SPEELTUINBELEID: Inleiding De aanleiding voor het schrijven van deze notitie is het feit dat we in de uitvoering van het speelbeleid tegen verschillende problemen aanliepen, nieuwe ontwikkelingen, het plaatsen van steeds meer nieuwe speeltoestellen, veiligheidskeuringen, aanschaf door verenigingen en scholen van grotere en dus duurdere speeltoestellen, de levensduur van de speeltoestellen, procentueel gezien groot percentage economisch afgeschreven speeltoestellen in het bestand. Hierdoor dreigen de kosten uit de hand te lopen. Het is daardoor noodzakelijk om het beleid opnieuw tegen het licht te houden en op basis van argumenten keuzes te maken. Bij speelruimte gaat het om een plek waar kinderen kunnen spelen. Maar kinderen spelen overal. Een grasveld, het trottoir, de portieken, de tuin, het park, plein, winkelcentrum, een braakliggend terrein in de buurt, het groen, alles kan in dienst staan van spannend spel. Geen kind beperkt zich alleen tot de officieel voor hem gereserveerde speelplaatsen. Kinderen zien de hele woonomgeving als speelruimte. In feite gaat het bij speelruimte om de bespeelbaarheid van de woonomgeving als geheel. Het creëren van speelruimte, en als onderdeel daarvan het inrichten met speelvoorzieningen, is geen eenmalige investering. Speelruimte/speelvoorzieningen moeten worden beheerd en op termijn vervangen. De bevolkingssamenstelling verandert, belangen en wensen verschuiven, allerlei ontwikkelingen kunnen de beschikbare speelruimte onder druk zetten. Binnen dit krachtenveld vraagt speelruimte continue aandacht en zorg. Voldoende en goede speelruimte kan alleen tot stand worden gebracht als er een helder speelruimtebeleid is. De gemeente De Marne bestaat uit 21 dorpen heeft in haar kernen een behoorlijk aantal speeltoestellen staan. Deze worden allemaal onderhouden, door speeltuinverengingen, scholen, peuterspeelzalen, of Dorpsbelangen. Nieuwe voorzieningen worden aangelegd wanneer er behoefte is. De signalen komen vanuit de bevolking, samen met hen wordt een plan gemaakt, begroting, en fondsen aangeschreven. De gemeente regisseert, faciliteert, stelt kennis ter beschikking, waar mogelijk een bijdrage in natura, of stelt middelen ter beschikking. Leeswijzer In hoofdstuk 1,2,3, en 4 zal eerst worden ingegaan op de achtergronden van spelen. Waarom en hoe spelen kinderen. Door aan te geven wat voor speeltoestellen er zijn en wat het verschil is in formele en informele speelruimten. Er zal worden ingegaan op wat voor gevolgen spelen heeft op de omgeving en de raakvlakken met andere beleidsterreinen binnen de gemeente. Wat doen we nu binnen de gemeente aan speelruimte? Uit de gegevens van het keuringsrapport wordt inzicht gegeven in de kwantitatieve speelruimte, de kwaliteit van de speeltoestellen, en de financiële gevolgen en mogelijkheden worden in hoofdstuk 5 beschreven. Hoofdstuk 6 gaat over burgerparticipatie en de rol van de gemeente, bij nieuwe inrichting, beheer en onderhoud. In hoofdstuk 7 wordt aan de hand van deze uitkomsten een toekomst visie neergelegd waarin kansen voor de toekomst optimaal worden benut.
1
Hoofdstuk 1: De achtergrond van het spelen. In de praktijk Kinderen maken het meest gebruik van de buitenruimte. Het lijkt dan logisch dat men rekening houdt met kinderen bij de inrichting van de buitenruimte en speelplaatsen. Belangrijk zijn geleidelijke overgangen, speelruimte voor de aller kleinste in de directe woonomgeving. Veiligheid t.a.v. het verkeer. De straat is altijd de meest favoriete speelplaats. Wil je dat de kinderen gebruik maken van de aangewezen speelplaatsen, dan moet je zorgen dat ze aantrekkelijk voor ze zijn. Kinderen houden van variatie, ze willen afwisseling in de ruimte, in materialen, en hoogte verschillen. Kleine kinderen hebben de behoefte om in de luwte te spelen. Een veilige liefst groene achtergrond, waarin ze ook nog kunnen spelen. Grotere kinderen spelen het liefst in een overhoekje met daarin een heuvel. Natuurlijke begroeiing met hoog gras en verspreide struiken. Een avontuurlijke, uitdagende ruimte waarin ze hun fantasie kunnen gebruiken. Een ruimte waar ze geheime plekjes kunnen maken. Spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen in veiligheid belangrijke aspecten in hun ontwikkeling opdoen: - Sociaal gedrag - Ontwikkeling van de fantasie - Oefenen van de grote mensenwereld - Ervaring opdoen in verschillende situaties en met verschillende materialen - Ontdekking van de natuur - Ze worden zelfverzekerder
Conclusies: De meest favoriete speelplaats van kinderen is de hele openbare buitenruimte. Wil men dat ze gebruik maken van de aangewezen speelplaatsen, dan moet men zorgen dat deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Iedere leeftijdsgroep stelt andere eisen. De allerkleinste hebben genoeg aan een plekje waar ze zich veilig voelen. Een besloten ruimte, niet te groot en rustig. Een plekje in een grotere groene setting. Ze worden er mee naar toe genomen door hun ouders. Een centrale plaats op loopafstand, waar ouders en kleintjes elkaar kunnen ontmoeten. Op de foto zie je dat de kleintjes onder het toeziend oog van hun moeder, elkaar ontdekken, maar ook gras, aarde en elkaars meegenomen speelgoed. Ze hebben geen aandacht meer voor moeder, omdat ze zich er veilig voelen.
2
Ontwikkeling van het kind Buitenspelen is gezond. Kinderen die buitenspelen ontwikkelen meer spieren en behendigheid, hebben minder kans op astmatische aandoeningen en tekort aan vitamine D (nodig voor de opbouw van botstructuur). Het creëren van speelruimte kan daarom bijdrage aan besparingen op latere kosten voor de gezondheidszorg, mits het spelen natuurlijk in een veilige omgeving kan plaatsvinden. Uit onderzoek naar dit laatste zie je een ontwikkelingen die een duidelijke toename van het (over)gewicht van kinderen laat zien. Dit is zorgwekkend . Het minder buitenspelen door kinderen is hierin een belangrijke factor. Buitenspelen heeft positieve effecten op de cognitieve ontwikkeling: spel bevordert probleemoplossend gedrag, logisch denken, taal en betekenisverwerving. Dat geeft weer een meetbaar effect op de schoolprestaties. Buitenspelen beïnvloed de sociale ontwikkeling van het kind en de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Zelfwerkzaamheid wordt groter, evenals het goed hanteren van sociale interactie met meer begrip voor culturele verschillen. Spelvormen Het spel wat kinderen spelen laat zich onderscheiden in een aantal soorten spelvormen. Speelruimte zowel formeel als informeel moeten de mogelijkheid bieden om deze spelvormen te kunnen spelen. In grote lijnen zijn de volgende functies/behoeften aan spel te onderscheiden: Fysiologische behoefte, deze bestaat uit een paar belangrijke voorwaarden: o o
o
3
Voldoende mogelijkheden tot bewegen, hierdoor krijgen kinderen ruimtelijk inzicht en een goed oriëntatie vermogen Voldoende frisse lucht, niet in de directe omgeving van industrie of een drukke verkeersweg. {buiten dat het ongezond is, komen mensen en dus ook kinderen niet graag op een plaats waar het stinkt} Voldoende rust, ook hier kun je denken aan geluidsoverlast van b.v. verkeer.
Veiligheidsbehoefte o
o
Objectieve veiligheid, hierbij valt te denken aan verkeersveiligheid, kunnen kinderen veilig bij de speelplaats komen, hoeven ze geen drukke verkeerswegen over te steken. Veiligheid t.a.v. water, is er geen water in de buurt wat te diep is en te steile oevers heeft. Subjectieve veiligheid, dit is het veiligheidsgevoel. Hier verstaat men onder, de herkenbaarheid, het gevoel van een eigen plekje en de mogelijkheid tot het maken van "geheime plekjes", dit kan b.v. al het verstoppen in het hoge gras zijn.
Sociale behoefte, deze behoefte bestaat uit twee aspecten: o o
De mogelijkheid om met kinderen om te gaan in verschillende situaties, in verschillende samenstelling en van verschillende leeftijden. De mogelijkheid om met zoveel mogelijk aspecten van de wereld van volwassenen om te gaan.
Vrijheidsbehoefte o o
De mogelijkheid om zoveel mogelijk dingen uit te proberen, te ontdekken en te verkennen, zonder regulering van ouders. Het leren omgaan met verschillende materialen, als aarde, zand, water, hout, maar ook planten en dieren
Zelfverwerking o
De mogelijkheid om de omgeving mee te bepalen, te veranderen of vorm te geven, zoals bouwen van hutten, het onderzoeken van de eigen mogelijkheden en die van verschillende materialen.
Deze functies kun je terugleiden naar de volgende spelvormen: 1. Bewegingsspel: dit zijn spelletjes waarbij bewegen centraal staat, zoals rennen, balanceren, klimmen, glijden, fietsen, rolschaatsen, springen, graven, hangen. Door te bewegen ontwikkelen kinderen hun kracht, motorische vaardigheden en leren de wereld om hen heen kennen. Bewegingsspel kan bevorderd worden door objecten die uitnodigen tot bepaalde bewegingsvormen, maar ook door zaken als hoogteverschillen, een ondergrond waarop gereden kan worden, enz. 2. Constructiespel: Bij dit spel staat het maken en bouwen van dingen centraal: hutten bouwen, blokken stapelen, met zand spelen, water laten lopen. Constructiespel helpt bij het leren waarnemen, logisch denken, problemen oplossen en het geheugen trainen. Constructiespel kan bevorderd worden door los beweegbaar omgevingsmateriaal, zoals zand, (liefst in combinatie met stenen, takken en water, door bouwmateriaal en gereedschap, maar ook door een plaats waar regenwater blijft staan, of een stapel takken of stammetjes.
4
3. Rollenspel: vadertje en moedertje spelen, winkeltje, politieagentje, circusje spelen: bij rollenspel kruipt het kind in de huid van een ander. Rollenspel is voor een kind belangrijk om indrukken te verwerken en door imitatie te oefenen voor later. De mooiste plekken om een rollenspel te spelen zijn: besloten plekken, waar kinderen kunnen spelen zonder onder direct toezicht te staan van volwassenen en afgeschermd van het meer actieve spel en/of een afwisselend ingericht gebied met struiken, heuvels, kuilen. 4. Regel- en wedstrijdspel: Vooral vanaf acht worden spelletjes met een competitie-element belangrijk. Om het hardst te fietsen, rennen, stenen gooien, voetballen. Kinderenvergelijken hun prestaties met die van een ander en proberen te winnen. Hiermee ontwikkelen zij hun zelfbeeld. Regel- en wedstrijdspel wordt bevorderd door: een vlakke ondergrond van steen, gras, zonder kwetsbare onderdelen (zoals ruiten) in de directe omgeving en met voorzieningen als doelpalen, basketbalpalen, een hoge blinde muur, en dergelijke. 5. Ontmoeting of rust: Dit zijn activiteiten waarbij kinderen ogenschijnlijk niet spelen, maar met elkaar kletsen, hangen of rondlopen. Kinderen experimenteren tijdens rustpauzes met gedrag, maar ook rusten ze uit en zijn dan toeschouwer. Om rust of ontmoeting te stimuleren kan gedacht worden aan zitmogelijkheden of steuntjes (muurtje/hekje) om tegenaan te leunen, uitkijkposten, zoals platforms, heuvels, bomen en kalmerende onderdelen zoals groen en schaduw. Goede speelvoorzieningen De ideale speelvoorzieningen voor kinderen biedt hen de gelegenheid, zoveel als ze willen en zo gevarieerd als nodig is, buiten te spelen. De ruimte is interessant en uitdagend voor kinderen van verschillend leeftijdsgroepen en temperament en ze kunnen verschillende spelvormen spelen. Er moeten dan een of meer van de volgende elementen voorkomen: Meervoudige betekenisgeving: Kinderen kunnen objecten uit hun omgeving gebruiken voor verschillende doeleinden. Een boom is niet alleen een boom, maar kan ook gebruikt worden als doelpaal, het huis van een kabouter of de basis voor een hut, of een plek om achter te verstoppen. Een speelhuisje kan de ene keer een winkel zijn, de andere keer een verstopplek. Een speelelement waarbij ieder detail is uitgewerkt onderdrukt de fantasie. Oplopende moeilijkheidsgraad: Kinderen spelen het liefst op het randje van hun kunnen. De omgeving moet het kind uitdagen in zijn spel steeds een stapje verder gaan, zodat het zich ontwikkelt. De mogelijkheden van een ruimte moeten dus duidelijk zijn afgestemd op een bepaalde leeftijdsgroep. Anderzijds moet samenspel tussen kinderen uit verschillende leeftijdsgroepen niet onmogelijk worden door de speelruimte al te strikt te bestemmen voor één bepaalde leeftijdsgroep
5
Hoofdstuk 2: Formele en informele speelruimten Bij het spelen onderscheiden we twee soorten speelruimten aldus de NUSO, landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie. De formele speelruimten en de informele speelruimten. Speelruimte die bewust voor buiten spelen bestemd zijn worden de formele speelruimten genoemd. De omgeving waarin gespeeld wordt zijn informele speelruimtes. De formele speelruimten worden aangelegd en dienen de bovengenoemde functies van spelen te stimuleren. Bij deze speelvoorzieningen moet er op de volgende punten worden gelet. Formele speelvoorzieningen In het Warenwet Attractie Besluit (WAS) is de definitie van een speeltoestel: “Inrichting die bestemd is voor vermaak en ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt”. Het onderscheidt is dat in de definitie van een speeltoestel het element “voortbeweging van personen” bewust is weggelaten. Voor attractietoestellen is dat juist één van de belangrijke definiërende kenmerken, maar voor toestellen geldt dat niet alle elementen van het spel met een speeltoestel worden gekenmerkt door voortbeweging. Inrichtingen als een zandbak of ballenbak zijn dan ook speeltoestellen in de zin van de WAS. Wetgeving Er bestaat geen wet- of regelgeving, die de gemeente verplicht om speelvoorzieningen te hebben. De enige regelgeving waarmee rekening moet worden gehouden is het besluit over ontwerp, constructie, installatie, beheer, gebruik en onderhoud van speeltoestellen. Dit is sinds maart 1997 opgenomen in het Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen (BVAS), ofwel Staatsbesluit 474 als onderdeel van de Warenwet Besluit (WAS) In de WAS geldt dat nieuwe toestellen voorzien moeten zijn van een certificaat van typekeuring. Alle speeltoestellen die gebouwd zijn na 26 maart 1997 worden gecertificeerd door een keuringsinstelling van de overheid. Speeltoestellen die niet onder de WAS vallen zijn de toestellen die primair gebruikt worden voor sportbeoefening. De speeltoestellen die in de gemeente De Marne sinds 1997 zijn geplaatst zijn allemaal gecertificeerd. Hier wordt door de gemeente op toegezien. Binnen de gemeente zijn nog toestellen van voor 1997. Zij worden gekeurd volgens de normen van de BVAS Voor plaatsing van bepaalde speeltoestellen is een bouwvergunning noodzakelijk. Sinds 1 januari 2013 zijn hieraan nieuwe eisen gesteld. In artikel 3, lid 4.A, van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-vergunning plichtige bouwwerken van de Woningwet wordt bepaald dat het bouwen van een speeltoestel, als bedoel in artikel 1, onderdeel c, van het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen bouwvergunningvrij is, mits de hoogte, gemeten van de voet, minder dan drie meter is. Informele speelruimten De informele speelruimten zijn de plaatsen waar de kinderen wonen, leven en spelen, zoals de straat of het water, waar geen specifieke speeltoestellen staan. Er zijn talloze mogelijkheden om
6
speelgelegenheid te realiseren. Kinderen kunnen natuurlijk niet overal spelen en niet iedere omgeving is hiervoor geschikt, maar het is toch goed om te streven naar zoveel mogelijk informele speelruimten voor kinderen. Kinderen kunnen in een gevarieerde omgeving met gras, struiken, bomen, pleinen, stoepen en water, vrijwel alle vormen van spel uitoefenen. Speeltoestellen kunnen gezien worden als vervanging van de mogelijkheden die van nature aanwezig zijn. Bij een goed speelruimtebeleid zijn de formele speelruimten een aanvulling op de informele speelruimten. Zeker voor de jongere kinderen zijn ruimten dicht bij huis belangrijk. Deze kinderen maken vaak gebruik van de informele speelruimte en gaan voor de variatie naar de formele speelruimten. Informele speelruimte wordt bepaald door de structuur en samenstelling van het openbaar groen, het water en de wegen. Als er veel groen en water is en er 30- kilometerwegen met brede stoepen zijn, is de bespeelbaarheid van de ruimte groot. Op kaarten bijlage 1. wordt aangegeven welke gebieden voldoen of kunnen voldoen aan de normen van de informele speelruimtes. Behoefte en eisen aan een speelvoorziening Wanneer kinderen spelen op zowel formele als informele speelvoorzieningen zijn er enkele zaken van belang. In de tabel hieronder is schematisch de behoefte van spelen aangegeven. Er staat aangegeven welke behoefte en eisen er zijn aan speelvoorzieningen. (bron www. Allesoverspelen.nl)
Leeftijd
0-5 jaar
6-11 jaar
12jr en ouder
Speelgebied
Aaneengesloten
Openbare ruimte in
Openbare ruimte in de
ruimte dichtbij huis
de buurt
buurt maar ook andere dorpen.
Ruimte
20 m2 meter per kind
50 m2 per 5 kinderen
Een plek per 15 kinderen
Voorwaarden
Geen of zeer weinig
30 km zone, weinig
Een ruimte die uitnodigt
auto's, brommers,
verkeer
om te ontmoeten
Tuin, oprit, stoep,
Grasveld, plantsoen,
Plein, straat, grasveld
straat grasveldje
pleintje, straat, open-
zwemwater, winkel-
baar groen, sloten/
centrum
fietsers Geschikte ruimte
poelen, bosjes/ruigten vijvers/meren Interesse
7
Materialen en bewe-
Ontmoeten en verken-
Ontmoeten van leeftijds-
gingen leren kennen
nen., straatspel/bal-
genoten, kletsen, zitten
spel, verstoppertje,
kijken naar voorbijgangers
bloemen plukken
muziek luisteren;
Leeftijdscategorie nul tot vijf jaar: Deze categorie speelt voornamelijk dicht bij huis. Zij spelen in de tuin, op de oprit, de stoep, in de straat en op een grasveldje. Kleuters moeten de eigen woning kunnen zien, op roepafstand, en in het gezicht van de ouders zijn. Leeftijdscategorie zes tot twaalf jaar: Deze kinderen spelen in de openbare ruimte in de omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan: grasveldjes, plantsoenen, pleintjes, straten, openbaar groen, sloten, poelen, bosjes, ruigten en vijvers. Jonge kinderen moeten hun omgeving kunnen verkennen, maar snel weer thuis kunnen zijn. Leeftijdscategorie 12 jaar en ouder: De kinderen in deze leeftijdscategorie ontmoeten elkaar in de openbare ruimte. In de omgeving, maar later ook in andere dorpen. Zij spreken met elkaar af, op plekken, in straten, pleinen grasvelden, bij het water of winkelcentrum. Ze spreken vaak in grotere groepen af op vaste plakken. Hierdoor kan overlast in de buurt ontstaan. Bereikbaarheid Kinderen hebben in verschillende leeftijdscategorieën een bepaalde actieradius: de afstand die ze zelfstandig van huis gaan. Om zelfstandig een speelplek te kunnen bereiken, moet deze binnen de actieradius van het kind liggen. Per leeftijdscategorie worden er andere eisen aan het spelen gesteld. In de loop van de ontwikkeling van een kind, bereidt de actieradius zich uit van de eigen woning met een straal van een kilometer of meer voor een veertienjarige. Het centrum in de speelomgeving, blijft altijd de eigen woning, de ruimte daar direct omheen blijft het meest intensief gebruikte deel van de spelomgeving. De uitbreiding van de actieradius is niet alleen afhankelijk van de leeftijd van een kind, maar ook van het temperament, en de ondernemingszin, de aanwezigheid van andere kinderen, de tolerantie van de ouders en de kwaliteit/veiligheid van de woonomgeving. In onderstaande tabel staat per leeftijdsgroep aangegeven van welke actieradius kan worden uitgegaan (Landelijke normen).
Leeftijd
0-5 jaar
6-12 jaar
12 jaar en ouder
Actieradius
± 100 meter
± 400 meter
± 800 meter en verder
Gemiddeld aantal
15 tot 30
55 tot 70
85 tot 100
kinderen woonachtig binnen de actieradius Benodigde voorzie-
3
3
4
2 minuten
5 minuten
15 minuten
ningen, aantal speeltoestellen loopafstand
8
Materiaal Daarbij kunnen bewust allerlei tegenstellingen worden gehanteerd: wilde en niet wilde elementen (een stukje bos naast een gazon met speeltoestellen, hoog- laag (bewegingsspel en rollenspel), harde ondergrond (bewegingsspel) zachte ondergrond, zoals zand (constructiespel), open – besloten, natdroog, veranderbaar- niet veranderbaar, zon- schaduw, enz. Veiligheid De veiligheid van kinderen is een belangrijk onderwerp bij informele speelruimte. Op het gebied van verkeer vormt zowel de rijdende als de geparkeerde auto een belemmering, terwijl de straten toch een belangrijk speelgebied voor kinderen zijn. Vooral de speelruimte voor de kinderen van 0 tot 12 jaar wordt hierdoor beperkt. Bij de formele speelvoorzieningen wordt de veiligheid van de toestellen gewaarborgd door inspectie en het onderhoud. Bij de planvorming moet ook gekeken worden of de kinderen er veilig kunnen komen, en of zich geen plotselinge onveiligheden kunnen voordoen. Hierbij denken we aan overzichtelijkheid, goed uitzicht op de weg enz. De beheerders (speeltuinvereniging, dorpsbelangen, scholen of peuterspeelzalen PSZ) zijn verantwoordelijk voor de aanschaf en plaatsing van de speeltoestellen. De gemeente keurt de toestellen, en levert de ondergronden. (zand of boomschors) Daar zijn zij verantwoordelijk voor. De ouders zijn verantwoordelijk voor het spelen. Staan ze toe dat hun kinderen onverantwoorde risico’s nemen. Houden ze toezicht, of laten zij de kinderen vrij.
Hoofdstuk 3; Speelruimtebeleid en andere beleidsterreinen Een speelruimte beleid raakt diverse beleidsterreinen binnen een gemeente. Deze beleidsterreinen zijn gezamenlijk verantwoordelijk om tot een kwalitatief goede speelruimte te komen. Jeugdbeleid, verkeer, sport en het groenbeleid hebben hier invloed op. Bijna alle dorpen hebben wel een dorpsbosje, of stukken groen, die voor kinderen geschikt te maken zijn om in te spelen. Wanneer de behoefte aanwezig is worden deze elementen ingericht om in te spelen. De invulling van dit soort stroken of bosjes wordt samen met de burgers bepaald, binnen de kaders die door de gemeente zijn gesteld, en de veiligheid dit toestaat. Rond formele speelplaatsen wordt het groen zo ontworpen, dat kinderen er veilig kunnen spelen. Zo worden er rond een speelplaats geen heesters aangeplant met stekels. Geen hoge bosschages bij de uitgang. Hierdoor wordt de reageertijd op deze plekken vergroot, voor zowel de kinderen als voor de andere weggebruikers. Naast het groen bij formele speelvoorzieningen speelt een groene ruimte bij de informele speelruimte een belangrijke rol. Meestal zijn de informele speelplekken in, naast of bij groen. Jongeren spelen graag in en met het groen. Denk hierbij aan veldjes om een balletje te trappen, bosjes om hutten in te bouwen, bermen om bloemetjes te plukken, een ruigte om in te fiets crossen. Binnen het groen beleid wordt hiermee rekening gehouden zodat er voldoende informele speelplekken blijven bestaan. De inrichting is dusdanig dat deze uitnodigt om in te spelen. Daarnaast wordt door de gemeente toezicht gehouden zodat het groen niet leidt onder het spelen. Op andere plaatsen heeft het groen een andere functie, en zijn de soorten te kwetsbaar om in te spelen.
9
Speelruimte, volksgezondheid en sport Spelen is belangrijk voor de gezondheid van kinderen. Naast het actief bewegen is spelen van belang voor de geestelijke, emotionele en motorische ontwikkeling. Niet alle kinderen willen of hebben de mogelijkheden, of hebben geen interesse om actief deel te nemen aan georganiseerde sport. Wanneer kinderen de mogelijk hebben om op straat te spelen, of op een speelveldje in de buurt, bevordert dit hun gezondheid. Kinderen hebben door te spelen meer beweging, waardoor hun gezondheid bevorderd wordt en zij minder kans hebben op overgewicht. Ook hun sociale vaardigheden worden ontwikkeld, door te spelen met andere kinderen. De openbare ruimten vormen een steeds belangrijkere plek om sport te beoefenen. Met de trend van het ongeorganiseerde en ongebonden sporten biedt een goed ingevulde speelruimte diverse mogelijkheden. Speelruimte en leefbaarheid en economische aantrekkelijkheid Voldoende formele en informele speelruimten zorgen ervoor dat een dorp of buurt aantrekkelijk is. De leefbaarheid in de omgeving wordt verhoogd. Kinderen leggen snel contacten en bouwen een eigen netwerk op. Daarbij betrekken zij vanzelfsprekend hun ouders. Buitenspelen levert daardoor een bijdrage aan het ontstaan van sociale netwerken in een buurt. Bovendien zijn kinderen in een speelruimte rijke omgeving minder agressief. Dit heeft weer een positief effect op het voorkomen van criminaliteit. Met een goed speelruimtebeleid bespaart een gemeente op kosten van vandalisme bestrijding en herstellen van schade door vernieling Een van de pijlers in de gemeente is de leefbaarheid. Leefbaarheid is de mate waarin mensen zich thuis voelen in hun omgeving, zowel in sociale, maatschappelijke zin, als in fysieke en ruimtelijke zin. Door te zorgen dat er in de openbare buitenruimte plaatsen geschikt zijn voor kinderen waar ze samen, en veilig kunnen spelen wordt de leefbaarheid bevorderd, maar het kan beter. Uitdagend en makkelijk toegankelijk geven een extra dimensie. Burgerparticipatie is een speerpunt in het collegeprogramma. De bewoners, ouders en kinderen, hebben een belangrijke rol in de totstandkoming van nieuwe speelplaatsen of speelaanleidingen. Het onderhoud van de speeltoestellen wordt door de ouders gedaan. De veiligheidscontrole wordt uitgevoerd door een marktpartij, gegevens worden bij gehouden in een digitaal systeem. De gemeente controleert het bijhouden van de dagboeken van de verenigingen. Dit doet zij op afgesproken tijden, en eenmaal per jaar een verrassingscontrole. De bedoeling hierachter is om de veiligheid voor de kinderen op een zo hoog mogelijk peil te brengen en houden. Uitgangspunt is dat het nieuwe beleid moet passen binnen de bestaande budgeten voor het speelbeleid.
10
Hoofdstuk 4 Kwantitatief voorzieningen niveau De gemeente bestaat uit 21 kleinere en grotere dorpen, met veel openbaar groen. De dorpen liggen in een landelijke omgeving. Zo een landelijke omgeving herbergt een grote voorraad natuurlijke speelaanleidingen. De soort informele speelplek verschilt per leeftijdscategorie. Kleintjes vinden overal een speelaanleiding in. Dit kan zijn een plas water, een hoop bladeren, een stukje berm bij het huis. Grotere kinderen hebben meer de behoefte zich te onttrekken aan het oog van de volwassenen, en een plek waar ze hun eigen wereld kunnen bouwen. Hier is dan meer ruimte nodig. Aantal formele en informele speelvoorzieningen in de gemeente De Marne Bij het spelen wordt onderscheid gemaakt naar twee soorten speelruimten, volgens het NUSO, landelijke organisatie voor speeltuinwerk en jeugdrecreatie, de formele en informele speelruimten. Voor iedere leeftijdscategorie is het wenselijk dat er een verschillend aantal formele speelvoorzieningen aanwezig zijn. Voor de leeftijd van 0 tot 5 jaar is dit één voorziening per 30 kinderen, voor 6 tot 12 jaar één voorziening per 70 kinderen en voor de oudste groep, 12 jaar en ouder, één voorziening per 100 kinderen. In onderstaand tabel worden de formele en informele speelplaatsen per dorp aangegeven.
OVERZICHT SPEELRUIMTEN Kern
Broek Eenrum Hornhuizen Houwerzijl Kleine Huisjes Kloosterburen Kruisweg Lauwersoog Leens Mensingeweer Molenrij Niekerk Pieterburen Schouwerzijl Ulrum Vierhuizen Warfhuizen Wehe den Hoorn Westernieland Zoutkamp Zuurdijk
11
Speeltuin
Trapveld
3 1
1
Schoolplein met Fietscrossbaan Natuurspeelplaats Informele speeltoestellen speelruimten
1
1 1 (in aanleg)
1 1 1 1 5 1
1 1 4 1 1
1 2 1 3 1 1 2 1 1 1
1 1 1
1 2
1 verplaatst 1 2 wordt 1 3 1
2 2 1 1 2 1 2 3 0 1 1 2 1 4 1 1 4 1 7 2
De informele ruimtes worden alleen aangegeven wanneer zij een omvang hebben waar de kinderen die wat groter zijn zich terug kunnen trekken en uit het zicht van volwassenen zijn. Voor de kleinste zijn de mogelijkheden om te spelen groot, en lopen door het hele dorp heen. Iedere waterkant is een aanleiding om te spelen, iedere open plek, of overgang, een steeg of trottoir. Veel van de wegen in de dorpen zijn 30 km wegen, en rijdt daar alleen bestemmingsverkeer, waardoor de straten voldoende autoluw zijn, om als informele speelplaats te fungeren. Vandaar dat voor de overzichtelijkheid op de kaarten in bijlage 1 en in de bovenstaande tabel alleen de grotere plekken worden aangeduid. In de gemeente De Marne zijn momenteel 50 speelplaatsen en 39 grote informele speelruimten. Er staan 393 speeltoestellen, en er wonen in de gemeente De Marne 1449 kinderen tot en met 12 jaar. De speelplaats in Lauwersoog neemt in de getallen een bijzondere plaats in, omdat een deel van de huisjes vakantiewoningen zijn, en voor een deel verhuurd worden. Hoeveel kinderen gebruik maken van deze speeltuin is niet bekend. In het volgende hoofdstuk staat een tabel waarin onder andere het aantal kinderen per dorp en het aantal speeltoestellen zijn aangegeven. In bijlage 2 wordt per dorp de verhouding weergegeven tussen de oppervlakte van de bebouwde omgeving en de oppervlakte van de beschikbare ruimte voor formele en informele speelplaatsen. De NUSO heeft hiervoor een norm neergelegd van 3 %. De meeste van onze dorpen gaan daar ruimschoots overheen. Dit komt voornamelijk doordat de meeste dorpen bossen of grote parken hebben. Daar komt bij dat de meeste huizen grote tuinen hebben, en zijn er 30 km wegen, braakliggende stukken grond, vijvers, sloten bermen, en plantsoenen, waardoor de informele ruimte nog veel groter is dan we hier hebben berekend. Leens is het enige dorp waar we onder de 3% norm zitten. Dit dorp heeft een kleinschalige verkaveling, waardoor weinig restruimte overblijft. Verder zijn er geen grote parken of bossen in de buurt. Wel zijn er 30 km straten, en zijn er wel kleine plantsoenen, maar die zijn niet meegenomen in de berekeningen. Conclusie: Behalve in Broek, zijn er in alle dorpen formele speelplaatsen. Deze speelplaatsen moeten gezien worden als een aanvulling op de informele speelruimtes. Vooral bedoeld voor de kleinere kinderen, die niet te ver van huis kunnen en een beperkte actieradius hebben. Daarna voldoen de formele speelruimten minder aan de behoefte van de kinderen. Daarom stellen wij voor om stukken openbaar groen geschikt te maken voor kinderen om in te spelen. Dit in overleg met de Verenigingen van Dorpsbelangen, bewoners en uiteraard de kinderen.
12
HOOFDSTUK 5 DE FINANCIËLE KADERS VOOR HET SPEELRUIMTEBELEID In dit hoofdstuk worden de financiële consequenties aangegeven van ons speelbeleid. Het beheer en onderhoud is in het verleden bij de bewoners neergelegd. Zij zijn verenigd in een speeltuinvereniging of Vereniging van Dorpsbelangen. De Openbare basisscholen in onze gemeente vielen ook onder deze regeling, omdat de grond waarop de scholen stonden veelal eigendom waren van de gemeente. In een later stadium zijn daar de bijzondere scholen bijgekomen vanuit het oogpunt van gelijke bejegening. De laatste tijd zijn daar peuterspeelzalen en kinderdagverblijven bijgekomen. De regeling bestaat uit drie onderdelen: Het leveren van ondergronden, Keuren van de speeltoestellen, en een bijdrage in onderhoudskosten, Bijdrage in vervangingskosten. Ondergrond speeltoestellen De gemeente heeft afspraken met de beheerders van de speelplaatsen gemaakt over het leveren en aanbrengen van ondergronden. De gemeente levert de val dempende ondergrond, de verenigingen brengen deze aan. In de meeste gevallen is de gemeente eigenaar van de grond. Uit hoofde daarvan is de gemeente aansprakelijk wanneer er ongelukken gebeuren, en de ondergronden niet in orde zijn. Om deze aansprakelijkheid af te dekken, leveren wij de ondergronden, en laten we deze ook door een onafhankelijk bedrijf controleren. Er zijn wettelijke regels die bepalen hoe groot de omvang en de dikte van de ondergrond moeten zijn. Deze is afhankelijk van de valhoogte. Hoe hoger een toestel, des te meer ruimte er rond het toestel van een val dempende ondergrond moet zijn voorzien en hoe dikker deze moet zijn. Er zijn verschillende soorten ondergronden. De gemeente levert zand of boomschors als ondergrond. De keuze is aan de verenigingen. Wil men een andere ondergrond, dan is men daar vrij in, maar deze kosten worden niet door de gemeente vergoed. Scholen maken soms gebruik van rubberen tegels. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid doen we wel eens een proef met andere soorten ondergronden, bijvoorbeeld rubberen grastegels. Afhankelijk van de resultaten wordt dan besloten om de betreffende ondergrond op meer plaatsen toe te passen . Doel van deze proeven is om te besparen op arbeid, materieel, middelen en tijd. De jaarlijkse kosten voor het op orde houden van de ondergronden zijn gemiddeld €15.000,-Vervanging speeltoestellen De huidige regeling voor de vervanging van speeltoestellen geeft aan dat wanneer een toestel afgekeurd is, de beherende instantie, (vereniging, school of Dorpsbelangen) een tegemoetkoming in de vervangingskosten aan kan vragen. De speeltuinvereniging enz. diende een verzoek in bij het college voor een bijdrage in de vervangingskosten. Wanneer het toestel afgekeurd was, kwam men daar automatisch voor in aanmerking. Men leverde een officiële nota in bij de gemeente, en de gemeente maakte 50% van de nieuwwaarde over naar de speeltuinvereniging enz. Wel op voorwaarde dat het geplaatste speeltoestel gecertificeerd was, en dat het toestel na plaatsing door de onze externe keuringsinstantie gekeurd was. In de begroting is hiervoor een post opgenomen van €10.000,--.
13
In de huidige financiële situatie van de gemeente is dit niet reëel. Er zijn nog een aantal andere punten met betrekking tot vergoeding van de speeltoestellen, die de aandacht vragen. Zo worden er meer combitoestellen aangeschaft. Dit zijn toestellen die verschillende mogelijkheden hebben, zoals klimmen, glijden, schommelen. Aan deze toestellen hangt wel een hoger prijskaartje. Moet zo’n soort toestel vervangen worden, dan is de gemeente in een keer door het budget heen. De aanschaf van speeltoestellen gebeurt steeds meer door middel van externe giften, subsidies of eenmalige acties in het dorp. Prima initiatieven die we toejuichen, maar bij de vervanging van de speeltoestellen een onevenredig deel ten laste van de gemeente komt om te vervangen. De speeltoestellen worden steeds duurder, dit komt mede door de eisen die aan speeltoestellen gesteld worden. Het aantal toestellen in de gemeente neemt toe. Een groot percentage van het speeltoestellenbestand heeft zijn economische levensduur al overschreden. Er zijn speeltoestellen in de handel, die voldoen aan de eisen van het Attractiebesluit, maar waarvan de kwaliteit minder is. Waardoor ze eerder vervangen moeten worden. In bijlage 3. wordt per locatie aangegeven hoeveel en welke speeltoestellen er staan. Er wordt vermeld hoeveel speeltoestellen economisch zijn afgeschreven, de nieuwwaarde van de speeltoestellen, het aantal kinderen per dorp. Deze getallen worden in percentages weergegeven. In de gemeente staan momenteel 393 speeltoestellen, met een gezamenlijke waarde van ruim €400.000,--Zorgelijk is dat 66,8 van alle speeltoestellen economisch zijn afgeschreven. Dit betekent niet dat we dit jaar of volgend jaar voor een enorm aantal afgekeurde toestellen komen te staan. Het is wel een signaal dat ons speeltoestellenareaal verouderd is. Binnen een termijn van 10 jaar moet een aanzienlijk deel van deze toestellen vervangen worden. Wanneer wij de huidige vergoedingsregeling van 50% toepassen, komt dit gemiddeld neer op een bedrag van €13.500,-- per jaar. Dit geeft een jaarlijkse overschrijding op de bijdrage vervanging speeltoestellen.
Jaarlijkse bijdrage aan verenigingen, scholen en dorpsbelangen per goedgekeurd toestel. Het onderhoud aan de speeltoestellen wordt gedaan door de speeltuinverenigingen, scholen enz. De gemeente heeft een bedrijf ingehuurd die de speeltoestellen jaarlijks keurt. Wanneer geconstateerd wordt dat er reparaties nodig zijn, wordt dit aan de verenigingen gemeld. Zij krijgen een bepaalde tijd om de nodige reparaties uit te voeren. Daarna volgen de herkeuringen. Wanneer reparaties zijn uitgevoerd, en de toestellen zijn goedgekeurd, ontvangen de verengingen enz. een vergoeding van €26,00 per goedgekeurd toestel. Dit bedrag wordt gebruikt om toekomstige reparaties uit te kunnen voeren. Voor deze bijdragen en voor het uitvoeren van de keuringen is een bedrag van €8.000,-- beschikbaar. Om de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk te garanderen wordt gebruikgemaakt van logboeken. Sinds een paar zijn deze logboeken digitaal. De keuringen, de reparaties, en alles wat van belang is voor de veiligheid van de kinderen wordt in deze logboeken bijgehouden. Iedere verenging enz. heeft een eigen inlogcode waarmee men bij zijn eigen speelplaats en toestellen kan komen. Het
14
keuringsbedrijf, de verenigingen enz. kunnen hun deel in de logboeken bijhouden. De gemeente heeft hier een controlerende taak. De gemeente kan alle logboeken raadplegen. Minimaal driemaal per jaar wordt door de gemeente de logboeken gecontroleerd. Wanneer blijkt dat de boeken niet goed worden bijgehouden, nemen wij contact op met de betreffende verenging enz. De keuringen in 2013 geven de volgende grafiek te zien.
Aan vijftigprocent van de toestellen mankeert niets. Hier is alleen regulier onderhoud nodig. Aan zestien procent moeten enkele kleine reparaties verricht worden. Hier moet wel actie worden ondernomen. Vijftien procent van de speeltoestellen vertonen grotere mankementen. Met prioriteit moet hier wel actie worden ondernomen. Bij negentien procent van de speeltoestellen is spoed vereist. De problemen moeten direct verholpen worden om te voorkomen dat het toestel buitenwerken gezet of afgekeurd wordt. Deze speeltoestellen vertegenwoordigen een nieuwwaarde van €80.000,-- . Met de huidige 50% regeling ligt hier een risico van €40.000,-- voor de gemeente.
15
HOOFDSTUK 6 BURGERPARTICIPATIE, BEHEER EN ONDERHOUD, NIEUWE REALISATIE De betrokkenheid van de burger bij zijn leefomgeving wordt steeds groter. Graag willen zij meepraten over zaken die in hun omgeving spelen. Nieuwe realisatie maar ook bij het beheer en onderhoud. Burgerparticipatie in het groen begint nu vorm te krijgen. Het speelbeleid van de gemeente is al jaren gebaseerd op participatie van de bewoners. De gemeente heeft hierin een sturende, regisserende en faciliterende rol. Het initiatief voor de inrichting van nieuwe speelplaatsen ligt bij de bewoners. Zij komen meestal met een verzoek bij de gemeente, omdat zij over het algemeen een stuk grond in gedachte hebben voor de nieuwe speelplaats, waarvan de gemeente eigenaar is. In een eerste gesprek wordt oriënterend gekeken naar de haalbaarheid, het draagvlak bij andere bewoners, en allerlei bijkomstigheden waar ook rekening mee gehouden dient te worden. Het regisseren begint bij de vorming van een werkgroep. Voor het verkrijgen van een groot draagvlak is het handig om buiten de initiatiefnemers, een Vereniging Dorpsbelangen, eventueel de speeltuinvereniging, maar ook omwonenden en specialisten in het binnenhalen van subsidies zitting te laten nemen. De gemeente brengt de verschillende groepen bij elkaar. In de planvormingsfase worden dan ook andere actoren zoals een woningbouwstichting betrokken. Dit kan informeel, of door middel van een voorlichtingsavond/middag. De rol van de gemeente bestaat hoofdzakelijk uit het begeleiden van het proces, het beoordelen van de plannen aan bepaalde criteria en aangeven wat de gemeente kan betekenen bij een eventuele uitvoering. Het opstellen van een begroting, het werven van fondsen en sponsoren wordt gedaan door de werkgroep. In bijlage 4 staat een beknopt overzicht van de grotere fondsen en hun voorwaarden. De realisatie wordt ook door de werkgroep ter hand genomen, waarbij de gemeente adviseert, en meekijkt of alles naar behoren verloopt. Aan het eind kunnen de initiatiefnemers en het hele dorp trots zijn op de prestatie die door hen geleverd is. Over het onderhoud in de speelplaats worden afspraken gemaakt, wie wat doet. Het onderhoud aan de speeltoestellen is voor de speeltuinvereniging, zij houden ook de logboeken bij.
16
HOOFDSTUK 7 VISIE SPELEN IN DE GEMEENTE DE MARNE Conclusies In dit hoofdstuk trekken wij conclusies uit de voorgaande hoofdstukken, en nemen deze mee in een vertaling naar de visie voor het speelbeleid. Spelen is een belangrijk onderdeel in de ontwikkeling van kinderen. Allerlei vaardigheden worden aangeleerd en ontwikkeld, door deelname aan spel, sociale vaardigheden, maar ook het omgaan met verschillende soorten materialen, het inschatten van gevaar en risico. Buitenspelen is ook bevorderlijk voor de gezondheid van kinderen. Ontwikkeling van het lichaam, spieren en grove motoriek, maar het kind bouwt ook weerstanden op, en kan de natuur ontdekken. In grote steden hebben kinderen nauwelijks contact met de natuur, en vinden alles eng. Denken dat melk, en groente in de fabriek gemaakt worden, hebben geen idee, dat daar koeien voor nodig zijn, en dat groente gewoon op het land groeit. Wat informele speelplekken voor hebben op formele speelplekken, is dat daar een groter beroep wordt gedaan op de fantasie van kinderen, ze leren daar om meer eigen initiatief, leiderschap en verantwoordelijkheid te nemen. Op voorhand is niet alles gereguleerd, waardoor deze eigenschappen meer ontwikkeld worden. De mogelijkheden voor informele speelplaatsen is groter dan die nu is. Hier ligt een taak voor de gemeente om de openbare ruimte zo in te richten dat er nog meer geschikt zijn dan nu het geval is. Het speeltuinbeleid wordt al jaren samen uitgevoerd met de bewoners. Zij doen het beheer en onderhoud, de gemeente faciliteert hierin, en geeft advies. Is vervanging, uitbreiding, of de aanleg van een nieuwe speeltuin gewenst, dan pakt de gemeente dit samen met de bewoners op. Ieder heeft hierin een eigen rol. Bijvoorbeeld de gemeente geeft tips over het aanvragen van subsidies, de bewoners doen de aanvragen. Op deze manier blijft iedereen betrokken bij het project, en ontwikkel je ook draagvlak bij de rest van de bewoners. In de regel is het zo dat de gemeente een deel van de kosten draagt, de bewoners dragen een deel bij, en de subsidiegever draagt bij. Zowel de gemeente als de bewoners kunnen hun aandeel in natura bijdragen. Het komt erop neer dat men werkzaamheden kan verrichten of materiaal dan wel materieel ter beschikking kan stellen. Op deze manier draagt iedere participant in de totale begroting een derde bij. Wanneer we naar de NUSO norm kijken zijn er voor onze kinderen ruim voldoende speelmogelijkheden in de gemeente aanwezig. Het dorp Leens is het enige dorp wat onder de norm zit. Hier zal onze aandacht vooral gericht moeten zijn op informele speelruimte. Gericht zoeken naar mogelijkheden om in de openbare ruimte speelaanleidingen te creëren. In de gemeente staan 393 speeltoestellen in speeltuinen, op schoolpleinen, bij peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Deze toestellen hebben een totale nieuwwaarde van ruim €400.000,--. Van deze speeltoestellen is momenteel 66,8% economisch afgeschreven. Technisch gezien kunnen deze toestellen langer mee. Jaarlijks worden de toestellen door een gecertificeerd bedrijf gekeurd. Bijna twintig procent van de toestellen vertonen ernstige gebreken, waar directe reparaties noodzakelijk zijn. Financieel loopt de gemeente hier risico’s. Willen wij ook in de toekomst het formeel spelen
17
financieel mogelijk houden voor de kinderen, dan zullen we keuzes moeten maken in wat de gemeente nog wel, en wat de gemeente niet meer kan doen. Bij de keuzes die we maken blijft een voldoende aanbod van speelruimte voor de kinderen voorop staan. Daarbij moeten we zorgen dat de (toekomstige) uitgaven passen binnen de bestaande budgeten. We hebben gezien dat als we op dezelfde voet door blijven gaan we hiermee problemen krijgen. Een groot deel van de speeltoestellen is economisch afgeschreven, en een substantieel deel van de toestellen vertoont gebreken.
Visie Om te komen tot een speelruimtebeleid is het nodig om een visie te formuleren waarin staat hoe de gemeente De Marne zorgt dat kinderen binnen de gemeente, ruimte hebben om in te spelen. In de visie is omschreven hoe zij tegen de materie aankijkt. In de gemeente De Marne hanteren we voor het speelruimtebeleid de volgende visie:
“Buiten spelen moet bijdragen aan het gezond opgroeien van kinderen waardoor zij zich goed kunnen ontwikkelen” Door middel van een speelruimtebeleid wil de gemeente De Marne bijdragen aan de gezondheid en ontwikkeling van kinderen door beweging, ontmoeting en uitdagingen te stimuleren. Dit willen we bereiken door voor de kinderen tot en met 12 jaar voldoende kwalitatief goede formele en informele speelruimten aan te bieden.
Met deze visie willen we bereiken dat ieder kind, dat in de gemeente woont, of op bezoek komt, de gelegenheid heeft om buiten te kunnen spelen. Om dit te kunnen doen heeft een kind ruimte nodig. Deze ruimte vindt het in de formele, als zowel de informele speelruimten. Het gaat hierbij om de speelruimtes in de kernen van de dorpen van de gemeente De Marne. Niet de ruimtes in de buitengebieden. Daar is meestal in of rond de boerderijen voldoende informele speelruimte aanwezig voor kinderen. Met kwalitatief goede en voldoende speelruimten wordt bedoeld dat het aantal formele en informele speelruimten volstaat voor de doelgroep. Tevens is het belangrijk dat de aangelegde speelruimten, van een goede kwaliteit zijn, waarbij de veiligheid in de breedste gewaarborgd is. Hiermee wordt verstaan op de eerste plaats de veiligheid van de speeltoestellen, maar ook op de plek waar gespeeld kan worden moet het veilig zijn, en de kinderen moeten er veilig kunnen komen. Vertaling van de visie naar uitgangspunten en beleid De bovenstaande visie wordt vertaald naar enkele beleidsuitgangspunten die hieronder worden vermeld. Dit zijn de doelen waarnaar we streven met het speelruimtebeleid. Zij vormen de basis om de visie te verwezenlijken.
18
Kijken we eerst naar de huidige mogelijkheden voor kinderen, dan zien we dat in onze gemeente de norm ruim wordt gehaald. Voor de kinderen zijn er veel mogelijkheden voor het creëren van informele speelruimtes. In de toekomst willen wij dit graag zo houden. Beleidsuitgangspunten Uitgangspunt 1 Kinderen in de gemeente De Marne hebben recht op formele en informele speelplaatsen. Uitgangspunt 2 De gemeente De Marne streeft naar zoveel mogelijk informele speelruimte. Bij de inrichting of reconstructie van de openbare buitenruimte houden we hier rekening mee. Uitgangspunt 3 Om voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen te bieden wordt een zo gevarieerd mogelijk aanbod gedaan aan speelruimten en speelfuncties. Uitgangspunt 4 Bij nieuwe ontwerpen van speelplaatsen wordt rekening gehouden met medegebruik door jeugdigen met een handicap. Uitgangspunt 5 Bij de ontwikkeling van nieuwe formele of informele speelruimten worden de doelgroep, ouders, omwonenden en Dorpsbelangen betrokken. Uitgangspunt 6 Waar mogelijk wordt de behoefte aan speelruimte samen met maatschappelijk betrokken partners ingevuld. Uitgangspunt 7 Het onderhoud aan de speeltoestellen wordt uitgevoerd door bewoners, de controle op de speeltoestellen wordt gedaan door een onafhankelijke instantie, de gemeente levert de ondergronden. Om de visie een duurzaam karakter mee te geven, zullen er enkele voorstellen nodig zijn om het spelen in onze gemeente op een aanvaardbaar niveau en betaalbaar te houden: Voorstel 1 In het vorige beleidsstuk, ongeveer 2 jaar geleden, is een verhoging van de vergoeding voor afgekeurde speeltoestellen voorgesteld van 33,3 % van de nieuwwaarde naar 50%. De financiële consequenties waren daarbij onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De reden waarom dit gebeurd is, is ook niet duidelijk. Wanneer we terug gaan naar een derde van de nieuwwaarde, zitten we weer op dezelfde lijn welke door de fondsen gehanteerd wordt. Bij een gemiddelde levensduur van 20 jaar, en een gelijkmatige afkeuring over deze jaren, dan zal een budget van €7.000,-- nodig zijn om aan de verplichtingen te voldoen. De realiteit laat zien dat
19
19 % van de speeltoestellen de hoogste urgentie hebben. Passen we daar de een derde regeling op toe, dan is het risico altijd nog ongeveer €27.000,--.
Voorstel 2 In het verleden waren de gemeenten eigenaar van de openbare scholen, en als zodanig verantwoordelijk voor de inrichting van de scholen maar bijvoorbeeld ook voor het plaatsen en onderhouden van speeltoestellen. De wet op het primair onderwijs artikel 1444 t/m 147 verplicht de gemeenten om dit soort voorzieningen dan ook bij bijzondere scholen te treffen. In de gemeente De Marne staan per 1 augustus 2013 bij 11 scholen en 4 peuterspeelzalen speelvoorzieningen. Het is geen wettelijke verplichting van de gemeente om hier speeltoestellen te plaatsen. Wanneer de gemeente de vergoeding voor afgekeurde speeltoestellen voor scholen en peuterspeelzalen laat vervallen zal het risico (€27.000,--) dalen naar €11.000,-Wanneer een speeltoestel op een schoolplein vervangen moet worden zal de gemeente geen geld meer geven. De gemeente laat de scholen niet vallen, maar zoeken samen naar een creatieve oplossing. Hoe gaan we dat doen? Wanneer een toestel op het schoolplein is afgekeurd, en de school wil dit toestel vervangen, heeft de gemeente een lijst van organisaties waar ze financiële ondersteuning aan kunnen vragen. Over het algemeen wordt daar door de subsidiegever aan verbonden dat de gemeente ook een deel moet bijdragen. Samen met de organisatie zullen we bekijken wat de mogelijkheden voor de gemeente zijn om zijn deel in natura te voldoen. Hierbij moeten we dan denken aan bijvoorbeeld het verwijderen van het afgekeurde speeltoestel, leveren van ondergronden, wat straatwerk, werkzaamheden in het groen of aanbrengen van zand. De gemeente blijft wel de controles doen van de speeltoestellen en als stimulans zal de vergoeding van €26,00 blijven. Hoewel dit geen wettelijke taak is, komen we de scholen en de peuterspeelzalen hierin tegemoet. Ons controlesysteem met digitale logboeken is goed. De beheerders worden scherp gehouden, doordat zij de logboeken moeten bijhouden. Zij worden daarop gecontroleerd en eventueel op aangesproken. Door deze dienst te blijven verlenen, wordt voorkomen dat een individu(een keerkracht), die beroepsmatig met andere zaken bezig is, hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden in geval van ongevallen met letsel. Als compensatie voor de versobering van de regelingen blijven we de ondergronden leveren, voor zover dit zand of boomschors betreft. En als mogelijkheid om een bijdrage in natura te leveren. Voorstel 3 Bij de vervanging van speeltoestellen in de formele speelplaatsen nemen we het hele plaatje in ogenschouw. In het verleden was het zo dat een afgekeurd toestel vergoed werd. Voor uitbetaling waren er twee voorwaarden: Het toestel moest gecertificeerd zijn, En na plaatsing goedgekeurd door onze externe controleur. Nu willen wij daar wat andere voorwaarden bij zetten:
20
Op het nieuwe toestel moet een garantie zitten van minimaal 15 jaar We vergoeden alleen toestellen die nieuw zijn neergezet Wanneer er in een speeltuin de verhouding speeltoestellen/kinderen tot 12 boven de 0,5 komt, dan gaan we in overleg met de vereniging over de noodzaak van vervanging, en opzoek naar alternatieven. Per toestel wordt een maximaal bedrag van €5.000,-- uitgekeerd.
Voorstel 4 Het groen in de kernen, geschikt maken voor kinderen om in te spelen. Bijna in ieder dorp zijn er stukken groen waarin kinderen kunnen spelen. Ideale informele speelplekken, waar de kinderen hun fantasie in kwijt kunnen. In de contacten met de speeltuinverenigingen en dorpsbelangen deze mogelijkheden aan de orde brengen en aanbieden. Per geval wordt dan bekeken welke maatregelen nodig zijn om het geschikt te maken. Voorstel 5 Een substantieel deel van de speeltoestellen heeft de hoogte urgentie gekregen. Het is mogelijk dat er in de nabij toekomst een te groot beroep gedaan moet worden om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Daarom is het wenselijk dat er een kleine buffer gemaakt wordt. Dit kan door in de jaren waarin het budget van €10.000,-- niet wordt opgemaakt, dit in een reserve te storten, in plaats van af te laten vloeien naar de algemene middelen. Dit tot een maximaal bedrag van €20.000,--. Zowel het storten in als opname uit de reserve gaat door middel van een begrotingswijziging via de Raad. Communicatie Het nieuwe beleid zal uiteraard gecommuniceerd worden met betrokken partijen, speeltuinverenigingen, Vereniging Dorpsbelangen, scholen. Door middel van evaluatie zal jaarlijks een overzicht gegeven worden van de stand van zaken in het jaaroverzicht.
21