214 Kemenade, J. van. Rapport: Omtrent Srebrenica. 28-09-1998 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly Resolution 53/35 (1998). A Srebrenica Rapport. VN. UN Council, Final Report of the Commission of Experts Established Pursuant to Security
Voor de tien fases van Stanton hebben we een document gebruikt dat gepubliceerd is op: http://genocidewatch.org/genocide/tenstagesofgenocide.html, geraadpleegd op 13-11-2015 Voor de tekst van het Servisch Memorandum hebben we de tekst gebruikt, zoals vermeld op: http://www.trepca.net/english/2006/serbian_memorandum_1986/serbia_memorandum_1986. html geraadpleegd op 21-10-2015
Resolutie 96(I): http://legal.un.org/avl/ha/cppcg/cppcg.html Resolutie 743: http://www.nato.int/ifor/un/u920221a.html Resolutie 819: http://www.refworld.org/cgi-bin/texis/vtx/rwmain?docid=3b00f15c3c Resolutie 998: http://www.refworld.org/cgi-bin/texis/vtx/rwmain?docid=3b00f2bc28 Het volledige Genocideverdrag: http://www.hrweb.org/legal/genocide.html
http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc/tentoonstelling/balkan_in_kaart/1b.html, geraadpleegd op 19-05-2015. http://legal.un.org/avl/ha/cppcg/cppcg.html, geraadpleegd op 02-11-2015. 105
http://www.domovina.net/srebrenica/page_012f.php, geraadpleegd op 07-11-2015. http://www.europa-nu.nl/id/vgrndb9f5vzi/artikel_97_krijgsmacht, geraadpleegd op 03-12-2015 http://www.history.com/topics/bosnian-genocide, geraadpleegd op 26-09-2015. http://www.icty.org/sid/322, geraadpleegd op 26-09-2015 http://www.petervanwalsum.com/english/#morality-and-realism-in-dutch-foreign-policysrebrenica, geraadpleegd op 22-11-2015 http://www.trepca.net/english/2006/serbian_memorandum_1986/serbia_memorandum_1986. html, geraadpleegd op 21-10-2015 http://www.unric.org/nl/handvest, geraadpleegd op 28-11-2015 , geraadpleegd op 21-10-2015 https://www.icrc.org/casebook/doc/case-study/netherlands-responsibility-internationalorganizations-case-study.htm, geraadpleegd op 22-11-2015 https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vi3al1bl2xzs, geraadpleegd op 22-11-2015 https://www.ricksteves.com/watch-read-listen/read/understanding-yugoslavia, geraadpleegd op 19-09-2015
British Broadcast Coperation (BBC). A Cry from the Grave. Documentaire https://www.youtube.com/ VPRO/Human. 2doc: waarom Srebrenica moest vallen?. Documentaire, geregisseerd door Bart Nijpels. 29 juni 2015. NOS 8 uur Journaal van 13 juli 1995. https://www.youtube.com/watch?v=CPBna9a2a20
Titelpagina: http://www.aljazeera.com/mritems/Images/2011/7/11/20117116103875360_20.jpg Afbeelding 1: Bosatlas, 53e editie 2007, Noordhoff Uitgevers Afbeelding 2: NIOD-rapport
106
28 augustus 2015 1 september 2015
PWS voorlichting Samen opstellen van
1 uur 2 uur pp
het onderzoeksplan in de KB
-Opstellen van de onderzoeksvraag bleek moeilijker dan gedacht. We hebben hierover overlegd met dhr. Kramer, onze
3 september 2015
Afspraak met dhr.
1 uur
begeleider --
Kramer over ons hadden toen het idee om verschillende genocides met elkaar te vergelijken en op basis daarvan een conclusie te trekken over wat een genocide een genocide maakt. 10 september 2015
2 uur en opsturen van het onderzoeksplan. De deelvragen hebben we enigszins verandert,
We hebben vandaag het plan van een vergelijking laten varen en zullen ons slechts richten op de
evenals de hypothese en de gebruikte
genocide in Srebrenica en de daar gemaakte
bronnen. Onze nieuwe onderzoeksvraag
fouten, omdat deze genocide gisteren en
is als volgt: ‘Welke fouten zijn gemaakt in
vandaag veel in het nieuws was.
Srebrenica? ’
107
13 september 2015
Beginnen met inlezen
1,5 uur pp
--
over de genocide. Sweder is vandaag gestart met het boek van Power en Kasper met dat van dhr. 14 september 2015
Brantz. Door met het lezen van 2 uur pp bovenstaande boeken
Vooral het boek van dhr. Brantz is moeilijk door heen te komen en daar zullen we vanaf nu rekening mee houden
20 september 2015
25 september
30 september
Verder met lezen en samen beginnen aan het eerste hoofdstuk in
2 uur pp
de KB Afmaken van het eerste 1 uur pp hoofdstuk
Nog een keer nalezen van het eerste hoofdstuk en spellingen taalfouten eruit
2 uur
--
Vooral het onder woorden brengen van bleek moeilijk dan gedacht. Later zullen we deze nog een keer kritisch bekijken --
halen. Ook hebben we enigszins veranderd
108
1 oktober
Beginnen schrijfproces
5 uur Kasper
In eerste instantie
hoofdstuk 2 (Kasper). Dat wil zeggen het
3 uur Sweder
liepen we niet tegen problemen aan,
verder inlezen in het onderwerp.
2 oktober
Vandaag zijn we
omdat hoofdstuk 2 voornamelijk uit algemeen bekende 2 uur pp
feiten bestaat. --
begonnen met het lezen van het boek van voormalig minister van Defensie Joris Voorhoeve. Tevens hebben we aan de hand van de eerste informatie die we uit het boek hebben verkregen een aantal punten van aandacht opgesteld, waarvan we dachten dat we ze zouden kunnen gebruiken bij het schrijfproces.
109
3 en 4 oktober
In dit weekend
10 uur pp
Bij het schrijven van
hebben we veel vooruitgang geboekt
de hoofdstukken zijn we niet tegen grote
bij het schrijven van de eerste paar hoofdstukken. Sweder
problemen aangelopen, maar het bleek soms wel lastig te zijn om
heeft zich gebogen over hoofdstuk 1 en
de juiste informatie
Kasper over hoofdstuk 2. Beide hoofdstukken zijn bijna afgerond
ongelofelijk grote aantal informatie dat te vinden is over het
en we hebben ze onderling uitgewisseld
onderwerp.
en voorzien van commentaar. In de praktijk bleek We hebben in dit weekend ook het interview voorbereid, dat we komende donderdag met Dhr. Berlijn gaan voeren. Dat houdt in het voorbereiden van de vragen, eventuele ‘doorvraag’ vragen op de antwoorden die gegeven zullen worden
het af en toe lastig om formele vragen te formuleren, die niet af zouden schrikken en waarop een duidelijk geformuleerd antwoord zou kunnen worden gegeven. We zijn er uiteindelijk echter uitgekomen. EDIT: We zijn achteraf ook
en het verzamelen van informatie die we
zeer tevreden met het resultaat van het
kunnen gebruiken bij het interview.
interview, dat in de bijlage is toegevoegd.
110
8 oktober
Dit is de grote dag
2 uur
--
van het interview. We het kantoor van Deloitte (waar Dhr. Berlijn momenteel werkzaam is) en bespreken op de laatste dingetjes. We hebben voor ons gevoel het interview tot een goed einde gebracht Dhr. Berlijn is een zeer toegankelijke en aardige man. We hebben ook
10 oktober
antwoorden gekregen waar veel informatie uit valt te halen en waarvan we veel hebben geleerd, in het bijzonder op het gebied van militair inzicht. Dit weekend hebben we 2,5 uur pp gelegd aan hoofdstuk 1, 2 en 3. We zijn tevreden met het resultaat.
We zijn geen problemen tegengekomen, omdat alle informatie al was verwerkt, maar er nog wat gedaan moest worden aan bepaalde formuleringen en woordvolgordes.
111
17 en 18 oktober
Na een week pauze zijn 5 uur
Dit deel van het
we beiden begonnen met het meten van de
schrijfproces nam redelijk veel tijd in
genocide in Srebrenica aan de modellen van Stanton en Kuper.
beslag, omdat we de modellen eerst zorgvuldig moesten vertalen vanuit het Engels naar het Nederlands en omdat we tijdens het schrijven de modellen ernaast moesten houden en tegelijkertijd informatie
24 en 25 oktober
28 oktober
Het werk lijkt tot één geheel te komen. We zijn nog altijd bezig met het schrijven van hoofdstuk 4. Vandaag hadden we een afspraak met meneer Kramer over de voortgang. We zijn verheugd te horen dat zowel onze begeleider als wij vooralsnog tevreden zijn met het geboekte resultaat.
5 uur
1 uur
moesten meten aan de modellen. --
We hebben gebrainstormd over de (voorlopige) onderzoeksvraag, omdat bleek dat deze eigenlijk moeilijk te beantwoorden viel. Met behulp van meneer Kramer hebben we een nieuwe onderzoeksvraag op kunnen stellen.
112
31 oktober en 1 november
Dit weekend hebben we hoofdstuk 4
4 uur
We zijn wederom niet tegen problemen
afgerond en hebben we het gezamenlijk doorgelezen, zodat het
aangelopen bij het
één geheel zou vormen.
informatie bekend was, maar de formuleringen
logboek, omdat de
af en toe in gebreke vielen. 2 november 2015
Verder afwerken van hoofdstuk 4 door
2 uur
Kasper.
5 november 2015
13 november 2015
Finaliseren van hoofdstuk 4 door Kasper en controleren op taal- en spelfouten door Sweder Voorbereiden van het interview met dhr. Voorhoeve aan de hand van oude interviews met hem, het interview met dhr. Berlijn het NIOD-rapport,
Het is moeilijk uit het gigantische NIODrapport de kern te destilleren, MAAR
3 uur pp
--
4 uur
Aan het einde van het opstellen van de vragen kwamen erachter dat we een aantal vragen hadden opgeschreven die interessant
het rapport van de commissie Bakker en
waren, maar niet veel met onze
het boek geschreven door dhr. Voorhoeve
onderzoeksvraag te maken hadden. Deze
zelf.
vragen hebben we daarom vervangen voor beter passende vragen.
113
14 november 2015
Vandaag hebben we
1 uur
--
2 uur
--
het interview kritisch doorgelezen en het de vragen op een andere, chronologische wijze ingedeeld 16 november 2015
Vandaag is de tweede hebben wij dhr. Voorhoeve onze vragen gesteld.
19 november 2015
21 november 2015
22 november 2015 24 november
We hebben vandaag een 3,5 uur aantal uitspraken van
--
dhr. Voorhoeve direct in ons stuk verwerkt. We zijn begonnen 3 uur pp met het schrijven van hoofdstuk 5. Kasper beschrijft de genocide van dag tot dag en Sweder het andere gedeelte van het hoofdstuk. Afmaken van het vijfde 4 uur pp hoofdstuk. Controleren van het 2 uur pp vijfde hoofdstuk op spel- en taalfouten.
-Nadat we het stuk goed door hadden gelezen kwamen we
Kasper kijkt Sweders deel na en vice versa.
tot de conclusie dat we ook iets moesten
Eventuele toevoegingen zijn vandaag ook
schrijven over de rol van Karremans
gedaan. we de dag daarna 25 november 2015
Toevoegen stuk over Karremans door
2,5 uur
eraan toegevoegd. --
Sweder.
114
27 november 2015
Afspreken in de KB
4 uur pp
om het logboek tot nu toe te controleren, de deelconclusies op te schrijven en een inleiding bij ieder hoofdstuk te noteren. Verder hebben we een plan gemaakt voor de komende weken ten aanzien van het
30 november
3 december
beginnen aan hoofdstuk 4 uur Sweder 6 met behulp van de tot nu toe afgelegde interviews voorbereiden van het interview met Bakker door het gehele stuk nogmaals door te lezen en de laatste vragen op een rij te zetten
6 uur pp
problemen waar we tegenop liepen: precieze rol van de commandant der strijdkrachten en de chef defensiestaf. Ook wilden we graag aan Bakker vragen wat de Tweede Kamer heeft geleerd, aangezien hij daar direct bij betrokken is geweest. Ook was voor ons niet geheel duidelijk wat de door hem opgestelde artikel 100 procedure inhield. We besloten voor het interview ook nog de conclusie af te ronden om deze met Bakker te kunnen bespreken 115
4 december
afmaken hoofdstuk 6
3 uur Sweder, 4
5 december
controleren hoofdstuk
uur Kasper 3,5 uur Kasper, 3 uur Sweder
6 december
6 op inhouds-, taal- en spellingsfouten schrijven conclusie
6 december
herzien van de vragen voor Bakker
1 uur pp
8 december
vandaag is de laatste 1,5 uur duurt het grote dag: het interview interview
2,5 uur pp
interview was alweer ontzettend interessant. Dhr. Bakker heeft tijdens het interview bovendien verteld dat
8 december 12 december 13 december
ons advies nagenoeg compleet is en hier en daar een aantal kleine kritiekpunten gegeven. verwerken van het interview in het PWS laatste gehele spellingscheck maken inhoudsopgave
13 december
2 uur Sweder 6 uur pp 2 uur en 20 minuten Kasper 2 uur Sweder
14 december 16 december
herzien logboek hopelijk de laatste
2 uur Sweder 3 uur pp
19 december
puntjes op de i schrijven samenvatting
3 uur Sweder
20 december 20 december
vertalen samenvatting nogmaals een keer
3 uur Kasper 7 uur
doornemen voor spellingsfouten
Kasper: 102 uur en 5 minuten Sweder: 102 uur en 30 minuten 116
We zagen op internet dat u commandant was van het F16 detachement in Italië. Ja in 1993. Wat was precies toen uw positie daar, wat moeten we ons daarbij voorstellen? Ik was detachementscommandant, dat betekent de commandant van de eenheid. Om het een beetje in context te plaatsen: in ’89 viel de Berlijnse muur en je ziet dat vrij snel daarna de internationale gemeenschap het veel meer eens werd over internationale vraagstukken dan in de periode daarvoor. Dus ineens regende het veiligheidsraadresoluties en oost en west trokken
Balkan stabiliseren. Toen is er in eerste instantie besloten om een eenheid waar ik het bevel over had, had de opdracht om die
in stellen. De reëel maken. We
waren niet de enige. Er waren ook Amerikanen, Turken, maar niet veel andere partijen. Er waren er maar een paar en om beurten vlogen we patrouilles boven Bosnië om het luchtruim daar vrij te houden van vijandelijke vliegtuigen. En wat waren precies uw verwachtingen toen u commandant werd? Het was de eerste keer na het vallen van de muur dat we een dergelijke missie ondernamen. Het was ook de eerste keer sinds 30 jaar dat de Nederlandse luchtmacht met jachtvliegtuigen een operatie ondernam buiten het NAVO-grondgebied. De keer daarvoor was in Nieuw-Guinea geweest, dus het was heel lang geleden. Daarom was het ook een beetje een test case: hoe goed zijn we nog om een eenheid, die eigenlijk helemaal ingericht is om te opereren vanaf één vaste basis – in dit geval was dat een basis in Twente –, op te pakken om ergens anders te gaan opereren. Je moet dan immers al je logistiek meenemen: je onderhoudscapaciteit, je hele verzorging, je bewaking, en dergelijken. Bovendien moet die eenheid ineens in een vreemde omgeving gaan functioneren. Dus dat was de test case: hoe goed en hoe snel zijn we in staat om operationeel slagkracht uit te brengen, echt te gaan draaien. En dat liep in het begin best schokkerig, maar dat is nu eenmaal hoe zo’n eenheid werkt. Sommige mensen waren helemaal niet meer gewend om in een 24/7 situatie te opereren. Dat leidde bijvoorbeeld tot wat gemor van onderhoudspersoneel die zeiden “het is vijf uur, we gaan naar huis”. Maar we konden en gingen helemaal niet huis, we zaten daar om het luchtoverwicht reëel te maken, dus we vlogen de hele dag en nacht door. Dus er waren best wel wat aanpassingen nodig om alles te laten lopen. Na een paar weken liep alles echter als een trein en ging het heel goed.
117
Hoe groot schatte u de kans op het slagen van de missie van UNPROFOR? UNPROFOR is een hele andere missie. Dat was de VN-missie op de grond. Wij waren daarentegen een NAVO-operatie die opereerde in de lucht. Hier zat meteen één van de moeilijke zaken die uiteindelijk bij Srebrenica een grote rol heeft gespeeld. Je hebt namelijk een operatie op de grond en een operatie in de lucht die allebei op een verschillende manier worden aangestuurd, niet alleen direct vanuit een militaire commandostructuur, maar juist ook politiek. Kort door de bocht zitten bij de NAVO – de North Atlantic Council – alle ambassadeurs van de landen zitten in Brussel bij elkaar. In Brussel wordt de politieke besluitvorming georganiseerd. Vervolgens is er een militair commando en dat is de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR). Deze bevindt zich in Mons, België. En die heeft dan weer operationele commandolijn eruit en deze gaat dus heel snel. Als je naar UNPROFOR gaat kijken zit dan ingewikkelder. Je ziet dat er een hoofdkwartier Veiligheidsraad. Hoe gaat het dan verder?. En dan begint het wazig en ook moeilijk te worden. De commandolijnen van de VN en de NAVO werken ook heel anders. Die van de NAVO werkt heel snel, de verschillende onderdelen zijn goed op elkaar ingewerkt, zijn goed geoefend en bovendien spreekt men dezelfde taal. De VN commandolijn werkt daarentegen veel trager en minder effectief. En deze mate van ineffectiviteit heeft ook een rol gespeeld bij het debacle in Srebrenica. Dus er was over en weer wel contact tussen die twee commandolijnen? Er was wel over en weer contact, maar dat was niet altijd helemaal – nou zeg ik het niet helemaal goed. Dat liep niet overal even makkelijk, laat ik het zo zeggen. Kwam dat door een taalbarrière? Nee niet door de taalbarrière, maar door het verschil in de procedures en in afspraken. Dat is wat lastig uit te leggen, maar ik denk dat het zo duidelijk wordt. De NAVO heeft zoals eerder gezegd een politiek lichaam (North Atlantic Council) en een militaire structuur en dit systeem is tijdens de koude oorlog heel erg goed beoefend en bleek te functioneren waardoor de internationale gemeenschap ermee bekend was. De VN had daarentegen een commandosysteem, dat eigenlijk heel nieuw was. We hadden voor Srebrenica wel eens in Libanon gezeten met militairen, maar de een commandostructuur van de VN functioneerde heel anders, en (vaak) vooral ook trager. Ik kan je een voorbeeld geven: een van de bekende mankementen was bijvoorbeeld dat toen het verkeerd liep in Srebrenica, commandokamer was. Dat is natuurlijk niet goed: als je een eenheid uitstuurt, dan moet je ook 118
een commandostructuur hebben die gewoon anytime, elk moment van de dag de antwoorden kan geven op de vragen die de eenheid in het uitgezonden gebied zou kunnen hebben. Dat was ook eigenlijk waar het vooral om draait, om die luchtsteun die meerdere malen geweigerd is. Wij hebben een boek van de heer Voorhoeve erop nageslagen en daar was ja-woord wordt gegeven. Hoe gaat dat in de praktijk precies in zijn werk? Ook daar weer moet je onderscheid maken tussen die twee commandolijnen (NAVO – VN), die twee verschillende operaties. Om dit simpel uit te leggen: als ik het betrek op de NAVO dan is het zo dat, stel dat UNPROFOR ook een NAVO operatie zou zijn geweest, dan had
rechtstreeks contact gehad bijvoorbeeld het operationele hoofdkwartier in Vicenza (5ATAF). Dit hoofdkwartier had dan weer contact gelegd met de eenheid in de lucht, die de luchtsteun daadwerkelijk zou uitvoeren. Dus dat is een hele korte lijn. Bij wijze van spreken de
onmiddellijk het vliegtuig in de lucht en binnen een half uur vallen de bommen. Nou ik zeg het maar even zo. Wat bleek nu bij UNPROFOR. Daar moest eerst het hoofdkwartier in Tuzla worden gebeld en daarna ging nog een hoofdkwartier daaroverheen en nog een hoofdkwartier, waar vervolgens bleek dat men het onderling niet eens was. Helemaal naar New York zelfs. dat was niet een geoefende commandolijn die in staat was om met dat soort zogeheten ‘high tempo operaties’ om te gaan. Een beetje een theoretisch model zou je kunnen zeggen die in hele stabiele organisaties, waar beslissingen niet zo snel genomen hoeven te worden, misschien wel zou kunnen functioneren. Bij een ‘high tempo operatie’ daarentegen, waarbij er bij wijze van spreken boem ineens een tank kan staan die gelijk moet worden uitgeschakeld, is dit model absoluut niet in staat is om snel te kunnen reageren. Dit was natuurlijk van te voren duidelijk, want dat is door verschillende militairen adviseurs geadviseerd aan de VN. Wat was denkt u de reden dat de VN daar geen gehoor aan hebben gegeven? Dat is een uitstekende vraag. Want je ziet dat men eigenlijk gedurende de hele operatie bezig is geweest om maar een modus te vinden om de operatie uit te kunnen voeren. Er zijn discussies geweest, toen het over UNPROFOR ging, over welke voertuigen mogen ernaar toe, wat is het 119
kaliberkanon wat mee mag naar Joegoslavië, want als het te groot is, zijn er misschien andere landen weer tegen. Oké weet je wat: dan doen we een iets ander kaliber, dan is iedereen voor. Dus het is constant zoeken geweest naar een manier om uiteindelijk ervoor te zorgen dat de operatie door kon gaan. En dan zie je dat er heel veel wordt gezegd: nou oké zo werkt het niet ideaal maar laten we het maar op die manier doen of dan plakken we hier een pleister op en dan gaat het misschien wel werken. Maar dat is dus een hele wankele manier geworden van besluitvorming, die heel storingsgevoelig is gebleken. Daarvan hebben we enorm veel geleerd, en men heeft na Srebrenica gezegd: dat doen we nooit meer zo. Als we tegenwoordig een dergelijke vredesoperatie ondernemen, dan is er een hele eenduidige commandolijn met een duidelijke commandostructuur, met één organisatie die de baas is en dus niet twee organisaties, dat werkt niet. Want nu was het zo bij Srebrenica dat de VN ook moest gaan overleggen met de NAVO? Ja, natuurlijk want de luchtmacht hing aan een NAVO commandolijn. Die is niet aan een VN commandolijn gegeven. Waarom niet? Omdat we toen al zagen dat die niet zou functioneren door factoren die ik al eerder heb genoemd. Denkt u niet dat er een andere preventieve maatregel mogelijk was geweest om de aanval op de enclave te voorkomen? Dus toen het eenmaal bezig was? Ja, dat zijn de lessen die we geleerd hebben. Kijk wat je kan zeggen is dat we wel erg naïef zijn geweest. Er was een Franse generaal: Morillon, en die generaal die zei: nou weet je wat, we gaan ‘interpositioning’ doen. Wat houdt ‘interpositioning’ in? Als ik nou maar tussen de moslims in de enclave ga zitten dan zullen de Serven wel niet gaan schieten. Dat is een naïviteit die we ver achter ons hebben gelaten en we hebben ook gezegd, van als we ergens tegenstander dat die helemaal niet moet proberen ons te verslaan, omdat het duidelijk is dat ze dit nooit gaat winnen. Dus we zullen nooit meer een missie ondernemen zoals we dat deden in Joegoslavië. We gaan er veel robuuster in tegenwoordig: met alle middelen die nodig zijn om als je uitgedaagd wordt door een tegenstander, meteen te kunnen escaleren tot een hoger niveau dan de tegenstander aankan. Dat geeft je veiligheid, want dat betekent dat een tegenstander het niet in zijn hoofd gaat halen om jou uit te dagen. Maar als je er heel weifelachtig in gaat door bijvoorbeeld niet het grote kanon mee te nemen, maar de proppenschieter meenemen, dan daag je je tegenstander als het ware uit om op jouw te gaan schieten. Ja, maar zo’n grootschalige missie is dat niet heel moeilijk bij de Verenigde Naties? Ja dan gaat het dus om het zoeken naar een compromis. Om te zeggen: nou weet je wat, eigenlijk wil ik er vanuit militaire optiek zo in, maar daar gaan de landen niet mee akkoord, dus weet je wat dan doen we maar iets minder wapens mee en dan doen we het niet onder NAVO maar onder een aparte VN lijn. Dan zie je dus allerlei compromissen en constructies ontstaan, die vanuit militaire optiek vreselijk storingsgevoelig zijn. 120
En je zag natuurlijk ook al dat er heel weinig mensen troepen leverden aan UNPROFOR Ja en dan zeggen de landen dus: op die voorwaarden wil ik geen troepen leveren, maar als we het iets minder robuust maken, dan ben ik misschien wel bereid om mee te doen. En dan zie je dus dat eigenlijk steeds het niveau wat wordt verlaagd. Ik zeg het maar zo, maar vanuit militaire optiek wordt de operatie dan meer storingsgevoelig, minder overtuigend, en ook moeilijker. Het was dus eigenlijk niet meer in eigen hand vanaf dat moment? Kijk, hadden wij de enclave willen vasthouden, als je die opdracht nu aan een militaire organisatie geeft, “oh you bet”, dan stuur je daar een bataljon tanks in, dan zorg je dat er air cover is, dit, dat en dat is er en dan regel je het wel. Absoluut hadden we het kunnen voorkomen. Maar het was niet mogelijk geweest om een eenheid met de juiste grote en de juiste wapens tot stand de brengen in de internationale gemeenschap. Terug naar de luchtsteun: hoe reageerden militaire kringen toen de luchtsteun werd geweigerd? Ik kan me nog herinneren dat ik op het hoofdkwartier zat hier in Den Haag. We praten dan natuurlijk we over ’95. In ’93 vloog ik zelf. Een paar jaar later zat ik hier op het hoofdkwartier en ik weet nog wel dat we toen… Ja hoe gaat dat: op een gegeven moment hoor je dat het begint te rommelen in de enclave en dat er vliegtuigen die kant op gaan en boven de Adriatische zee vlogen klaar om erin te gaan. En als het luchtwapen dan niet wordt gebruikt, dan is je reactie: waar blijft nou de order, wanneer mogen we naar binnen. Dan begin je ook boos te worden, van potverdikkeme waarom duurt het zo lang op de grond. En dan zie je ook een beetje dat het zwartepieten gaat ontstaan, de val van de enclave zou dan aan het gebrek van luchtsteun hebben gelegen. Dan denk je , “gebrek aan luchtsteun?”: de VN heeft het nooit in willen daar vliegen. Ik kan me nog herinneren dat ik ook wel later toen het voorbij was, heb gepraat met de met de mensen, en vroeg “Wat is er nou precies gebeurd? Ja we mochten er niet in. Waarom dan niet? Dat weten we niet”. En is nu bekend of er een achterliggende agenda van de VN was en zo ja, wat deze dan was. Was het de verdeeldheid van de lidstaten van de VN? Nee, het is niet een agenda geweest. Het is gewoon een gebrek aan ervaring, naïviteit. Als je met een hele grote groep landen iets wil gaan doen, dan is het ene land het hier niet mee eens, het andere land is het daar niet mee eens en om dan uiteindelijk een common denominator te vinden, waarmee iedereen dan wel akkoord is, resulteert vaak in een heel afgewaterd iets. Dan ga je niet met een auto met vier wielen maar dan heeft de auto er drie en dan heeft hij ook een half stuur en slechts 1 ruitenwisser misschien, dan ga je er krakkemikkig in en dat is eigenlijk de grootste les die we hebben geleerd van Srebrenica. Als je een missie wil starten, dan moet je heel goed naar je militairen luisteren en als die met een plan komen, zeggen van zo kan het, dan moet je dat zeer serieus nemen en dan moet er niet teveel politieke compromissen erover 121
heen laten gaan. Of je besluit het te doen, of je besluit het niet te doen, maar niet half. En in het vervolg is dat ook echt niet meer voorgekomen? Ik denk dat we van Srebrenica heel veel hebben geleerd en natuurlijk bij elke operatie die Afghanistan, dan zie je dat het hele andere operaties zijn. Dan gaan er pantserhowitzers mee, dan gaan er F16’s mee, dan gaan er Apaches mee, we gaan er dus met spierballen in. Waarom?: omdat we alleen al door onze presentie willen uitstralen van jongens waag het niet, dit ga je gegarandeerd verliezen. Dit is de manier waarop je een operatie wil en moet uitvoeren. Toen de VN had besloten om UNPROFOR een mandaat van ‘detterence by presence’ mee te geven, was er heel veel kritiek vanuit de militaire kringen, omdat UNPROFOR er met veel te weinig mensen naar toe gingen. Slechts 7.000 terwijl er minstens 30.000 tot 50.000 manschappen nodig zouden zijn om de missie tot een succesvol einde te brengen. Wat was uw reactie of de reactie in militaire kringen toen de VN toch besloten om maar met 7.000 man naar Joegoslavië te gaan? Kijk op dat moment was ik kolonel, dat is in onze organisatie als je het hebt over dat soort strategische vraagstukken helemaal niet zo hoog. Ik was helemaal niet zo ‘senior’. En het was misschien op dat moment ook niet helemaal duidelijk hoe zwak het plan werkelijk was. Wat wel heel duidelijk was, was dat er dingen in Joegoslavië gebeurden die we als internationale gemeenschap heel verkeerd vonden en niet konden tolereren. We vonden allemaal dat er iets aan moest gebeuren en we gingen onze best doen om een club bij elkaar te krijgen om dat te doen. Als dan uiteindelijk een modus wordt gevonden om naar het gebied toe te gaan, is iedereen heel blij, en denkt men: oké, zo doen we in ieder geval iets. Maar dan is er al zoveel tijd overheen gegaan, zoveel discussie geweest en zoveel compromissen gesloten dat het niet meteen helemaal duidelijk is dat je dan eigenlijk op een manier gaat die niet goed en effectief is. Dat zeg ik in alle eerlijkheid. Het is niet zo dat we meteen op elk moment hebben gezegd: jeminee het plan wat ze nu maken dat is absoluut doomed; dat de militairen altijd een grote gretigheid is geweest om mee te doen aan operaties. Waarom, als jij meedoet met jouw krijgsmachtdeel (krijgsmachtdeel houdt in de landmacht, marine en luchtmacht) als jij meedoet met jouw krijgsmachtdeel aan een operatie dan bewijst dat krijgsmachtdeel ook zijn relevantie en als je je relevantie aan kan tonen, dan betekent dat ook dat je een bepaalde bestaanszekerheid creëert voor de jouw krijgsmachtdeel. Dus aan de kant van de landmacht in dit geval was er een grote gretigheid om aan die operatie mee te doen. Men dacht daarom: nou ja weet je wat we mogen het grote kanon niet meenemen maar oké we redden het ook wel met dat kleinere kanon. Achteraf zeg je: daar hebben we ook veel te veel water in de wijn gedaan. We hadden veel eerder moeten zeggen dat doen we niet. Of we doen het goed of we doen het niet. Dat zie je nu bij de huidige operaties veel duidelijker. 122
U zei net dat Nederland al eerder hadden moeten zeggen dat we het niet zouden doen. Was dat dan niet te laat geweest als je eerst tegen de VN zegt we doen het niet, want de missie heeft geen kans van slagen? Natuurlijk. Nee dat moet je doen voordat je zegt dat je meedoet aan de operatie. Als je zegt tegen de VN wij doen mee, dan moet je daar je condities helder maken, dan moet je zeggen oké, maar luister ik ga alleen mee als we dit, als we dat als we zus als we zo. En je kan niet dan er naar toe en dan gaat het fout was en zeggen ja maar. Dan is dat te laat natuurlijk. Toen het eigenlijk al te laat was, wat u nu zegt, was er in de enclave dan nog een andere mogelijkheid geweest om het Servische milities terug te dringen? Misschien door een samenwerking tussen de moslimsoldaten en Nederlandse militairen? Dat zijn eigenlijk vragen die je aan mijn landmacht collega’s moet vragen die daar zijn geweest, maar wat ik ervan heb gelezen, wat ik ervan heb gehoord, was dat men nou niet heel erg te spreken was over de moslimsoldaten. Dat was ook niet een getrainde en geoefende eenheid, maar een beetje een samenraapseltje van allerlei mensen die ook eigen agenda’s hadden, ook een eigen gevecht. Het was immers een burgeroorlog. Dus zo makkelijk was dat niet. Als je dat van te voren allemaal geweten had, had je daar beter op in kunnen spelen, had je er meer rekening mee kunnen houden, had je het misschien kunnen organiseren dat het kunnen functioneren. Je moet het ontrafelen er is een ramp gebeurd en dan proberen te ontrafelen, van hoe zat het dan precies, hoe zat het met de militaire getraindheid, de middelen, de communicatiemiddelen, de commandostructuur. Als je dit allemaal nagaat dan zie je dat er overal foutjes en kleine minder goede condities aanwezig zijn en als dat dan op een gegeven moment allemaal bij elkaar komt, dan werkt het dus niet. Meestal ligt een falen niet aan één schroefje of aan één boutje, maar aan een samenraapsel van factoren en dat zie je hier ook heel duidelijk terug. Was Dutchbat, denkt u, een ongetraind leger? Was het Nederlandse bataljon een van de foute schroefjes? Tijdens de operatie in Libanon moesten de Nederlandse blauwhelmen slechts waarnemen, niks doen eigenlijk. Vooral neutraal blijven en dat is ook een beetje de state of mind geweest waarmee Dutchbat later naar Srebrenica ging. Het waren ook blauwhelmen, vooral niet partijdig zijn naar de moslims of naar de Serven en dat is dus een, ja als je Mladic moet gaan afschrikken misschien niet de meest overtuigende houding – om het zo maar te zeggen. Dus het was niet per se nalatigheid, zoals critici wel hebben gesteld, van Dutchbat maar het was meer dat er vooraf al andere strijdmachten hadden moeten optreden Dat zou ik zo bevestigen ja, maar nogmaals, de eenheid had misschien niet de juiste state of mind, maar de politiek heeft ze niet de juiste wapens meegegeven. De politiek (het Ministerie van Defensie en de hogere legerleiding) heeft ook voorwaarden geaccepteerd waarvan we nu 123
zeggen: hoe heb je dat in godsnaam kunnen doen, dat had je nooit moeten accepteren. Er was een gretigheid bij Defensie om maar vooral aan die operatie deel te nemen, want dan zou je je bestaansrecht zeker stellen. Dus er zijn allerlei factoren die uiteindelijk nu achteraf sprekend anders hadden gemoeten. Toen Henk Kamp Minister van Defensie was in 2005 geloof ik – of 2004 –, ging hij als eerste naar Dutchbat toe en toen heeft hij ook gezegd: luister eens wat jullie hebben gedaan was niet de beste performance, maar de politiek had boter op zijn hoofd, de VN had boter op zijn hoofd, de internationale gemeenschap. Kortom, hij heeft eigenlijk voor het eerst de vinger op de zere plek gelegd en gezegd: kijk eens er waren veel meer omstandigheden die niet optimaal waren, waardoor het uiteindelijk een hele slechte show is geworden. Dat is een waarheid als een koe. En dus elke keer als er wordt gezegd de val van Srebrenica was de schuld van Dutchbat, is dat veel te kort door de bocht, véél te kort door de bocht. Er waren veel meer factoren die anders geregeld hadden moeten worden. U had het over het bestaansrecht, ik begrijp niet precies wat u daarmee bedoelde Oké, tijdens de koude oorlog was het zo dat je de NAVO en het Warschaupact had. Elk land in Europa had de verantwoordelijkheid voor de verdediging van het NAVO grondgebied. Nederland werd geacht de Noord Duitse laagvlakte te verdedigen en daarvoor hadden we een bepaalde grote omvang van onze krijgsmacht nodig: zoveel landmacht, zoveel luchtmacht, en ook zoveel schepen om de aanvoer via de Atlantische Oceaan te kunnen veiligstellen. Daar hadden we een bepaald budget voor. Toen de muur viel in 1989, was ineens die strategische situatie in ons deel van de wereld heel anders geworden en toen kon je niet meer zo’n exacte rekensom maken over de grootte van het leger, want de Sovjetunie die was ook weg, dus de verdediging van het NAVO grondgebied was wat minder belangrijk geworden. Je had een leger nodig dat elders in de wereld het gevecht kon voeren om de belangen van de BV Nederland veilig te stellen. Of het nou Joegoslavië was, of later Irak of Afghanistan. En wat zie je vanaf dat moment, dat het budget steeds minder wordt. Er kan steeds wat af. En wat zie je op dat moment, dat de krijgsmachtdelen hun uiterste best doen om hun relevantie maar te laten zien. Want als jij gezien wordt als een heel relevant stuk gereedschap in de gereedschapskist van de BV Nederland, nou dan krijg je geld om modern te blijven. Als jij gezien wordt als een stuk gereedschap wat eigenlijk nooit gebruikt wordt, ja waarom zou je daar dan nog in investeren. En dat bedoel ik met er is ook een gretigheid geweest aan de kant van de krijgsmachtdelen om maar vooral deel te nemen aan operaties. En daar zit een element in, ik zeg niet dat dat het allergrootste is geweest, maar er zit dus een element in dat je daarmee iets accepteert waarvan je achteraf zegt van dat had ik eigenlijk niet moeten doen. En die gretigheid, heeft Nederland daar denkt u ook van geleerd? juist achten. Ik kan me nog herinneren dat toen ik commandant van de strijdkrachten was en 124
ik de minister moest adviseren of het mogelijk was om naar Uruzgan te gaan, dat we destijds ook constant tegen dat soort dingen aangelopen. Vanuit de politiek werd eigenlijk gezegd, ja we willen wel deelnemen maar dat moet eigenlijk niet meer dan 1.000 man zijn. Toen zijn we gaan rekenen en hebben we gezegd, oké wat is de opdracht, dat, dat en dat. Oké, hoeveel mensen hebben we daarvoor nodig. De conclusie was veel meer dan 1.000. Dan ga ik dus terug naar de minister en zeg dat kan niet, ik kan het niet voor 1.000 doen. Dus of U geeft me een andere opdracht, waardoor ik het wel met 1.000 kan doen, of U geeft me meer soldaten, anders doe ik het niet. Dus je ziet dat we veel assertiever worden en veel scherper worden in het advies. En ook nu, als de commandant van de strijdkrachten van nu, generaal Middendorp, over Mali moet adviseren dan zegt hij: ik ga wel maar dan heb ik wel de Apaches nodig. En ik wil zeker zijn dat ik luchtsteun krijg als dit en dit gebeurt, etc. En dan ga je verder hele andere afspraken maken. En denkt u dat de reputatieschade van de Nederlandse landmacht had kunnen worden voorkomen als vooraf al die kleine onderdelen beter waren geweest? Ja dat is heel juist. Ik denk dat we door Srebrenica ook al was het niet allemaal onze schuld om het zomaar te zeggen, maar het Nederland een heel slecht imago heeft gegeven waardoor toen wij in Afghanistan gingen knokken jaren later nog steeds rekening moesten houden dat de internationale gemeenschap heel sceptisch was, of wij wel zouden vechten als het echt zou moeten. En de eerste maanden van Uruzgan hebben we gemerkt dat de Amerikanen, de Britten, de Canadezen, nogal twijfels hadden of wij ons mannetje zouden staan en pas toen scepsis verdween. Dus dat heeft ons parten gespeeld. Wat was je vraag nou? Of de reputatieschade had kunnen worden voorkomen? Ja natuurlijk had die kunnen worden voorkomen als wij op het moment dat de vraag was gekomen doen jullie mee?, harder hadden gezegd we doen wel mee, maar dat zijn dit de voorwaarden. Dan hadden we het kunnen voorkomen, we hadden het harder moeten spelen, we hadden moeten zeggen van luister eens, we accepteren geen ‘dual-key’ commandostructuur (NAVO-VN), want het is natuurlijk belachelijk als je commandolijnen niet duidelijk zijn. Dan begint het downstream alleen maar diffuser en slechter te worden, onduidelijker te worden. Dus we hadden die tweeledige structuur nooit moeten accepteren, we hadden niet moeten accepteren dat we niet robuuster bewapening mee hadden mogen nemen, etc., etc. Als we dat allemaal hadden gedaan, dan hadden er twee dingen kunnen gebeuren. Ofwel we hadden de enclave toen we daar zaten veel beter kunnen verdedigen tegen Mladic, of dan hadden we ons kunnen verzetten tegen het leger van Mladic. Ofwel de VN hadden gezegd: dan ga je niet mee. Dat had ook gekund. En ja ik denk achteraf dat laatste een hele hoop mensen dat hadden moeten zeggen. We hadden moeten zeggen, we gaan niet mee. Maar 125
belang dat Nederland voorlopig deelnam aan die operaties. Want we zijn een klein land, we zijn een rijk land, we nemen onze verantwoordelijkheden serieus, we schrijven in de grondwet dat we de internationale rechtsorde belangrijk vinden en dat we daaraan bij willen dragen. aan VN operaties. Nogmaals, als we ten aanzien van al die aspecten strakker waren geweest, helderder waren geweest, ook hadden geaccepteerd dat we dan maar eens een keer niet hadden deelgenomen aan die VN operatie, had ons dit bespaard kunnen zijn gebleven. U zegt dat we het harder moeten spelen, wie bedoelt u dan precies met we, bedoelt u defensie daarmee of de politiek? Defensie, ik bedoel onze generaals, ik bedoel de hele ‘chain of command’, iedereen die met de beslissing en missie te maken had. We hadden – met de kennis van nu –, dat had ik dus al gezegd, veel kritischer moeten zijn over de opdracht die we toen geaccepteerd hebben. Dan hadden we moeten zien, dit zal niet tot succes leiden, of de operatie is te storingsgevoelig. Je gaat een gevaarlijk iets doen op een manier waarvan je zegt: het kan hier fout gaan, het kan en ze zeggen tegen jou van ja maar de auto heeft al lang geen keuring gehad en de banden ik weet ook niet zeker of de banden wel heel zijn en de motor kan ook hier en daar in de prak dan ga ik erin en als het dan fout gaat, dan zeg jij dus achteraf ik had het niet moeten doen. Ik had moeten eisen dat die banden correct waren, ik had moeten eisen dat die motor goed was, ik had dit, ik had dat, ik had zus. En dat is toch een beetje wat nu aan de orde is geweest. Denkt u dat als Dutchbat zwaarder bewapend was geweest dat ze dan de ondergang van de enclave met dus alleen die 7.000 man hadden kunnen Dit is niet het enige element. Het is zeker een element. Maar wat ik net zei, er zijn ook andere dingen aan de orde geweest. Ik zal je een ander voorbeeld geven: op enig moment in Amici (dacht ik), zijn er heel veel moslims vermoord door rebellen en op een gegeven moment was er een Engelse commandant daar die Bob heette, ik ben zijn achternaam even vergeten. Op de televisie hebben we kunnen zien die was zo boos toen hij de vele vermoorde moslims zag en Bob sleurde een Bosnische Serviër uit de auto en zei woedend: “who did this. I demand te know who did this”. En dat was een hele andere attitude dan we later van Karremans hebben gezien. Dus dat speelt ook mee. Het is niet alleen maar de bewapening geweest. Het is ook de state of mind waarmee je erin gaat, het is ook het zelfvertrouwen wat een eenheid heeft. Dus er zijn meerdere facetten. Het is zeker een belangrijk element geweest. We hebben, ja als je maar met een proppenschieter ernaar toe gaat terwijl je tegenover tanks moet opereren, ja dan ga je er liever anders in. Dan wel je zegt ik wil 100% zeker zijn dat die luchtsteun er is, maar dan moet ik hem ook in kunnen zetten en dan moet ik niet op een gegeven moment horen, van 126
ja we doen het maar niet want we zijn bang dat we daarmee te agressief overkomen, begrijp je. In het boek van Voorhoeve staat dat hij vindt dat Dutchbat eigenlijk goed heeft gehandeld en dat de media toen een slachtoffer uit moesten zoeken en dat werd toen Dutchbat volgens hem. die dingen door de media er ook werden uitgelicht en dat Nederland daardoor de zondebok werd. In hoeverre bent u het daarmee eens? Ja, ik denk wel dat ik het daarmee eens ben. Kijk op een gegeven moment als er iets verschrikkelijk gebeurt staat iedereen te kijken en denkt wat gebeurt er? We staan een beetje als Nederland in ons hemd, nou als er dan iemand is die wat verkeerd doet, dan duikt iedereen erop, want dan is dat aangeschoten wild, dat is een makkelijke prooi. Als we dus een debacle à la Srebrenica meemaken en je ziet dus een commandant daar stuntelen, wat doet iedereen, iedereen duikt erop: dan zal het wel aan hem hebben gelegen. Is dat fair, nee dat is niet fair, maar het is wel verklaarbaar, zo gaat dat gewoon. Had de politiek op dat moment ook misschien, want Voorhoeve schrijft dat nou wel maar je kan achteraf zeggen: dan had de minister misschien ook een beetje voor Karremans kunnen gaan staan en kunnen zeggen, ho wacht even het is niet alleen zijn schuld geweest, wij zijn ook schuldig. Dat heb ik helemaal gemist op dat moment van de politiek. Dat ook de politiek zelf daar zei van wij zijn zelf ook schuldig, of het parlement, wat natuurlijk heel raar is want het parlement controleert, zou moeten controleren wat de regering doet, maar het parlement heeft natuurlijk ook een hele grote broek aangetrokken door maar te blijven pleiten dat we mee moesten doen aan de operatie. We hebben dus allemaal stukjes boter op ons hoofd. En wat je achteraf kan zeggen is dat we op het moment dat Karremans dan geofferd werd is er ook niemand opgestaan die zei van ho maar wacht even, hoe zat het dan met dit en hoe zat het met dat en waarom is dat en dat en dat ook alweer gebeurd. Wil je hierover schrijven, wil je dit beoordelen, dan moet je al die facetten in beeld brengen. Dan moet je begrijpen dat het dus niet alleen maar één elementje want dat is veel simpel, zo zat het niet. Het was ook makkelijker denk ik om naar Karremans te gaan wijzen omdat hij van te voren al, hij had volgens mij relatieproblemen thuis en hij zat er niet echt op te wachten om te vertrekken, dat speelde natuurlijk allemaal mee. Natuurlijk. Elk stukje nieuws wordt dan opgeblazen, oh dan was hij zeker incompetent. Nou dat was dan zeker de reden waarom, nee ho wacht even, dan vergeet je al die andere elementen Hij had toch een hele goede opleiding Karremans, volgens mij heb ik dat ergens gelezen? Nou ja… Of relatief goede opleiding? Ja, maar dat moet je niet overdrijven. Ik bedoel we gaan naar de KMA, de militaire academie en je doet oefeningen en operaties daarna en ja, is dat een hele goede opleiding? Ja, voor de 127
taak die die militairen krijgen is dat een prima opleiding, maar was het daarmee de allerbeste commandant ooit? Dat weet ik niet. En was eigenlijk al zeker dat toen de luchtsteun niet kwam dat dit ging gebeuren met de enclave? Nou dat kan je niet zeggen, want kijk op een gegeven moment is die luchtsteun er wel gaan komen, er zijn maar twee bommen afgegooid. En op een gegeven moment is er dan hele diffuse gebeuren van stop de aanval of stop en dan wordt het afgeblazen. Ik denk dat als dat niet was gebeurd, als op dat moment inderdaad de hemel vol zou zijn van vliegtuigen, wat Karremans had verwacht trouwens, dan hadden we het Mladic een stuk moeilijker gemaakt. Dan had je al zijn tanks kunnen uitschakelen, dan had je zijn troepen aan kunnen pakken, ja ik denk dat je had kunnen voorkomen dat de enclave gevallen was. En als die al was gevallen, op een hele andere manier dan nu is gebeurd. Maar dan is het natuurlijk de vraag of die luchtsteun op tijd was gekomen. Die was er op tijd, maar hij is niet ingezet. Wat ik al vertelde. Later hoorde ik van een liason Adriatische zee, maar ze mochten er nog niet in. Dus die luchtsteun die was er wel alleen hij is niet ingezet geworden vanwege de angst dat het te agressief zou zijn of dat daarmee Mladic weer andere dingen zou gaan doen, nou ja dat was waarschijnlijk in het boek van Voorhoeve heel belangrijk om dan te lezen wat zijn dan die overwegingen geweest. In het boek zegt Voorhoeve ook dat hij is gebeld dat er Dutchbat soldaten waren gegijzeld, met de vraag of de luchtsteun door mocht gaan en toen heeft hij gezegd ja dat mag, want de VN kan het niet maken om zijn belofte aan Nederland niet kan te komen, binnen 2 uur luchtsteun zou komen. Wat vindt u daarvan dat hij dus eigenlijk die, wat er zou gebeuren me die soldaten is natuurlijk onzeker maar, dat hij die luchtsteun belangrijk vindt dan die 39 soldaten die gegijzeld waren. Ja, kijk ik weet nog wel dat het gijzelen van die soldaten dat was heftig nieuws en ik weet nog wel dat op een gegeven moment, toen duidelijk was dat ze vrij waren, iedereen hier opgelucht adem haalde, dat weet ik nog wel. En dat is natuurlijk een verschrikkelijk dilemma waarin Voorhoeve zat. Laat je je daardoor chanteren door je tegenstander door bijvoorbeeld die luchtsteun niet in te zetten of zeg je van het is verschrikkelijk maar ik zet het wel in want er is een groter belang wat ik dan niet adresseer. Maar dat is heel makkelijk om dat achteraf zo te zeggen hoor. Het is een van de verschrikkelijkste dilemma’s. Kijk, het was nog beter geweest als die 30 soldaten niet in die positie waren gekomen, had dat voorkomen kunnen worden, ja misschien wel als je er robuuster in was gegaan. Begrijp je wat ik bedoel? Maar op een gegeven moment zit je middenin een brandend huis en dan moet je dus vanuit een verschrikkelijke situatie dan moet je de minst slechte optie kiezen en dat kan wel eens zijn dat je besluit om toch die luchtsteun in te zetten met het gevaar dat die 30 soldaten misschien het 128
leven laten. En die vraag komt dan op het matje van Voorhoeve of op de commandant van de strijdkrachten? Toen kwam die op het matje voor Voorhoeve, toen was er nog geen commandant van de strijdkrachten. Toen was er een chef defensiestaf die nog niet dezelfde bevoegdheden had als later de commandant van de strijdkrachten. Waren de chef defensiestaf en de commandant van de strijdkrachten wel vergelijkbaar? Nee. Helemaal niet? Nou, in die zin dat de verantwoordelijkheden anders waren. Nu is het zo dat de minister één commandant van de strijdkrachten heeft en die commandant van de strijdkrachten heeft drie of eigenlijk vier ondercommandanten en één daarvan is de landmacht, maar toen was het zo dat je een minister had en die had een chef defensiestaf en daarnaast had je vier autonome bevelhebbers en de chef defensiestaf was niet de functionele baas van die andere bevelhebbers, die waren autonoom nog. Maar Voorhoeve zat toen in de bunker in Den Haag. Ik ben daar zelf niet bij geweest want ik zat op een ander hoofdkwartier. De bunker was het crisiscentrum, toch? Ja het DCBC, het defensie crisis beheersingscentrum, de bunker. Ik ben er niet bij geweest, dus ik kan er ook niet veel over speculeren, wat Voorhoeve bewogen heeft, maar op enig moment heeft hij zelfs zijn telefoon gepakt en is hij Vicenza gaan bellen, het NAVO hoofdkwartier van 5ATAF gaan bellen, en wat betekent dat: dat hij op dat moment eigenlijk, zo heb ik dat uitgelegd, niet goed begreep hoe die commandolijnen liepen. Een Nederlandse minister van defensie die zijn eenheid heeft gegeven aan de NAVO commando is niet meer de baas daarover. Nederland heeft gezegd, oké, die F16’s zijn van de NAVO nou, dan valt dus onder de NAVO commandolijn en dat heb ik net gezegd, dat is de detachementscommandant dat is het hoofdkwartier in Vicenza, dat is COMAIRSOUTH, dat is SACEUR, Supreme Allied Commander Europe en daarboven zit een politiek orgaan de NAVO raad, de Nato Atlantic Councel, daar zit helemaal geen Nederland meer tussen. Dus als Voorhoeve opbelt naar zo’n commando, dat zegt hij “who are you mr. Voorhoeve, I don’t know you” zou kunnen. Dus hij moest terug de VN lijn in naar Akachi als ik mij het goed kan herinneren om vervolgens in het hoofdkwartier VN met NAVO te praten om maar iets te gaan doen, dus dan krijg je het idiote van die dual-key commando structuur Dus hij had eigenlijk geen goed overzicht meer over de commandostructuur Nou ja toen het gebeurde heeft iedereen met een groot vraagteken gelopen van wat gebeurt hier, zo werkt dat helemaal niet.
129
En wat zou daar dan de reden achter zijn geweest? Nou ja, als minister van defensie voelde hij zich natuurlijk verantwoordelijk voor die Nederlandse militairen. Hij zag wat voor vreselijks in Srebrenica gebeurde en hij schrok zich dood en dacht van ho wat gebeurt hier, ik moet wat. Maar dat had dus veel eerder geregeld moeten zijn door in het begin al niet zo’n rare en ineffectieve commandostructuur te accepteren. Dus het principe van Nederlandse militairen in een VN bataljon was gewoon voor hem onduidelijk toen, of? Nou of het onduidelijk was weet ik niet. Maar de manier waarop er toen geacteerd werd – ik ga proberen die luchtsteun te stoppen – was in ieder geval voor mij een enorme verbazing: ja zo werkt dat helemaal niet. Maar wat hem bewogen heeft daar wil ik niet over oordelen. Je ziet wel dat in latere operaties die we zijn gaan doen er heel nadrukkelijk een senior national representative bij zo’n eenheid gekomen en die senior national representative, is dus iemand die namens de commandant der strijdkrachten tegenwoordig bij die eenheid zit. Dus als zo’n eenheid tegenwoordig wordt ingezet op een manier waarvan we zeggen dat is nationaal niet goed, dan heeft die senior national representative de mogelijkheid om te zeggen ho dit doen we niet. En toen is dat geprobeerd door Voorhoeve wat overkwam als een soort improvisatie, terug naar Brussel of iets dergelijks. Dus dat gaat niet zo. En ik weet niet of u dat heeft gezien maar dit jaar zijn er documenten vrijgegeven door de Clinton Administration dat er voorkennis was, dat het duidelijk was dat de Serven Srebrenica gingen aanvallen. Wat is uw mening daarover? Dat weet ik niet, ik heb het gehoord, dat dat zo zou zijn, ik heb geen andere bronnen die noch het een noch het ander zouden bevestigen, dus dat weet ik niet. Het is een mooie complottheorie, ik vraag me dat meestal af als dingen fout gaan, want mijn ervaring is dat er vaak helemaal geen sophisticated complot achter zit maar dat het gewoon om een “fuck up” gaat. Dingen die gaan fout. Dus ik weet het niet, het zou me verbazen. Aan de andere kant ben ik ook niet zo naïef om te denken dat altijd alles voor iedereen toegankelijk is. Er worden natuurlijk ook wel afspraken gemaakt die niet iedereen kan inzien, maar als Voorhoeve dat vindt, zal hij het niet uit zijn duim zuigen en heeft hij kennelijk documenten of iets dergelijks die zijn visie ondersteunen. Klopt, die documenten staan ook in zijn boek. Het zijn documenten van de CIA aan Clinton, of in ieder geval iemand in de regering. Hierin wordt gesproken over de Balkan Task Force, een intelligence operatie van de VS, die hadden overal in Joegoslavië medewerkers had zitten. Uit de documenten blijkt dat in ieder geval. Er staat bijvoorbeeld in: “the Serbs want the enclaves” en “Srebrenica de most vulnerable”. In zijn boek en in een interview dit jaar met argos-human vindt Voorhoeve het schokkend dat dat niet met Nederland is gedeeld aangezien Nederland het land met de meeste verantwoordelijkheid was, omdat Nederlandse troepen in 130
Srebrenica zaten Ja de internationale gemeenschap heeft het inderdaad misschien wel aan elkaar mogen vertellen. Voorhoeve had er misschien ook over door kunnen vragen, toen hij de opdracht kreeg om naar Srebrenica te gaan, dat kan ik niet beoordelen. Kijk het is iets anders en ik dacht dat het daarover ging, dat er van te voren afspraken zouden zijn gemaakt als de Serven Srebrenica aanvallen, dan zullen wij niks doen, ik dacht dat Voorhoeve daar op doelde. Daar gaat hij niet expliciet op in in zijn boek Maar dat is wel een beetje impliciet, door de media is wel de suggestie gewekt en daarvan, ja het zou natuurlijk een gotspe zijn geweest als dat waar zou zijn, want dan ben je echt belazerd. Als blijkt dat men internationaal die luchtsteun helemaal niet van plan was te leveren zonder dat te melden, dan ben je echt belazerd. Ik dacht dat Voorhoeve daar op duidde en dat lijkt me een heel raar verhaal omdat die luchtsteun zit in de NAVO commandostructuur en daar hadden we dan al veel eerder moeten horen dat die eenheid nooit ingezet zou worden om luchtsteun te leveren bij Srebrenica. Dat lijkt mij daarom een heel sterk verhaal. Weer even terug naar de luchtsteun: de Verenigde Naties hadden Nederland beloofd binnen twee uur luchtsteun te geven. Was dus eigenlijk door de langdurige besluitvorming sowieso al onmogelijk geweest binnen twee uur? Nou je kan het wel doen, maar je doet dat op een manier die heel erg storingsgevoelig is en daarvan zeggen we, als we op luchtsteun moeten kunnen rekenen, dan moet er ook een commandostructuur omheen zijn die dat waar kan maken en dan moet je dus niet eerst via New die is net naar de kroeg gegaan, ik zeg het maar even zo: dat werkt niet. Want dan moet je ook een commandostructuur hebben die dat mogelijk maakt. Maar we hebben eigenlijk nog een verdere les geleerd bij Srebrenica en dat is dat als je dus een eenheid inbrengt op de grond die kwetsbaar is, althans kwetsbaar, een eenheid die wel eens vijandelijk vuur kan trekken, die wel eens beschoten kan worden, dan moet je voor de verdediging van die eenheid niet helemaal alleen maar hoeven te rekenen op steun van buitenaf, dan moet je die steun voor een deel zelf hebben en daarom sturen we apaches mee, daarom sturen we F16’s mee. Dat wil niet zeggen dat je 24/7 zelf de luchtsteun kan geven, maar als je zelf iets levert in de pool van luchtsteun leverende landen, dan kun je er ook een beroep op doen, begrijp je wat ik bedoel. Je bent dan niet geheel afhankelijk van anderen. Want als je niks levert en je zegt: ja mijn eenheid is nu in gevaar jullie moeten me nu komen helpen, dan zeggen de Britten of de Canadezen of de Amerikane, ja ja ja dat is misschien wel waar maar we zijn even andere dingen aan het doen, onze eigen soldaten zijn ook in gevaar en die krijgen even hogere prioriteit. Vandaar dat je zelf ook altijd moet zorgen dat je een deel van die luchtsteun zelf kan blijven leveren en dat doen we nu dus ook en dat is de reden waarom er ook Apaches mee gaan en er F16’s meegaan.
131
Maar bij Srebrenica was het toch zo dat Nederland nog bijna geen of geen grote luchtmacht had, in ieder geval, of was dat niet zo? Absoluut niet. Onze luchtmacht toen was aanzienlijk groter dan dat hij nu is. Karremans heeft 4 keer luchtsteun aangevraagd als ik me niet vergis, 6 juli, 8 juli en 2 x op 11 juli. Werd daar niet serieuzer naar gekeken, toen er vier keer alarm werd geslagen? Ik weet niet of er wel of niet serieus naar gekeken werd, maar ik heb geconstateerd dat onze verzoeken bij Tuzla zijn neergelegd en dat dan eerst generaal Nicolai, dat was een Nederlander in het VN hoofdkwartier, daar over moest gaan praten en dat daar in ieder geval in het VN hoofdkwartier de conclusie steeds maar weer getrokken werd van nou nee laten we het maar escaleren. Ze hebben het dus verkeer ingeschat?
En in hoeverre hebben eigenlijk de Verenigde Naties of de NAVO hiervan een les geleerd? Ja kijk wat en wie is de NAVO. NAVO zijn alle landen die lid zijn en elk individueel land heeft hieruit lessen geleerd en je ziet dus ook in de NAVO. Ik ben zelf natuurlijk ook lid van het militair comité geweest van de NAVO als commandant van de strijdkrachten en dan zie je dat we er daar ook heel anders over praten sinds Srebrenica, dat de militairen die daar zitten ook veel helderder zijn, de politiek kan dit wel willen maar dat kan niet, dus dat doen we niet. Dus we zijn ook assertiever geworden. We hebben er allemaal van geleerd. Of de politiek dat ook heeft, ja ik denk dat ook het parlement wel lessen heeft geleerd dat er veel meer nadruk wordt gelegd van ja wat zijn de condities en wat doen we eigenlijk een eenheid aan als we die sturen, zijn we ons wel bewust van de gevaren die wij van mensen vragen en de opdracht die we ze geven. Ik denk dat we er allemaal van geleerd hebben.
132
Onze eerste vraag: wij zagen op internet dat u in 1993 directeur was van het instituut voor internationale betrekking Clingendael. Op 3 december datzelfde jaar stemde de Nederlandse minsterraad in met de locatie Srebrenica en Zepa voor uitzending. Heeft u daarbij een rol gespeeld als directeur van Clingendael? Nee, want normaal word je als je niet lid bent van het kabinet daar niet over geraadpleegd. Soms schrijf je vanuit Clingendael adviezen, maar hier was geen advies over gevraagd. Ik heb er vanuit Clingendael wel later wat over geschreven, namelijk in het voorjaar van 1994, dat kom je in mijn boek tegen. Hoe groot schatte u de kans op het slagen van de missie van UNPROFOR toen die werd ingesteld door de Verenigde Naties? Ik heb daar toen geen schatting van gemaakt, maar ik heb wel een kritisch artikel geschreven, waarover ik net dus al sprak, samen met twee van mijn medewerkers over het feit dat niet was voldaan aan de voorwaarden, die nodig waren voor het instellen van een veilige-gebiedenbeleid. Het belangrijkste punt dat wij maakten was dat de strijdmacht, die de Verenigde Naties op de been hadden gebracht voor het veilige-gebieden-beleid, veel te klein van omvang was. En wat denkt u eigenlijk dat daar de reden achter was dat deze strijdmacht uiteindelijk maar uit ongeveer 7.000 manschappen bestond, terwijl u in uw boek schrijft u dat het er minstens 34.000 hadden moeten zijn voor een succesvol verloop van de vredesmissie? Waarom besloten de VN, ondanks het te kleine aantal, toch over te gaan op het uitvoeren van de missie op de Balkan. De landen van de Veiligheidsraad hadden die veilige gebieden uitgeroepen. Daarna heeft een adviseur van de Verenigde Naties gezegd: als we dat gaan doen hebben we minstens 34.000 man nodig (er was overigens een andere adviseur die zei dat het er minstens 50.000 moesten zijn. Ik heb even de ondergrens aangehouden). En toen het erop aan kwam. De SecretarisGeneraal van de Verenigde Naties gaat dan met de hoed in de hand rond met de vraag wie troepen wil leveren voor de missie van UNPROFOR. Uiteindelijk kwam het aantal uit op slechts 7.000. Dus de Veiligheidsraad zei het zijn veilige gebieden, maar deed niet genoeg om ze ook werkelijk te beveiligen. En was het dan niet een logische stap geweest dat zij het mandaat hadden veranderd opdat er inderdaad maar 7.000 nodig waren of dat in ieder geval werd gezegd met deze 7.000 blauwhelmen halen we het niet, wat zelfs ook is geadviseerd door verschillende professionals, dus we doen het niet. Men zat al in het voormalig Joegoslavië en Bosnië en men had zich al verplicht tot dit soort beleid. In de resolutie zelf, waarin dat beleid was vastgesteld, stond bovendien niet dit doen we alleen als er minstens een bepaald aantal troepen zijn, dus men moest het doen met wat 133
er werd aangeboden. En dat is inderdaad niet erg verstandig geweest van de Veiligheidsraad. En wat denkt u dan dat de reden is dat zo weinig landen troepen aanboden voor Bosnië om daar naartoe te sturen? Landen handelen over het algemeen op een manier die hun eigen belang dient. Nou is de vraag hoe ze dat belang vaststellen en wat ze verstaan onder dit eigen belang. Sommige landen vinden het heel belangrijk een rol te spelen in de Verenigde Naties en bijdragen te leveren en andere landen niet. En vaak gaat het landen erom om mee te doen aan een missie, en bijvoorbeeld gevraagd om troepen te leveren voor Srebrenica en zei daar ‘nee’ tegen, Canada zat in Srebrenica met 150 man, maar had al gemeld aan de Verenigde Naties dat ze zo snel mogelijk weg wilden, omdat hun positie niet langer houdbaar was. In praktijk werd toch in de ogen van de Canadese regering, als wij het goed hebben gelezen, meer verwacht van CANBAT dan van te voren werd vastgesteld in de resolutie. Ja. En denkt u dat het mee willen doen aan de missie een rol heeft gespeeld bij Nederland in de keuze voor uitzending? Of speelden ook andere motieven een rol? Voor Nederland waren er denk ik drie redenen om mee te doen. Ten eerste zegt Nederland niet graag ‘nee’ tegen de Verenigde Naties, omdat het een idealistisch land is en het altijd versterking van de volkerenorganisatie bepleit, want dat is een Nederlandse traditie. Dat is al heel lang het geval. Dus men kijkt al vanuit een positieve houding naar het verzoek van de Verenigde Naties. De tweede reden was dat in Nederland al twee jaar lang ontzettend veel verontwaardiging was over de oorlog in het voormalig Joegoslavië. In Nederland waren er bepaalde televisie- en radiorubrieken, die de uitzending steeds eindigden met de kreet ‘en nog steeds doet niemand wat tegen het moorden in Joegoslavië’. Nederland was zeer verontwaardigd en toen dus de Verenigde Naties bij Nederland aankwam vond Nederland dat het vanuit die houding ook ‘ja’ moest zeggen op het verzoek. Maar toch was er aarzeling bij het kabinet. Die aarzeling werd overwonnen door de toezegging van luchtsteun van de Secretaris-Generaal. Dan kom ik op de derde reden: de Nederlandse krijgsmacht was na de koude oorlog omgevormd, de dienstplicht was afgeschaft – oh nee toen nog niet, dat heb ik zelf mogen doen in ’96 geloof ik – nee de dienstplicht werd bekeken: moeten we daar niet van af. En er was een nieuwe luchtmobiele brigade opgericht. De landmacht wilde graag tonen dat die luchtmobiele brigade er was, dat was een soort paradepaardje maar de landmacht had er wel een dubbel gevoel over. Aan de ene kant wilde men graag laten zien wat de nieuwe luchtmobiele brigade kon en aan de andere kant waren er ook mensen bij de landmacht die zeiden: nou de missie in Srebrenica is eigenlijk helemaal geen luchtmobiele operatie, want eigenlijk gaan er alleen blauwhelmpen naartoe; er gaan helemaal geen gevechtshelikopters mee, terwijl luchtmobiel betekent dat je 134
invliegt, soldaten uit de helikopter springen en een bepaalde actie ondernemen, enz. Dus de landmacht was er intern verdeeld over. Nou dit zijn de drie redenen en Nederland werd over de streep getrokken door de toezegging, als de Serviërs aanvallen, komt er luchtsteun. Mijnheer Berlijn stipte dat ook aan, dat het bestaansrecht van de Nederlandse militairen een rol speelde bij de beslissing om mee te doen. Men wilde de relevatie van de Nederlandse militairen tonen. Denkt u dat wij hiervan hebben geleerd? Dus dat dat nu een minder grote rol speelt in de keuze om deel te nemen aan een vredesmissie? Ja, er is van geleerd. Dat zie je al terug aan het gegeven dat men in de politiek na de uitzending naar Srebrenica zich al afvroeg of we wel zo makkelijk ja hadden moeten zeggen. Deze twijfel kwam overigens al op voor de val van de enclave Srebrenica. En toen is een soort vragenlijst gemaakt van vragen die Nederland steeds zichzelf moet stellen en met de Tweede Kamer moet bespreken voordat de regering ja zegt op het uitzenden van troepen. Dat heette het toetsingskader. En dat toetsingskader heb ik samen met een paar mensen geschreven toen ik op defensie werkte en dat is dus al vastgesteld voor de mislukking van Srebrenica. Het is van belang om ook te beseffen dat de Tweede Kamer unaniem, op één persoon na, ja zei tegen de missie in Srebrenica. Degene die nee stemde was Janmaat van de Centrum Partij. De Commissie Bakker heeft ook in haar onderzoek geconcludeerd dat er bij de besluitvorming van Srebrenica een mix van motieven sprake was tussen de verschillende ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Bent u het hiermee eens en wat waren dan die verschillen daartussen. Verschillende motieven? Nou de drie redenen die ik al eerder gaf: het willen meedoen, de Nederlandse verontwaardiging, en het bestaansrecht. Er komt nog een extra reden bij, want de Nederlandse minister Van den Broek was toen Joegoslavië uiteenviel voorzitter van de Europese Unie. Hij spande zich heel erg in om de oorlog in Joegoslavië te helpen beheersen. Eerst was zijn beleid om Joegoslavië bij elkaar te houden, en toen het uiteen begon te vallen, heeft hij geprobeerd een gezamenlijk Europees beleid te ontwikkelen. Dat lukte niet omdat op een gegeven moment Duitsland zijn eigen beslissingen nam, met name rondom de erkenning van Kroatië. Daarna begonnen de problemen van Bosnië, wat het gemeenschappelijke beleid niet ten goede kwam. Dus Nederland vond dat de Europese Unie een hoofdrol moest spelen in het helpen beheersen van de oorlog in het voormalig Joegoslavië, dus dat was ook een reden om niet te zeggen dat is ons probleem niet. Nederland had immers al veel in de situatie in Joegoslavië geïnvesteerd (in de overdrachtelijke zin) En ja de drie redenen die ik voor het kabinet gaf, dus het geen nee willen zeggen tegen de Verenigde Naties, verontwaardiging, en de luchtmobiele brigade een taak geven, speelden allemaal een rol.
135
De Commissie-Bakker concludeert vervolgens ook dat er mate van rivaliteit zit tussen de ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Defensie. Bent u het daarmee eens en heeft dat ook invloed gehad op wat er in Srebrenica is gebeurd? Er zit wel spanning tussen beide departementen, maar ik zou het niet ‘rivaliteit’ willen noemen, want beiden doen iets heel anders dus in die zin zijn ze niet elkaars concurrenten. Buitenlandse je zelf ook bepaalde taken op je neemt. Om het wat concreter te zeggen: het gewicht dat je hebt in het internationale overleg hangt onder andere af van de dingen die je op je schouders hebt Verenigde Naties, terwijl defensie daarentegen vaak aarzelt. Defensie beseft namelijk vaak dat als je eenmaal ‘ja’ zegt als land dat zij – het ministerie van Defensie – met de gebakken peren het formuleren van buitenlands beleid. En zo liep het ook in 1993. Mijn voorganger Relus Ter Beek was de laatste minister die zei nou ja dan doen we dat maar, maar het initiatief ging heel erg uit van de premier – premier Lubbers toen: het was het derde kabinet Lubbers – en van de Tweede Kamer was het ermee eens. Ter Beek aarzelde, maar heeft uiteindelijk ja gezegd nadat de landmacht een rapport had geschreven dat het een passende missie voor Nederland was. Ja dat heb ik gelezen, generaal Reitsma was deze adviseur toch? Dat klopt inderdaad. Dat was generaal Reitsma. In het rapport van de commissie-Bakker hebben wij ook gelezen dat de Tweede Kamer, volgens haar, soms instemt met besluiten waarvan zij de reikwijdte op het moment van instemming niet lijkt te overzien. En ik las ook in een artikel dat de heer Van Walsum over Srebrenica heeft gepubliceerd dat de emoties in de Tweede Kamer, die werden versterkt door de media, uiteindelijk ook hebben geleid tot het besluit voor uitzending naar Bosnië. En denkt u dat dit belangrijk is geweest in de val van de enclave en denkt u dat de kamer ook hiervan heeft geleerd voor in de toekomst? Het is niet belangrijk in de val van de enclave geweest want die is niet om Nederlandse redenen gevallen, maar door de Serviërs. Het is echter wel een belangrijke les die de Tweede Kamer heeft geleerd na Srebrenica. De Tweede Kamer is sinds dit besluit een stuk kritischer geworden in de zin dat de Tweede Kamer veel meer doorvraagt bij missies van nu. Er is over dit onderwerp nauwelijks doorgevraagd destijds: de Kamer ging dus, zoals ik al zei, op die ene na unaniem akkoord. Bij de daaropvolgende missies werd altijd langer gediscussieerd over de vraag in hoeverre het verstandig was en had de Kamer ook veel meer vragen. Ik heb in mijn periode op defensie nog tot twee andere missies besloten: één in Haïti en één in Cyprus en aan de orde was ook mogelijk een missie in Oost-Congo. Haïti en Cyprus herinner ik me dat er toch behoorlijke discussie met de Tweede Kamer was voordat die akkoord ging met het voorstel, dat ik had opgesteld. En voor Oost-Congo ben ik uiteindelijk tot de conclusie 136
gekomen dat ik het niet moest voorstellen omdat mijn voorwaarde was dat er een heel groot land mee moest gaan. Ik wilde niet zomaar met slechts 200 militairen uitzenden naar het oerwoud in Oost-Congo, daar moest een groot land meegaan en dat moest zelf de leiding op zich nemen. Geen land scheen bereid te zijn en dus heb ik mijn voorstel niet gedaan. Dat is, naar onze mening, een belangrijke les geweest naar aanleiding van het debacle in Srebrenica. Ja, Nederland moet nooit een militair gezien niet uitvoerbare missie aanvaarden, en Nederland moet dat soort dingen nooit in zijn eentje doen. Een belangrijke les van Srebrenica is dat je beleid een bijdrage is: het is bijdragebeleid. Het is niet iets wat Nederland, als relatief klein land, zelfstandig helemaal kan doen, wij kunnen niet als land Servië de oorlog verklaren, hoewel dat toen bovendien niet aan de orde was. Je levert iets in het kader van wat een groep gelijkgezinde landen doet. En dat leidt dus ook de conclusie die je in mijn boek aantreft, Nederland had voordat het ja zei op deze missie moeten vragen wie gaan er nog meer mee en op basis daarvan moeten besluiten. Ja en misschien ook strengere eisen en voorwaarden moeten stellen voor doorgaan? Ja, Nederland had niet ‘nee’ hoeven te zeggen. Nederland had kunnen zeggen wij zeggen geen nee, maar we willen dat er minstens één groot land meegaat. Ja dat zei mijnheer Berlijn ook al, hij zei dat Nederland had moeten zeggen we doen alleen mee als dit kaliber kanon mee mag, deze grootte van UNPROFOR. Precies. Hebben die meningsverschillen over de omvang en bewapening verder nog een negatieve invloed gehad op de militaire situatie. Bijvoorbeeld dat de militairen ook begonnen te twijfelen? Het heeft daar bij de militaire situatie een kleine rol gespeeld. De militairen, de verkenningsgroep van generaal Reitsma, die adviseerde het te doen, en daarna toen er eenmaal toe was besloten kwam er wel tussen een paar militairen discussie hoe zwaar de bewapening zou moeten zijn. Sommige militairen wilden een bepaald kanon dat op een tankachtig apparaat staat (dat heet dan een armoured personell vehicle, een APV). Dit is in feite een middel om militairen mee te vervoeren: je kunt het een beetje met een hele lichte tank vergelijken. Er konden geen tanks mee want dat keurden de Serviërs niet goed, alles wat er naar Bosnië ging had Servische goedkeuring nodig, want het moest over Servisch gebied. Er mochten dus wel APV’s mee en daar zat een licht kanon op en de toenmalige bevelhebber van de landmacht die heeft dat er af laten halen en laten vervangen door een nog lichtere mitrailleur. Ja dat was die zogenoemde .50 mitrailleur. Ja precies ja. En de reden waarom hij het zwaardere kanon verwijderde, was dat hij zei kijk door dat wat 137
zwaardere geschut wek je de indruk dat je daarnaartoe gaat om te vechten. Wij gaan daar echter niet naartoe om te vechten, want wij zijn een soort internationale politie en we zijn een neutrale partij en hebben blauwhelmen en wit geschilderde voertuigen, we zijn daar dus in een politierol. Dus hij zei ja dat is consequent ten aanzien van de VN-rol. Dat is wel een grote discussie gebleven onder militairen. Sommige militairen zeiden, nee dat moet je niet doen, je moet dat zwaardere wapen erop houden want dan gaat er iets meer dreiging van uit. Wat is uw mening daarover? Het was beter geweest om het zwaardere wapen mee te nemen. Maar hier was al toe besloten voordat ik op Defensie kwam, dus ik heb zelf die discussie alleen in de media destijds meegemaakt. Ik werd ergens in de maand augustus van 1994 minister en toen zat al de tweede lichting van Dutchbat in Srebrenica. De eerste zat er zes maanden, de tweede volgde hen op en de derde, die heeft de verschrikkingen voor zijn kiezen gekregen. De tweede heb ik nog bezocht in begin september ’94, net nadat ik was aangesteld als minister. Het NIOD-rapport stelt dat uw voorganger Relus ter Beek de onstabiele situatie in Bosnië als een soort natuurverschijnsel beschouwde en dat hij te weinig deed om de Nederlandse troepen te beschermen, force protection noemen ze dat, omdat hij en de rest van de Nederlandse regering ervan uitgingen dat de Verenigde Naties Dutchbat zou beschermen, terwijl toentertijd wel Frankrijk en Engeland door middel van intelligence hun troepen probeerden te beschermen. Wat kenmerkend was volgens het NIOD was dat kolonel Bos, toentertijd van de MID, zei: “die heb je uitgeleend dus klaar”. Bent u het eens met deze kritiek van het NIOD? Ja. Nederland had, en dat is ook één van de lessen van het geheel geworden, zelf een goede intelligence capaciteit moeten opbouwen en zich niet afhankelijk moeten maken van wat andere landen ons zouden vertellen. Toen was de sfeer in Nederland nogal naïef. Wij hadden een hele kleine inlichten dienst wat betreft het buitenland, die zat in een villa in Wassenaar en daar zaten die inlichtingendienst buitenland, die IDB, was formeel afgeschaft door het kabinet-Lubbers III in januari ’91. Ik herinner me dat debat nog. Dus Nederland had geen inlichtingendienst geen zelfstandige inlichtingen verwerving. Het vroeg dus aan andere inlichtingendiensten ‘hoe vinden jullie dat het gaat’, ‘wat weten jullie van de Serviërs en van de Kroaten en van de Bosniërs’ en daarmee maakte Nederland zich dus geheel afhankelijk van andere landen, vanuit de gedachte onze bondgenoten vertellen ons wat wij zouden moeten weten, maar zo werkt het niet. En wat is dan de reden dat het niet zo gaat? hebben en ik begin met te zeggen, jongens ik weet niks, weten jullie wat interessants?, dan weten jullie toevallig ook niks. Want het is een beetje ruilhandel. Kun jij mij iets vertellen wat 138
dat is de realiteit. En het was dus ook niet zo dat Nederland een goede intelligentiepositie had in andere gebieden in de wereld die ze konden uitwisselen met de landen die spionnen hadden zitten in Bosnië, zoals de Balkan Task Force van de Amerikanen? Ja dat is goed dat je dat vraagt. Nederland had wel wat inlichtingencapaciteit via z’n onderzeeërs en die speelden een rol in andere gebieden op de wereld. En wij leverden wel eens wat aan de Amerikanen aan, dingen die werden gehoord op buitenlandse tochten, maar dat is dan weer een hele andere dienst en een ander onderwerp, dus daar was geen ruilverhouding tussen. Oké, die kijkt dan dus ook alleen naar zijn eigen belang. En denkt u dat dit in de afgelopen jaren of in de jaren na Srebrenica is verbeterd, deze intelligentiepositie? Geleidelijk, ja. Nederland had tijdens Srebrenica alleen een BVD, een binnenlandse veiligheidsdienst. En in 1996 is die BVD opgebouwd tot de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en ik herinner me nog goed dat ik echt de voering uit mijn keel moest praten in het kabinet om te zeggen dat er ook een afdeling buitenland aan moest worden toegevoegd. En er is geloof ik wel een uur vergaderd in het kabinet over de vraag of er wel zeven functies konden komen voor inlichtingen uit het buitenland. Inmiddels is het een behoorlijk grote afdeling buitenland geworden. Het besef dat wie klein is slim moet zijn, was rondom Srebrenica dus niet erg goed doorgedrongen. Of je nou klein of groot bent als land, je moet goed in de gaten houden wat er speelt. En dat lees je niet alleen maar in de kranten. En je hoort van bondgenoten alleen wat als je zelf ook wat te melden heb. Dus die les heeft Nederland wel geleerd. Wij hebben nu een behoorlijke AIVD, mede omdat men geleidelijk heeft geleerd dat bijvoorbeeld terrorismebestrijding alleen mogelijk is door te weten wat er speelt. Als je goed weet wat er aan kwalijke plannen is, kun je ze af en toe verstoren. En kun je je troepen in uitgezonden gebieden beschermen. Speelt de status van onze intelligentiepositie in het uitgezonden gebied dan nu ook een rol bij de beslissing om op een vredesmissie te gaan? Ja, de grootste missie nu in Nederland is Minusma, in Mali. Daar zitten Nederlandse militairen juist voor de intelligence, voor het inlichtingen verwerven en dat doen we ten behoeve van de Fransen die een grotere militaire rol daar spelen en ten behoeve van de Verenigde Naties. Nu verder naar Dutchbat. Kunt u zich vinden in de kritiek die Dutchbat te verduren heeft gekregen dat het bataljon pro-Servisch zou zijn geweest. Kritiek die onder andere gebaseerd was op de uitspraak van Karremans ‘no good guys no bad guys’ en dat Dutchbat bovendien een ongetraind leger was dat niet klaar was voor de strijd. Om met dat laatste te beginnen: Dutchbat was nog heel erg jong. Het bestond nog maar net en het had geen gevechtservaring. Dat wil niet zeggen dat men het gevecht niet aan kon gaan. 139
Dutchbat heeft op een gegeven moment ook de blocking position ingenomen en op het moment dat dat besluit viel, had dat tot twaalf of twintig doden kunnen leiden, als de Serviërs gericht op Dutchbat hadden teruggevuurd. Dat hebben ze niet gedaan en ze zijn om de blokkades
Verenigde Naties te voorkomen. Was Dutchbat pro-Servisch: nee, Dutchbat was neutraal. Ik constateerde wel een paar keer een verschil tussen de publieke opinie in Nederland en de kranten en de mening van sommige Bosniërs en de Kroaten dan de gemiddelde Nederlanders. Want zij vonden dat de Bosnische regering soms om politieke redenen de slachtofferrol benadrukte en dat vonden zij - met zij Dat bijvoorbeeld een bepaalde beschieting werd geweten aan de Serviërs maar zij hadden dan inlichtingen waardoor zij daar een vraagteken achter stelden en misschien waren bepaalde beschietingen wel georkestreerd om de Serviërs de schuld te kunnen geven met het doel dat er meer aandacht voor de Bosniërs kwam. Ik heb dat nooit kunnen vaststellen. Wat ik dus gediend in Sarajevo, kritischer waren over de Bosnische strijdkrachten, de Bosnische politiek dan de media in Nederland. Was een getraind leger met een sterke bewapening eigenlijk wel gevraagd? U heeft net gezegd dat ze daar eigenlijk, het was dus deterrence by presence, een afschrikwekkende rol, en een politierol. Is dit punt van kritiek niet eerder iets dat later als verwijt aan het optreden van Dutchbat is gehangen door de internationale opinie? Ja, het heeft geen belangrijke rol gespeeld vind ik in de feitelijke gang van zaken, want als daar mensen met meer gevechtservaring hadden gezeten, was de feitelijke situatie niet anders geweest, omdat er in feite geen gevecht is gevoerd en Dutchbat schaakmat is gezet door de gang van zaken. Karremans en zijn mannen konden niks meer. De nummer twee in Dutchbat majoor Franken was iemand, is iemand – ik heb hem onlangs nog gesproken – die best ergens op af wil en die ook soms gevaarlijke patrouilles ondernam en het gevaar dus beslist niet uit de weg ging. En die zei wat wil je nou als je in zo’n voertuig zit en je hebt duizend vluchtelingen om je voertuig heen. Je lost één schot tegen de Serviërs en je krijgt als gevolg de volle laag terug en honderden mensen sterven dan, want die zitten om je voertuig heen. Toen de Serviërs hadden aangevallen, was het één grote mensenmassa, waardoor je geen gevecht meer kunt voeren. En ik denk dat daar veel in zit, maar dat geldt natuurlijk op dan de cruciale dag, de elfde.
140
Dan is er ook veel kritiek geweest op overste-Karremans die onzeker zou zijn en daardoor geen goede leider was. Bovendien zou hij alleen uitgekozen zijn als leider omdat hij bovenaan Kunt u zich vinden in deze kritiek op Karremans? Het laatste wat je zei, dat hij dus werd uitgezonden omdat hij gewoon op het lijstje stond van deze moeilijke taak laat ik even in het midden. Ik constateer dat hij onterecht veel kritiek heeft gekregen. Vindt u dan niet dat de politiek voor hem op de bres had moeten springen? Dat heeft de politiek wel gedaan. Hij heeft natuurlijk de zaken wel moeilijker gemaakt door een aantal onverstandige media-uitspraken te doen. Daardoor, laat ik het zo zeggen, speelde
verslagen. Nou moet ik er wel bijzeggen, ook omdat we hem recht moeten doen, ten eerste had de opdracht gekregen van de Verenigde Naties in Sarajevo naar de Servische leiding te gaan en hun medewerking te vragen voor de evacuatie van de burgerbevolking, samen met Dutchbat. Dus dat was zijn missie en dat vraagt hij ook in dat gesprek, zes of negen keer. Het hele gesprek staat trouwens op youtube. En dan zie je dat hij inderdaad met de pet in de hand vraagt, dat doet hij op zich goed, ‘ik wil de burgerbevolking in bescherming brengen, wij moeten evacueren, onze missie is onuitvoerbaar geworden’. En hij wordt dan compleet
no bad guys’. Feitelijk is het natuurlijk waar dat een oorlog niet een strijd tussen “good guys” en “bad guys” is, zeker omdat beide kanten etnische zuiveringen hebben toegepast tijdens de Bosnische oorlog, alleen wekte die uitspraak de indruk dat het allemaal even slecht zou zijn, dat is niet zo, het merendeel van de etnische zuiveringen en massamoorden zijn door Servische militairen gepleegd. En dan heeft Dutchbat ook nog kritiek gekregen dat het bataljon mee heeft geholpen bij de deportatie, of dat ze dat in ieder geval niet tegen is gegaan. Kunt u zich daarin vinden? Die kritiek is feitelijk niet juist en ik zal je zeggen waarom niet. Ten eerste: Karremans verlangde dat er blauwhelmen mee zouden gaan op de voertuigen van mensen die wegreden, want hij wilde weten waar die mensen naar toe gingen. Hij kon moeilijk meerijden, want Dutchbat had al heel lang geen eigen diesel meer en had zijn patrouilles te voet moeten uitvoeren. De Dutchbatters waren dus compleet afhankelijk van de Serviërs. Ja dus hij was compleet afhankelijk van de Serviërs. En de Serviërs die hebben, denk ik, een paar Dutchbatters in het begin meegenomen en ze toen er weer uitgezet en hun blauwe 141
helmen en bewapening afgenomen, dus die Dutchbatters moesten ze weer teruglopen naar de Nederlandese compound, terwijl de Serviërs ook Dutchbat uitrusting en VN-uitrusting in handen kregen. Dat was heel ernstig. Wat gebeurde er op de ochtend van de twaalfde, toen die bussen van Serviërs aankwamen, begonnen de Serviërs met geweerkolven de bevolking in een bepaalde richting te slaan. En er was een Dutchbat luitenant Van Duin die zei ‘ho ho als Serviër even niet mee bemoeien, we willen niet dat er geslagen wordt’. Dat heeft de indruk gewekt dat de Dutchbatters meewerkten aan het afzonderen van mannen. Toen ik dat hoorde op de ochtend van de twaalfde heb ik gezegd niet doen, want dat pakt helemaal verkeer uit. Er dat het fout liep. En hij is toen een discussie met die luitenant Van Duin begonnen en hij heeft gezegd dat moet je niet doen, je moet je er niet mee bemoeien. Dutchbatters konden het niet tegenhouden, het is niet zo dat de Dutchbatters de mannen van de vrouwen hebben gescheiden. Dat werd door de Serviërs gedaan en dat heeft natuurlijk helemaal verkeerd uitgepakt in de beeldvorming. En dan is natuurlijk nog een laatste punt. Wat veel kritiek heeft opgeleverd is het feestelijke onthaal nadat iedereen veilig was van Dutchbat. Hoe zit het dan precies, want ik zag ook op internet dat het een soort van samensmelting is van twee beelden, dat ook een deel van de regering erbij aanwezig was. waar geloof ik een of ander verjaardagspartijtje voor iemand was, en een aantal jongens
En zo kwam het in handen van de pers en toen werd door de internationale pers de suggestie zijn. Dat waren ze natuurlijk, want er waren ook een aantal jongens die hadden gedacht dat ze het niet zouden overleven. Er was ook een Dutchbatter die op een stukje papier zijn laatste wil had beschreven in de hoop dat zijn nabestaanden dat zouden vinden. Dus op het moment van de aanval zelf waren een aantal Dutchbatters bevreesd dat het afgelopen was. Dat ze het zelf niet zouden overleven. Dus dat dat tot een ontlading komt, elf of twaalf dagen daarna, is menselijkerwijs niet onbegrijpelijk, want ze waren toen terug in kamp Holland en dat gaf het gevoel van we zijn thuis. Ook omdat ze drie maanden lang eigenlijk in een belegerde situatie hadden gezeten, geen vers voedsel meer hadden gehad, geen verlof, ze hadden al veel eerder naar huis gemoeten dan 1 juli, maar dat was allemaal geblokkeerd geweest. Dan de tweede fase is de dag daarop, dat moet zijn geweest 22 of 23 juli, toen kwam een hele delegatie hotemetoten uit Nederland, waaronder prins Willem-Alexander, premier Kok. Ik kwam zelf wat later want ik had eerst nog een overleg in Londen over de gevolgen van de val
142
en na aankomst had ik eerst een gesprek met Acaci en ik geloof ook Janvier, dat weet ik niet helemaal zeker. En toen ik op kamp potocari aankwam werd er allerlei marsmuziek gespeeld en iedereen liep door elkaar heen. Ik wilde Karremans spreken, maar die was op dat moment in gesprek met prins Willem-Alexander. Die dag heb ik Karremans niet meer kunnen spreken. Ik heb wel generaal Kursi gesproken. Hij had de dag ervoor op de televisie gezegd: er is helemaal geen sprake van massamoorden, want er zijn slechts elf lichamen gevonden. Maar ik had de dag ervoor vanuit Londen gezegd, volgens mij is er sprake van genocide. U was toch de eerste die dat woord in de mond nam? De eerste die het woord genocide gebruikte was niet ik. Nee dat was de minister voor ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk. Die was namelijk na de val van de enclave naar de luchtbasis Tuzla gegaan om de hulp aan de vluchtelingen te coördineren en er zat een Nederlandse directeur van Artsen zonder Grenzen, Jacques de Milliano, en hij zei al op de 14e juli – dus drie dagen na de verovering van de Serviërs – hier klopt iets niet want ik zie eigenlijk alleen maar vrouwen en kinderen en oude mannen aan komen lopen uit Srebrenica. Waar zijn de mannen? En Pronk kwam één of twee dagen later en hij begon vragen te stellen en constateerde dat er mannen ontbraken. En Pronk heeft toen gezegd, dat zal rondom de 15e of 16e zijn geweest, volgens mij zijn er veel mannen vermoord en is er sprak van genocide. En ik hoorde op de eenentwintigste, dus later dan Pronk, toen ik op de conferentie in Londen was, van de Britse generaal Rupert Smith het volgende. Het was het lunchuur, ik was naar Rupert Smith gelopen om even met hem te praten over de situatie en wij liepen samen door de gangen naar de lunchruimte en toen zei hij er klopt iets niet. Volgens mij ontbreken er mannen. En toen ik dat hoorde dacht ik, verdorie het zou wel eens waar kunnen zijn dat er een groot aantal mannen zijn afgemaakt en toen dacht ik, ja dat moet ik dan maar gewoon meteen aan de pers vertellen zodat dat als een waarschuwing klinkt. En toen heb ik in Londen aan de pers gezegd, volgens mij is er sprake van genocide. Overigens is het nog juridisch de vraag of het genocide is, het is in ieder geval massamoord. Maar het is toch door het Internationaal Gerechtshof inmiddels geformuleerd als genocide? Dat zit in de aanklacht, of de rechters dat bewijzen kunnen. Het is een bepaalde vorm van massamoord, en dat is even erg. Een genocide is massamoord met de vooropgestelde bedoeling om een bepaalde bevolkingsgroep te elimineren. Dat is natuurlijk altijd heel moeilijk te bewijzen. En in sommige gevallen kan dat worden bewezen, zoals in de Tweede Wereldoorlog toen er instructies waren om de Joodse bevolking …, we moeten zien of de rechters van het Joegoslavië Tribunaal die aanklacht onderschrijven, in ieder geval dat kunnen we nu al wel vaststellen zullen Mladic en Karadzic wegens massamoord of het aanzetten tot massamoord worden veroordeeld. Maar goed dit is juridische haarkloverij want het komt allemaal op het doden van grote aantallen mensen neer. 143
Wat was eigenlijk de reactie toen minister Pronk het had over genocide? Werd deze uitspraak geaccepteerd in Nederland? Nee. In Nederland viel men over Pronk. Een aantal Kamerleden zeiden hoe kan hij dat nou in de mond nemen: er is geen enkel bewijs van en er is alleen maar gemeld dat er 11 lijken waren gevonden en dat is geen genocide, dat is geen massamoord. In een oorlog vallen altijd doden. En er werd ook gezegd: Pronk brengt de gevangen genomen Dutchbatters in gevaar, gebeurde gelukkig niet. Ik weet nog dat, toen ik op de ochtend van de 22 juli in het vliegtuig vaste commissie van het ministerie van Defensie, de latere minister van justitie Korthals, die zei jij had dat woord genocide helemaal niet mogen gebruiken, daar is helemaal geen bewijs van, en dat zijn emotionele beschuldigingen, jij komt daardoor nog in de problemen. Nou laat ik het omdraaien, was ik er maar door in de problemen gekomen was het maar een onterechte beschuldiging geweest, dat bleek dus al snel niet het geval te zijn. En wat is dan uw overweging geweest om het ondanks hardnekkig bewijs toch in de mond te nemen dat woord? Omdat Rupert Smith mij had gezegd dat er volgens hem tweeduizend mannen om waren gebracht, toen dacht ik dan moet er een massamoord hebben plaatsgevonden. En we constateerden pas later dat het nog veel erger was dan we dachten. Toen op die eenentwintigste ging het ‘slechts’ over tweeduizend mannen. Ik wilde met mijn uitspraak een signaal afgeven om verdere moorden te voorkomen. Het was echter al te laat. Feitelijk onderzoek heeft namelijk aangetoond dat de massamoorden op de 12e, 13e en waarschijnlijk 14e hebben plaatsgevonden. De commissie-Bakker stelt ook dat u tijdens de val van de enclave niet over alle relevante informatie ten aanzien van de gebeurtenissen beschikte, wat wordt daar dan precies mee bedoeld? Kunt u een voorbeeld geven? Ja, defensie had toen twee crisiscentra: het crisiscentrum in het ministerie zelf, dat noemde je de centrale organisatie, en het operatiecentrum van de landmacht, dat zat in de Koningin Julianakazerne. Welke van deze twee wordt de Bunker genoemd? De Bunker was het DCBC, het defensiecrisisbeheercentrum, dat zat onder het ministerie van Defensie. Ik zat met mijn adviseurs in de Bunker, maar de meldingen uit Joegoslavië kwamen binnen bij de landmacht leiding en de landmacht leiding koos ervoor toch lang niet alles door te geven aan de bunker. Om welke reden? De toenmalige bevelhebber van de landstrijdkrachten die dacht dit is allemaal slecht nieuws 144
en dit schept geen goed beeld van de luchtmobiele brigade. Hij vond de oorlog in Bosnië bovendien niet een Nederlandse oorlog, want wij waren daar namens de Verenigde Naties in een neutrale rol, waardoor de landmacht ervoor koos een aantal dingen niet te horen en niet te zien. Ik zal je een voorbeeld geven. Op ongeveer 13 juli is door Dutchbat een lijst gefaxt naar Nederland met namen van iets van 230 moslimmannen, want de al eerder genoemde majoor Franken dacht laat ik nou namen opschrijven en misschien geeft dat wat bescherming aan die mensen, omdat we later kunnen vragen aan de Serviërs waar zijn deze mannen? En die lijst is gefaxt naar Nederland, maar is nooit aangekomen. Ik heb dat nooit vertrouwd en ik heb daar uitgebreid onderzoek naar laten doen en uiteindelijk vond ik de lijst via een medewerker van de Verenigde Naties in Geneve, want daar was hij ook naartoe gefaxt. Dus ik kreeg de lijst ongeveer twee weken te laat binnen. De landmacht zei dat zij de lijst nooit had ontvangen, maar aantal maanden later dook de lijst plotseling op. En jaren later kwam ik een jongeman tegen vlak bij het ministerie van Defensie, die zei hallo ik ben zus en zo, ik was de Dutchbatter die bij de faxmachine stond en ik heb wel degelijk gefaxt naar de landmacht. Toen zei ik, interessant dat vermoedde ik al, want dat hebben jullie ook altijd gezegd, dat heeft majoor Franken ook gezegd. Op zich bewijst dat nog niet dat het bij de landmacht is aangekomen. Weer een paar jaar later moest ik in Voorschoten een Rotary club toespreken en daar zat op de eerste rij een militair die ik kende als kolonel, die was de regelaar namens de bevelhebber der landstrijdkrachten en die regelde het landmacht situatiecentrum en ik kende die man wel als een eerlijke man. Hij was inmiddels met pensioen als generaal en ik liep op hem af en zei, die lijst met moslimnamen die is toch wel aangekomen hè. Jazeker zei hij, jazeker. Dus die is tussen deze man en de landmachtleiding verdwenen. Nou er zijn meer van dat soort dingen gebeurd. Er kwamen namelijk wel degelijk meldingen omstreeks 16 juli van een paar Dutchbatters dat zij grote aantallen lijken hadden zien liggen. Veel meer dan die elf. De elf van het fotorolletje? Maar het fotorolletje is minder belangrijk dan het in de publiciteit is geworden. Daar kom ik zo nog op. Wat ernstig is, is dat die meldingen van Dutchbatters: sommige hadden honderden lijken zien liggen, dat die dus nooit aan de centrale organisatie van Defensie zijn doorgegeven. En als gevolg hobbelden wij op het ministerie steeds achter de feiten aan. Want de pers is ook niet gek en die hoorden van deze en genen: er ontbreken mannen en er zijn waarschijnlijk moorden gepleegd, waarom weet defensie dat niet? Dus dat ondermijnde geweldig de geloofwaardigheid van de centrale organisatie van Defensie. En is constateerde u dat voor en tijdens de val van de enclave al of werd dat pas achteraf duidelijk? Het waren steeds incidenten. Waarom wisten wij dit niet. En dan begon je vragen te stellen aan de landmacht leiding: ja ja, nee, we zijn vergeten inderdaad dat te melden. Of ja, nee we dachten dat het niet belangrijk was. Keer op keer. En dat werd een heel sterk patroon. Dan het fotorolletje. Dat is een symbool geworden van het knoeien met informatie. Op zich is 145
het fotorolletje niet van belang, want waar het om gaat is dat de militairen die de foto hebben genomen allemaal hebben verklaard wat ze hebben gezien, waar is de foto gemaakt, hoe die lijken lagen, hoe de schotwonden eruit zagen en dat de mannen duidelijk waren vermoord. En deze verklaringen heb ik meteen gezonden naar het oorlogsmisdadentribunaal. Dus foto of niet doet er niet toe, want het bewijsmateriaal was er. Maar het verkeerd ontwikkelen van het fotorolletje dat geloofde niemand. Ik geloofde het ook niet. Hoe kan een laborant zo stom zijn om de verkeerde vloeistof te gebruiken. Ik heb het laten onderzoeken door de Koninklijke Marechaussee, later is het weer opnieuw onderzocht en later heeft ook het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie de zaak onderzocht en iedere keer werd vastgesteld, geloof het of niet, dat het een stomme fout was. De laborant wist helemaal niet dat dat een fotorolletje van Srebrenica was. Hij moest een aantal fotorolletjes ontwikkelen en hij was de avond tevoren aan het stappen geweest, heel stom, erg onbenullig, waardoor hij met een spijker in zijn hoofd naar het laboratorium kwam en de verkeerde vloeistaf gebruikte. Nou het is allemaal gek zoals het loopt in het leven, ik was met buitenlandse gasten ongeveer een half jaar geleden in het Mauritshuis, komt een man naar mij toe en zegt, ik ben de man van het fotorolletje. Het spijt me erg maar ik ben zo stom geweest, hij had helemaal geen reden om zichzelf bij mij te melden, te verklaren. Ik vond het wel eerlijk. En ja het marechausseeonderzoek had als conclusie het is en blijft een oenige fout. En of het nou een oenige fout was of niet, als het nou een poging was geweest van de landmacht leiding om bewijsmateriaal te laten verdwijnen, waarom want het ging om die elf lijken, dat had de landmacht leiding zelf op de televisie al verklaard, dat aan hem waren gemeld elf lijken, dus waarom dan dat fototrolletje laten verdwijnen, er zat geen bepaalde reden achter. Maar goed er is nog steeds een militair, de man die het fotorolletje heeft gemaakt, kapitein Rutten, die ik al eerder noemde, die meent dat ermee geknoeid is. En is deze scheiding in de binnenkomst van informatie opgehouden? Hebben we daarvan geleerd met betrekking tot nieuwe vredesmissies? We hebben het eigen crisisbeheersingscentrum van de landmacht opgeheven en we hebben de positie van de chef defensiestaf versterkt zodat er één militaire leider is, de Commandant der Strijdkrachten. Toen was het de Chef Defensiestaf, en de Bevelhebbers van de Krijgsmachten waren allemaal hun eigen baas en die werden gecoördineerd door de Chef Defensiestaf en van deze laatste hebben we dus de Commandant der Strijdkrachten gemaakt. Naar aanleiding van wat er fout is gegaan. het eigen situatiecentrum van de landmacht is opgeheven, dus er is nog maar één defensiecrisisbeheersingspost. Nou dat zijn natuurlijk allemaal punten die pas worden gedicht nadat het kalf verdronken is.
146
En dan nu de luchtsteun. In uw boek schrijft u dat ministers Kooijmans en Ter Beek een dubbele sleutel wilden voor de vredesmissie, welke voordelen zagen zij dan daarin. Want volgens velen heeft dit uiteindelijk ook geleid tot, in ieder geval een rol gespeeld, in het niet komen van de luchtsteun, ook volgens de heer Berlijn speelde dat een enorme rol. Ja precies. Wat was dan hun reden om daarvoor te kiezen? Ter Beek en Kooijmans vonden dat als er in de vredesoperatie twee meesters werden gediend, enerzijds de Verenigde Naties anderzijds de NAVO, dat dat tot problemen zou leiden. Nee ik moet het anders zeggen, want zij vonden dat als de NAVO los van de Verenigde Naties het luchtwapen kon inzetten dat dat tot verwarring zou leiden en tot gijzelingssituaties. En Ter Beek en Kooijmans wilden dus dat de NAVO alleen zou optreden na goedkeuring van de Verenigde Naties, want de feitelijke leiding van de VN-vredesoperatie lag bij de Verenigde Naties en niet bij de NAVO. De NAVO was laat ik zeggen, de knuppel die de Verenigde Naties naast de deur had staan. En zij bepleitten dus een dubbele sleutel. Ook Frankrijk bepleitte een dubbele sleutel, maar ja volgens mij was dat een denkfout want dat betekent dat de Serviërs dus wisten van grote politieke aarzelingen van de Verenigde Naties grote aarzelingen zou hebben om het luchtwapen in te zetten. Toen ik minister werd heb ik bepleit om de drie oostelijke enclaves onder de NAVO te brengen en niet onder de Verenigde Naties. Dat tref je in het boek aan in het hoofdstuk dat over februari gaat. Februari ’95. Maar mijn verzoek werd afgewezen. En de reden voor uw verzoek was dus dat u zag, of in ieder geval concludeerde, dat het te lang duurde om de procedure van luchtsteun via de Verenigde Naties te laten lopen? Niet alleen de luchtsteun. Ik vond dat de hele VN-vredesoperatie slecht geleid werd, gedemoraliseerd was, en er geen regime was. Men modderde maar door, van maand tot maand. Ik werd daarmee geconfronteerd in september en het najaar van ’94 en januari ’95, toen de konvooien werden geblokkeerd door de Serviërs en de Serviërs solden met het VN personeel. En toen dacht ik, ja die drie oostelijke enclaves, die zijn dermate kwetsbaar en dermate makkelijk voor de Serviërs om in te nemen, die moeten worden beschermd door de NAVO want dan kan de NAVO zijn luchtmacht rechtstreeks aan die drie enclaves wijden en dat pleidooi heb ik gedaan op een bijeenkomst in München, dat vind je in het boek op de zogenaamde Wehrkundetagung in München. Dat kreeg veel gehoor in de pers, maar niet bij de andere politici, dus het bleef liggen. Wat was dan eigenlijk de reden achter dat er geen regie zat in de Verenigde Naties, dat hun beleid niet werkte? elkaar eens. De tweede reden was dat de Verenigde Naties de blauwhelmen hadden verdeeld over het hele land in onverdedigbare posities door de politierol. Dus die konden altijd worden gegijzeld en beide landen waren daar steeds voor beducht. Hard ingrijpen kon een gijzeling 147
tot gevolg hebben. Ten derde, de feitelijke politieke leiding van de operatie was in handen van de Egyptische Boutros-Ghali, die secretaris generaal van de Verenigde Naties was en hij tastte niet door en gaf ook geen echte leiding aan de operatie. Dit had hij gedelegeerd aan een hele vriendelijke Japanse diplomaat die van het praten en masseren was, maar niet van het uitdelen van klappen of het uiten van dreigementen. Die man uitte nooit enig dreigement. Dat was Akasi. Hele plezierige en vriendelijke man, maar niet bepaald een generaal. En deze diplomatieke voorzichtige benadering had de leiding en de militairen ressorteerden daaronder. De onmiddellijke militaire leiding was ook in handen van iemand die erg vriendelijk was, generaal Janvier. waaronder een gesprek tussen Janvier en Smith en in dat gesprek staat (het was een gesprek dat op 9 juni plaatsvond van 1995, dus ruim een maand voor de aanval) dat Smith zegt we moeten nou eens tonen dat we kunnen toeslaan. Nee zegt Janvier dat kunnen we niet en er zal niet met de Serviërs worden gevochten, dat zegt hij letterlijk. We can only negotiate. En dan zegt Smith, ja daar ben ik het niet mee eens want de Serviërs respecteren ons alleen als we tonen dat we het gevecht aan durven te gaan. En Smith trekt op dat punt aan het kortste eind, want Janvier was zijn baas. En wie had volgens u dan wel duidelijk zijn eigen wil moeten doordrukken en de regie in handen moeten nemen? Smith wilde dat doen, maar kon het niet omdat de Engelse regering het op dat moment ook niet wilde. Er ontbrak leiding. En wil: leiding en wil om harder op te treden. En die leiding en wil is er pas gekomen na de rampzalige val van Srebrenica toen de Amerikaanse regering eindelijk om ging. Typisch vond ik op de conferentie waar ik het eerder over had, waar dus ook Amerikanen aanwezig waren, die conferentie eind juni hier in Den Haag waar alle besluitvormers toen waren, dat de Amerikaanse delegatie gewoon letterlijk zei: ja we hadden geen beleid. We hebben een aantal opties voorgelegd aan de toenmalige president Clinton, maar die koos niet. We hadden geen beleid en we stonden erbuiten omdat de Amerikaanse volksvertegenwoordiging, het Congres, geen boots on the ground wilde, die wilde niet met militairen deelnemen aan die VN-vredesoperatie. De Amerikanen geloofden ook niet in het kunnen UNPROFOR. Is dat niet heel on-Amerikaans: dat men zich niet wil bemoeien? Of misschien is dat een recentere ontwikkeling? wilden zelf het bevel houden. En zij weigerden dus mee te doen aan UNPROFOR. Na de val van de enclave en de berichten over massamoorden die een enorme invloed op de Amerikaanse publiciteit hadden, ging het Amerikaanse congres om, toen was er een emotioneel debat op Capitol Hill, waarin werd gezegd zo kan het niet langer en toen is het volgende gebeurd. Toen hebben de Amerikanen tegen Boutros-Ghali gezegd: geen dubbele sleutel meer. En ze hebben 148
tegen Smith gezegd: bereid je voor op de inzet van luchtmacht. Toen ging Janvier die nog steeds de militaire baas was ook van Smith, terug naar Frankrijk voor het huwelijk van zijn zoon, en toen moest Janvier de sleutel afstaan aan Smith die onder hem ressorteerde. Toen hebben generaal Rupert Smith en de Amerikaanse admiraal Layton Smith, die was de bevelhebber van de zesde vloot in de Middellandse zee waar ook vliegtuigen op vliegdekschepen zijn en waar kruisvluchtwapens waren, die hebben met elkaar gebeld en toen hebben beide Smith’s, de generaal en de admiraal, besloten, dat heb ik gehoord van zijn medewerker, dat ze de Servische stellingen rondom Gorazde gingen bombarderen. Smith zei letterlijk: ik ga naar bed, doe de groeten aan Karadzic. Die luchtsteun kwam dus niet bij Srebrenica en u geeft aan in uw boek dat eigenlijk de oorzaak daarvan is de achterliggende afspraak tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS. Hoe reageerde u toen bleek dat deze verborgen agenda er was? Toen dacht ik, nou begrijp ik de dingen beter. En ja natuurlijk ook: waarom is Nederland daar niet over geraadpleegd, want de besluitvormers wisten dat Nederland in de onmogelijke positie in Srebrenica zat en dat wist Clinton ook. In ieder geval moeten de medewerkers van Chirac en van Major, dat was de Britse premier, goed op de hoogte zijn geweest en die hadden dus hun eigen bazen erop moeten wijzen dat zo’n besluit niet zomaar kon worden genomen zonder daar met Nederland over te overleggen. Wat waren denkt u de redenen voor deze afspraak? Er waren 350 Franse en Britse blauwhelmen gegijzeld door Mladic. Generaal Smith had namelijk een wapenopslagplaats van de Serviërs bij hun hoofdkwartier in Pale laten bombarderen. We hebben het nou over ongeveer 24/25 mei 1995. Mladic was zo boos daarover dat hij 350 Franse en Britse blauwhelmpen greep en vastzette en ook te kijk zette door hen bijvoorbeeld met handboeien aan een lantarenpaal vast te zetten. En dat stond dus overal in de kranten, dat was een enorme afgang voor beide voormalige grote mogendheden. En toen hebben op de 27e telefoongesprekken plaatsgevonden tussen Chirac en Clinton en tussen Major en Clinton en zowel Major als Chirac hebben aan Clinton gevraagd niet meer aan te dringen op de inzet van het NAVO luchtwapen en met z’n drieën hebben ze dus afgesproken ok dat doen we niet meer, want dat heeft averechts effect, we worden dan gegijzeld en te kijk gezet. En de fout die toen is gemaakt is dat men dat dus heeft vastgesteld en gezegd we houden dat geheim, en dat men niet en ook niet een ambtenaar, want het hele woord Nederland komt in de stukken niet voor, dat niet een ambtenaar van deze hooggeplaatste politici en diplomaten heeft gezegd ho ho eerst eens even met Den Haag bellen, want die zitten in onmogelijke positie in Srebrenica. En wat had u gedaan dan als u was gebeld? en hij zou dat mij onmiddellijk hebben meegedeeld. Dan hadden wij in Nederland in het kabinet daarover gesproken en dan hadden wij gezegd: dat kan niet want er is een belofte aan 149
Nederland gedaan voor de inzet van luchtsteun. Dus door dat besluit werd de belofte gebroken. Dan hadden wij als wij waren geraadpleegd hadden we de kans gehad om te zeggen, ho stop dat kan niet. En dan hadden we de bondgenoten kunnen herinneren aan die belofte, premier Lubbers zegt zelfs in het NIOD-rapport, dat de belofte mondeling ook aan hem door Clinton zelf was gedaan. Dus Clinton moet dat toen zijn vergeten. Dat was 1,5 jaar eerder. En denkt u echt dat hij dat is vergeten? Of dat hij dat niet wilde herinneren? Er gaat veel over het bureau van een Amerikaanse president, dus ik weet het niet. Maar er zijn in ieder geval voldoende diplomaten en adviseurs buitenlandse politiek en defensiezaken geweest die er van op de hoogte waren en de eerste die verantwoordelijk was voor het nakomen van de belofte was natuurlijk degene die de belofte had gedaan, dat was Boutros-Ghali, want die had het niet zomaar eventjes tussen neus en lippen gezegd in een bijeenkomst in het Catshuis, hij had het herhaald op een persconferentie in Den Haag en hij had nog eens een brief geschreven aan de Nederlandse regering die ook aan de Tweede Kamer was overlegd, er komt luchtsteun als Dutchbat wordt aangevallen en bovendien heeft hij een brief ook nog aan de leden van de veiligheidsraad gezonden aan de voorzitter van de veiligheidsraad waarin hij zegt ik heb dit aan Nederland beloofd. Ja, daarom zeg ik ook in het boek, als ik dit allemaal had geweten dat dat besluit was genomen zo en dat dus Nederland in feite helemaal niet meer op luchtsteun kon rekenen, had ik het vliegtuig gepakt en was ik naar Janvier gegaan en had ik gezegd kijk eens ook al zijn er dertig Nederlandse militairen nu in handen van Mladic, de luchtmacht moet worden ingezet anders is het gedaan met de enclave. Dus dit was eerder een politiek spelletje dan een militaire overweging? Het was niet een politiek spelletje, maar het was een politiek besluit om dus prestigeverlies van Frankrijk en Engeland te voorkomen, waarbij niet is nagedacht, niet is stilgestaan bij de positie van Dutchbat in Srebrenica. En toen die luchtsteun niet kwam was voor u toen al duidelijk dat de enclave zou gaan vallen, dat het afgelopen was? Hangt van het moment af. Ik herinner me dat ik werd ingelicht over het eerste verzoek over luchtsteun op 6 juli, het volgende verzoek om luchtsteun, ik vond dat er luchtsteun moest wat vindt de Nederlandse regering gegeven het feit dat er nu 30 Nederlanders in handen van Mladic zijn, zijn jullie tegen luchtsteun? Daarop heb ik gezegd de Verenigde Naties kunnen het niet maken geen luchtsteun te geven, want dat was beloofd. Op zo’n moment voel je je verantwoordelijkheid, want ik dacht dat kan ook tot gevolg hebben dat ik straks naar een groot aantal begrafenissen toe moet. En dat ik moest uitleggen aan de Staten-Generaal waarom ik dit risico heb genomen. Maar dit was aan Nederland beloofd en ik dacht: de enclave blijft niet overeind zonder luchtsteun. Toen werd ik gemeld door kolonel Brands, die mij het volgende meldde. Vanavond komen de NAVO vliegtuigen, tussen de 40 en de 60, er komt een grote golf 150
in de bunker. Ik sta op ’s ochtends vroeg, en hoe staat het ervoor? Er was niets gekomen, niets. Ik vroeg hoe kan dat nou: ja het was slecht weer, en slecht zicht. Dat vond ik geen behoorlijke verklaring want ’s nachts is het altijd slecht zicht. En bovendien moderne vliegtuigen vliegen op elektronica en coördinaten en je hoeft niet veel te zien om toch een bom te laten vallen, want de coördinaten van de Servische artillerie waren door majoor Franken aan de Verenigde Naties doorgegeven. Majoor Franken had ongeveer 30 van dat soort posities in kaart gebracht en gerapporteerd aan de Verenigde Naties. Dus wij hoopten nou krijgen de Serviërs een grote klap. Er kwam helemaal niets en toen dacht ik, nu stort de boel in elkaar. Nu stort de boel in elkaar want nu krijgen de Serviërs de indruk dat ze gewoon door kunnen rijden. En toen was voor u ook wel duidelijk dat die luchtsteun ook niet meer zou gaan komen? e nog een gesprek gehad met de Amerikaanse ambassadeur en hij vroeg ja wat kunnen we nog doen. Ja die vraag kwam veel te laat, de Serviërs hadden de enclave ingesloten, de beloofde airpower is weggebleven. Ik wist niet wat er verder ging gebeuren, maar ik voelde mij toen behoorlijk wanhopig. De volgende ochtend hingen er vanaf 6.00 uur NAVO vliegtuigen in de lucht en Karremans had net als ik de hoop gehad dat er dus ’s nachts een bombardement zou plaatsvinden, hij had met de Bosnische militairen en bevolking gesproken die avond van de 10e en gezegd daar en daar moeten jullie morgen wegblijven want daar gaan bommen vallen. En er was helemaal niks, toen de zon op ging, helemaal niets. Toen heeft Karremans opnieuw om luchtsteun gevraagd, maar er kwam niets. Toen heeft hij weer om luchtsteun gevraagd en opnieuw om 10.00 uur ’s ochtends een verzoek ingediend en 2,5 uur later is daartoe besloten om luchtsteun goed te keuren door van aan te trekken. Die luchtsteun kwam om een uur 14/14.30. Met ook een te kleine omvang, er is één Servische tank volgens mij gebombardeerd in totaal, als we het goed hebben. Twee Amerikaanse piloten, twee Nederlandse piloten, de Nederlandse piloot, een vrouwelijke piloot, die liet een bom vallen op een Servische tank. De andere Nederlandse piloot miste net, het zijn vrije val bommen dus je moet wel precies op het juiste moment het ding laten vallen, en je hoopt je eigen snelheid goed in te schatten, dat is een hele kunst want je gaat er razendsnel overheen, ook omdat je vijandelijk geschut moet ontwijken. De twee Amerikaanse piloten zeiden ze konden geen zinvol doel onderscheiden omdat ze ook een wirwar zagen van mensen, vluchtelingen en militairen, tanks, voertuigen en ze zeiden het heeft geen zin om nog wat af te schieten.
151
En denkt u ook dat het beter was geweest dat Nederland zijn eigen luchtmacht had meegenomen waardoor ze niet afhankelijk waren van die andere landen? Zoals je nu ook vaak ziet bij tegenwoordige vredesmissies waar allemaal grote, waar ook Apaches meegaan, vliegtuigen. Ja we hadden er bewapende helikopers moeten hebben. Maar die hadden wij niet. Die heb ik pas in 1997 kunnen aanschaffen. We hadden geen Apaches. Dus wij waren afhankelijk? We waren afhankelijk van anderen. Ik heb wel voorgesteld in april en mei van 1995 om een luchtbrug naar Srebrenica te vormen en ik heb aan zes landen gevraagd om helikopters te leveren, transporthelikopters en bewapende helikopters om de helikopterluchtbrug te beveiligen. Wat bedoelt u precies met die luchtbrug? Nou ik wilde dat er vanuit Sarajevo met helikopters naar Srebrenica heen en weer werd gevlogen om aan te tonen aan de Serviërs: wij laten die mensen niet alleen. Wij voelen ons verbonden met de enclave en we gaan geen wapens maar voedsel en medicijnen invliegen. En mijn voorstel was we nodigen zelfs de Serviërs van te voren uit om de inhoud van de helikopters te inspecteren, dat we daar dus niet met wapendroppings bezig waren. De VN hadden een neutrale rol en ik had te werken binnen die neutrale rol, maar ik dacht als we dan een luchtbrug hebben van helikopters want je kunt er namelijk niet met een gewoon vliegtuig landen, er is geen vliegveld, dan is dat een demonstratie van verbondenheid met die enclave en dan krabben de Serviërs achter hun oren als ze het willen aanvallen, want er zou een aantal landen aan die helikopterluchtbrug mee moeten doen. Ik heb zes landen gevraagd mee te doen: Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, Verenigde Staten en Canada en ik geloof ook aan Duitsland. Hoe dan ook, alle landen zeiden nee, behalve de Noren maar die hadden alleen transporthelikopters, dus dat was op zich te weinig, en wij hadden zelf ook transporthelikopters. Er moesten bewapende helikopters meegaan om te voorkomen dat die transporthelikopters uit de lucht zouden worden geschoten. Interessant vond ik jaren later te lezen dat Smith hetzelfde voorstel had gedaan zonder dat ik met hem heb overlegd. Hij zei dat we de enclave misschien nog konden redden door middel van een helikopterluchtbrug. En wat is dan de reden dat geen van die partijen helikopters wilden leveren?
kunnen makkelijk uit de lucht worden geschoten, dan hebben we een groot incident en dan wordt het vredesoverleg afgebroken en kunnen we weer helemaal overnieuw beginnen. Men vond het te link. Bovendien, de Serviërs lazen ook de kranten en luisterden met alles mee en toen het voorstel vorm begon te krijgen dat er een helikopterluchtbrug zou komen, lieten ze plotseling een konvooi door. En toen zei de Franse generaal Janvier: kijk eens het is niet nodig. En dat was precies het spel wat Mladic speelde door dus even de kraan open te draaien, van 152
het konvooi naar Srebrenica, zodat het argument dat een helikopterluchtbrug niet nodig was, in de VN een rol begon te spelen. Onze laatste vraag: wat denkt u dat de internationale gemeenschap en vooral de Nederlandse politiek heeft geleerd van de gebeurtenissen rondom Srebrenica? Geen gevaarlijke missies op eigen houtje en voorwaarden stellen aan je bondgenoten en aan de Verenigde Naties voordat je aan welke missie dan ook begint. Je moet, laat ik het zo formuleren, je krijgt van de Verenigde Naties een verzoek of van bondgenoten, ergens aan aanhangwagen van het beleid van anderen geworden. Je moet zeggen, nou alleen als…., als dit gebeurt, als dat gebeurt, als dat gebeurt. En als die andere landen daar dan op ingaan en je onderhandelt daarover, en je wordt het er dan over eens, dan moet je mee doen. Dus laat ik het zo formuleren, een ja mits, of een nee tenzij beleid. Dan kun je onderhandelen, dan kun je eisen stellen en daar kun je je bondgenoten aan houden.
153
kon hij tijdens het interview eventueel kritiek geven op de inhoud van ons advies. Tijdens het interview had hij deze uitgeprint voor hem liggen. We hebben om te beginnen een aantal algemene vragen. Daarna zullen we u een aantal vragen stellen naar aanleiding van ons advies. In uw parlementaire rapport heeft u gesteld dat de Tweede Kamer soms instemt met het besluit waarvan zij de reikwijdte op het moment van instemming niet lijkt te overzien. En dat was ook het geval rondom Srebrenica met betrekking tot de uitzending van de luchtmobiele brigade. Denkt u dat de Tweede Kamer hiervan heeft geleerd in het vervolg, dat dat nu op een meer genuanceerde manier daarover wordt besloten, over uitzending? Het antwoord is helaas ja en nee. Ik heb twee commissies voorgezeten en aan jullie advies kan ik zien dat jullie de conclusies van beide kennen. De tweede was over Srebrenica, dat was de enquêtecommissie en de eerste was een commissie die onderzoek deed naar de uitzending van Nederlandse militairen in het algemeen. Die tweede commissie ging toch over de artikel 100 procedure, of was dat later? Die volgde inderdaad als het ware in artikel 100. De artikel 100 motie was geloof ik uit 1994 en toen is deze gekomen tot de grondwetwijziging. Maar laat ik hier beginnen: in 1989 viel de muur in Berlijn. In de jaren daarna brak een hele optimistische periode los, waar ze alleen in de Balkan eigenlijk niet naar wilde luisteren. Nou ja ook Irak niet met Koeweit enz. Maar op zichzelf was de verwachting dat het eigenlijk alleen maar beter zou gaan in de wereld, beter zou worden; het Midden-Oosten stond nog niet zo in brand als het op dit moment staat, ja op de Balkan zagen we vervelende dingen gebeuren, maar we hadden iets van als we ons daar mee gaan bemoeien dan gaat het vast wel beter. Dat bemoeien is echter op een hele naïeve manier gebeurd, niet alleen door Nederland, maar ook door de Verenigde Naties, waarbij naïviteit ook wel samenging met het cynisme dat nou eenmaal grote landen in de Veiligheidsraad verdergaande bevoegdheden kunnen blokkeren. Srebrenica begon namelijk met de Canadese generaal Morillon die op humanitaire missie Bosnië naar was getrokken vanuit Kroatië en in Srebrenica kwam en daar als het ware belaagd werd door de gevluchte bevolking en hij klom toen op het balkon en hij zei: “you are now under the protection of the United Nations”. Nou dat heb je waarschijnlijk allemaal gelezen. Maar die protection-claim is eigenlijk nooit waargemaakt. Want als je mensen wilt beschermen, dan moet je ook de bevoegdheid hebben deze uit te voren en deze moet vastgelegd zijn in het mandaat, the rules of engagement, want de grondslag ligt altijd een resolutie van de Veiligheidsraad, die geeft landen de wettelijke internationaalrechtelijke grondslag om op te 154
treden en deze resolutie is er nooit gekomen. Dat wil zeggen er was wel een resolutie, maar die werd opgesteld onder hoofdstuk 6 van het Handvest van de Verenigde Naties en hoofdstuk 6 is een vredesbewarende operatie met eigenlijk weinig bevoegdheden, terwijl hoofdstuk 7 operatie, is een operatie waarbij de vrede mag worden afgedwongen en waar meestal sprake is van meer bevoegdheden. Dat is het verschil tussen peace keeping en peace enforcing. Precies, heel goed. En in die jaren was het dus eigenlijk ook terugkijkend heel logisch dat men dacht, ach nou weet je de rest van de wereld is in jubelstemming, Clinton en de Russen zijn onze vijand niet meer, er ontstaan allemaal nieuwe landen, die streven allemaal naar democratie, eigenlijk is de overwinning van het kapitalisme en de democratie aanstaande. bedoelde we gaan niet meer op basis van ideologieën elkaar dwars zitten, de wereld van nu is anders. Alleen op de Balkan wilden ze echter nog niet luisteren. Alleen gingen we daarnaartoe onder een hoofdstuk 6 operatie en omdat de Russen ook niet verder gaan dan dat, want die van oudsher stonden aan de kant van Serviërs. Zou je kunnen zeggen dat de Russen Balkanbeschermers zijn? Ja maar met name beschermers van de Serviërs. Eigenlijk was het volk van Joegoslavië één volk: er zit genetisch echt geen enkel verschil tussen een Bosniër, een Kroaat of een Serviër, maar wel historische verschillen, etnische verschillen en religieuze verschillen. En de Russen voelden zich van oudsher verwant met de Serviërs, die zijn immers net als zijzelf orthodox christelijk, Kroatië is katholiek en de Bosniërs moslim, maar moslim tussen aanhalingstekens, want zeer onder dwang. Deze verschillende etnische bevolkingsgroepen waren 40 jaar lang door Tito begraven. Totdat Tito dood ging en de elites van de communistische partij in de drie etnische gebieden eigenlijk weer hun macht gingen herbevestigen, maar toen op de nationalistische toer: de Serviërs, de Bosniërs, de Kroaten en ook nog de Kosovaren. De een soort jubelstemming bevond en dacht dat alles helemaal de goede kant op ging. En tegen die achtergrond kan je verklaren waarom die protection eigenlijk vertaald werd in niet anders dan het sturen van troepen die lichtbewapend waren, slecht gemandateerd waren om geweld te gebruiken eigenlijk niet gemandateerd waren om geweld te gebruiken ter bescherming van de bevolking. Dat mocht alleen als ze zelf aangevallen. Deterrence by presence in plaats van deterrence by force. Nou goed, dus dat was de hele voorgeschiedenis. Wat was ook al weer je vraag? Of de Kamer heeft geleerd van ... Oh ja, dus dat was absoluut het geval. Dan was het wel zo dat ook in 1994 en 95 er al twijfel was over de vraag hebben we dat nou wel goed gedaan. Nog voordat die hele ellende los
155
besluitvorming moet voortaan beter. Dat vertelde Voorhoeve ook, dat hij een van de mensen was die dat heeft opgesteld destijds. Precies. Dat eerste toetsingskader, dat vond ergens in de zomer van 1995 het daglicht, werd ook besproken in de kamer in 1995 op een moment dat iedereen nog dacht, ok, Srebrenica heel vervelend, maar het boek kan dicht. Nou dat bleek niet zo te zijn, want er kwamen voortdurend nieuwe gruwelijkheden aan het licht en de realisatie kwam steeds verder naar boven dat de ellende in Srebrenica wel heel erg groot was geweest en dat er daadwerkelijk sprake was van genocide, wat we eerst nog niet wilden horen. Nou is dit wel iets waar normaal gesproken een minister en soms misschien wel een heel kabinet op aftreedt, maar dat wilde dat kabinet niet, want ze vonden het net zo leuk dat het CDA eindelijk uit de regering was dus dat Paarse Kabinet dat was ook een beetje een halleluja kabinet. Dus ja dan laten we het niet gebeuren dat er nou een minister moet aftreden, hoewel Voorhoeve zelf dat wel wilde. Maar toen de druk almaar groter werd, toen nam het kabinet zoals je dat noemt de vlucht naar voren en het besloot om het NIOD te vragen een onderzoek te doen naar alles wat er rondom Srebrenica was gebeurd. Dat onderzoek werd in 97 begonnen en zou vijf jaar duren. Maar in de tussentijd kwamen natuurlijk voortdurend nieuwe feiten aan het licht en de Kamer kon niet op zijn handen blijven zitten, die moest iets doen, toen hebben ze een commissie ingesteld om dat allemaal te onderzoeken en vooral te onderzoeken of het NIOD een antwoord kon geven op alle vragen van de politiek, ze had er iets van 170 of 180 geïnventariseerd. Maar het NIOD had natuurlijk geen zin in concurrentie en die zei, weet je wij gaan op al die vragen antwoord geven. En toen zei die ingestelde commissie van de Kamer, de Commissie Blauw, die zei nou ok, dan moeten we het NIOD onderzoek afwachten waar het Srebrenica betreft, maar er is wel reden om een commissie in te stellen om te onderzoeken hoe we als Nederland op missie gaan. Dus hoe de besluitvorming verloopt over het deelnemen aan missies, veel breder genomen, en dus niet alleen naar aanleiding van Srebrenica. Deze commissie moet het toetsingskader evalueren. En die commissie werd in 1990 ingesteld die heette Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen, het TCBU. Deze commissie is voor jullie vraagstuk veel interessanter, omdat de NIOD Srebrenica commissie was vooral een commissie van politieke verantwoording achteraf maar het kabinet was al afgetreden omdat het NIOD onderzoek was gepubliceerd. Maar om een lang verhaal kort te maken: heeft de Kamer dan geleerd, ja want de Kamer heeft sindsdien zich buitengewoon strikt gehouden aan het herziene toetsingskader dat voortkwam uit het TCBU en alle aanbevelingen en de procedure die werd afgesproken, tot dan toe moest de Kamer vaak uit de krant lezen dat het kabinet iets van plan was en toen werd afgesproken overwegen om ergens aan mee te doen en later sturen we een zogenaamde artikel 100 brief. Artikel 100 was inmiddels in de grondwet terecht gekomen en de missie moest volgens dit toetsingskader voldoen aan al die elementen die jullie opschrijven hier, aan al die elementen, 156
even kijken hoor, alle motieven, maar niet alleen motieven maar ook alle afwegingen die zijn gemaakt ten aanzien van bewapening, mandaat, treed je op met grote partners, want je moest nooit meer alleen doen, hoe hard zijn de afspraken voor wederzijdse bijstand en ondersteuning, kun je zelf een exit scenario vormgeven enz. En al die elementen die in het toetsingskader genoemd worden, die horen iedere keer in zo’n artikel 100 brief van a tot z afgewogen te worden. En dat gebeurt dan ook. Dus in zoverre ja, de voorbereiding van de besluitvorming is veel beter geworden, veel explicieter en niet alleen maar in de kamer maar ook in het hele traject daaraan voorafgaand, dus met de militairen, de ambtenaren, enz. Dat wil niet zeggen dat Kamerleden geen domme beslissingen meer kunnen nemen. Want dat kunnen ze altijd en politiek is niet alleen een rationele kwestie waarbij de argumenten op een rijtje worden gezet en afwegingen worden
verhaal onder dat verklaart waarom de besluiten worden genomen zoals ze worden genomen. Dus de Kamer doet ook nog wel eens onverstandige dingen in termen van het toetsingskamer, maar dat is wel eigen aan de politiek.
zal dat altijd blijven? Nee, natuurlijk spelen rationele argumenten een rol en serieuze overwegingen en beleidsvoorbereiding en een artikel 100 brief, en al die punten worden langsgegaan. Maar er zijn ook politieke motieven, er zijn prestigemotieven, er zijn emotionele motieven, we willen de Amerikanen niet voor het hoofd stoten, we willen graag een zetel in de Veiligheidsraad, dat kun je oneigenlijke motieven noemen, je kan ook zeggen ja dat is nou eenmaal de werkelijkheid. Maar al die motieven spelen allemaal een rol bij de vraag om mee te doen. De Partij van de Arbeid die in 2006 wel akkoord ging met de Uruzgan missie, terwijl D66 dat niet wilde, en de PVDA deed dat als het ware om vooruit te lopen op een volgend kabinet waarin ze graag weer met het CDA zitting wilde nemen. Dus weet je, al dat soort dingen speelt gewoon een rol. Dus de politiek is nooit een volledig gerationaliseerd bedrijf, er spelen altijd andere overwegingen, een zo goed mogelijke voorbereiding via zowel militairen, als ambtelijk, als politiek en het kabinet al die stappen langs te lopen, ja niet meer die fouten te laten gebeuren, zoals ze evident bij Srebrenica zijn gemaakt. Maar dat zegt nog niks over de rationaliteit van het besluit van de politiek. En in het NIOD-rapport staat dat de curieuze omstandigheid zich voordeed dat er in de kamer geen debat plaatsvond voordat er werd gekozen om troepen uit te zenden naar Srebrenica, waarom gebeurde dat niet, weet u dat? Nou dat is niet helemaal waar. Er zijn wel voortdurend debatten geweest, alleen er is geen debat
157
alleen door het kabinet, maar ook door de media in Nederland en door politici in Nederland die zeiden, we kunnen dat toch niet op zijn beloop laten, we moeten wat doen. Er is heel erg aangedrongen om deel te nemen op een stevige manier, alleen hadden we geen idee wat nou precies met stevig bedoeld moest worden, maar op een overtuigende manier wilden we naar Bosnië toe. Toen eenmaal die operatie in de steigers werd gezet in het najaar van 93, toen naar Sarajevo en uiteindelijk bleef Srebrenica over. En toen gingen we op verkenningsmissie naar Srebrenica in november, want we wilden eens even kijken of dat, nou wat daar eigenlijk voor nodig was en of dat wel doenlijk was, en toen is er een delegatie in Tuzla gekomen en dat was het Bosnische deel van Servië en nou toen viel de winter in en toen konden we Srebrenica niet meer bereiken vanwege de sneeuw. En toen hebben ze een beetje op stafkaarten gekeken en nou dat is militair wel haalbaar, terwijl je zit er als ratten in de val, het is gewoon een kom in het landschap. Over de precieze locatie is niet gedebatteerd, want het besluit was al genomen en we konden eigenlijk niet wachten om daar zo snel mogelijk naar toe te gaan, want dan zouden ze op de Balkan ook de vrede kunnen bereiken. Dus er is nooit maar een beetje over nagedacht om niet troepen te sturen, maar u acht het beter als er geen troepen waren uitgezonden? Kijk, het was beter geweest en in die zin, dat was net de vraag, in die zin is er ook wel heel veel van geleerd, niet alleen door Nederland, maar ook internationaal, die Morillon die was daar, die kon niet anders dan te zeggen: “you are now under the protection of the United Nations”. Toen had natuurlijk alles uit de kast moeten worden gehaald, ook door Nederland, maar ook door andere landen en door internationale gemeenschap om zo te zorgen voor een missie die ook kon waarmaken wat beloofd was, namelijk bescherming en niet alleen in Srebrenica, maar ook in de andere safe havens. Ja dat is niet gebeurd. En dat is niet gebeurd omdat de verenigde naties eigenlijk geen ervaring hadden met dit soort van vredesmissies, en dat is weer te verklaren uit het feit dat de verenigde naties dat tientallen jaren amper hadden gedaan, een keer in Libanon geweest maar amper hadden gedaan, en dat kwam weer door de koude oorlog, want die rol was voor de verenigde naties niet weggelegd, maar die werd opgepakt begin jaren 90. Maar men had heel weinig militaire expertise, die is later nog opgebouwd door een paar Nederlanders, door Van Kappen. Die nu eerste kamerlid is voor het CDA en door Patrick Cammaert. Dus die hebben dat militaire bureau van de VN toen vervolgens vormgegeven, maar toen was dat dan niet. Dus zowel in de VN als ook in Nederland gaf men eigenlijk heel weinig sjoege van hoe dat dan eigenlijk moest, het mooie vond ik dat de troepen zaten er al of waren al onderweg en toen vond er nog een diner plaats op het Catshuis met de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties en die zegde toen toe dat er altijd luchtsteun zou zijn. Boutros Ghali was dat toen. Ja Boutros Boutros Ghali. En een ambtenaar die krabbelde dat op een servetje en raakte dat servetje vervolgens kwijt. Later zijn die afspraken wel in een brief terecht gekomen, alleen 158
niemand vroeg zich af, stelt dat ook wat voor die belofte? En de werkelijkheid was dat, ja partijen vertrouwden elkaar onvoldoende dus er was een dubbele sleutel. Boutros Boutros Ghali vertrouwde sowieso niemand, behalve Attachi, zijn vice Secretaris Generaal, die gaf hij een sleutel in handen en daarnaast was er de NAVO sleutel, maar beide moesten worden omgedraaid voordat er mocht worden gebombardeerd. Overigens dat de luchtsteun in juli 1995 uiteindelijk niet kwam lag niet eens aan die dubbele sleutel, dat bemoeilijkte de boel wel, maar lag aan het feit dat de Amerikanen samen met de Engelsen en de Fransen inmiddels samen hadden afgesproken op 28 mei 1995 dat er voorlopig niet meer zou worden gebombardeerd. Maar dat weten we nu pas, dat wisten we toen nog niet. En bent u het ermee eens dat misschien de Nederlandse overheid dat van te voren had moeten inzien dat die dubbele sleutel ineffectief en ook traag zou zijn? Ja, maar ik denk ook dat we nu met zo’n sleutel, met zo’n besluit nooit meer akkoord zouden gaan. Alleen toen hadden we te weinig idee en teveel drive om daar een verschil te gaan maken. Ja dat hebben we niet waar kunnen maken. En dan over die drive, die motieven om te besluiten voor uitzending. In uw parlementaire rapport stelt u dat er een mate van rivaliteit was tussen ambtenaren van buitenlandse zaken en defensie, in de vorm van motieven. Waarop was deze conclusie gebaseerd? Waarom was er dan rivaliteit, zou u een voorbeeld kunnen noemen? bij de besluitvorming over militaire missies, want zij zien defensie als een instrument van buitenlandse politiek. En dus zien zij zichzelf als belangrijker dan defensie. Defensie is een instrument. Maar het politieke beleid wordt door buitenlandse zaken bepaald. Defensie die ziet dat soms anders, tegenwoordig veel meer anders dan toen denk ik, want die hiërarchie in het kabinet die is er eigenlijk nog steeds wel. Het is Koenders die besluit en Hennes die de materialen en de manschappen levert, daar komt het eigenlijk op neer. Maar dat leidt ertoe en dat leidde er in ieder geval toen toe dat er heel weinig communicatie was tussen Defensie bij dit soort zaken, dat is later wel veranderd, ook dat is een les maar toen was de premier nauwelijks betrokken. Nu hebben we het overigens nog over het kabinet Lubbers III waarin dit allemaal zich afspeelde. Dus met Lubbers als premier en later kwam dan Kok. In het najaar van 94 hadden we nog minister Relus ter Beek voor Defensie en minister van Buitenlandse de manschappen ter beschikking werden gesteld. Kooijmans wist, en dat wist hij omdat hij missie was, Ter Beek ging er toen nog van uit dat het een artikel 7 missie zou worden. Hoe kon dat misverstand ontstaan? Dat kwam voort uit dat gebrek aan communicatie tussen Defensie
159
wat ook de verwachtingen waren op dat punt. Maar goed waar waren we gebleven. Verschillende motieven voor uitzending Oh ja, een ander voorbeeld was, het echec van Srebrenica. Heeft Nederland een aantal jaren heel weinig gedaan in internationale missies. Buitenlandse zaken wilde toen op een goed moment weer proberen om in 2000 een zetel in de veiligheidsraad te bemachtigen maar kwam tot de ontdekking dat we eigenlijk heel weinig deelnamen aan internationale operaties en dat moest richten en maar weer eens mee moest doen aan een missie. De missie die daarvoor werd uitgekozen was volstrekt gevaarloze Cyprus, waar al sinds de jaren 60 een scheiding is tussen het Griekse en het Turkse deel. De Britten waren altijd al de leider geweest daar en zij hadden helemaal geen behoefte aan Nederland. Maar Nederland wilde per se weer op de lijst voorkomen van landen die troepen leverden voor de VN operaties en die hebben dus hemel en aarde bewogen bij de Britten om een groep soldaten te mogen leveren 400 geloof ik. En dat is uiteindelijk ook wel gelukt bij de gratie gods van de Britten, maar zo zie je Defensie had er helemaal geen zin en zag ook het nut niet. Buitenlandse zaken wilde dat om een heel andere reden. Defensie daarentegen heeft wel eens omdat een paar Kamerleden een artikel schreven in de krant dat na de volgende verkiezingen er wel weer heel veel extra bezuinigd zou kunnen gaan worden op defensie, gedacht van oh shit, ze komen achter ons aan, we moeten ons weer eens waar maken. Ja een soort bestaansrecht, Voorhoeve en Berlijn wezen daar ook op, dat bestaansrecht van Nederlandse militairen. Precies, om hun bestaansrecht zeg maar weer te bewijzen. Dus kortom, die rivaliteit is er en die is er nog wel en die is hoofdzakelijk op ambtelijk niveau. Kijk en dan hangt het er maar net van af of bewindslieden wel of niet zich laten meesleuren in die ambtelijke strijd. Er is ook die verbinding te leggen en te zorgen dat dat niet tot ongelukken leidt. En dat kan door bijvoorbeeld dus ook openheid? Denkt u dat daardoor die rivaliteit zal afnemen en dat men open zal worden over de motieven van een operatie, over waarom men meedoet. Nou sowieso, kijk in ieder geval moet de Kamer, maar de Kamer heeft natuurlijk ook wel eens boter op zijn hoofd in de zin van dat men zelf ook een beetje hypocriet erin staat. Om die ambtelijke rivaliteit te voorkomen moeten bewindslieden goed samenwerken en om te voorkomen dat dit soort dingen optreden moet de kamer altijd buitengewoon kritisch zijn op de vraag hoe zit dat eigenlijk, werkt het kabinet voldoende samen, en als dat niet zo is, welke rol speelt de premier dan, want die kan natuurlijk de collega’s bij zich roepen en zeggen, ik krijg geluiden dat het daar niet lekker loopt, wat doen we er aan? Oftewel, de eeuwenoude vraag geeft de premier voldoende richting hier. 160
We zouden graag nu overgaan op punt 1 van ons advies. Dit is denk ik een heel belangrijke. Buitenlandafdeling AIVD, je moet met name ook de MIVD noemen, de militaire inlichtingen en veiligheidsdienst. En de buitenlandafdeling van de AIVD ook, maar die concentreert zich bijvoorbeeld in deze tijd veel meer op de moslimterroristen, terwijl als wij weer naar een land gaan dan ligt het meer voor de hand om de MIVD daar een positie te laten opbouwen. Maar dit is een mooi voorbeeld, want Nederland heeft destijds bij Bosnië geweigerd om eigenlijk intelligence te verzamelen, er gingen geen inlichtingenmensen mee, Amerika heeft nog een aantal handige devices aangeboden, boxen aangeboden waarmee je inlichtingen uit het omliggende gebied zou kunnen verkrijgen. Die zijn geweigerd want dan waren we niet neutraal meer, want het omliggende gebied was Servisch en we moesten de Serviërs nog vertrouwen niet waar, dus dat hebben we geweigerd en ook in de dagen commando’s uit het gebied rondom Srebrenica, hebben gezegd dat willen we niet weten. Dus ja, zo naïef zijn we niet meer, nu is intelligence een hele belangrijke, maar het verzekeren van een goede inlichtingenpositie is inderdaad heel essentieel en moet ook gebeuren vooraf. Dus helemaal eens en inderdaad als die niet goed is omdat we die zelf niet hebben, moet je het afstemmen met andere landen. En wie moet daar doorslaggevend in zijn volgens u? Bij inlichtingen gaat over het kabinet, dat kun je niet altijd 1 op 1 delen met de kamer, maar de kamer doet er goed aan om wel te vragen naar de vraag of het kabinet zich voldoende heeft vergewist van het regelen van een goede inlichtingenpositie. En dat kan op verschillende manieren, het kabinet kan niet altijd in detail vertellen hoe dat dan is geregeld. Maar ze kan wel zeggen, wij hebben daar de aandacht aan besteed die het verdient, dus neemt u van ons aan dat wij dat hebben gedaan. En bij het tweede punt gaat het erom dat je een van de landen met een VETO in de veiligheidsraad moet hebben als bondgenoot, dus een van de grote landen, de Verenigde Staten, Frankrijk, Engeland. Duitsland heeft dat niet maar heeft natuurlijk inmiddels wel voldoende gestalte. Denk aan Kabul dat hebben we samen met de Duitsers gedaan, ik denk dat men tegenwoordig NAVO, van zo’n internationale coalitie en ook een groot land is. Dus in die zin is Duitsland voldoet ook. Je zou ook nog kunnen zeggen Rusland, China, maar dat is in deze wereld niet heel erg waarschijnlijk momenteel. En wat zijn precies de redenen voor de hulp van deze bondgenoot? Natuurlijk zou je kunnen zeggen dat het ervoor zorgt dat er meer troepen beschikbaar komen. De kern hiervan is echter niet dat je groter wilt zijn, de kern is dat je politiek meer in de melk te brokkelen wil hebben en op het moment dat het erop aankomt kunt leunen op een ander groot land met meer invloed, meer invloed in de NAVO, meer invloed in de Verenigde Naties, nou 161
meer power. Dat is de kern. Niet de omvang van de strijdmacht die kunt leveren, dat kan ook een rol spelen, maar dat is niet het kernpunt. En dan is het idee dat die voorgemaakte afspraken ook zouden kunnen worden voorkomen, dus dat die verborgen agenda van Frankrijk, Engeland en de VS, als je met hen samenwerkt. Ja, absoluut. Dat is ook nog zo. Dan kan zo’n land niet makkelijk, dan kunnen natuurlijk de andere landen nog altijd wel weer een verborgen agenda hebben, maar in ieder geval weet je dan zeker dat je samenwerkt met een land dat een vinger in de pap heeft op dat niveau. En natuurlijk moeten er ook genoeg eenheden beschikbaar zijn, dus dat er niet maar één vierde of 7000 van die gewilde 30.000 tot 50.000 Ja ok, maar kijk dan hier heb je nou zo’n politieke afweging. Eigenlijk voor bescherming moeten er misschien wel 30.000 mensen naar toe, maar ze komen niet, want de landen zijn niet bereid op dat moment om zoveel mensen in te zetten, af te vaardigen. Heel veel landen waren toen natuurlijk ook bezig met het zogenaamd verzilveren van het vredesdividend zoals we dat toen noemden. De koude oorlog was afgelopen, de spanning in de wereld was grotendeels weg, nou dan kon er ook wel bezuinigd worden op defensie, dus dan gaan we lekker snijden en dan houden we geld over. Dat was wat ze het vredesdividend noemden. En dat werd ook heel erg ondersteund door vredesgroepen en ook door journalistiek, ga zo maar door. Dus de haviken die legden het echt even af tegen de duiven in die tijd, dus die 30.000 die kwamen er niet en dan komt de afweging laten we die mensen dan maar aan hun lot over want er komen niet genoeg troepen, of doen we dan toch maar wat we kunnen. En dan komen allerlei humanitaire overwegingen natuurlijk gewoon om de hoek kijken. En tegenwoordig spelen die humanitaire overwegingen dus een minder grote rol, dan zullen ze zeggen we kunnen niet uitvoeren met de hoeveelheid troepen die we hebben dus we doen de missie niet? Nou tegenwoordig krijgt zo’n punt denk ik veel meer aandacht dan vroeger, want vroeger volgens mij is er in die tijd nooit gesproken over het feit dat de eigenlijk benodigde manschappen er nooit gekomen zijn, dat was pas veel later. Maar ja wij moesten in ieder geval leveren, want als wij zouden leveren dan zouden andere landen ons goede voorbeeld wel volgen, dat was een beetje het idee. Dat was ook waarom het kabinet in 93, ik weet eigenlijk niet meer precies in welk verband, maar in internationaal verband in ieder geval, voorop liep met troepen toe te zeggen terwijl onze luchtmobiele brigade er eigenlijk nog niet helemaal klaar voor was, want die was pas in 92 begonnen, opgebouwd te worden, dat ons kabinet zie die gaan we sturen, in de hoop dat andere landen dan ook wel over de brug zouden komen. Nou die kwamen niet.
162
Wat was dan daarvoor de reden dat ze niet kwamen? Er staat hier dat ze voor eigen belang gaan, dat heeft de heer Voorhoeve gezegd en veel van de landen zagen niets te winnen bij participatie aan de missie in het voormalig Joegoslavië. Kijk om te beginnen de atmosfeer in de wereld was, we kunnen wel een beetje achterover leunen, het gaat nu een stuk beter, de sfeer bij de Verenigde Staten was de Balkan dat is een Europees probleem, dat gaan wij niet oplossen. Daarbij speelde een rol dat Clinton in zijn eerste periode zat en de eerste periode van een Amerikaanse president wil die altijd nog een tweede periode hebben, en die verdient hij niet met buitenlandse politiek maar met binnenlandse politiek. Dus je ziet vaak dat presidenten twee perioden zitten en de tweede fase veel meer aandacht besteden aan de buitenlandse politiek, want dan hoeven ze toch niet meer herkozen te worden, terwijl ze in de eerste periode terughoudender zijn. Dat zie je ook bij Obama. Ja dat zie je ook bij Obama, dat zag je ook bij Clinton, dat zie je eigenlijk altijd. Dus in de Verenigde Staten is buitenlandse politiek helemaal niet zo populair, en zeker op dit moment niet. Maar toen ook al niet. Dus ja Clinton had allerlei nationale problemen. Pas toen hij weer herkozen was kon hij zich permitteren om wereldleider te worden en toen kreeg hij ook in de gaten dat die rare afspraken die in 95 waren gemaakt om in de Balkan de boel de boel te laten, dat die ook op hem terugsloegen en toen was hij ineens wel bereid, maar hij was te laat, om mee te doen aan de grote interventiemacht. Toen hij dat eenmaal ging doen, vanaf eind augustus, toen was twee maanden later was de vrede getekend. Maar als hij dat twee jaar eerder had gedaan, was de vrede misschien ook dichterbij gekomen. Alleen dat zat er niet in. Dus ja en dat ligt voor elk land, ligt dat anders, de Fransen en de Engelsen deden wel mee, maar die werden, die waren toen ook vreselijk vermoeid door de hele Balkan crisis. Daar hadden ze helemaal geen zin in en de steun vanuit de bevolking was ook aan het afnemen en ze raakten hier en daar wat mensen kwijt en zo en ze wilden op de Balkan toch niet luisteren dus er waren ook toen wel geluiden van zet er een hek omheen, gooi er wat wapens in en laat ze het lekker uitvechten. Vooral de Britten lieten dat soort geluiden horen. Toen kwam er ook nog een gijzelingscrisis overheen, er waren 350 blauwhelmen waren door de Serviërs gecaptured en aan lantarenpalen geketend en die beelden zagen we elke avond in het journaal. Dus de steun voor krachtiger optreden in de Balkan nam heen snel af, ook bij politici. Kijk bij politici moet je altijd nadenken, moet je je altijd afvragen wat betekent datgene wat er gebeurt voor hun eigen gezag, prestige en kansen want daarom is een politicus op de wereld, om de volgende keer weer gekozen te worden. Je zou denken hij is net gekozen, hij gaat nu de wereld verbeteren, nee hij wil straks weer gekozen worden. Dit is natuurlijk een beetje cynisch, maar het speelt altijd wel een rol. Hij denkt altijd na wat betekent dat voor mijn positie. En dat is hier ook zo op het binnenhof. Maar goed dat is dus internationaal evengoed zo, dat is ook op het niveau van een land is dat zo. Daarbij komt nog een keer dat Nederland wel heel erg geneigd is om zichzelf op te stellen in het belang van de wereldvrede zal ik maar zeggen, overigens wel graag met het vingertje wappert van wij zullen jullie eens vertellen hoe het moet in de 163
wereld, maar ook bereid is om heel veel geld bijvoorbeeld aan ontwikkelingslanden enzovoort te sturen en andere landen het eigen belang internationaal veel centraler hebben staan en dus allerlei dingen te doen die niet in het belang zijn. Bij het volgende punt gaat het over de legereenheden dat die moeten worden uitgezonden op basis van een mandaat dat voorziet in een sterke bewapening van de militairen. Ja bewapening en bevoegdheden moeten daarbij. Dus daar heeft u net over gesproken, die hoofdstuk 6 of 7 missie van de VN. Ja het hang er natuurlijk wel van af wat je gaat doen he. Als er eenmaal ergens een vrede tot stand is gekomen die nog broos is en je gaat ernaar toe om die vrede te ondersteunen, ben je natuurlijk in een andere situatie dan wanneer ergens gewoon nog keihard gevochten wordt en in beide, dus het hang er wel, je kan niet zeggen, het moet altijd 7 zijn, het mag soms ook 6 zijn met elementen van 7, maar heel vaak moet je tegenwoordig gewoon naar hoofdstuk 7 grijpen, dan is het niet meer een kwestie van bewapening en toerusting, maar het is ook een kwestie tanks. Wij zeiden dat mag niet, dat hoort niet bij de resolutie. Dat had best gemogen, als je het doet dan gebeurt het gewoon. Het gebeurde niet. Maar het gaat dus niet alleen om bewapening maar het gaat ook om bevoegdheden. En in welke zin bedoelt u dan precies? Nou dat je niet alleen maar uit zelfverdediging mag schieten, maar dat je ook kunt optreden op een moment dat de bevolking in gevaar komt. En over het uit gezonden bataljon: is het van belang dat er zorgvuldig wordt gekeken naar de overste daarvan. En dat dus niet iemand die labiel is wordt uitgezonden, zoals critici over Karremans hebben beweerd. Door wie is daar kritiek op geweest? Verschillende artikelen in internationale en nationale kranten wijzen daarop. Jaja, dat is ook een punt. De hele commandostructuur en daar speelt zo’n persoon ook een belangrijke rol, maar het is meer dan dat, wie heeft het uiteindelijke commando, het primaire commando en hoe verloopt de lijn daaronder. Maar ook op het niveau van Nederland moet de gezagsstructuur helder en voldoende krachtig zijn. Karremans lag in scheiding en was eigenlijk nog niet klaar met de opleiding. Wat zijn dan eigenschappen van een goede overste? Nou dat is moeilijk om precies aan te geven, maar hij moet, kijk het hang er ook weer van af in welke situatie je komt, want de leider van Dutchbat 1, ik ben zijn naam even kwijt, maar 164
dat was een mannetjesputter weet je wel en die zei tegen die Serviërs als ze weer eens een konvooi wilden blokkeren, jongen pas op want anders heb je straks helemaal geen tanden meer in je bek en dan gingen ze aan de kant. Dus het is ook een kwestie van een beetje overtuigend overkomen. En Karremans die was eerlijk gezegd, die zat de hele dag op de wc. Die verkeerde in labiele toestand eigenlijk. Toen het zo fout ging bedoel je, een beetje een labiele man. En niet die krachtige man die ook naar buiten toe kon overtuigen, een beetje een watje. En wat natuurlijk door de media heel erg opgeblazen is, dat dus wel. Dus het is zo, maar tegelijkertijd is het ook zo dat hij wel wat tekortkomingen vertoonde. Alleen weet je Defensie zal nu niet meer zo snel iemand die dat soort kenmerken heeft uitzenden naar zo’n missie. Daar wordt misschien ook naar gekeken als er met zo’n artikel 100 procedure overheen gaat, misschien wordt daar dan ook naar gekeken of hangt dat meer door de militaire top ook gekeken in zo’n geval Ook de militaire top heeft hiervan geleerd en zal zich ervan vergewissen dat degene die ze de leiding geven, daartoe ook in staat is. Het is vaak trouwens ook een team he, dus een plaatsvervanger enz. In dit geval wordt de overste een beetje de pispaal natuurlijk Maar ook de militairen niet. Die zaten de hele dag tussen de Bosniërs, die vonden dat hele vervelende mensen. Bovendien die Bosniërs die leverden hun wapens niet in wat eigenlijk de bedoeling was en die braken af en toe uit de enclave ’s nachts om huis te houden in Servische dorpjes in de buurt, dus ja die Bosniërs zagen ze echt niet als de good guys. Dat zijn ze nu wel omdat ze zo massaal vermoord zijn, maar dat waren ze toen helemaal niet en die Serviërs op dat moment, daar hadden ze eigenlijk niet zoveel last van. Er was tot op dat moment 1 dode gevallen aan Nederlandse kant en die was nota bene door een Bosniër neergeschoten om te voorkomen dat hij zou vluchten. Dus die Nederlanders hielden niet zo van die Bosniërs, er zoiets van bad teeth, bad smell, moustache is Bosnian girl. En voor een potje pindakaas lieten ze zich prostitueren zal ik maar zeggen anders hadden ze niks te eten. Dus ja. En dan hebben we het over het luchtwapen, dat ze daarop moeten kunnen rekenen, en dat dat moet worden geleverd door de internationale gemeenschap door een coalitie, een internationale coalitie en niet door dubbele sleutel of door alleen de VN of alleen de NAVO? Nee, eigenlijk moet de commandant ter plaatse of zijn meerdere, maar in ieder geval vanuit het gebied zelf, daar moet een stuk bevoegdheid liggen tot inzet van het luchtwapen, je moet niet 165
gebied moet je de bevoegdheid geven. En dan dus over die motieven waar we het net over gehad en de communicatie tussen de verschillende, oh ja en dan het crisiscentrum, dat was natuurlijk een van de kritiekpunten is geweest dat er een, van Voorhoeve in ieder geval dat er twee crisiscentra waren, eentje in de Koningin Julianakazerne, eentje in de bunker en dat de informatieverwerking tussen deze twee niet goed ging. En dat een deel Nee, dat klopt je had toen eigenlijk de verschillende krijgsmachtdelen, dus de landmacht, de luchtmacht, de marine en de marechaussee die hadden elk hun eigen crisiscentra en daarnaast had je nog een crisiscentrum op defensie en dan was de CDS, CDS staat nu voor commandant der strijdkrachten, maar stond toen voor chef defensie staf geloof ik, maar die had eigenlijk niet zoveel te zeggen. Nu heeft hij dat wel, nu is die ene man de baas over de militairen. Is dat een gevolg geweest van Srebrenica? Ja. Wat zijn de voordelen van de Commandant der Strijdkrachten boven de Chef Defensie Staf, waarom is dat effectiever? Hij is de sparringpartner van de minister, en het is een eenhoofdige leiding, in plaats van vijfhoofdige leiding. Dus gewoon 1 iemand de baas. En er is ook nog steeds een commandant van de landmacht en een commandant van de, maar is onderschikt aan de Commandant der Strijdkrachten. En dat was vroeger anders. worden geëvalueerd door een commissie bestaande uit parlementariërs en militair deskundigen. Ja, overigens gaat het zo dat nou ja, kijk parlementariërs zijn geen deskundigen, wat verstandiger is denk ik om een vredesoperatie te laten evalueren wel door een commissie waarin militair deskundigen zitten en bestuurlijk deskundigen, ambtelijk, wetenschappelijk, en alle mogelijke disciplines die daarbij een rol kunnen spelen, het hang er een beetje van af waar het over gaat, maar altijd om lessen te leren, wat ging er goed, wat ging er fout en daarna is het aan het parlement het laatst woord om zo kort te bespreken en om ook te besluiten of zo’n rapport de lessen bevat die geleerd moeten worden en hoe je daar verder mee om gaat. Je zou dat voorlaatste punt zou je ook kunnen combineren met die evaluatie, want je moet altijd op zoek zijn naar lessen en niet alleen maar op militair niveau, op landen niveau, maar ook op politiek niveau, omdat een les wordt pas echt geleerd op het moment dat ook het parlement het als het ware verinnerlijkt, waarbij een probleem altijd is dat, stel je bent als politicus ben je betrokken bij de uitzending, je ziet de uitzending ook lopen, er gaan dingen goed er gaan dingen minder goed, het is klaar, er komt een evaluatie en dan komt die evaluatie in het parlement en dan is die politicus al lang weer vertrokken, dan zit er een ander. Die denkt 166
oh die evaluatie van vroeger doen we niet, we gaan aan een nieuwe missie beginnen, maar wat nodig is wel is dat als het ware het laten beklijven van de lessen die zijn geleerd. Omdat het over zulke belangrijke dingen gaat, bijvoorbeeld mensenlevens. Hoe zou je dat kunnen verwerken in een advies, dus dat er altijd veel aandacht moet zijn voor dat verwerkingsproces? Ja, en dat het altijd gaat om de vraag welke lessen te leren zijn. En dat heeft verschillende dimensies, het heeft een militaire dimensie, nou dat moet je natuurlijk borgen in de hele militaire structuur. Het heeft een beleidsmatige dimensie, zeg maar waar ambtenaren over gaan, wat hebben zij goed en niet goed gedaan, ook in internationaal opzicht bijvoorbeeld. En het heeft een politieke dimensie, waar heeft de politiek eventueel steken laten vallen. En hoe is dat te voorkomen. Heel vaak is het een kwestie van kennis, heel vaak is het een kwestie van zorgen dat die kennis op het juiste moment beschikbaar komt, bijvoorbeeld aanpassing van de voorschriften van de artikel 100 brief. Dat je zegt dit zijn aspecten die zouden zo maar morgen weer kunnen voorkomen, maar daar hebben we nooit aandacht aan besteed toen we het besloten, dus we vinden dat voortaan bij die artikel 100 brief wel expliciet moet worden vanuit de illusie dat politici dan automatisch een goed besluit nemen want ik heb net al gezegd, politici maken altijd een afweging op basis van de overwegingen van het moment en dat zijn soms ook hele opportunistische overwegingen. Maar je kan wel zorgen dat onze soldaten de best mogelijke omstandigheden krijgen. Een paar jaar geleden hadden we de Kunduz missie, daar was heel veel aandacht besteed aan om de Partij van de Arbeid een lesje te leren, maar ze hadden er niet bij stilgestaan dat er gepantserde containers nodig waren om te voorkomen dat je daar door een mortiergranaat alsnog werd omgelegd. Dus ja het is gewoon van belang, hoe bouw je zo’n compound op, en ik vind dat aangezien het om mensenlevens gaat, kinderen van andere mensen, dat is, hoe oud zijn jullie 17, 18, jullie zouden bij wijze van spreken zo uitgezonden kunnen worden naar Kunduz, naar Afghanistan of wat ook. Dan ben je als politicus tegenover jullie en je ouders en je hele familie verantwoordelijk om te zorgen dat je maximaal je werk hebt gedaan en dat je je niet hebt laten leiden door allerlei opportunistische en vaak onzinnige binnenlandse motieven. U zegt dus eigenlijk dat bij Kunduz in zekere zin niet gebruik is gemaakt van wat in Srebrenica is geleerd. Nee, nou ja nee, want daar speelde eigenlijk weer hele oneigenlijke motieven een rol om daar te willen gaan trainen, er was eigenlijk niemand die daar behoefte aan had, wij hadden door binnenlandse politieke redenen behoefte aan om te laten zien dat D66 en CDA en Groen Links toch echt redelijk waren en bereid waren om samen met de VVD een internationale presentie in Afghanistan op te bouwen, ok, Uruzgan was verlaten, doodzonde riep iedereen want ja daar hadden we zoveel opgebouwd, maar laten we dan tenminste laten zien dat we onze rug niet naar de wereld en ook niet naar Afghanistan keren maar dat we daar bereid zijn om iets nieuws 167
te gaan doen. Maar dat was vooral vanwege binnenlandse overwegingen en niet omdat de Amerikanen daarom roepen op zo. Er is geen weerspraak geweest vanuit de Kamer? Ja, de PVDA die zijn wonden zat te likken in de oppositie. Ik bedoel zo gaan die dingen. En toen was er inmiddels een regering van VVD, CDA en PVV als gedoogpartij gekomen in 2010. Maar goed toen waren jullie nog met de eerste lessen latijn bezig. Dat zei mijnheer Berlijn ook dat je eigenlijk, zeker voor Srebrenica, daar heeft de Nederlandse luchtmacht eigenlijk nutteloos was daar. Is het ook belangrijk dat er getrainde luchteenheid meegaat naar een missie. Ja, maar niet alleen dat, kijk je moet ook wel het verschil in beroep accepteren, militairen hebben verstand van militaire operaties, daar moet je ze maximaal ook de ruimte voor geven, ze adviseren en als politicus besluit je, maar het is een beetje raar om als politicus te zeggen nou wij weten het beter, we geven je meer helikopters mee dan je wil. Daar hebben politici geen verstand van, politici hebben überhaupt van heel weinig dingen verstand, behalve van politiek. Nee, politici hebben verstand van, nou ja misschien zijn ze leraar scheikunde geweest of zo en dan heb je toevallig veel volgers van de PvdA grootgebracht en dan mogen ze in de kamer op een goed moment en dan moeten ze ineens gaan besluiten over dit soort dingen, ja dan kan je niet verwachten dat ze heel veel verstand hebben van dit soort dingen. Je moet alleen zorgen en borgen in de hele beleidsvoorbereiding dat wel de juiste dingen op tafel komen zodat die politici zo’n besluit ook mee kunnen maken en enigszins verantwoord ja of nee kunnen zeggen. Dus denk niet dat die politici zelf, er is natuurlijk wel een verschil, maar dat die zelf nou over zoveel kennis beschikken, ze moeten altijd besluiten nemen of meenemen samen met hun fractiegenoten, kabinetsgenoten over dingen waar ze de ballen verstand van hebben, altijd. Je moet niet deskundigheid eisen en wensen van parlementariërs en zeker niet als het gaat om militaire zaken, dus dan moet je zorgen dat maar je moet dus wel het moment creëren waarop de militairen als het ware afgerond advies geven, dat doe je in zo’n artikel 100 brief waar een politicus dan ja of nee tegen kan zeggen. Maar het is een beetje onzinnig als een politicus zelf nog weer wat helikopters gaat meesturen, want daar heeft hij gewoon geen verstand van.
168
169