SPQR ontmoet Romeinen in het Allard Pierson Museum Museumopdrachten bij SPQR Latijn Uitgeverij Staal & Roeland i.s.m. het Allard Pierson Museum Antoinette van Duijn- maart 2016
MUSEUMLES ALLARD PIERSON MUSEUM en SPQR Doel Deze SPQR/APM-museumles is gemaakt voor leerlingen die werken met de methode Latijn SPQR. De museumles legt een verbinding tussen echte voorwerpen in de APM-museumcollectie en de cultuurteksten van de methode SPQR. De museumles kunt u gebruiken om een bezoek aan de nieuwe Romeinse afdeling ‘Ontmoet de Romeinen’ van het APM in te zetten als verdieping bij of vervanging van de thema’s en cultuuropdrachten uit SPQR. Aanpak Uitgangspunt is een APM-museumbezoek van ongeveer 1 uur. Voor dat bezoek heeft u een keuze uit acht verschillende opdrachten. Er zijn zes opdrachten van 1 uur, twee opdrachten ( Leger en Ara Pacis) van 0.5 uur. In groepjes van 2 à 3, werken de leerlingen aan één van de opdrachten. Natuurlijk kunnen de leerlingen ook aan dezelfde opdracht werken. De tabel op de volgende pagina geeft een overzicht over de thema’s APM-collectie (kolom 1), naam van de opdracht (kolom 2), bijbehorende SPQR-les (kolom 3), waar de museumles zich afspeelt (kolom 4) en de tijdsduur van de opdracht (kolom 5). Bij de beschrijving van de museumopdrachten is aangegeven welke opdrachten bij de thema’s in SPQR in het hulpboek eventueel kunnen vervallen. Ook als u (nog) niet bij het betreffende SPQR thema bent, kunt u de museumopdrachten gebruiken. Laat eventueel de cultuurpagina’s van de aangegeven SPQR thema’s lezen als voorbereiding op het museumbezoek of achteraf bij de uitwerking van de museumopdracht in de klas. De opdrachtenpagina’s na het overzichtsschema zijn bedoeld om direct aan de leerlingen uit te delen. Voor sommige lessen is een device nodig, dat is aangegeven in de opdracht. Aanvullend materiaal Achter de opdrachtenpagina’s is een bijlage toegevoegd. Hier vindt u achtergrondinformatie, veelal teksten van het APM, die u kunt gebruiken als aanvulling op uw lessen SPQR of als extra voorbereiding voor het museumbezoek. Tot slot zijn nog drie extra opdrachten beschreven. Verantwoording Deze museumles is gemaakt door EduKlassiek in opdracht van het Allard Pierson Museum en uitgeverij Staal & Roeland en in samenwerking met René van Beek en Marjolein Woltering van het APM. Voor deze museumles is gebruik gemaakt van teksten1 en beeld van het APM, teksten van SPQR en beeld van Eduklassiek. Op aanvraag kunt u in het APM een bijpassende rondleiding aanvragen. U kunt reserveren via het secretariaat van het museum op nummer +31 (0)20 525 2303. Voor specifieke vragen over educatie in het APM kunt u contact opnemen met Marjolein Woltering (+31 (0)20 5252555). Voor vragen over deze Museumles kunt u contact opnemen met Antoinette van Duijn (+31 (0)6 81520322). Voor vragen over SPQR kunt u zich wenden tot Uitgeverij Staal & Roeland, zie www.staal-roeland.nl We wensen u veel plezier met SPQR in het APM!
1
Zie ook: Van Rome naar Romeins, Vugts e.a., Wbooks, Zwolle 2014
VOORAF VOOR DE DOCENT Hoe Romeins was het Romeinse Rijk eigenlijk? Het Allard Pierson Museum gaat met de vernieuwde Romeinse afdeling in op deze vraag. Rome en het Romeinse Rijk veranderden en de veranderingen waren groter naarmate het rijk groeide. Soms zetten de Romeinen zich af tegen wat ze elders zagen en soms eigenden ze zich specifieke onderdelen van de nieuwe, vreemde wereld toe. Net zoals in onze tijd was er een spanningsveld tussen deze openheid voor nieuwe ideeën en de geslotenheid om tradities te bewaren. Een goede manier om die multi-culturaliteit te herkennen is het zoeken naar verbindingen binnen het Romeinse rijk. Rome was, maar niet in alle opzichten, het centrum van een grotere wereld. De verschillen binnen de Romeinse wereld zijn te begrijpen tegen de achtergrond van zowel het lokale als het globale perspectief. Drie regio’s worden belicht: het Middellandse zeegebied, Egypte en de Lage Landen. De diversiteit en de wisselwerkingen tussen de drie regio’s worden zichtbaar gemaakt met de tentoongestelde objecten. Aan de hand van de thema’s Romeinse leger, Eten en drinken, Ontspanning en Vermaak, Handel en Economie, Religie, Begrafenis en Uiterlijk vertoon, wordt duidelijk gemaakt welke uitwisseling van gewoontes en gebruiken er hebben plaatsgevonden. Ook SPQR belicht de Romeinse wereld vanuit het bovengenoemde perspectief. De acht overkoepelende cultuurthema’s van SPQR zijn alle terug te vinden in deze tentoonstelling. In de overzichtstabel staan links de acht thema’s aangegeven, daarnaast de opdrachten van de APM/SPQR museumles en het corresponderende SPQR thema. In de rechterkolom is te zien of de opdracht in het museum of ook na afloop van het museumbezoek in de klas verder uitgewerkt wordt.
APM
OPDRACHTEN
SPQR
MUSEUM/KLAS
UUR
Handel en economie
Handel-MONETA
Thema 1, les 7; Thema 7
museum/klas
1 (+1)
Overlijden
Overlijden-FVNVS
Thema 3, les 17
museum
1
Religie
Religie-DEAE
Thema 1, NB en Etc; Thema
museum
1
7, NB Uiterlijk
Romeinse Leger
Juwelen-GEMMAE
Thema 3, les 15
museum
1
Familia-FAMILIA
Thema 3, Prima
museum (+ klas)
1 (+1)
Uiterlijk-PVUELLA-PVER
Thema 3, Etc, les 16
museum
1
Leger- LVDVS MEMORIAE
Thema 6 NB en ETC
museum/klas
0.5 en 1
museum/klas
0.5 en 1
Thema 8 Architectuur
APM- ARA PACIS
Eten en Drinken
Thema 4
Ontspanning en
Thema 2
vermaak
JUWELEN - GEMMAE DOEL VAN DE MUSEUMLES -> Je leert wat sieraden vertellen over hun eigenaar. PRODUCT -> Een uitgeschreven gesprek tussen twee Romeinse vrouwen SPQR Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 3 les 15 Matrona en is eventueel vervangend voor opdracht 11, 12, 13, Hb 2 pagina 11. 1 uur APM pen en papier
OPDRACHT - Vorm een duo met een klasgenoot. - Zoek in het APM de vitrine ‘uiterlijk’. - Lees dan de onderstaande tekst. - Bekijk de juwelen en de sieraden in de vitrine en beantwoord de vragen na de tekst. Een expressie van identiteit Het dragen van kleding en sieraden werd in het Romeinse Rijk een bewuste keuze. Vrouwen én mannen maakten dankbaar gebruik van nieuwe stoffen, zoals linnen uit Egypte, katoen uit India en zijde uit China. En dankzij de handel kwamen edelstenen en metalen beschikbaar, die werden verwerkt tot sieraden en juwelen. Hoe iemand zich kleedde, sloot aan bij diens culturele, sociale of religieuze identiteit. Het toonde verschillen tussen man en vrouw, arm en rijk, Romeins of provinciaals. Hoe je je behoorde te gedragen werd duidelijk gemaakt door Exempla, voorbeelden van beroemde mannen en vrouwen. In de tekst Matrona wordt zo’n anekdote verteld over Cornelia, vrouw van Tiberius Sempronius Gracchus en moeder van Gaius en Tiberius Gracchus. Zij wilde na de dood van haar man niet hertrouwen maar voor haar kinderen blijven zorgen. Tijdens een bezoek schept een vriendin op over haar nieuwe sieraden – gemmas pulchras- . Cornelia laat haar spelende kinderen zien en zegt: ‘Ecce, Tiberius et Gaius et parva Sempronia gemmae meae sunt’. VRAGEN Bekijk de juwelen en sieraden in de vitrine ‘uiterlijk’. 1. Kies minimaal vijf verschillende sieraden/kostbare bezittingen uit en noteer van elk object: a wat het is b van welk materiaal het gemaakt is c waar het gemaakt of gevonden is 2. Welke juwelen en sieraden zouden echt van de vriendin van Cornelia geweest kunnen zijn? 3. Welk sieraad is het meest kostbaar denken jullie? Geef twee argumenten voor je keuze. Let niet alleen op het materiaal maar ook op de herkomst. DIALOOG - Stel je voor dat jullie aanwezig zijn bij het gesprek tussen Cornelia en haar vriendin. - Schrijf een gesprekje (0.5 A4) waarbij de vriendin opschept over haar juwelen en kostbare bezittingen. Gebruik hierbij de informatie en de antwoorden bij onderzoeksopdracht.
LEGER - LVDVS MEMORIAE DOEL VAN DE MUSEUMLES -> Je leert wat een Romeins soldaat allemaal bij zich had en de namen van deze voorwerpen in het Latijn. PRODUCT -> Een memoryspel SPQR Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 6 NB en ETC Het leger. 1 uur in museum en 1 uur in de klas APM en verwerking in de klas pen, papier, smartphone (om foto’s te maken)
OPDRACHT - Vorm een groepje van 3 à 4 leerlingen. - Zoek de vitrine ‘Leger en Imperium’. - Lees dan de onderstaande tekst - Bekijk de voorwerpen in de vitrine èn de foto van de Romeinse soldaat en beantwoord de vragen. Leger en imperium Eeuwenlang zette Rome burgersoldaten met hun eigen wapenrusting in bij militaire campagnes. Die vonden echter ook steeds verder weg plaats. Daarom werd het leger in de eerste eeuw v.Chr. beroeps. Rekruten kwamen uit Italië en ook uit de provincies. Ze werden naar alle delen van het rijk uitgezonden. De soldaten zelf vormden een belangrijke migratiestroom. Zo waren Bataven uit de Lage Landen actief als lijfwacht van de keizer en werden Romeinse soldaten gestationeerd in de Egyptische woestijn. Waar je ook Romeins soldaat was, je was zelf verantwoordelijk voor je uitrusting. Je moest je spullen zelf dragen èn betalen van je salaris. VRAGEN 1. Wat heeft deze soldaat allemaal bij zich? Maak foto’s van 15 verschillende voorwerpen. 2. Werd de onderstaande helm wel of niet gebruikt in een gevecht? 3. Bepaal de functie door de bijschriften te lezen en de foto van de soldaat te bekijken. Schrijf je gegevens op. MEMORYSPEL Maak samen een memoryspel. Print je foto’s op klein formaat (bv. 7x7). Zoek van zoveel mogelijk voorwerpen het Latijnse woord. Maak 1 kaartje met het voorwerp en 1 kaartje met het Latijnse woord en de vertaling (zie voorbeeld). En nu: CERTAMEN!
GALEA = HELM
RELIGIE - DEAE DOEL VAN DE MUSEUMLES -> je leert hoe er steeds meer goden toegevoegd werden in de Romeinse religie. Je leert dat de goden zo werden afgebeeld dat ze altijd herkenbaar zijn. PRODUCT -> Een (reconstructie)tekening Tijdsduur Locatie Nodig
1 uur APM pen en papier, potlood en een kleurenkopie van de bijlage bij deze opdracht; eventueel A4 tekenpapier als je zelf een schets wilt maken.
OPDRACHT - Je maakt deze opdracht alleen. - Lees de onderstaande tekst en beantwoord dan de vragen daarna. Oude en nieuwe goden Er ontstonden binnen het Romeinse Rijk steeds meer onderlinge contacten. Dat bevorderde de uitwisseling van wereldbeelden tussen bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden. Ook religies stonden open voor invloeden van buiten. Uit Egypte kwam de verering van Isis en Osiris, uit Syrië de cultus van de vruchtbaarheidsgodin Astarte, uit Perzië de Mithrasverering en uit Palestina de joodse religie en ook het nieuwe christendom. Zo kon een typisch Egyptische godin als Isis veranderen in een in het hele rijk populaire universele moedergodin. En zo kon de Romeinse Jupiter een rol spelen in lokale Keltisch-Germaanse culten. Hermes-Mercurius werd in de Lage Landen onder de naam Arvernus vereerd en in Egypte met Thoth vereenzelvigd. De godenwereld van het rijk was een nieuwe godenwereld. VRAGEN 1. Bedenk hoe verering van bijvoorbeeld de god Mithras zich kon verspreiden naar Engeland. 2. In de tentoonstelling staan twee grote beelden van godinnen. Het ene beeld stelt de godin Aphrodite/Venus voor, het andere de godin Fortuna. Zoek eerst het beeld van Aphrodite, lees het bijschrift en bekijk de reconstructie. In de Kunstgeschiedenis wordt de stijl waarin het beeld gemaakt is wel ‘de natte-lappen-stijl’ genoemd. Leg deze term uit. 3. Is dit beeld van Afrodite/Venus nu wel of niet een origineel Romeins beeld? Licht je antwoord toe. 4. Zoek nu het beeld van de godin Fortuna. Lees het bijschrift. a Het beeld is niet compleet. Toch denkt men dat het om de godin Fortuna gaat. Waarom denkt men dit? b Vind je dit een terechte conclusie? Waarom wel, waarom niet? TEKENEN Maak een gedetailleerde reconstructietekening, zoals bij het beeld van Aphrodite. Gebruik alle informatie die je kunt vinden in de tentoonstelling. Je kunt de foto (bijlage) als basis gebruiken of maak een eigen schets.
ARA PACIS DOEL VAN DE MUSEUMOPDRACHT -> Je leert hoe architectuur gebruikt kan worden als propagandamiddel. PRESENTATIE -> Een PPT-presentatie SPQR Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 7 PRIMA en les 43. De opdracht is eventueel vervangend voor opdracht 2 en 3. 0.5 uur in museum en 1 lesuur in de klas museum en verwerking in de klas pen, papier (eventueel een smartphone of tablet om detailfoto’s te maken)
OPDRACHT - Vorm een duo. - Zoek de kopie van het paneel van de ARA PACIS. - Lees de tekst bij de maquette. - Beantwoord de vragen. VRAGEN 1. a Wat betekent de naam de ARA PACIS? b Wat was dus de functie? 2. Waar staat het origineel? 3. Wanneer, voor wie of waarvoor is het gemaakt? 4. Waar op het monument bevindt zich dit paneel? 5. Wat is afgebeeld en wat betekenen de verschillende figuren? 6. Wat is het meest opvallende verschil tussen de maquette en de reconstructie op de foto hiernaast? 7. De ARA PACIS wordt beschouwd als een ‘propaganda’ middel. Leg dit uit. 8. Zoek (op internet) een recenter voorbeeld van architectuur dit gebruikt wordt als propagandamiddel. PowerPoint Maak een powerpoint waarin je al je gegevens verwerkt en presenteer jullie product aan de klas.
FAMILIA DOEL VAN DE MUSEUMLES -> Je leert hoe een Romeinse Familia in elkaar zat, hoe de leden van de familia in het Latijn heetten en hoe het zit met Romeinse namen. PRODUCT-> Een poster van een Romeinse familia SPQR
Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 3 Familia, Prima en is eventueel vervangend voor opdracht 1-4, 8, 9, Hb 2 pagina 6-9. De opdracht kan eventueel in de klas nog verder uitgewerkt worden (zie tip). 1 uur in museum ( en eventueel 1 lesuur in de klas) museum ( en klas) Pen, papier, smartphone of tablet (om foto’s te maken). Informatie uit het Tekstboek en Hulpboek 2
OPDRACHT - Vorm een groepje van 2 à 3 leerlingen. - Zoek de vitrine met de portretkoppen. - Lees de onderstaande tekst. - Beantwoord de vragen. Familia Een Romeinse familia bestond uit het hele huishouden: vader, moeder, kinderen èn de slaven. Aan het hoofd stond de pater familias, de vader, hij was de baas in huis. Hij bepaalde alles, ook met wie zijn dochter trouwde. Aan de volledige naam van een Romein was te zien of iemand van aanzienlijke afkomst was of niet. Een heer van stand had drie namen: een voornaam, een familienaam en een bijnaam. Zo’n bijnaam had vaak te maken met een opvallend kenmerk: Flavus, de blonde, of Naso, de neus. Een vierde naam kon verdiend worden door een bijzondere gebeurtenis: Augustus, de verhevene. Het lijstje voornamen was beperkt. Ook wel makkelijk, want afgekort was er maar één mogelijkheid: M betekende Marcus, L Lucius. Meisjes werden genoemd naar de familienaam van de vader. Om een jongere te onderscheiden van een ouder familielid kon Minor (jonger) of Maior (ouder) worden toegevoegd.
VRAGEN 1. Wat is het belangrijkste verschil tussen onze familie en de Romeinse familia? 2. Achterin de tentoonstelling zijn twee vitrines met allerlei portretkoppen van mannen en vrouwen, jongens en meisjes. Ze zijn gemaakt van verschillende materialen en afkomstig uit allerlei eeuwen en plaatsen. Lees de bijschriften. a Van welk materiaal zijn de portretten gemaakt? Noem er 3. b Noteer drie verschillende plaatsen van herkomst. POSTER Maak nu in 4 stappen een eigen Familia met portretkoppen uit de vitrines. Je hoeft hierbij niet te letten op tijd en plaats. Stap 1 Stel je zelf de volgende vragen: - Wie kan de pater familias zijn? - Wie is de servus? - Hoe oud schat je deze personen? Stap 2 Ben je eruit? Fotografeer de portretten en maak een indeling. Gebruik hierbij alle 12 Latijnse woorden van SPQR opdracht 2c. mater dominus parentes (mv) filia pater filius servus frater soror liberi (mv) uxor maritus Stap 3 Geef vervolgens alle leden van de familia een Romeinse naam. Meer informatie over de namen kun je lezen in SPQR pagina 59 en in het hulpboek. Stap 4 Maak een poster met stamboom. Gebruik daarvoor de foto’s, de Latijnse namen en de Latijnse woorden.
OVERLIJDEN – FVNVS DOEL VAN DE MUSEUMLES -> Je leert welke verschillende gewoontes er waren in het Romeinse Rijk bij dood en begraven. PRODUCT-> Een brief SPQR Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 3 les 17 Funus. 1 uur in museum APM pen en papier
OPDRACHT - Vorm een groepje van twee leerlingen. - Zoek in het APM de vitrine ‘overlijden’. - Lees de onderstaande tekst. - Beantwoord de vragen. Overlijden In het Romeinse Rijk waren verschillende begrafenisgewoontes. Graven varieerden van eenvoudige met dakpannen bedekte kuilen voor de armen tot indrukwekkende grafmonumenten voor de topklasse. In Italië werden de doden vaak gecremeerd, vanaf de tweede eeuw na. Chr. kwamen ook begravingen voor. Op de achtste dag na de dood vond de begrafenis plaats. Het aanzien en het vermogen van de overledene speelde daarbij een grote rol. Bijzetting van de as in urnen en het meegeven van grafgiften verschilden per gemeenschap. En de graven konden in vorm en omvang variëren. Buiten de stadsmuur lagen begraafplaatsen met soms imposante graftombes. Wetten bepaalden dat de doden niet binnen de muren van de stad mochten worden begraven of verbrand. Zorg voor de doden was belangrijk. Men geloofde dat de schimmen van de overledenen bleven voortbestaan en zouden blijven ‘rondspoken’ als er geen fatsoenlijke begrafenis had plaatsgevonden. Je kunt dit lezen in de Latijnse tekst van les 17. In Egypte werden de overledenen vaak gemummificeerd en begraven Zorg voor de doden en de graven was belangrijk. Op houten mummielabels uit de Romeinse periode zijn de namen vaak dubbel en tweetalig, Grieks en Demotisch. Hieruit blijkt dat de bevolking zich zowel met de Grieks/Romeinse als met de Egyptische cultuur identificeerde. VRAGEN 1. Waarom lagen de begraafplaatsen buiten de stad? 2. Graven geven de archeologen veel informatie over de status van de overledene. Leg uit. 3. Ga op zoek naar de vitrine met de mummielabels. Geef een voorbeeld van een tweetalig label: welke namen had de overledene? 4. Bekijk vier sleutelstukken van dit museumthema: de grafsteen van Isidoros, en het overleden echtpaar, het mummieportret van het meisje, en de Dionysossarcofaag . Wie had volgens jou de hoogste status? Licht je antwoord toe. 5. Welk sleutelstuk spreekt jou het meeste aan? Waarom? BRIEF Schrijf als Romeinse nabestaanden een brief aan de begrafenisondernemer waarin jullie een duidelijke keuze maakt uit de vier sleutelstukken voor een monument voor jullie geliefde overledene.
HANDEL - MONETA DOEL VAN DEZE MUSEUMLES -> Je leert wat Romeinse munten kunnen vertellen. ONDERZOEK -> Je onderzoekt Romeinse munten. SPQR
Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 1, les 7 en/of Thema 7 Etc. Deze opdracht kan vervangend zijn voor Thema 7 opdracht 85-88. 1 uur museum, 1 lesuur school APM pen en papier
OPDRACHT - Vorm een groepje van twee leerlingen. - Zoek een vitrine met Romeinse munten. - Lees de onderstaande tekst - Beantwoord de vragen. Moneta De Romeinse economie was een geldeconomie, maar betaling in producten of ruilhandel kwam ook voor. In bijna het hele Romeinse Rijk werd hetzelfde muntstelsel gebruikt; alleen Egypte hield vast aan zijn eigen munteenheid. De Romeinse overheid (senaat) liet gouden, zilveren en bronzen of koperen munten slaan. Die dienden in het hele rijk en daarbuiten als betaalmiddel. De munt van Rome was gevestigd in de tempel van Iuno Moneta op het Capitool. Maar ook in andere steden als Lyon, Constantinopel en Trier werden munten geslagen. Vanaf keizer Augustus werd het portret van de keizer op de munten afgebeeld. Ook staat altijd aangegeven wie de consuls waren of , in de keizertijd, hoe vaak de keizer consul was. Op de keerzijde kon de keizer allerlei boodschappen, uitgedrukt in afbeeldingen en symbolen, verspreiden in het hele rijk. VRAGEN 1. a Moneta is een vorm van het Latijnse werkwoord monere. Wat betekent dit werkwoord? b Wat is, denk jij, het verband tussen de betekenis van het werkwoord, het maken van de munten en de godin Iuno Moneta? c Noem twee andere woorden die van het woord MONETA zijn afgeleid. 2. Noem twee redenen waarom het handig is een boodschap via een afbeelding te publiceren. 3. Bekijk de munt die is afgebeeld. Ook Julius Caesar (weliswaar geen keizer) heeft door deze munt een boodschap laten publiceren. Welke? Je kunt hierbij de informatie van Thema 1 les 7 gebruiken. 4. Munten kunnen archeologen helpen om bewoningssporen te dateren. Leg uit.
AUG USTUS 27 V. CHR. – 14 N. CHR.
TI BERI US 14–37
C AL I GU L A 37–41
C L AU DI U S 41–54
NE RO 54–68
ONDERZOEK IN HET MUSEUM Stap 1 Bekijk verschillende munten in de tentoonstelling. Je kunt alleen de keerzijde zien, niet de kop. Stap 2 Kies vijf munten uit. Stap 3 Vul het onderstaande schema aan: nummer 1 is de munt die afgebeeld is naast de opdracht. Geef van deze munt en de vijf munten die je zelf kiest aan: a soort munt d wat de boodschap is b waar de munt gevonden is e de datering van de munt c wat de afbeelding is f onder welke keizer de munt is geslagen. Gebruik de bijschriften in de tentoonstelling en het overzicht van de keizers (zie onder) SPQR HB 3 p. 164-165.
TIP->
MUNT 1. denarius
PLAATS N-Afrika
AFBEELDING
BOODSCHAP
JAARTAL 47-46 v.Chr
KEIZER Julius Caesar (geen keizer)
2.
3.
4.
5.
6.
ONDERZOEK IN DE KLAS 1. Zoek op hoe het Romeinse muntsysteem in elkaar zit. Welke munten waren er? 2. Bepaal de ranking ( welke is het meest waard, welke minder etc.) van de munten uit je tabel. 3. Ontwerp een eigen munt voor de burgemeester van je woonplaats of een minister, met kop en keerzijde. Gebruik de keerzijde om een boodschap van jouw gekozen persoon weer te geven.
GA LB A
OTHO
VITELLIUS
V E S PAS I ANU S
TITUS
69
69
69
69-79
79–81
M A R C US A URELI US 161–180
COMMODUS 180–192
S E P T I MI U S S E V E RU S 193–211
C ARAC AL L A 2 11–2 17
DI OC L E T I ANU S 284–305
UITERLIJK & IDENTITEIT – PVELLA / PVER DOEL VAN DE MUSEUMLES -> Je leert over het dagelijks leven van een meisje of jongen in de Romeinse periode. PRODUCT -> Een Facebookpagina of een dagboekpagina SPQR
Tijdsduur Locatie Nodig
Deze museumopdracht past bij SPQR Thema 3, Etc. /of les 16 en kan vervangend zijn voor de opdrachten 22 en 23 en 90-94. 1 uur in museum, of 0.5 uur in museum en 0.5 op school of thuis APM en thuis pen en papier, SPQR TB Thema 3, smartphone of tablet, fantasie
OPDRACHT - Vorm een groepje van drie à vier leerlingen. - Zoek de vitrine met de afbeelding van de Romeinse puella of puer die hieronder zijn afgebeeld. - Zoek in de (hele) tentoonstelling zo veel mogelijk informatie over dagelijks leven in de Romeinse tijd. - Beantwoord de onderstaande vragen. VRAGEN 1. Waar woonde het meisje of de jongen? 2. Wat at of dronk zij/hij? 3. Hoe zag haar/zijn kleding eruit? 4. Welke goden waren voor haar/hem belangrijk? FACEBOOKPAGINA - Maak een Facebookpagina over dit meisje of deze jongen. - Verwerk zoveel mogelijk van je gevonden antwoorden. - Gebruik ook SPQR TB pagina 58, 59, 62 en 76 om met die informatie de Facebookpagina aan te vullen. - Gebruik verder je fantasie om een zo compleet mogelijk beeld te geven van haar/zijn leven. - Voeg eventueel foto’s toe van voorwerpen uit de vitrines.
Alternatieve verwerking: heb je geen Wifi? Schrijf dan een dagboekfragment uit het leven van je personage.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
Extra materiaal Deze extra informatie, veelal teksten van het APM, kunt u gebruiken als aanvulling op uw lessen SPQR of als extra voorbereiding voor het museumbezoek. Drie extra algemene museumopdrachten zijn toegevoegd.
OPDRACHTEN APM-Flitscollege
MUSEUM/KLAS museum
UUR 1
APM-Propaganda
museum/klas
1
APM-Mystery object
museum
0.5
EXTRA INFO HANDEL
THEMA 1, 5, 7, 8 Handel en economie De groei van het Romeinse Rijk versterkte het handelsnetwerk binnen het rijk en daarbuiten. Door bevolkingsgroei en stedelijke ontwikkeling en vanwege de overal gelegerde legioenen ontstond een marktgerichte productie en distributie van goederen. Er werden nieuwe irrigatietechnieken ontwikkeld en landbouwgrond veranderde van eigenaar. In lokale gemeenschappen konden bewoners bovendien makkelijker een beroep gaan uitoefenen. De Romeinse economie was een geldeconomie, maar betaling in producten of ruilhandel kwam ook voor. In bijna het hele Romeinse Rijk werd hetzelfde muntstelsel gebruikt; alleen Egypte hield vast aan zijn eigen munteenheid. De Romeinse overheid liet gouden, zilveren en bronzen of koperen munten slaan. Die dienden in het hele rijk en daarbuiten als betaalmiddel. De munt van Rome was gevestigd in de tempel van Iuno Moneta op het Capitool. Maar ook in andere steden als Lyon, Constantinopel en Trier werden munten geslagen. Vanaf keizer Augustus werd het portret van de keizer op de munten afgebeeld. Op de keerzijde kon de keizer allerlei boodschappen, uitgedrukt in afbeeldingen en symbolen, publiceren. Imposante Romeinse zeeschepen vervoerden grote hoeveelheden amforen, gevuld met wijn, olijfolie of garum (vissaus). Op Romeinse villa’s in de Lage Landen kwam de veehouderij tot bloei en werd geproduceerd voor de internationale markt. Egypte leverde voor het hele Middellandse Zeegebied niet alleen graan en papyrus, maar ook bier en goedkope wijn. Mammoetgraanschepen zorgden in Rome in de tweede eeuw na Chr. voor een aanvoer van 200.000 ton graan per jaar. De vraag naar graan was groot: een gemiddelde Romein consumeerde dagelijks ongeveer één kilogram tarwebrood. Ongenoegen over te hoge graanprijzen veroorzaakten dikwijls opstootjes en relletjes. Dankzij de welvaart kwamen luxegoederen als specerijen uit India en zijde uit China binnen handbereik. Man sjouwend met een amfoor; 2de -1ste eeuw voor Chr., Egypte. Collectie APM.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
EXTRA INFO OVERLIJDEN
THEMA 3 Familia , les 17 Overlijden Binnen het Romeinse Rijk bleven de lokale tradities wat betreft rouwverwerking en begrafenisgewoonten bestaan. In Italië werden de doden vaak gecremeerd, vanaf de tweede eeuw na. Chr. kwamen ook begravingen voor. Op de achtste dag na de dood vond de begrafenis plaats. Het aanzien en het vermogen van de overledene speelde daarbij een grote rol. Bijzetting van de as in urnen en het meegeven van grafgiften verschilden per gemeenschap. En de graven konden in vorm en omvang variëren. Buiten de stadsmuur lagen begraafplaatsen met soms imposante graftombes. Wetten bepaalden dat de doden niet binnen de muren van de stad mochten worden begraven of verbrand. Zo werd voorkomen dat in de stad besmettelijke ziektes uitbraken. De meeste Romeinen waren lid van een begrafenisonderneming. De maandelijks contributie werd gebruikt om de crematie te betalen. In Egypte werden de overledenen vaak gemummificeerd en begraven met afbeeldingen van Osiris, soms vergezeld van spreuken en hymnen die terug konden gaan tot het Oude Rijk. Het meegeven van dienarenbeeldjes of kanopenkisten raakte in de Romeinse periode in onbruik. Daarvoor in de plaats kwamen kleurrijke dodenmaskers en fraaie mummieportretten. Op houten mummielabels uit de Romeinse periode zijn de namen vaak dubbel en tweetalig, Grieks en Demotisch. Hieruit blijkt dat de bevolking zich zowel met de Grieks/Romeinse als met de Egyptische cultuur indentificeerde. In de Lage Landen was sinds de late ijzertijd weinig veranderd aan de uitvoering van graven en de manier van bijzetting. En ook nu bleef het lokale grafritueel bestaan. Wel werd Romeins import aardewerk meegegeven in de graven. De Romeinse wrijfschalen en borden duiden op een overname van Romeinse eetgewoontes. De elite liet zich begraven in omheinde begraafplaatsen met grafpijlers, monumentale grafheuvels en natuurstenen sarcofagen.
Mummielabels uit Egypte; ca. 10-19 cm; Romeinse periode. Collectie APM
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
EXTRA INFO RELIGIE
THEMA 1, 7 Oude en nieuwe goden Er ontstonden binnen het Romeinse Rijk steeds meer onderlinge contacten. Dat bevorderde de uitwisseling van wereldbeelden tussen bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden.
Isisbeeldje; Egypte; 1ste eeuw na Chr.
Ook religies stonden open voor invloeden van buiten. Uit Egypte kwam de verering van Isis en Osiris, uit Syrië de cultus van de vruchtbaarheidsgodin Astarte, uit Perzië de Mithrasverering en uit Palestina de joodse religie en ook het nieuwe christendom. Zo kon een typisch Egyptische godin als Isis veranderen in een in het hele rijk populaire universele moedergodin. En zo kon de Romeinse Jupiter een rol spelen in lokale KeltischGermaanse culten. Hermes-Mercurius werd in de Lage Landen onder de naam Arvernus vereerd en in Egypte met Thoth vereenzelvigd. De begrippen ‘Romeins’ en ‘inheems’ of samenstellingen als ‘Gallo-Romeins’ en ‘Romano-Egyptisch’ hebben dan ook geen verklarende betekenis: de godenwereld van het rijk was een nieuwe godenwereld. In Lyon werd in de eerste eeuw een tempel opgericht ter ere van de godin Roma en keizer Augustus, een voorbeeld van de verspreiding van de heersercultus. Rome en regionaal initiatief ontmoetten elkaar in de provincies. In de grote verscheidenheid ontstond eenheid.
Mercuriusbeeldje; Nijmegen; 1ste -2de eeuw na Chr.
EXTRA INFO UITERLIJK THEMA 3 Familia , les 15 Een expressie van identiteit Het dragen van kleding en sieraden werd in het Romeinse Rijk een bewuste keuze. Vrouwen én mannen maakten dankbaar gebruik van nieuwe stoffen, zoals linnen uit Egypte, katoen uit India en zijde uit China. En dankzij de handel kwamen edelstenen en metalen beschikbaar, die werden verwerkt tot sieraden en juwelen. Make-up en parfum werd zowel door vrouwen als mannen gebruikt. Hoe hoger de sociale rang, hoe meer make-up werd gebruikt. Donker omlijnde ogen, rode lippen en een witte huid en waren eeuwenlang het schoonheidsideaal. Gemalen lood werd gebruikt om de huid bleek te maken. Hoewel men wist dat dit giftig was, bleef men het gebruiken. Een witte huid was belangrijk. Het gaf aan dat je rijk genoeg was om binnen in huis te zitten en niet buitenshuis geld hoefde te verdienen. Eeuwenlang kozen de Romeinse vrouwen voor een eenvoudige haardracht: in het midden een scheiding en twee vlechten in een knotje bijeengebonden. In de keizertijd bepaalden de vrouwen van de keizers de trend. Het haar werd kunstig opgestoken met behulp van haarpennen.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
Hoe iemand zich kleedde, sloot aan bij diens culturele, sociale of religieuze identiteit. Het toonde verschillen tussen man en vrouw, arm en rijk, Romeins of provinciaals. Je kon zelf bepalen hoe je gezien wilde worden.
Twee armbanden en een borstsieraad van goud. Op de borstplaat is de kop van Medusa afgebeeld met aan weerszijden twee cobra’s en twee dolfijnen. Griekse en Egyptische symbolen zijn naast elkaar gebruikt; 3de eeuw na Chr., Egypte. Collectie APM
EXTRA INFO Leger en imperium
THEMA 6, 8 Mobiliteit in een multiculturele samenleving Het Romeinse Rijk verbond de gebieden rond de Middellandse Zee met Noordwest-Europa. Het leger speelde hierbij een belangrijke rol. Om de legioenen snel te kunnen verplaatsen werd een enorm wegennet aangelegd, tot aan Egypte, Mesopotamië, Spanje en Schotland. Dit wegennet maakte verre streken bereikbaar. Niet alleen militairen maar ook koeriers, handelaren etc. moesten zich snel te voet, per paard per kar of per schip van de ene naar de andere kunnen verplaatsen. Keizer Augustus stelde een staatspostdienst in om een goede communicatie tussen de keizer en legioenen en de Romeinse overheden in de provincies mogelijk te maken. Koeriers legden per dag afstanden van 100 kilometer en meer af. Eeuwenlang zette Rome burgersoldaten met hun eigen wapenrusting in bij militaire campagnes. Die vonden echter ook steeds verder weg plaats. Daarom werd het leger in de eerste eeuw v.Chr. beroeps. Rekruten kwamen uit Italië en ook uit de provincies. Ze werden naar alle delen van het rijk uitgezonden. De soldaten zelf vormden een belangrijke migratiestroom. Zo waren Bataven uit de Lage Landen actief als lijfwacht van de keizer en werden Romeinse soldaten gestationeerd in de Egyptische woestijn. Ook anderen migreerden, zoals Syrische handelaren die gingen wonen bij de Muur van Hadrianus in Engeland. Door deze migratie vervaagde al snel het onderscheid tussen inheems en uitheems, tussen veroveraars en veroverden. En steden zoals Antiochië, Alexandrië en Rome groeiden uit tot enorme metropolen. Het wachtrooster van de garnizoenssoldaten is in Griekse letters op deze amfoor geschreven; 2de eeuw na Chr., Egypte. Collectie APM.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
EXTRA INFO Architectuur
THEMA 4, 8 Vernieuwingen in de gebouwde omgeving Het uitgebreide wegennet vergemakkelijkte de uitwisseling en overname van ideeën, nieuwe materialen en technieken. Ook op het gebied van architectuur. Deze werd in de Romeinse periode zelfs onderdeel van een ‘internationale mode; een ‘Romanisering’ die het gevolg was van de onderlinge banden binnen en buiten de grenzen van het rijk. In de Lage Landen en Egypte en ook in Rome zelf wijzigde de gebouwde omgeving in de keizertijd daardoor sterk van karakter. Romeinse steden werden centra van bestuur en amusement. Vaste onderdelen van een Romeinse stad waren het forum met de belangrijkste religieuze en andere openbare gebouwen. De gebouwen daar waren vaak versierd met marmer uit alle windstreken. Woonhuizen kregen een hellenistisch peristylium (een binnenhof, omringd door een zuilengalerij). Het interieur van de huizen werd versierd met fresco’s. Het nabootsen van kostbare materialen, kunstwerken en architectonische elementen was het basisprincipe. In Egypte liet de Romeinse overheid Egyptische tempels (ver)bouwen, op het platteland verrezen op lokaal initiatief huizen in een nieuwe Grieks-Romeinse architectonische stijl. In de Lage Landen kregen nederzettingen een nieuw aanzien door de introductie van monumentale tempels, theaters, villa’s en stenen huizen.
Deze gevleugelde vrouwelijke demon was geschilderd op een muur van een villa in Boscoreale. Door de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr. is de villa onder een aslaag bedolven. Collectie APM.
EXTRA INFO Eten en drinken
THEMA 4 Veranderende voedselpatronen Door de toegenomen mobiliteit van de bevolking en de groei van de handelsnetwerken veranderden de dagelijkse eet- en drinkgewoonten. In Italië werd de keus veel groter, elders deed juist het mediterrane menu
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
zijn intrede. Opgravingen in verschillende Romeinse legerkampen geven een goed beeld van de verspreiding van het nieuwe dieet. Om aan de grote vraag naar vlees te voldoen werden in het Romeinse achterland steeds meer varkens gehouden. In Pompeï zijn overblijfselen van flamingo’s en giraffen gevonden die de consumptie van deze exotische dieren aantoont. In Egypte werd emmer, dat daar eeuwenlang verbouwd was, vervangen door tarwe. En voor het eerst werd er rijst geïmporteerd uit India. In de Lage Landen werden op sommige plaatsen olijfolie, wijn, vissaus en vijgen zelfs dagelijkse kost. Deze veranderingen in de voedselpatronen werden mogelijk door zowel de langeafstandshandel als de lokale productie. Ze illustreren de overal sterk toegenomen relaties tussen de inwoners van het Romeinse Rijk. De Romeinen aten drie maaltijden op een dag: ientaculum (ontbijt), prandium (lunch) en cena (avondeten). Door handel en contact met verre oorden beschikten de Romeinen over veel verschillende producten en specerijen, die werden toegepast in de Romeinse keuken.
Verschil in status is af te lezen aan het servies: links Romeinse drinkbeker van aardewerk; 1ste -2de eeuw na Chr.; rechts Romeinse drinkbeker van zilver; 1ste eeuw na Chr. Collectie APM.
EXTRA INFO VERMAAK
THEMA 2 Ontspanning en vermaak Overal en altijd wordt gespeeld. Muziekinstrumenten, spellen en kinderspeelgoed vonden vanuit de productiecentra hun weg tot in de uithoeken van het rijk. Ook nieuwe vormen van vermaak verspreidden zich door het hele Romeinse Rijk. Vooral de pantomime, die gebaseerd was op het Griekse theater, werd een internationaal fenomeen. De spectaculaire gladiatorenspelen waren oorspronkelijk door Griekse kolonisten in Campanië geïntroduceerd, door Etrusken en Samnieten overgenomen, maar vonden nu overal plaats. Ook andere wedstrijden als atletiekspelen, wagenrennen, dierengevechten en muzische spelen werden in wijde kring beoefend. Vooral in het Oosten waren ze zeer geliefd. In alle delen van het rijk kwamen bouwwerken zoals concertzalen (odeia), (amfi)theaters, stadions en circussen. Het eerste stenen theater werd overigens pas in de eerste eeuw v. Chr. in Rome gebouwd door
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
generaal Pompeius. In de Romeinse Republiek werden theatervoorstellingen gezien als een bedreiging voor de zeden van de burgers. Door in het ontwerp van het theater een tempeltje voor Venus Victrix op te nemen, verkreeg Pompeius toch toestemming van de senaat voor de bouw. In Egypte boden aan tempels verbonden festivals altijd al vermaak. In de Romeinse tijd viel de lokale bevolking er ook voor het nieuwe amusement. In steden en dorpen werden rondreizende artiesten uitgenodigd om ook daar iets te laten zien van het spektakel van de grote wereld. Op de afbeelding een model van een pantomime masker. De jonge man draagt een zogenaamde Frygische muts. Deze muts verwijst naar de Klein-Aziatische herkomst van het personage. In Rome werd deze muts verward met de vilten muts die de vrijgelaten slaven droegen. Zodoende werd de puntmuts een symbool van vrijheid, verzet en revolutie, ook in latere tijden. Pantomimemasker van Egyptisch Nijl-klei; 2de eeuw na Chr. Collectie APM.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
OPDRACHT - PR-PROPAGANDA DOEL VAN DEZE MUSEUMLES -> je leert nadenken over de marketing van een museum: wat is de waarde van een museumbezoek? Hoe verkoop je cultuur? PRODUCT -> promotiefilm/trailer Tijdsduur Locatie Nodig
1 uur APM en klas smartphone of tablet
OPDRACHT Maak een groepje van 2 à 3 leerlingen. Beantwoord eerst de onderstaande vragen. VRAGEN Het Allard Pierson Museum wil graag meer bezoekers verwelkomen op de nieuwe afdeling Romeinen. 1. Hoe kan een museum volgens jou meer mensen trekken? 2. Wat vind jij het beste, leukste, mooiste van deze tentoonstelling? FILM 1 Maak een korte reclamefilm of trailer ( bv. met iMovie). Bepaal van te voren voor welke doelgroep je de reclamefilm maakt: 6o+, klasgenoten, basisschoolleerlingen of kleuters. 2 Bekijk op school de resultaten. Wie heeft de beste film? 3 Stuur de winnende video naar het APM. Wie weet komt jullie film wel op de website!
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
OPDRACHT – APM - Flitscollege DOEL VAN DEZE MUSEUMLES -> Je krijgt inzicht in de waarde van bepaalde objecten in het museum en waarom het ene object een topstuk is en het andere niet. Tijdsduur Locatie Nodig
1 uur in museum APM pen, papier, tablet of smartphone
OPDRACHT Het APM heeft verschillende topstukken in de tentoonstelling staan. Vorm een groepje van twee of drie leerlingen. Zoek uit wat de topstukken zijn en kies er 1 uit. FLITSCOLLEGE Maak een SPQR-Flitscollege van ongeveer 2 minuten waarin jij als presentator het belang van het voorwerp uitlegt. Verzamel van te voren zo veel mogelijk informatie en bedenk wat je gaat vertellen.
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
OPDRACHT - SCHRIFT DOEL VAN DEZE MUSEUMLES -> Je leert over de verschillende talen die in de Romeinse Wereld werden gesproken. Deze museumles bestaat uit een onderzoeksopdracht in de tentoonstelling Tijdsduur Locatie Nodig
0.5 uur in museum museum pen en papier
OPDRACHT In het Romeinse Rijk werden verschillende talen gesproken. Voorbeelden van deze talen vind je terug op verschillende voorwerpen in de tentoonstelling. Zoek voorbeelden van de verschillende talen. Schrijf een paar woorden over. Vul de onderstaande tabel aan. TAAL
Latijn
Etruskisch
Grieks
VOORWERP
TEKST
WAT STAAT ER?
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
Demotisch (Egyptisch)
Hiëroglyfen
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL
OPDRACHT – Mysterie-objectspel DOEL VAN DEZE MUSEUMOPDRACHT -> Je leert goed kijken naar de objecten en de functie ervan te bepalen: waar werd het voor gebruikt? Deze museumles bestaat uit een speuropdracht door de tentoonstelling. Tijdsduur Locatie Nodig
0.5 uur in museum APM pen en papier
OPDRACHT Vorm een groepje van 4 leerlingen en maak twee teams. Stel je voor: jullie zijn deelnemers in een archeologisch spel. Je hebt een half uur de tijd om het mysteriespel op te lossen. SPELREGELS: 1 Kijk naar de foto’s op het opdrachtenblad. 2 Overleg en bepaal de functie van de afgebeelde objecten. 2 Schrijf de antwoorden op. 3 klaar? Geef de antwoorden aan het andere team. 4 zoek nu in de vitrines naar de objecten en lees de bijschriften 5 kijk of de antwoorden van het andere team kloppen 6 wie heeft de meeste punten? mysterieobject
Wat is het?
V of X
BIJLAGE EXTRA MATERIAAL