Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Het effect van dramatherapeutisch werken met de Roos van Leary op de assertiviteit en het rolrepertoire van psychiatrisch patiënten
Door Jorine Beck HAN Nijmegen Onderzoeksbegeleider: Marcel Mutsaarts Aantal pagina’s: 43 Contact:
[email protected]
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeeronderzoek, dat ik u vol trots presenteer. Het afstudeeronderzoek vormt traditioneel samen met de afstudeerpresentatie de laatste mijlpaal van de opleiding tot dramatherapeut. Een mijlpaal waar ik persoonlijk al lang naar uit keek, omdat onderzoek een grote passie van me is. Vooral in dit prachtige werkveld van de vaktherapeuten, en dramatherapeuten in het specifiek, is nog zoveel te ontdekken, beschrijven en bewijzen. Gelukkig is onderzoek in vaktherapie al lang geen pioniersgebied meer en wordt er steeds meer onderzoek gedaan en gelezen. Ik hoop in de toekomst een bijdrage te kunnen leveren aan het voortzetten van deze trend, onder andere door het gaan volgen van een Master in vaktherapie. Dit afstudeeronderzoek zie ik graag als aftrap van mijn bijdrage hierin. Tijdens de onderzoeksperiode van ongeveer anderhalf jaar heb ik geprobeerd boven mezelf uit te stijgen, om zoveel mogelijk te leren over goed onderzoek doen. Zo heb ik me met veel interesse verdiept in de principes van experimenteel onderzoek en geprobeerd de resultaten van dit onderzoek op een zo kwantitatief mogelijke manier te analyseren. Ook heb ik getracht de wetenschappelijke manier van verslaglegging te volgen. Hier heb ik veel van geleerd, maar wat ik hiermee ook wil zeggen is: vaktherapie is een prachtig beroep en verdient het om serieuze (wetenschappelijke) aandacht te krijgen, om zo de plaats van vaktherapie in het werkveld te verstevigen en rechtvaardigen. Mijn idealen en persoonlijke doelen voor dit afstudeeronderzoek hebben hun weg kunnen vinden tijdens de onderzoeksperiode. Dit alles had ik echter nooit kunnen halen zonder een groot aantal mensen om mij heen, die ik via deze weg graag wil bedanken. Allereerst wil ik mijn onderzoeksgroep, Iteke Schoonhoven, Esmay Jansen en Leonie Veltman, en onderzoeksbegeleider, Marcel Mutsaarts, bedanken voor hun motiverende houding gedurende deze stressvolle tijd, hun kritische, eerlijke, opbouwende feedback en de gezelligheid die het allemaal wat draaglijker maakte. Daarnaast wil ik zeker ook mijn lieve vriend en mijn ouders bedanken, die er voor hebben gezorgd dat ik regelmatig een pas op de plaats deed en niet als een stoommachine door walste. Ook mijn vrienden en vriendinnen, die ik de afgelopen tijd minder heb kunnen zien dan ik had gewild, wil ik bedanken voor hun vriendschap en begrip. Ik wil de PAAZ van Gelre ziekenhuizen locatie Apeldoorn bedanken dat ik de behandeling uit dit onderzoek heb mogen uitvoeren. Ook wil ik hier graag de patiënten bedanken, met wie ik veel mooie, inspirerende ervaringen mocht beleven. Als laatste, maar zeker niet de minste, wil ik mijn voormalig stagebegeleidster en tegenwoordige collega Heleen Hennink bedanken voor alle ruimte en het vertrouwen dat ze me heeft gegeven om mezelf te kunnen ontwikkelen en dit onderzoek mogelijk te maken. Zonder die vrijheid om te mogen experimenteren en mijn eigen weg binnen therapieland te vinden, had ik hier nu heel anders gestaan. Jorine Beck, 19 mei 2011.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Samenvatting Achtergrond. Sociale angst en tekorten in sociale vaardigheden spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling en het beloop van diverse psychische stoornissen. Om die reden is het belangrijk dat er binnen psychiatrische instellingen aandacht is voor het versterken van sociale vaardigheden van psychiatrisch patiënten, bijvoorbeeld door sociale vaardigheidstherapie. Dramatherapie met de Roos van Leary kan hiervoor ingezet worden. Doel. Het beschrijven van werken met de Roos van Leary en het meten van de effecten hiervan op de sociale vaardigheden van psychiatrisch patiënten. Methode. Een heterogene groep van 12 psychiatrisch patiënten kreeg gemiddeld 13 weken lang 3 uur dramatherapie met de Roos van Leary per week, binnen een sociale vaardigheidstherapie. Voor en na de behandeling werden de assertiviteit, subassertiviteit en het rolrepertoire getest aan de hand van de VIG (2003). Daarnaast werden de werkvormen uit deze therapie uitgewerkt. Resultaten. De groep verbeterde sterk op assertiviteit en de subassertiviteit was licht gedaald. Het rolrepertoire was bij vrijwel alle proefpersonen meer in balans. Het leek er op dat de ernst van de stoornis op as 1 of as 2 invloed had op de mate van verbetering. Ook was het gemakkelijk dramatherapeutische werkvormen aan te passen aan de Roos van Leary. Conclusies. Dramatherapie en de Roos van Leary vullen elkaar goed aan en deze behandeling draagt bij aan het versterken van de sociale vaardigheden van een heterogene groep psychiatrisch patiënten. De behandeling heeft vooral een positief effect op de toename van nieuw, assertief gedrag. Trefwoorden: dramatherapie, Roos van Leary, volwassenenpsychiatrie, sociale vaardigheden, assertiviteit, rolrepertoire. Abstract Background. Social anxiety and lack of social skills play an important role in the development and the progress of numerous psychical illnesses. Therefore it’s important for psychiatric institutions to draw attention to the strengthening of the social skills of the psychiatric patients, for instance with a social skills therapy. Drama therapy with Leary’s rose can contribute to that. Purpose. To describe the possibilities of working with Leary’s rose in drama therapy and to study the effect of this treatment on the social skills of psychiatric patients. Method. A heterogeneous group of 12 psychiatric patients received an average of 13 weeks social skills therapy, including 3 hours drama therapy with Leary’s rose weekly. Before and after the treatment the assertiveness, sub assertiveness and role repertoire were measured with the VIG (2003). In addition to that, the exercises from this therapy were worked out. Results. The group showed a strong increase on assertiveness and a small decrease of sub assertiveness. The role repertoire was more balanced with almost all individuals. It seemed like the severity of the illness on axis 1 or 2 had impact on the degree of improvement. It was relatively easy to adapt drama therapeutic exercises to Leary’s rose. Conclusions. Drama therapy and Leary’s rose can be complementary and this treatment contributes to the strengthening of the social skills of a heterogeneous group of psychiatric patients. The treatment has an especially positive effect on the increase of new, assertive behavior. Keywords. Drama therapy, Leary’s rose, adult psychiatry, social skills, assertiveness, role repertoire.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Vier op de tien volwassenen krijgt ooit in zijn leven een psychische aandoening (De Graaf, ten Have en van Dorsselaer, 2010). Het is bekend dat sociale angst en tekorten in sociale vaardigheden, oftewel sociale inadequatie, hoogst waarschijnlijk een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling en het beloop van diverse psychische stoornissen. Er zijn zelfs aanwijzingen dat terugval en heropname van psychiatrisch patiënten samenhangen met sterke sociale inadequatie. In Dam-Baggen & Kraaimaat (2000) is te lezen dat sociale inadequatie bij zeven tot zestien procent van de psychiatrische patiënten gevonden wordt. Door de relatief hoge prevalentie en de sterke invloed op het psychisch functioneren is het belangrijk dat er binnen instellingen aandacht is voor het versterken van de sociale vaardigheden, naast het reguliere behandelaanbod. In de volwassenenpsychiatrie wordt er binnen verschillende trainingen en sociale vaardigheidstherapieën gewerkt aan de versterking van sociale vaardigheden. Deze versterking van sociale vaardigheden kan gericht zijn op het oefenen van basale vaardigheden zoals luisteren, een praatje maken of een compliment geven. Toch is het uitgangspunt van dergelijke gedragstherapeutische trainingen en therapieën vaak het versterken van de assertiviteit. Een bondige, maar volledige definitie van assertiviteit volgens Alberti & Emmons (1999): ‘Assertief gedrag bevordert de gelijkwaardigheid in menselijke relaties, en stelt ons in staat om zonder angst in ons eigen belang te handelen, voor onszelf op te komen, onze ware gevoelens te uiten en gebruik te maken van onze rechten, zonder daarbij de rechten van anderen te ontkennen.’ Naast het versterken van assertiviteit kan ook het disfunctioneel cognitief functioneren van een persoon het uitgangspunt zijn voor het versterken van sociale vaardigheden (Dam-Baggen & Kraaimaat, 2000). Irrationele gedachten, onjuiste interpretaties, negatieve zelfevaluatie en onvoldoende zelfbekrachtiging zijn de belangrijkste elementen in de sociale vaardigheidstherapie of training gericht op het disfunctioneel cognitief functioneren. Deze vormen van disfunctioneel cognitief functioneren kunnen een persoon namelijk vatbaar maken voor sociale angst en belemmeren in adequaat sociaal functioneren. Een therapie die in het werkveld een belangrijke bijdrage kan leveren in de versterking van sociale vaardigheden is dramatherapie. Dramatherapie is een eclectische en specialistische behandelvorm waarin doelbewust en systematisch dramavormen worden ingezet om ontwikkelings-, verwerkings- en acceptatieprocessen bij de cliënt te bewerkstelligen. Hierbij spelen ‘ervaren’ en ‘vormgeven’, de wisselwerking tussen de ervaringen in de scène en de ervaringen uit het eigen leven, een belangrijke rol (Cleven, 2004). Binnen het dramatherapeutisch werkveld bestaan er verschillende therapieën en trainingen, gericht op het versterken van sociale vaardigheden, die vanaf nu onder de noemer ‘SVT’ zullen door gaan. In veel gevallen is de SVT zowel gericht op assertiviteit als op het disfunctioneel cognitief functioneren. Dramatherapeutische SVT is geschikt voor verschillende doelgroepen. In beschikbare literatuur lijkt de nadruk echter te liggen op de doelgroep kinderen. Er zijn veel afstudeerscripties en artikelen geschreven voor kinderen, met name trainingen voor kinderen
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie met een stoornis binnen het autistische spectrum of kinderen op het speciaal onderwijs. Toch zijn er ook enkele methodes, modules en werkvormen te vinden, die zich specifiek richten op volwassenen binnen de GGZ. Zo beschrijven Barendregt & Verbruggen in Cleven (2004) een dramatherapeutische module voor schizofrene en langdurig psychotische cliënten, waarbij doelen o.a. liggen op het gebied van contact aangaan en onderhouden, vergroten van communicatievaardigheden en onderscheid kunnen maken tussen waarneming en de subjectieve beleving. De inhoudelijke overeenkomst tussen de bestaande dramatherapeutische SVT’s is dat er vrijwel altijd rollenspel ingezet wordt. Met het rollenspel wordt een doelgericht en systematisch geplande modificatie van sociale angsten en communicatiestoornissen nagestreefd. Functies van het rollenspel zijn angstafbouw, gedragsopbouw, verandering van het cognitief zelfbeeld, of het zich eigen maken van een compleet actieplan (Cimmermans, G. & Boomsluiter, J. 1992). Een rollenspel kan gebruikt worden om realistische of fictieve situaties uit te spelen. Dit hangt af van de mate van distantie en veiligheid die gewenst is (Smeijsters, 2003). Daarnaast wordt er binnen dramatherapie gebruik gemaakt van de verschillende theaterrollen als speler, toeschouwer en regisseur. Door het ervaren van deze verschillende rollen leert de cliënt zich inleven in anderen en het verschil maken tussen observeren en interpreteren. Dit sluit aan bij het inleven en afstemmen op de ander en het waarnemen en interpreteren van gedrag in sociale situaties en is om die reden een belangrijk element in SVT. In de dramatherapeutische module ‘Interactie’ (Cleven, 2004), die zich o.a. richt op cliënten met problemen in de sociale interactie, zijn de doelen dan ook beschreven als: onderscheid leren maken tussen waarnemen en interpretaties, ervaren interpretaties en reactie, verkenning van rolgedrag en actieve deelname aan sociale interactie. Naast het onderscheid tussen waarnemen en interpreteren is dus ook het verkennen van het rolgedrag een belangrijk doel. Het rolgedrag van de cliënt bestaat uit verschillende rollen waar de cliënt zijn voorkeur naar uit gaat. Vanaf nu noemen we deze verzameling van voorkeursrollen het rolrepertoire. Het rolrepertoire van de cliënt heeft vaak een link met het gedrag in zijn dagelijkse leven. Het gedrag van de rollen die een cliënt graag speelt kunnen een reflectie zijn van zijn gedrag in het dagelijks leven. Rollen die moeilijker zijn om te spelen, of minder leuk, bestaan vaak uit gedrag dat verder van de cliënt af ligt. Het uitwerken van rollen waarmee de cliënt in de realiteit problemen mee heeft is een terugkerend doel binnen dramatherapie (Cleven, 2004). Een methode die het gebruik van verschillende rollen combineert met sociale interactie is de ‘Roos van Leary’. In 1957 publiceerde Timothy Leary zijn ‘Interpersonal diagnosis of personality’, waarin een nieuw model werd geïntroduceerd waarmee relaties tussen mensen in kaart gebracht kunnen worden. Leary was een leerling van psychiater Harry Stack Sullivan, die als een van de grondleggers van de moderne psychiatrie bekend staat. Sullivan had grote interesse in interpersoonlijke relaties door de verschillende patiënten die hij in zijn praktijk behandelde. Zijn werk over interpersoonlijke relaties vormde later de basis voor interpersoonlijke psychoanalyse en inspireerde Leary tot het uitwerken van een interactiemodel. Het interactiemodel bestaat uit acht verschillende rollen die symbool staan voor verschillende manieren van communicatie. Het analyseren en voorspellen van interacties
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie in sociaal contact is een belangrijk doel van de interactiecirkel, die vandaag de dag nog steeds bekend staat als ‘de Roos van Leary’ (zie bijlage 1). In Nederland is een belangrijke inspirator voor de Roos van Leary de beroepstrainer Bert van Dijk. Hij schreef het boek ‘Beïnvloed anderen, begin bij jezelf’ (van Dijk, 2007). Hierin werkt de auteur de Roos van Leary op een heldere manier uit en bespreekt de toepassingen in alledaagse situaties waarbij de nadruk op werkgerelateerde situaties ligt. De Roos van Leary is populair als hulpmiddel bij bedrijfs- en teamtrainingen. Ook Vane (2007) sluit met de Roos van Leary aan bij de praktijk door in zijn boek aan te zetten tot het analyseren van verschillende rollenspelen en het analyseren en inzetten van je eigen gedrag op de werkvloer. Ook in therapeutische situaties wordt de Roos van Leary ingezet. In Cleven (2004) is bijvoorbeeld te lezen dat de Roos van Leary binnen dramatherapie ingezet wordt bij de behandelthema’s ‘interactie’ en ‘rollenarsenaal’. Bij het thema ‘interactie’(o.a. de communicatie tussen verschillende personen) worden aan de hand van de Roos van Leary de mogelijke interactiemogelijkheden tussen personen beschreven. Bij het thema ‘rollenarsenaal’ (dat in dit onderzoek rolrepertoire genoemd wordt) wordt de Roos van Leary gebruikt als basis voor een vaste set van rollen. Aan de hand van de voorkeur binnen deze vaste rollen wordt het rolrepertoire van de cliënt duidelijk. Dat biedt de mogelijkheid tot reflectie en exploratie van nieuwe rollen. De Vries (2007) schrijft in haar afstudeeronderzoek dat de Roos van Leary binnen dramatherapie ingezet wordt als observatiemodel en als behandeling. De toepassingsmogelijkheid van het model in een dramatherapeutische behandeling valt volgens de Vries uiteen in drie gebieden: bewustwording en aanpassing van zelfbeeld, inzicht en vertrouwen ontwikkelen in het vermogen door eigen gedrag en situaties te beïnvloeden en training in nieuw gedrag. De Roos van Leary is blijkbaar geschikt als werkvorm binnen dramatherapie. Het kan ingezet worden binnen observatie en behandeling. Binnen de behandeling gebruiken dramatherapeuten de Roos van Leary bij thema’s als interactie, communicatie, rolrepertoire en gedragsexperimenten. Bewustwording, inzicht, reflectie en exploratie van gedrag kunnen bereikt worden. Hierdoor is het zeer aannemelijk dat werken met de Roos van Leary binnen dramatherapie geschikt is in behandeling gericht op het versterken van sociale vaardigheden. Het probleem is: er is nauwelijks te vinden hoe er binnen dramatherapie met de Roos van Leary gewerkt kan worden. Probleemstelling Binnen dramatherapie wordt gebruik gemaakt van de Roos van Leary. Er zijn echter weinig concreet beschreven werkvormen met de Roos van Leary toegespitst op dramatherapie. Er is nauwelijks informatie over de effecten van werken met dit model binnen dramatherapie. Ook is het uit bestaande literatuur niet duidelijk hoe de Roos van Leary ingezet kan worden binnen een dramatherapeutische behandeling gericht op de versterking van sociale vaardigheden en wat de effecten van zo’n behandeling zijn. Doelstellingen
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Doelen van het onderzoek: Voorlichting geven over, enthousiasmeren tot en effectiviteit aantonen van werken met de Roos van Leary in dramatherapie. Doelen in het onderzoek: Het beschrijven van werken met de Roos van Leary in dramatherapie, zodat andere professionals er mee aan de slag kunnen gaan. Het meten van het effect van werken met de Roos van Leary in dramatherapie op de sociale vaardigheden van psychiatrisch patiënten. Vraagstelling en subvragen Hoofdvraag: Heeft dramatherapeutische SVT op basis van de Roos van Leary effect op de versterking van sociale vaardigheden bij een heterogene groep psychiatrisch patiënten? Subvragen: 1. Hoe kan er gewerkt worden met de Roos van Leary binnen dramatherapie? 2. Wat is het effect van de behandeling op de mate van assertiviteit en subassertiviteit bij volwassen psychiatrisch patiënten? 3. Zijn de behandelingseffecten afhankelijk van bepaalde persoonskenmerken? 4. Wat is het effect van werken met de Roos van Leary in dramatherapie op het rolrepertoire van de patiënt? Hypothesen Ik verwacht dat het rolrepertoire van de patiënten na de behandeling meer in balans is door uitbreiding van nieuwe rollen. Ik verwacht dat hierdoor het assertief gedrag toeneemt, doordat patiënten meer gedragsmogelijkheden hebben en deze bewuster kunnen toepassen. Ik verwacht dat de patiënten die de behandeling volgen in verhouding een sterkere toename van assertief gedrag laten zien, dan een afname van subassertief gedrag. Ik denk dit omdat veel gedragspatronen sterk samenhangen met de persoonlijkheid en dus moeilijker zijn kwijt te raken. Daarentegen denk ik dat nieuw gedrag relatief sneller aan te leren is. Daarnaast denk ik dat bepaalde persoonskenmerken van invloed zijn op de mate van verandering. Zo denk ik dat er bij jongere patiënten nog meer verandering plaats kan vinden, omdat jongeren flexibeler en meer leerbaar zijn. Ook denk ik dat de stoornis invloed heeft op de verandering. Ik denk dat het voor patiënten met een sterke persoonlijkheidsstoornis of zwaardere as 1 stoornis lastiger is hun gedrag te veranderen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Methode Conceptueel model Bij het opstellen van de onderzoeksmethode wordt uitgegaan van een conceptueel model, waarin het probleem in een theoretisch kader geplaatst wordt. Zo worden de hypothesen weergegeven waarop het onderzoek gebaseerd is. Bij dit onderzoek geldt het volgende conceptuele model: persoonskenmerken behandeling
mate van assertiviteit en subassertiviteit rolrepertoire De behandeling is de onafhankelijke variabele, namelijk dramatherapie met de Roos van Leary. Volgens dit model is de hypothese dat de behandeling effect heeft op de mate van assertiviteit en het rolrepertoire. Beide zijn dus de afhankelijke variabelen. De variabele persoonskenmerken is de moderatorvariabele. Dat betekent dat de hypothese volgens dit model is dat bepaalde persoonskenmerken van invloed kunnen zijn op de samenhang tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Onderzoeksdesign Onderzoeksdesign. Het onderzoeksdesign dat in dit onderzoek gebruikt wordt, is het ‘one group pretest posttest design’. Hierbij is er een groep proefpersonen die de interventie krijgt de experimentele groep. Er is geen controlegroep. Eerst wordt er bij de experimentele groep een voormeting afgenomen aan het begin van het onderzoek (O ). Vervolgens krijgt de experimentele groep de interventie X (in dit geval de behandeling), waarvan men de effecten wilt vaststellen. Na de uitgevoerde interventie vindt de nameting plaats (O ) om te zien of er in vergelijking met de voormeting veranderingen opgetreden zijn. Gesymboliseerd ziet het onderzoeksdesign er als volgt uit: X O O Ontwikkelingsonderzoek. Dit onderzoek is voor een deel ontwikkelingsgericht van aard. Volgens Migchelbrink (2007) zijn de kenmerken van ontwikkelingsgericht onderzoek dat er een handleiding voor handelen wordt ontworpen en dat deze handleiding vaak al in de praktijk uitgetest wordt tijdens het onderzoek. Dit onderzoek voldoet aan deze kenmerken. Het levert een product af, waarin concreet beschreven wordt hoe er met de Roos van Leary binnen dramatherapie gewerkt kan worden. Dit product is ontwikkeld na aanleiding van maandenlange ervaring van de onderzoeker, waarbij geëxperimenteerd is met veel verschillende manieren van werken. De leidraad bij het ontwikkelde product is de bruikbaarheid van de werkvormen bij de doelgroep. Effectevaluatie. Daarnaast is een groot deel van dit onderzoek gericht op effectevaluatie van het ontwikkelde product. Volgens Migchelbrink ( 2007) is een
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie effectevaluatie gericht op het kunnen geven van een oordeel over het handelen, zodat er beslissingen en eventuele bijstellingen gemaakt kunnen worden omtrent het handelen. Dit onderzoek voldoet aan de kenmerken van een effectevaluatie, omdat de effecten van de behandeling gemeten worden. Op basis daarvan wordt gekeken of de behandeling bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen die aan het begin gesteld zijn. Kwalitatief onderzoek. Omdat in dit onderzoek de nadruk ligt op de ervaringen van de proefpersonen, dus ‘ervaren zij effect en/of veranderingen in hun handelen?’, is het kwalitatief van aard. De kwalitatieve ervaringen van de proefpersonen worden deels op een kwantitatieve manier benaderd om trends in de resultaten te kunnen bestuderen en uiteindelijk conclusies te kunnen trekken over de kwalitatieve effecten. Setting onderzoek Behandelsetting. De behandeling vindt plaats op een PAAZ, Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis. Kenmerkend aan een PAAZ is dat de doelgroep zeer heterogeen is, doordat het opnamebeleid aselect is. Behandeling vindt plaats in klinische of ambulante setting. Op deze PAAZ betekent dat, dat klinische en ambulante patiënten samen in een groep behandeld kunnen worden. Er zijn verschillende behandelprogramma’s, afgestemd op de hulpvraag van de patiënt. Behandelprogramma. De dramatherapeutische behandeling die in dit onderzoek uitgevoerd wordt is onderdeel van de SVT. Dit programma bestaat uit drie uur dramatherapie, anderhalf uur psycho-educatie en anderhalf uur praktijkgerichte begeleiding per week. De psycho-educatie behandelt de werking van sociale vaardigheden en technieken. De praktijkgerichte begeleiding stimuleert de koppeling naar de praktijk, door het formuleren en nabespreken van huiswerkopdrachten. De dramatherapie richt zich op het concreet aan de slag gaan met ( fictieve of realistische) oefensituaties en op het experimenteren met nieuw gedrag. Doelgroep. De doelgroep bestaat uit een heterogene groep psychiatrisch patiënten met sociale inadequatie. De kenmerken van de proefpersonen uit dit onderzoek zijn beschreven in Tabel 1. Tabel 1. Kenmerken van de proefpersonen (N=12) Kenmerk proefpersoon Geslacht Man Vrouw Leeftijd (in jaren) Gemiddeld Spreiding
Aantal Percentage(%)
8 4 40.50 24-52
66.6 33.3
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Schoolniveau VMBO MAVO HAVO VWO GAF-score 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 Data niet aanwezig Stoornis as 1 Stemmingsstoornis Angst en paniekstoornis Psychotische stoornis Somatisatiestoornis Aanpassingsstoornis Comorbiditeit as 1 Middelenmisbruik PTSS Geen Stoornis as 2 Persoonlijkheidsstoornis NAO Persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis Diagnose uitgesteld Diagnose niet aanwezig Behandelsetting Klinisch en Ambulant Enkel Ambulant Behandelduur ( in weken) Gemiddeld Spreiding Ander programma gelijktijdig Wel Niet Data niet aanwezig
3 4 5 0
25.0 33.3 41.7 0.0
1 2 5 2 1 1
9.1 18.2 45.5 18.2 9.1 9.1
6 3 1 1 1
50.0 25.0 8.3 8.3 8.3
1 1 10
8.3 8.3 83.3
4 1
33.3 8.3
2 3 2
16.7 25.0 16.7
5 7
41.7 58.3
10.9 7-15 5 6 1
41.7 50.0 8,3
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Databronnen De VIG. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de VIG, oftewel de Vragenlijst Interpersoonlijk Gedrag( Remmerswaal, 2003). De VIG is de Nederlandse vertaling van ‘The Interpersonal Checklist’ ( LaForge & Suczek, 1955). Deze vragenlijst is een hulpmiddel om jezelf te beschrijven in sociale relaties in termen van de Roos van Leary. De vragenlijst bestaat uit 64 verschillende gedragingen in sociale situaties. De vragenlijst wordt ingevuld door de items te kiezen die je vind passen bij je eigen gedrag in sociale situaties. Per item scoor je dus ‘ja’ of ‘nee’. De uiteindelijke score geeft een indicatie van je voorkeursgedrag aan de hand van scores op de verschillende sectoren/rollen. Zie bijlage 2. Participerende observatie. In dit onderzoek is participerende observatie een belangrijke informatiebron, omdat de onderzoeker zelf de interventie pleegt. Migchelbrink(2006) geeft aan dat de participerende observator deelneemt aan de activiteiten van de onderzochten om op die manier inzicht te krijgen in hun, voor het onderzoek interessante, gedragingen, interacties, opvattingen, houdingen, ervaringen of sociale relaties. Hierbij zijn meebeleving, observaties, interviews en bestudering van documenten belangrijke bronnen. Overige bronnen. Belangrijke overige bronnen zijn informele vraaggesprekken met proefpersonen, de expertise van deskundigen uit het werkveld, informatie uit de patiëntendossiers en werkaantekeningen van de therapieën. Procedure Om de verschillende variabelen te kunnen meten is het nodig dat de variabelen geoperationaliseerd worden. Dat wil zeggen dat het theoretische begrip of uitgangspunt omgezet wordt naar een praktische meetbare score of uitslag. Operationalisatie variabelen ‘assertiviteit’ en ‘subassertiviteit’. Communicatie kan worden opgedeeld in assertief, subassertief en agressief gedrag (Meer, Neijenhof & Bouwens, 2001). Op basis van praktijkervaring van de therapeuten die de SVT uitvoeren op de PAAZ is bekend dat de sociale inadequatie van deze doelgroep bestaat uit overmatige subassertiviteit en een tekort aan assertiviteit. Agressief gedrag is in veel mindere mate aanwezig en voert niet de boventoon in de behandeling. In dit onderzoek wordt er daarom voor gekozen de variabelen ‘mate van assertiviteit’ en ‘mate van subassertiviteit’ te gebruiken. Om de mate van assertiviteit en de mate van subassertiviteit te kunnen bepalen op basis van de VIG, wordt deze gevalideerd door een groep professionals. Twaalf professionals scoren items uit de VIG die volgens hen typisch zijn voor assertiviteit en subassertiviteit. Wanneer minimaal de helft ( 6) professionals een item aankruist, wordt het item opgenomen in de scorelijst voor assertiviteit of subassertiviteit. Op deze manier ontstaat er een consensus over wat assertief en subassertief gedrag inhoudt, en hoe deze gescoord kunnen worden op basis van de VIG.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Mate van assertiviteit. De volgende zeventien items uit de VIG worden als typerend bevonden voor assertiviteit: 1. Kan opdrachten geven, 2. Kan voor zichzelf zorgen, 12. Zakelijk, 13. Kan streng zijn, wanneer dat nodig is, 15. Klaagt wanneer nodig, 16. Samenwerkingsgezind, 18. Kritisch op anderen, 19. Kan gehoorzamen, 24. Goede omgang met anderen is belangrijk, 25. Moedigt anderen aan, 27. Vastberaden maar rechtvaardig, 30. Goede leider, 34. Onafhankelijk, 35. Houdt van verantwoordelijkheid, 46. Door anderen gerespecteerd, 49. Assertief en vertrouwend op zichzelf, 54. Open en direct. Mate van subassertiviteit. De volgende vijfentwintig items worden als typerend bevonden voor subassertiviteit: 4. Bewondert/imiteert anderen, 5. Is het met iedereen eens, 6. Schaamt zich voor zichzelf, 7. Wil graag bevestiging, 10. Met groot hart/onbaatzuchtig, 17. Klagerig, 19. Kan gehoorzamen, 21. Afhankelijk, 26. Zorgt graag voor anderen, 28. Altijd weer vriendelijk, 29. Ziet fout door de vingers, 31. Dankbaar, 32. Behulpzaam, 36. Heeft gebrek aan zelfvertrouwen, 37. Laat anderen besluiten nemen, 38. Vindt iedereen aardig, 41. Zachtmoedig, 42. Bescheiden, 43. Snel gehoorzamend, 51. Verlegen, 56. Gemakkelijk beïnvloedbaar, 58. Toegeeflijk naar anderen, 61. Geeft snel toe, 62. Vol respect voor gezag, 63. Aardig gevonden worden. Scores. In dit onderzoek wordt er voor gekozen de kwalitatieve scores op de assertieve en subassertieve items om te zetten in vier kwantitatieve scores. Deze dienen niet geïnterpreteerd te worden als alleszeggende scores, maar geven een indicatie van de verandering die door de patiënt ervaren wordt. De mate van assertiviteit en de mate van subassertiviteit worden vertaald als het percentage assertiviteit en het percentage subassertiviteit. Score assertiviteit = (aantal aangekruiste assertieve items/ 17) * 100% Score subassertiviteit = (aantal aangekruiste subassertieve items/ 25) * 100% Verwerking gegevens. De testscores worden berekend per proefpersoon voor de voormeting en de nameting. Uiteindelijk zijn er per proefpersoon vier scores ( assertiviteit voor- en na, subassertiviteit voor- en na). Deze scores worden samen met de algemene populatie gegevens ( zie Tabel 1) ingevoerd en geanalyseerd in SPSS. Er wordt vervolgens gekeken naar de veranderingen in scores op assertiviteit en subassertiviteit op groepsniveau en individueel niveau. Operationalisatie variabele ‘persoonskenmerken’. Een hypothese van dit onderzoek is dat leeftijd en zwaarte van de stoornis van invloed zouden kunnen zijn op het effect van de behandeling. Daarom wordt er gekeken naar verschillen in verbetering op basis van leeftijd, stoornis op as 1 en stoornis op as 2. De variabele leeftijd wordt opgedeeld in een groep met jongere en een groep met oudere proefpersonen, namelijk groep ‘tot 40’ en groep ‘40+’. Er wordt bekeken of de ene groep meer verbetering laat zien dan de andere groep. Dit gebeurt ook bij de variabelen ‘stoornis as 1’ en ‘stoornis as 2’, waarbij de verschillende stoornissen op as 1 en as 2 de afzonderlijke subgroepen vormen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Operationalisatie variabele ‘rolrepertoire’. Om het rolrepertoire te kunnen meten, wordt er gebruik gemaakt van de acht Roos van Leary rollen: leidend, helpend, aanpassend, afhankelijk, teruggetrokken, opstandig, agressief en concurrerend. Per proefpersoon wordt de volledig ingevulde VIG verwerkt via 360test (Opgevraagd op 15 maart 2011, van http://www.360test.nl), waar een overzichtsafbeelding wordt gemaakt van de scores per Roos van Leary rol. Deze scores geven de voorkeursrollen weer. Zoals al beschreven is in de inleiding noemen we een verzameling voorkeursrollen het rolrepertoire. Of en hoe het rolrepertoire aan het einde van de behandeling veranderd is, wordt bekeken door de twee overzichtsafbeeldingen van de voor- en nameting te vergelijken.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Resultaten De resultaten worden per deelvraag afzonderlijk besproken. Hoe kan er gewerkt worden met de Roos van Leary binnen dramatherapie? Om deze deelvraag goed te kunnen beantwoorden, zal ik eerst verslag doen van mijn eigen ervaring tijdens het uitvoeren van de behandeling. Ik hoop zo een duidelijk beeld te schetsen van mijn inspiratiebronnen en de ontwikkeling van werkvormen en opdrachten. Ik beschrijf wat ik heb ervaren bij patiënten en wat het mij zelf heeft geleerd en opgeleverd. Vervolgens zet ik mijn ervaring om in mijn visie op werken met de Roos van Leary in dramatherapie. Ik beschrijf waarom ik de Roos van Leary waardevol vind in een dramatherapeutische setting en waarom de twee goed samengaan. Dan volgt een samenvatting van de ervaring van de patiënten, die ik hiervoor tijdens de behandeling informeel heb geïnterviewd. Uiteindelijk geef ik een overzicht van de werkvormen die in mijn ogen dramatherapie en de Roos van Leary het beste combineren. Mijn eigen ervaring. Tijdens de stageperiode heb ik binnen het SVT programma met meerdere werkvormen gewerkt, zoals realistische rollenspelen en werken met statussen. Al snel wekte de Roos van Leary mijn interesse door de verschillende rollen en de mogelijkheid gedrag te beschrijven. Ik had nooit gedacht dat ik de daaropvolgende acht maanden met de Roos van Leary zou werken. De vorm bleef me maar inspiratie bieden. Ik bedacht nieuwe werkvormen, zoals het uitbouwen van de Roos op de speelvloer. Ik kwam op dat idee nadat ik een workshop over de Stad van Axen had gevolgd, waarin ook gewerkt werd met een communicatiecirkel op de vloer. Ik vond dat een heel praktisch, mooi idee. De workshopleider vertelde zelfs dat er op schoolpleinen in Vlaanderen stenen met de rollen van de Stad van Axen verwerkt zijn. Wat me ook aantrok aan de manier van werken in deze workshop waren de fantasierijke rollen die gebruikt werden. Omdat ik de Stad van Axen zelf best complex vond, met al zijn verhaallijnen en symboliek, heb ik dat niet overgenomen. Ik hou persoonlijk van de minder symbolische en concrete aanpak. Ik merkte al tijdens mijn opleiding dat de re-educatieve (Smeijsters, 2003) manier van werken me erg aansprak. Ook vanwege de relatief korte behandeltijd op de PAAZ ( 13 weken) en de niveauverschillen van de patiënten besloot ik bij de concrete Roos van Leary te blijven. Ik voegde wel toneelrollen toe aan het aanbod. Elke rol kreeg op die manier ook fantasievolle synoniemrollen, die de patiënt meer tot de verbeelding sprak. Ook kon ik op deze manier de fictieve kant van drama blijven gebruiken, wat me erg aan spreekt. De reden dat ik wel acht maanden met de Roos van Leary heb gewerkt ligt echter niet alleen op het gebied van werkvormen. Eigenlijk waren het vooral de patiënten die me stimuleerden en enthousiasmeerden om met deze vorm te blijven werken. Omdat ik net was begonnen met mijn stage en deze manier van werken voor mij best wel een groot experiment was, begaf ik mij op nogal onbekend terrein. Het voelde alsof ik manieren van werken mocht uitproberen en samen met de patiënten op zoek mocht naar de beste vormen. Ik mocht met hen meekijken in hun processen van verbazing, herkenning en uiteindelijk verandering. Vooral de herkenning die patiënten bij de Roos van Leary vinden blijft me nog steeds verrassen. Maar naast het nut van de Roos van Leary voor allerlei doelgroepen zal ik zeker niet het nut voor mijzelf als therapeut en niet-therapeut vergeten. Want mede door de Roos van
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Leary heb ik een mooie groei mogen door gaan. Doordat ik met de patiënten het experiment aan mocht gaan om deze manier van werken tot op de bodem uit te zoeken, ben ik er zelf een stuk wijzer van geworden. Vooral inzicht in de verschillende rollen die ik op werk- en privé gebied inzet heeft me verder gebracht. Zo kwam ik er achter dat ik er op werkgebied zelf soms moeite mee had als ik de concurrerende rol in nam, om vervolgens in de teruggetrokken of aanpassende rol te schieten. Ik kwam erachter waar mijn frustratie hier om heen vandaan kwam en heb bepaalde rollen van mezelf meer geaccepteerd. Als therapeut ben ik me meer bewust geworden van mijn rol ten opzichte van de patiënt. Verschillende technieken van confronteren en afstemmen hangen in mijn ogen samen met bepaalde rollen. Zo zet ik wel eens opstandigheid of afhankelijkheid in als paradoxale interventie of teruggetrokken als afstemmende interventie ( in plaats van steeds de leidende of helpende rol te nemen, en er boven op te zitten). Daarnaast merk ik dat ik op privégebied assertiever ben geworden. Doordat ik, als beginnende stagiair, ook niet alle antwoorden uit mijn mouw kon schudden als het gaat om omgaan met lastige situaties, heb ik vaak mee moeten zoeken met patiënten om tot passende antwoorden te komen. Het experimenteren met verschillend gedrag en de gevolgen hiervan gaven me inzicht. Ik was nooit echt op mijn mondje gevallen wat betreft opkomen voor mezelf, maar ik heb het nu veel helderder voor ogen hoe ik situaties aan pak. Ook sta ik beter stil bij wat ik wil en hoe ik iets wil communiceren in plaats van het zomaar te doen. Ook heb ik een beter beeld gekregen van verschillende stoornissen, doordat patiënten met bepaalde stoornissen overeenkomstige tendensen lieten zien wat betreft hun voorkeursrollen. Daarnaast heb ik een groter inzicht gekregen in de beleving van patiënten die zich soms ‘gevangen voelen in de grip van subassertiviteit’ doordat ik met hen mee mocht kijken en denken tijdens hun experimenten in therapie. Dit is voor mijn werk als therapeut zeer waardevol, omdat ik me beter kan inleven in problematiek die relatief verder af ligt van mezelf. Mijn visie. Ik vind de Roos van Leary een meerwaarde binnen dramatherapie, door de concrete manier van werken. Er wordt binnen dramatherapie sowieso al veel gewerkt met verschillende rollen en rollenspel, dus de Roos van Leary rollen zijn zeer bruikbaar. De rollen lenen zich goed als observatieinstrument voor eigen gedrag en voor gedragsexperimenten. Wat de Roos van Leary rollen in die zin bijzonder maakt is dat ze een heel scala aan gedragsmogelijkheden beslaan. De indeling in Boven- Onder en Samen-Tegen helpt hier goed bij. De verschillende rollen spreken bovendien zeer tot de verbeelding. Van patiënten kreeg ik vaak terug dat ze zichzelf in de rollen herkenden en dat het bovendien goed toepasbaar was op het dagelijkse leven. Er is wel eens kritiek op de mate van abstractie van de Roos van Leary. De mens zou in hokjes geplaatst worden en niet als volledig worden gezien. Ik denk dat het belangrijk is het doel van de behandeling voor ogen te houden bij het wel of niet kiezen voor de Roos van Leary als hulpmiddel. Ligt het doel meer op emotioneel, cognitief of gedragsmatig gebied? Ik merkte in de gedragsmatige SVT behandeling dat het ‘lostrekken’ van verschillende elementen van de mens en het letterlijk plaatsen daarvan in hokjes ( de rollen) juist verduidelijkend en concreet werkte. De manier waarop het model aangeboden wordt is mijns inziens hierbij wel essentieel. Het is een groot verschil of de insteek is dat je bepaalde rollen bent ( ‘je bent teruggetrokken’) of dat het te maken heeft met je voorkeursgedrag in bepaalde situaties ( ‘jouw voorkeursgedrag in bepaalde situaties is Teruggetrokken’). Ik heb het model aangeboden als analyseinstrument voor je voorkeursgedrag en als experimenteel instrument om met verschillende soorten gedrag te oefenen, waarbij telkens ook de kwaliteiten en valkuilen van de verschillende rollen benoemd werden.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Ik denk dat dramatherapie ook een meerwaarde is voor het werken met de Roos van Leary. Omdat dramatherapie een ervaringsgerichte en concrete therapievorm is kan het de Roos van Leary de mogelijkheid bieden om boven zichzelf uit te stijgen. Niet alleen de theorie, de beschrijvingen en richtlijnen voor analyse krijgen een plek, ook de mogelijkheid om veelvuldig op verschillende manieren met de rollen te spelen. De kracht van dramatherapie is fantasie, verbeelding en speelsheid. In verschillende werkvormen heb ik de fantasie een belangrijke plek gegeven door te werken met zogenoemde ‘toneelrollen’. In die werkvormen bedacht de groep fantasierijke toneelrollen die aansluiten bij de verschillende Roos van Leary rollen. Zo had je niet alleen meer de rol ‘leidend’, maar de rollen ‘directeur, politieman, leraar, organisator en regisseur’. In plaats van ‘concurrerend’ werden de rollen van ‘dictator, fotomodel, advocaat en zakenman’ uitgespeeld. Deze rollen spraken nog meer tot de verbeelding van de patiënten en zorgden bovendien voor meer voeding tot spel. De werkvormen die ik gedurende acht maanden uitvoerende behandeling heb ontwikkeld zijn zeer divers. Veel bestaande werkvormen uit dramatherapie kunnen met een kleine aanpassing prima ingezet worden bij werken met de Roos van Leary. Ik maakte veel gebruik van improvisatie, scènewerk, samenwerkingsopdrachten en werken met toneelrollen. De behandelgroep was een open groep, dus het afstemmen van de werkvormen op de opgedane kennis over de Roos van Leary door de patiënten was van belang. Sommige werkvormen lenen zich goed om kennis op te doen en vertrouwd te raken met de verschillende rollen. Andere werkvormen gaan al wat dieper richting gedragsexperimenten en gedragsmodificatie op basis van een bepaalde rol. De ervaring van de patiënten. Patiënten gaven over het algemeen aan een grote mate van herkenning in de verschillende rollen en interactiepatronen te ervaren. Dit begint al bij het invullen en bespreken van de VIG, dat over het algemeen ervaren werd als confronterend, verduidelijkend en leerzaam. Een persoon viel op dat ‘je ziet wat je wilt veranderen’, als soort beginpunt van de behandeling. Een ander merkte dat zij al meer in balans was dan zij verwachtte. Wat soms lastig gevonden werd aan de VIG was dat sommige punten niet zo zwart wit zijn en je toch voor ja of nee moet kiezen. De interactiecirkel, met de verschillen tussen ‘Boven-Onder’ en ‘Tegen-Samen’, werd als ‘zeer verduidelijkend’ ervaren. Het opbouwen van de cirkel op de grond door middel van voorwerpen ( zie bijlage 4) werd ervaren als verduidelijkend door de symboliek van de voorwerpen, maar ook als lastig, omdat er meerdere voorwerpen mogelijk zijn per rol. Bij het improviseren met de verschillende rollen ( zie bijlage 3) merkten patiënten dat het gedurende de sessies steeds makkelijker ging. Het improviseren werd soms als lastig ervaren, omdat ‘sommige rollen ver van je af staan’ en ‘sommige rollen lijken op elkaar en zijn moeilijker te onderscheiden’. Het improviseren werd ervaren als leerzaam en dat het gevoel dat je kan hebben bij een bepaalde rol werd bewust gemaakt. Bij het spelen van een andere rol merkten patiënten dat het aan het begin lastig was om niet in oud gedrag terug te schieten en dat een rol soms confronterend kan zijn. ‘Ik schrok van mezelf in de opstandige rol. Het lukte me goed, maar ligt zo ver van me af. Het geeft wel stof tot nadenken’. ‘Ik vond de teruggetrokken rol een verademing: ik hoefde eens niet alle touwtjes in handen te nemen’. Het werken met toneelrollen ( zie bijlage 3) zorgde steeds voor veel plezier en ontspanning, maar was ook spannend. Patiënten konden na het spelen van zo’n
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie rol altijd minimaal één punt noemen wat ze van de rol zouden kunnen gebruiken. ‘De premier kan goed voor zijn mening op komen. Dat mag bij mij ook wel wat meer.’ De rollen die het meest genoemd werden als oefenrollen zijn Concurrerend (BT), Leidend (BS) en Helpend (SB). De werkvormen. Op basis van mijn ervaring, mijn visie en de ervaring van de patiënten heb ik een lijst aan werkvormen beschreven, die in de behandeling werkbaar zijn gebleken ( zie bijlage 3). Deze werkvormen zijn in zeven verschillende thema’s op te delen. De keuze voor een werkvorm hangt af van het proces en de veiligheid in de groep. Werkvormen uit thema 1 t/m 3 passen goed wanneer er nieuwe patiënten starten in de groep, omdat deze relatief veilig zijn en spelplezier bieden. De werkvormen uit thema’s 4 t/m 7 gaan wat dieper en vergen meer reflecterend vermogen van de groep. Deze werkvormen zijn geschikt als de groep al wat meer vertrouwd is met elkaar. Ook binnen een sessie is het voor de opbouw en veiligheid goed om eerst te starten met werkvormen uit thema’s 1 t/m 3 en hierna uit thema’s 4 t/m 7. Thema 1: Waar sta jij in de Roos van Leary? / Voorkeursrollen Het invullen van de VIG aan het begin en einde van de behandeling hoort hierbij. Aan het begin van de behandeling helpt het invullen om een overzicht te krijgen van je voorkeursrollen en dit kunnen koppelen naar werkdoelen. Aan het einde van de behandeling wordt de mogelijke verandering onderzocht door het opnieuw invullen van de VIG en bestendigt door een afscheidsritueel. Thema 2: Aan de slag met de Roos Dit thema bevat opdrachten die gericht zijn op het nabouwen van de Roos van Leary als cirkel op de grond. Aan de hand van verschillende opdrachten, zoals het bedenken van een voorwerp dat symbool staat voor een rol, raakt de groep meer vertrouwd met de verschillende rollen. Thema 3: Improvisatie en warming-up Dit thema bevat verschillende warming-ups, die gericht zijn op het inleven in verschillende rollen en het bekend raken met fictief spel. Thema 4: De geheime rol Dit thema bevat verschillende spelen, waarin telkens één of meer spelers een kaartje met een rol heeft getrokken die de andere niet weten. De tegenspelers en het publiek observeren de rol en het effect hiervan op de situatie. Thema 5: Beïnvloeding Dit thema bevat opdrachten waarin de invloed van verschillende rollen op elkaar en op de situatie centraal staat. Alle spelers spelen bijvoorbeeld een scène in een bepaalde Leary rol. Thema 6: Onderzoeken van verschillende rollen Dit thema bevat opdrachten rondom het uitwerken van een specifieke rol, zoals de rol die als prettig wordt ervaren of een rol waarvan je iets zou kunnen leren. Thema 7: Werken met scènes Dit thema bevat fictieve of realistische scènes, waarin met specifieke rollen kan worden geoefend die aansluiten bij de werkdoelen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Wat is het effect van de behandeling op de mate van assertiviteit en subassertiviteit bij volwassen psychiatrisch patiënten? Voor het beantwoorden van deze deelvraag wordt er afzonderlijk gekeken naar veranderingen in assertiviteit, subassertiviteit en naar de verbetering totaal. Deze veranderingen worden beschreven aan de hand van de scores op assertiviteit en subassertiviteit op basis van de ingevulde VIG’s ( zie methodensectie, score assertiviteit en score subassertiviteit). Assertiviteit. Om de verandering in assertiviteit te beschrijven, volgt er een tabel over de verandering op groepsniveau (zie Tabel 2). Hierin is de gemiddelde assertiviteit van de groep (in %) bij de voormeting en nameting af te lezen. Dan volgt er een grafiek waarin de verandering in assertiviteit op individueel niveau is af te lezen (zie figuur 1). Per proefpersoon is de score op de voormeting en de score op de nameting af te lezen. De onderlinge verschillen in verandering zijn af te lezen. Tabel 2. Verandering Assertiviteit op Groepsniveau
Voormeting Nameting Verandering
Gemiddelde Assertiviteit (%) 40.68 67.16 26.47
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 1. De Verandering in Assertiviteit op Individueel Niveau. Uit deze resultaten blijkt dat de groep als geheel afgerond 26% hoger scoort op mate van assertiviteit aan het einde van de behandeling. Op individueel niveau zijn er duidelijke verschillen te zien. Elf van de twaalf proefpersonen scoren hoger op assertiviteit. Zeven hiervan scoren minimaal 25% hoger en 4 scoren gemiddeld 10% hoger. Eén proefpersoon scoort juist slechter aan het einde. Subassertiviteit. Om de verandering in subassertiviteit te beschrijven, volgt er een tabel over de verandering op groepsniveau (zie Tabel 3). Hierin is de gemiddelde subassertiviteit van de groep (in %) bij de voormeting en nameting af te lezen. Dan volgt er een grafiek waarin de verandering in subassertiviteit op individueel niveau is af te lezen (zie figuur 2). Per proefpersoon is de score op de voormeting en de score op de nameting af te lezen. De onderlinge verschillen in verandering zijn af te lezen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Tabel 3. Verandering Subassertiviteit op Groepsniveau
Voormeting Nameting Verandering
Gemiddelde subassertiviteit (%) 60.67 49.33 -11.34
Figuur 2. De Verandering in Subassertiviteit op Individueel Niveau. Uit deze resultaten blijkt dat de groep als geheel afgerond 11% lager scoort op mate van subassertiviteit aan het einde van de behandeling. Op individueel niveau dalen acht van de twaalf proefpersonen op subassertiviteit, waarvan er vier minimaal 25% dalen en vier gemiddeld 10% dalen. Eén proefpersoon scoort hetzelfde en drie proefpersonen scoren juist hoger op subassertiviteit aan het einde van de behandeling.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Verbetering totaal. Om de verbetering totaal op individueel niveau te beschrijven worden er twee nieuwe variabelen berekend, namelijk de variabele ‘verbetering assertiviteit’ (nameting assertiviteit – voormeting assertiviteit) en ‘verbetering subassertiviteit’ (voormeting subassertiviteit – nameting subassertiviteit). In Figuur 3 is per proefpersoon de totale verbetering na de behandeling af te lezen. Wanneer de score boven het nulpunt zit, duidt dat op een verbetering. Wanneer de score onder het nulpunt zit, duidt dat op een verslechtering.
Figuur 3. De Verbetering Totaal op Individueel Niveau. Uit de resultaten ‘totale verbetering’ blijkt dat veel proefpersonen met hun scores boven 0% zitten, wat duidt op een verbetering. Verbetering wil zeggen: % toename assertiviteit, % afname subassertiviteit. Wat opvalt is dat de meeste proefpersonen een duidelijke verbetering laten zien op één of beide scores. Een proefpersoon verslechtert op beide scores en twee proefpersonen verslechteren op subassertiviteit. Daarnaast zie je dat de ene groep sterk verbeterd op nieuw gedrag (namelijk de toename van assertiviteit), terwijl de andere groep vooral een afname van oud gedrag laat zien (afname van subassertiviteit).
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Zijn de behandelingseffecten afhankelijk van bepaalde persoonskenmerken? Voor het beantwoorden van deze deelvraag wordt de groep proefpersonen telkens in subgroepen ingedeeld op basis van een persoonskenmerk. Per subgroep wordt de gemiddelde verbetering ( in %) op assertiviteit en subassertiviteit berekend. Dan wordt er gekeken of de subgroepen onderling duidelijke verschillen laten zien, die kunnen duiden op invloed van het persoonskenmerk. Leeftijd. De groep proefpersonen is voor de variabele leeftijd opgedeeld in twee groepen. De groep ‘tot 40’ en de groep ‘40+’. In Tabel 5 is de gemiddelde verbetering per subgroep af te lezen. Tabel 5 De Gemiddelde Verbetering (in %) per Leeftijdsgroep Leeftijdsgroep Tot 40 40+
Assertiviteit 21 30
Subassertiviteit 10 13
Uit de resultaten blijkt dat de jongere proefpersonen geen grotere verbeteringen laten zien op assertiviteit of subassertiviteit. Uit de tabel blijkt zelfs dat de oudere groep iets beter scoort. Stoornis as 1. De groep proefpersonen is voor de variabele stoornis as 1 opgedeeld in subgroepen per stoornis. In Tabel 6 is de gemiddelde verbetering per subgroep af te lezen. Tabel 6 De Gemiddelde Verbetering (in %) per Stoornis As 1 Stoornis as 1 Stemmingsstoornis Angst en Paniekstoornis Psychotische stoornis Somatisatiestoornis en PTSS Aanpassingsstoornis Stemmingsstoornis en Middelenmisbruik
Assertiviteit 26,47 39,22 -5, 88 23,53 23,53 29,41
Subassertiviteit 16,00 18,67 -12,00 -36,00 32,00 48,00
Bij de stoornissen op as 1 valt op dat de groep met angst en paniekstoornissen de grootste verbetering laat zien bij assertiviteit. De patiënt met een stemmingsstoornis en middelenmisbruik laat de grootste verbetering op subassertiviteit zien. De proefpersoon met een psychotische stoornis verslechterde. De patiënt met een somatisatiestoornis en PTSS verslechterde op subassertiviteit. Stoornis as 2. De groep proefpersonen is voor de variabele stoornis as 1 opgedeeld in subgroepen per stoornis. In Tabel 7 is de gemiddelde verbetering per subgroep af te lezen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Tabel 7 De Gemiddelde Verbetering (in %) per Stoornis As 2 Stoornis as 2 Geen diagnose aanwezig Diagnose uitgesteld Persoonlijkheidsstoornis NAO Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis Persoonlijkheidsstoornis NAO met borderlinetrekken
Assertiviteit 2,94 25,49 42,65 26,47 11,77
Subassertiviteit 10,00 24,00 -3,00 20,00 16,00
Bij de stoornissen op as 2 valt op dat de proefpersoon met een ‘persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken’ relatief gezien het minst verbeterd ten opzichte van de andere persoonlijkheidsstoornissen. De groep waar er geen stoornis aanwezig was op as 2 verbetert in verhouding het minst.
Wat is het effect van werken met de Roos van Leary in dramatherapie op het rolrepertoire van de patiënt? Zoals al eerder beschreven is kun je het rolrepertoire zien als een verzameling van voorkeursrollen. Voor het beantwoorden van deze deelvraag wordt er daarom gekeken naar de voorkeur van elk proefpersoon voor de verschillende Roos van Leary rollen. De voorkeuren van de proefpersonen worden beschreven in onderstaande overzichtsafbeeldingen (360test, 2011). Afbeeldingen gebruikt met toestemming van de site). De verschillende rollen zijn in de afbeeldingen te herkennen aan codes: leidend (Boven-Samen BS), helpend ( Samen-Boven SB), aanpassend (Samen-Onder SO), afhankelijk (Onder-Samen OS), teruggetrokken (OnderTegen OT), opstandig (Tegen-Onder TO), agressief (Tegen-Boven TB) en concurrerend (Boven-Tegen BT). De verschillende cirkels in de afbeeldingen staan voor de scores op een bepaalde rol. De middelste cirkel staat voor één punt, de buitenste cirkel voor acht punten. Hoe hoger de score op een rol, hoe sterker de voorkeur van de proefpersoon voor de rol is. Er volgt een reeks overzichtsafbeeldingen per proefpersoon, waarin de verandering in het rolrepertoire te zien is in het verschil tussen de voormeting (figuren links) en de nameting (figuren rechts). Uitgaande van de voorkeursrollen die uit de voormeting komen, zijn er verschillende veranderingen mogelijk. Voorkeuren voor bepaalde rollen kunnen afnemen of toenemen. Voorkeuren voor nieuwe rollen kunnen ontstaan.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 4. Rolrepertoire proefpersoon 1
Figuur 5. Rolrepertoire proefpersoon 2
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 6. Rolrepertoire proefpersoon 3
Figuur 7. Rolrepertoire proefpersoon 4
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 8. Rolrepertoire proefpersoon 5
Figuur 9. Rolrepertoire proefpersoon 6
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 10. Rolrepertoire proefpersoon 7
Figuur 11. Rolrepertoire proefpersoon 8
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 12. Rolrepertoire proefpersoon 9
Figuur 13. Rolrepertoire proefpersoon 10
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Figuur 14. Rolrepertoire proefpersoon 11
Figuur 15. Rolrepertoire proefpersoon 12 Wat opvalt in de overzichtsafbeeldingen is dat acht van de twaalf proefpersonen bij de nameting vaak minder hoog scoren op de voorkeursrollen uit de voormeting. Dit betekent dat hun voorkeur voor bepaalde rollen is afgenomen. Daarnaast zie je dat acht proefpersonen bij de nameting ook voorkeuren voor nieuwe rollen krijgen. Dit betekent dat er meer andere rollen in het rolrepertoire zijn opgenomen dan in de voormeting. Bij zeven van de twaalf proefpersonen zie je een verschuiving van voorkeur voor rollen onder in de Roos van Leary (voornamelijk OT teruggetrokken, OS Afhankelijk, SO Aanpassend en SB Helpend) naar rollen die boven in de cirkel liggen (voornamelijk TB Agressief, BT Concurrerend en BS Leidend). Wat als laatste opvalt is dat het rolrepertoire bij negen proefpersonen aan het einde van de behandeling meer in balans is. Er zijn minder sterke uitschieters en er is meer evenredige spreiding over de verschillende rollen.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Conclusies en discussie Op basis van de resultaten worden conclusies getrokken met betrekking tot de deelvragen en hoofdvraag. Ook komen mogelijke verklaringen en aanbevelingen aan bod. Hoe kan er gewerkt worden met de Roos van Leary binnen dramatherapie? Uit dit onderzoek blijkt dat de Roos van Leary en dramatherapie elkaar versterken. De Roos van Leary is een meerwaarde voor dramatherapie, doordat de rollen concreet inzetbaar zijn in dramatherapie als observatieinstrument of gedragsexperiment. Dramatherapie is een meerwaarde voor de Roos van Leary, omdat de ervaring van de rollen gestimuleerd wordt door de fantasie, verbeelding en speelsheid van het toneelspel. Tijdens de behandeling bleek zelfs dat veel bestaande dramatherapeutische werkvormen kunnen aangepast worden aan werken met de Roos van Leary. In de behandeling is het wel belangrijk dat er genoeg aandacht is voor het bekend raken met de Roos van Leary en dat er genoeg veiligheid in de groep is, voordat er geëxperimenteerd kan worden met verschillend gedrag. De therapeut dient zich hiervan bewust te zijn en op een flexibele manier af te stemmen op de groep wat betreft de werkvormen en eventuele ‘overload’ aan informatie. Uit de bestaande literatuur werd al eerder duidelijk dat de Roos van Leary inderdaad gebruikt wordt in dramatherapie, maar er waren nauwelijks beschreven werkvormen te vinden. Aangezien het in dit onderzoek makkelijk is gebleken bestaande werkvormen aan de Roos van Leary aan te passen kan het zijn dat professionals uit het werkveld veelal zelf een invulling geven aan het werken van de Roos van Leary. Het kan zijn dat er daarom weinig behoefte is aan voorbeelden van uitgeschreven werkvormen en er daarom zo weinig over te vinden is. Het ligt in de traditie van vaktherapeuten om vooral te werken als een intuïtieve practitioner ( Kessels, Hutschemaekers & Beckers, 2010), die voornamelijk werkt op basis van zelf opgedane ervaring, waarbij kennis vaak impliciet blijft. Ervaringen, interventies en werkvormen blijven dan vaak onbeschreven en de professional voert geen onderzoek uit. Op dit vlak draagt dit onderzoek bij aan de praktijk van de intuïtieve practitioner. Het eerste doel van dit onderzoek was gericht op het beschrijven en expliciteren van praktijkervaring, zodat het duidelijk wordt hoe er in de praktijk gewerkt wordt. Het tweede doel van dit onderzoek was het meten van het effect van deze manier van werken, om na te gaan of de gestelde doelen voor een behandeling in de praktijk gehaald worden. Het hieruit voortvloeiende doel is natuurlijk om de plaats die dramatherapie in therapieland heeft te verstevigen. Wat is het effect van de behandeling op de mate van assertiviteit en subassertiviteit bij volwassen psychiatrisch patiënten? Uit de resultaten blijkt dat de behandeling een positief effect heeft op de sociale vaardigheden van de experimentele groep. De proefpersonen scoren na de behandeling namelijk hoger op mate van assertiviteit. Hoewel er op individueel niveau verschillen zijn in mate van verbetering, ervaart de groep als geheel een duidelijke sterkere assertiviteit. De behandeling heeft ook een positief effect op de mate van subassertiviteit. Op drie proefpersonen na, bij wie de subassertiviteit toe neemt, ervaren de meeste proefpersonen zichzelf na de behandeling als minder subassertief. Wat opvalt is dat de assertiviteit sterk toe neemt en subassertiviteit enigszins af neemt. Dus hoewel oud, subassertief gedrag iets vermindert, is er vooral een toename van nieuw, assertief gedrag te
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie zien. Mijn hypothese wordt hier door bevestigd, namelijk dat het makkelijker is nieuw gedrag te leren dan oud gedrag dat in de persoonlijkheid zit af te leren. Psychiatrische patiënten hebben regelmatig, net als de experimentele groep uit dit onderzoek, naast stoornissen op as 1 ook persoonlijkheidsproblematiek op as 2. Het is bekend dat behandelingen gericht op het verminderen deze persoonlijkheidsproblematiek relatief lang duren. Aangezien de behandeling op de PAAZ uit dit onderzoek gemiddeld 13 weken duurt, zou dit een mogelijke verklaring zijn waarom ingesleten persoonlijkheidspatronen, zoals subassertieve gedrag waarmee de patiënten binnen kwamen, minder afnemen. Een onderzoek naar het effect van dramatherapeutisch werken met de Roos van Leary binnen een langdurige behandeling bij persoonlijkheidsproblematiek zou mogelijk aantonen dat het oude patronen sterker afnemen. Ook zou het voor eventueel vervolgonderzoek wensbaar zijn om gestandaardiseerde meetschalen te gebruiken, om de veranderingen nog nauwkeuriger vast te stellen. Persoonlijk zou ik de IOA-test aanraden. Deze ‘Inventarisatielijst Omgaan met Anderen’ (Dam-Baggen & Kraaimaat, 2000) biedt een genuanceerder beeld dan de VIG rondom thema’s als assertiviteit en subassertiviteit. Zo wordt ook de beleefde spanning en de frequentie van gedrag gemeten. Het toevoegen van een controlegroep, die bijvoorbeeld dezelfde sociale vaardigheidstherapie zonder dramatherapie krijgt, zou specifieker kunnen aantonen wat dramatherapie toevoegt aan de verbetering van sociale vaardigheden. Zijn de behandelingseffecten afhankelijk van bepaalde persoonskenmerken? In dit onderzoek heb ik ook onderzocht of persoonlijkheidsproblematiek, naast anderen kenmerken, van invloed zou zijn op het effect van de behandeling. Bij de stoornissen op as 2 valt op dat de proefpersoon met een ‘persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken’ relatief gezien het minst verbetert ten opzichte van de afhankelijke- en persoonlijkheidsstoornissen NAO. Een borderline persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich, even kort door de bocht, door grilligheid in gedrag en reactiepatronen, waar lastig vat op te krijgen is door de persoon zelf. De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis kenmerkt zich door meer constante patronen in gedrag en reacties, die zeer nauw aansluiten met de kenmerken van subassertiviteit ( Molen, van der H.T., Perreijn, S. & Hout, van den M.A., 1997). Op basis van de verschillen tussen beide persoonlijkheidsstoornissen zou je kunnen stellen dat de behandeling nauwer aansluit op de kenmerken van de afhankelijke persoonlijkheidsstoornissen dan op de persoonlijkheidsstoornis NAO met borderlinetrekken. Wat verder op valt is dat de groep zonder persoonlijkheidsstoornis het minst verbetert. Dat zou de hypothese dat de behandeling minder effect zou hebben op een patiënt met een (zwaardere) persoonlijkheidsstoornis verwerpen. Toch is te verklaren waarom de groep zonder persoonlijkheidsstoornis minder lijkt te verbeteren na de behandeling. Eén van deze twee proefpersonen had een psychotische stoornis en scoorde na de behandeling veel slechter dan eerst. Het aanwezig zijn van de psychotische stoornis zou het zwakke gemiddelde van de proefpersonen zonder persoonlijkheidsstoornis kunnen verklaren. Verderop in de tekst geef ik een verklaring voor het slecht scoren van de proefpersoon met psychotische stoornis. Het is op basis van deze resultaten dus nog steeds zeer waarschijnlijk dat de soort persoonlijkheidsstoornis invloed heeft op het effect van de behandeling.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Ook de aanwezigheid van stoornissen op as 1 lijkt van invloed te zijn op het effect van de behandeling. De proefpersonen met een psychotische stoornis en een somatisatiestoornis in combinatie met PTSS verbeterden minder sterk of verslechterden zelfs. Hoewel de proefpersoon met een psychotische stoornis op het moment van behandeling niet in een actuele psychose zat, was de psychische toestand nog niet stabiel. Daarnaast was het door de ernstige visuele beperking die deze proefpersoon had extra lastig om aansluiting te vinden bij de groep. Dit gebrek aan aansluiting en mogelijkheden om echt goed te oefenen, in combinatie met de fragiele psychische toestand hebben mogelijk gezorgd voor een onveilig, onconstructief uitgangspunt voor behandeling. In het werkveld geldt een psychose of psychotische grondstructuur vaak als contra-indicatie voor een behandeling (Cleven, 2004). Uit de bestaande vraag-aanbodcombinaties die in Cleven (2004) beschreven worden blijkt dat er specifieke modules zijn speciaal voor mensen met psychotische stoornissen. Van der Molen, Perreijn & van den Hout (1997) geven aan dat patiënten met psychotische stoornissen regelmatig trainingen in sociale vaardigheden krijgen, maar dat de effectiviteit van deze benadering beperkt is. Hieruit zou je de conclusie kunnen trekken dat een patiënt met een psychotische stoornis contra- geïndiceerd is en een meer gespecialiseerde behandeling gewenst is. De proefpersoon met PTSS en een somatisatiestoornis is verslechterd op subassertiviteit na de behandeling. Een mogelijke verklaring voor de hogere scores is dat de proefpersoon in kwestie tegen het einde van de behandeling meer bereid was open en eerlijk naar zichzelf te kijken en in de VIG minder moeite had negatieve items aan te kruizen. De proefpersoon kruiste namelijk bijna twee keer zoveel items aan als in het begin. Remmerswaal (2003) zegt hierover: ‘Omdat het invullen van de vragenlijst (VIG) beschouwd kan worden als een vorm van communicatie, zou het aantal kenmerken dat u aangegeven hebt een index kunnen zijn van uw communicatiebereidheid: uw bereidheid om uzelf ‘bloot te geven’ en te onthullen aan anderen, die uw scores zouden kunnen zien.’ Vanuit dit perspectief is deze proefpersoon wellicht toch vooruit gegaan in het therapieproces, doordat er aan het einde van de behandeling meer openheid ontstond. Op basis hiervan zou ik nog steeds een contra-indicatie geven, omdat er wellicht verkeerde prioriteiten in de behandeling gesteld zijn. De prioriteit lag bij deze proefpersoon bijvoorbeeld meer bij emotionele stabiliteit dan bij gedragsverandering. De hypothese dat jongeren meer zullen verbeteren dan ouderen, blijkt uit dit onderzoek in eerste instantie niet te kloppen. De groep oudere proefpersonen scoort zelfs iets beter. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het voor jongeren ongebruikelijker is voor behandeling naar een PAAZ te gaan. In de Graaf, ten Have & Dorsselaer (2010) is te lezen: ‘Hoe jonger de leeftijd, hoe kleiner de kans om gebruik te maken van enigerlei zorgvoorziening voor psychische problemen(…)’ Je zou op basis hiervan kunnen concluderen dat er minder jongeren op een PAAZ worden behandeld, en dat wellicht de jongeren die er wel behandeld worden dermate ernstige klachten hadden dat ze minder verbeteren na een behandeling. Ik denk namelijk nog steeds, vanuit de gedachte dat de persoonlijkheid en gedrag in de beginfase van het menselijk leven gevormd worden, dat jongeren flexibeler en meer leerbaar zijn dan ouderen. Een onderzoek naar het verbeteren van assertiviteit bij bijvoorbeeld kinderen die gepest worden zou hier uitsluitsel in kunnen geven.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Ik verwacht dat deze kinderen in verhouding nog sterker verbeteren na een soortgelijke behandeling dan de doelgroep volwassen psychiatrisch patiënten. Wat is het effect van werken met de Roos van Leary in dramatherapie op het rolrepertoire van de patiënt? Bij alle proefpersonen is het rolrepertoire veranderd na de behandeling. De voorkeur voor rollen onder in de Roos van Leary is vaker afgenomen en de voorkeur voor rollen boven in de cirkel is toegenomen. Over het algemeen is het rolrepertoire meer in balans: de verdeling van voorkeur voor de verschillende rollen is evenwichtiger. Dit bevestigt mijn hypothese dat het rolrepertoire na de behandeling meer in balans is. Ik verwachtte dat deze balans er voor zou zorgen dat de proefpersonen meer gedragsmogelijkheden zouden hebben die ze bewust in kunnen zetten, waardoor het assertief gedrag toeneemt. Dit blijkt te kloppen, aangezien de groep als geheel een sterke verbetering op assertiviteit laat zien. Aangezien de meeste proefpersonen de verschuiving van rollen onder in de cirkel naar rollen boven in de cirkel maakten, rijst de vraag of er ook andere vormen van verschuiving mogelijk zijn. De experimentele groep uit dit onderzoek werd geïndiceerd op subassertief gedrag en de behandeling was gericht op assertief gedrag. De grote gemiste vorm van sociaal gedrag is natuurlijk agressief gedrag. Zou dramatherapeutisch werken met de Roos van Leary bijvoorbeeld ook mogelijk zijn bij personen met agressieproblematiek? Mijn idee daarover is dat het zeker geschikt zou zijn, vanwege de veilige, maar directe manier van communiceren over agressie en conflicten. Wel denk ik dat er dan aanpassingen nodig zijn. Bij bijvoorbeeld delinquenten met agressieproblematiek ligt in de praktijk de nadruk meer op realistisch spel. Ook zou er dan in de behandeling meer geëxperimenteerd worden met rollen in de ‘Samen’ kant van de cirkel, omdat agressief gedrag zich in de ‘Tegen’ kant van de cirkel bevindt. Conclusie op de hoofdvraag ‘Heeft dramatherapeutische SVT op basis van de Roos van Leary effect op de versterking van sociale vaardigheden bij een heterogene groep psychiatrisch patiënten?’ Een dramatherapeutische behandeling met de Roos van Leary, gericht op sociale vaardigheden kan zorgen voor een duidelijke versterking van sociale vaardigheden. De assertiviteit neemt sterk toe en subassertiviteit neemt enigszins af. Het rolrepertoire komt meer in balans, waardoor gedragsmogelijkheden uitgebreid worden. De behandeling spreekt een brede, heterogene doelgroep aan, hoewel er lichte aanwijzingen gevonden werden voor onderlinge verschillen in effect. Dit resultaat toont aan dat een relatief korte behandeling, gericht op de versterking van sociale vaardigheden, tot een duidelijke verbetering leidt. Met het oog op preventie, terugval, heropnames en natuurlijk kwaliteit van leven is het ten zeerste aan te raden om binnen instellingen aandacht te hebben voor de sociale inadequatie van psychiatrisch patiënten. De ervaringsgerichte, concrete benadering van dramatherapie in combinatie met de verhelderende, laagdrempelige interactiecirkel van de Roos van Leary kan goed bijdragen aan de behandeling.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Referentielijst 360test. (2011, 15 maart). Opgevraagd op 15 maart 2011, van http://www.360test.nl. Alberti, R.E. & Emmons, M.L. (1999). Recht van spreken. Zelf werken aan uw assertiviteit. Baarn: Intro. Cimmermans, G. & Boomsluiter, J. (1992). Handboek dramatherapie. Nijmegen: Hogeschool Nijmegen. Cleven, G. (2004). In scène. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Cuvelier, F. (1987). De stad van axen, gids bij menselijke relaties. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans. Dam-Baggen, van R. & Kraaimaat, F.W. (2000). Handleiding Inventarisatielijst Omgaan met Anderen: geheel gereviseerde editie. Amsterdam/Lisse: Swets en Zeitlinger. Dam-Baggen, van R. & Kraaimaat, F.W. (2000). Sociaal vaardigheidstherapie. Houten: Bohn, Stafleu & Van Loghum. Dijk, van B. (2007). Beïnvloed anderen, begin bij jezelf. Zaltbommel: Thema. Dijk, van B. & Moes, F. (2005). Het Grote beïnvloedingsspel. Zaltbommel: Thema. Emunah, R. (1994). Acting for real, Dramatherapy process, technique, and performance. New York: Brunner-Routledge. Forge, la R. & Suczek, R.F. (1955). The interpersonal dimension of personality, an interpersonal checklist. Journal of personality, 24, 94-112. Graaf, de R., Have, ten M. & Dorsselaer, van S. (2010). Nemesis-2 De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Utrecht: Trimbos instituut. Hölter, B. (2009). Spelen met dieren. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Kessels, R., Hutschemaekers, G. & Beckers, D. (2010). Psychologie en praktijk. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Leary, T. (1957). Interpersonal diagnosis of personality. A functional theory and methodology for personal evaluation. New York: The Ronald press. Meer, Neijenhof & Bouwens (2001). Elementaire sociale vaardigheden. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Migchelbrink, F. (2007). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Molen, van der H.T., Perreijn, S. & Hout, van den M.A. (1997). Klinische psychologie. Theorieën en psychopathologie. Groningen: Wolters-Noordhoff. Remmerswaal, J. (2003). Handboek groepsdynamica. Soest: Uitgeverij H. Nelissen. Smeijsters, H. ( 2003). Handboek creatieve therapie. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Vane, S. (2007). Werken met de Roos van Leary. Zicht op communicatieve stijlen binnen social work. Soest: Nelissen. Vries, de M. (2007). Spelen met oplossingen. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Wikipedia. ( 2011, 8 mei). Opgevraagd op 8 mei 2011, van http://www.wikipedia.nl.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Bijlagen Bijlage 1 De Roos van Leary (Wikipedia, 2011) De Roos van Leary, ontwikkeld door Timothy Leary, is een communicatiemodel dat is voortgekomen uit een psychologisch onderzoek naar de werking van gedrag. De Roos van Leary gaat ervan uit dat gedrag, gedrag oproept. Met andere woorden; de Roos gaat uit van actie en reactie, oorzaak en gevolg, zenden en ontvangen. De grote verdienste van de Roos van Leary ligt in het feit dat de Roos laat zien: • •
welk gedrag door welk gedrag wordt opgeroepen en hoe gedrag te beïnvloeden is.
Een groot misverstand over de Roos van Leary is dat sommigen stellen dat de Roos van Leary mensen wil typeren ofwel wil karakteriseren. Dit is niet het geval. De Roos van Leary wil namelijk gedrag typeren en de werking van dat gedrag op anderen verduidelijken. Het gaat bij de Roos van Leary dus over de interactie tussen mensen; niet over hoe mensen qua karakter zijn. Daarbij stelt de Roos van Leary dat ieder mens elke gedraging uit de roos in zich heeft en op gezette tijden (binnen specifieke situaties) inzet. Dat ieder mens voorkeurgedragingen heeft is evident. De Roos van Leary is echter geen methode om mensen (en diens menstype/karakter) in hokjes te plaatsen. Noot: Een andere roos is de axenroos. Die roos is geënt op de Roos van Leary. Het verschil zit in het feit dat de Roos van Leary uitgaat van het eigen gedrag ten opzichte van het gedrag van een ander. De axenroos (ook wel relatieroos) gaat daarentegen uit van de eigen attitude ten opzichte van een ander. De oorzaak-gevolg-werking (die de Roos van Leary verduidelijkt) wordt door de axenroos minder helder gemaakt. De axenroos is dus een abstracter systeem. Leary ontdekte dat menselijk gedrag grofweg over twee assen verloopt. Dit maakte hij visueel via een: • •
horizontale as verticale as
Deze twee assen noemde hij respectievelijk de "samen-tegen-as" of de "agressieliefde-as" en de "boven-onder-as" of de "dominantie-afhankelijkheidsas". Horizontale as. De horizontale as staat voor de relatie die iemand met een ander heeft. Zo bestaat er ‘samen-gedrag’ of ‘tegen-gedrag’. Met ‘samen’ wordt hier bedoeld dat iemand met de ander door één deur wil of kan. Er bestaat dan affiniteit met de ander. ‘Samen’ betekent dus dat het gedrag van de mensen is gericht op acceptatie van elkaar. Veelal op basis van wederzijds respect. Met ‘tegen’ wordt hier bedoeld dat iemand niet echt met de ander door één deur wil of kan. Er bestaat dan vijandigheid naar de ander. ‘Tegen’ betekent dus dat het gedrag van de mensen is gericht op andere belangen dan acceptatie. Soms zelfs volledig tegengesteld aan acceptatie.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Verticale as. De verticale as staat voor de opstelling die iemand tegenover een ander heeft. Zo bestaat er ‘boven-gedrag’ en ‘onder-gedrag’. Met ‘boven’ wordt hier bedoeld dat iemand dominant gedrag vertoont naar de ander. Iemand beschouwt zich op dat moment als ‘meerdere’ van de ander. ‘Boven’ betekent dus dat het gedrag van de mensen is gericht op veel invloed ten opzichte van de ander. Met ‘onder’ wordt hier bedoeld dat iemand onderdanig gedrag vertoont naar de ander. Iemand beschouwt zich op dat moment als ‘ondergeschikte’ van de ander. ‘Onder’ betekent dus dat het gedrag nauwelijks of niet is gericht op veel invloed ten opzichte van de ander.
Figuur 16. De Roos van Leary
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Bijlage 2 De VIG Hoe stel jij je op in sociale relaties Lees de onderstaande lijst met uitspraken door en omcirkel die uitspraken die volgens jou van toepassing zijn op jouw gedrag. Omcirkel vervolgens dezelfde gekozen nummers in het scoreformulier. Het hoogste aantal omcirkelingen per kolom bepaalt je voorkeursgedrag. Ga bij jezelf na of dat klopt Vragenlijst 1 kan opdrachten geven 2. kan voor zichzelf zorgen 3. hartelijk en met begrip 4. bewondert/imïteert anderen 5. is het met iedereen eens 6. schaamt zich voor zichzelf 7. wil graag bevestiging 8. geeft altijd advies 9. verbitterd 10. met groot hart/onbaatzuchtig 11. opschepperig 12. zakelijk 13. kan streng, zijn wanneer dat nodig is 14. koud en zonder gevoel 15. klaagt wanneer nodig 16. samenwerkingsgezind 17. klagerig 18. kritisch op anderen 19. kan gehoorzamen 20. wreed en onhartelijk 21. afhankelijk 22. dictatoriaal 23. dominerend 24. goede omgang met anderen is belangrijk 25. moedigt anderen aan 26. zorgt graag voor anderen 27. vastberaden maar rechtvaardig 28. altijd weer vriendelijk 29. ziet fout door de vingers 30. goede leider 31. dankbaar 32. behulpzaam 33. kan fouten van anderen niet verdragen 34. onafhankelijk 35. houdt van verantwoordelijkheid
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie 36. heeft gebrek aan zelfvertrouwen 37. laat anderen besluiten nemen 38. vindt iedereen aardig 39. wil graag dat er voor hem gezorgd wordt 40. baast over anderen 41. zachtmoedig 42. bescheiden 43. snel gehoorzamend 44. overbeschermend 45. vaak onvriendelijk 46. door anderen gerespecteerd 47. opstandig tegen van alles 48. gepikeerd als anderen de baas spelen 49. assertief en vertrouwend op zichzelf 50. sarcastisch 51. verlegen 52. egoïstisch 53. sceptisch, twijfelzuchtig 54. open en direct 55. koppig 56. gemakkelijk beïnvloedbaar 57. denkt alleen aan zichzelf 58. toegeeflijk naar anderen 59. lichtgeraakt 60. wil graag troosten 61. geeft snel toe 62. vol respect voor gezag 63. aardig gevonden worden 64. goedgelovig Score-formulier 1 2 13 15 19 31 16 30 12 18 48 36 4 3 35 34 27 53 42 7 24 46 49 54 59 61 62 63 8 11 33 9 41 21 28 23 52 45 17 43 37 38 40 57 50 55 51 39 56 22 14 20 47 6 64 5 BS BT TB TO OT OS SO
32 10 25 26 29 44 58 60 SB
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Bijlage 3 Dramatherapeutische werkvormen met de Roos van Leary Thema 1: Waar sta jij in de Roos van Leary? / Voorkeursrollen Werkvorm 1: Invullen Vragenlijst Interpersoonlijk Gedrag (VIG) bij start therapie. Doel: Overzicht krijgen van voorkeursrollen en linken naar de hulpvraag/werkdoelen. Werkvorm 2: Invullen Vragenlijst Interpersoonlijk Gedrag (VIG) bij einde therapie. Doel: Inzicht krijgen in de mogelijke verschuiving van de voorkeursrollen, de uitbreiding van het rolrepertoire en het behalen van de werkdoelen. Werkvorm 3: Afscheidsritueel door de groep voor de patiënt die afscheid neemt. Doel: Aandacht besteden aan de ontwikkeling van de patiënt, bestendigen van het inzicht en het veranderde gedrag. Thema 2: Aan de slag met de Roos Werkvorm 1: De Roos op de grond nabouwen als een cirkel met 8 (taart)punten, waarbij er per rol een voorwerp wordt gekozen en een A4’tje met de naam van de rol. Doel: Bekend raken met de verschillende rollen. Bedenken van de essentie per rol. Uitgangspunt creëren voor verschillende oefeningen. Werkvorm 2: Als groep per rol de twee belangrijkste eigenschappen bedenken en op de A4’tjes van de rol schrijven. Doel: Bekend raken met de verschillende rollen. Bedenken van de essentie per rol. Houvast bieden bij de verschillende rollen. Werkvorm 3: Als groep per rol verschillende toneelrollen bedenken in de vorm van bijvoorbeeld een type of een beroep. Doel: Bekend raken met de verschillende rollen. Aanspreken verbeelding. Vergroten speelbaarheid van de rollen. Thema 3: Improvisatie en warming-up Werkvorm 1: Improvisatiespel, waarbij iedereen bij een andere rol in de cirkel staat en vanuit die rol op een standaardsituatie reageert of een standaardzin uitspreekt, zoals ‘Je wilt dat iemand het raam dicht doet’. Er wordt doorgewisseld totdat iedereen alle rollen heeft gehad. Doel: Warming-up, inleven in de rollen. Werkvorm 2: Improvisatiespel, zoals werkvorm 1, waarbij iedereen zich steeds voorstelt vanuit een bepaalde toneelrol ( Vervolg op thema 2, werkvorm 3). Doel: Warming-up, bekend raken met fictief spel, inleven in de rollen. Werkvorm 3: De therapeut noemt telkens een belangrijk persoon of een beroep en de groep gaat staan bij de rol in de cirkel die hij bij de persoon of het beroep vindt passen. Doel: Warming-up, bekend raken met de rollen, beargumenteren van je keuze.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Thema 4: De geheime rol Werkvorm 1: Het aanbelspel, waarbij één patiënt een rollenkaartje trekt. Doel: Observeren, beschrijven en uitspelen van (het gedrag van) een rol. Beschrijven en ervaren van het effect van een rol op de ander. Werkvorm 2: Uitspelen van een fictief conflict, waarbij één persoon een rollenkaartje trekt. Doel: Observeren, beschrijven en uitspelen van (het gedrag van) een rol. Beschrijven en ervaren van het effect van een rol op de ander en op het conflict. Werkvorm 3: Samenwerkingsopdracht, waarbij elk persoon een rollenkaartje trekt. Doel: Uitspelen van een rol. Oefenen met nieuw gedrag in een groep. Ervaren van het effect van de verschillende rollen op het groepsproces. Thema 5: Beïnvloeding Werkvorm 1: Twee personen die bij een verschillende rol in de cirkel staan ontmoeten elkaar, waarbij de locatie wordt gegeven. Doel: Ervaren hoe verschillende rollen op elkaar reageren, welk effect het gedrag heeft op jezelf en op de situatie. Werkvorm 2: Twee personen die verticaal tegen over elkaar staan in de cirkel ( op basis van de complementaire patronen, Remmerswaal pag. 155) ontmoeten elkaar op een locatie. Doel: Ervaren welke rollen elkaar oproepen, wat het effect hiervan is voor de situatie en hoe je een situatie kan veranderen door een andere rol in te zetten. Werkvorm 3: De groep staat bij verschillende rollen in de cirkel en er wordt een vergadering gehouden over een bepaald onderwerp. Iedereen kan steeds van rol wisselen, waardoor zijn inbreng in de vergadering mee verandert. Doel: experimenteren met verschillende rollen, ervaren van het effect van de rollen, flexibiliteit ervaren en oefenen. Thema 6: Onderzoeken van verschillende rollen Werkvorm 1: Scène spelen waarin de persoon de rol laat zien die hij het fijnste vindt om te spelen. Doel: ontdekken van de kwaliteiten en valkuilen van de rol, beschrijven en ervaren van het effect van dit gedrag op de persoon zelf en op de omgeving. Werkvorm 2: Werkrol uitkiezen, waarvan de persoon vindt dat hij iets kan leren, maar wat wel haalbaar is om te spelen. Doel: Bepalen van richting wat betreft het uitbreiden van het rolrepertoire, bewust wording van de kansen van de andere rollen, kunnen motiveren van je keuze.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie Werkvorm 3: Toneelrol uitkiezen die je het meest aanspreekt. Deze uitwerken d.m.v. kleding, een interview, een korte monoloog en ontmoetingen met andere rollen. Doel: Experimenteren met een rol, bewust wording van de kansen van de rol voor jezelf. Thema 7: Werken met scènes Werkvorm 1: Het spelen van een scène, waarin de persoon met zijn werkrol kan oefenen. Bij voorkeur een situatie uitspelen die het gedrag van deze rol versterkt. Doel: Verdiepen van werkrol (zie thema 6, werkvorm 2), werken aan persoonlijke leerdoelen. Werkvorm 2: Het naspelen van ingebrachte situaties uit het echte leven van de persoon. Doel: De verschillende rollen kunnen koppelen naar het dagelijkse leven, oefenen met nieuw gedrag. Werkvorm 3: Scènes uitspelen in tweetallen waarin opgeroepen rollen tussen twee personen ( op basis van de complementaire patronen, Remmerswaal pag. 155) belicht worden. Doel: Ervaren en oefenen van interactie en het inzetten van bepaalde rollen gericht op een doel.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie
Bijlage 4 Fotomateriaal
Figuur 17. De Roos van Leary poster in de therapieruimte.
Figuur 18. Een voorbeeld van de Roos van Leary vanaf het papier, de vloer op. Figuur 19 ( zie volgende pagina). Een voorbeeld van de symbolen per rol.
Spelen met Leary’s rollen in dramatherapie