Speech tijdens opening tentoonstelling ‘Oorlog! Van Indië tot Indonesië 1945-1950’, Bronbeek. 19 februari 2015
Goedemiddag, Ik ben heel blij met deze tentoonstelling. .. Als dochter van een oorlogsvrijwilliger die als marinier in Nederlands-Indië heeft gediend, heb ik in het verleden regelmatig gezocht naar informatie over die periode van zijn leven. Dat was nog voor het internet bestond, dus ik zocht vooral in boekhandels en bibliotheken. Naar boeken over de geschiedenis van Nederlands-Indië, over de Nederlandse militairen die in Indië waren geweest, over de oorlogsvrijwilligers, de mariniers, hun verhalen, hun ervaringen. Het was niet zo dat mijn vader over die periode uitvoerig vertelde. Integendeel. Ik wist dat hij in Indië was geweest. Dat hij oorlogsvrijwilliger en marinier was. Daarover was hij wèl duidelijk. Maar veel meer wist ik niet. En vooral over de oorlogsvrijwilligers en mariniers was het lastig om verhalen te vinden. Ik denk dat ik toen óók heel blij zou zijn geweest met een tentoonstelling als deze. Dat hiaat in kennis, in wat er aan informatie voorhanden was, zou voor mij een belangrijke drijfveer worden om het verhaal van mijn vader op te schrijven en er een boek van te maken. Net als mijn ervaring dat bij veel van mijn generatiegenoten, en de jongere generaties, maar weinig bekend was over wat er in die late jaren veertig in het toenmalige Nederlands-Indië is gebeurd. Ik ben geboren in 1972. Mijn vader was wat ouder dan de vaders van mijn leeftijdsgenoten. Ik kende niemand anders met een vader die in Indië was geweest. Mijn vrienden hadden vaak geen idee wat zich daar had afgespeeld. Bij ons in de omgeving - ik ben opgegroeid in de buurt van Arnhem en ik ging naar school in Nijmegen - woonden veel Ambonezen. Maar het heeft even geduurd voordat ik begreep wat hun geschiedenis was, en hoe zich die verhield tot de mijne.
1
Op school werd in mijn herinnering nauwelijks aandacht aan ons verleden in Indonesië besteed. Als het al aandacht kreeg, dan ging het vooral over de handel, het Indië van tijdens de Tweede Wereldoorlog misschien. Er staat me bij dat ik in het laatste jaar voor mijn leeslijst het boek Bezonken Rood las, van Jeroen Brouwers, over zijn kinderjaren in het Jappenkamp Tjideng. Maar de onafhankelijkheidsstrijd in de tweede helft van de jaren veertig moest het met een paar zinnen doen. Mijn vader is nu 88 jaar. Hij vertrok in april 1945, het zuiden van Nederland was al bevrijd, als oorlogsvrijwilliger richting Engeland. Nadat Duitsland zich overgaf, werd hij in Amerika opgeleid tot marinier, om samen met de Amerikanen te vechten tegen Japan, dat Indië nog bezet had. Maar toen Japan capituleerde en de Tweede Wereldoorlog voorbij was, werd hij naar Nederlands-Indië gestuurd. Daar was een chaotische situatie ontstaan. De nationalisten hadden de Republiek Indonesië uitgeroepen en binnen de kortste keren sloegen strijdgroepen overal hun slag en waren Nederlanders nergens meer veilig. De mariniers moesten Nederlandse vrouwen en kinderen beschermen, die nog altijd in gevangenkampen zaten. Maar ik hoef u dat niet te vertellen, inmiddels weten we hier bijna allemaal wat voor een strijd nog zou volgen. Mijn vader zou bijna drie jaar in Nederlands-Indië blijven. In januari 1948 kwam hij thuis. In zijn brieven naar huis kondigt hij regelmatig aan dat hij eenmaal thuis wel zal vertellen wat er allemaal echt gebeurd is in die tijd. Dat zou er nooit van komen. Ik heb het geluk gehad dat zijn vele brieven, en die van zijn familie, uit die tijd bewaard zijn gebleven. Ruim tien jaar geleden, in 2004, vonden we ze terug in zijn oude reiskoffer uit Indië. Ze waren het startpunt van vele gesprekken, die uiteindelijk hebben geleid tot mijn boek 'Bestemming Soerabaja. Een verzwegen verleden in Nederlands-Indië'. Tot mijn verrassing kreeg ik na de publicatie van het boek vorig jaar veel reacties: van bezoekers van lezingen die ik gaf, maar ook via mails en brieven. Ik had al wel een
2
vermoeden - als ík met vragen zat, waren er vast meer mensen - maar deze reacties deden me nog meer beseffen hoezeer ons verleden in 'Indië' tot op de dag van vandaag nog leeft. Dat is natuurlijk ook niet zo gek: er is uiteindelijk zo'n beetje een hele generatie jongens heen gestuurd. En bijna iedereen in Nederland heeft wel een link met iemand die daar is geweest, in welke hoedanigheid dan ook. De reacties kwamen van generatiegenoten van mijn vader, die hun verhaal herkenden, maar ook van broers en zussen van veteranen, van zonen en dochters, en van kleinkinderen. Ze waren dankbaar voor het verhaal, omdat hun geliefden er nooit over hadden gesproken en ze nu eindelijk wat meer inzicht hadden in wat zij en de andere Nederlandse militairen daar hadden meegemaakt. De mensen die mij schreven waren vaak zelf bezig met het verzamelen van informatie, om ook hún geschiedenis in Indië vast te leggen. Met foto's, brieven, het opschrijven van hun verhaal, of een combinatie. Van de mensen die die periode zelf hebben meegemaakt, leven er helaas steeds minder. Het is voelbaar hoe het belang steeds groter wordt om hun verhalen te bewaren, om ze door te vertellen. De reacties lieten mij vooral zien hoe groot nog altijd de behoefte is aan informatie over die periode, dat er nog altijd mensen zijn die vragen hebben. In de eerste generatie, in de tweede generatie, maar ook in de derde generatie. Een voorbeeld. In november gaf ik een lezing waar mijn vader ook bij was. Na afloop kwamen twee broers naar hem toe, ik schat dat ze beide achterin de zeventig waren. Ze vertelden dat hun oudere broer als militair naar Indië was gestuurd en daar was omgekomen. Ze waren destijds nog heel klein. Te klein om te kunnen beseffen in welke situatie hun broer was beland, waarom hij niet meer terugkwam. Ze hoopten dat mijn vader nog antwoord zou kunnen geven op vragen over waar hun broer gelegerd was geweest, wat hij daar had meegemaakt. Ook kwam na een lezing een vrouw naar me toe, met onder haar arm de mooi uitgewerkte brieven uit Indië van de oudere broer van haar moeder. Toen haar oom als militair naar Indië vertrok was haar moeder, zijn zusje, nog heel klein. Onder iedere brief uit dat verre land
3
schreef hij een zoentje voor zijn kleine zusje. Het heeft het zusje altijd laten voelen dat ze speciaal voor hem was. Met het verstrijken van zijn jaren in Indië bleven zijn brieven komen. Tot de familie op een dag bericht kreeg dat hij in Indië was bezweken aan een ziekte. Zijn brieven waren alles wat ze nog van hem hadden. Het boek dat deze mevrouw van de brieven had gemaakt was een eerbetoon aan haar oom, en bedoeld om zijn verhalen en ervaringen te bewaren voor de familie. Ze vroeg zich af of ze er nog meer mee zou kunnen doen. Ik zal, geanonimiseerd, een paar geschreven reacties voorlezen. Beste Ilse, Dank voor je verhaal. Mijn vader is geboren in 1927 en heeft net als jouw vader een mariniersopleiding gevolgd in Amerika, in Camp Le Jeune in 1945. Hij is daarna ook naar Indië gegaan. Ik ben in 1949 in Soerabaja geboren. Wij zijn het jaar daarna naar Nederland gegaan. Ik heb helaas nooit gehoord wat er allemaal gebeurd is daar. Mijn vader is in 2007 overleden, dus ik kan het hem ook niet meer vragen. En mijn moeder is twee jaar geleden overleden. Ik ga er nu meer werk van maken om nog het een en ander te weten te komen. Maar jij hebt me al enorm geholpen. .. Hallo, vanmorgen las ik in De Gelderlander over 'Bestemming Soerabaja'. Mijn vader heeft in de periode 1946-1948 in Nederlands-Indië gediend, net als jouw vader om de vrouwen en kinderen te beschermen. Mijn vader was toen al 39 jaar oud en ik was net geboren toen hij moest vertrekken. Hij schreef ook iedere dag aan mijn moeder en zij schreef iedere dag terug, compleet met foto's van mijn zus en mij. Wij hebben die brieven echter nooit gevonden. Mijn vader is in 1993 overleden. Ik hoop dat ik door jouw boek nieuwe inzichten krijg over die tijd daar. .. De kinderen van veteranen zijn vaak nog op zoek naar informatie. Hun vaders praatten er weinig over en zijn vaak niet meer in leven.
4
Maar ook kleinkinderen willen meer weten over wat hun opa's in Indië hebben meegemaakt. Ik wil tot slot een mooie reactie van een kleindochter met u delen. Ook weer geanonimiseerd. Hallo Ilse, Mijn opa heeft van eind 1946 tot begin 1950 in Indië gediend. Hij heeft ons veel verhalen verteld, en als jong meisje was ik daarin al erg geïnteresseerd. Later kreeg hij nare dromen en wilde hij steeds minder kwijt over Indië. Boos is hij altijd gebleven. Vooral over het feit dat hij nooit een vergoeding heeft gekregen en het een verkeerde oorlog was. Zijn beste vriend is in Indië in de strijd omgekomen. Mijn opa leeft helaas niet meer, maar met hem op mijn schouder heb ik deze zomer een rondreis gemaakt door Indonesië, waaronder Java. Ik ben met zijn bataljon en compagnienummer het archief ingedoken. Daar heb ik de route gevonden die mijn opa heeft afgelegd. Ik kwam er ook achter waar zijn vriend begraven lag. Een ontzettend emotioneel moment. Mijn opa en oma hadden al verkering toen opa naar Indië ging. Ze hebben elkaar vier jaar lang geschreven. Oma had de brieven van opa netjes bewaard, maar een week voordat hij terug kwam, brandde de boerderij van oma af en zo verbrandden ook al opa's brieven. Dat is nog eens wat je noemt zonde. Ik ben begonnen met het schrijven van een boek. Mijn grootste doel is dat de verhalen van generatie op generatie worden doorverteld. .. Dat lijkt me een mooi besluit. Het door vertellen van de verhalen is ook een doel van deze expositie. Een van de mooie dingen aan deze tentoonstelling is dat het aandacht heeft voor de complexiteit van de situatie destijds, dat het de idealen van beide kanten laat zien, dat het de positie van het KNIL daarin belicht, en - voor mij - ook.. dat er materiaal is van de Mariniersbrigade. Ik denk dat het voor een goed begrip van de geschiedenis belangrijk is dat zoveel mogelijk verhalen worden verteld, dat alle perspectieven aandacht krijgen, en dat deze informatie toegankelijk is en veel mensen weet te bereiken. Mijn hoop is dat deze tentoonstelling door veel jongeren en scholen zal worden bezocht, opdat de verhalen niet verloren gaan en we als land onze eigen geschiedenis beter leren kennen.
5