Speeltoestellen, kinderbedden en boxen in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen
Auteurs: L.Lammers C.J.T.M. Postma-Koolen
Projectnummer: ZW05P002 en ZW05P004 Datum: maart 2006
VOEDSEL EN WAREN AUTORITEIT
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING..........................................................................................................................................................3 1
INLEIDING.............................................................................................................................................................4
2
DOEL EN WERKWIJZE......................................................................................................................................4
2.1 Onderzoek naleefgedrag......................................................................................................................................4 2.2 Handhavingcommunicatie..................................................................................................................................5 2.3 Inspectie werkwijze..............................................................................................................................................5 2.4 Eisenpakket kinderbedden en –boxen............................................................................................................6 3 RESULTATEN......................................................................................................................................................6 3.1 Naleefgedrag.......................................................................................................................................................6 3.2 Resultaten handhavings communicatie ......................................................................................................7 3.3 Inspectieresultaten speeltoestellen..............................................................................................................8 3.4 Inspectieresultaten kinderbedden.................................................................................................................9 3.5 Inspectieresultaten kinderboxen.................................................................................................................10 3.6 Eisenpakket kinderbedden en –boxen..........................................................................................................11 4 CONCLUSIES.....................................................................................................................................................11 5
LITERATUUR.....................................................................................................................................................12
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 2 van 12
SAMENVATTING Het veiligheidsniveau van speeltoestellen, kinderbedden en -boxen op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen is via een monitoring in 2004 onderzocht. De conclusie van dit onderzoek was dat dit veiligheidsniveau relatief laag is. Ook wordt vaak niet voldaan aan de verplichtingen die een beheerder van een speeltoestel heeft, en bestaat de indruk dat men niet voldoende bekend is met deze verplichtingen. In het project van 2005 is een vervolg gegeven aan dit onderzoek. Hiervoor is handhaving ingezet, aangevuld met handhavingcommunicatie. Verder is in overleg met fabrikanten, brancheorganisaties kinderopvang, keuringsinstanties en Stichting Consument en Veiligheid een eisenpakket voor kinderbedden en –boxen in de kinderopvang ontwikkeld. De genomen acties: - Overleggen georganiseerd met brancheorganisaties, leveranciers, fabrikanten en keurende instanties. - Nieuwsbericht verstuurd aan vakbladen en pers - Een handhavingbrief verstuurd naar 4000 locaties van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, waarin is uitgelegd wat de wettelijke verplichtingen zijn. - Workshops gegeven in samenwerking met de GGD Den Haag, en presentaties aan een aantal stichtingen. - Een onderzoek uitgevoerd onder leidinggevenden in de kinderopvang en in peuterspeelzalen naar de bekendheid met de regelgeving voor speeltoestellen en het bereik en gebruik van de handhavingbrief. - Eisenpakket ontwikkeld voor de kinderbedden en –boxen die gebruikt worden in de kinderopvang. - Inspecties uitgevoerd op 475 locaties gedeeltelijk in samenwerking met de Arbeidsinspectie om de toezichtlast voor de kinderopvang zoveel mogelijk te beperken. Het aangetroffen veiligheidsniveau van speeltoestellen is nog steeds relatief laag; op 48% van alle locaties zijn één of meer technische tekortkomingen aangetroffen. Op 57% van alle locaties zijn tevens 1 of meer ongekeurde speeltoestellen aangetroffen die ontworpen zijn als speelgoed voor huiselijk gebruik (zogeheten activity toys). Van niet meer dan 31% van de toestellen was het logboek aanwezig en ingevuld. De inspecties hebben het gewenste effect gehad, op 15 van de in 2005 18 opnieuw bezochte locaties waren de tekortkomingen van de speeltoestellen volledig opgelost. Overige herinspecties worden in de loop van 2006 uitgevoerd. Voor wat betreft de kinderbedden en -boxen leveren de resultaten van 2005 nog steeds een verontrustend beeld op, bij respectievelijk 33 en 40 % is beknellinggevaar aangetroffen, als getoetst wordt aan de eisen voor beknelling in de Europese normen. Voor wat betreft het niet functioneren van het sluitmechanismen is bij 14% van de bedden een niet functionerend sluitmechanisme aangetroffen. Bij de boxen was dit in 16% van de onderzochte producten het geval. Op 23% van de door de VWA bezochte locaties was de door VWA verzonden mailing ook bekend bij de aangesproken leidster. Op 5% van de bezochte locaties is ook actie ondernomen naar aanleiding van de brief. Het onderzoek onder een steekproef van leidinggevenden in kinderopvang en peuterspeelzalen laat een iets positiever beeld zien: 40% van de ondervraagden weet zich de brief te herinneren en het merendeel vond de brief nuttig en duidelijk. In het onderzoek geeft ongeveer driekwart van de respondenten aan bekend te zijn met de wetgeving rondom veilige speeltoestellen en daaraan ook aandacht te schenken. De brief heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen aan het onder de aandacht houden van het thema veiligheid in deze sector. De overleggen met fabrikant en leveranciers hebben het effect gehad dat op termijn, na een aanpassing van het productassortiment, veilige en gekeurde producten zullen worden aangeboden aan de kinderopvang.
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 3 van 12
1
INLEIDING
De sector kinderopvang heeft in de periode 1990-1995 een stormachtige groei doorgemaakt. In deze periode heeft de nadruk voornamelijk gelegen op de uitbreiding van de capaciteit. Sinds 1995 is er aandacht ontstaan voor het regelen van de kwaliteit van de kinderopvang. Onder kinderopvang wordt verstaan: het buiten de eigen huishouding, in georganiseerd verband, tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar door anderen dan de eigen ouder(s), pleeg- of stiefouders, gedurende meer dan twee uur per dag. Per 1 januari 2005 is de nieuwe wet Kinderopvang van kracht, deze wet regelt de kwaliteit en financiering van kinderopvang. De G GD is aangewezen als toezichthouder van deze wet Kinderopvang. Daarnaast is ook het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) van toepassing. Alle speeltoestellen die in publieke ruimten zijn geplaatst, moeten voldoen aan dit besluit. Met publieke ruimten worden hier bedoeld: alle niet-huiselijke locaties die toegankelijk zijn voor publiek, zoals speeltuinen, horecagelegenheden, scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, etc. De Voedsel en Waren Autoriteit is aangewezen als toezichthouder op het WAS. Het veiligheidsniveau van speeltoestellen op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen is via een monitoring in 2004 onderzocht. De conclusie van dit onderzoek was dat het veiligheidsniveau van speeltoestellen in kinderopvang relatief laag is. Ook wordt niet vaak voldaan aan de verplichtingen die een beheerder van een speeltoestel heeft, en bestaat de indruk dat men niet voldoende bekend is met deze verplichtingen. In het project van 2005 is een vervolg gegeven aan dit onderzoek. Voor kinderbedden en – boxen houdt de VWA toezicht op het verhandelen van de producten. Tijdens de monitoring in 2004 werd geconstateerd dat de huidige veiligheidseisen vastgelegd in het Warenwetbesluit Kinderbedden en –boxen onvoldoende rekening houden met de huidige producten. Voor de Arbeidsinspectie is het verminderen van de fysieke belasting van de leidsters belangrijk. Het gevolg hiervan is dat geëist wordt dat o.a. boxen en bedden op hoogte zijn indien kinderen niet zelfstandig in het bed kunnen klimmen. De huidige veiligheidseisen voor kinderbedden en boxen hebben met deze verhoogde bedden en boxen geen rekening gehouden. Omdat slechts een klein aantal kinderdagverblijven bezocht is, is het project in 2005 voortgezet. Om de toezichtlast van de kinderopvang te beperken is besloten de beide projecten van de VWA gelijktijdig te laten plaatsvinden en heeft tevens afstemming plaatsgevonden met de Arbeidsinspectie die ook in 2005 controleert of de eisen voor wat betreft het verminderen van de fysieke belasting worden nageleefd. 2
DOEL EN WERKWIJZE
Veilige speeltoestellen, kinderbedden en kinderboxen dragen bij aan het verkleinen van de risico’s op ernstige valongevallen, beknellingen en verstikkingen bij kinderen die worden opgevangen in de kinderopvang of in peuterspeelzalen. Daarom zijn in de Warenwet eisen gesteld aan deze producten. Doel van dit project is het verhogen van het nalevingsgedrag van zowel leveranciers van de genoemde producten als van de werkenden in de kinderopvang. Met andere woorden: een verbetering van de situatie zoals we die in 2004 tijdens het monitorproject hebben aangetroffen. Om deze verbetering tot stand te brengen wordt handhaving ingezet, aangevuld met handhavingscommunicatie. Tevens is op verzoek van het Regulier Overleg Warenwet een eisenpakket ontwikkeld voor kinderbedden en –boxen die gebruikt worden in de kinderopvang. 2.1 Onderzoek naleefgedrag Om het naleefgedrag van werkenden in de kinderopvang en in peuterspeelzalen in kaart te brengen is door bureau AnnaLise-svp in opdracht van de VWA een enquête uitgevoerd naar de houding van de leiding van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Gezien hun wettelijke verantwoordelijkheid voor een veilig beheer van speeltoestellen, heeft het onderzoek zich specifiek gericht op speeltoestellen. Aan het veilige beheer van VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 4 van 12
kinderbedden en –boxen zijn in de Warenwet immers geen eisen gesteld. In dit onderzoek is tevens gevraagd naar de bekendheid en de effecten van de handhavingbrief die de VWA in 2005 heeft verzonden (zie 2.2). Er zijn via dit onderzoek 200 enquêtes afgenomen. 2.2 Handhavingcommunicatie Om de effectiviteit en de doelmatigheid van de handhavinginspanningen voor kinderbedden, -boxen en speeltoestellen in de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen te vergroten is een communicatieplan opgesteld. Een drietal doelgroepen zijn onderscheiden: - De werkende in de kinderdagverblijven; - Fabrikanten en distributeurs; - De ouders/verzorgers van kinderen op kinderdagverblijven Voor deze doelgroepen golden de volgende doelstellingen: • duidelijk maken belang van veilige kinderbedden, -boxen en speeltoestellen op kinderdagverblijven • duidelijk maken welke rollen betrokkenen spelen • informeren uitkomsten onderzoeken (op hoofdlijnen) • duidelijk maken hoe wet- en regelgeving eruitzien • informeren over handhavingsacties in 2005 De volgende communicatie activiteiten hebben plaatsgevonden om de beoogde doelstellingen te realiseren: q
q q
q
q
Naar aanleiding van de monitoring in 2004, zijn brancheorganisaties, leveranciers en fabrikanten uitgenodigd voor overleg. Tijdens deze overleggen zijn de resultaten besproken en is men op de hoogte gesteld van de gang van zaken. Er is een nieuwsbericht geplaatst op de website van de VWA en dit nieuwsbericht is verstuurd aan vakbladen en pers. Daarnaast is een mailing verstuurd naar 4000 locaties van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, bedoeld voor hoofdleidsters. Hierin is uitgelegd wat de wettelijke verplichtingen zijn en op welke veiligheidsaspecten van speeltoestellen, kinderbedden en –boxen men kan letten. Voor speeltoestellen is daarnaast een overleg geweest met de keurende instanties om het beleid af te stemmen. Zij zouden hetzelfde beleid moeten voeren in hun keuringen van speeltoestellen. Wat valt er bijvoorbeeld onder het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen? Hierover zijn afspraken gemaakt. In samenwerking met de GGD Den Haag zijn een aantal workshops gegeven aan leidsters. Ook zijn er presentaties aan stichtingen van kinderdagverblijven, en een interview aan een vakblad gegeven.
2.3 Inspectie werkwijze De beschreven activiteiten in het kader van de handhavingcommunicatie zijn gekoppeld aan een handhavingsactie in 2005. Doel van deze actie is het terugdringen van het aantal tekortkomingen bij speeltoestellen, kinderbedden en –boxen dat gerelateerd is aan met name het risico op valongevallen, beknellingen en verstikkingen. Afgesproken is dat er op 500 locaties inspecties plaatsvinden voor zowel speeltoestellen als kinderbedden en –boxen. Van deze 500 locaties vinden 100 inspecties bij peuterspeelzalen plaats (hier wordt uitsluitend gekeken naar de speeltoestellen, omdat de andere producten hier niet aangetroffen worden). De resultaten hiervan worden in het volgende hoofdstuk besproken. Het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen stelt niet alleen verplichtingen aan de fabrikant en importeur, maar ook aan de beheerder van een speeltoestel. Wat betreft speeltoestellen heeft de VWA dus ook de bevoegdheid om op te treden tegen het kinderdagverblijf. VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 5 van 12
Activity toys of ‘speelgoed’ speeltoestellen vallen ook onder het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen wanneer ze in een publieke ruimte staan opgesteld. Activity toys zijn speeltoestellen die als speelgoed voor privé gebruik worden verkocht (glijbanen, speelhuizen, etc., veelal van kunststof). Deze toestellen zijn bestemd en ontworpen voor privé gebruik, en niet voor het veelvuldig gebruik van een publieke ruimte. Ze zijn ook niet als speeltoestel gekeurd. Wanneer een activity toy in een publieke ruimte is opgesteld, wordt dus niet voldaan aan het Warenwetbesluit voor speeltoestellen (tenzij deze toch als speeltoestel gekeurd is) en lopen kinderen het risico op ongevallen als gevolg van niet geschikte en/of onveilige speeltoestellen. Tegen het gebruik van activity toys is in deze fase nog niet opgetreden. De beheerder zal worden gewezen op zijn verantwoordelijkheden en krijgt de tijd deze toestellen te verwijderen en eventueel te vervangen door gecertificeerde speeltoestellen. Wat betreft bedden of boxen heeft de VWA uitsluitend bevoegdheid om op te treden tegen de fabrikant of de importeur. Er is afgesproken dat indien er een oud bedje of een oude box werd aangetroffen met een ernstige tekortkoming men hier het kinderdagverblijf schriftelijk van op de hoogte zou brengen, zodat deze vrijwillig tot actie konden overgaan. In alle andere gevallen zal de fabrikant of importeur worden aangesproken. Tevens was het van belang verder inzicht te krijgen, welke fabrikanten of importeurs bedden of boxen voor de kinderopvang leveren. De controleurs hebben een van de aanwezige bedjes en boxen binnen het kinderdagverblijf nader geïnspecteerd. Hierbij is de instructie gegeven, dat indien er meerdere typen bedjes aanwezig waren, het bedje of de box zou worden onderzocht waar vermoedelijk de te beoordelen ernstige tekortkom ingen aanwezig waren. Omdat de landelijk opererende Arbeidsinspectie ook een project uitvoert binnen de kinderopvang zijn een aantal afspraken gemaakt om de toezichtslast voor de kinderopvang zoveel mogelijk te beperken. Allereerst werd afgesproken dat er een aantal inspecties gezamenlijk zouden plaatsvinden. Tevens werd afgesproken dat de VWA andere locaties zou bezoeken dan de Arbeidsinspectie. Dit was mogelijk doordat er inzage werd verkregen in de lijst van de door de Arbeidsinspectie geselecteerde locaties. 2.4 Eisenpakket kinderbedden en –boxen In een advies aan de Minister van VWS is aangegeven dat het huidige Warenwetbesluit Kinderbedden en – boxen (KBB) aangepast dient te worden. De Minister heeft dit toegezegd en dit heeft geresulteerd in een Regulier Overleg Warenwet. Hier is besloten om de wetgeving aan te passen zodat de Europese normen worden aangewezen voor de particuliere kinderbedden en – boxen. Tevens is opdracht gegeven aan de VWA om een eisenpakket te ontwikkelen voor de kinderbedden en –boxen die gebruikt worden in de Kinderopvang. De VWA heeft hiervoor een technische werkgroep samengesteld, met daarin vertegenwoordigers van fabrikanten, brancheorganisaties in de kinderopvang, keuringsinstanties en Stichting Consument en Veiligheid. 3
RESULTATEN
3.1
Naleefgedrag
In de enquête stonden de onderstaande drie vragen over het naleefgedrag van leidinggevenden in de kinderopvang en bij peuterspeelzalen als het gaat om veilige speeltoestellen centraal: • Hoe groot is de bekendheid met de regelgeving voor speeltoestellen? • Wat leidt tot aandacht en actie gericht op het vergroten van de veiligheid • Op welke manier komt informatie over veiligheid binnen bij deze sector? 1. Hoe groot is de bekendheid met de regelgeving en wat is van invloed op de naleving? Een groot deel van de markt is bekend met de regelgeving en zegt ook actie te hebben ondernomen in het afgelopen jaar (82%), zoals het laten controleren (34%), het verwijderen (41%) of het aanpassen van toestellen (40%). Degenen de geen actie hebben ondernomen zeggen geen speeltoestel te hebben. Uit deze cijfers lijkt de regelgeving wel te worden nageleefd en staat men er in ieder geval niet negatief tegenover. VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 6 van 12
2. Wat leidt tot actie gericht op het vergroten van de veiligheid? 46% zegt dit jaar geen extra actie te hebben ondernomen. Men doet al jaren een jaarlijkse of periodieke controle. 29% zegt door de nieuwe wetgeving vanaf 1januari 2005 alert gemaakt te zijn op de veiligheid. Ook kan het zijn dat opmerkingen van een keurende instantie als de GGD tot actie heeft aangezet om toestellen te verwijderen of aan te passen. 12% heeft zelf actie ondernomen door berichtgeving in de media over de (strengere) wetgeving en ook over ongelukken met kinderen op speeltoestellen heeft men zelf actie ondernomen. 10% zegt dat de controleur van de VWA die langskwam de aanleiding was om (na de controle) speeltoestellen aan te pakken. 3. Hoe komt informatie over productveiligheid binnen bij deze branche? In de meeste gevallen heeft men iets gemerkt van de extra aandacht voor speeltoestellen via de media (46%) of via de brancheorganisatie (26%) of de leverancier (16%), of door een inspectie van GGD of VWA (24%) 3.2
Resultaten handhavings communicatie
Tijdens de inspecties is gevraagd of men de mailing van de VWA had ontvangen en of men voor de speeltoestellen ook actie had ondernomen. Op 23% van de locaties was de door VWA verzonden mailing ook bekend bij de aangesproken leidster. Op 27% van de locaties is de mailing niet aangekomen, en 51% van de aangesproken leidster wist niet of er een mailing was aangekomen.
Onbekend (51%) Nee (27%) Ja (23%)
Figuur 1: Is de mailing van de VWA ook ontvangen? Op de vraag of er ook acties zijn ondernomen naar aanleiding van de mailing antwoordde men het volgende:
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 7 van 12
geen (83%) niet nodig (10%) laten keuren, logboek, toestel verwijderd (5%) nog van plan (1%)
Figuur 2: Welke actie is ondernomen n.a.v. de mailing van de VWA? Het onderzoek dat is uitgevoerd door Anna-Lise SVP laat zien dat 40% van de ondervraagden zich de brief herinnert, waarvan 85% positief was over de brief en hem nuttig en duidelijk vond. Men gaf ook aan de brief nog als naslagwerk te gebruiken. Degenen die de brief niet duidelijk vonden gaven daarvoor verschillende redenen, als “moeilijke brief”, “tegenstrijdige informatie vanuit VWA en leveranciers”, “teveel informatie in een keer” en “niet duidelijk wat nu precies de wettelijke eisen zijn”. Het effect van de workshops, lezingen en publicatie is nog niet zichtbaar. Het overleg met fabrikanten en leveranciers heeft effect gehad op de producten die aangeboden worden aan de kinderopvang. Een aantal grote leveranciers zullen naar aanleiding van alle ontwikkelingen hun catalogus en productassortiment aanpassen. 3.3
Inspectieresultaten speeltoestellen
Vanaf mei tot oktober 2005 zijn steekproefsgewijs in totaal 475 locaties door het hele land bezocht; 375 kinderdagverblijven en 100 peuterspeelzalen. Op deze 475 locaties zijn in totaal 1599 speeltoestellen aangetroffen; dit betekent een gemiddelde van 3,4 toestellen per locatie. Op 8% van de locaties zijn geen speeltoestellen aangetroffen. In de steekproef van 2004 was bij 41% van alle aangetroffen toestellen één of meer tekortkomingen vastgesteld. Bij de inspecties van 2005 zijn de technische tekortkomingen per locatie (en niet per toestel) geregistreerd. Hier is voor gekozen om de administratieve lasten te verlagen, met als nadeel dat een zuiver vergelijk dus niet valt te maken. Op 48% van alle locaties zijn één of meer technische tekortkomingen aangetroffen: • Op 26% van alle locaties is verstikkingsgevaar door verstrikking aangetroffen; aangetoond met de zogenaamde ‘toggle’ , een meetmiddel waarmee verstrikkingsgevaar wordt aangetoond. • Op 25% van alle locaties zijn obstakels in de valzone, onvoldoende oppervlak of onvoldoende valdemping van de valzone aangetroffen. • Op 8% van alle locaties is gevaar door gebrekkig onderhoud aangetroffen, zoals bijvoorbeeld loszittende planken, splinters of uitstekende schroeven. • Op 10% van alle locaties is een ander gevaar aangetroffen (bijvoorbeeld snijgevaar of beknellingsgevaar).
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 8 van 12
Een beheerder mag alleen speeltoestellen houden van een type dat is gecertificeerd (wanneer deze van na 1997 is). In 2004 bleek 50% van de toestellen van na 1997 niet gecertificeerd. Door een fout in de inspectielijst zijn deze gegevens van 2005 verloren gegaan. Activity toys of ‘speelgoed’ speeltoestellen in publieke ruimten vallen onder het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Activity toys zijn speeltoestellen die als speelgoed voor privé gebruik worden verkocht (glijbanen, speelhuizen, etc., veelal van kunststof). Deze toestellen zijn bestemd en ontworpen voor privé gebruik, en niet voor het veelvuldig gebruik van een publieke ruimte. Ze zijn ook niet als speeltoestel gekeurd. Wanneer een activity toy in een publieke ruimte is opgesteld, wordt dus niet voldaan aan het wetbesluit voor speeltoestellen (tenzij deze toch als speeltoestel gekeurd is) en lopen kinderen het risico op ongevallen als gevolg van niet geschikte en/of onveilige speeltoestellen. - Van alle aangetroffen speeltoestellen was 35% een (niet gekeurde) activity toy. - Op 57% van alle locaties is 1 of meer activity toys aangetroffen. Een andere verplichting van de beheerder is het opstellen, bijhouden en bewaren van een logboek per speeltoestel. Van niet meer dan 31% van de toestellen was het logboek aanwezig en ingevuld. Op 66 % van de locaties is een maatregel genomen. Op 40% van de locaties zijn 1 of meer beschikkingen opgemaakt wegens een technische tekortkoming. In totaal zijn er 262 beschikkingen opgemaakt. Al tijdens het project zijn er op 18 locaties herinspecties uitgevoerd. Op 15 van deze locaties waren de vastgestelde tekortkomingen volledig opgeheven. Overige herinspecties zullen in het vervolgproject worden uitgevoerd. 3.4
Inspectieresultaten kinderbedden Op 399 locaties is in kaart gebracht welke typen bedjes er werden aangetroffen. Op veel van de locaties werden meerdere typen gebruikt. Op 226 locaties werden een of meerdere stapelbedden aangetroffen. Op 83 locaties werden hoge bedden aangetroffen met daaronder vaak een opbergmogelijkheid. In veel kinderdagverblijven zijn een of meerdere lage ledikanten aanwezig, op 164 van de bezochte locaties was dit het geval. Op 11 locaties zijn andersoortige bedjes aangetroffen zoals campingbedjes of stretchers.
Opvallend is dat het wederom bij 54 kinderdagverblijven niet mogelijk was de herkomst van het bed vast te stellen, terwijl in het Warenwetbesluit Kinderbedden en boxen geëist wordt dat de naam van de fabrikant op het bed aanwezig dient te zijn. Bij eventuele terughaalacties en voor vervolgonderzoeken bij fabrikanten of leveranciers is het echter wel belangrijk dat nauwkeurig bekend is welk merk en type kinderbed er is aangeschaft. Ook werden er op 8 locaties bedjes aangetroffen van eigen fabrikaat. Er zijn nog enkele andere fabrikanten en leveranciers aangetroffen ten opzichte van de monitoring van 2004. Omdat het Warenwetbesluit kinderbedden en –boxen slechts van toepassing is voor kinderbedden met een maximale lengte van 1400 mm, is nagegaan of er binnen de kinderopvang gebruik gemaakt werd van bedden aanwezig met een langere lengte, waardoor ze buiten de reikwijdte van het besluit zouden vallen. Op een locatie was dit het geval. Er zijn 216 stapelbedden onderzocht, 53 hoge bedden en 130 lage bedden. Geconstateerd is dat bij 131 bedden (33%) de spijlafstand niet tussen de 45 en 65 mm is. Dat wil zeggen dat bedjes niet voldoen aan de eisen voor beknellinggevaar zoals bepaald in de Europese norm. VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 9 van 12
Het Warenwetbesluit hanteert een andere eis. Van de bedjes waarbij geconstateerd is dat ze niet voldoen aan de Europese eisen, blijkt bij 43 bedjes de spijlafstand ook niet tussen de 66 en 75 mm te liggen. Deze bedjes (11%) voldoen dus ook niet aan de eis gesteld in het Warenwetbesluit Kinderbedden en –boxen en leveren beknellinggevaar op. Bij 83 bedjes werden nog andere openingen geconstateerd groter dan 65mm. Waar deze openingen zich bevonden is niet uit de gegevens te herleiden. In het Warenwetbesluit KBB wordt als eis gesteld dat de afstand tussen de bovenrand en het hoogst beklimbare punt van de zijde minimaal 550 mm moet zijn. Bij 44 gecontroleerde bedjes (11%) wordt niet aan deze eis voldaan. Uit het onderzoek blijkt dat 120 van de onderzochte bedjes niet voorzien zijn van een sluitmechanisme. Dit komt redelijk overeen met het aantal onderzochte lage bedjes die over het algemeen niet geopend kunnen worden (130). Die bedjes die wel kunnen worden geopend zijn meestal voorzien van een constructie waarbij de lange zijde omhoog en omlaag bewogen kan worden (226 bedjes). Uit onderzoek blijkt dat in 31 gevallen het aanwezige sluitmechanisme niet functioneert (14%). Hierbij werd bij 10 bedjes geconstateerd dat het sluitmechanisme kapot was. In 20 gevallen werd geconstateerd dat het mechanisme niet kindveilig was. Waardoor het kind uit het bed zou kunnen vallen. 3.5
Inspectieresultaten kinderboxen
Op 355 locaties is in kaart gebracht welke typen boxen er werden aangetroffen, op veel van de locaties werden meerdere typen gebruikt. Op 305 locaties werden een of meerdere hoge boxen aangetroffen. Op 68 locaties werden lage boxen aangetroffen. Opvallend is dat het bij 54 kinderdagverblijven niet mogelijk was de herkomst van de box vast te stellen. Er zijn 21 locaties aangetroffen waar men de boxen zelf had gefabriceerd. Er zijn nog enkele aanvullende fabrikanten en leveranciers aangetroffen ten opzichte van de monitoring van 2004. Er zijn 300 hoge boxen onderzocht, 54 lage boxen en 1 stapelbox. Geconstateerd is dat bij 141 boxen de spijlafstand niet tussen de 45 en 65 mm is. Dat wil zeggen dat boxen niet voldoen aan de eisen voor beknellinggevaar zoals bepaald in de Europese norm (40%). Het Warenwetbesluit hanteert een andere eis. Van de 141 boxen waarbij werd geconstateerd ze niet voldoen aan de Europese eisen, blijkt bij 48 boxen de spijlafstand ook niet tussen de 66 en 75 mm te liggen. Deze boxen (14%) voldoen dus ook niet aan de eis gesteld in het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen. Bij 27 boxen werden nog andere openingen geconstateerd groter dan 65mm. Waar deze openingen zich bevonden werd niet duidelijk. In het Warenwetbesluit KBB wordt als eis gesteld dat de opstaande zijde gemeten vanaf het eerste beklimbare punt tot de bovenrand minimaal 550 mm moet zijn. Bij 15 gecontroleerde boxen wordt niet aan deze eis voldaan. Ook trof men in 10 gevallen een beklimbaar punt aan op minder dan 300 mm van de bodem. Van de onderzochte boxen kunnen 305 boxen worden geopend. Hierbij is gekeken naar de constructie van de opening. Boxen zijn voorzien van een constructie waarbij de lange zijde omhoog en omlaag bewogen kan worden (154 boxen), of kunnen door een schuif systeem worden geopend (111 boxen), of er is een deur aangetroffen die kan worden geopend (36 boxen). Bij 55 boxen met een sluitmechanisme wordt geconstateerd dat het sluitmechanisme niet goed functioneert (18%). Het mechanisme is in 46 gevallen niet zodanig geconstrueerd dat het niet door een kind te bedienen VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 10 van 12
is en is in 12 gevallen wordt geconstateerd dat het mechanisme defect is. Een defect mechanisme kan ervoor zorgen dat het kind uit de box kan vallen of bekneld kan raken. Deze constateringen hebben er toe geleid dat er ongeveer 140 brieven naar de kinderdagverblijven gestuurd zijn om ze op de hoogte te stellen van geconstateerde ernstige tekortkomingen. Ook zijn 6 fabrikanten van kinderbedden en –boxen bezocht waarbij aanpassing van diverse producten vereist werd om ernstige tekortkomingen op te heffen. 3.6 Eisenpakket kinderbedden en –boxen Begin 2006 is het eisenpakket voor kinderbedden en –boxen die gebruikt worden in de kinderopvang aangeboden aan de voorzitter van het Regulier Overleg Warenwet. De VWA heeft geadviseerd het eisenpakket te betrekken bij de voorgenomen wijziging van het warenwetbesluit kinderbedden en –boxen. 4
CONCLUSIES
Het aangetroffen veiligheidsniveau van speeltoestellen is nog steeds relatief laag: Op 48% van alle locaties zijn één of meer technische tekortkomingen aangetroffen: • Op 26% van alle locaties is verstikkingsgevaar door verstrikking aangetroffen. • Op 25% van alle locaties zijn obstakels in de valzone, onvoldoende oppervlak of onvoldoende valdemping van de valzone aangetroffen. Van alle aangetroffen speeltoestellen was 35% een (niet gekeurde) activity toy. Op 57% van alle locaties is 1 of meer activity toys aangetroffen. Van niet meer dan 31% van de toestellen was het logboek aanwezig en ingevuld. Op 66 % van de locaties is een maatregel genomen. Vergeleken met de resultaten van de monitoring van 2004 is er geen verbetering waarneembaar. De resultaten zijn niet zuiver te vergelijken omdat bij de inspecties van 2005 de technische tekortkomingen per locatie (en niet per toestel) geregistreerd zijn. Voor wat betreft de kinderbedden en -boxen leveren de resultaten van 2005 een even zorgwekkend beeld. In respectievelijk 33 en 40% van de onderzochte producten werd beknellinggevaar aangetroffen, als getoetst wordt aan de eisen voor beknelling in de Europese normen. Deze Europese eisen geven een beter veiligheidsniveau weer en worden binnenkort ook geïmplementeerd in het Warenwetbesluit Kinderbedden en –boxen. Voor wat betreft de over klimbaarheid van de bedden en boxen is geconstateerd dat 11% van de bedden niet voldeden aan de gestelde eisen. Voor de boxen is dat 4%. Voor wat betreft het niet functioneren van het sluitmechanismen is er geconstateerd dat in 14% van de te openen bedden en niet functionerende sluitmechanisme aangetroffen werd. Bij de boxen voldeed 16% niet aan de gestelde eisen. Deze constateringen hebben er toe geleid dat er ongeveer 140 brieven naar de kinderdagverblijven gestuurd zijn om ze op de hoogte te stellen van geconstateerde ernstige tekortkomingen bij de kinderbedden en boxen. Daarnaast zijn bij zes fabrikanten maatregelen genomen gericht op het aanpassen van een aantal typen kinderbedden en –boxen. Op 23% van de door de VWA bezochte locaties was de door VWA verzonden mailing ook bekend bij de aangesproken leidster. Op 5% van de locaties is ook actie ondernomen naar aanleiding van de brief. Het onderzoek onder een steekproef van leidinggevenden in kinderopvang en peuterspeelzalen laat een iets positiever beeld zien: 40% van de ondervraagden weet zich de brief te herinneren en het merendeel vond de brief nuttig en duidelijk. In het onderzoek geeft ongeveer driekwart van de respondenten aan bekend te zijn met de wetgeving rondom veilige speeltoestellen en daaraan ook aandacht te schenken. De brief heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen aan het onder de aandacht houden van het thema veiligheid in deze sector.
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 11 van 12
De overleggen met fabrikant en leveranciers, onder andere over het eisenpakket voor kinderbedden en – boxen, hebben het effect gehad dat op termijn, na een aanpassing van het productassortiment, veilige en gekeurde1 producten zullen worden aangeboden aan de kinderopvang.
5
LITERATUUR -
1
Monitoring kinderbedden en – boxen in kinderdagverblijven. Ir. C.J.T.M. Postma-Koolen, december 2004. VWA Zuidwest. Speeltoestellen in de kinderopvang. Ir. L. Lammers, november 2004. VWA Zuidwest. Nalevingsgedrag kinderopvang. AnnaLise .SVP, februari 2006
De eis van keuring geldt niet voor kinderbedden en -boxen
VWA, Afdeling S&O zuidwest, L. Lammers en C. Postma-Koolen
Pagina 12 van 12