Scholengemeenschap Houtland Sint-Jozefsinstituut College TORHOUT
Schooljaar 2000 - 2001
SPORT EN DOPING
Steven Werbrouck Klas 601 - nr. 27 Wiskunde-Wetenschappen
Steven Werbrouck
Sport en doping
Inhoudstafel
Inleiding 1. Een mogelijke definitie 2. Soorten doping 2.1 Verboden groepen van stoffen 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5
Stimulantia Narcotische analgetica Anabole middelen Diuretica Peptide, glycolproteïne hormonen
2.2 Verboden methoden 2.2.1 Bloeddoping 2.2.2 Farmacologische, chemische en fysieke manipulatie
2.3 Middelen waarvoor enkel beperkingen gelden 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
Alcohol Marihuana Locale anaesthetica Corticosteroïden Bètablokkers
3. Hoe gaat de dopingcontrole in zijn werk? 4. Problemen bij doping 5. Waarom? Nawoord
1
Steven Werbrouck
Sport en doping
Inleiding Het is vandaag de dag niet gemakkelijk om sportliefhebber te zijn. Een grote dosis naïviteit en een geavanceerd stel oogkleppen behoren tot de basisattributen. Dat men, zeker in de uithoudingssporten, de top niet meer bereikt zonder een doorgedreven medische begeleiding, daaraan twijfelt zelfs de grootste idealist niet meer. Doping in de topsport is dan ook een wereldwijd en interdisciplinair probleem. Ze worden voortdurend met elkaar geassocieerd en voorgesteld als een soort Siamese tweeling: het één kan niet zonder het andere. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) noemt doping een volksgezondheidsprobleem van de eerste orde. Het percentage dopinggebruikers onder topsporters wordt geschat naargelang de sport op 20 tot 90 %. Dat beide uitersten elkaar gevonden hebben, duidt op onnatuurlijke, abnormale toestanden: de (top)sport dwaalt verder en verder af van haar oorspronkelijke idealen, nl. fairplay, sport moet gezond zijn, moet kameraadschap en gezonde wedijver bevorderen… Deze idealen raken nu achterhaald, mede doordat geld een te voorname rol toebedeeld kreeg in de sport. Om aan de top te komen moeten sporters nu zware offers brengen: hun hele privé-leven opgeven, vaak en doelgericht trainen, verantwoord eten en altijd op tijd naar bed. Ze hebben maar één doel voor ogen en dat is winnen. Ze willen niet alleen winnen voor zichzelf, maar ze staan ook vaak onder grote druk van de buitenwereld die van ze eist dat ze winnen voor bijvoorbeeld het prestige van hun land, maar ook vanwege financiële redenen. Wanneer de sporters met normale middelen niet die prestaties halen die ze willen, zijn sommige/vele sporters bereid hun gezondheid op het spel te zetten en nemen hun toevlucht in doping. Het principe van dopinggebruik door de jaren heen is dus eenvoudig: ‘ik moet beter presteren dan mijn concurrenten.’ De soorten dopingproducten zijn echter legio. In deze scriptie zoek ik uit welke dopingproducten er vandaag bestaan en in welke sporttakken ze gebruikt worden.
2
Steven Werbrouck
Sport en doping
1. Een mogelijke definitie Het woord doping is afkomstig uit Engeland. Men denkt dat de Kaffers, een volk in Zuid-Oost-Afrika, een plaatselijke vorm van een sterke drank die ‘dop’ heette, gebruikte als een stimulerend middel. Later is dit woord overgenomen in de Engelse taal. Een aanvaardbare definitie geven is echter niet evident. Het begrip zelf heeft zowel een wetenschappelijk aspect (Hoe reageert het lichaam op intensieve inspanningen en wat is de invloed van stimulerende producten?), als een sociaal aspect (Hoe ver kunnen we gaan? Wat zijn de normen?) en een persoonlijk aspect (Wat wil ik? Wat zijn mijn ambities?). Daarom hebben mensen de neiging om er een eigen invulling aan te geven. De Belgische wet beschouwt dopingpraktijk als het gebruik van substantie of het aanwenden van middelen met het oog op het kunstmatig opvoeren van het rendement van de atleet, die deelneemt aan of zich voorbereidt op een sportcompetitie, waardoor schade kan veroorzaakt worden aan zijn fysieke of psychische gaafheid. Toch is de Belgische wet niet waterdicht. De lijst van verboden producten is namelijk niet volledig. De stof trinitrine bijvoorbeeld vergroot onder andere het uithoudingsvermogen, maar kan al bij kleine dosissen ernstige gevolgen met zich meebrengen, zoals hartklachten. Toch is ze wettelijk toegestaan. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) omschrijft doping als elke substantie die in abnormale dosis wordt ingenomen om de prestatie te verbeteren. Maar ook hier is men niet consequent. Zo maken wielrenners en andere sporters gretig gebruik van creatine of glucose- en vetzuurinfusen. Hoewel het volgens het IOC niet mag, wordt het oogluikend toegestaan. Een verklaring waarom er geen afgebakende definitie bestaat, kan men onder meer leggen bij het feit dat er voortdurend nieuwe producten op de markt te vinden zijn. Daardoor wordt de lijst van de verboden middelen ook om de haverklap bijgewerkt. Echt overzichtelijk is dit niet. Er is ook het probleem in het onderscheid tussen wat natuurlijk en wat onnatuurlijk is, wat versterkend en wat prestatiebevorderend. In 1965 zag Sir Arthur Porritt, de toenmalige voorzitter van de ‘British Association of Sports Medicine’, het als volgt:
“Een definitie geven aan doping is, zo niet onmogelijk, in ieder geval zeer moeilijk. En toch weet iedereen die deelneemt aan wedstrijden, of zich met de organisatie ervan bezighoudt, precies wat het betekent.”
3
Steven Werbrouck
Sport en doping
De oudste verhalen over doping komen uit Griekenland. Als je erg moe was, werd er vrouwenmelk gedronken rechtstreeks uit de borst van een jonge moeder. Bij de oude Olympische Spelen werden er wel eens paddestoelen geslikt om de prestatie te verbeteren. De Azteken uit het oude Mexico haalden uit cactussen strychnineachtige stoffen, waarmee ze in staat waren om drie dagen na elkaar te lopen. Deze stof wordt nu nog gezien als een krachtbrengende stof en staat dan ook op bijna alle lijsten van de voor sporters verboden middelen. Het eerste geval waarin het gebruik van middelen bij een wedstrijd kon worden aangetoond, was dat van Amsterdamse kanaalzwemmers in 1865. Zij hadden cafeïnebevattende middelen ingenomen. Hierna begon een lange strijd tegen het gebruik van doping.
4
Steven Werbrouck
Sport en doping
2. Soorten doping Het IOC heeft de dopinglijst in drie categorieën ingedeeld en die categorieën weer in hoofdgroepen. De totale lijst met bijlagen bevat enkele honderden verboden stoffen en methoden; hier houden we het echter op een kort overzicht.
2.1 Verboden groepen van stoffen 2.1.1 Stimulantia Stimulantia zijn stoffen die een directe, stimulerende werking hebben op het zenuwstelsel. Ze worden gebruikt om hetzelfde effect te krijgen dat adrenaline, een stof die het lichaam zelf aanmaakt, veroorzaakt. Stimulantia zorgen ervoor dat men beter geconcentreerd is, het gevoel van vermoeidheid afneemt, minder pijn voelt en dus zwaardere inspanningen kan leveren. Het meest bekende voorbeeld van stimulantia zij amfetaminen, die vooral door duursporters gebruikt worden. Amfetamines werden in grote mate gebruikt in de jaren ’60 en ’70. Ook vroeger, tijdens W.O. II werd het aan de Engelse piloten gegeven. Zo konden de piloten, die langdurige nachtvluchten boven Europa maakten, niet overmand worden door de vermoeidheid. In de volksmond sprak men dan ook over ‘wekamine’. Nu is het gebruik ervan sterk verminderd, omdat een vrij eenvoudige dopingtest makkelijk vele van deze stoffen kan opsporen. Ook stoffen als cocaïne, efedrine en cafeïne worden tot de stimulantia gerekend. Het gebruik van stimulantia is niet geheel zonder risico. Het lichaam kan minder makkelijk afkoelen en het is mogelijk dat het hart of andere organen niet meer goed functioneren. Verschillende sporters zijn hier dan ook aan overleden. Andere bijwerkingen zijn rusteloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, hallucinaties, hartkloppingen en stijging van de bloeddruk. 2.1.2 Narcotische analgetica Narcotische analgetica zijn eigenlijk pijnstillers. Ze werken op het centraal zenuwstelsel, hebben een versuffend effect en onderdrukken pijngevoel. Door het gebruik van narcotische analgetica hopen sporters minder pijn te voelen. Daarnaast onderdrukken deze producten het hoesten. Veel narcotische analgetica zoals morfine kunnen verslavend zijn. Ook codeïne, een stof die tegen hoesten wordt gebruikt, viel jarenlang onder deze groep, maar is tegenwoordig toegestaan. Ook het gebruik van deze middelen kan voor gezondheidsproblemen zorgen. Door de pijnstillende werking voelt de sporter niet dat hij geblesseerd is; hij sport verder met het risico ernstige schade aan zijn eigen lichaam te veroor-
5
Steven Werbrouck
Sport en doping
zaken. Andere bijwerkingen zijn misselijkheid, ademhalingsonderdrukking, stoornissen bij het urineren en slaperigheid. 2.1.3 Anabole middelen De anabole middelen zijn ook weer onder te verdelen in twee groepen. Een eerste groep zijn de androgene anabole steroïden. Deze middelen zijn afgeleid van het natuurlijke, mannelijke hormoon testosteron. Anabool betekent weefselopbouwend en androgeen betekent vermannelijkend. Door de inname van testosteron wordt vooral de vorming van eiwit in de geslachtsorganen, de huid, het skelet en de skeletspieren bevordert. Sporters proberen door anabolengebruik te combineren met een nauwkeurige trainingsopbouw en juiste voeding hun spiermassa en spierkracht te vergroten. Androgene anabole steroïden worden het meest gebruikt door krachtsporters. De tweede groep anabole middelen zijn de β-2-agonisten. Dit zijn stimulerende middelen die tevens een anabole werking kunnen hebben. Een voorbeeld van β-2agonisten is clenbuterol, wat kan leiden tot een afname van het vetpercentage en een toename van spiermassa. Ook bij anabole middelen kunnen ernstige bijwerkingen optreden. Vrouwen krijgen door gebruik van de steroïden een meer mannelijke lichaamsbouw, een lagere stem en meer beharing. De vermannelijking van vrouwen wordt ook wel ‘virilisering’ genoemd. Vrouwen krijgen last van ongeregelde menstruatie. Bij jonge mensen kan het gebruik ervan de groei stoppen. Anabole steroïden kunnen de geslachtsdrift verhogen (bij 50 % van de gebruikers), wat soms als hinderlijk wordt ervaren. De lever kan erdoor beschadigd raken, de eigen aanmaak van testosteron wordt kleiner en de teelballen kunnen krimpen (bij 4 % van de gebruikers). Een andere bijwerking kan de vergroting van de prostaatklier bij oudere mensen zijn, wat kan leiden tot problemen met de prostaatklier. Bij meer van de helft van de gebruikers nemen de gevoelens van agressie toe. 2.1.4 Diuretica Diuretica, ofwel plaspillen, werken direct op de nieren om de hoeveelheid urine te vergroten en het afvoeren van die urine te versnellen. Sporters gebruiken diuretica om hun lichaamsgewicht te verminderen. Bij sporten als judo, gewichtheffen, boksen en worstelen is het belangrijk om in een zo licht mogelijke gewichtsklasse uit te komen, en net op de grens te zitten tussen het goede en het te zware gewicht voor die klasse. Diuretica worden ook gebruikt als maskeringmiddel. Door het gebruik van diuretica wordt de urine sneller uitgedreven, waardoor de concentratie van geneesmiddelen in de urine wordt verlaagd en verboden
6
Steven Werbrouck
Sport en doping
stoffen dus moeilijker zijn aan te tonen. Tot de bijwerkingen behoren uitdroging, vermoeidheid en krampen. 2.1.5 Peptide, glycolproteïne hormonen Peptide en glycolproteïne hormonen zijn natuurlijke stoffen die de productie van lichaamseigen hormonen stimuleren en de lichaamsgroei bevorderen. Tot deze groep behoort ook het middel EPO (erythropoïetine), dat in de Tour de France zoveel commotie veroorzaakte. Dit is een natuurlijk hormoon uit de bijnierschors dat synthetisch kan nagemaakt worden en het lichaam aanzet tot de productie van rode bloedcellen. Hierdoor kan het bloed meer zuurstof naar de spieren vervoeren, waardoor duursporters langer en beter kunnen presteren. Het nadeel is dat door de verhoging van het aantal rode bloedcellen het bloed dikker wordt, waardoor de kans op klonteren van het bloed toeneemt. Als gevolg hiervan kan men een hartinfarct krijgen. Recent onderzoek in Italië heeft achterhaald dat slechts 20 % van de productie van EPO in de ziekenhuizen is terechtgekomen, waar het product gebruikt wordt voor nierpatiënten en slachtoffers die veel bloed hebben verloren. Men kan al raden waar de andere 80 % terecht is gekomen. Dit wijst op het feit dat EPO hét dopingmiddel is van de jaren negentig.
2.2 Verboden methoden 2.2.1 Bloeddoping Sporters die gebruik maken van bloeddoping laten zes tot twaalf weken voor de wedstrijd een hoeveelheid bloed aftappen. Ze trainen vervolgens door met een kleiner bloedvolume. Kort voor de wedstrijd, minimaal 24 uur, laten ze zich het eerder afgetapte bloed toedienen. Hierdoor neemt het bloedvolume en het hemoglobinegehalte in het bloed toe. Het vermogen om zuurstof op te nemen stijgt, en dus vergroot ook het uithoudingsvermogen. Daarom wordt bloeddoping vooral bij duursporters aangetroffen. Bij bloeddoping hoeft men niet per se gebruik te maken van het eigen bloed, men kan ook donorbloed gebruiken. Het risico op virusinfecties, allergische reacties en afstootreacties is echter groter. Algemene bijwerkingen van bloeddoping zijn bloedstolsels, koorts en koude rillingen. 2.2.2 Farmacologische, chemische en fysieke manipulatie Met farmacologische, chemische en fysieke manipulatie wordt het gebruik van middelen of methoden bedoeld die de betrouwbaarheid van de tijdens de dopingcontrole afgenomen urinemonsters beïnvloeden. Een voorbeeld is het afgeven van
7
Steven Werbrouck
Sport en doping
oude of andermans urine of het toevoegen van stoffen aan de afgegeven urine. Ook het gebruik van epitestosteron, dat het testosterongebruik verhult, en diuretica vallen onder deze groep. Manipulatie met de dopingcontrole wordt door het IOC gelijkgesteld aan het gebruik van doping.
2.3 Middelen waarvoor enkel beperkingen gelden 2.3.1 Alcohol Alcohol wordt door sommige sporters gebruikt om trillen te verminderen, het zelfvertrouwen te vergroten en te ontspannen. Het gaat hier om de alcoholsoort ethanol, wat je terugvindt in de verschillende alcoholische dranken. De regels kunnen voorschrijven dat bij overmatig gebruik een sanctie volgt. Het IOC laat dit echter aan de sportorganisaties over. 2.3.2 Marihuana Marihuana, of hasj, wordt net als alcohol gebruikt om te ontspannen. In grote lijnen gelden dan ook dezelfde regels voor het gebruik van deze softdrug. 2.3.3 Locale anaesthetica Locale anaesthetica zijn stoffen die de start en overdracht van zenuwimpulsen voorkomen. Het gebruik ervan is bedoeld om bepaalde delen van het lichaam ongevoelig voor pijn te maken. Lokale anaesthetica kunnen oppervlakkig worden gebruikt, bijvoorbeeld crèmes, sprays, oogdruppels of d.m.v. een injectie. Alleen het gebruik door middel van injectie is aan beperkingen onderhevig. De kunstmatig gemaakte lokale anaesthetica zijn wat structuur betreft te vergelijken met cocaïne. 2.3.4 Corticosteroïden Corticosteroïden zijn lichaamseigen hormonen die door de bijnierschors geproduceerd worden of kunstmatig vervaardigde hormonen die verwant zijn aan de bijnierschorshormonen. Ze kunnen worden gebruikt om ontsteking en pijn te onderdrukken, maar ook vanwege de stemmingverbeterende werking. Het stijgende gebruik van corticosteroïden in de sport heeft de overkoepelende sportorganisaties doen besluiten strenge regels op te stellen voor dit gebruik. Het gebruik ervan is alleen toegestaan als er medische redenen voor zijn, bijvoorbeeld voor behandeling van astma.
8
Steven Werbrouck
Sport en doping
2.3.5 Bètablokkers Bètablokkers behoren tot een groep geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van hoge bloeddruk, pijn op de borst, migraine en bepaalde hartritmestoornissen. Het gebruik van bètablokkers zonder medische reden is niet alleen ongezond maar heeft in de meeste sporten ook een averechts effect op de sportprestatie. Bij enkele sporten zouden ze gebruikt kunnen worden om rustiger te worden, de hartslag regelmatiger te krijgen en om het trillen van handen te verminderen. Bètablokkers worden dus voornamelijk gebruikt bij sporten die om een goede beheersing van de motoriek vragen. Het gebruik ervan heeft een negatieve invloed op het vermogen langdurige inspanningen te leveren. Verdere bijwerkingen zijn: te lage bloeddruk, koude handen en voeten en slaapstoornissen. Bètablokkers zijn niet in alle sporten verboden.
9
Steven Werbrouck
Sport en doping
3. Hoe gaat de dopingcontrole in zijn werk? Voor dopingcontrole is er een algemeen vast protocol opgesteld dat bestaat uit verschillende stappen:
De oproep voor de dopingcontrole:
Ter gelegenheid van een wedstrijd of een training wordt een sporter door een controlearts d.m.v. een oproepingsformulier meegedeeld dat hij aangewezen is voor een dopingcontrole. Deze controle mag in geen geval het normale verloop van de wedstrijd hinderen. Alle sportbeoefenaars (d.w.z. aangeslotenen zowel als niet-aangeslotenen), welke ook hun nationaliteit is, kunnen worden opgeroepen.
De ontvangstmelding:
De sporter tekent voor ontvangst het oproepingsformulier waarop uur en plaats van de controle zijn vermeld. Bij weigering van ondertekening zal dit door de controlearts gemeld worden.
De registratie en identificatie in het controlelokaal:
Bij aankomst in het controlelokaal wordt de identiteit van de sporter gecontroleerd en worden intussen de administratieve gegevens ingevuld op het procesverbaal van de monsterneming.
De keuze van een dopingcontroleset:
De sporter mag zelf een verpakking met opvangbeker, een trechter, en twee genummerde flesjes met afsluitdoppen kiezen.
Het plassen onder toezicht:
Onder toezicht van de aanwezige controlearts urineert de sporter in de opvangbeker tot er minstens 80 ml geproduceerd is. De controlearts kan alle maatregelen nemen om bedrog en onwil uit te sluiten (hij kan bv. de sporter verzoeken zich volledig uit te kleden). De sporter blijft onder zijn toezicht tot de noodzakelijke hoeveelheid urine is geproduceerd. Hij mag wel drinken.
Verdelen van urine:
In de aanwezigheid van de sporter wordt zijn urine uit de opvangbeker verdeeld over twee genummerde flesjes.
De verzegeling van de flesjes:
Nog steeds in de aanwezigheid van de sporter worden beide flesjes verzegeld. Vervolgens worden deze flesjes in de verpakking gestopt die ook wordt verzegeld. Op de buitenzijde van de verpakking wordt nogmaals het codenummer vermeld, samen met de identificatie A of B. Het B-flesje dient voor het geval dat de sporter, bij een eventuele positieve uitslag, in beroep gaat en een tegenanalyse aanvraagt.
Het invullen van de formulieren:
Op het proces-verbaal worden alle formaliteiten zoals naam, adres, startnummer alsook de medicatie die de afgelopen drie dagen werd genomen vermeld.
De ondertekening van het proces-verbaal van de monsterneming:
10
Steven Werbrouck
Sport en doping
De sporter of eventueel zijn wettelijke vertegenwoordiger tekenen voor akkoord. Met deze handtekening verklaart hij zich akkoord met de gevolgde procedure, alsook dat er geen klachten zijn over de gang van zaken tijdens de dopingcontrole. Mocht hij evenwel niet akkoord gaan, dan vermeldt hij dit op het proces-verbaal van monsterneming. Op het document is hiervoor een speciale ruimte voorzien. Hij is wel verplicht te tekenen! De procedure voor monsterneming is hiermee afgelopen. De sporter ontvangt één exemplaar van het proces-verbaal. Enkel een positief gevonden resultaat wordt aan de sporter binnen acht dagen meegedeeld. Met een aangetekend schrijven kan hij hiertegen binnen de tien dagen in beroep gaan.
11
Steven Werbrouck
Sport en doping
4. Problemen bij dopingcontrole Er komen nogal wat problemen kijken bij dopingcontrole. Alles wat op de lijst staat is doping en alles wat er niet opstaat niet. Deze streep is nogal scherp. Er zijn ook nog andere middelen die niet tot doping worden gerekend, maar die toch zeker de prestatie bevorderen. Een voorbeeld is creatine, een lichaamseigen stof. Creatine is betrokken bij de stofwisseling, als je hiervan de concentratie verhoogt, kan je een inspanning langer volhouden. Een ander probleem is alcohol. In kleine hoeveelheden werkt dit stimulerend en neemt je faalangst weg. Het staat niet op alle dopinglijsten. Een ander probleem bij doping zijn geneesmiddelen. Een sporter kan een ziekte krijgen, zoals diarree en griep. Soms heb je daar geneesmiddelen voor nodig die op de dopinglijst staan. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de medicijnen tegen astma. Deze staan op de dopinglijst. Als een topsporter astma heeft, moet je hem of haar dan verbieden deze middelen te nemen? Olympische spelen worden vaak in grote steden gehouden. Vaak zijn deze steden berucht om hun smog. Wat moeten topsporters met een allergische aanleg beginnen als ze terechtkomen in deze smog? Mogen ze dan wel die medicijnen gebruiken die op de verboden lijst staan? Ten slotte zijn er nog een aantal extreme voorvallen in de sport, waarvan men niet weet of je ze tot doping moet rekenen. Bij turnsters zou gebruik worden gemaakt van hormonen om de groei te remmen. Dit is van belang omdat dan het zwaartepunt lager blijft liggen in je lichaam en je zo beter kunt turnen. Ook anale luchtinblazing wordt soms toegepast in de zwemsport. Het inblazen van lucht via de anus in de dikke darm zorgt ervoor dat een zwemmer beter op het water ligt. Als laatste kunnen we ook vermelden dat er geruchten rond gaan van vrouwen die zich met opzet zwanger lieten maken door hun partner of zelfs hun trainer om daarna abortus te plegen. Er is namelijk een zwangerschapshormoon (HCG) dat mogelijk de prestatie zou verbeteren.
12
Steven Werbrouck
Sport en doping
5. Waarom? De manier waarop de sporter zijn doel bereikt maakt voor hem vaak weinig verschil uit. Voor hen geldt de regel: het doel heiligt de middelen. Buitenstaanders houden er evenwel een verschillende mening op na:
“Waarom offert een sporter zijn gezondheid op voor de sport?”
5.1 Steeds verder Citius, altius, fortius, is de mentaliteit vandaag. Alles is tegenwoordig gericht op
presteren. In de politiek krijgt dit vorm tijdens de verkiezingen, een manager moet zijn bedrijf naar de top leiden, in school moeten er goede punten gehaald worden… Het is een volwaardig maatschappelijk probleem. En dit weerspiegelt zich ook in de sport. Het is overduidelijk dat een sporter vanuit puur sportieve ambitie naar bepaalde stimulerende middelen kan grijpen, hoewel hij dan in feite ‘onsportief’ bezig is. Hij weet dat er in het zicht van de finish maar één plaats telt, die van de eerste. En daarvoor gaat een sporter heel ver. Het gevoel de eerste te zijn geeft bij ieder mens een goed gevoel. Een sporter die een belangrijke wedstrijd wint zal die overwinning ervaren als het toppunt van zelfontplooiing, en daarbij komt de bewondering van het volk en de media. Doordat het publiek topsporters soms aanbidt als goden, willen die sporters niet dat ze van dat schavotje vallen en zullen er dan ook alles aan doen om te blijven presteren en te winnen. Ook al moeten ze daarvoor doping gebruiken.
5.2 Onmenselijk De prestaties die een sporter moet leveren lijken soms onmenselijk. Denken we maar aan de Iron Man in Hawai of de Tour de France. Onderzoek heeft uitgewezen dat een renner voor een gewone tourdag 6000 kcal verbruikt; een bergetappe vereist ongeveer 9000 kcal. Dit is vijf maal de dagelijkse basisenergiebehoefte en dit moeten ze drie weken volhouden. Ter vergelijking een ander onderzoek met vogels: Vogels die dagelijks een inspanning leveren van vier keer hun energiebehoefte, moesten dat na vier à vijf weken bekopen met de dood. We kunnen ons wel degelijk de vraag stellen of topsport wel zo gezond is. Is het niet eerder een aanslag op ons lichaam? Er is een limiet aan ons kunnen, dat lijkt zo logisch als het maar kan. Toch moet er telkens sneller en sneller gelopen, gefietst, gezwommen… worden. Want mensen willen sensatie zien.
13
Steven Werbrouck
Sport en doping
5.3 Geld! Eén van de belangrijkste motieven om doping te nemen is de onweerstaanbare drijfveer van geld. Wie wil er nu niet rijk zijn, rijden met een chique sportauto, wonen in een kasteel? En al dat geld verdienen door gewoonweg van je hobby je beroep te maken: kan het makkelijker? Het is duidelijk dat geld in onze maatschappij onmisbaar geworden is. Om het belang ervan te illustreren in de sport, kunnen we opnieuw verwijzen naar de Ronde van Frankrijk. In de edite van 1998 werd de ronde bijna stopgezet door allerlei dopingschandalen. Na afloop van die editie werd er bang afgewacht of sponsorgiganten zoals Coca Cola, Fiat of Crédit Lyonnais nog zouden willen sponsoren, want sponsors willen mensen zien lachen. Met malafide praktijken willen zij niet geassocieerd worden. Indien zij de geldkraan hadden dichtgedraaid, was Armstrong nu geen kampioen en konden we een groot kruis maken over de Ronde van Frankrijk.
14
Steven Werbrouck
Sport en doping
Nawoord Het probleem van doping is geen louter sportief probleem. Het is eerder een maatschappelijk probleem van presteren. Sporters worden net als studenten, arbeiders of politici beoordeeld op hun resultaat, niet op hun inzet. Dit laatste is ook moeilijk te meten, terwijl resultaten zwart op wit op papier staan. Om tot het uiterste te gaan worden stimulerende middelen dan ook niet vermeden. Niet enkel in de sport neemt men die stimulerende producten in, ook elders gebeurt dit. Denk maar aan het gebruik van amfetamines tijdens W.O. II. Toch moeten we fel doorgaan met de strijd tegen doping in de sport en moet iedereen gecontroleerd worden, al is het maar om louter morele overwegingen. Doping volledig uit de sport bannen zal echter moeilijk, zoniet onmogelijk zijn. Daarvoor is een volledige mentaliteitswijziging nodig, niet alleen van buitenaf, maar ook vanuit het hartje van de sportwereld zelf. Voor buitenstaanders is het immers moeilijk om volledig door te dringen in die wereld. Zelfs gewezen Festina-dokter Ryckaert was niet op de hoogte van sommige praktijken. Ik denk dat in de toekomst de noodzaak aan medische begeleiding nog zal groeien, wil men sporters naar de top leiden. Hierdoor zouden de sporters ook meer kennis hebben over de dopingproducten en hun werking. Misschien zou men zelf inzien dat sommige middelen nefaste gevolgen hebben voor de gezondheid. Volgens mij moet er een nieuwe antidopingscommissie komen met bekwame, betrouwbare mensen die de sporters helpt om die stap te zetten. Deze mensen zouden immers kunnen debatteren over enkele heel aanvechtbare discussiepunten. Zo moeten ze nu eindelijk eens het onderscheid bepalen tussen natuurlijke en kunstmatige stoffen. Is het bloed van een atleet zelf een natuurlijke stof als het door transfusie terug in het eigen lichaam gebracht wordt om de hoeveelheid rode bloedlichaampjes te vergroten? Daarenboven moeten ze ook nadenken over het al dan niet toedienen van het voedingssupplement creatine. Hoewel creatine de prestatie bevorderd, staat het (nog) niet op de dopinglijst. Is het omdat creatine een stof is die het lichaam zelf aanmaakt? Epo, groeihormoon en testosteron daarentegen zijn net zo lichaamseigen en staan wel op de lijst. Of is het omdat creatine in vlees zit en een bestanddeel is van normale voeding? Maar dat geldt toch ook voor cafeïne, dat wel op de dopinglijst van het IOC staat? Het laatste woord over doping is dus helemaal nog niet gezegd.
15
Steven Werbrouck
Sport en doping
Bibliografie
Boeken KEYSERS, P., Doping, het circus van list en bedrog, Kritak, Leuven, 1993, 196 pagina’s. VOET, W., Prikken en slikken, 30 jaar doping in de wielersport, Globe – De Fontein, Roeselare, 1999, 144 pagina’s.
Tijdschriftartikels ANTONISSEN, J., “De Planckaerts”, Humo, 28 maart 2000, p. 10 – 15. DAEMS, W., “Doping: vandaag epo, morgen genen?”, Eos, juli-augustus 1999, p. 6 – 13. DEMETS, F., “De methode van de mode”, Knack, 7 januari 2001, p. 72 – 76. KEMPEN, L., “Moeders van sprinters”, Humo, 18 juli 2000, p. 46 – 51. VAN DEN EYNDE, H., “Epo-test gereed voor Spelen”, De Standaard, 13 juni 2000.
Internet www.necedo.nl www.destandaard.be www.humo.be www.ioc.com www.vum.be www.steroidtruth.com www.americant.com/anabolic2new.htm www.nrc.nl/W2/Lab/profiel/doping www.nodoping.olympic.org
16