Sport inspireert! Sportagenda 2016
1 |
Sportagenda 2016
Sport inspireert! Sportagenda 2016
2 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 3
Inhoud Inleiding Sportparticipatie Ambitie: sportparticipatie naar 75% -- Drie typen sporters -- Strategie: binden en boeien -- Aanpak per wijk -- Aanpak per sporttak -- Aanpak per levensfase
-- Aanpak per levensfase en doelgroep -- Kinderen (6-12 jaar) -- Jongeren (12-23 jaar) -- Jongvolwassenen (24-45 jaar) -- Oudere volwassenen (45-65 jaar) -- Gepensioneerden (65-plussers) -- Gehandicapten -- Specifieke doelgroepen
-- Na de vraag, het aanbod -- Sportaanbieders -- Sportaanbod -- Kader -- Sportaccommodaties
-- Wie doet wat? -- Financiering -- Monitoring
4 |
Sportagenda 2016
8
10 12 15 15 17 18 18 22 22 23 28 28 29 33 36 36 37 39 42 43 49 54
55
Topsport Ambitie: in de top 10 van de wereld -- Strategie: erkennen, focussen en financieren -- Stap 1: Erkennen -- Stap 2: Focussen -- Stap 3: Financieren
-- Aanpak op basis van inhoudelijke pijlers -- Talentontwikkeling -- Topsportinfrastructuur -- Topsportkader -- Medisch -- Doping -- Positie topsporter -- High performance services -- Wetenschappelijke Ondersteuning Topsport -- Paralympisch -- Uitzendingen -- Topsportevenementen
-- Wie doet wat? -- Monitoring
56 58
61 64 68 70 76 76 76 80 80 80 80 82 86 90 90 91 91 93
Voorwaarden voor succes
94
Organisatieontwikkeling: verbindend leiderschap
96 -- Strategie 99 -- Het huis op orde 99 -- Een heldere visie op de ontwikkeling van de eigen sporttak 102 -- Talent herkennen en ontwikkelen 102 -- Verbindend vermogen 102 -- Kennisontwikkeling 106
-- Wie doet wat? 121 -- Financiering 121
De besteding van Lottomiddelen
122 -- Het fundament 125 -- Concrete uitwerking 126 -- De belangrijkste veranderingen 128
-- Wie doet wat? 106 -- Financiering 107 -- Monitoring 109
Het vermarkten van sport
110 -- De waardebeleving van sport 113 -- De belangrijkste geldstromen 114 -- Consumenten 114 -- Gemeenten 115 -- Provincies 115 -- Rijk 116 -- Europese Unie 116 -- Bedrijfsleven 116 -- Kansspelen (De Lotto) 117 -- Media 120 -- Overige geldstromen 121
Sportagenda 2016
| 5
Interviews
Praktijkvoorbeelden Sportconnextion: vliegwiel voor vernieuwing
26
‘Denken en doen’ brengt inactieve senioren in beweging
30
Bart Zijlstra, ministerie van VWS
20
“We geven ruimte aan lokaal ondernemerschap”
Gert-Jan Lammens, Rotterdam Sportsupport Bij de NBB hoort gehandicaptensport er helemaal bij
34
“Deel je successen”
SV Twello: midden in de samenleving
40
Siewert Pilon, Vereniging Nederlandse Gemeenten
46
52
“De gemeenten en de sport hebben elkaar nodig”
CTO’s en NTC’s creëren optimale randvoorwaarden voor sporters
78
Sport intelligence: voorsprong door kennis
84
“De Sportagenda is niet van mij of van NOC*NSF, maar van de sport”
Fieldlabs: voor het doorslaggevende verschil aan de wereldtop
88
Jan Kossen, KNZB
Jeroen Bijl, NOC*NSF
62
66
“We moeten kiezen voor topsport”
Democratisch evenwicht bij de KNGU
100
Atletiekunie en KNBLO-NL benutten de kracht van verbinding
104
Bart Zijlstra, ministerie van VWS
74
“We omarmen de ambitie van de sport”
Frits Avis, Nederlandse Ski Vereniging
118
“We moeten inkomsten genereren om ambities te realiseren”
6 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 7
Inleiding De Sportagenda 2016 is het vierde integrale beleidsplan van de sport en – zoals het de sport betaamt – aan ambities ontbreekt het niet. De sportparticipatie gaat naar 75 procent en de Nederlandse topsport gaat tot de top 10 van de wereld behoren. Het zijn ambitieuze streefdoelen. Om ze te realiseren moeten we de komende jaren focussen: op kansrijke doelgroepen, sporters, sporten, topsportprogramma’s en regio’s. Zonder daarbij overigens de veelzijdigheid van de Nederlandse sportcultuur geweld aan te doen. 8 |
Sportagenda 2016
Sportparticipatie en topsport: een sterke eenheid Sportparticipatie en topsport vormen een sterke eenheid. De verenigingscultuur heeft in Nederland al vele sporthelden voortgebracht die de bevolking op hun beurt weer inspireren om ook te sporten. Ondanks deze nauwe samenhang vragen sportparticipatie en topsport wel om zeer verschillende strategieën. Waar topsport gebaat is bij een sterke regie van bovenaf, is het voor sportparticipatie belangrijk juist het lokale initiatief te stimuleren. Het eerste deel in deze Sportagenda, over sportparticipatie, heeft dan ook vooral tot doel lokale partijen te inspireren en faciliteren, terwijl in het tweede deel over de topsportambitie concreet de lijnen worden uitgezet voor het landelijke topsportbeleid. Van woorden naar daden Van woorden naar daden: het is de rode draad van de Sportagenda 2016. We gaan focussen. Denken en handelen in doorbraken. Minder regelgeving, minder papierwerk, meer actie. Van vrijwilligers in verenigingsverband en van professionals bij sportbonden en NOC*NSF; sport is immers mensenwerk. Maar deze mensen kunnen dat niet alleen. Alleen door een goed samenspel met vele partners kunnen de ambities en doelen van de
sport worden gehaald. Andere belangrijke succesvoorwaarden hebben betrekking op organisatieontwikkeling (een sterke organisatie met de juiste mensen op de juiste plek), het vermarkten van sport (verhogen van de inkomsten) en een efficiënte en effectieve verdeling van de collectieve financiële middelen (prioriteiten stellen). Over deze succesvoorwaarden gaat het laatste deel van deze Sportagenda. Inspirerende leidraad De Sportagenda is een leidraad voor sportbonden en sportaanbieders bij het formuleren en realiseren van hun beleid en doelstellingen. Daarnaast wil de sport hiermee ook andere betrokkenen inspireren, zoals gemeenten, het Rijk, het bedrijfsleven en het onderwijs. Zonder hun betrokkenheid kan de sport haar ambities niet realiseren. Totstandkoming De Sportagenda 2016 is tot stand gebracht door vertegenwoordigers van sportbonden, NOC*NSF en andere partijen die nauw bij de sport betrokken zijn, te weten het ministerie van VWS, NISB, de Atletencommissie, Rotterdam Sportsupport en diverse personen uit de wetenschap.
Sportagenda 2016
| 9
Sportbonden en NOC*NSF zetten zich er al jaren voor in om meer mensen een leven lang te laten sporten. Niet zonder resultaat. De sportdeelname steeg de afgelopen jaren fors. Nu leggen we de lat nog hoger, met concrete, uitdagende streefpercentages. Op naar een sportparticipatie van 75 procent in 2016. Ofwel: 1,8 miljoen sporters erbij!
portparticipat sportparticipatie 10 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 11
Ambitie: sportparticipatie naar 75% 12 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 13
sportparticipatie sportparcitipatie || Ambitie: sportparticipatie naar 75%
De ambitie op het gebied van sportparticipatie bestaat uit vier concrete doelen1: 1. Meer mensen sporten - 75 procent van de bevolking sport minimaal 12 keer per jaar (nu 65 procent). 2. Mensen sporten vaker - 60 procent van de bevolking sport minimaal 40 weken per jaar (nu 50 procent). 3. Mensen worden actiever - 70 procent van de bevolking voldoet aan de combinorm2 (nu 60 procent). - Het aantal sporters dat deelneemt aan competities en wedstrijden stijgt met 10 procent. 4. Mensen sporten gedurende een langere periode in hun leven - 35 procent van de bevolking is lid van een sportvereniging of andere sportaanbieder (nu 29 procent). Deze vier doelen geven richting aan het sportparticipatiebeleid van de Nederlandse sport. De strategie om deze doelen te bereiken laat zich omschrijven als een strategie van ‘binden en boeien’. Daarbij vertrekken we vanuit de behoeften van onze doelgroepen. Het uitgangspunt is dat in elke wijk in Nederland een sportaanbod kan worden gecreëerd dat recht doet aan de specifieke en verschillende behoeften van de inwoners van die wijk. Voorwaarde is dat er lokaal een goede balans bestaat tussen sportaanbod, begeleiding en accommodatie. Daarnaast zijn draagvlak en samenwerking onontbeerlijk. Daarom willen we alle betrokken partijen – van sportbonden en sportaanbieders tot gemeenten en onderwijsinstellingen – inspireren om zich achter onze ambitie te scharen. 1. In 2012 houdt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een nieuwe sportparticipatiemeting. De daaraan gekoppelde trendanalyse is bepalend voor de definitieve hoogte van de streefcijfers.2. De combinorm is een maatschappelijk breed aanvaarde norm voor gezond beweeggedrag. Volgens de norm dienen jongeren dagelijks een uur actief te zijn, waarvan minimaal 3 keer 20 minuten intensief. Volwassenen dienen op 5 dagen per week een halfuur actief te zijn, waarvan minimaal 3 keer 20 minuten intensief.
14 |
Sportagenda 2016
Drie typen sporters Wie zijn nu die mensen die we vaker actief willen laten sporten gedurende een langere periode in hun leven? In grote lijnen onderscheiden we drie typen sportbeoefenaars. De strategie van de sport richt zich op alle drie typen met een gedifferentieerde aanpak. • Type 1 sport actief, een leven lang.Deze groep is veelal opgegroeid in de georganiseerde sport, blijft lang lid en sport veel en regelmatig. Hun sportbehoefte is groot. Als het lidmaatschap bij een bepaalde sportbond eindigt, blijven ze vaak duurzaam actief sporten. Niet zelden zijn dit clubmensen, die verbonden zijn met het sociale netwerk van een sportclub en die zich soms ook als vrijwilliger inzetten. • Type 2 sport actief, maar hoe lang nog? Mogelijk zijn zij zelfs onlangs al gestopt. Deze groep sport weliswaar actief (of heeft dat tot voor kort gedaan), maar er is een reële kans dat ze stoppen als het aanbod niet aansluit bij hun behoefte. Hun intrinsieke motivatie om te sporten en hun binding met sportaanbieders is kleiner dan van type 1.
• Type 3 is allang gestopt met sporten of heeft misschien wel nooit gesport.Deze groep heeft een lage intrinsieke motivatie om te sporten en het vergt meer inspanning om hen (weer) aan het sporten te krijgen. Ze zijn meestal niet bekend met de meerwaarde van een sportaanbieder. Vaak komt dat ook doordat er bij hen in de buurt geen passende sportaanbieder is.
Strategie: binden en boeien Binden en boeien: die woorden kenmerken de strategie van de sport om de sportparticipatie te vergroten. Ze zijn van toepassing op zowel actieve sporters als diegenen die niet (meer) sporten. Op sporters van type 1, 2 en 3. De sport focust op het behoud van actieve sporters en werving van nietsporters. Deze strategie werkt de sport uit in een gedifferentieerde aanpak: per wijk, per sporttak en per levensfase. Sportbonden en NOC*NSF zien het als hun opdracht om samen met gemeenten de sportaanbieders te ondersteunen bij de uitvoering van deze strategie.
Sportagenda 2016
| 15
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Sportparticipatie in Nederland
100% 90%
% Nederlanders > 12 keer per jaar sporten
80% 70% 60%
Aanpak per wijk
50%
% Nederlanders lid van een sportvereniging
40%
We onderscheiden wijken met een hoge en met een lage sportparticipatie.
30%
Sportparticipatie 20%
In deze wijken is het beleid erop gericht dat sporters duurzaam, actief en veilig blijven sporten. Daartoe zorgen bestaande sportaanbieders voor een blijvende, hoge kwaliteit van het aanbod dat aansluit op de behoeften van sporters. Om uitval te beperken koesteren en versterken ze het sterke sociale verband. Ze zijn innovatief en ondernemend om nieuwe sporters (vaak ouderen) te trekken.
10%
0-3 jaar
4-11 jaar
12-17 jaar
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-65 jaar
65+
Sportparticipatie in Nederland
100% 90%
Streven: gemiddeld 75% in 2016 (nu 65%)
80%
Wijken met een hoge sportparticipatie
laagd. De nabijheid van sportaccommodaties en betaalbaarheid van activiteiten zijn in dit verband van belang. Deze gecombineerde aanpak – gericht op zowel behoeftevergroting als drempelverlaging – maakt vergroting van de sportdeelname in deze wijken tot een complexe opdracht. Temeer omdat hier vaak weinig voldoende krachtige sportaanbieders zijn. Daarom zet de sport in deze wijken in op een collectieve aanpak: mensen en organisaties bundelen op lokaal niveau hun krachten om een goed multisportaanbod te creëren dicht bij de doelgroep. Betrokkenheid van de gemeente en de sterkere sportaanbieders is essentieel. Daarnaast wordt samengewerkt met lokale partners, zoals scholen, huisartsen en werkgevers.
Wijken met een lage sportparticipatie
70% 60% 50%
Streven: gemiddeld 35% in 2016 (nu 29%)
40% 30%
Sportparticipatie 20% 10%
Wijken met een lage sportparticipatie zijn vaak achterstandswijken. Hier is de maatschappelijke meerwaarde van sport het grootst. Het beleid is er in deze wijken op gericht mensen aan het sporten te krijgen. Maar daarvoor moeten mensen natuurlijk wel willen sporten. De sportbehoefte kan vergroot worden door inwoners de voordelen en het plezier van sporten te laten ervaren. Tegelijk moeten de drempels om te gaan sporten worden verRelatief aantal leden van sportverenigingen in Arnhem.3
0-3 jaar
4-11 jaar
12-17 jaar
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-65 jaar
65+
3. Bron: Kennis- en Informatiesysteem Sport (KISS).
16 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 17
De behoefte van (potentiële) sporters is zeer divers en er is in Nederland dan ook bestaansrecht voor tientallen verschillende takken van sport. Elke sport trekt zijn eigen groep sporters. Sommige veel, andere weinig. Sommige juist jongeren, andere vooral ouderen. Willen we de sportparticipatie vergroten, dan zijn dat belangrijke verschillen om rekening mee te houden. Hoe gaan we dat doen? Allereerst stelt elke sportbond op basis van demografische gegevens vast op welke kansrijke leeftijdsgroepen hij zich wil richten. Dat biedt een handvat voor samenwerking tussen sporttakken die verschillende leeftijdsgroepen aanspreken. Gezamenlijk kunnen ze besluiten om op een bepaalde locatie een ‘doorlopende sportlijn’ aan te bieden en zo een leven lang sporten te stimuleren. Samenwerking tussen (verwante) sporttakken kan ook gericht zijn op het kunnen doen van een gevarieerd sportaanbod. Ten slotte wordt in samenspraak met gemeenten of
18 |
Sportagenda 2016
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Aanpak per sporttak
regio’s de lokale sportbehoefte geïnventariseerd. De meest populaire sporten ontwikkelen vervolgens samen met de gemeente een langetermijnvisie op lokale vergroting van de sportparticipatie. Het is belangrijk dat sportbonden en gemeenten samen optrekken bij het doorontwikkelen van sportaanbod op lokaal niveau. Dat betekent ook: geïntegreerde ondersteuning van sportaanbieders. Daartoe werkt een aantal bonden en gemeenten voor 2013 enkele mogelijke samenwerkingsvormen uit. Die samenwerkingsvormen worden in de praktijk getest en daarna verder uitgerold.
Aanpak per levensfase De sportbehoefte per levensfase verschilt aanzienlijk. Bij elke levensfase hoort daarom een ander sportaanbod en een andere aanpak. Daarover lees je meer vanaf pagina 22.
Sportagenda 2016
| 19
Bart Zijlstra, ministerie van VWS
“We geven ruimte aan lokaal ondernemerschap” “De sport moet de hand uitsteken naar alle andere partijen die rondom de sport actief zijn”, vindt Bart Zijlstra, directeur Sport op het ministerie van VWS. “Niet alleen voor de Sportagenda, maar ook op lokaal niveau. Om een sportparticipatie van 75 procent te bereiken, is dat echt nodig.” Verbindingen leggen, samenwerking stimuleren: daar ligt ook een belangrijke verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Het is niet verrassend dat Bart Zijlstra veel waardering heeft voor de wijze waarop de Sportagenda tot stand is gekomen. De sport betrok hierbij vele partijen, rechtstreeks uit de sport en van buiten. Ook het ministerie van VWS was in meerdere werkgroepen vertegenwoordigd. De overheid vindt sport immers belangrijk. “Sport is een belangrijk element van een gezonde leefstijl en draagt bij aan een vitale samenleving. Als de drempels om dicht bij huis te sporten en be-
20 |
Sportagenda 2016
wegen laag zijn, dan zorgt dat ervoor dat mensen actief en fit zijn.” Bovendien brengt sport mensen bij elkaar. “Rondom sport kunnen veel mensen elkaar ontmoeten. Dat zorgt voor binding in de samenleving.” Richting Net als de Sportagenda richt het overheidsprogramma ‘Sport en bewegen in de buurt’ zich op een verhoging van de sportparticipatie. “Wij willen dat mensen, van jong tot oud, als ze dat willen, op een veilige manier meer kunnen sporten en bewegen in de buurt.” Maar de overheidsambitie is niet gekoppeld aan een streefpercentage. Bart Zijlstra kan zich evenwel goed in de ambitie van de sport vinden. “75 procent is ambitieus, maar als je de lat niet hoog legt, weet je zeker dat je niet hoog zult springen.” Hij wijst er wel op dat de sport niet als enige invloed heeft op realisatie van de ambitie. Ook gemeenten, het bedrijfsleven, het onderwijs, welzijn, de kinderopvang en vele anderen spelen een rol. “Met ons overheidsprogramma geven we richting aan al die partijen om samen met het sportaanbod aan de slag te gaan.” Daarvoor stelt de overheid middelen beschikbaar. Die zijn onder meer bestemd voor de aanstelling
van 2.900 buurtsportcoaches. Zij moeten zorgen voor een passend sport- en beweegaanbod door de verbinding te leggen tussen sport en andere partijen. Een ander deel van het overheidsbudget is bestemd voor de Sportimpuls, waarmee de overheid wil stimuleren dat sport- en beweegaanbieders beter gaan inspelen op de behoeften in de omgeving. Een laatste belangrijk speerpunt is ten slotte een veilig sportklimaat. Lokaal ondernemerschap De overheid geeft richting, financiert en is – niet in de laatste plaats – een belangrijke verbindende schakel. “Wij verbinden partijen aan onze agenda en aan elkaar.” Hoe ze die verbinding verder invullen, moeten ze grotendeels zelf weten. “Ons programma is geen blauwdruk van bovenaf, maar we geven steun om lokaal in te spelen op lokale behoeften. Ondernemerschap op lokaal niveau.” Bart Zijlstra vindt het belangrijk dat sportaanbieders oog hebben voor en inspelen op veranderende behoeften in de samenleving. “Er zijn sportverenigingen die alleen naar binnen kijken: ‘We spelen dit spelletje al honderd jaar en willen dat nog honderd jaar blijven doen.’ Maar die lopen het risico dat straks veel minder mensen dat
spelletje leuk vinden dan ze dachten. Dus gooi die luiken open en zoek nieuwe vormen van sporten en bewegen. Kijk niet alleen naar je leden, maar naar je hele omgeving. Ook naar specifieke groepen die niet vanzelfsprekend de weg naar sporten en bewegen weten te vinden.” Dat vergt wel wat van de sport. “Maar de moderne samenleving vergt veel van ons allemaal”, relativeert Bart Zijlstra. “Je moet ook reëel blijven: ik denk niet dat elke vereniging dit in dezelfde mate kan en wil oppakken. Maar als je als vereniging ook in de toekomst vitaal wil blijven, ontkom je er niet aan die verbinding met je omgeving aan te gaan.” Meer informatie over het kabinetsbeleid op het gebied van breedtesport vind je op www.sportbrief.nl (Programma Sport en Bewegen in de Buurt).
Sportagenda 2016
| 21
Kinderen (6-12 jaar) Ambitie: 100 procent sportparticipatie
Elke levensfase, elke doelgroep heeft een specifieke behoefte en verdient dan ook een specifiek sportaanbod en een gerichte aanpak. De benadering van de doelgroepen die op de komende pagina’s worden beschreven vormt een raamwerk voor de lokale invulling van sportbeleid.
Elk kind moet willen en kunnen sporten. Dat heeft een levenslang effect op het sportgedrag en daarmee ook op het welzijn en de gezondheid van kinderen. De sportdeelname door kinderen in de basisschoolleeftijd is groot: 87 procent van de kinderen van 6 tot 12 jaar sport minimaal 12 keer per
jaar. Dat betekent echter niet dat er geen verbeteringen mogelijk zijn; 13 procent van de kinderen sport immers niet. Vaak wonen deze kinderen in wijken met een lage sportparticipatie. Ook is er sprake van een toenemende bewegingsarmoede en overgewicht; veel kinderen halen de combinorm niet. Ten slotte veranderen veel kinderen van sport, omdat het aanbod en/of de begeleiding niet goed zijn.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? Sportparticipatie in Nederland doelstellingen 2016
100% 90% 80%
Dag van elk kind sportinclusief maken: sportparticipatie naar 100% Actief werven bij senioren i.p.v. alleen jeugd 1.000.000 potentiële sporters
70% Uitstroom vanaf 13 jaar halveren: multisport na, maar op school
60%
Om alle kinderen met sport te bereiken moeten onderwijs en sport intensiever samenwerken. We willen de bewustwording vergroten dat sport en bewegen een vanzelfsprekend onderdeel zijn van een gezonde leefstijl. Daarmee leggen we een stevig fundament voor een leven lang sporten. Waar nodig kiezen we bewust voor wijken met een lage sportparticipatie.
50% 40% Sport veel flexibeler aanbieden voor jong volwassenen en inspelen op life events: win-back van > 500.000
30% 20% 10%
0-3 jaar
22 |
Sportagenda 2016
4-11 jaar
12-17 jaar
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-65 jaar
65+
In wijken met een hoge sportparticipatie werkt de sport samen met het onderwijs aan kwalitatief goed en veilig bewegingsonderwijs. Vanuit de sport blijven we collectief combinatiefunctionarissen en begeleiders (leerkrachten, gymleraren, trainers en begeleiders BSO) inzetten om sport op een leuke en gevarieerde manier aan te bieden. Kinderen in deze leeftijdscategorie beoefenen
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Aanpak per levensfase en doelgroep
meerdere sporten. Voor de meeste sporttakken geldt dat de echte talenten zich daarin pas vanaf ongeveer 12 jaar specialiseren. Alleen voor enkele sporten waarvoor vroegspecialisatie noodzakelijk is, ligt dat anders. Ook in wijken met een lage sportparticipatie werkt de sport samen met het onderwijs aan kwalitatief goed en veilig bewegingsonderwijs. Samen met het onderwijs stimuleert de sport sportieve gewoontevorming door kinderen op school in aanraking te brengen met sport. Door een gestructureerde lijn ‘sport op school – sport na school – sport via school’ leggen sport en onderwijs de verbinding tussen school en sportaanbieders. Sportaanbieders ontwikkelen en verzorgen een sportaanbod op, bij en in samenwerking met scholen. Lokaal maatwerk is in deze wijken van groot belang, net als het stapelen of verbinden van gemeentelijke en andere middelen (bv. Jeugdsportfonds).
Jongeren (12-23 jaar) Ambitie: 90 procent sportparticipatie Bij de overstap naar het voortgezet onderwijs verliest een grote groep kinderen de binding met sport. Hun prioriteiten veranderen en het regu-
Sportagenda 2016
| 23
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
liere aanbod van trainen en wedstrijden past niet meer in hun drukke tijdschema. De uitstroom is dan ook groot. Leerlingen in het vmbo en mbo sporten het minst en stoppen het vaakst. De sport wil de groep jongeren die stopt met sporten halveren.
zo nodig naar een andere sportaanbieder of sporttak. De jongeren worden ook betrokken bij de ontwikkeling van een passend sportaanbod. Sportaanbieders werven ten slotte de jongeren niet alleen als sporter, maar ook voor het vervullen van maatschappelijke stages en (aantrekkelijke) kaderfuncties.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? Om deze ambitie te realiseren willen we sport aanbieden op school en jongeren betrekken bij de ontwikkeling van een passend aanbod. Daarvoor moeten scholen en sportaccommodaties wel voldoende beschikbaar en bereikbaar zijn of ‘sportinclusief’ worden ingericht. Bovendien is het van belang dat sportaanbieders elkaar niet als concurrent beschouwen, maar dat ze de overgang naar andere sporten juist stimuleren en faciliteren.
Ook in wijken met een lage sportparticipatie worden jongeren betrokken bij het ontwikkelen van een sportaanbod dat aansluit bij hun behoefte. Om de verbinding tussen sport en onderwijs te versterken worden er sportprogramma’s aangeboden op vmbo- en mbo-scholen. De sport maakt ten slotte ondersteunende landelijke afspraken met allianties zoals Platform Sport, Bewegen en Onderwijs en de MBO Raad.
In wijken met een hoge sportparticipatie richt de aandacht zich op jongeren die (dreigen te) stoppen met sport. Sportaanbieders begeleiden hen
24 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 25
uitdepraktijk
Maximale vernieuwing van het sportaanbod door samenwerking: zo luidde de belangrijkste doelstelling van de proeftuinen ‘nieuwe sportmogelijkheden’ van NOC*NSF. Sportconnextion was zo’n proeftuin. Cor Jansen, voorzitter van Omnivereniging Zwaluwen Utrecht 1911, vertelt wat die voor zijn vereniging betekend heeft. Toen in 2006 de proeftuinen werden gelanceerd, had Zwaluwen Utrecht 1911 net een fusie achter de rug en ging er nog veel energie op aan interne beslommeringen. Er was een nieuw beleid gericht op vernieuwing, maar, zegt Cor Jansen, “dat konden en wilden we niet op eigen kracht.” Nodig waren innovatiedrive, partnerschap en, om vernieuwing te realiseren, natuurlijk ook financiële ruimte. Bovendien wil Zwaluwen een lerende organisatie zijn. “En dat moet je vooral doen met partijen die van de gebaande paden willen afwijken.” Sportconnextion was daarvoor een ideaal platform.
Sportconnextion: vliegwiel voor vernieuwing
Samen met drie andere Utrechtse clubs formuleerde Zwaluwen drie doelstellingen: meer allochtone meisjes, meer vmbo-leerlingen en meer volwassenen meer aan het sporten krijgen. “En dat ‘meer’ interpreteerden we als: meer, innovatiever, intensiever, gevarieerder.” Ze verbonden zich in de stichting Sportconnextion en in het voorjaar van 2007 ging de proeftuin van start.
Ja, dat doen we! Dankzij Sportconnextion slaagde Zwaluwen erin de afgelopen vier jaar vele vernieuwingen door te voeren. “In 2007 hadden we geen hockeyvelden, geen hallen voor zaalvoetbal, geen tennisvelden... alleen tennisballen.” Anno 2012 heeft de club onder meer de sterkst groeiende hockeyafdeling van Nederland (in 2 seizoenen van 0 naar > 500 leden), zaalvoetbal in twee sporthallen, twaalf meidenvoetbalteams, tennisvelden en in de winter zelfs een ijsbaan. Ook wordt intensief samengewerkt met het onderwijs, via schoolsport, stagiai-
res van de hogeschool en maatschappelijke stages. Bij de fusie in 2005 telde Zwaluwen Utrecht 700 leden, in 2012 groeit de club richting 1.600. Veel nieuwe leden zijn afkomstig uit de specifieke doelgroepen van Sportconnextion. Een mooie prestatie. “Het werk van velen”, benadrukt Cor Jansen. “Waar we als vereniging het meest trots op zijn is dat bij onze sportafdelingen de houding volledig gekanteld is. In plaats van ‘nee, dat kan niet’, hoor je nu ‘ja, dat doen we uiteraard wel!’” Meer informatie over Sportconnextion: www.sportconnextion.nl Betrokken verenigingen: Omnivereniging Zwaluwen Utrecht 1911 (www.zwaluwenutrecht1911.nl), Vrouwensportvereniging Ladyfit (www.ladyfit.nl), Honk- en softbal lvereniging Domstad Dodgers (www.domstaddodgers.nl) en Worstelvereniging De Halter (www.dehalter.com)
foto’s: Kees Rutten
26 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 27
Ambitie: 75 procent sportparticipatie (stijging met 10 procent) De sportdeelname van jongvolwassenen blijft achter bij de ambities van de sport. In deze leeftijdsfase maken veel mensen gebeurtenissen mee die hun leven ingrijpend veranderen. Denk aan verhuizen, samenwonen, een nieuwe baan of kinderen. Vooral de combinatie van werk en jonge kinderen laat weinig vrije tijd over.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? Het streven is om het aandeel sportende jongvolwassenen te vergroten door ze na een ingrijpende gebeurtenis weer te enthousiasmeren voor de sport met een passend sportaanbod. In wijken met een hoge sportparticipatie verzorgen sportaanbieders daartoe een flexibel aanbod dat qua sportmoment en sportlocatie aansluit bij de behoeften van jongvolwassenen. Een sportaanbod op het werk of bij de school van de kinderen behoort tot de mogelijkheden. Verder is het van belang dat verenigingen en commerciële sportaanbieders (met name fitness) meer gaan samenwerken. Behalve het aanbod zelf verdient ook de communicatie aandacht; sportaanbieders
28 |
Sportagenda 2016
communiceren hun aanbod actief aan potentiële nieuwe sporters. In wijken met een lage sportparticipatie brengen sportaanbieders de sport gericht naar potentiële sporters toe: in de wijk, bij de school van de kinderen of op het werk (bedrijfssport). Daartoe werken ze samen met gemeenten, bedrijven en scholen. Aandachtspunt is dat het sportaanbod aansluit bij het dagritme van jongvolwassenen. Om de doelgroep te laten kennismaken met de sportmogelijkheden, worden lokaal sportoverstijgende intro’s georganiseerd.
Oudere volwassenen (45-65 jaar) Ambitie: 70 procent sportparticipatie (stijging met 10 procent) De meeste oudere volwassenen hebben in het verleden wel gesport, maar in deze leeftijdsfase is hun sportdeelname relatief laag: 60 procent sport minimaal 12 keer per jaar. Velen gaan in deze levensfase minder werken. Ook de zorgtaken voor kinderen nemen af. Dat biedt mensen in deze leeftijdscategorie doorgaans meer vrije tijd. Wel hebben ze vaak nog een baan en een druk sociaal leven.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? In wijken met een hoge sportparticipatie is het sportaanbod gericht op het behoud en het terugwinnen van deze doelgroep. Daarvoor speelt de sport specifiek in op de behoefte van deze doelgroep aan verbetering van de fitheid. Bedrijfssport is een speerpunt; sportaanbieders kunnen hiervoor zelfstandig of samen met anderen een aanbod ontwikkelen.
cent). Het aandeel 65-plussers dat is aangesloten bij een sportbond bedraagt minder dan 10 procent. Deze doelgroep is de grootste groeimarkt.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren?
Ambitie: sportparticipatie stijgt met meer dan 25 procent
In wijken met een hoge sportparticipatie heeft de sportaccommodatie als clubhuis een centrale functie. Hier kan de doelgroep overdag sporten of zich bijvoorbeeld als vrijwilliger inzetten. Dat heeft als extra voordeel voor de sportaanbieder dat de bezettingsgraad hoger wordt. Werving van de doelgroep vindt plaats via – deels nieuw op te zetten – lokale netwerken van sportaanbieders met bijvoorbeeld huisartsen, fysiotherapeuten en buurtwerkers. Ook vernieuwing en uitbreiding van het sportaanbod (zoals bridge in de voetbalkantine) moet bijdragen aan een verhoging van de sportparticipatie door 65-plussers. Bij de ontwikkeling van een passend sportaanbod spelen sportaanbieders in op de behoefte van de doelgroep aan beleven, genieten en gezelligheid. Verbetering van de vitaliteit, zowel fysiek als mentaal, is een belangrijk doel.
De meeste 65-plussers zijn met pensioen en hebben betrekkelijk veel vrije tijd. Ze willen graag sporten met leeftijdsgenoten, maar minder dan de helft van hen sport regelmatig. Voor 75-plussers ligt het percentage sporters nog lager (<30 pro-
In wijken met een lage sportparticipatie brengen sportaanbieders de sport naar de doelgroep toe. De nadruk ligt op het bieden van sportmogelijkheden in de buurt. Daarvoor werken sportaanbieders
In wijken met een lage sportparticipatie brengen sportaanbieders de sport naar de doelgroep toe: in de wijk of op het werk. Daarvoor werken ze samen met de gemeente en bedrijven. De behoefte van de doelgroep aan flexibiliteit en het sporten met leeftijdsgenoten is leidend bij de ontwikkeling van een nieuw sportaanbod.
Gepensioneerden (65-plussers)
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Jongvolwassenen (24-45 jaar)
Sportagenda 2016
| 29
uitdepraktijk
‘Denken en doen’ brengt inactieve senioren in beweging 30 |
Sportagenda 2016
Hoe krijg je inactieve senioren in beweging? Met een aanbod van sportlessen zijn ze niet zo makkelijk te vermurwen. Je moet immers inspelen op de behoefte, en die is er (nog) niet. De Nederlandse Bridge Bond (NBB) bedacht een uiterst succesvolle aanpak. Met het programma ‘Denken en doen’ bouwt de bond sociale netwerken die 55-plussers weer bij de samenleving betrekken en waar mogelijk in beweging brengen.
of een dagje uit. Om een actieve leefstijl nog meer te stimuleren, krijgen de deelnemers na ongeveer een jaar ook beweegactiviteiten aangeboden. Dat kunnen activiteiten zijn die vanuit de gemeente worden aangeboden, maar ook van andere sportbonden. En wat blijkt: de interesse is groot. Zonder ‘Denken en doen’ hadden de deelnemers niet zo snel gebruikgemaakt van het beweeg aanbod.
Deelnemers aan ‘Denken en doen’ leren in twintig maanden bridgen van een ervaren, enthousiaste docent. Zo krijgen ze niet alleen de beginselen van het spel onder de knie, maar leren ze ook elkaar kennen. Er ontstaat al snel een clubgevoel, waaruit gemakkelijk nieuwe gezamenlijke activiteiten voortkomen: samen fietsen, naar yoga
Samenwerken De Bridgebond werkt nauw samen met gemeenten. Ook zij willen immers hun inactieve senioren meer bij de samenleving betrekken. Gemeenten weten welke ouderen in welke wijken het meeste baat hebben bij het project en hoe zij hen het beste kunnen bereiken. Bijna alle projecten zijn ‘uitverkocht’.
Succes Het succes van ‘Denken en doen’ overtreft alle verwachtingen. Aanvankelijk doel was om in twee jaar 37 sociale netwerken te vormen met elk 40 tot 50 deelnemers. Het werden er 73, met gemiddeld 60 deelnemers. In sommige gemeenten is er zelfs een wachtlijst. Uit onderzoek is gebleken dat mensen in een sociaal netwerk, mensen met vrienden, langer en gezonder leven. Zij doen een minder groot beroep op zorg. Door ‘Denken en doen’ krijgen ze een actieve leefstijl aangeboden. Dat spreekt aan! Meer informatie over ‘Denken en doen’ vind je op www.bridge.nl/denken-en-doen.
Sportagenda 2016
| 31
dus essentieel om de sportdeelname van gehandicapten te verhogen.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren?
Gehandicapten Ambitie: sportparticipatie stijgt met 10 procent De sportparticipatie van gehandicapten is in heel Nederland lager dan van niet-gehandicapten. Het aandeel licht gehandicapten dat minimaal 12 keer per jaar sport, bedraagt 54 procent (in vergelijking met 69 procent voor niet-gehandicapten). Voor matig en ernstig gehandicapten ligt dat percentage op 34 procent.4 Belangrijke oorzaken van de verhoudingsgewijs lage sportparticipatie zijn van persoonlijke en organisatorische aard. Ook het geringe sportaanbod in de nabije omgeving beschouwen gehandicapten als een knelpunt. Sportaanbieders melden bovendien dat ze de doelgroep niet altijd weten te bereiken. Goede samenwerking, versterking van het aanbod en focus op specifieke doelgroepen is
foto: ANP PHOTO
32 |
Sportagenda 2016
Om de sportdeelname door gehandicapten te vergroten moet, onafhankelijk van de specifieke wijk, de totale driehoek sportaanbod, begeleiding en accommodatie worden versterkt en beter toegankelijk zijn. De sport volgt daarvoor twee sporen. Ten eerste moeten partijen die betrokken zijn bij de gehandicaptensport regionaal met elkaar worden verbonden. Zo ontstaat een landelijk dekkende samenwerkingsstructuur waarbinnen vraag en aanbod worden samengebracht. In de tweede plaats versterken bonden en verenigingen hun aanbod door ingebedde programma’s en deskundige begeleiding. Met dit sterke aanbod focussen ze op werving en behoud van de doelgroep gehandicapten.
4. Sociaal en Cultureel Planbureau (2007), Aanvullend Voorzieningengebruikonderzoek (AVO).
Sportagenda 2016
| 33
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
samen met de gemeente en zorg- en welzijns instellingen en/of met andere sociale verbanden (zoals visverenigingen).
uitdepraktijk
“Je moet je niet laten tegenhouden door alle problemen die voor elke oplossing gevonden worden.” Dat is het belangrijkste dat Luc Vergoossen van de Nederlandse Basketball Bond (NBB) de afgelopen jaren heeft geleerd als Manager Rolstoelbasketball Breedtesport. “En ik bedoel precies wat ik zeg. Als je iets niet probeert, lukt het zeker niet.”
Bij de NBB hoort gehandicaptensport er helemaal bij 34 |
Sportagenda 2016
“Iedereen heeft recht op sporten”, vindt de NBB. Daarom voert de bond sinds enkele jaren een actief beleid om meer mensen met een handicap te laten basketballen en er is al veel bereikt. Zo is er tegenwoordig een volwaardige jeugdcompetitie voor rolstoelbasketball. “Voorheen moest de jeugd met volwassenen spelen. Daar wordt een zesjarige niet blij van”, vertelt Luc Vergoossen. Nu zijn er tien regio’s, waar
zeventig à tachtig kinderen met en tegen elkaar spelen. Uiteindelijk doel is dat ze doorstromen naar reguliere clubs. Luc Vergoossen gaat daarvoor proactief verenigingen benaderen. Die hebben er niet veel voor nodig. “Alleen de wil en de doelgroep.” Accommodatie-eisen vormen geen belemmering. “Alleen wat plastic stoeltjes in de douche.” Soms is het wel lastig een compleet team – met acht spelers – te vormen, maar ook daarvoor is wel een oplossing. “We denken over een drie-tegen-drie-competitie. Dan heb je aan vier mensen al genoeg.”
Volledig geïntegreerd Alle bondsmedewerkers hebben gehandicaptensport scherp op het netvlies. “We zijn voor al onze producten nagegaan hoe we die ook kunnen inzetten voor rolstoelbasketballers en in alle
nieuwe producten wordt, zo mogelijk, meteen een rolstoelcomponent geïntegreerd.” Dat geldt bijvoorbeeld voor het spel Peanuts Playground. “Oneerbiedig gezegd: een soort ganzenbord met basketballoefeningen. Iedereen kan het spelen, of je nu in een rolstoel zit of niet.” Ook bedacht de NBB (met de Britse basketballbond) een nieuwe basketballvorm voor spelers met en zonder handicap: Zone Basketball. En er zijn alweer volop nieuwe plannen om het basketball nog toegankelijker te maken. “Ik zit nog vol ideeën en laat me niet demotiveren door problemen die mensen opwerpen. Gewoon doorgaan: dan kom je het verst.” Voor meer informatie, zie: www.basketball.nl (menu: Basketball Ontwikkeling>Rolstoelbasketball).
Sportagenda 2016
| 35
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? Het vergt vaak vrij veel moeite om specifieke doelgroepen te bereiken en binden. Een passend sportaanbod is drempelvrij, aantrekkelijk en kwalitatief verantwoord. Dat realiseren vraagt om specifieke expertise en samenwerking met
36 |
Sportagenda 2016
Sportaanbod
er Sfe
In eerste instantie richt de sport zich specifiek op de volgende specifieke doelgroepen: mensen in sociaal isolement, (jonge) mensen met gedragsproblematiek, langdurig werklozen, chronisch zieken, diabetici en mensen in de maatschappelijke opvang. Hun sportdeelname blijft achter bij die van de gemiddelde Nederlandse bevolking. Vaak weten de genoemde doelgroepen de weg naar een sportaanbieder niet goed te vinden. Ook voelen ze zich in het verenigingsleven doorgaans minder snel thuis. Juist deze kwetsbare groepen kunnen echter baat hebben bij sport. En zij bieden de sport óók een kans, namelijk om verder te groeien in kwaliteit, imago en omvang. Door sport in te zetten voor participatie, helpt de sport deze doelgroep, zichzelf én de maatschappij vooruit.
leiding en een geschikte accommodatie. Deze drie elementen – sportaanbod, kader (begeleiding) en accommodatie – zijn de pijlers waarop sportaanbieders lokaal invulling geven aan de basisstrategie van ‘binden en boeien’.
Ambitie sportaanbieder
Accommodatie
Kader Cultuur
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Ambitie: meer succesvolle lokale duurzame trajecten met betrokken sportaanbieders
partijen buiten de sport. Maar sportbonden en -aanbieders die zich hiervoor inzetten, zijn aantrekkelijke samenwerkingspartners en kunnen er veel voor terugkrijgen. Ze staan midden in de samenleving en creëren zo een breed draagvlak voor al hun activiteiten. Om de ambities met betrekking tot specifieke doelgroepen te verwezenlijken volgt de sport twee sporen. Enerzijds richt de sport zich op een verbetering en verbreding van het sportaanbod voor en de begeleiding van deze doelgroep. Dat kan zowel bij bestaande sportaanbieders als via kanalen van samenwerkingspartners. Verder stimuleert de sport de vraag naar sport onder kwetsbare mensen en matcht ze die met sportaanbieders en hun sportaanbod.
Ind ent itei t
Specifieke doelgroepen
nesscentrum, van multifunctioneel sportcentrum tot informele hardloopgroep. Elk met een eigen cultuur, identiteit en sfeer. Die sportaanbieders en hun grote diversiteit moeten we koesteren, want er zijn ruim 10 miljoen Nederlanders die zich bij hen hebben aangesloten en die hebben heel diverse behoeften. De sportaanbieders hebben bovendien niet alleen een functie voor de sport, maar ook een belangrijke sociale rol. Trouwe sporters zijn vaak jarenlang aan dezelfde aanbieder verbonden. De sportbonden en NOC*NSF willen sportaanbieders versterken door ze te ondersteunen bij de uitvoering van hun eigen doelstellingen, maar tegelijk ook inspireren en prikkelen om samen de ambities van de sport te realiseren.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren?
Na de vraag, het aanbod
De lokale driehoek.
De aanpak van de sport om de sportparticipatie te vergroten vertrekt vanuit de behoeften van de doelgroepen. Die zijn leidend. Na de vraag, gaan we nu in op het aanbod. Aanbod in brede zin; dat bestaat niet alleen uit trainingen en competities in specifieke sporten, maar ook uit een goede bege-
Ambitie: er komen meer sportaanbieders die doelstellingen formuleren én realiseren
Sportaanbieders
Het Nederlandse sportlandschap bestaat uit tienduizenden sportaanbieders: van klein tot groot, van traditionele vereniging tot commercieel fit-
De ondersteuning voor sportaanbieders wordt verbeterd. Daarbij verdient elke sportaanbieder wel een specifieke benadering. We generaliseren niet. Sportaanbieders die maatschappelijk verantwoord ondernemen als doelstelling hebben, kunnen rekenen op extra steun. Samenwerking tussen sportaanbieders onderling en tussen sportaanbieders en andere partijen wordt gestimuleerd.
Sportagenda 2016
| 37
Kurk Sportverenigingen vormen de kurk waarop de Nederlandse sport drijft. Niet alleen de breedtesport, óók de topsport. Veel topsporters startten er ooit hun sportieve loopbaan en wedstrijdsport vindt grotendeels bij verenigingen plaats. Sportverenigingen hebben bovendien niet alleen een functie voor de sport, maar ook een bredere sociaal-maatschappelijke rol. Niet zonder reden worden verenigingen in toenemende mate ingezet om maatschappelijke doelen – bijvoorbeeld op het gebied van integratie, participatie, gezondheid en kinderopvang – te bereiken. Het bedrijfsleven kijkt weleens jaloers naar de energie en betrokkenheid die het verenigingsleven weet aan te boren. Er is een zeer sterk wij-gevoel.
Ontwikkelen Maar de verenigingen staan ook onder druk. Maatschappelijke ontwikkelingen als consumentisme en individualisering vragen van sportbonden en verenigingen dat ze zich blijven ontwikkelen en blijven zoeken naar nieuwe manieren om sporters te werven en te behouden. Dat vergt denken buiten de traditionele structuren: georganiseerde sport 2.0. Als dat lukt, dan is de vereniging de krachtigst denkbare organisatievorm van de Nederlandse sport. In elke andere vorm zal het moeilijker zijn de gezamenlijke ambities op het gebied van sportparticipatie te realiseren. Versterking van de verenigingsstructuur verdient dan ook juist in deze tijd volop aandacht.
38 |
Sportagenda 2016
Ambitie: optimale aansluiting bij de behoeften van kansrijke doelgroepen Het verzorgen van een aantrekkelijk sportaanbod is de core business van sportaanbieders. Om bestaande doelgroepen te behouden en nieuwe doelgroepen te werven is het van belang om – vertrekkend vanuit de behoeften van kansrijke doelgroepen – het sportaanbod te blijven vernieuwen en verbreding van het aanbod niet uit de weg te gaan. Sportprogramma’s die elders hun succes hebben bewezen kunnen hierbij als voorbeeld dienen. Naast het zorgen voor een sportaanbod, hebben sportaanbieders ook een bredere maatschappelijke rol. De sport als middel. De sport wil sportaanbieders stimuleren om hier meer invulling aan te geven. In Nederland zijn er ongeveer 3.000 sport-
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Sportaanbod Extra aandacht voor de vereniging Voor de vergroting van de sportparticipatie spelen sportaanbieders een cruciale rol. Als we in deze Sportagenda over sportaanbieders spreken, bedoelen we álle organisaties die lokaal sport aanbieden. Dat zijn dus niet alleen sportverenigingen en clubs, maar ook maneges, fitnesscentra en vele andere organisaties die niet bij een sportbond zijn aangesloten. Dat neemt niet weg dat sportverenigingen in het bijzonder aandacht verdienen. Geen enkel ander land kent zo’n hoge organisatiegraad van de sport als Nederland. Er zijn hier bijna 29.000 sportverenigingen met in totaal 4,9 miljoen leden.
aanbieders die meer willen betekenen voor hun achterban en buurt. Ze onderscheiden zich door ondernemerschap en een grote maatschappelijke betrokkenheid en zijn hard nodig om de maatschappelijke rol van sport verder uit te bouwen.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? De aanpak van de sport is gebaseerd op de uitrol van succesvolle sportprogramma’s en het stimuleren van samenwerking, ondernemerschap en (wijkgerichte) maatschappelijke betrokkenheid.
Sportagenda 2016
| 39
uitdepraktijk
SV Twello: midden in de samenleving
“We zijn er voor onze leden, hun familie, onze vrijwilligers, bezoekende sporters, sponsoren en leveranciers, de omwonenden, schoolkinderen en overige burgers van de gemeente Voorst.” Dat staat te lezen op de website van SV Twello. Het is kenmerkend voor de brede blik en omgevings gerichtheid van deze omnivereniging, die haar leden een leven lang wil binden en maatschappelijk ondernemerschap tot kerndoelstelling heeft gemaakt.
Samenwerking
SV Twello telt ongeveer 1.650 leden en een kleine 400 vrijwilligers en biedt vele sporten. Van voetbal en volleybal tot turnen en fitness. Continue uitbreiding en vernieuwing zijn belangrijk voor werving en behoud van leden en vrijwilligers, meent verenigingsmanager Wilco Huisman. “Als opa klaverjast bij
Ook belangrijk: samenwerking. “Juist door samen te werken met maatschappelijke partners kunnen we van betekenis zijn voor de omgeving.” Partners zijn bijvoorbeeld de voetbalacademie van FC Twente en de buitenschoolse opvang, die structureel gebruikmaken van de accommodatie. De club werkt verder regelmatig aan projecten met
SV Twello kan dat ertoe leiden dat zijn kleinzoon hier komt voetballen. Zonder breed aanbod haken mensen af en kun je op termijn bepaalde sporten misschien helemaal niet meer aanbieden.” Toen uit onderzoek bleek dat 55-plussers in Twello de meeste behoefte hadden aan fitness, aarzelde de vereniging dan ook niet om een fitnessafdeling in te richten. “En binnenkort starten we met yoga en personal training.”
scholen en zorginstellingen in de regio. Niet zelden krijgt ze daarbij ondersteuning van hbo-studenten. Ook komen er regelmatig scholen en bedrijven over de vloer voor toernooien en bijeenkomsten. Commercieel interessant, maar dat is niet de enige reden. “Zo maken ook veel mensen kennis met de club. Bovendien bouwen we zo een netwerk dat we eventueel weer kunnen inzetten voor onze leden.”
SV Twello won in 2011 de publieksprijs van de verkiezing tot Sportbestuur van het Jaar. Meer info over de vereniging vind je op www.svtwello.nl.
foto’s: SV TWELLO
40 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 41
Ambitie: voldoende competent kader Een toename van het aantal sporters betekent een grotere behoefte aan goede begeleiding. Voldoende en gekwalificeerd sporttechnisch kader dus. Gaat het om sporten in wedstrijdverband, dan zijn ook meer gekwalificeerde arbiters en/of juryleden nodig. Om dat te realiseren is een sociaal veilige en sterke sportomgeving, bestuurd door competente bestuurders, onmisbaar.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? De sport gaat zorgen voor voldoende sporttechnisch, arbitraal en bestuurlijk kader door zowel werving van nieuwe functionarissen als beperking van het verloop. Waardering en motivering van huidig competent kader krijgt meer aandacht en ondernemerschap wordt beloond. Dat geldt overigens ook voor de buurtsportcoaches (voorheen: combinatiefunctionarissen). Ook hun inzet verdient blijvende waardering en aandacht. Om de competenties van kaderfunctionarissen op peil te houden verdient het opleidingenaanbod aandacht. Dat wordt verder verbeterd en regionaal verankerd door regionale samenwerking tussen sportaanbieders en onderwijsinstellingen.
42 |
Sportagenda 2016
Opleidingen voor technisch kader worden vernieuwd op basis van het beleid van de sport en de overheid en maatschappelijke ontwikkelingen. In het bijzonder is daarbij aandacht voor de wijze waarop begeleiders sport op een leuke en gevarieerde manier kunnen aanbieden, met name aan de jeugd. Door het besef te vergroten dat goed opgeleid technisch kader belangrijk is, wil de sport bij zowel sporters als sportaanbieders de vraag naar competente trainers en coaches stimuleren. Sportaanbieders worden (waar nodig) ondersteund bij het vernieuwen en versterken van het bestuurlijk kader. Daarvoor zoekt de sport ook samenwerking met het bedrijfsleven, om netwerken te ontwikkelen gericht op kennisuitwisseling, kruisbestuiving en deskundigheidsbevordering. Specifieke aandacht is er voor de beleidscyclus; de sport wil bestuurders er bewuster van maken dat het belangrijk is beleidsplannen op te stellen en te realiseren. De sport blijft ten slotte ook werken aan de verbetering van het imago van scheidsrechters, de werving van nieuwe scheidsrechters en hun opleiding en begeleiding.
Sportaccommodaties Ambitie: de sportaccommodatie krijgt een centrale rol in het sportparticipatiebeleid Sportaccommodaties zijn naast het sportaanbod en de begeleiding een van de drie elementen waarmee lokale sportaanbieders kunnen voorzien in de behoeften van de doelgroepen. Willen zij daar optimaal gebruik van maken, dan vraagt dat om een open en wijkgericht accommodatiebeleid. Daarnaast verdient het aspect ‘zeggenschap’ bijzondere aandacht. Een zeer complex netwerk van publieke en private investeerders en beheerders is verantwoordelijk voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van sportaccommodaties. Soms is een sportaanbieder zelf voor honderd procent de investeerder en exploitant van een accommodatie, maar vaker is hij ‘slechts’ huurder. Dat betekent meestal dat hij nauwelijks zeggenschap heeft. En juist zeggenschap – over de bezetting en inhoudelijke agenda van een accommodatie
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Kader
– blijkt cruciaal te zijn voor groei. Sporten die wel zeggenschap hebben (hockey, voetbal, golf) groeien het hardst. Door zeggenschap kan een sportaanbieder namelijk relatief gemakkelijk investeren in nieuw aanbod en zijn club ondernemend aansturen.
Hoe gaan we deze ambitie realiseren? Sportbonden en sportaanbieders streven, al dan niet gezamenlijk, naar maximale zeggenschap over accommodaties en sportlocaties. Samen met waarborgfondsen (Sportaccommodaties, Kinderopvang) maakt de sport serieus werk van de ontwikkeling van kennis en expertise op dit gebied. Sportaanbieders voeren een open, wijkgericht accommodatiebeleid. Dat betekent dat zij niet alleen voor de eigen sport, maar ook voor andere sporten de deuren openen. Het betekent ook dat ze andere (informele) sportgroepen (zoals wandel- of fietsgroepen), die geen eigen thuisbasis hebben, uitnodigen om van hun accommodatie
Vol en bol Nederland staat vol en bol van de sportlocaties. Behalve voetbalvelden, hockeyvelden, tennisbanen, atletiekcomplexen en sportzalen, zijn er parken waar we joggen, bossen waar we fietsen, stranden waar we paardrijden en meren en rivieren waar we zeilen. Met sportaccommodaties bedoelen we alle plaatsen waar mensen kunnen sporten.
Sportagenda 2016
| 43
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
gebruik te maken. De wijkgerichtheid prevaleert boven honkvastheid. Als daar behoefte aan is maken sportaanbieders gebruik van veldjes, zalen en ‘dependances’ in de wijk. Samen met gemeenten zorgen sportbonden voor accommodaties van voldoende niveau, op de juiste plekken en aansluitend bij de toenemende behoefte. De sport richt haar blik daarbij op alle plaatsen waar mensen kunnen sporten; samen met de overheid spant de sport zich ook in voor de inrichting van de openbare ruimte voor buitensporten.
44 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 45
Gert-Jan Lammens, Rotterdam Sportsupport
“Deel je successen” Rotterdam Sportsupport is een unieke organisatie die de afgelopen jaren verantwoordelijk was voor vele succesvolle sportparticipatieprojecten. De verbinding tussen sport en andere sectoren als onderwijs en zorg had daarin vaak een prominente rol. Rotterdam profiteert. Maar hoe zit dat met de rest van Nederland? Successen verspreiden is heel belangrijk, meent Gert-Jan Lammens, directeur van Rotterdam Sportsupport. “Ten eerste omdat we dan niet overal opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Ten tweede omdat je zo de kwaliteit en uniformiteit waarborgt, zodat je later wellicht zo’n interventie ook op grotere schaal kunt uitvoeren. Laten we dus voortbouwen op bewezen succesvolle interventies zodat we de lappendeken die Nederland Sportland nu is, wat overzichtelijker maken.”
Schoolsportvereniging De Schoolsportvereniging – een van de proeftui-
46 |
Sportagenda 2016
nen van NOC*NSF – is zo’n Rotterdams succes. Feitelijk vormde dat project de directe aanleiding voor de betrokkenheid van Gert-Jan Lammens bij de Sportagenda. Om draagvlak te creëren voor de Schoolsportvereniging – en de continuïteit van het project veilig te stellen – gaf hij het Verwey-Jonker Instituut opdracht voor een vierjarig onderzoek. “Dat moest niet alleen inzicht geven in het effect op de sportparticipatie, maar ook op het gedrag en de leerprestaties van de kinderen en de dynamiek in de wijk.” De onderzoeksresultaten waren zeer positief; het draagvlak binnen Rotterdam en de continuïteit van het project waren verzekerd.
Verbinding Ook NOC*NSF was enthousiast over het bewezen maatschappelijke effect van de Schoolsportvereniging én over de proactieve, open houding van Rotterdam Sportsupport. Dat waren redenen om Gert-Jan Lammens uit te nodigen zitting te nemen in de werkgroep Sportparticipatie voor de Sportagenda 2016. “De sport is erg op zoek naar de verbinding met andere sectoren. Sport is meer dan sport alleen.” Zo staat het nu ook in de Sportagenda en Gert-Jan Lammens is er blij mee.
“Daarmee zet de sport een beweging in gang, nu moet er doorgepakt worden. Ik hoop dat een aantal bonden nu echt werk gaat maken van enerzijds de verticale verbinding, tussen lokaal en landelijk, en anderzijds de horizontale verbinding, tussen sport en andere maatschappelijke sectoren. Als dat lukt, gaat er echt wat gebeuren.”
Wortel schieten Zitting nemen in de werkgroep Sportparticipatie is natuurlijk één ding, maar hoe zorg je er nou concreet voor dat de kennis en ervaring uit Rotterdam ook op andere plaatsen wortel schiet? Daar is veel voor nodig, meent Gert-Jan Lammens. In de eerste plaats ‘verbindend leiderschap’. “De top van sportorganisaties moet verder kijken dan de eigen toko. Als ze hun kennis en ervaring voor zichzelf houden en de buitenwereld niet toelaten, dan gaat het met Nederland Sportland nooit wat worden. Dat vraagt van sommige organisaties een cultuurverandering.” Een tweede voorwaarde heeft te maken met de faciliteiten. Rotterdam Sportsupport is graag bereid successen mee te helpen implementeren, maar kan daar niet onbeperkt energie in steken. “Daar betaalt de gemeente Rotterdam mij niet voor.” De
opdracht daartoe zou van elders moeten komen. “Ik zou het mooi vinden als wij formeel ingehuurd werden om succesvolle interventies uit Rotterdam ook elders te implementeren.” Als laatste wijst Gert-Jan Lammens op de organisatievorm. “Rotterdam Sportsupport is in Nederland uniek. We zijn geen onderdeel van de gemeente, maar een zelfstandige stichting en opereren vanuit onze eigen dynamiek. Ondernemerschap en creativiteit krijgen hier veel ruimte. Dan komt er een energie vrij die de sport verschrikkelijk hard nodig heeft. Ik zou het zonde vinden als we niet gekopieerd worden en kom graag uitleggen hoe dat moet.”
Oproep Want successen delen: daar begint het mee. “Ik loop al een tijdje rond in dit veld en zie heel veel goede dingen gebeuren, maar die worden nog onvoldoende gedeeld. Dus: deel je successen! Die oproep doe ik hier.” Meer informatie over Rotterdam Sportsupport vind je op www.rotterdamsportsupport.nl. Wil je meer weten over de Schoolsportvereniging? Ga dan naar www.schoolsportvereniging.nl.
Sportagenda 2016
| 47
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Wie doet wat? 75 procent sportparticipatie bereiken we niet vanzelf. Wat betekent deze ambitie voor sportaanbieders, gemeenten, sportbonden, NOC*NSF en andere organisaties?
Sportaanbieders Het is belangrijk dat sportaanbieders heldere eigen doelen formuleren én realiseren. Daarbij dienen ze aan te sluiten bij de behoefte van bestaande leden, maar ze kunnen ook nieuw aanbod realiseren om nieuwe doelgroepen aan zich te binden. Sportaanbieders onderhouden nauw contact met andere aanbieders in de wijk en organisaties uit andere sectoren (zoals onderwijs en welzijn).
Gemeenten
foto: ANP PHOTO
48 |
Sportagenda 2016
De sport vraagt van gemeenten niet alleen dat ze (multifunctionele) accommodaties blijven financieren, maar ook dat ze de regie voeren over een integraal, wijkgericht beleid. Bovendien kunnen gemeenten een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van sportaanbieders en als regisseur van lokale samenwerking. Daarbij zijn gemeenten een belangrijke verbindende schakel naar de landelijke sport.
Sportagenda 2016
| 49
50 |
Sportagenda 2016
NOC*NSF
Overige organisaties
Sportbonden zorgen er samen met sportaanbieders voor dat zo weinig mogelijk sporters uitvallen en dat zo veel mogelijk nieuwe leden zich bij hen aansluiten. Dat doen ze door de kwaliteit van bestaande producten en diensten op peil te houden of te verbeteren en door nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan competities, magazines en evenementen. Door continu de kwaliteit te meten, houden sportbonden in de gaten of hun aanbod blijft aansluiten bij de veranderende behoeften van de doelgroepen. Bovendien spelen de bonden goed in op de vraag van de sportaanbieders die bij hen zijn aangesloten (bijvoorbeeld met betrekking tot opleidingen) en hebben ze naar hun leden een belangrijke inspirerende rol. Sportbonden moeten uitgroeien tot dé autoriteit in hun tak van sport. Ze vervullen niet alleen een rol naar de aangesloten leden, maar ontwikkelen zich tot echte netwerk- en brancheorganisaties met daadwerkelijke invloed op de vergroting van de sportparticipatie. Samenwerking is essentieel: met de eigen leden, maar ook met andere sportbonden, sterke lokale sportaanbieders in andere takken van sport, gemeenten en NOC*NSF. Niet in de laatste plaats voor de (weder)opbouw van een sterke sportinfrastructuur in wijken waar die zwak is of ontbreekt.
NOC*NSF ondersteunt de sportbonden bij hun taken op het gebied van sportparticipatie. De sportkoepel monitort bijvoorbeeld de sportparticipatie en realiseert kennisuitwisseling. De ondersteuning van NOC*NSF kan bestaan uit bijvoorbeeld individuele advisering, collectieve bijeenkomsten en kennisverspreiding via nieuwsbrieven en andere media. NOC*NSF is ook de verbindende schakel tussen de landelijke en lokale (sport)agenda’s. Vanuit die positie kan het richting geven aan gemeenten bij de (weder)opbouw van een sterke sportinfrastructuur. Bovendien is de sportkoepel de initiator van thematische, sporttakoverstijgende netwerken en van allianties met organisaties buiten de sport. Van sporttakoverstijgende programma’s die centraal worden gefinancierd, voert NOC*NSF het projectmanagement. Ook voor een aantal kwaliteitssystemen (met name op het gebied van kader en accommodaties) heeft de koepel een centrale rol.
Om de ambities op het gebied van de sportparticipatie te realiseren is ook de inzet van de volgende organisaties nodig.
Ten slotte houdt NOC*NSF zich rechtstreeks bezig met verbetering van de sportparticipatie door elk jaar samen met sportbonden, sportaanbieders, sponsoren en anderen Mission Olympic, Olympic Day en de Nationale Sportweek te organiseren.
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Sportbonden
Provincies : - ondersteuning aan gemeenten en sportaanbieders; - verantwoordelijk voor de fysieke, regionale infrastructuur die nodig is voor sporttakken als wielrennen, wandelen en paardrijden.
Werkgevers: - sportaanbod voor werknemers.
Rijk: - verbindende schakel; - aanjager, gids en regisseur; - financiële impuls voor lokale ontwikkelingen.
Universiteiten en hbo’s: - onderzoek; - studenten vormen een grote groep (potentiële) sporters en vrijwilligers.
Onderwijs: - goed bewegingsonderwijs; - sport na school; - maatschappelijke stages.
En…
Zorg: - samenwerking gericht op preventie en curatie.
Bedrijfsleven: - lokale sponsoring; - bron van kennis en kunde.
… Sportfoundations (stimulering en facilitering), NISB (validering en kennisopbouw), Sport & Zaken (verbinding met bedrijfsleven), Jeugdsportfonds, Gehandicaptensport Nederland, de Werkgevers Organisatie in de Sport (ontwikkeling werkgeverschap op lokaal niveau), Stichting Waarborgfonds Sport (accommodaties) en Olympische Netwerken.
Sportagenda 2016
| 51
Siewert Pilon, Vereniging Nederlandse Gemeenten
“De gemeenten en de sport hebben elkaar nodig” Een goed contact tussen sportverenigingen en gemeenten is enorm belangrijk om de sportparticipatie te verhogen, meent Siewert Pilon van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). “Het is een ingewikkelde klus, die we met elkaar moeten klaren. Dat kan de sport niet alleen, dat kunnen gemeenten niet alleen.”
zijn echter niet altijd dezelfde als die van de sport, merkt Siewert Pilon op. “Wat de sport wil is dat er zo veel mogelijk mensen sporten; dat is het doel.” Voor gemeenten ligt dat anders. “Het is niet zo dat gemeenten altijd ongelimiteerd klaar willen staan als er een veld of een kleedkamer bij moet. Voor gemeenten is sport vaak niet een doel op zich, maar een middel om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Participatie, mensen laten meedoen, gezondheid: dat vinden veel gemeenten bijvoorbeeld heel belangrijk. En ja, daarvoor hebben ze de sport nodig.”
Verbinding Siewert Pilon is hoofd van de afdeling Onderwijs, Zorg en Welzijn van de VNG, een heel brede afdeling. “Sport is daar maar een onderdeeltje van. Maar door onze samenwerking met de Vereniging Sport en Gemeenten kunnen we veel zaken toch oppakken.” Dat het aandeel sport bij de VNG niet zo groot is, zegt niets over het belang dat gemeenten hechten aan sport, benadrukt hij. Zo voeren gemeenten meestal een zeer actief accommodatiebeleid en houden ze zich vaak ook bezig met verenigingsondersteuning. De gemeentelijke motieven om sport te faciliteren
52 |
Sportagenda 2016
Maar de sport heeft de gemeenten ook nodig. Als verbindende schakel bijvoorbeeld. “Sportverenigingen kunnen heel veel, maar niet alles. Dat moeten ze ook niet willen. Juist het leggen van verbindingen tussen buurt, onderwijs en sport is een rol die gemeenten heel goed op zich kunnen nemen. Over het algemeen doen ze dat ook.” Ook de kennis die gemeenten hebben van de samenleving – over zaken als de opbouw van het onderwijs, de sociaaleconomische situatie en leefstijl – is voor de sport van belang, meent Siewert Pilon. “Op basis daarvan kunnen sport
en gemeenten samen onderzoeken wat er nodig is en hoe je meer mensen aan het sporten kunt krijgen.” Ten slotte zijn gemeenten een heel belangrijke financier van de sport. De jaarlijkse bijdrage van gemeenten ligt rond 1 miljard euro. “Dat bedrag zit voor een groot deel in de infrastructuur. Accommodaties dus.” Het is inderdaad veel geld, beaamt Siewert Pilon. “Dat geeft dus ook wel aan hoe belangrijk gemeenten sport vinden.”
Samenwerking De doelen van de sport en de gemeenten zijn uitstekend te verenigen. Hoewel Siewert Pilon de ambitie om de sportparticipatie met 10 procent te verhogen ‘behoorlijk ambitieus’ noemt, merkt hij wel op dat die goed aansluit bij de ambitie van de overheid zoals die is verwoord in bijvoorbeeld het programma ‘Sport en bewegen in de buurt’. Ook de focus op wijken met een lage sportparticipatie komt overeen. Maar wil zowel de sport als de overheid haar ambities realiseren, dan is samenwerking essentieel. “Het draait om de wil om samen op te trekken. Dat betekent voor de sport ook dat ze de wil moet hebben om bijvoorbeeld eens wat moeilijker publiek
toe te laten. Ik wil niet zeggen dat ze dat nu niet doen, maar het is de moeite waard om samen met gemeenten te kijken hoe je publieksgroepen die je nu niet bereikt, aan het sporten kunt krijgen.” Siewert Pilon roept sportverenigingen daarom op om ook maatschappelijk een actieve rol te spelen. “Kijk niet alleen naar: ‘Wat maakt het zo leuk voor mijn leden?’ Maar kijk ook om je heen. Hoe kun je mensen waarbij het misschien niet vanzelf gaat, ook bij je vereniging betrekken? Hoe kun je ervoor zorgen dat zij ook gaan sporten? Dat is een opgave die de sport samen met gemeenten kan vervullen. Juist daar zit hem de kracht van de samenwerking. We hebben elkaar nodig!”
Meer informatie over het beleidsveld sport van de VNG vind je op www.vng.nl (menu: Beleidsvelden>Cultuur en sport>Sport).
Sportagenda 2016
| 53
De collectieve Lottomiddelen van de sport voor sportparticipatie vormen slechts een zeer beperkt deel van de middelen die nodig zijn voor het bereiken van de doelstellingen. Andere financiers, zoals de sporters zelf en gemeenten, zijn veel dominanter.
Inzet Lottomiddelen De beschikbare collectieve Lottomiddelen worden gefocust ingezet: • als cofinanciering voor de uitvoering van sportparticipatiejaarplannen door sportbonden; • als cofinanciering van kaderopleidingen door sportbonden.De uitvoering van opleidingen wordt vanaf 2013 niet meer gefinancierd door de rijks-
Financiële middelen voor sportparticipatie • consumenten: 6 miljard euro; • gemeenten: 1 miljard euro; • Rijk: 80 miljoen euro; • sportbonden: 200 miljoen euro; • Lotto: 5 miljoen euro.
54 |
Sportagenda 2016
overheid. Omdat het opleiden van trainers, scheidsrechters en bestuurders een absolute kerntaak van de sport zelf is, gaat de sport dat deels met Lottomiddelen financieren. Via NOC*NSF/ASK zijn ook collectieve middelen beschikbaar voor kwaliteitsbewaking en doorontwikkeling van sporttakoverstijgende opleidingen; • om een impuls te geven aan de realisatie van collectief beleid om noodzakelijke doorbraken te realiseren.De focus ligt op samenwerken, werken vanuit lokale behoefte en aanpakken van ‘witte vlekken’ van doelgroepen en wijken; • voor monitoring en onderzoek.Collectieve middelen worden (beperkt) ingezet om de monitoring van lokale programma’s door bonden en NOC*NSF verder te verbeteren. Zo kan lokaal opgedane kennis en ervaring worden doorvertaald naar andere plaatsen in Nederland.Daarnaast is een klein deel van de collectieve middelen bestemd voor cofinanciering van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma dat deel uitmaakt van het Sectorplan Sportonderzoek en -onderwijs 2011-2016. Doel van dit programma is de maatschappelijke en economische waarde van sport steviger te
onderbouwen. Het grootste deel van de financiering van dit programma is afkomstig uit de zogeheten tweede geldstroom (NWO).
Monitoring De sport wil scherp in de gaten houden of de doelstellingen worden gerealiseerd. Niet alleen aan het eind van deze beleidsperiode, maar ook tussentijds, om zo nodig tussentijds te kunnen bijsturen.
sportparticipatie | Ambitie: sportparticipatie naar 75%
Financiering
De uitkomsten worden vanzelfsprekend gerelateerd aan leeftijd, sporttak, regio en wijk. Zo wordt goed in beeld gebracht op welke plaatsen, bij welke doelgroepen en in welke sporten resultaten worden geboekt. Zo nodig vinden verdiepings onderzoeken plaats. Daarnaast wordt structureel een aantal kritische succesfactoren gemeten. Denk bijvoorbeeld aan onderzoeken naar tevredenheid (van sporters, bonden, kader), sportaanbieders, (nieuw) sportaanbod, accommodaties, zeggenschap en samenwerking.
Jaarlijks meten en rapporteren we de status van de vier doelstellingen: 1. Meer mensen sporten: 75 procent van de bevolking sport minimaal 12 keer per jaar. 2. Mensen sporten vaker: 60 procent van de bevolking sport minimaal 40 weken per jaar. 3. Mensen worden actiever: 70 procent van de bevolking voldoet aan de combinorm.5 4. Mensen sporten langer: 35 procent van de bevolking is lid van een sportvereniging of andere sportaanbieder. 5. De combinorm is een maatschappelijk breed aanvaarde norm voor gezond beweeggedrag. Volgens de norm dienen jongeren dagelijks een uur actief te zijn, waarvan minimaal 3 keer per week 20 minuten intensief. Volwassenen dienen 5 dagen per week een halfuur actief te zijn, waarvan minimaal 3 keer 20 minuten intensief.
Sportagenda 2016
| 55
Sportbonden en NOC*NSF hebben de ambitie om bij de beste tien topsportlanden van de wereld te horen. Maar er zijn veel meer landen met die ambitie. De concurrentie is stevig en het huidige topsportbeleid is niet doeltreffend genoeg. Hoewel we de afgelopen jaren streefden naar meer medailles, haalden we er minder. Onze lat moet daarom omhoog. Het topsportniveau moet de komende jaren van goed naar beter. In de Sportagenda 2016 staat hoe we dat willen bereiken. Alles draait om focus.
topsport topsport 56 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 57
Ambitie: in de top 10 van de wereld 58 |
foto: ANP Photo
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 59
Strategie: erkennen, focussen en financieren Om de Top 10-ambitie te kunnen realiseren kiest de sport voor een strategie waarbij ze meer gaat focussen. Dat doet ze in drie stappen: erkennen, focussen en financieren. Het stroomschema hieronder laat zien hoe deze stappen onderling met elkaar samenhangen.
Dat betekent overigens niet dat programma’s die nog niet structureel presteren door de sport vergeten worden. Focus op bewezen succesvolle programma’s mag niet leiden tot blindstaren. Ook andere sporten moeten de mogelijkheid krijgen om zich tot structureel presterend topsportprogramma te ontwikkelen. We hebben immers meer programma’s nodig dan de genoemde acht om de top 10 te bereiken. 60 |
Sportagenda 2016
24 tot 55 (heren) of 24 tot 38 (dames) deelnemende landen WK
Minder dan 24 deelnemende landen WK
1. Podiumprogramma Ja
2. Potentialprogramma
Pathway Programmafinanciering (S, S-1 & S-2)
3. Talentenprogramma
Basisfinanciering Progr.financiering (S-1 & S-2)
4. Parttime programma
4a. Lotto Basisfinanciering
Top 10
Stap 3: Financieren
Parttime & Presteren & Commitment
Nee
Ja
Nee
4b. Geen financiering: afbouwregeling
5. Internationaal wedstrijdsportprogramma
5b. Geen financiering: afbouwregeling
5a. Lotto Basisfinanciering
Topsport
Ja
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Nee
Internationale wedstrijdsport
Topsport
Fulltime & Presteren & Commitment & Overige Criteria
Parttime & Presteren & Commitment
Internationale wedstrijdsport
Daarmee volgt de sport de conclusies van de Studie Top 10, die in 2010 werd uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek geven richting aan het beleid voor de komende jaren: gerichte, structurele steun voor structureel presterende programma’s.
Stap 2: Focussen
Niet erkend
Dit structurele succes had tot op heden nauwelijks consequenties voor de toekenning van financiële middelen. Slechts een kwart van het budget ging naar de acht genoemde sporten. De sport moet haar middelen strategischer en efficiënter inzetten. Ze kiest ervoor om te focussen en succesvolle topsportprogramma’s intensiever en beter in te richten.
Olympisch/Paralympisch Niet-Olympisch met ≥55 (heren) of ≥38 (dames) deelnemende landen WK
Disciplines
T
ijdens Olympische Spelen weet Nederland in acht takken van sport structureel medailles te behalen: hippische sport, hockey, judo, roeien, schaatsen, wielrennen, zeilen en zwemmen. Van alle behaalde medailles sinds 1948 komt 96 procent op het conto van deze sporttakken. Ook bij Paralympische Spelen is een beperkt aantal sporten structureel succesvol.
Stap 1: Erkennen
Geen financiering: afbouwregeling
Sportagenda 2016
| 61
Jeroen Bijl, NOC*NSF
“De Sportagenda is niet van mij of va n NOC*NSF, maar van de sport” “Een plaats in de top 10 voor Nederland: dat is heel moeilijk. Er zijn zeker twintig landen die dat willen. Maar bij de Olympische Spelen zullen we wel regelmatig de top 10 bereiken.” Dat verwacht Jeroen Bijl, manager Topsport bij NOC*NSF. “Dat we een Top 10-ambitie hebben, betekent niet dat we die bij elke Spelen zullen halen.” De begrippen ambitie en doelstelling leiden weleens tot discussie, vertelt Jeroen Bijl. “Een ambitie is breder dan een doelstelling”, vindt hij. “Met onze Top 10-ambitie moeten we altijd wel in de buurt zitten van die top 10 en die zo nu en dan ook halen. Maar iedere keer bepalen we per Olympische Spelen de concrete doelstelling. Afhankelijk van het potentieel, de tegenstanders en andere factoren die van invloed zijn op de resultaten. Dat zal voor ieder bondsteam op weg naar een WK niet anders zijn.”
62 |
Sportagenda 2016
Gedeelde verantwoordelijkheid Als manager Topsport bij NOC*NSF is Jeroen Bijl nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de Sportagenda 2016 en voelt hij zich verantwoordelijk voor de Top 10-ambitie. Maar dat is wel een gedeelde verantwoordelijkheid, benadrukt hij. “De Sportagenda is nadrukkelijk niet het plan van mij of van NOC*NSF, maar van de sport. We hebben het samen met de sportbonden gemaakt. Ik draag samen met Technisch Directeur Maurits Hendriks natuurlijk inhoudelijke verantwoordelijkheid, maar meer nog dan dat ben ik vooral verantwoordelijk voor het goed managen van het proces. Waar Maurits meer een sportinhoudelijke verantwoordelijkheid heeft, is mijn werk vooral proces- en beleidsmatig en gericht op de wat langere termijn.”
Nieuw beleid Realisatie van de Top 10-ambitie is geen geringe verantwoordelijkheid. De laatste maal dat we bij de beste tien landen eindigden tijdens Olympische Zomerspelen was in 2000. Daarna is het alleen maar bergafwaarts gegaan. De hoogste tijd voor een nieuw beleid. Dat nieuwe beleid is in belangrijke mate ingegeven door twee duidelijke, inter-
nationale trends. “Ten eerste de rat race. Iedereen wil meedoen, er wordt steeds meer geld geïnvesteerd en er wordt steeds scherper gefocust op een beperkt aantal sporten.” Een tweede trend is de toenemende prestatiedichtheid. “Doordat er steeds meer landen meedoen, worden de verschillen aan de top steeds kleiner. Wil je blijven meetellen, dan moet je steeds meer investeren. Onze atleten moeten nog beter gemaakt worden: door meer te trainen, meer begeleiding en betere programma’s.”
Focus Meer geld voor topsport komt er niet, meer focus wel. Automatisch betekent dat ook dat veelbelovende programma’s dan meer geld kunnen krijgen. “We kunnen alleen meedingen naar een top 10-positie als we focussen op sporten waarmee we nu of in de toekomst echt kans hebben op medailles. Tijdens de vorige beleidsperiode keken we daarvoor alleen naar de prestaties in het verleden. Nu kijken we duidelijk ook naar het medailleperspectief voor de toekomst.” Dat is één belangrijk criterium voor financiering. Een tweede nieuw criterium is dat topsporters hun sport voltijd moeten beoefenen. “Topsport
doe je er niet even bij. Ten derde moet een bond zelf ook commitment tonen en geld investeren in zijn topsportprogramma.” Ofschoon ook het belang van de andere focuscriteria niet onderschat mag worden, zijn dit de drie belangrijkste criteria voor toewijzing van financiering.
Maatwerk Daarvoor dienen bonden een investeringsplan in. Dat plan moet voldoen aan harde criteria, maar de uiteindelijke beslissing over financiering ligt bij Jeroen Bijl en de Technisch Directeur. Het lijkt geen gemakkelijke taak. “Het is misschien ingewikkelder dan voorheen, omdat we soms harde keuzes moeten maken en ons niet meer kunnen laten leiden door modellen. Dat kan weleens zuur zijn voor sommige sporten. Maar het geld is nu eenmaal beperkt en als je keuzes maakt zijn dat de onvermijdelijke gevolgen.” Jeroen Bijl bekijkt het echter vooral positief: “We kunnen nu veel meer sturen op behoeften en kansen dan vroeger. We kijken realistisch naar wat nodig is en leveren maatwerk.” Dat moet de Nederlandse topsport dichter bij de top 10 brengen. “Misschien lukt het nog niet in 2012, maar in 2016 komen we denk ik dicht in de buurt.”
Sportagenda 2016
| 63
2. Potentialprogramma 3. Talentenprogramma
Basisfinanciering Progr.financiering (S-1 & S-2)
Parttime & Presteren & Commitment
4. Parttime programma
4a. Lotto Basisfinanciering
Nee
Ja
Nee
4b. Geen financiering: afbouwregeling
5. Internationaal wedstrijdsportprogramma
5b. Geen financiering: afbouwregeling
5a. Lotto Basisfinanciering
Topsport
Ja
Stap 1: Erkennen Alle disciplines van bonden kunnen erkend worden als topsport of internationale wedstrijdsport. Olympische en Paralympische disciplines vallen altijd in de categorie topsport. Voor niet-Olympische disciplines geldt, net als nu, een criterium dat is gebaseerd op het aantal deelnemende landen aan WK’s. Er zijn verschillende criteria voor dames- en herendisciplines. Daardoor is het mogelijk dat binnen een gecombineerd programma alleen de dames- of herendiscipline erkend wordt.
Tot deze beleidsperiode gold dat sporten op basis van prestaties en nationaal belang in een hogere categorie konden worden opgenomen. Die hardheidsclausule komt met ingang van 2013 te vervallen. Een andere verandering heeft betrekking op de geldigheidsduur van erkenningen; vanaf deze beleidsperiode staat een erkenning voor vier jaar vast (2013-2016). topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Internationale Internationale wedstrijdsport wedstrijdsport
Disciplines
Ja
Pathway Programmafinanciering (S, S-1 & S-2)
Nee Parttime & Presteren & Commitment
24 tot 55 (heren) of 24 tot 38 (dames) deelnemende landen WK
1. Podiumprogramma
Top 10
Fulltime & Presteren & Commitment & Overige Criteria
Stap 3: Financieren
Internationale wedstrijdsport
Olympisch/Paralympisch Niet-Olympisch met ≥55 (heren) of ≥38 (dames) deelnemende landen WK
Stap 2: Focussen
Topsport
Stap 1: Erkennen
Uitgangspunt erkennen Met de erkenning bepalen we de mate van mondialisering van de sport.
Minimumlandencriterium voor niet-Olympische disciplines
Topsport
Internationale wedstrijdsport
Niet erkend
Heren
>55 landen
24-55 landen
<24 landen
Dames en gemengd
>38 landen
24-38 landen
<24 landen
>18 landen
12-18 landen
<12 landen
Minder dan 24 deelnemende landen WK
Niet Niet erkend erkend
Zomerbonden
Geen financiering: afbouwregeling
Winterbonden Heren, dames en gemengd
64 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 65
Jan Kossen, KNZB
“We moeten kiezen voor topsport” Wil Nederland de Top 10-ambitie realiseren dan is kiezen onvermijdelijk. KNZB-directeur Jan Kossen laat hier geen twijfel over bestaan: “We moeten kiezen voor topsport. Topsport is een vak. Dat doe je goed of dat doe je niet. Daartussen zit niets.” Jan Kossen is algemeen directeur van de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB) en als lid van onder andere de werkgroep Topsport betrokken bij de totstandkoming van de Sportagenda 2016. Hij staat volledig achter de keuze van de sport om fulltime programma’s beter te faciliteren dan parttime programma’s. “Iemand die in de weekenden sport en in de vakantie deelneemt aan een WK, is geen topsporter.”
Focussen Kiezen voor echte topsport – topsport als vak – betekent dus ook: keuzes maken tussen sportprogramma’s. Focussen dus. Maar de term focusbeleid verdient wel een goede uitleg. “Die
66 |
Sportagenda 2016
term is een beetje een eigen leven gaan leiden”, waarschuwt Jan Kossen. “Hij wordt vaak uitgelegd als ‘we kiezen voor acht sporten’”, waarmee hij verwijst naar de acht sporten waarin Nederland structureel podiumplaatsen weet te bereiken. “Maar dat is een beeldvorming die ik heel graag herstel. Alle fulltime programma’s met potentie op een mondiale prestatie krijgen de kans om middelen te genereren. Er zijn nu ongeveer zestig programma’s die voor financiering in aanmerking kunnen komen.”
Geen uitzonderingspositie Dat geldt ook voor alle topsportdisciplines van de zwembond. “Daar is geen misverstand over. Zwemmen en gehandicaptensport staan boven aan de prestatiecurve, maar voor al onze programma’s verwacht ik financiering. Hetgeen niet wil zeggen dat onze sporten niet ook aan dezelfde eisen moeten voldoen. We hebben geen uitzonderingspositie.” “Jullie hebben makkelijk praten”, hoort Jan Kossen weleens. Onterecht, vindt hij. “Dat lijkt zo als het over zwemmen gaat, maar het schoonspringen telt ook maar zo’n 2.000 beoefenaren.” Toch investeert de KNZB al jarenlang in al haar disci-
plines, ook in het kleine en relatief minder succesvolle schoonspringen. “Ons bestuur voelt zich óók verantwoordelijk voor deze Olympische sport. Dus daarvoor maken we ook een fulltime programma en trekken we een buitenlandse trainer aan.” Niet zonder succes. “We staan nu op de nominatie om sinds lange tijd weer één of twee springers naar de Spelen af te vaardigen.”
Zwemsucces Maar de grootste bijdrage aan de Top 10-ambitie levert de KNZB natuurlijk met het zwemmen, een van ‘de acht’. Kan de sport wat leren van de zwemsport? Jan Kossen is er nuchter over: “Het succes laat zich niet zo moeilijk verklaren. Als je in Nederland woont, moet je kunnen zwemmen. Zwemmen is de grootste sport. Meer dan 3 miljoen mensen zwemmen maandelijks en 400.000 mensen wekelijks.” Die grote talentenvijver bepaalt in belangrijke mate het topsportsucces. De KNZB-directeur loopt dan ook niet met zijn neus in de wind. “Wij pretenderen niet dat we weten hoe het moet. We doen ons best – gelukkig niet zonder resultaat – maar bij ons gaan ook dingen fout.”
Kennis en betrokkenheid Gelukkig gaat er ook veel goed. Niet alleen in de zwemsport, ook elders. De kracht van de Nederlandse sport ligt volgens Jan Kossen in kennis en betrokkenheid. “Voor een relatief kleine postzegel als Nederland zijn we heel innovatief en creatief. Bovendien zijn we trots op onze helden en hebben we de wil om te investeren in topsport. We zijn ons er steeds meer van bewust dat we ons daarmee mondiaal onderscheiden. Daarom haakt de overheid daar ook bij aan. Tweede worden op een WK Voetbal: daar kan geen handelsmissie tegenop.” Of we er – met die kennis, betrokkenheid en de wil om duidelijke keuzes te maken – uiteindelijk in slagen een top 10-positie te realiseren, moet blijken. “Een ambitie moet uitdagend zijn”, zegt Jan Kossen. “De enige manier om dichter in de buurt te komen, is door net als andere landen onze prestaties te blijven verbeteren.” Met vereende krachten. “We zijn met elkaar de sport in Nederland en bonden dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om het prestatieniveau te verbeteren.”
Sportagenda 2016
| 67
Uitgangspunten focussen Erkenning leidt niet automatisch tot financiering. Er zijn drie belangrijke uitgangspunten bij de stap focussen:
Internationale wedstrijdsport Niet erkend
Disciplines Minder dan 24 deelnemende landen WK
Ja
2. Potentialprogramma
Pathway Programmafinanciering (S, S-1 & S-2)
3. Talentenprogramma
Basisfinanciering Progr.financiering (S-1 & S-2)
4. Parttime programma
4a. Lotto Basisfinanciering
Parttime & Presteren & Commitment
Ja
Nee
Ja
Nee
4b. Geen financiering: financiering: afbouwregeling afbouwregeling
5. Internationaal wedstrijdsportprogramma
5b. Geen financiering: financiering: afbouwregeling afbouwregeling
Geen financiering: afbouwregeling afbouwregeling
5a. Lotto Basisfinanciering
Topsport
Nee Parttime & Presteren & Commitment
24 tot 55 (heren) of 24 tot 38 (dames) deelnemende landen WK
1. Podiumprogramma
Internationale wedstrijdsport
Topsport
Olympisch/Paralympisch Niet-Olympisch met ≥55 (heren) of ≥38 (dames) deelnemende landen WK
Fulltime & Presteren & Commitment & Overige Criteria
Stap 3: Financieren Top 10
Stap 2: Focussen
Stap 1: Erkennen
Stap 2: Focussen
Top 10-focuscriteria
Erkenning leidt niet automatisch tot financiering. Om voor financiering in aanmerking te komen moeten programma’s van erkende disciplines voldoen aan drie algemene focuscriteria. Willen programma’s een bijdrage leveren aan de Top 10-ambitie, dan gelden daarnaast nog specifieke Top 10-focuscriteria.
Naast deze criteria zijn er specifieke Top 10-focus criteria. Programma’s die aan die criteria voldoen, leveren een bijdrage aan de Top 10-ambitie. De Top 10-focuscriteria zijn:
Algemene focuscriteria Om voor financiering in aanmerking te komen moet het programma van een erkende discipline minimaal voldoen aan de volgende criteria: Parttime
• de omvang van het programma is minimaal 125 dagen (parttime)6;
Presteren
• het programma presteert op WK’s en/of de Olympische of Paralympische Spelen;
Commitment van de bond
• de bond financiert een deel van de totale kosten van het programma uit eigen middelen.
6. Voor teamsportprogramma’s geldt dat minimaal 90 van de 125 dagen onder regie van de bond vallen. De overige dagen moeten door het clubprogramma ingevuld worden.
68 |
Sportagenda 2016
Fulltime
• de omvang van het programma is minimaal 250 dagen (fulltime programma)7;
Presteren
• het programma maakt een reële kans op podiumplaatsen tijdens WK’s en Olympische of Paralympische Spelen;
Commitment van de bond
• de bond financiert een deel van de totale kosten van het programma uit eigen middelen;
Overige Top 10-focuscriteria
• het programma staat onder centrale regie van de bond; • het programma staat onder leiding van een (fulltime) technisch directeur met mandaat binnen de bond; • het programma wordt aangestuurd door een fulltime coach onder verantwoordelijkheid van de bond; • er is sprake van een fulltime talentontwikkelingsprogramma in een CTO-setting of in een centrale structuur onder regie van de bond.
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
• topsport is een vak, dat professioneel en fulltime beoefend wordt; • prestaties worden beloond; • topsport vraagt commitment en kwaliteit van de bond.
7. Voor teamsportprogramma’s geldt dat minimaal 90 van de 250 dagen onder regie van de bond vallen. De overige dagen moeten door het clubprogramma ingevuld worden.
Sportagenda 2016
| 69
Sportagenda 2016
2. Potentialprogramma 3. Talentenprogramma
Basisfinanciering Progr.financiering (S-1 & S-2)
4. Parttime programma Parttimeprogramma
4a. Lotto Basisfinanciering
Top 10
Ja
Pathway Programmafinanciering (S, S-1 & S-2)
Parttime & Presteren & Commitment
Stap 3: Financieren De financiering is afhankelijk van de groep waartoe een programma behoort.
Uitgangspunt financieren Financiering is geen recht.
Nee
Ja
Nee
4b. Geen financiering: afbouwregeling
5. Internationaal wedstrijdsportwedstrijdsport programma
5b. Geen financiering: afbouwregeling
Geen financiering: afbouwregeling
5a. Lotto Basisfinanciering
Topsport
Top 10 Ja
Topsportprogramma’s die op basis van de focuscriteria behoren tot de Top 10-categorie, vallen in de groep podiumprogramma’s, de groep potential programma’s of de groep talentenprogramma’s. 1. Podiumprogramma’s Podiumprogramma’s zijn fulltime topsportprogramma’s die structureel podiumplaatsen behalen tijdens WK’s en Olympische en Paralympische Spelen. Deze programma’s omvatten het senioren-, senioren-1- en het senioren-2-programma en beogen daarmee succesvol te zijn op korte, middellange en lange termijn (2016, 2020 en verder). Financiering: deze programma’s komen in aanmerking voor Pathway Programmafinanciering en extra ondersteuning voor individuele medaillekandidaten. Olympische en Paralympische pro
gramma’s krijgen extra ondersteuning vanuit Mission (Partners in Sport, voorheen Ambition). 2. Potentialprogramma’s Potentialprogramma’s zijn fulltime topsportprogramma’s die binnen vier jaar een reële kans hebben op podiumplaatsen tijdens WK’s en Olympische en Paralympische Spelen. Deze programma’s omvatten het senioren-, senioren-1- en het senioren-2-programma en beogen daarmee succesvol te zijn op middellange en lange termijn (2016 en verder).
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Internationale wedstrijdsport Niet erkend
Disciplines Minder dan 24 deelnemende landen WK
1. Podiumprogramma
Nee Parttime & Presteren & Commitment
24 tot 55 (heren) of 24 tot 38 (dames) deelnemende landen WK
70 |
Fulltime & Presteren & Commitment & Overige Criteria
Stap 3: Financieren
Internationale wedstrijdsport
Olympisch/Paralympisch Niet-Olympisch met ≥55 (heren) of ≥38 (dames) deelnemende landen WK
Stap 2: Focussen
Topsport
Stap 1: Erkennen
Financiering: deze programma’s komen in aanmerking voor Pathway Programmafinanciering en extra ondersteuning voor individuele medaillekandidaten. Olympische en Paralympische programma’s krijgen extra ondersteuning vanuit Mission (Partners in Sport, voorheen Ambition). 3. Talentenprogramma’s Talentenprogramma’s zijn fulltime programma’s die binnen acht jaar een reële kans hebben oppodiumplaatsen tijdens WK’s en Olympische en Paralympische Spelen. Dit kunnen ook programma’s zijn die van onderop gaan bouwen naar een – op termijn – succesvolle seniorenlichting. Talentenprogramma’s omvatten het senioren-1- en het
Sportagenda 2016
| 71
senioren-2-programma en beogen daarmee succesvol te zijn op lange termijn (2020 en verder). Het doel van een talentenprogramma is om binnen vier jaar een potentialprogramma te worden.
Financiering: deze programma’s komen in aanmerking voor Lotto Basisfinanciering en daarnaast kunnen individuele medaillekandidaten worden ondersteund.
Financiering: deze programma’s komen in aanmerking voor Lotto Basisfinanciering, extra ondersteuning voor individuele medaillekandidaten, financiering van talentontwikkeling en extra ondersteuning vanuit Mission (Partners in Sport, voorheen Ambition).
Internationale wedstrijdsport
Topsportdisciplines die voldoen aan de algemene focuscriteria ontvangen financiering als parttime programma.
5. Internationale wedstrijdsportprogramma’s Financiering: deze programma’s komen in aanmerking voor Lotto Basisfinanciering.
Overige programma’s 4. Parttime programma’s Parttime programma’s zijn alle als topsport erkende disciplines die niet voldoen aan alle Top 10-focuscriteria. Deze programma’s hebben echter wel een omvang van minimaal 125 dagen, presteren wel en er is sprake van commitment van de bond. De komende vier jaar moeten deze programma’s benutten om zich door te ontwikkelen tot fulltime programma, zodat ze na 2016 mogelijk wel een bijdrage kunnen leveren aan de collectieve Top 10-ambitie.
72 |
Sportagenda 2016
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Topsport
Niet-Olympische disciplines met tussen de 24 en 38 (dames/gemengd) of 24 en 55 (heren) deelnemende landen op de WK, die voldoen aan de algemene focuscriteria, ontvangen financiering als internationaal wedstrijdsportprogramma.
De programma’s die niet voldoen aan de focus criteria komen niet meer voor financiering in aanmerking. Voor deze programma’s is een afbouwregeling opgesteld.
Bedrijfsmatige aanpak Bij de ondersteuning en financiering van topsport hanteert de sport een bedrijfsmatige aanpak: investeringen in topsport zijn gebaseerd op maatwerk en flexibiliteit. Bonden kunnen voor programma’s die aan de focuscriteria voldoen,
foto: ANP Photo
financiering aanvragen door een compact plan voor het hele programma in te dienen. Het Topsportmanagement van NOC*NSF (de manager Topsport en de Technisch Directeur) beoordelen de plannen en kennen op basis daarvan al dan niet financiering toe. Zij leggen hierover verantwoording af aan een toezichthoudend orgaan, dat
bestaat uit experts van bonden en een onafhankelijke voorzitter. Programma’s krijgen in beginsel altijd financiering voor een periode van vier jaar, maar als een programma niet voldoende vooruitgang boekt, kan dat worden herzien.
Sportagenda 2016
| 73
Bart Zijlstra, ministerie van VWS
“We omarmen de am bitie van de sport” “Topsport vervult een belangrijke rol in de samenleving”, zegt Bart Zijlstra, directeur Sport op het ministerie van VWS. “Het geeft het gevoel dat we samen sterk staan. We genieten van excellente prestaties. Topsport heeft een voorbeeldfunctie: als je je ergens voor inzet, kun je je doelen bereiken.” De overheid ondersteunt dan ook de Top 10-ambitie van de sport, maar voelt zich met name verantwoordelijk voor de maatschappelijke aspecten van topsport. Het uitgangspunt van de overheid is dat de sport zelf verantwoordelijk is voor de prestaties die geleverd worden. “De sport stelt zelf doelen. De Top 10-ambitie is niet het doel van de overheid. Je zou kunnen zeggen: alles wat in de sporthal of op het sportveld gebeurt, is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de sport zelf. En dat wordt in de Sportagenda ook zo opgepakt.”
74 |
Sportagenda 2016
Maatschappelijke dimensie van topsport “Een mooi initiatief van de sport zijn de CTO’s. Kern daarvan is dat topsporters zo veel mogelijk tijd besteden aan sport, door trainen, studeren en wonen zo dicht mogelijk bij elkaar te organiseren. Door de kruisverbinding met andere sporten wordt een meerwaarde behaald. We vinden het belangrijk dat sporters de gelegenheid hebben om een startkwalificatie te behalen voor een andere loopbaan na hun sportcarrière.” Ook het variabel stipendium voor topsporters wordt door VWS gefinancierd. “Dat zorgt ervoor dat topsporters een basisinkomen hebben, zodat ze daadwerkelijk sport als vak kunnen beoefenen. Dat is een uiting van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Als wij met elkaar vinden dat mensen die keuze moeten kunnen maken, dan moeten we ook gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor het inkomen daarvoor.” Zoals de overheid ook voorziet in het inkomen van studenten dus. Evenementenbeleid is een ander topsportaspect dat de overheid actief ondersteunt. Niet zozeer omdat het voor Nederlandse topsporters mooi is een podium in eigen land te hebben – “oranje tribunes zijn een extra duwtje in de rug” – maar vooral vanwege de economische en maatschap-
pelijke spin-off. “Het organiseren van evenementen in eigen land heeft als doel Nederland op de kaart te zetten”, licht Bart Zijlstra toe. “Daarmee kunnen we laten zien wat we als land te bieden hebben. En dat gaat verder dan sport alleen.”
Vertrouwen Realisatie van de Top 10-ambitie is evenwel grotendeels de verantwoordelijkheid van de sport zelf. Bart Zijlstra heeft veel vertrouwen in de aanpak in de Sportagenda. Vooral de bereidheid om keuzes te maken vindt hij van wezenlijk belang. “De middelen zijn beperkt en er zijn zo veel sporten, zo veel topsportonderdelen: ik vind het een verstandige strategie dat je investeert in die sporten die de meeste kans hebben op medailles.” Tegelijk moet de sport zich niet blindstaren, benadrukt hij. “Je moet keuzes maken maar ook kansen blijven bieden aan opkomende sporten en aan dat ene individu dat op een bepaald moment uitblinkt in een sport.” Ook daarin voorziet de Sportagenda.
het noemt, een ‘lerend systeem’. “Nederland kan het verschil maken door slim te zijn, door over de grenzen van sporttakken heen gebruik te maken van elkaars kennis en ervaring.” Dat de afstanden in Nederland klein zijn, is daarbij een voordeel. “Zo kun je gemakkelijker de krachten bundelen. Ook fysiek: denk bijvoorbeeld aan die CTO’s.” Nederland is hier al heel goed in, meent Bart Zijlstra, “maar ik denk dat de sport hier ook nog een flinke slag in kan maken. Een optimaal leer- en innovatieklimaat is heel belangrijk.” Dat heeft Nederland gebracht naar het huidige topsportniveau en kan Nederland nog verder brengen. “In het verleden zaten we al vaak in de buurt van de top 10”, merkt Bart Zijlstra op. “De cijfers laten zien dat het haalbaar is. Natuurlijk is het volstrekt helder dat China altijd in de bovenste regionen van het medailleklassement zal zitten, maar dat neemt niet weg dat er nog heel veel andere mooie plekken te verdienen zijn.”
Meer informatie over het kabinetsbeleid met betrek-
Lerend systeem
king tot sport vind je op www.sportbrief.nl (Beleids-
Een andere succesfactor is volgens Bart Zijlstra dat de sport zich optimaal ontwikkelt tot, zoals hij
brief sport).
Sportagenda 2016
| 75
Vele factoren bepalen of we de Top 10-ambitie kunnen realiseren. Kunnen bijvoorbeeld onze talenten zich optimaal ontwikkelen, is de infrastructuur toereikend en beschikt het kader over voldoende kwaliteiten? Hieronder lees je op welke inhoudelijke pijlers de sport de komende vier jaar inzet en hoe ze haar doelstellingen op deze gebieden wil realiseren.
Talentontwikkeling Doelstelling: optimale talentherkenning en talentontwikkeling Concurrerende landen leggen zich steeds meer toe op talentontwikkeling. Nederland kan niet achterblijven. Daarom zet de sport in op een meer planmatige aanpak van talentontwikkeling door bonden (meerjarige opleidingsplannen en -programma’s), meer ondersteuning voor bonden bij het ontwikkelen van opleidingsprogramma’s en een effectievere besteding van financiële middelen.
76 |
Sportagenda 2016
Wat gaan we doen? De sport gaat meer geld vrijmaken voor talentontwikkeling en talentherkenning. De Pilot Talentherkenning, die gericht is op het structureel en gericht herkennen van talenten, wordt doorontwikkeld en er komen zij- en instroomprogramma’s. Ook komen er meer gespecialiseerde talentcoaches en wordt geïnvesteerd in hun kwaliteit. Ten slotte worden de opleidingsprogramma’s van bonden doorontwikkeld, waarbij de focus ligt op ‘van papier naar praktijk’.
Topsportinfrastructuur Doelstelling: optimale condities voor talenten en topsporters Nederland telt vier Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) en vijf Nationale Topsport Centra (NTC’s), waar topsporters en talenten op één locatie fulltime kunnen trainen, studeren en wonen. Met de CTO’s is een landelijke dekking gegarandeerd. De komende jaren zetten we daarom niet zozeer in op kwantiteit, maar vooral op kwaliteit. We concentreren onze topsportfaciliteiten in de bestaande CTO’s en NTC’s. Een ander belangrijk speerpunt is de versterking
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Aanpak op basis van inhoudelijke pijlers
foto: ANP Photo
van de regionale infrastructuur, omdat er door de komst van de CTO’s en NTC’s een gat is ontstaan tussen de regionale instroomprogramma’s en de s-1- en seniorenprogramma’s op de CTO’s en NTC’s. Daarom willen we regionale talentlocaties realiseren voor regionale opleidingsprogramma’s van bonden.
Wat gaan we doen? De sport gaat de kwaliteit van de topsport- en talentinfrastructuur verder verbeteren. Daarbij focust de sport op Top 10-programma’s, programma’s met een goed toekomstperspectief en de beste sporters. In beginsel is het uitgangspunt dat er zo veel mogelijk faciliteiten geclusterd worden. Dat kan betekenen dat het aantal NTC’s
wordt afgebouwd. De regionale talentinfrastructuur wordt versterkt. Daarin heeft NOC*NSF een regierol, sportbonden zijn sportinhoudelijk verantwoordelijk en lokale en regionale partijen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering. Specifieke aandacht gaat naar de doorontwikkeling van expertise, zodat sporters zo goed mogelijk kunnen worden begeleid op fysiek, mentaal en medisch gebied en op de gebieden voeding en lifestyle coaching. Door in te zetten op flexibel onderwijs, op basis van aanpassing van wet- en regelgeving en financiële ondersteuning, wil de sport de mogelijkheid om topsport en studie te combineren verder verbeteren. De huisvesting van talenten wordt ten slotte verder gecentraliseerd.
Sportagenda 2016
| 77
uitdepraktijk foto: ANP Photo
Op het hoogste niveau moeten sporters alles uit de kast halen om mee te kunnen en blijven doen. De sport wil daarvoor optimale randvoorwaarden creëren. Bijvoorbeeld door te zorgen voor een uitstekende infrastructuur. De laatste jaren zijn daarvoor zogeheten Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) en Nationale Topsport Centra (NTC’s) opgericht. Hier trainen, wonen en studeren Nederlands hoogste senioren en talenten. Terwijl onder het dak van de CTO’s meerdere sporten gehuisvest zijn, zijn NTC’s sportspecifiek.
CTO’s en NTC’s creëren optimale randvoorwaarden voor sporters 78 |
Sportagenda 2016
Ideale vorm Het NTC Beachvolleybal in Den Haag is zo’n NTC. Hier werken Rimke Braakman en Alexander Brouwer aan hun topsportcarrière. “Het is de ideale vorm om huisvesting, fysieke training, technische training en mentale training op een zo efficiënt mogelijke manier te combineren”, zegt Alexander. “Doordat alle facetten van topsport zo dicht bij
elkaar zitten ben ik nauwelijks reistijd kwijt.” Rimke sluit zich daarbij aan. “Ik woon vlak bij de sporthal en de fitness is twee minuten fietsen. Zo kan ik mijn tijd optimaal besteden aan school, rust en trainen.” Op het CTO in Heerenveen traint turnster Lisa Top: “Door het CTO kan ik sport en school goed combineren. Daardoor kan ik een opleiding volgen op het niveau dat ik wil en me tegelijk focussen op mijn sport.”
krijgt hulp van een studiecoach. “Dus ik weet altijd wat ik moet doen. Ook als we voor wedstrijden of stage in het buitenland zijn.” En dat is belangrijk; ook de toekomst houdt de sporters bezig. “Ik kan me nu optimaal op mijn sport richten”, zegt Rimke, “maar na mijn sportieve carrière maak ik ook kans op een goede maatschappelijke carrière. Een geruststellende gedachte.” Rimke Braakman is Nederlands kampioen
Toekomst
beachvolleybal en won in 2011 samen met
Het CTO en NTC vergemakkelijken de combinatie van studie en topsport aanzienlijk, vinden de sporters. Rimke: “Hoewel mijn studie veel tijd kost, kan ik studie en sport combineren. Dat was niet gelukt zonder het NTC.” Alexander voegt toe: “De faciliteiten zijn prima. Tussen trainingen door kunnen we gebruikmaken van een rustige studieruimte met internet.” Het schoolprogramma van de vijftienjarige Lisa is zelfs helemaal op maat gemaakt en ze
Michelle Stiekema het EK onder 23. Meer informatie: www.rimkebraakman.nl Alexander Brouwer bereikte met Robert Meeuwsen een vijfde plek tijdens het EK in 2011. Meer informatie: www.brouwer-meeuwsen.nl Lisa Top is lid van de Oranjeselectie turnen en komt uit bij de senioren in de Eredivisie. Meer informatie: sites.google.com/site/lisatopturnen/home
Sportagenda 2016
| 79
Medisch
Doping
Doelstelling: een hogere kwaliteit van het topsportkader
Doelstelling: optimale topsportmedische begeleiding voor toptalenten en topsporters
Doelstelling: verbetering van de efficiency, effectiviteit en uitvoering van het antidopingbeleid
Op medisch gebied verdienen topsporters begeleiding op topniveau. Hoewel Nederland weliswaar over veel goede sportartsen beschikt, zijn er te weinig topsportartsen. Bovendien is hun focus vooral gericht op genezing en minder op prestatieverbetering. De sport zet daarom in op clustering van expertise en de opbouw van een netwerk van topsportspecialisten.
Bij de Nederlandse sportieve ambities hoort een effectief en efficiënt antidopingbeleid dat het gebruik, de verstrekking en de handel in dopinggeduide middelen tegengaat. In Nederland is de Dopingautoriteit verantwoordelijk voor de uitvoering van het antidopingbeleid. Deze organisatie kampt met teruglopende budgetten, kostenstijgingen, steeds strengere eisen van de internationale dopingautoriteit WADA en steeds complexere dopingzaken. Om de huidige omvang en kwaliteit van het Nationale Controle Programma te waarborgen zijn daarom extra financiële middelen nodig. Ook verbetering van de efficiency en effectiviteit van het controle programma en een adequate uitvoering van het beleid vragen de aandacht van de sport.Bij de uitvoering van het antidopingbeleid zijn behalve de Dopingautoriteit ook vele andere partijen betrokken. Een heldere en effectieve verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is van wezenlijk belang. Die verdeling is nu onvoldoende duidelijk en effectief. Ook de onderlinge communicatie en samenwerking moeten worden versterkt. Ten slotte is ook meer centralisatie wenselijk; de huidige
Technisch directeuren zijn verantwoordelijk voor de aansturing van topsportprogramma’s. Onder hun verantwoordelijkheid doen de bondscoaches en talentcoaches hun werk. De competenties van dit topsportkader zijn van wezenlijke invloed op het succes van de topsport. Het aantrekken van goede topcoaches is echter lastig, vooral doordat er geen hoogwaardige opleidingsstructuur bestaat. Daarom zet de sport in op de inrichting van een professionele opleidingsstructuur voor aspirant-topcoaches en een leer- en ontwikkelprogramma voor topcoaches en technisch directeuren.
Wat gaan we doen? De sport faciliteert continue competentieontwikkeling van aspirant-coaches, coaches en technisch directeuren. De formele opleidingsstructuur van aspirant-coaches wordt verbeterd. Door ontwikkeling van een hrm-structuur krijgen coaches een beter beroepsperspectief. Opleiding en ontwikkeling, een ruimer mandaat en betere ondersteuning geven een impuls aan de kwaliteit van technisch directeuren.
80 |
Sportagenda 2016
Wat gaan we doen? De sport centraliseert de medische begeleiding en clustert specialistische zorg rondom CTO’s, zodat betere trainingsondersteuning en wedstrijdbegeleiding geboden kunnen worden. De toegankelijkheid van de basismedische begeleiding voor alle toptalenten en topsporters wordt vergroot. De focus ligt daarbij op medaillekandidaten. Ten slotte investeert de sport in een kwaliteitsverbetering van topsportartsen door het vergroten van de ervaring, het inrichten van een masterclass, multi disciplinair overleg en eenduidige registratie.
decentrale uitvoering van taken leidt tot knelpunten in de uitvoering van het antidopingbeleid.
Wat gaan we doen? De sport gaat een kwaliteitsimpuls geven aan het Instituut Sportrechtspraak om de centralisatie van regelgeving en tuchtrechtspraak te bevorderen. Het Nationale Controle Programma wordt geëvalueerd; de (beschikbare) middelen en het aantal en de toepassing van dopingcontroles worden opnieuw op elkaar afgestemd. Ook gaat de sport de mogelijkheden onderzoeken om een correcte uitvoering van het antidopingbeleid door bonden te kunnen waarborgen. Ten slotte wil de sport een structurele invulling geven aan de communicatie tussen betrokkenen en de informatieverstrekking aan bonden en sporters verbeteren.
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Topsportkader
Positie topsporter Doelstelling: versterking van de positie van topsporters Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat het vak van topsporter meer waardering verdient. Daarom wil de sport de positie van topsporters versterken. Financieel, maar ook als het gaat om toekomstperspectief en inspraakmogelijkheden.
Sportagenda 2016
| 81
Vooral voor oudere topsporters blijkt continuering van een sportloopbaan vaak onaantrekkelijk, zowel vanuit carrièreperspectief als om financiële redenen. Om sporters die bijdragen aan de Top 10-ambitie voor de sport te behouden, komt er daarom een aanvullend stipendium. De sport gaat hiervoor structurele financiering veiligstellen. Verder wordt het netwerk van dienstverlening aan en faciliteiten voor topsporters versterkt. Het huidige voorzieningenniveau (op het gebied van o.a. vervoer, medisch, onkostenvergoeding, studie) wordt voor zover mogelijk verbeterd of vernieuwd, doch minimaal gehandhaafd. Daarnaast schenkt de sport meer aandacht aan de bredere (maatschappelijke en persoonlijke) ontwikkeling van sporters tijdens hun sportloopbaan, hetgeen hun perspectief op een toekomst na de sport moet vergroten. Daartoe gaat de sport onder meer de voorzieningen doorontwikkelen op het gebied van de begeleiding. Denk bijvoorbeeld aan Goud op de Werkvloer, transitietrajecten voor de carrière na de sport, en overige vormen van begeleiding. Ten slotte wordt ingezet op een vergroting van de vertegenwoordiging en inbreng van sporters in
82 |
Sportagenda 2016
het topsportbeleid. Zo zal de sport (voormalige) topsporters meer betrekken bij de realisatie van topsportbeleid, onder andere via de inrichting van een digitaal platform en de voorbereiding van topsporters op bestuurlijke functies. Ook wordt de vertegenwoordiging van topsporters op bondsniveau optimaal ingericht, zodat topsporters inspraak hebben in het topsportbeleid binnen de bond. De sport ondersteunt de NOC*NSF Atletencommissie en NL Sporter.
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Wat gaan we doen?
High performance services Doelstelling: kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de high performance services Expertise is in toenemende mate van belang om in de topsport te excelleren. De verschillen worden immers steeds kleiner en steeds vaker maken details het verschil. Daarom heeft NOC*NSF experts aangesteld op medisch en mentaal gebied en op het gebied van technologie, krachttraining en voeding. Zij houden niet alleen het theoretische kennisniveau op peil, maar zijn ook praktisch inzetbaar voor topsportprogramma’s van bonden. Daarnaast is het belangrijk dat we weten wat onze concurrenten doen. Hoe presteren wij in verge-
foto: ANP Photo
lijking met anderen? Op welke manieren slagen andere landen erin hun sportprestaties te verbeteren? Welke aanpakken hanteren zij? Wat blijkt effectief en wat niet? Deze vorm van sport intelligence gaat de sport in de komende jaren professioneel vorm geven.
Wat gaan we doen? De sport zet in op een kwalitatieve en kwantitatieve doorontwikkeling van bestaande high performance services en investeert in sport intelligence als nieuw expertisegebied.
Sportagenda 2016
| 83
uitdepraktijk
Sport intelligence: voorsprong door kennis
Waar staat Nederland in het internationale medailleklassement? Hoe ver verwijderd zijn we van een top 10positie? Hoe presteren we in vergelijking met de rest van de wereld? Waar zijn we goed in? Welke sporten doen het goed en welke minder? Met één druk op de knop heeft NOC*NSF het antwoord op al deze vragen. Dankzij Podium, een ingenieuze database die de sportkoepel samen met het innovatieve sportkennisbedrijf Infostrada Sports Group bouwde.
ganisaties een ingenieuze database, zodat NOC*NSF de data over sportresultaten veel beter kon gebruiken. Maar de nationale sportkoepel wilde meer: echt in de topsportprogramma’s kijken. Welke sporters maken deel uit van het programma, wie zijn de coaches, welke financiering hebben de programma’s gekregen… Ook dat kan inmiddels. Samen met Infostrada ontwikkelde NOC*NSF een speciale applicatie binnen Podium die dat mogelijk maakt.
NOC*NSF nam al jaren statistische sportdata af van Infostrada, maar data hebben is één. De kennis kunnen gebruiken, is een ander verhaal. Daarvoor had de sportkoepel lange tijd geen goed systeem en dat vormde de aanzet tot een intensieve samenwerking met Infostrada. Samen bouwden beide or-
Wat is effectief?
samenhang. Zo krijgen we meer inzicht in de effectiviteit van de input en kunnen we nog beter sturing geven aan het topsportbeleid om de Top 10-ambitie te realiseren. Meer informatie over Podium vind je op de website van Infostrada Sports Group: www.infostradasport.com (menu: Infostrada Statistics>Federation Services>Podium).
En de ontwikkelingen op het gebied van kennismanagement zijn zeker nog niet ten einde. Het uiteindelijke doel is echte sport intelligence: gedetailleerde kennis over de input (expertise, financiën, training, faciliteiten e.d.) en output (sportresultaten) en hun onderlinge
foto: ANP Photo
84 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 85
Doelstelling: een structurele verankering van wetenschappelijke ondersteuning en innovatie Hoewel alle topcoaches zullen erkennen dat wetenschappelijke kennis en innovatie tegenwoordig voorwaarden zijn voor topprestaties, weten ze vaak niet hoe ze die succesvol kunnen inzetten. Ook de middelen daarvoor ontbreken veelal. Om te bepalen wat relevant is en wat werkt, heeft de coach hoogwaardige ondersteuning nodig. Belangrijk is dat wetenschappelijke kennis beter toepasbaar wordt gemaakt en dat de topsport zelf gerichter gaat vragen naar wetenschappelijke ondersteuning. De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet met de aanstelling van een prestatiemanager Wetenschappelijke Ondersteuning Topsport (WOT) en een intensivering van de samenwerking met InnoSportNL en het bedrijfsleven. Tevens is de sport contacten aangegaan met een groot aantal kennisinstellingen en zijn de eerste praktisch ingestelde wetenschappers binnen topsportprogramma’s aan de slag gegaan.
Wat gaan we doen? Het wetenschappelijk informatiecentrum Topsport Topics wordt verder uitgebouwd. Dit expertisecentrum verschaft wetenschappelijk getinte voorlichting aan coaches en heeft tevens een helpdesk. Verder gaan er in alle topsportprogramma’s die van belang zijn voor de Top 10-ambitie embedded scientists aan de slag. Zowel Topsport Topics als de embedded scientist krijgen op termijn een plaats binnen een nieuw op te richten sportwetenschappelijk instituut (NeSSI: Netherlands Sports Science Institute), dat door de sport met enthousiasme wordt verwelkomd. De sport zet daarnaast in op een verdere integratie en bemensing van InnoSportLabs binnen een select aantal topsportprogramma’s en er komt een nieuw fieldlab op Papendal gericht op sporttakoverstijgende thema’s. Ten slotte verschaffen NOC*NSF en de sportbonden cofinanciering aan een wetenschappelijk onderzoeksprogramma over presteren en talentontwikkeling dat deel uitmaakt van het Sectorplan Sportonderzoek en -onderwijs 2011-2016.
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Wetenschappelijke Ondersteuning Topsport
foto: ANP Photo
86 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 87
uitdepraktijk
Het trainingscentrum van Nationaal Zwemcentrum de Tongelreep in Eindhoven is het kloppend hart van de Nederlandse zwemsport. Hier is het InnoSportLab voor de zwemsport gevestigd. De locatie beschikt over uitgebreide, ultramoderne trainingsfaciliteiten: een vierbaans trainingsbad, een krachthonk, dertien onderwatercamera’s en vier bovenwatercamera’s, een geavanceerd tijdregistratiesysteem, systemen voor start- en keerpuntanalyse en een smartboard en touchscreen beeldscherm. Sporters en hun coaches werken met deze geavanceerde faciliteiten continu aan een verbetering van hun prestaties. Daarbij worden ze ondersteund door een zogenoemde embedded scientist: een praktisch ingestelde wetenschapper die de coach dagelijks met raad en daad bijstaat en metingen verricht. De sport, wetenschappers en het bedrijfsleven werken hier aan de ontwikkeling van innovatieve producten en trainingsmethoden. Het uiteindelijke doel van allen: het doorslaggevende ver-
Fieldlabs: voor het doorslaggevende verschil aan de wereldtop
schil kunnen maken aan de wereldtop.
Honderdsten Aan de top gaat het om seconden en centimeters, soms zelfs om tienden of honderdsten. Alle topsporters presteren uitstekend, voor de uiteindelijke winst komt het aan op de details. Juist in deze hoogste regionen kunnen innovatie en wetenschappelijke kennis dan ook van doorslaggevend belang worden. En dat is precies waarop de zogeheten InnoSportLabs zich richten. Hier ontmoeten de wetenschap, het bedrijfsleven en de sport elkaar in de meest directe zin. Hun gezamenlijke streven: baanbrekende resultaten in en voor de sport.
Structureel meten Naast het InnoSportLab in Eindhoven telt Nederland inmiddels nog drie andere InnoSportLabs op topsportgebied: voor turnen, schaatsen en zeilen. Binnen afzienbare termijn volgt een vijfde lab: op Papendal. In tegenstelling tot de andere, sportspecifieke topsportlabs
krijgt het InnoSportLab op Papendal een sporttakoverstijgende focus. Streven is om het fieldlab te ontwikkelen tot het test- en meetcentrum voor de Nederlandse topsport. Inhoudelijk ligt de focus op kennis over fysiologie, biomechanica, voeding en herstel. Het grote voordeel van de InnoSportLabs is dat coaches en sporters hier structureel allerlei metingen kunnen verrichten. Hoe gaat het fysiek met de sporters? Welke gevolgen heeft een specifieke verandering van het trainingsschema? Welk effect heeft een aanpassing van de techniek op de prestatie? De InnoSportLabs zijn daarnaast een broedplaats voor innovatieve projecten. Hier kunnen bedrijven direct hun innovaties in de praktijk testen en natuurlijk kan de sport ook daarmee weer haar voordeel doen. Meer informatie over InnoSportNL en de InnoSportLabs vind je op www.innosport.nl (menu: InnoSportLabs).
FOTO’S: INNOSPORTNL
88 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 89
Doelstelling: Paralympische sport draagt op middellange termijn bij aan de Top 10-ambitie Internationaal bevindt de Paralympische sport zich in een stroomversnelling. Meer en meer landen richten zich op de Paralympische sport, er wordt steeds meer geld in geïnvesteerd, coaching en trainingsprogramma’s worden professioneler en talentscouting wordt geïntensiveerd. Nederland wil aanhaken bij deze stroomversnelling. Om aansluiting te vinden bij de Top 10-ambitie van de Nederlandse sport moeten de Paralympische sporten wel een grote ontwikkeling doormaken. Daarbij blijft het uitgangspunt dat de kwaliteit van de Paralympische topsportprogramma’s leidend is bij keuzes; niet hun potentiële bijdrage aan het medailleklassement.
Wat gaan we doen? NOC*NSF blijft de Paralympische topsportprogramma’s zo veel mogelijk hetzelfde benaderen als de valide topsportprogramma’s. De huidige ondersteuning door de Technische Staf wordt voortgezet. De instroom van talentvolle Paralympische sporters wordt vergroot door meer en betere talentscouting en talentontwikkeling door bonden. Verder gaat de sport de Paralympische
90 |
Sportagenda 2016
Wat gaan we doen?
topsportprogramma’s verder intensiveren door toe te werken naar aansluiting bij de CTO-structuur van in elk geval alle podiumprogramma’s. Ten slotte wordt de professionalisering van de begeleiding verder vorm gegeven via de werving van goede coaches en andere experts.
NOC*NSF coördineert de organisatiebrede voorbereiding op en uitzending naar evenementen. Tevens verzorgt de koepel het management en de uitvoering van projecten die te maken hebben met Olympische en Paralympische Spelen.
Uitzendingen
Topsportevenementen
Doelstelling: optimale ondersteuning voor uitzendingen van Nederlandse sporters
Doelstelling: een eenduidig evenementenbeleid tot en met 2020
De sport wil uitzendingen van Nederlandse sporters naar Olympische en Paralympische Spelen, het Jeugd Olympisch Festival, de Jeugd Olympische Spelen en de Koninkrijksspelen optimaal ondersteunen. Dat vergt extra investeringen; zowel kwalitatief als financieel. In de eerste plaats komt dat doordat de organisatoren van de genoemde evenementen steeds hogere eisen stellen aan nationale Olympische en Paralympische comités die verantwoordelijk zijn voor de uitzendingen van hun teams. Ook bonden verwachten een gestroomlijnde organisatie. Ten tweede krijgen we de komende jaren te maken met hoge reiskosten, doordat de genoemde evenementen dan op relatief grote afstand van Nederland worden georganiseerd.
De sport ontwikkelt een strategische evenementenkalender gericht op het opbouwen van een trackrecord richting 2028. De evenementenkalender wordt door zowel de sport als de alliantiepartners onderschreven en gehanteerd. Dat sluit aan op de ambitie van het Olympisch Plan 2028 dat Nederland in 2016 bekendstaat als ambitieuze en talentvolle organisator van grote sport- en culturele evenementen. Tevens sluit dit aan op de wens van het ministerie van VWS voor een nieuw evenementenbeleid met meer focus op strategische topsportevenementen en meer aandacht voor maatschappelijke en economische spin-off.
Wat gaan we doen? De sport ontwikkelt de strategische evenemen-
tenkalender, werkt daarvoor passende selectiecriteria uit en houdt de kalender actueel. Verder maakt de sport, samen met VWS, financiering mogelijk van bidprocedures, hostbroadcasting en organisatie van evenementen.
Wie doet wat? Om beter aan de (internationale) topsporteisen te kunnen voldoen en de Top 10-ambitie te kunnen realiseren, gaan we de topsport in Nederland efficiënter aansturen en organiseren. Topsport vraagt immers om daadkracht en snelheid. Bureaucratie en een gebrek aan flexibiliteit en maatwerk bij het toekennen van financiële middelen werken belemmerend.
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
Paralympisch
Centrale aansturing Eén centrale organisatie wordt verantwoordelijk voor aansturing en organisatie van de topsport: NOC*NSF. In die rol wordt NOC*NSF niet alleen hét centrale loket voor ondersteuning en financiering, maar verkrijgt de sportkoepel ook een belangrijke verbindende functie richting alle andere betrokkenen binnen de sport, de overheid en het bedrijfsleven. Voor een goed functioneren van dit aansturingsmodel is het belangrijk dat zowel
Sportagenda 2016
| 91
Monitoring De ambitie is dat Nederland bij de beste tien topsportlanden van de wereld hoort. Hoe meten we onze progressie? Internationaal gezien is er maar één (alom geaccepteerde) meetlat: de Olympische en Paralympische medaillespiegels. Deze medaillespiegels zeggen echter niets over de progressie van Nederlandse niet-Olympische topsportprogramma’s en hun prestaties in vergelijking met de rest van de wereld.
Om te meten in hoeverre we erin slagen onze Top 10-ambitie te realiseren, baseren we ons daarom op drie medaillespiegels: 1. Olympische medaillespiegel (zomer en winter); 2. Paralympische medaillespiegel; 3. medaillespiegel niet-Olympische topsportprogramma’s (op basis van resultaten tijdens WK’s). Zo kan NOC*NSF dagelijks vaststellen of Nederland op koers ligt ten opzichte van de Top 10-ambitie.
foto: ANP Photo
92 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 93
topsport | Ambitie: in de top 10 van de wereld
NOC*NSF als de sportbonden over voldoende sporttechnische expertise beschikken en dat er een goede balans bestaat tussen de taken en verantwoordelijkheden van NOC*NSF enerzijds en van bonden anderzijds.
Om de inhoudelijke ambities op het gebied van sportparticipatie en topsport te bereiken moet een aantal randvoorwaarden goed op orde zijn. Sportorganisaties moeten effectief en efficiënt opereren, ze moeten voldoende inkomsten genereren en de financiële planning moet op orde zijn. Deze voorwaarden voor succes werken we verder uit in de komende onderdelen over organisatieontwikkeling, het vermarkten van sport en het Bestedingsplan.
voorwaarde voorwaarden voor succes
94 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 95
Organisatie ontwikkeling: verbindend leiderschap 96 |
foto: ANP PHOTO
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 97
Een belangrijk uitgangspunt voor het beleid op het gebied van organisatieontwikkeling is dat de collectieve doelen van de sport gerealiseerd worden als 80 procent van de sportbonden zijn eigen doelen realiseert. Daarom luidt het strategische doel van de sport als volgt:
O
m de ambities op het gebied van sportparticipatie en topsport te realiseren, hebben we sterke sportbonden8 en een sterk NOC*NSF nodig. Sterke sportbonden zijn de basis van een divers sportlandschap en de onbetwiste autoriteit in hun sport. Zij sturen de duurzame ontwikkeling van de eigen sporttak in Nederland. Dit deel van de Sportagenda beoogt richting te geven aan de ontwikkeling van sportbonden en NOC*NSF. Waar in de vorige beleidsperiode (2009-2012) de nadruk nog lag op het opleggen van verplichtingen en een focus op een selecte groep bonden, is het beleid nu eerder inspirerend, breed en gebaseerd op eigen verantwoordelijkheid. Van zowel bonden als NOC*NSF wordt verwacht dat ze zelf werken aan hun eigen ontwikkeling en effectiviteit. 8. Met sportbonden wordt in dit deel zowel gedoeld op het (vrijwillige) verenigingsdeel als op de (professionele) arbeidsorganisatie.
98 |
Sportagenda 2016
80 procent van de sportbonden slaagt erin de eigen inhoudelijke ambities en de ambities op het gebied van organisatieontwikkeling te realiseren. Verscheidene externe ontwikkelingen bemoeilijken de realisatie van de eigen doelstellingen: een steeds complexere omgeving, een veranderende maatschappij, veeleisende klanten en een toenemende commercialiteit. Willen bonden en NOC*NSF desondanks de eigen doelstellingen bereiken, dan vergt dat minimaal een strategisch sterk bestuur met verbindend vermogen, een kern van hoog gekwalificeerde professionals met enige functiespecialisatie en enige continuïteit van deze groep mensen. Specifiek focust de sport de komende jaren op een vijftal aspecten, die op de komende bladzijden worden uitgewerkt.
Het huis op orde Doelstelling: organisatorische versterking van sportbonden en NOC*NSF In 2008 hebben de sportbonden en NOC*NSF afgesproken dat bonden die in aanmerking willen komen voor Lottofinanciering, aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen: de Minimale Kwaliteitseisen. De invoering van die eisen was goed, maar de effecten in de praktijk vragen om doorontwikkeling. Zowel inhoudelijk als wat betreft toetsing en sancties. Voor een daadkrachtige, eendrachtige en effectieve formulering en uitvoering van beleid verdient ook de strategische cyclus van bonden blijvende aandacht. Op het gebied van het besturingsmodel, de reglementen en besluitvormingsprocessen is er voor veel bonden nog een wereld te winnen.
Wat gaan we doen? Alle bonden en NOC*NSF beschrijven in hun eigen jaarplannen en meerjarenplannen hun strategische cyclus en stellen vast op welke onderdelen zij gaan werken aan verbetering. Bonden die dat willen kunnen individuele ondersteuning krijgen. Verder gaat de sport collectief de Code Goed Sportbestuur en de Minimale Kwaliteitseisen doorontwikkelen en komt er een platform voor thematische kennisontwikkeling en -deling.
Sportagenda 2016
| 99
Voorwaarden voor succes | Organisatieontwikkeling: verbindend leiderschap
Strategie
uitdepraktijk foto: ANP Photo
Ambitieuze sportbonden hebben een daadkrachtige organisatie nodig die proactief kan inspelen op alle uitdagingen van de snel veranderende omgeving. Dat stelt vanzelfsprekend eisen aan hun bestuursmodel. Een aantal bonden is hiermee voortvarend aan de slag gegaan. Zo ook de KNGU. Door haar bestuursmodel in overeenstemming te brengen met de Code Goed Sportbestuur en de strategische cyclus opnieuw in te richten, realiseerde de Gymnastiekunie een bestuurlijke en organisatorische versterking van het bestuursmodel.
Democratisch evenwicht bij de KNGU
Rollenscheiding Het bestuursmodel van de KNGU is ingrijpend gewijzigd. De belangrijkste verandering is dat er een scheiding is aangebracht tussen de rollen van toezicht, strategie, beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Voor de bestuur-
lijke herinrichting waren districtsbesturen niet alleen belast met beleidsuitvoering, maar hadden ze – namens de leden – ook een stem in de bondsvergadering, het hoogste besluitvormende orgaan (ALV) van de bond. In de nieuwe situatie is het districtsbestuur uitsluitend nog belast met de decentrale beleidsuitvoering en zijn de goedkeuring van het strategische beleid en de vaststelling van de begroting belegd bij een nieuwe bondsraad (een vertegenwoordiging van de leden). Het bondsbestuur stelt de strategische koers vast en houdt toezicht op de uitvoering door de werkorganisatie (districten, landelijke commissies en de beroepsorganisatie). De inspraak van de leden is met deze operatie niet verloren gegaan. Integendeel, die is juist verstevigd, want de bondsraad bestaat niet meer uit districtsbestuurders maar uit een rechtstreekse vertegenwoordiging van leden.
Alle leden kunnen invloed uitoefenen tijdens regionale bijeenkomsten die een vast onderdeel vormen van de nieuwe strategische cyclus van de bond.
Slagvaardigheid De totale organisatorische herinrichting is een ingrijpende operatie die op onderdelen nog een zorgvuldige afronding verdient. Nu al blijkt echter dat de slagvaardigheid van de KNGU hiermee een flinke impuls heeft gekregen en dat de bond beter is voorbereid op de uitdagingen van de toekomst!
Meer informatie vind je op www.kngu.nl (menu: Bond>Beleid>Goed sportbestuur).
foto: KNGU JAN DE KONING
100 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 101
foto: ANP Photo
Doelstelling: een heldere visie op de ontwikkeling van sporttakken en sportorganisaties Door de toenemende complexiteit van de omgeving en de hoge ambities van de sport, is het meer dan ooit noodzakelijk dat bonden en NOC*NSF een krachtige en heldere visie hebben op de ontwikkeling van de sport richting 2016 en 2028, de weg om die ontwikkeling te verwezenlijken en de organisatie die daarbij past.
Wat gaan we doen? Alle bonden en NOC*NSF ontwikkelen zelf een krachtige en heldere visie. Er komt een platform voor kennisontwikkeling en -deling en bonden kunnen desgewenst ook individuele ondersteuning ontvangen.
Talent herkennen en ontwikkelen Doelstelling: meer effectiviteit door goed hr-beleid Mensen spelen een cruciale rol bij het bereiken van organisatiedoelen en een gestructureerd hr-
102 |
Sportagenda 2016
beleid is dan ook van groot belang. Veel sportbonden en NOC*NSF kunnen zich op dit vlak nog (sterk) verbeteren. Hr-beleid is niet alleen gericht op betaalde medewerkers, maar ook op het bestuur, de directie en de vrijwilligersorganisatie van elke bond.
Wat gaan we doen? Alle bonden en NOC*NSF ontwikkelen een hrbeleid en leggen dat vast in hun jaarplannen en meerjarenplannen. Tevens zorgen ze allemaal voor ontwikkelingsprogramma’s voor besturen, directies, de vrijwilligersorganisatie en de betaalde medewerkers. Er zijn basale hr-instrumenten beschikbaar ter ondersteuning. Collectief wordt verder ingezet op deskundigheidsbevordering en de bredere profilering van sport als aantrekkelijke werkomgeving voor professionals en vrijwilligers.
Verbindend vermogen Doelstelling: versterking en uitbreiding van netwerken en vergroting van hun effectiviteit Om gestalte te geven aan een strategische visie van een organisatie is het noodzakelijk dat medewerkers, de achterban en partners zich daar-
aan committeren en daaraan willen bijdragen. Dat vraagt om modern leiderschap: bestuurders en directeuren met verbindend vermogen, die beschikken over inlevingsvermogen, die goed kunnen samenwerken en die het collectieve belang voor ogen hebben. De moderne leiders in de sport investeren in de versterking, uitbreiding en effectiviteit van hun netwerken, zowel binnen hun eigen sporttak als daarbuiten.
Wat gaan we doen? Alle bonden en NOC*NSF ontwikkelen en implementeren strategieën voor de versterking van hun (interne en externe) netwerken. Tevens zorgen ze ervoor dat ‘verbindend vermogen’ als belangrijke competentie deel uitmaakt van de functieprofielen van vrijwilligers en professionals. Ondersteuning hierbij is beschikbaar in de vorm van een collectief kennisplatform en op individuele basis.
Sportagenda 2016
| 103
Voorwaarden voor succes | Organisatieontwikkeling: verbindend leiderschap
Een heldere visie op de ontwikkeling van de eigen sporttak
uitdepraktijk
De sport vraagt vandaag de dag om moderne leiders met verbindend vermogen. Leiders die handelen vanuit het collectieve belang en zinvolle samenwerking niet schuwen maar toejuichen. De KNBLO-Wandelsportorganisatie Nederland en de Atletiekunie hebben de afgelopen jaren laten zien hoe verbindend vermogen in de praktijk tot zijn recht kan komen. Medio 2010 sloten ze een convenant, met als belangrijk onderdeel een combinatielidmaatschap voor wandelaars binnen de Atletiekunie. Het eerste initiatief tot samenwerking kwam van de Atletiekunie, vertelt adjunctdirecteur Frank Koomen. “We realiseerden ons dat we aan het lidmaatschap voor onze wandelaars niet dezelfde waarde en inhoud konden geven als aan het lidmaatschap voor atleten en lopers. Daarom zochten we contact met de KNBLO-NL om te kijken of het informatieaanbod van de KNBLO-NL ook beschikbaar kon worden
Atletiekunie en KNBLO-NL benutten de kracht van verbinding
voor wandelaars van de Atletiekunie.” De KNBLO-NL begroette de Atletiekunie enthousiast, vertelt Henry Bronkhorst. “Door het combilidmaatschap bereiken we als KNBLO-NL een grotere groep wandelaars met relevante producten en diensten.”
Automatisme De samenwerking bevalt beide partijen uitstekend. “Het combilidmaatschap is eigenlijk een automatisme geworden”, vertelt Henry Bronkhorst. Inmiddels profiteren daarvan ruim 4.400 wandelaars. Ook met betrekking tot training en begeleiding heeft de samenwerking vruchten afgeworpen. “Vooral de gezamenlijke wandeltrainersdag is – met ruim 300 deelnemers – een succes”, aldus Frank Koomen. Een aantal wandelafdelingen van atletiekverenigingen neemt ook deel aan trainings- en voorbereidingsprogramma’s van de KNBLO-NL en nu liggen er nog plannen om de licentiesystemen voor trainers te uniformeren.
Wereld te winnen Maar vooral op het gebied van evenementen is er voor beide bonden nog een wereld te winnen. “Bezien vanuit de actieve sportparticipatie kennen wandelen, lopen en fietsen verreweg de grootste evenementen”, benadrukt Henry Bronkhorst. In de samenwerking zijn de evenementen evenwel nog braakliggend terrein, maar beide partners hebben oog voor de kansen. En kansen zien, daar is deze samenwerking ooit mee begonnen. Oog hebben voor elkaars mogelijkheden en de kracht van verbinding, over eigen grenzen durven kijken: het vraagt om lef, maar levert ook veel op. Voor de wandelaars, voor de sport én voor de bonden. Voor meer informatie over de KNBLO-NL ga je naar www.knblo.nl. Over de Atletiekunie lees je meer op www.atletiekunie.nl.
foto’s: Barbara KERKHOF
104 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 105
bonden, NOC*NSF en andere organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van sportbonden?
bonden heeft NOC*NSF daarnaast nog een aantal specifieke taken:
Universiteiten en hbo’s: helpen de sport via onderzoek op het gebied van organisatiekunde
Doelstelling: kennismanagement wordt een pijler van het beleid
Sportbonden
Kennis is voor sportbonden en NOC*NSF van cruciaal belang. Alleen met unieke kennis kunnen zij zich ontwikkelen tot dé autoriteit in hun tak van sport. Als het gaat om het verzamelen en beheren van kennis is er bij veel bonden en NOC*NSF nog ruimte voor verbetering.
Elke sportbond bepaalt zijn eigen visie en maakt op basis daarvan zelf keuzes over de organisatorische inrichting en ontwikkeling. Deze keuzes leggen bonden vast in hun jaarplannen en meerjarenplannen. Wel besteedt elke bond in elk geval aandacht aan:
Partners in Sport: zetten hun specifieke kennis in voor de ontwikkeling van bonden
Wat gaan we doen?
• ‘het organisatorische huis’ (Minimale Kwaliteitseisen, strategische cyclus); • de ontwikkelingsrichting van de organisatie (op basis van de visie); • het hr-beleid (op alle niveaus).
• de opbouw van sporttakoverstijgende kennis over organisatieontwikkeling; • het geven van individueel advies en collectieve voorlichting aan sportbonden over organisatieontwikkeling; • het faciliteren van kennisdeling; • het onderhouden en ontwikkelen van het netwerk van experts op het gebied van organisatieontwikkeling (SportAssist); • (samen met grotere sportbonden) het bieden van collectieve diensten, zoals het talentprogramma, de introductie in de sport voor nieuwe vrijwilligers en medewerkers van sportbonden, en ondersteunende hr-diensten.
Sportbonden en NOC*NSF implementeren (ICT-) systemen voor het verzamelen, verrijken en ontsluiten van kennis. Daarnaast verdient ook de effectieve toepassing van deze kennis (in de dienstverlening, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering) de aandacht van deze organisaties. Het betreft hier zowel sporttakspecifieke als sporttakoverstijgende kennis. Een kennisplatform en individuele ondersteuning zijn beschikbaar om de sportorganisaties te helpen bij hun kennismanagement.
106 |
Sportagenda 2016
Verder ontwikkelde bonden hebben daarnaast expliciete aandacht voor: • netwerkontwikkeling; • gestructureerd datamanagement, kennisontwikkeling en -toepassing.
Wie doet wat?
NOC*NSF
Wat betekenen de doelstellingen op het gebied van organisatieontwikkeling voor de rol van sport-
nisatieontwikkeling op basis van de vijf benoemde aandachtsgebieden. Als ondersteuner van sport-
Overige Organisaties Om de ambities op het gebied van organisatieontwikkeling te realiseren is ook de inzet van de volgende organisaties nodig. Sport & Zaken: verbindt sportbonden en sportaanbieders aan partners in het bedrijfsleven
Ook NOC*NSF werkt natuurlijk aan de eigen orgaInstituut voor Sportrechtspraak (ISR): faciliteert tuchtrechtspraak voor veel sportbonden
Financiering Sportbonden en NOC*NSF zijn zelf verantwoordelijk voor uitvoering van hun eigen beleid op het gebied van organisatieontwikkeling. De activiteiten van bonden op dit gebied worden primair gefinancierd uit hun contributies en Lottomiddelen (basisbijdrage algemeen functioneren). De komende beleidsperiode stijgt het belang van kennisontwikkeling en -deling door een toename van het aantal inhoudelijke thema’s en de meerwaarde voor een grotere groep bonden. Extra activiteiten op dit gebied worden gefinancierd uit Lottomiddelen (Algemeen functioneren kernorganisatie NOC*NSF). Niet alle kosten voor organisatieontwikkeling zijn nu al te overzien. Organisatieontwikkeling vraagt immers om maatwerk. Daarom is er een apart subsidiebudget beschikbaar voor eventuele extra inspanningen door sportbonden (Fonds Organisatieontwikkeling). Ook duurzame, collectieve
Sportagenda 2016
| 107
Voorwaarden voor succes | Organisatieontwikkeling: verbindend leiderschap
Kennisontwikkeling
Monitoring De monitoring op het gebied van organisatieontwikkeling richt zich specifiek op:
• de jaarlijkse evaluatie van dit beleid; • de mate waarin bonden en NOC*NSF hun eigen doelstellingen halen; • de implementatie van de Minimale Kwaliteitseisen; • de kwaliteit van de strategische cycli van bonden en NOC*NSF; • de rol van datamanagement en kennis in de activiteiten van bonden en NOC*NSF; • het aantal samenwerkingspartners van bonden en NOC*NSF; • de aantallen, doorlooptijden, functie omschrijvingen, beloningen en kwalificaties van besturen, directies en medewerkers van bonden en NOC*NSF.
• de expliciete beleidsaandacht in jaarplannen en meerjarenplannen van sportbonden en NOC*NSF voor de vijf in dit onderdeel genoemde aspecten;
foto: ANP Photo
108 |
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 109
Voorwaarden voor succes | Organisatieontwikkeling: verbindend leiderschap
samenwerkingstrajecten die tot doel hebben om de organisatie van sportbonden te versterken, zoals hr-projecten, kunnen uit dit fonds gefinancierd worden. Ten slotte wordt collectief een budget gereserveerd voor monitoring (bestemd voor monitoring van zowel organisatieontwikkeling als Sportparticipatie en Top 10).
Het vermarkten van sport 110 |
foto: ANP Photo
Sportagenda 2016
Sportagenda 2016
| 111
Actieve sportconsumptie
Waardebeleving individuele sportconsument.
2016
Zinvol vrijwilligerswerk
D
e ambities in deze Sportagenda vragen om een nieuwe visie op het vermarkten van de sport en de sportbeleving. Daarbij draait het niet alleen om het genereren van inkomsten, ook de bredere profilering van de sport en specifieke sporttakken is een belangrijk doel. Op de komende bladzijden wordt de marketingstrategie van de sport in de komende beleidsperiode uitgewerkt. Je leest ook welke rolverdeling daarbij past.
112 |
Sportagenda 2016
De waardebeleving van sport Het vermarkten van sport vergt allereerst een waardevol sportaanbod. Hoe waardevoller het sportaanbod, hoe meer opbrengsten we kunnen genereren. Maar wat is waardevol? De sportconsument bepaalt de maatstaf. We moeten de sportconsument begrijpen om een waardevol sportaanbod te ontwikkelen. De sportconsument kan op drie manieren van sport genieten: door zelf actief te sporten, door zinvol vrijwilligerswerk
Passieve sportconsumptie door sportfans
Model: NOC*NSF, 2011
te doen en als toeschouwer (zie figuur hierboven). Door vergroting van de waardebeleving op deze assen, kan het vermarkten van sport meer geld opbrengen. Ook bedrijven en overheden hechten waarde aan een rijk sportaanbod: bijvoorbeeld in relatie tot gezondheidswinst, doelgroepenbereik, economische spin-off van sportevenementen, internationaal imago en sociale samenhang. Is voor consumenten echter sport primair het doel, voor de andere partijen is het veeleer een middel. Een rijk sportaanbod is evenwel in beide richtingen te vermarkten.
Sportagenda 2016
| 113
Voorwaarden voor succes | Het vermarkten van sport
2011
Op de komende bladzijden komen de belangrijkste geldstromen voor de sport aan de orde. Per geldstroom wordt beschreven welke mogelijkheden sportbonden en NOC*NSF hebben om die te vergroten. Het is aan de sportorganisaties zelf om de genoemde acties te concretiseren en om te zetten in resultaat.
Consumenten Sportconsumenten geven een kleine 6 miljard euro per jaar uit aan sport. Hoewel sportaanbieders steeds vaker aansluiting zoeken bij de behoeften van de individuele sportconsument, is op dit vlak nog veel winst te behalen. Specifieke kansen voor de financiering van topsport liggen er op het terrein van de bestedingen van sportfans. Die vormen een steeds groter deel van de consumentenbestedingen aan sport. De uitdaging voor de sport is om een groter deel van deze bestedingen door sportfans ten goede te laten komen aan de sport zelf. Bij voortzetting van de economische crisis kan de
114 |
Sportagenda 2016
sport een negatief effect verwachten op de sportdeelname door sporters uit lage inkomensgroepen.
Kansen en mogelijkheden voor de sport Essentieel voor het vergroten van inkomsten uit consumentenbestedingen is inzicht in het gedrag van de individuele sportconsument. Via het Kennis- en Informatiesysteem Sport (KISS) kan dit inzicht verder verbeterd worden. Tevens dient de sport meer inzicht te verwerven in de samenhang tussen de omvang van de passieve sportconsumptie (toeschouwers) enerzijds en de hoogte van topsportbudgetten anderzijds. Sportaanbieders kunnen hun prijsbeleid nadrukkelijker baseren op waardebeleving. De sport stelt daarbij ondersteuning beschikbaar. Ook dienen sportaanbieders zich bewuster te worden van het belang van loyaliteit: hoe loyaler de consument, hoe groter het rendement. Een laatste kans is gelegen in samenwerking met fondsen, overheden en het bedrijfsleven om de toegankelijkheid van voorzieningen voor lage inkomensgroepen te vergroten.
Gemeenten Gemeenten zijn een belangrijke financier van de sport (ruim 1 miljard euro per jaar). Ze realiseren en beheren niet alleen sportaccommodaties, maar spelen ook een rol in de ondersteuning van sportaanbieders, talentherkenning en -ontwikkeling en evenementenorganisatie. Gemeenten kijken scherp naar de effectiviteit van de inzet van gemeentemiddelen. Gemeenten die oog hebben voor de positieve effecten van investeren in sportbeleid voor doelstellingen op andere gebieden (gezondheid, leefbaarheid, armoede bestrijding, jeugdzorg, citymarketing), zijn doorgaans bereid meer in sport te investeren.
Kansen en mogelijkheden voor de sport De relatie met gemeenten kan verder worden versterkt. Dat geldt voor de relatie tussen de sport en gemeenten in het algemeen, maar vooral ook op lokaal niveau, tussen individuele sportaanbieders en individuele gemeenten (en maatschappelijke organisaties). De sport kan sportaanbieders daarbij ondersteunen. Bewijzen voor de positieve effecten van sportbeleid op andere overheidsdoelstellingen kunnen ook bijdragen aan het verstevigen van de relatie tussen sport en gemeenten.
Het is dan ook belangrijk aandacht te geven aan het verzamelen en verspreiden daarvan. Ten slotte liggen er kansen in het opzetten of verruimen van waarborgfondsen voor de ontwikkeling van nieuwe accommodaties en/of de introductie van nieuw sportaanbod. Ook op die manier kan de sport publiekprivate samenwerking bevorderen.
Provincies Provincies investeren direct ongeveer 17 miljoen euro per jaar in sport. Net als gemeenten zien ze sport meer en meer als een middel om andere provinciale doelen te realiseren. Het gaat daarbij vooral om doelen op het gebied van de economie, positionering, talentontwikkeling en ruimtelijke ordening. Sportinhoudelijke aangrijpingspunten zijn onder andere accommodaties, evenementen en talentontwikkeling.
Kansen en mogelijkheden voor de sport Er liggen kansen in de versterking van de relatie met provincies. Bewijzen voor de positieve effecten van sportbeleid op andere overheidsdoelstellingen kunnen daaraan bijdragen. Het verzamelen en verspreiden van successen biedt ook in dat opzicht kansen voor de sport.
Sportagenda 2016
| 115
Voorwaarden voor succes | Het vermarkten van sport
De belangrijkste geldstromen
Rijk De directe investering van het Rijk via de begroting van VWS bedroeg ongeveer 130 miljoen euro in 2012. Daarnaast dragen ook andere ministeries financieel bij. Het kabinet focust op een veiliger sportklimaat, sport en bewegen in de buurt, evenementen en topsport.
Unie uiterst belangrijk als het gaat om kansspelwetgeving.
Kansen en mogelijkheden voor de sport Belangenbehartiging in Brussel kan de deur naar toekomstige kansen openen.
Bedrijfsleven
Kansen en mogelijkheden voor de sport
116 |
Sportagenda 2016
Het Nederlandse bedrijfsleven investeert ongeveer 600 miljoen euro per jaar in sport, vooral via sponsoring. De economische crisis kan deze inkomstenstroom onder druk zetten. De sport draagt op haar beurt bij aan de doelen van het bedrijfsleven op vele gebieden. Het (maatschappelijk) imago en de naamsbekendheid, de duurzame inzetbaarheid en ontwikkeling van medewerkers, company pride, innovatie en netwerkontwikkeling zijn slechts enkele voorbeelden. De mate waarin de sport het bedrijfsleven maatwerk kan leveren, is een belangrijke succesfactor.
Europese Unie
Kansen en mogelijkheden voor de sport
De Europese Unie investeert nu slechts heel beperkt in sport, maar toont wel steeds meer expliciete beleidsaandacht. Bovendien is de Europese
De sport kan de relatie en samenwerking met het bedrijfsleven verbeteren en proposities ontwikkelen die waardevol zijn voor het bedrijfsleven. Ondersteuning van sportaanbieders bij de
foto: ANP Photo
ontwikkeling en uitvoering van partnerships met het (lokale) bedrijfsleven kan ook kansen bieden.
Kansspelen (De Lotto) De Lotto draagt jaarlijks ongeveer 52 miljoen euro af aan de sport. De verwachtingen voor de komende jaren zijn positief. Mede afhankelijk van de ontwikkelingen op het gebied van vergunnings-
voorwaarden kunnen de kansspelopbrengsten voor de sport verder stijgen.
Kansen en mogelijkheden voor de sport Kansen zijn gelegen in een intensivering van de samenwerking tussen sportbonden, NOC*NSF en De Lotto. Voorts kunnen gunstiger vergunningsvoorwaarden voor De Lotto een positief effect hebben.
Sportagenda 2016
| 117
Voorwaarden voor succes | Het vermarkten van sport
De relatie met de rijksoverheid is van groot belang voor de sport. De positieve effecten van sportbeleid op overige overheidsdoelstellingen kunnen helpen die relatie te versterken. Er liggen kansen in het verzamelen en verspreiden van bewijzen voor positieve maatschappelijke effecten van sport. De sport kan bij de overheid voorstellen doen voor additionele investeringen (mede) vanuit publiek private samenwerking en voor wetswijzigingen met financiële/fiscale voordelen voor sport. Belangenbehartiging in Den Haag verdient blijvend aandacht.
Frits Avis, Nederlandse Ski Vereniging
“We moeten inkomsten generer en om ambities te realiseren” “Er zit zo veel waarde in sport. Hoe kun je die nou het beste inzetten om inkomsten te genereren?” Aldus verwoordt Frits Avis, algemeen directeur van de Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV), de belangrijkste vraag waarover de werkgroep Funding voor de Sportagenda 2016 zich de afgelopen tijd gebogen heeft. “Want er is nu eenmaal geld nodig om de ambities van de sport te realiseren.” De werkgroep Funding, waar Frits Avis deel van uitmaakte, concludeerde dat de sport een nieuwe visie nodig heeft op het vermarkten van sport. Hoe meer mensen genieten van sport hoe groter de ‘sportconsumptie’. De marketingvisie in deze Sportagenda wijkt dan ook op drie wezenlijke punten af van vorige strategische agenda’s. Die verschillen hebben betrekking op de sportconsument, de samenwerking op sponsorgebied en Lotto.
118 |
Sportagenda 2016
Toegevoegde waarde voor consumenten “Hoe kan een bond een consument, zoals de breedtesporter en sportfan, nog meer boeien en er zo voor zorgen dat hij uiteindelijk meer sportaanbod afneemt?” Volgens Frits Avis is hierover tot nu toe nauwelijks nagedacht. “De sport is vrij traditioneel: je wordt lid omdat je wilt deelnemen aan wedstrijden of toegang tot een bepaalde accommodatie wilt. Sportbonden zouden meer kunnen denken vanuit de behoeften van de sporter en sportfan. Samen met sponsoren, media, gemeenten en topsporters kan een bond extra waarde creëren. Denk aan de huldiging van het Nederlands Elftal na de WK 2010 in Amsterdam, of een evenement als de Nijmeegse Vierdaagse met de Vierdaagse Feesten! Op dit moment ontstaat extra aanbod nog vaak vanuit een aanbodgedachte en niet zozeer vanuit de vraag.” Die kanteling wordt de komende jaren een belangrijke uitdaging voor de sport. “Maar het is mogelijk, zeker als we ook sporters en fans zelf betrekken bij deze ontwikkeling.”
Samenwerking sportbonden en NOC*NSF “Als we meer waarde kunnen bieden aan sponsoren, kunnen we meer geld voor de sport genereren. Samen zijn we tot meer in staat dan ieder voor zich. De
uitdaging voor de sport is hoe we de zichtbaarheid van en de samenwerking met zowel de NOC*NSFsponsoren als bondssponsoren kunnen verbeteren”, vertelt Frits Avis. “Wat we proberen is om met alle grote partners die betrokken zijn bij sport – of dat nu een sportbond is of NOC*NSF – meer gemeenschappelijk op te trekken en synergievoordelen te vinden. Ook dat is vernieuwend.”
Een betere positie voor Lotto De derde vernieuwing heeft betrekking op Lotto, die jaarlijks ongeveer 52 miljoen euro bijdraagt aan de sport. “De Lottomiddelen zijn – net als overigens de geldstromen van VWS en de NOC*NSF-sponsoren – voor de sport van levensbelang om de infrastructuur in stand te houden en de inhoudelijke ambities te realiseren.” Ook wat De Lotto betreft was zichtbaarheid een issue. “De laatste jaren associeert de consument een aantal andere kansspelen meer met sport dan Lotto. Dat kan niet. De Lotto verdient een veel betere positie. Basaal betekent dit dat alle bonden in alle communicatie-uitingen een plekje voor De Lotto inruimen. Zodat iedereen weet: als ik meedoe aan Lotto, help ik de sport.” Sportbonden hebben vanaf nu bovendien de moge-
lijkheid op vrijwillige basis marketingrechten in te brengen voor de Lotto. Door deze marketingrechten actief te benutten kan de De Lotto de kracht van sport benutten voor de vergroting van de Lotto-omzet. “Achteraf worden de mogelijke meeropbrengsten verdeeld volgens een solidair systeem. Ook de kleinere bonden, die minder in te brengen hebben, profiteren mee. Een mooi voorbeeld van partnership op basis van gezamenlijke belangen en met een intermediaire rol voor NOC*NSF.”
De kansen pakken Waar liggen nu de grootste kansen? “De grootste winst ligt niet op één punt”, meent Frits Avis. “Bonden en sportaanbieders verschillen enorm van elkaar en moeten allemaal goed over hun eigen kansen nadenken.” Dat vraagt om denken buiten de gebaande paden. “Het is een andere manier van denken. Dus niet: ik heb een aanbod, komt u maar! Maar redeneer vanuit de vraag.” En kijk verder, adviseert Frits Avis. “Kijk eens naar al bestaande initiatieven. Maak gebruik van de kracht van NOC*NSF als platform voor de sport. Ga ook lokaal op zoek naar samenwerking. En vergeet de lokale overheid niet. Bij gemeenten is sport de laatste jaren ook hoger op de agenda gekomen. Dat brengt kansen met zich mee.”
Sportagenda 2016
| 119
Andere mogelijke financieringsbronnen zijn fondsen voor goede doelen en/of eigen fondsenwerving.
Kansen en mogelijkheden voor de sport De sport kan de mogelijkheden inventariseren en concrete voorstellen maken voor de meest kansrijke.
Wie doet wat? De primaire verantwoordelijkheid voor het vermarkten van sport ligt bij sportbonden en sportaanbieders, maar ook voor NOC*NSF is een belangrijke rol weggelegd.
foto: ANP Photo
Media De sportmedia investeren niet alleen in financiële zin in de sport (ca. 50 miljoen euro/jaar), maar dragen ook in een ander opzicht bij aan het behalen van de doelen van de sport. De media zijn belangrijk voor bereik van het grote publiek, de positionering van de sport en de activering van de bevolking. De ontwikkelingen in de media gaan enorm snel (crossmedia, social media enz.). Wil de sport de sportconsument optimaal bedienen, dan moet ze
120 |
Sportagenda 2016
mee in deze ontwikkelingen en optimaal gebruikmaken van alle nieuwe mogelijkheden. Zeker voor wat kleinere sporttakken bieden deze ontwikkelingen ongekende kansen.
Kansen en mogelijkheden voor de sport De sport ziet uitstekende kansen in de ontwikkeling van een eigentijds (online) mediabeleid. Voorts kan de sport met strategische partners afspraken maken op het gebied van (nieuwe) media en evenementen op basis van de inbreng van recht.
Sportbonden en sportaanbieders De vergroting van de waardebeleving door sportconsumenten verdient een centrale plaats in het beleid van sportbonden en sportaanbieders om de inhoudelijke sportambities te realiseren. Gaat het om actieve sportconsumptie (zelf sporten), dan wordt hier al steeds vaker aandacht aan besteed. Bij vrijwilligerswerk is dit echter nog beperkt. Bij topsportbestuurders groeit het besef dat uiteindelijk de sportfan de grootste financier van de top-
sport is en dat hun sportbeleving dus passende aandacht verdient.
NOC*NSF Het is een taak van NOC*NSF om zijn leden ervan bewust te maken dat het belangrijk is de waardebeleving door individuele sportconsumenten te vergroten. Daarnaast draagt NOC*NSF een belangrijke verantwoordelijkheid in de brede profilering van de sport en heeft de sportkoepel een rol als belangenbehartiger bij grote stakeholders en als partner van grote marktpartijen. Ten slotte kan NOC*NSF zijn netwerk benutten, sportorganisaties adviseren, en kennisdeling en samenwerking faciliteren.
Financiering De meeste van de beschreven kansen vallen binnen de reguliere verantwoordelijkheid van de bonden of de kerntaken van NOC*NSF, maar enkele kansen vragen om extra budgettaire mogelijk heden. Dat geldt onder meer voor de uitbouw van het Kennis- en Informatiesysteem Sport (KISS) op sporttakoverstijgend niveau.
Sportagenda 2016
| 121
Voorwaarden voor succes | Het vermarkten van sport
Overige geldstromen
De besteding van Lottomiddelen 122 |
foto: Soenar ChamidSportagenda sportfotografie
2016
Sportagenda 2016
| 123
De sport heeft de vaststelling van de Sportagenda 2016 aangegrepen om een toekomstbestendig en goed onderbouwd fundament voor het Bestedingsplan te ontwikkelen. Bepalend voor de verdeling van de beschikbare middelen zijn de ambities en doelstellingen van de sport en de taak- en rolverdeling van alle betrokken partijen. De Sportagenda is met andere woorden leidend.
Focus op Lottomiddelen
V
oor de uitvoering van deze Sportagenda zijn financiële middelen beschikbaar van Lotto, Mission (Partners in Sport, voorheen Ambition) en het ministerie van VWS. Hoe gaat de sport deze middelen inzetten om de ambities van deze Sportagenda te realiseren? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven in het Bestedingsplan, dat in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd en toegelicht.
124 |
Sportagenda 2016
Hoewel ook middelen van het ministerie van VWS en Mission (Partners in Sport) in het Bestedingsplan worden geïntegreerd, ligt de focus op het Lottodeel. Daarover heeft de sport immers volledige zeggenschap. Middelen vanuit VWS en Mission kunnen in principe niet geheel verdeeld worden volgens de Lottosystematiek, omdat hun besteding gebonden is aan respectievelijk voorwaarden van VWS en afspraken met de Partners in Sport. De afdracht van De Lotto verschilt van jaar tot jaar. Voor het Bestedingsplan 2016 wordt uitgegaan van een jaarlijkse Lottofinanciering van € 52.175.000, maar meer- of minderopbrengsten hebben geen directe invloed op de aanwending van de Lottomiddelen. Die worden in eerste instantie respectievelijk toegevoegd aan of opgevangen uit het
Bestemmingsfonds Lotto. Eventuele wijzigingen in de geldstromen vanuit Mission of VWS kunnen daarentegen wel direct consequenties hebben voor de aanwending van Lottomiddelen.
Begunstigden Alle sportbonden en NOC*NSF komen voor de uitvoering van hun kerntaken in aanmerking voor een basisbijdrage (Lotto). Daarnaast kunnen sportbonden een beroep doen op aanvullende (maatwerk) bijdragen. Ook een aantal andere organisaties is in het Bestedingsplan opgenomen. Net als in de vorige beleidsperiode zijn dat de Dopingautoriteit, het Instituut Sportrechtspraak, CTO’s en NTC’s, Olympische Netwerken en Olympisch Vuur 2028. Nieuw toegevoegd zijn NL Sporter en NL Coach, het Classificatie-instituut gehandicaptensport, Sport & Zaken (zie ‘Nieuwe Begunstigden’). NOC*NSF maakt namens de sport specifieke afspraken met al deze organisaties over doelstellingen, resultaten, activiteiten, kwaliteit en efficiency. Net als voor de sportbonden en NOC*NSF zijn ook voor deze organisaties de Minimale Kwaliteitseisen van toepassing.
Minder papierwerk Doelstelling is om de administratieve belasting voor alle betrokken partijen te verminderen.
Sportagenda 2016
| 125
Voorwaarden voor succes | De besteding van Lottomiddelen
Het fundament
Bestedingen per inhoudelijke rubriek 2013
2012
Sportparticipatie
5.500.000
5.500.000
Sportopleidingen bonden
2.000.000
0
7.500.000
5.500.000
II TOP 10
Top 10-maatwerk - Focus Top 10/Internationale wedstrijdsportprogramma’s - CTO’s/NTC’s
11.850.000 10.450.000 1.400.000
11.850.000 10.450.000 1.400.000
Voorzieningen topsporters
2.000.000
2.000.000
Fonds Uitzendingen Teams
1.700.000
1.500.000
Uitvoering antidopingbeleid
1.000.000
850.000
Host Broadcasting Vervallen III BRANCHEONTWIKKELING Begunstigde: Sportbonden Algemeen functioneren sportbonden (basis) Organisatieontwikkeling
foto: ANP PHOTO
Daarom is financiering vooral gericht op integrale programma’s, worden basisbijdragen als één bedrag (lumpsum) uitgekeerd, worden bijdragen zo veel mogelijk voor vier jaar vastgesteld en worden de basisaanvraag en basisverantwoording vereenvoudigd. Gaat het om aanvragen voor basisbijdragen dan volstaat indiening van respectievelijk een jaarplan/-begroting en jaarverslag/-rekening. Alleen in geval van maatwerkfinanciering (focus) zijn uitgebreidere aanvragen vereist.
126 |
Sportagenda 2016
Concrete uitwerking Het Bestedingsplan 2016 geeft inzicht in de besteding van Lottomiddelen. De tabel op bladzijde 127 toont de middeleninzet per inhoudelijke rubriek voor zowel 2012 (gerealiseerd) als 2013 (begroot). De belangrijkste veranderingen in 2013 ten opzichte van 2012 worden toegelicht op bladzijde 128
600.000
0
0
400.000
17.150.000
16.600.000
17.050.000
17.050.000
600.000
600.000
Vermarkten Lotto (o.b.v. ingebrachte marketingrechten)
0
0
Begunstigde: NOC*NSF
7.435.000
7.750.000
Algemeen functioneren kernorganisatie NOC*NSF Collectieve activiteiten sportkader
300.000
0
Collectieve projecten
600.000
600.000
Collectieve monitoring en onderzoek
400.000
0
Begunstigde: Overige organisaties (via NOC*NSF) Olympisch Vuur 2028
600.000
600.000
Uitvoering tuchtrecht (doping en grensoverschrijdend gedrag) - basis
50.000
50.000
Uitvoering tuchtrecht (doping en grensoverschrijdend gedrag) - ontwikkel
70.000
0
Olympische netwerken
200.000
225.000
NL Sporter en NL Coach
120.000
0
Classificatie-instituut Gehandicaptensport
50.000
0
Sport & Zaken
50.000
0
0
300.000
27.525.000
27.175.000
TOTAAL
52.175.000
49.275.000
Vervallen rubrieken
Sportagenda 2016
| 127
Voorwaarden voor succes | De besteding van Lottomiddelen
I SPORTPARTICIPATIE
Het Bestedingsplan 2016 verschilt in een aantal opzichten van het vorige plan. Wat zijn de belangrijkste veranderingen?
Sportparticipatie Het totaalbedrag voor Sportparticipatie blijft weliswaar gelijk aan 2012 (€ 5,5 miljoen), maar de beperking die gold voor de aanwending van deze middelen – namelijk alleen ten behoeve van organisatieontwikkeling – wordt vanaf 2013 opgeheven.
Sportopleidingen Tot 2013 droeg het ministerie van VWS bij aan de sportopleidingen, maar met ingang van de nieuwe beleidsperiode verschuift die verantwoordelijkheid naar de georganiseerde sport. De sport gaat de opleidingen nu uit Lottomiddelen financieren. De opleiding van goed sporttechnisch kader is immers een kerntaak van bonden en een belangrijke randvoorwaarde om de doelstellingen op het gebied van Sportparticipatie en Top 10 te behalen.
Internationale wedstrijdsportprogramma’s Veel programma’s die tot en met 2012 geclassi-
128 |
Sportagenda 2016
ficeerd zijn als topsportprogramma, voldoen niet aan de nieuwe Top 10-focuscriteria. Voor erkende topsport- en internationale wedstrijdsportdisciplines met een parttime programma (minimaal 125 dagen) die wel voldoen aan criteria op het gebied van prestaties en commitment van de bond blijft de huidige Lottofinanciering beschikbaar. Op basis van de gegevens van 2011 gaat het hier om een totaalbedrag van ongeveer € 1,1 miljoen. Omdat echter de komende jaren mogelijk meer programma’s in aanmerking komen voor financiering als parttime programma, wordt hiervoor nu maximaal € 1,5 miljoen gereserveerd. Het resterende bedrag uit de bestaande rubriek Top 10 (minimaal € 8,9 miljoen) wordt ingezet voor de focusprogramma’s.
Collectief onderzoek en collectieve monitoring In 2011 verscheen het Sectorplan Sportonderzoek en -onderwijs 2011-2016, het resultaat van een samenwerking tussen de sport, onderzoeksinstituten, kennis-/onderwijsinstellingen en de rijksoverheid. Het Sectorplan richt zich zowel op de Sportparticipatie- als de Top 10-ambitie en voorziet onder andere in de oprichting van een sportwetenschappelijk instituut (NeSSI). De uitvoering van het Sectorplan is kostbaar en
vereist een investering van alle partijen. Binnen het Bestedingsplan 2016 is voorzien in een jaarlijkse investering in het Sectorplan van € 400.000. NOC*NSF zet dit bedrag in afstemming met de bonden in als maatwerkfinanciering. De inhoudelijke ambities van de Sportagenda 2016 zijn ook hierbij leidend.
ste jaren ondersteuning gekregen bij de werving en selectie van nieuwe bestuursleden en breed advies ontvangen op inhoudelijke thema’s. De waarde van deze dienstverlening bedraagt enkele tonnen op jaarbasis. Voor de financiering van Sport & Zaken is € 50.000 opgenomen in het Bestedingsplan. Daarnaast maakt Sport & Zaken deel uit van de Mission-propositie van NOC*NSF.
Nieuwe begunstigden Door een verschuiving van verantwoordelijkheid en middelen van de rijksoverheid naar de sport worden met ingang van 2013 enkele nieuwe begunstigden toegevoegd aan het Bestedingsplan: NL Coach en NL Sporter, het Classificatie-instituut Gehandicaptensport en Sport & Zaken. NL Coach en NL Sporter houden zich bezig met belangenbehartiging van en dienstverlening aan coaches en topsporters. Met de toename van fulltime programma’s zijn deze beroepsgroepen groeiende en deze organisaties verdienen dan ook erkenning en ondersteuning. Het Classificatie-instituut Gehandicaptensport houdt zich bezig met indeling van gehandicapte sporters in functionele handicapklassen, hetgeen nodig is voor Paralympische en andere programma’s voor gehandicapten. Sport & Zaken verbindt bedrijven aan de sport. Langs deze weg hebben veel sportbonden de laat-
Sportagenda 2016
| 129
Voorwaarden voor succes | De besteding van Lottomiddelen
De belangrijkste veranderingen
Colofon Dit is een uitgave van NOC*NSF Publicatienummer 727
Realisatie: Arko Sports Media Redactie: Claudia Smit Vormgeving: Marco Reijken, studiorvg* Drukwerk: PreVision, Eindhoven
Fotografie en filmmateriaal: ANP, Soenar Chamid, InnosportNL, Kees Rutten, Barbara Kerkhof, Jan de Koning, en vele andere fotografen en filmmakers van wie de beelden ons ter beschikking stonden via de archieven van NOC*NSF, sportbonden en andere sportorganisaties.
Deze uitgave is een publieksversie van de Sportagenda 2016 die op 24 januari 2012 is vastgesteld door de Algemene Vergadering van NOC*NSF. Voor een e-zine van deze publieksversie van de Sportagenda 2016 gaat u naar www.nocnsf.nl/sportagenda2016 © 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NOC*NSF. Adres: NOC*NSF, Papendallaan 60, 6800 AH Arnhem.
130 |
Sportagenda 2016
Nederlands Olympisch Comité Nederlandse Sport Federatie
www.nocnsf.nl