Inleiding CDA-Bijeenkomst Religie en Ontwikkelingssamenwerking 13 december 2008 in De Kandelaar te Amsterdam Agnes van Ardenne, Ambassadeur en Permanente Vertegenwoordiger namens Nederland bij de VNOrganisatie voor Voedsel en Landbouw in Rome Alleen het gesproken woord geldt!
Dames en Heren, Laat ik beginnen met u allen te danken, dat ik hier mag zijn en met U mag spreken over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. Religie en ontwikkelingssamenwerking. Het zijn twee onderwerpen die in mijn leven een belangrijke rol spelen, en die zijn voor de discussie van vandaag met elkaar verbonden. Ook de andere zes thema’s van de serie publieksbijeenkomsten van de Eduardo Frei Stichting organiseert kunnen in hetzelfde verband worden geplaatst. Ik kom daar aan het eind van mijn inleiding op terug. Overigens hulde aan de EFS en het CDA voor het initiatief, de organisatie en de voorbereiding hiervan. Wat voor mij bepalend is in de discussie van vandaag, dat we helder krijgen, wat het CDA als politieke beweging vindt van religie in algemene zin en in het bijzonder in relatie tot ontwikkelingssamenwerking. Als insider weet ik hoezeer dit thema bij onze partij hoort, als buitenstaander is het niet eenvoudig de essentie ervan te ontdekken. Nog vóór ik de zoekopdracht religie kon intoetsen op de CDA website verscheen -U raadt het nooit- Sinterklaas (!) in beeld met het bericht dat sommige leerlingen van een school in Leiderdorp op 5 december Stas Jack de Vries hadden herkend als de Sint die te paard op bezoek kwam en cadeautjes bracht. Ik speurde verder naar de CDA standpunten onder de r van religie, En jawel hoor: raketschild, rechtspraak, referendum…., rookverbod. Nee, misschien onder godsdienst, ja gedoogbeleid, gemeentelijke herindelingen, geneesmiddelen…..gezinsbeleid. Het CDA-verkiezingsprogramma geeft gelukkig een beter beeld dat de partij religie en levensbeschouwing serieus neemt. Dat geldt overigens ook voor de CDA lokale en provinciale programma’s.
Religie, godsdienst, levensbeschouwing, spiritualiteit, zijn in. Lees er de dag- en weekbladen er maar op na. Kijk in de boekwinkel op de boekentafels met bestsellers. Zie het initiatief van de Koning van Saoudi Arabië om in VN verband een interreligieuze dialoog te houden. Zie de achterkant van het Actieplan van de VN om gezamenlijk de voedselcrisis te bestrijden van september 2008, waarop staat: “ There are people in the world who are so hungry, that God can only appear to them in the form of bread.” Het zou in de Nederlandse situatie vandaag de dag ondenkbaar zijn, als op de achterkant van het Kabinetsprogramma Samen leven samen werken een dergelijke tekst zou staan. En toch denk ik dat er naar gesnakt wordt. Naar de verbinding met het metafysische. Goede bedoelingen koppelen aan een Godsbesef is in tijden waarin vaak negatieve aspecten van een Godsbesef de boventoon vormen dringend nodig. De vraag is of we er in Nederland zo langzamerhand klaar voor zijn. Om religie te laten doordringen in ons handelen als iets vanzelfsprekends, zoals je dat om je heen al ziet gebeuren, nationaal en internationaal. Waar men ook de scheiding van Kerk en Staat respecteert, maar er minder benauwd over doet dan in Nederland op dit moment. ONDEELBARE WERELD Als er ooit een jaar is waarin we met de neus op de harde feiten zijn gedrukt, dat de wereld ondeelbaar is, dan is het wel het afgelopen jaar. Niet eerder hadden we te maken met zowel een voedsel- als een energie- als een financiële crisis. (triple f) De hoge voedsel- en energieprijzen hebben het armoedige bestaan van honderden miljoenen mensen verder verslechterd en het aantal mensen dat chronisch honger lijdt is voor het eerst sinds jaren weer opgelopen tot 963 miljoen (nieuwste cijfers van de FAO van begin deze week). Die armoede en ongelijkheid raakt ons allen en brengt ons van de wijs. De kredietcrisis treft bovendien de armsten het hardst en beïnvloedt niet alleen onze economische groei negatief, maar ook de groei elders in de wereld. De wereld is een dorp geworden. We zijn elkaars buren, er is geen ontkomen meer aan. Gaat het elders goed, dan gaat het ons goed. Is het elders veilig, dan is het bij ons veilig. We hebben er dus belang bij in goede verstandhouding met onze buren te leven. Globalisering is een feit, we hebben elkaar nodig om een wereld van vrede en rechtvaardigheid op te bouwen. Vanwege deze crises zullen we de komende tijd nog harder geconfronteerd worden met prijsexplosies en voedseltekorten. De vraag is hoe we ons daarop voorbereiden en een uitweg proberen te vinden voor het rampscenario, dat zich naar mijn mening gaat ontvouwen. De strijd om land en water wordt heviger. Natuurlijke hulpbronnen worden schaars en dus duur. Migratie zal toenemen, evenals de armoede en uitsluiting van grote groepen mensen. We zien de effecten ervan al om ons heen.
Dat raakt een andere crisis, waarin we ons bevinden, de vierde. Die is voornamelijk cultureel van aard. Jazeker, door de confrontatie met de ander en het andere botsen de beschavingen, zoals door schrijvers eerder is voorspeld. Maar de voorspellingen van sommigen, dat we aan het einde van de culturele verscheidenheid zouden zijn, zijn niet uitgekomen. Integendeel, de mens lijkt meer dan ooit op zoek te zijn naar identiteit en herkenbaarheid, naar de diepere betekenis van de dagelijkse dingen en de samenhang daarvan met de globaliserende wereld. Er is in dit opzicht een opleving van een allesomvattende benadering van materiële en immateriële zaken. Er is een toenemende behoefte aan duurzaamheid, aan verbondenheid met anderen en met de natuur. Ging het in de jaren zeventig om de Economie van het Genoeg, nu gaat het om het Behoud van de Schepping voor komende generaties Dit alles heeft te maken met het toenemende besef, dat eenieder ten diepste een religieus wezen is, dat het beste tot zijn recht komt in relatie tot anderen. Het is dus niet verbazingwekkend, dat de aanhang voor wereld- en andere godsdiensten internationaal stijgende is. Dat die groei in Nederland niet doorzet is onverklaarbaar. Wellicht zijn we nog teveel kinderen van de jaren zestig gebleven, waarin secularisatie, individualisering en nivellering ons vrijheidsdenken bepaalde en gemeenschapszin en respect voor anderen naar de achtergrond verdwenen. Religie werd in Nederland een privé aangelegenheid. Daarmee houdt wellicht wel verband het feit, dat er nu een zekere onverdraagzaamheid is ten opzichte van religies in het algemeen en ten aanzien van de islam in het bijzonder. Ik vind het zelfs verontrustend dat een parlementariër nauwelijks weerwoord krijgt als hij roept dat de Koran maar verboden moet worden. Vrijheid van godsdienst is een van de rechten waarvoor Minister Verhagen zich terecht ten volle inzet. Maar is er een doordachte strategie om de verschillende religies, religieuze organisaties en hun leiders en ook religieuze uitingen een plaats te geven in onze pluriforme samenleving? In dat verband heb ik met enige spanning zitten kijken naar de uitzending vorige week waarin de Minister-president aankondigde, dat Nederland voor langere tijd in een recessie terecht is gekomen. Goed, dat hij daarmee het initiatief heeft genomen. Een recessie is ernstig, die gaat verder dan het failliet van een paar banken of ondernemingen. Het tot stilstand komen van onze economie raakt ons allen, individueel en als families. Nog meer zal het aankomen op samenhang in de samenleving. Ook al stagneert de economische groei, dan hoeft dat nog niet te betekenen, dat de sociale en culturele ontwikkeling vastloopt. Helaas is het in onze Nederlandse seculiere traditie niet gebruikelijk, dat onze MP alle religieuze en niet-religieuze leiders bij elkaar roept om na te denken hoe we met elkaar die recessie kunnen overleven. President Lula van Brazilië vond het echter heel gewoon om 20 dagen na zijn aantreden als nieuwe President met alle religieuze leiders en organisaties in zijn land een pact af te sluiten om het Zero Hunger Project, een groot nationaal plan om het aantal Brazilianen, dat honger leed en -
dat waren er 54 miljoen, dat wil zeggen 11,4 miljoen gezinnen- tot nul terug te brengen. Door een gezamenlijk aanpak, niet alleen als overheid, maar met de samenleving. En die is nu eenmaal divers. In Brazilië en in Nederland, overal. Een paar jaar later sloot hij op internationale schaal op de VN-Top in 2005 een pact tegen de armoede en honger met wereldleiders, waaronder ook de toenmalige Paus Johannes Paulus II en legde daarmee het verband tussen de ongelijkheid in delen van Brazilië en de rest van de wereld. GELIJKWAARDIGHEID In de Statenpassage van het Tweede Kamergebouw hangt een oranje lint, geschonken door Koningin Beatrix bij de opening van het gebouw. Zij schreef daarop: In de gelijkwaardigheid van mensen ligt de grondslag voor een verdraagzame samenleving. Er staat niet in de gelijkvormigheid, of in de gelijksoortigheid. Evenmin is bedoeld gelijkgestemdheid of gelijkgekleurdheid. In de term gelijkwaardigheid zitten twee betekenissen”die van gelijkheid en die van waardigheid. Het gaat dus om mensen. En het gaat niet om Nederlanders alleen. Het gaat om mensen, vrouwen en mannen van verschillende culturen, religies en herkomst, die alle gelijkwaardig zijn en als zodanig behandeld dienen te worden. Aan de andere kant van dit lint staat de eerste strofe van het zesde couplet van het Wilhelmus: Mijn Schild ende betrouwen zijt Gij o God Mijn Heer. In het huis van de democratie heeft Hare Majesteit deze twee noties toegevoegd als geheugensteuntjes waar het eigenlijk om gaat bij alle politieke beslissingen. Ik heb dit altijd heel bijzonder gevonden en als Tweede Kamerlid nam ik vaak bezoekers mee om dit te laten zien. DIVERSITEIT Later, heb ik als Minister gemeend om daaraan invulling te geven door religie met ontwikkelingssamenwerking te verbinden. Dat was nieuw en het was moeilijk. Allereerst, omdat religie voor velen in Nederland geen vanzelfsprekende kost is. Hoewel de meesten van ons religieus zijn opgevoed is er toch een zekere gêne om erover te spreken of om er politiek beleid op te formuleren. Religie en levensbeschouwing wordt door de meerderheid van de Nederlanders als een privé kwestie beschouwd. Ten tweede was er de huiver, dat de overheid de scheiding tussen kerk en Staat niet zou respecteren. En ten derde was er ook nog de opvatting, dat religie niet alleen positief is in het leven en dus ook negatieve kanten heeft voor de ontwikkeling van mensen. En dan was er nog het probleem, dat op het Ministerie van Buitenlandse Zaken er weinig tot geen kennis was over de rol van religie in samenlevingen. Met dat laatste zijn we dan ook begonnen en hebben met verschillende particuliere ontwikkelingsorganisaties en wetenschappers een Kennisforum voor Religie en Ontwikkelingssamenwerking opgezet. Doel ervan was om meer inzicht te krijgen in de stimulerende rol of stagnerende rol van religie in ontwikkelingsprocessen. Dit is themagewijs opgepakt, bijvoorbeeld met AIDS,
reproductieve gezondheidszorg en rechten, fragiele staten. De kennis die daarmee verzameld werd weer gebruikt door de beleidsmakers en aan anderen beschikbaar gesteld. We hebben daarmee ook interreligieuze dialogen kunnen stimuleren rondom vrede en verzoening in Noord-Oeganda, rondom preventieve maatregelen tegen HIV besmetting en in Yemen en rondom corruptie in Indonesië. We hebben via de Raad van Kerken in Zuid-Soedan Radio Voices of Hope kunnen steunen die in tijden van conflict en wederopbouw een constructieve en verzoenende rol speelt. En met financiële support worden al decennia lang ontelbare onderwijsen gezondheidszorgprogramma’s gesteund, die door religieuze organisaties, ook hindoe, boeddhistische en islamitische, in ontwikkelingslanden worden verzorgd. Die blijken nu volgens onderzoek de meeste resultaten op te leveren. Het zou dus heel beperkend zijn als de Nederlandse overheid slechts ontwikkelingsprogramma’s financiert die door niet-religieuze instellingen worden uitgevoerd. Daarom is het goed, dat het ontwikkelingsgeld niet alleen naar de VN of de Wereldbank gaat, maar ook substantieel via particuliere organisaties wordt besteed. Natuurlijk hoort daarbij de check van effectiviteit en efficiëntie en of deze organisaties te goeder trouw werken en niet fundamentalistische tendensen versterken of conflicten verscherpen. Mij schiet nu het voorbeeld te binnen van de moslimorganisaties en de christenen die we op de Molukken met behulp van de Nederlandse organisatie Kerk in Actie zover kregen dat zij gezamenlijk de noodhulpgoederen verstrekten aan de getroffenen in het noodlijdend gebied enkele jaren geleden. Dat is voortreffelijk gegaan. En ook die keer dat ik in Nicaragua met de bisschop van Managua het belang van sexuele voorlichting aan jongeren op scholen besprak, nadat onder druk van de Katholieke Kerk, betreffend lesmateriaal van de scholen was verwijderd. Later zijn die lesboeken gelukkig toch weer verstrekt. Er is ook een donkere kant van religie, die van conflict, onderdrukking en geweld, vooral gericht op vrouwen. We zijn echter te snel geneigd om die negatieve aspecten in een samenleving op het gehele conto van bepaalde religieuze groeperingen te schuiven. Soms is dat terecht, zoals bij het langdurige en bloedige conflict in Noord-Ierland. Vaak is het onterecht, omdat binnen elke religieuze stroming er mensen zijn, die zich helemaal niet verwant voelen met een lijn van confrontatie, van verharding en van vernietiging. Zij zitten in een lastig parket, voelen zich niet altijd vrij om openlijk een andere positie in te nemen en zijn in dat opzicht ook slachtoffer. Ik vond het daarom ook indrukwekkend, dat vele moslims in Mumbai na de terroristische aanslagen in de stad zich aansloten bij de Hindoes in hun protest tegen deze daden van geweld. Het is de kunst om deze goede krachten te mobiliseren en te steunen, opdat de kernwaarden van ieder geloof, zoals vrede en verdraagzaamheid tot zijn recht kunnen komen. Hier speelt het belang van de acceptatie van de
verscheidenheid van religieuze stromingen en het respecteren van die verscheidenheid. Bisschop Tutu heeft daarover onlangs in zijn Burgerschapslezing in Den Haag gezegd: “Diversiteit is de wet van het leven.”Ik zie het ook zo. Er zijn legio instrumenten om religie een plaats te geven in ontwikkelingssamenwerking. Ik noem de belangrijkste: allereerst het verzamelen en verspreiden van kennis en het trainen van hulpverleners en militairen op religieuze en culturele diversiteit en ethische dilemma’s, ten tweede het promoten van een mensenrechtenbeleid dat uitgaat van respect, vrijheid en gelijkwaardigheid, ten derde het permanent versterken van de rol en positie van vrouwen in gezin, politiek en samenleving, ten vierde het samenbrengen van leiders, organisaties, bedrijven en groepen voor debat en dialoog en eventueel voor gezamenlijke actie, ten vijfde het bevorderen van interreligieuze processen van verzoening, acceptatie, participatie en integratie, ten zesde het consequent toepassen van het principe van subsidiariteit, ten zevende het inzetten op publiek-private partnerschappen voor tal van activiteiten voor duurzame productie en consumptie, ten zevende het benutten van nieuwe multi-mediale technieken om te bemoedigen en te informeren. In dit verband wil ik het initiatief van Cordaid noemen die mails rondstuurt met een Adventsgroet en oproept tot gebed. Zo kunnen we natuurlijk die boerin in Ruhengeri via een sms op haar mobieltje ook voorzien van de oogstvoorspellingen, het weer en de marktprijzen van cassave. JONGEREN Nederland is wederom nummer 1 in de wereld op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Dat verplicht om voorop te blijven lopen. Dat vraagt om vasthouden wat we uitstekend doen en vernieuwen waar nodig. Ik zou het fantastisch vinden als het CDA hierin het initiatief neemt en ook buiten deze zaal het debat aanvoert. We zouden daarbij veel kunnen leren van jongeren. Jonge mensen staan nog gretig en onbevangen in het leven. Dat is verfrissend. Ik zie dat op mijn Permanente Missie in Rome, waar sinds een half jaar twee jongeren onder de dertig werken, ik zie dat ook bij de studenten in de collegezalen, die bij de FAO op bezoek komen en waarvoor ik gastcolleges over voedsel en landbouw geef. Zij hongeren letterlijk naar het goede en voelen zich verloren wanneer wij als volwassenen kritisch en cynisch zijn over internationaal beleid. Met Bronne Pot, Jan-Jaap van Halem en Arnold van Velzen heb ik een hele ochtend zitten discussiëren over nieuwe invalshoeken in
het internationale beleid. Voor hen is internationaal beleid nationale kost en niet ver van hun bed. Voor jongeren is de wereld hun dorp. Daar zou het CDA gebruik van moeten maken bij deze heroriëntatie. Ontwikkelingssamenwerking heeft mijns inziens vooral een menselijk gezicht nodig en moet af van de maakbaarheid. Ontwikkelingsamenwerking is niet te koop, het is geen product maar een proces, een razend ingewikkeld proces omdat het om macht gaat. Ontwikkelingssamenwerking is daarom ook niet alleen een kwestie van geld en directe resultaten, maar vooral van de juiste houding en inzet. Het gaat vooral om het combineren van een gedegen inzet, een coherente aanpak, zoals dat deftig heet. We zouden onszelf wat bescheidener kunnen opstellen en moeten nagaan wat wij in ons handelen doen en laten wat verstorend is op de ontwikkeling van anderen, waar ook ter wereld. We geven vaak met de ene hand en nemen met de andere. We leven in onduurzame overvloed. Ook wij zijn onderdeel van een zich verder ontwikkelende wereld. Ontwikkelingssamenwerking begint thuis, hier in Nederland, in Europa. Daar wordt besloten hoeveel en wat we eten vandaag en hoe vaak we op reis gaan. Daar bereidt onze regering zich voor op de uitkomst van de wereldhandelsronde en op een duurzaam gemeenschappelijk landbouw- en milieu- en migratiebeleid. Het effectief bestrijden van honger, armoede, onrecht en uitsluiting beslaat een brede buitenlandse en binnenlandse agenda. Het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen kan bovendien pas succesvol zijn, indien de betrokkenheid van mensen, individueel of in groepen, voorop wordt gesteld. Overheden kunnen het niet alleen, dat hoor je vaker, maar waar wordt dit structureel toegepast? Jazeker, op het decentrale niveau, in buurten en wijken. Daar zie je burgemeesters en wethouders faciliterend optreden door partijen bij elkaar te brengen om zo problemen op te lossen. Dat versterkt de intermenselijke verhoudingen. Het zou een werkmodel kunnen zijn om als klein, maar niet onbelangrijk land in de wereld, een brede internationale agenda met succes uit te voeren. Ik hoop en verwacht, dat de ingrediënten die daarvoor nodig zijn vandaag en in de overige publieksbijeenkomsten ruimschoots aan bod zullen komen. Ik dank U voor Uw aandacht.