Speech Opening Academisch Jaar 2012 Bernard Wientjens, 3 september 2012, Tilburg University
Het gesproken woord geldt! Het is een grote eer om als middelmatig rechtenstudent met als bijvak bedrijfseconomie, in dit Mekka van economie en rechten, het academisch jaar te mogen openen! Hartelijk dank voor uw uitnodiging! U neemt echter wel een risico: het kan zijn, beter gezegd, de kans is groot, dat ik iets zeg dat wetenschappelijk niet correct is. Maar misschien is dat ook niet zo erg. Het geeft weer een mogelijkheid aan een aantal van u, uw wekelijkse of maandelijkse column te vullen! Bovendien bevind ik mij in goed gezelschap. Was het in het verleden nog doodnormaal dat politici niet alle cijfers uit hun hoofd kenden, maar rustig fouten mochten maken zonder dat dat te serieus genomen werd, nu wint hij of zij het debat die het minst gelogen heeft. De wereld verandert snel, het is nog niet zo lang geleden dat dit precies andersom was! Deze tijd is natuurlijk ook een eldorado voor economen: Het CPB, onder leiding van de enige econoom die politici niet tegen kunnen spreken, analyseert de partijprogramma’s en komt met 2400 rapportcijfers. Natuurlijk is er voor elke lijsttrekker wel een aantal pluspunten bij elkaar te schrapen! Bovendien worden ze naarstig geholpen door vele economen, die veelal bijzondere banden met één van de partijen hebben. Zo heeft elke partij wel zijn huiseconoom, alhoewel het voor sommige partijen niet eenvoudig geweest moet zijn iemand te vinden. Alle gekheid op een stokje, de economische wetenschap speelt een grote en noodzakelijke maatschappelijke rol. Ook VNO-NCW maakt dankbaar gebruik van economen. De timing van de opening van het academisch jaar ligt uiteraard lang van te voren vast. Dit jaar is de timing wel bijzonder. Vlak voor de verkiezingen met dagelijkse grote verschuivingen in de polls en met een volstrekte onduidelijkheid wie de verkiezingen gaat winnen of beter gezegd wie de verkiezingen gaat verliezen, laat staan welke coalitie ons land gaat regeren. Er is er wel enige ontspanning in het Euro-dossier, maar elke dag kan er weer een nieuwe storm opsteken. Met angst en vreze wacht de wereld op de uitspraak van Karlsruhe, toevallig op 12 september! De toon in de meeste debatten is meestal somber en dat is begrijpelijk nu er nog nauwelijks licht in de tunnel te zien is. Bovendien zijn er partijen die somberheid als handelsmerk hebben. Op de somberste toon het gebrek aan consumentenvertrouwen betreuren helpt niet echt. Op de somberste toon de toenemende armoede en het begin van wachtlijsten in de zorg beklemtonen, helpt ook niet echt!
1
Naast het feit dat deze opmerkingen vaak met krokodillentranen gemaakt worden, wordt een volstrekt verkeerd beeld geschetst. Enkele feiten: Nederland is een van de weinig overgebleven triple A landen. Ons BBP per hoofd, is na Luxemburg het hoogste van Europa. We hebben op één na het hoogste minimumloon en hoogste bijstand van Europa. Er zijn in Europa maar drie landen met een lagere inkomensgelijkheid. 10 % van de Nederlanders betaalt 50% van de inkomstenbelasting na verrekening van de hypotheekrenteaftrek. Wij hebben het, per hoofd van de bevolking, hoogste pensioenvermogen ter wereld. Wij hebben op één na, de laagste werkloosheid van Europa. Wij zijn nr. 6 op de lijst van meest productieve landen ter wereld. Wij zijn na de Denen en Noren de meest tevreden mensen ter wereld. Ons zorgstelsel is het beste in Europa. Volgens Bloomberg heeft Nederland het op een na beste vestigingsklimaat voor bedrijven ter wereld. Zo kunnen we nog even doorgaan! Het is jammer dat verkiezingen blijkbaar niet op optimisme gewonnen worden. Naar mijn overtuiging heeft Nederland deze sterke positie bereikt door 3 factoren: Een creatief, internationaal, onvermoeibaar en doorzettend ondernemerschap. Een hoog niveau van onderwijs, onderzoek en innovatie. Een stabiele en voorspelbare overheid. Wat mij het meest zorgen baart in de meeste partijprogramma’s en de huidige verkiezingsstrijd, is dat de aandacht voor deze 3 factoren van ons succes, volstrekt onvoldoende is. Er is nauwelijks sprake van een visie op Nederlands internationale positie. Het ondernemerschap wordt wel met woorden toegejuicht maar vooral door de linkse partijen als melkkoe voor het financieren van hun hobby’s gezien. Er is weinig aandacht voor de enorme voordelen voor onze welvaart die het vestigen van vele internationale bedrijven in Nederland ons gebracht heeft. Het volmondig en onvoorwaardelijk steunen van Europa en de Euro, is voor bijna alle partijen een brug te ver, angstig als ze zijn voor het negatieve Europa-sentiment onder de bevolking. NO-NCW, samen met MKB-Nederland en LTO, heeft zich ongebruikelijk scherp in de discussie over Europa gemengd. Wij zijn geen politieke partij, we zijn volstrekt onafhankelijk van welke partij ook, maar voelen ons wel gedwongen ons in het publieke debat te mengen. Voor de Nederlandse ondernemingen en dus de werknemers en dus de welvaart van ons land, is Europa en de EU van het allergrootste belang. Het aandeel in ons nationaal inkomen, dat afkomstig is uit de export, is 30% of te wel 180 miljard Euro. Hiervan is twee-derde Europa, dat wil zeggen 120 miljard Euro en anderhalf miljoen banen. Bovendien heeft Nederland, via pensioenfondsen of anderszins ca. 1400 miljard in Europa belegd, met een geschatte opbrengst van 50 à 60 miljard per jaar. Onze garanties naar Europa, die op zouden kunnen lopen naar 90 miljard staan dus in geen enkele verhouding tot ons jaarlijks inkomen uit Europa. Natuurlijk besef ik dat een zeer groot deel van onze inkomsten uit Europa uit de interne markt komt en in mindere mate uit de eenheidsmunt. Maar is de aanname dat het uiteenvallen van de Euro ook gigantische consequenties zal hebben voor de interne markt vreemd? Dat landen in
2
Zuid Europa, die enorm in welvaart zullen terugvallen, tot protectionisme zullen vervallen lijkt meer dan waarschijnlijk. Wij hebben geen enkele behoefte aan een dergelijk experiment. Nederland staat er dus internationaal niet slecht voor. Toch was het de afgelopen jaren volstrekt duidelijk dat de nieuwe mondiale verhoudingen, niet alleen politieke gevolgen hebben voor Europa en Nederland, maar het ook noodzakelijk maken dat Nederland haar economische strategie herziet, of beter gezegd opnieuw uitvindt. Nederland kende de afgelopen decennia geen echt industrie-, of beter gezegd, gericht bedrijfslevenbeleid. Na de catastrofes van het industriebeleid in de 70er en 80er jaren, dat de zwakke bedrijven steunde met als apotheose de RSV-enquête, was het devies op EZ; afstand bewaren van het bedrijfsleven, geen sectorbeleid maar uitsluitend algemeen, macro-ingegeven economisch beleid. Als gevolg hiervan verdween bij EZ de sectorspecifieke kennis bijna geheel. Bovendien werd Nederland uitgeroepen tot een postindustriële economie met als kern de dienstensector. Toen in Balkenende 1 bleek dat Nederland dreigde de internationale aansluiting te verliezen door een dreigend tekort aan innovatie-inspanningen, is het innovatieplatform opgericht. Achteraf kunnen wij constateren dat dit innovatieplatform het begin is geweest van een herziene houding ten opzichte van het bedrijfslevenbeleid. Hoewel het platform niet populair werd o.a. door de grote afstand tot de ondernemers en ook tot de kennisinstituten, is het toch aan het innovatieplatform te danken, dat in Nederland het klimaat ontstond dat in de steeds sterkere globaliserende economie, niet alleen het bedrijfsleven, maar ook landen, keuzes moeten maken. Dit heeft geleid tot het begrip sleutelgebied. In Rutte 1 is dit sleutelgebied-beleid omgevormd tot het topsectorbeleid. Het is de verdienste van het huidige kabinet en in het bijzonder van Maxime Verhagen dat in tegenstelling tot het sleutelgebied-beleid van het innovatieplatform, het topsectorenbeleid bottom-up georganiseerd werd. Dit wil zeggen dat het bedrijfsleven zelf de verantwoordelijkheid voor de plannen van de topsectoren kreeg. In ongebruikelijk korte tijd is het gelukt om per topsector een businessplan te maken, dat gedragen wordt door het bedrijfsleven, de kennis- en innovatie-instellingen en de overheid. Deze plannen zijn inmiddels omgezet in roadmaps en innovatiecontracten. Binnenkort zal het echte werk beginnen! Het bedrijfsleven, van groot tot klein heeft buitengewoon enthousiast gereageerd en haar verantwoordelijkheid genomen. Een van de belangrijke doelstellingen zal zijn onze exportpositie buiten Europa te versterken. Weliswaar is Nederland een van de grootste exporteurs ter wereld, maar de export buiten de EU is klein en groeit onvoldoende. Bij de selectie van de topsectoren is uitdrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden van de sector buiten Europa. Wij pleiten daarom voor een versterking van het toekomstige kabinet met een zware minister van buitenlandse handel en een versterking van ons Postennetwerk, kwalitatief en kwantitatief, in die landen waar het Nederlandse bedrijfsleven kansrijk is. Hoewel het samenwerken in de "gouden driehoek" of de "triple helix" niet nieuw is, in de agro food-sector heeft men een jaren lange ervaring, was er toch koudwatervrees, vooral bij de wetenschap.
3
Uiteraard bestond er een begrijpelijke zorg dat de herverdeling van innovatiegelden (er was immers geen nieuw geld beschikbaar) ten koste zou gaan van de middelen voor de fundamentele wetenschap. Hierdoor ontstond er in aanvang enige wrijving tussen bedrijfsleven en wetenschap. Gelukkig is de kloof inmiddels overbrugd. Ik ben daarom buitengewoon blij dat vandaag een manifest gepubliceerd wordt, waarin het bedrijfsleven, de VSNU, de HBO-Raad, de KNAW, NWO en TNO namens de GTI's , hun vertrouwen in het topsectorenbeleid bevestigen en tegelijkertijd benadrukken dat het fundamenteel onderzoek de basis is van alle onderzoek, en wanneer het economisch maar enigszins kan, meer middelen moet krijgen. Ondernemend Nederland is blij met het ministerie van EL&I. Dit ministerie is onvergelijkelijk sterker dan het vroegere EZ, dat in de loop van de jaren steeds krachtelozer werd. Een sterk ministerie dat ondernemerschap en innovatie bundelt, is een absolute voorwaarde om de onmisbare rol van de overheid in de "gouden driehoek" te vervullen! Nog beter zou het zijn wanneer de staatssecretaris van OCW met zijn portefeuille, hoger onderwijs en wetenschap, een onderdeel van dit ministerie zou zijn. Bij de alpha en gammawetenschappen is men bezorgd dat het topsectorenbeleid ten koste van deze wetenschappen zou gaan. Ik ben het hier niet mee eens. Ook in hoog technologische bedrijven is er een sterke behoefte aan alfa of gamma opgeleiden. Bij een bedrijf als Philips is circa 50% alfa en gamma opgeleid! Ik kan het niet laten iets over het poldermodel te zeggen: Ondernemend Nederland betreurt het buitengewoon, dat de uitslaande brand binnen de Bonden het overleg tussen sociale partners verlamt. Juist nu, nu de economische situatie niet florissant is en het vormen van een regering waarschijnlijk een uiterst moeilijk proces zal worden, is er grote behoefte aan overleg tussen sociale partners. Is er een beter moment denkbaar waarop sociale partners de impasse zouden kunnen doorbreken, in dossiers als de woningmarkt, de pensioenen en de arbeidsmarkt? Het is cynisch te constateren dat de aanleiding van het conflict, de AOW en Pensioenleeftijd, waarbij een deel van de leden van de FNV, gesteund door de SP, elke verhoging van de leeftijd categorisch afwees, achteraf niet nodig was geweest, nu de SP in haar verkiezingsplan voor de AOW-leeftijd van 67 jaar in 2025 kiest, precies wat in het door de SP getorpedeerde pensioenakkoord afgesproken was. De afgelopen week hebben onze voorstellen met betrekking tot de securitisatie van hypotheken veel aandacht getrokken. Laat ik heel duidelijk zijn: Uiteraard zal deze securitisatie in vrij overleg, marktconform uit onderhandeld moeten worden tussen banken en pensioenfondsen. De gedachte dat pensioenfondsen ongeconditioneerd de hypotheken van de banken overnemen, is nooit een element van onze voorstellen geweest. Wel vinden wij dat de unieke situatie van Nederland met een enorm pensioenvermogen, zou moeten kunnen bijdragen tot het oplossen van de moeilijke financiële situatie waarin ons land zich bevindt. Ondernemerschap is en blijft de absolute voorwaarde om topsectorproducten of -diensten succesvol op de markt te brengen. Het is daarom buitengewoon verheugend dat ook Tilburg heel veel aandacht aan ondernemerschap geeft. Uw stichting "Starterslift" is een voorbeeld hoe ondernemers ondersteund kunnen worden. Het valorisatieplan West- en Midden-Brabant is een voorbeeld hoe het landelijke topsectorbeleid op regionaal gebied vorm kan worden gegeven. 4
Het topsectorenbeleid staat en valt met een optimaal ondernemingsbeleid, een compromisloos bevorderen van onderwijs, onderzoek en innovatie en een betrouwbare voorspelbare overheid, die inziet dat dit beleid voorwaardelijk is voor het behoud van onze internationale concurrentiekracht en dus onze welvaart. Hopelijk zal een nieuwe regering dit beleid voortzetten en zo mogelijk versterken. Ik wens de universiteit, haar medewerkers en studenten een goed studiejaar toe! Dank U.
5