Voorwoord 2008. Iedereen heeft haast. Iedereen is druk. Iedereen is bezig met z’n eigen ding. Nog nooit was de wereld zó individualistisch als nu. Veel mensen weten niet eens wie hun buren zijn. Ze hebben geen flauw idee wie er naast hen woont. Of boven hen. Nooit gezien, nooit gesproken. De samenleving is, met name in de grote steden, verworden tot een langs-elkaarheen-leving. En dat is diep en diep triest, want als mensen elkaar niet kennen, is er ook geen begrip voor elkaar. Geen sociale controle. Geen gezellige buurvrouw, die elke dag even bij wat mensen langs gaat om te kijken of alles goed gaat, geen handige buurman, die even een lekkage verhelpt bij het omaatje op de hoek. Eens was Nederland het land van de tegeltjeswijsheden. ‘Een goede buur is beter dan een verre vriend’ of ‘Gezelligheid kent geen tijd’ prijkte in talloze huiskamers aan de muur. Anno 2008 lijkt ‘Ieder voor zich’ het adagium. Volgens schattingen voelen meer dan een miljoen Nederlanders zich eenzaam. 200.000, voornamelijk oudere mensen, zijn zelfs extreem eenzaam. Het zijn ontluisterende cijfers. Gelukkig is er ook een tegenbeweging aan de gang. Overal duiken kleinschalige initiatieven op, om de spiraal van verkilling en individualisering te doorbreken. Gestart door geëngageerde mensen, die zich niet willen en kunnen neerleggen bij een ‘recht van de sterkste-maatschappij’. Eén van die initiatieven heeft u nu in handen. Een groep jongeren van de Hogeschool INHOLLAND is, met een camera en blocnote, de wijk Kreekhuizen in IJsselmonde ingelopen. Ze hebben mensen gefotografeerd, hun verhalen opgetekend en gebundeld in dit prachtige boekje, dat overal in de wijk zal worden verspreid. Het is een unieke manier van mensen uit de anonimiteit halen en elkaar leren kennen. Ik vind het fantastisch dat juist jongeren dit initiatief hebben genomen. Zij beseffen dat de maatschappij wordt gemaakt door de mensen. Álle mensen! En, één van de meest rake wijsheden die ooit op Delfblauwe tegeltjes zijn gedrukt, is gelukkig: ‘De jeugd heeft de toekomst’!
Sander de Kramer 1.
Inhoudsopgave
Inleiding
Inleiding ........................................................................................................ 3 Het buikdansvirus ....................................................................................... 4 De dierenvriend .......................................................................................... 8 “Geen woorden, maar daden” ................................................................ 12 Turkse passie ............................................................................................... 16 Dansavond ................................................................................................... 20 Een mens onder de mensen ...................................................................... 24 Ontwikkelingen in de kijker ...................................................................... 28 Een echte beestenboel ............................................................................... 32 Kaartspel voor gevorderden ..................................................................... 36 De stille papegaai ........................................................................................ 40 Colofon ......................................................................................................... 44
Wat is “passie”? Een bijzondere affectie voor iets? Een speciaal persoon in uw leven? Of een activiteit, een hobby misschien? In de van Dale staat het als het volgt: Pas’sie (
Nienke Roos Angela Jasper Clemens 2.
3.
Het buikdansvirus
Marianne Kooren
“Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd voor een interview, maar goed, ik heb het beloofd.” Marianne Kooren heeft het druk. Ze heeft dan ook wat in te halen: haar passie ontdekte ze pas op haar zevenendertigste. Toen volgde ze voor het eerst een cursus buikdansen. De lerares zag dat ze talent had en vijf jaar later richtte ze haar eigen buikdansschool op. Nu, nog eens vijf jaar later, besteedt ze hier nog even veel tijd aan als op de eerste dag. Marianne heeft bijna haar hele leven in Kreekhuizen gewoond, maar woont sinds een aantal maanden in Barendrecht. Een nieuw huis, maar haar kantoor is nog steeds in Kreekhuizen. Het kantoor van de stichting Bellydance Foundation. Dansen deed ze wel al langer, vooral op klassieke muziek en jazz. Gelukkig wel, want alleen door te dansen kan ze de stress van zich afschudden en dat is hard nodig want aan de stichting heeft ze haar handen vol. De stichting wordt door vrijwilligers gerund en verzorgt cursussen, workshops en voorstellingen. Het loopt goed, want buikdansen wordt steeds populairder, zowel onder jongeren als onder ouderen. Leeftijd speelt dan ook geen rol. “Iedereen, iedereen kan het leren. Veel verschillende soorten mensen komen er op af. Dik, dun, jong en oud en in alle kleuren. Maar wel vooral vrouwen, en dat terwijl mannelijke buikdansers bij vrouwen heel populair zijn.” Dat het voor alle leeftijden is, wil nog niet zeggen dat het makkelijk is. “Sommigen hebben het door na zes lessen, en sommigen leren het nooit. Maar wat ze gemeen hebben, is dat ze totaal in de dans op kunnen gaan. Ze vergeten hun zorgen, maar daarnaast worden ze er ook kwetsbaarder van. Na een aantal lessen zie je dat ze vrouwelijker en zekerder van zichzelf worden. ”
4.
“Wanneer ze sensueel in de huiskamer stond te dansen, belden de buren soms aan om te zeggen dat iedereen haar kon zien.”
5.
Eigenlijk wordt zo’n beetje alles wat in de buurt van Marianne komt, door haar passie geïnfecteerd, als door een buikdansvirus. Haar vriend, die de muziek ooit nog ‘kattengejank’ noemde, werd er uiteindelijk ook door gegrepen. Als secretaris van de stichting is hij nu nauw betrokken bij haar passie, en haar zoon trommelt op zijn Darbuka mee bij de optredens van zijn moeder. Dat is een percussie-instrument dat zij ooit voor hem meebracht uit Egypte, waar ze was voor een cursus buikdansen. Dit gaat hem zo goed af, dat hij hier onlangs mee werd toegelaten op het conservatorium. Vanzelfsprekend staat ook haar huis in het teken van buikdansen. Oriëntaalse kleuren sieren de woning. Oosterse lampen, mystieke maskers, en op het eerste gezicht een Perzische kat. Bij navraag blijkt het een heilige Birmaan te zijn. Zo is de kat de enige in huis die niets met buikdansen te maken heeft. De luxaflex is dan weer een ander verhaal. Deze is geschilderd in dezelfde oriëntaalse kleuren als het huis, met name in rode en roze tinten. In het vorige huis in Kreekuizen kreeg ze haar oude luxaflex nooit dicht. Wanneer ze sensueel in de huiskamer stond te dansen, belden de buren soms aan om te zeggen dat iedereen haar kon zien. Tevergeefs, want het kon Marianne weinig schelen.
6.
Buikdansen verbindt voor Marianne niet alleen familieleden en vrienden. Het verbindt ook culturen: ”Mensen uit de wijk die zich schichtig opstellen ten opzichte van “andere” bewoners, leren hier tijdens de lessen elkaar te waarderen. Marokkaanse vrouwen kunnen beter met hun heupen bewegen, maar Nederlandse vrouwen hebben de stapjes sneller onder de knie. Ze hebben elkaar nodig om het te leren.” Marianne blijft er druk uitzien als ze over haar passie vertelt. Het interview duurt inmiddels veel langer dan gepland. Ze is de tijd vergeten: “ Buikdansen is mijn lust en mijn leven en ik doe er alles voor. Buikdansen leert vrouwen lef te hebben, en niets kan mij meer voldoening geven dan als ik ze daarbij kan helpen.” Wanneer ik uiteindelijk vertrek, zie ik haar in gedachten nog lang dansen achter de luxaflex. Het moet een hardnekkig virus zijn. Tekst: Jasper van den Blink
7.
De dierenvriend
Teun Hubrechtse
Wanneer je het terrein van de speeltuin in Kreekhuizen oploopt, staan de kippen, eenden en honden al klaar bij de poort om je te verwelkomen. Wanneer je wat verder loopt komen vanzelf de konijnen, geiten en vogels tevoorschijn. Nog iets verder zie je langzaam wat houten speeltoestellen opduiken. Ook staat er een groot gebouw met een gele deur, de kantine van de speeltuin/kinderboerderij. We zijn op zoek naar Teun, want hij is hier vier dagen per week werkzaam als beheerder en verzorger. Aangekomen bij de kantine vliegt de gele deur open en stapt Teun naar buiten. Druk in de weer, maar toch verblijd met ons gezelschap, nodigt hij ons meteen binnen. Zijn eigen honden Bruce en Sjoeka, een grote Duitse Staander en een kruising tussen een Rottweiler en een Jack Russel, dribbelen enthousiast achter hem aan. Binnen is het lekker warm en de thee staat al klaar. Teun werkt al twintig jaar op de speeltuin. “Toen ik hier kwam werken, was het een soort verkapte parkeerplaats: geen groen, geen dieren. Alleen een paar straatklinkers met wat toestellen erop.” Op een gegeven moment werd de speeltuin gerenoveerd en gemaakt tot wat hij nu is. In de loop der tijd kwamen ook de dieren. Sommige worden gekocht van het geld van de speeltuin, andere dieren worden geruild. Ook koopt Teun zelf af en toe een dier. ‘‘Ik heb van mijn hobby mijn werk kunnen maken.’’
“Ik heb van mijn hobby mijn werk kunnen maken.”
Teun verteld dat hij van huis uit gewend is om altijd dieren te hebben. Elk lid van het gezin mocht dieren houden maar iedereen moest er wel zelf voor zorgen. ‘’In de zomer mocht je een konijn hebben, maar je moest er wel rekening mee houden dat deze met kerst gewoon op tafel stond.’’
8.
9.
“Ik heb geen dag zonder dieren, soms vraag ik me af hoe het zou zijn zonder dieren, ik weet gewoon niet beter.” Soms heeft Teun door zijn werk meer met dieren te maken dan met mensen, maar hij prefereert de omgang met dieren niet boven die met mensen. ‘’Ik heb ‘feeling’ met dieren, alles wat ik met dieren doe, lukt wel.’’ De vrijheid die het werk met zich meebrengt vindt hij heerlijk, maar vrijheid is wel de verantwoording van je eigen daden aankunnen, aldus Teun.
Als er een dier overlijdt, heeft hij daar best last van. “Vooral met honden, die heb je zo’n lange tijd bij je, daar ben je enorm aan gehecht.” Het komt af en toe ook voor dat zijn jonge valken opgegeten worden door hun ouders. Teun vindt dat als je van dieren houdt, je ook de keerzijde moet zien en accepteren dat het beest dood gemaakt wordt of doodgaat. “Bijvoorbeeld met inslapen: laat je hem door sukkelen voor jezelf of verlos je hem uit z’n lijden?”
Het zou volgens hem enorm botsen wanneer hij een partner zou treffen die niet van dieren houdt. “Het zou gewoon niet gaan.” Gelukkig voor Teun is zijn vriendin wel een enorme ‘dierenvriend’. Ze is helemaal gek van paarden en Sjoeka, de kleine viervoeter, is ook met zijn vriendin meegekomen.
Een favoriet dier heeft hij niet persé, wat hij wel enorm vertederend vind, zijn jonge valken. Sowieso vindt hij valken de aantrekkelijkste roofvogels. “Ze hebben een zachtere uitstraling dan haviken.” Katten hoeft hij zelf niet perse te hebben. “Het zijn gewoon niet mijn dieren, ik heb ook altijd dieren gehad die niet stroken met katten.”
Teun moet toegeven dat het leven met dieren zijn beperkingen geeft. Nooit kan hij eens zomaar op vakantie gaan of een dagje weg. Er moet altijd wel iemand zijn om op zijn honden en roofvogels te passen. Roofvogels? Ja, want een van zijn grote hobby’s is ook jagen. Omdat hij jagen enorm leuk vond, zocht hij andere manieren om op wild te jagen. Hij kwam uiteindelijk uit bij roofvogels. Hij begon er mee te fokken en mag zichzelf nu dan ook valkenier noemen. In zijn achtertuin heeft hij een volière met verschillende haviken en valken. Hij kweekt zelf met de dieren en richt ze ook zelf af. Ook heeft hij veel shows gegeven in Nederland, België en Frankrijk. “Ik ben niet iemand die er mee te koop loopt dat ik valkenier ben, veel mensen zitten toch niet op die verhalen te wachten, met valkeniers onder elkaar doe ik dat natuurlijk wel.” Iedere zaterdag trekt Teun met zijn roofvogels naar diverse plekken in Nederland om te jagen. Hij doet dit alleen op plekken waar teveel wild zit, meestal konijnen. Misschien is het jagen een vreemde combinatie met zijn passie voor dieren, maar Teun vindt “dat men de natuur moet nemen zoals hij is.’’
10.
Over vier jaar is Teun klaar met werken en gaat hij de VUT in. Hij laat dan iets achter wat hij zelf heeft opgebouwd. “Ik zou het niet leuk vinden wanneer het zou eindigen, maar ik zou er niet wakker van liggen.” Het ligt er ook aan wat ze met de speeltuin gaan doen. Als ze opeens bepalen dat hij opgeheven wordt, zal hij er wel bij helpen om dat tegen te houden. “De speeltuin is een deel van mijn leven.” Tekst: Nienke Poelsma
11.
“Geen woorden, maar daden”
Theo van Mourik
Aangekomen op het terrein van de Rotterdamse voetbalvereniging L.M.O. (Linker Maas Oever) in Kreekhuizen, krijg je meteen in de gaten dat hier hard gewerkt wordt. De velden glanzen prachtig in de zon en het terrein eromheen ligt er ook keurig bij.
“Ik zal het blijven doen tot het niet meer gaat.”
In de verte, aan de andere kant van het veld, is Theo hard aan het werk. Hij is, als een van de vijf vrijwilligers, vier dagen per week aanwezig op de vereniging. Wat dichterbij gekomen hoor je de radio op de achtergrond wat vrolijke popliedjes afspelen. Hij is hard bezig met het schoonmaken van de reclameborden langs het veld. Pas wanneer hij zijn naam hoort, heeft hij in de gaten dat er bezoek voor hem is. Voetbal is zijn passie. Het begon allemaal als kind. Hij was een jaar of acht en speelde samen met zijn vriendjes elke dag een potje voetbal op het Afrikaanderplein, waar hij woonde met zijn ouders. “Ik vond voetbal helemaal geweldig.” Na een tijdje op straat gevoetbald te hebben, werd hij op zijn twaalfde lid van de voetbalvereniging. Heel wat jaren later werd hij door een vriendin van zijn vrouw getipt over L.M.O. Kreekhuizen. Zij speelde er al enige tijd en raadde hem deze vereniging aan. Theo woonde toen nog in de deelgemeente Pendrecht, dus de afstand was geen probleem. Uiteindelijk werd hij op zijn 22e lid en is dat tot op de dag van vandaag, ruim 40 jaar later, nog steeds. In de tijd dat Theo bij L.M.O. speelde heeft hij altijd in het eerste elftal gespeeld. Op zijn 32e raakte hij zwaar geblesseerd aan zijn knie. Voor hem ging niks boven het voetballen zelf, dus de klap was enorm toen hij wist dat het definitief over was.
12.
13.
“Het ging gewoon echt niet meer.” Maar hij kon niet te lang bij de pakken neerzitten. “Op een gegeven moment stap je er overheen.” Hij is toen leider geworden van verschillende elftallen. Theo heeft altijd in de metaalbewerking van kranen op schepen gezeten. Dit heeft hij ruim vijfenveertig jaar gedaan totdat hij op zijn eenenzestigste in de VUT ging. Omdat hij niet thuis achter de geraniums wilde gaan zitten, werd hij vrijwilliger in plaats van elftalleider. Theo is hier zondags met alle wedstrijden, maandag, dinsdagmiddag en avond, en donderdag de hele dag. Zijn taken zijn het schoonhouden van de terreinen, het uitvoeren van klusjes en het wassen van de tenues. Ook is hij nog begeleider van het eerste elftal, hij zit elke wedstrijd naast de trainer in de dug-out. ‘’Ik volg hier eigenlijk wel alle wedstrijden.” Op de vereniging spelen ook veel kinderen uit de wijk. Er zijn tien jeugdelftallen, acht senioren- en één meisjesteam. Theo heeft de afgelopen jaren de samenstelling van de vereniging wel zien veranderen, maar dat maakt hem niet veel uit. “Ik ben niet van vroeger was alles beter, het is maar net hoe je er zelf mee omgaat.’’ L.M.O. is dan ook een ‘pro-multiculturele’ voetbalvereniging, ze stellen zoveel mogelijk gemixte teams samen. “Het maakt hier niet uit wat voor etnische achtergrond je hebt, iedereen is hier welkom.”
14.
Tegenwoordig woont Theo in Zwijndrecht, en dat is niet echt naast de deur. Hij rekent voortaan ook maar niet meer uit hoeveel hij iedere keer kwijt is aan benzine. “Ach, een hobby kost geld.” Maar Theo zou er ook niks voor willen hebben. “Zodra ze me gaan willen betalen, stop ik ermee.” Omdat hij vijfenveertig jaar lang voor een baas heeft gewerkt, wil hij tegenwoordig niemand meer boven zich hebben die hem vertelt hoe hij iets moet doen. “De enige die af en toe nog de baas over me speelt is mijn vrouw.” Als echte Rotterdammer is Theo fervent Feyenoordfan. Op televisie volgt hij alle wedstrijden, soms tot grote ergernis van zijn vrouw. “Ze wordt er af en toe doodziek van.” Als het even kan, gaat hij ook naar de wedstrijden in het stadion. Vaak is dit niet mogelijk, omdat L.M.O. een zondagvereniging is, dus dan moet er gekozen worden. L.M.O. gaat dan voor. Theo vindt het werk als vrijwilliger heerlijk om te doen, hij kan zo dagen vullen met zijn passie: “Ik zal het blijven doen tot het niet meer gaat.” Tekst: Nienke Poelsma
15.
Turkse passie
Seher Çakmak
“Sorry, maar mijn Nederlands is niet zo goed.” De tengere Seher Çakmak excuseert zich vriendelijk, in gek genoeg perfect Nederlands. Seher is al vijf jaar in Nederland. Daarvoor woonde ze in het plaatsje Aksaray in Turkije, vlakbij de hoofdstad Ankara. Inmiddels woont ze al drie jaar met haar familie in Kreekhuizen. Er bestaan helaas allerlei vooroordelen over mensen van Turkse afkomst die zich hier in Nederland vestigen, terwijl Seher iemand is die zich heel snel heeft kunnen aanpassen aan de taal en de cultuur hier. Ze heeft één jaar taalschool gevolgd en zit nu in het derde jaar van haar studie SPW (Sociaal Pedagogisch Werker) aan het Albedacollege. Naast haar studie heeft ze ook een bijbaan in de keuken van een ziekenhuis. Ze heeft het zo druk dat ze eigenlijk geen passie kan bedenken. En toch…ze begint te glunderen wanneer ze vertelt over wat ze met haar studie SPW wil bereiken. Het allerliefst wil ze namelijk met babies werken. Ze lacht op de vraag waarom dan. “Babies zijn gewoon heel leuk!” Haar droombaan is dan ook om te werken bij een kinderdagverblijf. Ze zou ook best een kinderdagverblijf in Kreekhuizen willen opzetten, maar ze twijfelt aan de haalbaarheid hiervan. Er zijn juist veel oudere mensen in de wijk, hoewel Seher vertelt dat ze in de drie jaar dat ze in Kreekhuizen woont, wel begint te merken dat het steeds drukker wordt. In het begin vond ze het heel stil in de wijk, maar tegenwoordig komen er steeds meer jonge gezinnen met kinderen. Misschien is het idee dus wel haalbaar.
“Babies zijn gewoon heel leuk!”
16.
17.
Ze praat rustig en weloverwogen en blijft toch volhouden dat haar gesproken Nederlands haar zwakste punt is, terwijl dit echt niet te horen is. “Soms kan ik niet de juiste woorden vinden,” legt ze uit. “Dan bedenk ik eerst wat ik wil zeggen in het Turks en probeer ik het te vertalen naar het Nederlands, maar dan merk ik ineens dat ik een bepaald woord niet weet.” Een cursus spreekvaardigheid zou wellicht helpen, maar ze heeft het op dit moment te druk. Seher vindt Kreekhuizen een leuke wijk, maar niet veilig. Iemand heeft bij haar thuis ingebroken en heel het huis overhoop gehaald op zoek naar geld. Uiteindelijk was er gelukkig niks gestolen, maar de schrik zit er goed in. Ze durft vanwege het incident eigenlijk niet meer alleen thuis te zijn. Voor zover zij weet, heeft de politie bovendien nooit de dader gevonden. Desondanks blijft Seher de wijk leuk vinden, zozeer zelfs dat ze er graag blijft wonen. Vooral in de zomer is het een hechte buurt, maar ook in de winter komen enkele Nederlandse buren regelmatig langs om thee te drinken. Ook haar familie heeft goed contact in de wijk. Net als Seher zelf is haar moeder erg sociaal en vindt zij het ook leuk om met mensen in contact te komen. Ze heeft weliswaar wat meer moeite met de Nederlandse taal, maar dat compenseert ze met gebruik van universele gebaren en mimiek. Seher vindt het leuk om met babies te werken, maar ze kan ook goed omgaan met mensen in het algemeen. Ze voelt zich echt betrokken bij Kreekhuizen en zou ook graag meedoen met Project Ont-moeten. Kortom, deze jonge vrouw is iemand met zeer veel passie, vooral voor de mensen om haar heen. Tekst: Clemens Roubos
18.
19.
Dansavond
Lijdie Brongers
Mevrouw Brongers neemt voorzichtig een slokje van haar koffie. Ze zit in de kantine van de 55+ flat De Kreek. Om haar heen is het een drukte van jewelste. Stoelen en tafels zijn aan de kant geschoven om midden in de zaal ruim baan te maken, want vanavond is het dansavond. Mevrouw Brongers houdt van dansen. Een groep dames en een enkele heer heeft zich naar beneden begeven. Ze zitten aan de kleine ronde tafels in de kantine. Sommigen moeten van ver komen, de elfde verdieping, voor een ander valt het mee: de tweede verdieping, dat is te doen met de trap. Mevrouw Brongers is in het gezelschap van vijf vriendinnen. Ze kletsen druk met elkaar terwijl achter hen de eerste dansers zich op de vloer wagen. Leo is van de muziek en draait alles waar op gedanst kan worden, dansmuziek dus, zo zegt hij zelf. “Kisses for me, save all your kisses for me” schalt het vrolijk uit de boxen. Het dansechtpaar dat de avond verzorgt, is soepel in de heupen en begeleidt de bewoners van De Kreek bij het leren van de danspassen. Er wordt van alles gedanst op deze avond, zoals Engelse wals, foxrot en linedance. In een vlot tempo leidt de dansinstructeur zijn partners de zaal door. Met pretogen slaat mevrouw Brongers het tafereel gade. De dames aan haar tafel betreden nu ook één voor één de dansvloer. “Jij moet ook nog een dansje doen”, wordt haar toegeroepen, en daar gaat ze. Zichtbaar genietend danst ze samen met haar partner de zaal door. Opvallend is dat de heren vanavond in de minderheid zijn. Daarom danst mevrouw Brongers de mannenpartij. Ze leidt haar partner netjes de goede kant op. Maar waar zijn de mannen dan gebleven?
20.
“Zichtbaar genietend danst ze samen met haar partner de zaal door.”
21.
Meestal gaan ze samen biljarten in een zaal naast de kantine. Of ze komen borrelen tijdens een bridgeavond. “Pas was er hier een nieuwe man gekomen,” grinniken de dames als ze weer aan tafel zijn geschoven, “hij had een roos meegenomen, maar waar is hij nou? Weet jij daar meer van?” Lachend kijken de dames één van hen aan. Die haalt haar schouders op, ze weet het niet, en ze zal er niet minder plezier om hebben vanavond. In de Kreek is elke avond wel wat te doen, vertelt mevrouw Brongers. Dansen, sjoelen, bingo, bridgen, klaverjasfeest. Alleen de donderdag staat nog open. “Dat gaat waarschijnlijk een bonte avond worden, waar iedereen laat zien wat hij kan. Dan worden we ontdekt en komen op RTV Rijnmond”, wordt er aan tafel gegrapt. De dames zijn intussen van koffie overgestapt op fris dat ze gehaald hebben aan de bar van de kantine. Mevrouw Brongers staat daar één keer per week achter van één tot vijf, om haar medebewoners van een drankje te voorzien. Met haar vijfentachtig jaar is dit een hele klus, maar ze doet het met plezier. Een vrouw zwiert galant aan de tafel van de dames voorbij.“Wat ga je weer tekeer”, wordt haar toegeroepen. Voor mevrouw Brongers is het mooi geweest voor vanavond, maar volgende week is ze weer van de partij! Tekst: Roos Boers
22.
23.
Een mens onder de mensen
Anneke Kranendonk
Anneke weet niet zo snel een passie te bedenken. Op de vraag of zij misschien van dieren houdt, lacht ze: “Nou, ik heb een zwerfkat in de tuin.” Tijdens het gesprek komt echter aan het licht dat zij vrijwilligster is bij de kerk. Dit werk doet zij nu al ongeveer vijf jaar en ze zet zich hier erg voor in. Iedereen heeft zijn eigen taak. De een gaat over de gemoedstoestand van personen, maar zij is meer voor de gezelligheid vertelt ze. Als ze vertelt over een slechtziende vrouw in de wijk, merk je dat ze waarde hecht aan haar vrijwilligerswerk. Ze bezoekt mensen die eenzaam zijn of die ziek zijn en mensen die gewoon even hun verhaal kwijt willen of bijvoorbeeld hulp nodig hebben met boodschappen doen. Ook tijdens haar werk gaat Anneke veel met mensen om. Ze is ambtenaar op afroep bij LCC Larenkamp –een lokaal cultureel centrum. Zij werkt ongeveer 28 uur per week. Haar gezicht betrekt: doordat zij geen vast rooster heeft, is haar vrijwilligerswerk helaas niet goed te combineren met haar werk. Je ziet dat zij dit erg jammer vindt. Wat Anneke fascinerend vindt aan werken met mensen is dat iedereen eigenlijk uniek en anders is. “Ieder mens heeft zijn eigen verhaal.” Uit eigen ervaring weet ze dat je met ieder mens weer anders omgaat. Bij iemand die al wat ouder is en al de vruchten van het leven heeft geproefd, zie je heel andere dingen dan bij iemand die zijn hele leven nog voor zich heeft.
24.
“Ieder mens heeft zijn eigen verhaal.”
25.
26.
Tijdens haar drukbezette leven heeft zij ook nog eens drie kinderen grootgebracht: Ryan, de jongste, is achttien, Matthew is vierentwintig en haar dochter Rubia is dertig. De jongens wonen nog thuis. Al die mensen om zich heen, thuis, op haar werk en in haar vrijwilligerswerk vindt ze prettig.
In Kreekhuizen mist zij deze dingen. “Ik weet niet eens wie mijn buren zijn bij wijze van spreken. Het is ieder voor zich hier.” Met slechts één van haar buren heeft zij wel goed contact. Helaas alleen maar ’s zomers, omdat ze elkaar dan in de tuin zien. In de winter ziet ze haar buurvrouw soms helemaal niet.
Kreekhuizen heeft al heel wat jaren mogen genieten van Anneke’s aanwezigheid. Van haar eerste tot haar zestiende en van 1996 tot heden heeft zij er gewoond. Het is een ontzettend groene wijk en ook een hele mooie wijk, vindt ze. En je kan er goedkoop wonen. Ze vertelt lachend dat ze Kreekhuizen vreselijk saai vindt, maar “Ik zou hier nooit weggaan, ik woon hier echt met plezier. Dat is gewoon een ding dat zeker is.”
Het wijkfeest dat in september 2007 werd gehouden op het Kreekplein, vond zij een goed middel om mensen uit de wijk bij elkaar te brengen. Helaas kon zij er op die dag niet bij zijn, maar bij een volgend wijkfeest wil zij wel graag aanwezig zijn en eraan meehelpen. Ook vind zij het leuk om even een praatje te maken bij de buurtwinkel “De Spar”. Hier maak je sneller contact met iemand, omdat je toch weer andere mensen tegenkomt dan je buren.
Tussendoor heeft zij twintig jaar in Feyenoord gewoond. Ze vond het daar veel socialer: er was een buurthuis waar oude mensen konden breien en bloemschikken. Kinderen konden koken, bakken, braden, noem het maar op. Via zo’n buurthuis leren mensen elkaar gewoon kennen en de drempel is dan heel laag om er binnen te stappen. In Feyenoord bracht zij het kind van de buren wel eens naar school als de moeder ziek was en andersom. Iedereen hielp elkaar, je kende je buren en kon bij hen aankloppen als er iets was.
Anneke vindt het jammer dat zij haar mede Kreekhuizen bewoners niet goed kent. “Misschien zit er wel een buurvrouw ergens in de wijk met de handen in het haar van “oh ik kan geen boodschappen doen want ik ben gevallen” En dan kan je niks voor elkaar betekenen als je niks van elkaar weet.” Tekst: Angela Louwe
27.
Ontwikkelingen in de Kijker
Fred van Leeuwen
De straat wordt gevangen in de kijker. Er is niets te zien. Het is een lege straat, opengebroken. Een week later. Door de lens zien we de straat weer, net als op het scherm. In kleur, want de echte wereld is niet in zwart-wit. De straat is opnieuw leeg, met echter één verschil: hij is dichtgegooid. Hij is veranderd. Er wordt geklopt.“ Binnen,” roept hij kalm. Een vrouw stapt zijn kantoor in. Ze krijgt haar horloge niet vast. “Bent u handig?” vraagt ze. Hij moet wel handig zijn. Het is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zijn dat we gestoord worden. Fred van Leeuwen is huismeester en in een woongebouw met honderden ouderen is dit een hele klus. Deze baan heeft hij sinds drie jaar, maar hij werkt al zijn hele leven voor de technische dienst. Het zijn vooral de sociale kanten van zijn beroep waar hij van houdt. “Als de cv-ketel stuk is, en je komt een week bij iemand over de vloer, dan raak je vanzelf wel in contact met de bewoners.” Ook nu hij in De Kreek werkt, is er aan contact geen gebrek. Zijn passie is echter van een andere orde: fotograferen. De mensen laat hij uit het blikveld, de rest van de omgeving fotografeert hij wel. Of er straks weinig of veel sneeuw ligt, of dat er wateroverlast is. Zodra er iets in zijn omgeving verandert, fotografeert hij het.
“Ontwikkelen doe je altijd.”
Fred leest iets in de krant over een plek waar iets gebeurt. Niet veel later trekt hij er met zijn fototoestel opuit. Een groot schip dat aankomt, of een gebouw dat afgebroken wordt. De honderden foto’s die hij bewaart op zijn computer, krijgen zijn vrienden, die niet op deze plekken komen, al snel te zien.
28.
29.
Soms fotografeert hij buiten Rotterdam. De Veluwe in verschillende jaargetijden, of de haven van Dordrecht. Meestal houdt hij het echter bij zijn eigen stad: Rotterdam met zijn eigen havens. Elke maandag is hij vrij en op deze dag fotografeert hij de Delfshaven. Op de eerste foto zien we een boot waarvan het dek nog mist, maar op de tweede foto is de boot klaar om te water te gaan. Als de foto’s naast elkaar liggen, zie je wat hij fotografeert: ontwikkelingen. De foto’s worden een verslag op het moment dat je ze niet meer afzonderlijk ziet. Dan zijn het opeens verhalen. Verhalen van Rotterdam, weergegeven als een groot digitaal dagboek.
Misschien zit Fred ernaast. Zijn grootste passie is niet fotograferen. Hij is het zelf. Hij is zijn omgeving en door die te fotograferen, fotografeert hij zijn eigen ontwikkeling. Waarschijnlijk is hij zich er niet van bewust, of misschien is het zijn bescheidenheid, maar wat Fred vastlegt, is zijn eigen bestaan. “Binnen,” zegt hij vriendelijk. Tekst: Jasper van den Blink
Fred weet niet waarom hij zo in ontwikkelingen geïnteresseerd is. Op de vraag of hij zelf het gevoel heeft dat hij ontwikkelt, schrikt hij even, maar dan geeft hij antwoord: “ Ontwikkelen doe je altijd en niet met allerlei cursussen. Ik kom al jaren bij mensen over de vloer. Wanneer je leert om goed te luisteren en om goed te kijken, dan kun je jezelf op de juiste momenten inzetten. Wanneer ik iets voor andere mensen kan doen, en ik zie deze mensen veranderen, op dat moment krijg ik het gevoel dat ik ontwikkel. “ Wanneer hij iets voor de mensen om hem heen kan veranderen, ontwikkelt Fred. Zo ontplooit hij zich ook wanneer er iets in Rotterdam verandert. Want de foto’s van Rotterdam, het digitale dagboek, is ook zijn dagboek. Zo sterk is de band tussen beiden. Hij is geboren en getogen in Rotterdam en volgens hem is dat ook de plek waar hij zijn ogen zal sluiten.
30.
31.
Een echte beestenboel
Emma Danse
Blaffende honden en miauwende katten. Dit is het huis van Emma Danse. Emma weet niet anders dan dat er dieren over de vloer huppelen, ze is ermee opgegroeid. Katten rennen nieuwsgierig de trap af, een hondje rent vrolijk door de kamer en een andere hond ligt lekker te liggen in haar mand. Vanuit zijn kooi houdt Lorenko, de papegaai, alles stiekem in de gaten. Emma woont nu ongeveer zes jaar in Kreekhuizen en volgens haar wordt de wijk nu echt wat jeugdiger dan voorheen, doordat er steeds meer jonge mensen in de wijk komen wonen. Emma heeft goed contact met de buren naast haar en aan de overkant. Verder vermaakt zij zich prima als zij alleen is.
“Ik vind ze soms liever als mensen.”
Emma heeft drie katten, een hond en papegaai. De papegaai woont al bij Emma sinds zij getrouwd is, inmiddels zevenendertig jaar. Lorenko is zelfs nog ouder, maar liefst zestig jaren heeft dit beestje al meegemaakt. Hij ziet er best eng uit met zijn veren alle kanten op. Daarom ook verzorgt haar man hem, omdat Emma toch wel een beetje bang is voor het beestje. Bijten doet hij gelukkig niet, omdat hij daar eigenlijk de kracht niet meer voor heeft. “Het zijn gewoon huis- tuin- en keukenkatten,” zegt Emma lachend. Tessi is een zesjarige lapjeskat, Billy is een zwart witte kat van een jaar oud en Simba is een grote roodwitte kat van zes die zich niet vaak laat zien. De katten mogen naar buiten, maar dan wel aan een riempje in de tuin, want Emma is bang dat ze anders weglopen. Haar hond heet Sara en is negen jaar. Het is haar derde hond al. In een grijs verleden heeft Emma ook nog 2 parkietjes gehad.
32.
33.
De katten waren oorspronkelijk niet van Emma zelf maar van haar dochter. Als Emma de katten te logeren kreeg wanneer haar dochter op vakantie ging, hadden zij het altijd zo erg naar hun zin dat de katten uiteindelijk mochten blijven. Emma is altijd al een dierenliefhebber geweest en ze heeft altijd wel dieren in huis gehad. Je ziet dat Emma erg om haar dieren geeft. Af en toe is er een hondje op bezoek, genaamd Gizmo. Dit is een erg aanhankelijk diertje en hij komt nieuwsgierig naar iedereen toe huppelen met maar één doel: knuffelen. Het is nog maar een puppy en daarom mogen de katten de woonkamer niet in als het hondje er is. Tessi springt dan met alle macht tegen de deurklink op om te proberen de deur open te maken. Als Emma haar dieren zou moeten opgeven zou ze hen vreselijk missen. “Ik vind ze soms liever als mensen.”
34.
Emma heeft twee kinderen. Haar dochter Desiree van eenendertig is al bijna negen jaar getrouwd, haar zoon Roger van achtentwintig woont nog thuis. Ze heeft ook al twee lieve kleinkinderen die zij in haar vrije tijd graag meeneemt naar de speeltuin. Er is ooit sprake van geweest dat de speeltuin in Kreekhuizen weg moest, maar daar heeft de wijk zich tegen verzet met een handtekeningenactie. Emma is blij dat de speeltuin niet weg gaat, omdat er verder niet zoveel te doen is voor kinderen in de wijk. Ze vindt wel dat de uitlaatplaatsen voor honden niet goed geregeld zijn. Die zijn er wel, maar niet dichtbij huis. Omdat de hond niet meer zo goed kan lopen, levert dit problemen op voor Emma. Voor de rest bevalt de wijk haar prima. “Ik ga hier nooit meer weg.” Tekst: Angela Louwe
35.
Kaartspel voor gevorderden
Truus van Wendel
Wie bridget kan het beamen. Het is niet zomaar een kaartspel. Het is een spel waar de factor geluk zoveel mogelijk is uitgeschakeld. Als speler moet je alert en spitsvondig zijn en het is moeilijk om te leren. “Heel erg moeilijk,” zegt Truus van Wendel, “maar als je les krijgt van iemand die het goed kan, dan krijg je het wel onder de knie.” In een zonovergoten keuken zet ze een grote pot thee die ze serveert met kerstcake die haar man zelf heeft gebakken. Op de keukentafel liggen de bridge kaarten uitgestald. Vier setjes in een houten houder. Truus heeft het kaartspel aardig in de vingers. Ze ging op les naar aanleiding van een advertentie in de krant, vond in een vriendin een goede teamgenoot en het bridgen kon beginnen. Het is een spel voor iedereen. Sinds 1930 spelen 50 miljoen mensen van over de hele wereld van alle leeftijden bridge. Het mag met recht een internationale sport genoemd worden.
36.
“Bij ieder spel begint het avontuur weer opnieuw.”
37.
Voor Truus hoeft het niet zo internationaal en in wedstrijdverband. Ze geniet van de gezelligheid om met mensen bij elkaar te zijn, te kletsen onder het spelen van een kaart. Toch kan de aandacht tijdens het spelen niet geheel verslappen, want Truus houdt er niet van om ‘down te gaan’ met haar partner. ‘Down gaan’ klinkt zwaarder dan het is, maar speltechnisch gezien ben je dan toch wel zo’n beetje uitgespeeld.
Truus kan gelukkig goed tegen haar verlies. “Het is maar een spel en mijn leven hangt er niet van af. Maar bij ieder spel begint het avontuur weer opnieuw. Wat voor kaarten zal ik hebben? De ene keer heb je hele goede, en kan je misschien wel eindigen met vier harten. En ach ja, de andere keer zijn ze knudde,” verzucht ze. Bridgen is een spannend en boeiend spel. Het is een training voor het geheugen, concentratie, en je leert er logisch van denken, maar tijdens het lezen van een detective is Truus te nieuwsgierig om de logica haar werk te laten doen . Ze bladert stiekem naar de achterste pagina van het boek. “O gelukkig, hij is niet dood,” weet ze dan. Tekst: Roos Boers
38.
39.
De stille papegaai
Johanna van der Sluis
Op de hoek van de straat loert een papegaai met felle, exotische kleuren stilletjes achter een raam. Het dier beweegt zich niet, en pas als je wat dichterbij kijkt wordt duidelijk waarom: het is een knuffeldier.
“Ik doe altijd overal aan mee.”
Het is het huis van mevrouw Johanna van der Sluis; haar woonkamer ligt vol met pluizige beesten die je van alle kanten aanstaren met hun kralen oogjes . De kamer is net de Ark van Noach, met één verschil: er is hier maar één van elke diersoort. Het tafereel doet amper onder voor het assortiment en de kwaliteit van de knuffelafdeling van een gemiddelde speelgoedwinkel. Alles wijst erop dat hier een verzamelaar woont, maar die veronderstelling klopt toch niet helemaal. “Deze heb ik zelf gemaakt,” vertelt mevrouw Van der Sluis bescheiden, bijna alsof het heel gewoon is. De afwerking van de knuffels is met zulk vakmanschap gedaan, dat het in eerste instantie moeilijk te geloven is, dat deze niet gemaakt zijn door een professional. Steekje voor steekje gemaakt, legt de trotse herder van deze knuffelkudde uit. Mevrouw van der Sluis kan slecht lopen en is slechtziend, maar desondanks gaat zij elke dinsdagmiddag naar de club om verder te werken aan een nieuwe creatie. Ze is momenteel bezig met een grote dolfijn en verwacht niet er binnen een maand mee klaar te zijn. Maar erg vind ze dat niet. Het leuke voor haar is vooral het bezig zijn, maar uiteraard is ze ook heel trots op het eindresultaat. Een favoriet kan ze dan ook niet aanwijzen, ze zijn volgens haar allemaal even mooi. Ze heeft er nooit aan gedacht om haar bijzondere creaties te verkopen, maar ze heeft er wel een paar weggegeven aan kinderen. Lachend verteld ze dat ze op de club waar zij al het werk verricht eigenlijk een beetje met de handen in het haar zitten. “We hebben niks meer voor je,
40.
41.
je hebt alles al gemaakt.” heeft ze al een keer te horen gekregen. Zelf zit zij hier niet zo over in. “Ze verzinnen toch elke keer weer wat nieuws voor me op de club.” Na al die jaren kan ze er nog steeds geen genoeg van krijgen en werkt ze nog met evenveel enthousiasme aan haar knuffeldieren als toen ze eraan begon. Hoe zij met het naaien van knuffeldieren dan precies is begonnen kan ze heel eenvoudig uitleggen: “Ik doe altijd overal aan mee.” Johanna van der Sluis woont inmiddels al zo’n 45 jaar in de wijk. “Ik was een van de eersten, zolang de wijk er staat, zolang zit er nu al.” Alsof haar enorme passie voor het maken van knuffeldieren nog niet genoeg is heeft zij ook jarenlang meegedaan met een wandelclub in Kreekhuizen. Inmiddels is dit clubje opgeheven – “Er was steeds minder interesse” – maar vroeger heeft zij met dit clubje fikse kilometers gemaakt. Net zo bescheiden als over haar knuffels blikt ze terug op haar vroegere passie, die ze helaas vanwege ouderdoms gebreken niet meer kan beoefenen. “Dan gingen we met een bus ergens naar toe en liepen we heel de middag. We zijn echt overal geweest in Nederland. Van strandwandelingen bij Schevingen tot heuvel tochten in het zuiden van het land.” Ze heeft ook een hele muur aan wandelmedailles behaald, van onder andere de Vierdaagse.
42.
“Toen ik nog veel jonger was liepen we een keer in het bos en raakte ik samen met een ander meisje de rest van de groep kwijt. We zijn toen naar de rand van het bos gelopen en zijn daar maar gaan zitten. Ja, we wisten niet waar we heen moesten, en we dachten dat ze wel naar ons zouden komen zoeken. Uiteindelijk vonden ze ons pas ’s avonds.” Ze kon er eigenlijk wel om lachen, en liet zo’n incident haar er niet van weerhouden om elke keer weer trouw mee te wandelen. Ze vind het zichtbaar jammer dat het wandelclubje nu niet meer bestaat door een gebrek aan animo. Met het verstrijken van de jaren liep het ledenaantal langzaam terug, tot zij nog een van de weinigen was. De goedlachse Mevrouw van der Sluis blijft er niet lang om treuren. “Mensen worden nou eenmaal ouder.” weet ze het opheffen van de wandelclub te relativeren. Ze staat nu al te popelen om verder te werken aan de dolfijn, en welk dier daarna komt, dat ziet ze dan wel weer. Aan passie heeft ze in ieder geval geen gebrek “Ik doe altijd overal aan mee.” Tekst: Clemens Roubos
43.
Colofon Leerwerkbedrijf NewB van Hogeschool INHOLLAND Rotterdam Interviews: Eindredactie: Fotografie: Vormgeving: Druk:
Roos Boers, Jasper van den Blink, Angela Louwe, Nienke Poelsma, Clemens Roubos Jan van Seters LINS photography Ontwerpburo Lichting98 Vormgeving Rotterdam
Met reacties op dit boek of vragen omtrent het project “Ont-Moeten” kunt u mailen naar
[email protected] bellen naar Zorgwacht: 06-23684799 Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door een subsidie van de Provincie ZuidHolland. Dit boek is gemaakt in opdracht van project Project Ont-moeten in Kreekhuizen, een samenwerkingsverband van: Nieuw Zorgbeheer, De StromenOpmaat Groep, Woonbron en Hogeschool INHOLLAND.
44.
45.