Douane s
p
e
c
i
a
l
speciale uitgave voor het NATIONAAL douanecongres 2013
SAMENWERKING IN DOUANELOGISTIEK ‘Toezicht doen we samen’ – met of zonder vertrouwen door Dennis Heijnen
Het komt er toch van, invoering van de Union Customs Code door Harry Mulder
www.douanecongres.nl
De markt voor douanedienstverlening in 2020 door Hans Maessen
Advertorial
Cargonaut: Onmisbare schakel in de luchtvrachtindustrie Cargonaut Nederland B.V., het community platform voor luchtvracht is gevestigd op Schiphol en bestaat al sinds 1986. Het bedrijf heeft als doel ketenbrede oplossingen te creëren met behulp van geregisseerde informatie uitwisseling tussen alle actoren in de luchtvrachtketen, zoals luchtvaartmaatschappijen, expediteurs, afhandelaren, transporteurs, verladers, douane en andere overheidsdiensten. Cargonaut levert hiervoor ook software als Cargoscan, eCargo Receipt, DGVS en nog veel meer. Als spin in het web onderkent Cargonaut als geen ander het grote belang van goede samenwerking met alle partijen in de keten. Lex Werkhoven, directeur Cargonaut Nederland B.V.: Wij hebben in de luchtvracht te maken met een verhoogde regelen controledruk. Wij vinden het belangrijk om goederenstroom met de administratieve stroom te integreren. Dit kan door informatie op cruciale punten in de keten te delen, waardoor er zo min mogelijk hinder is en de processen versneld worden. Als je gaat kijken naar de mate van automatisering tussen de partijen op Schiphol dan is dat hier gigantisch hoog; hoger dan elders in de wereld. In hubs als Singapore en Hongkong is ook een hoge mate van geautomatiseerde informatievoorziening, maar Schiphol is nog steeds koploper.
Vindt er in het kader van samenwerking ook uitwisseling plaats tussen de verschillende luchthavens? Waarschijnlijk gebruikt Singapore andere systemen dan hier gebruikt worden? Werkhoven: Ja, in Singapore of Hongkong wordt gebruik gemaakt van een ander community systeem. Wij wisselen informatie uit met de partijen die op deze systemen zijn aangesloten. In het kader van eFreight (papierloos luchtvervoer van goederen) willen wij ook komen tot protocollen om internationaal ketens op te zetten met betrekking tot de informatievoorziening. Hoe we dit doen en welke voordelen we aan beide zijden hier uit halen is een belangrijk aandachtsgebied van onze internationale samenwerking. Als je lokaal op Schiphol kijkt dan hebben we samenwerkingsverbanden op alle niveaus in de industrie waaronder ook de douane en overheid. Verder werken wij samen met de branche organisatie ACN Air Cargo Netherlands, waarin diverse belangengroepen vertegenwoordigd zijn (expediteurs, luchtvaartmaatschappijen, afhandelaren, vervoerders en douane en Cargonaut zelf).
Hebben jullie ook veel samenwerking met de software bedrijven die aangifte software ontwikkelen? Werkhoven: Ja zeker, wij kennen heel veel softwareleveranciers. De softwareleveranciers zorgen ervoor dat de informatie over aangiften, maar ook andere elektronische transacties naar Cargonaut gestuurd kunnen worden via interfaces die zij hun klanten (en onze klanten) aanbieden. Deze informatie wordt dan weer door Cargonaut gebruikt in onze databases en procesondersteunende applicaties. Aangiften, ECS en DGVS (Documentloos Goederen Volgsysteem) zijn hier goede voorbeelden van. Cargonaut zal per oktober ook de aangifteberichten voor AGS en de Comfortberichten van de douane ondersteunen.
Zijn er ook wel eens knelpunten in de samenwerking? Werkhoven: Ja natuurlijk komt dat wel eens voor. Er wordt kritisch naar Cargonaut gekeken. Wat hier op Schiphol qua informatievoorziening gebeurt is zeer complex. Voor onze klanten is het niet altijd duidelijk hoe zaken tot stand komen en waarom ze nodig zijn. Wij gaan nu veel meer naar het stapsgewijs creëren van protocollen (nog steeds in samenwerking met de industrie) dan alleen maar uitleg geven. Dit is een verandering die soms ook wat onrust met zich mee brengt. Voor de klant betekent het uiteindelijk dat het niet volgen van de protocollen kan leiden tot problemen in het proces. We hebben dus ook te maken met een mentale verandering en dat gaat soms met vallen en opstaan. Vooral voor de kleinere en middelgrote expediteurs is het wennen. Zij zullen ook mee moeten doen om Schiphol de voortrekkersrol te laten behouden. Dat is namelijk in ons aller belang. De lastendruk door overheidsregels drukt op de expediteurs en andere partijen in de keten. Cargonaut ontzorgt door oplossingen te bedenken waardoor de last minder wordt. Dit soort value added oplossingen kosten echter ook geld. Deze kosten moeten in verhouding zijn tot de opbrengsten. Deze discussie moet je op een gezonde wijze regelmatig voeren. Wij voegen veel waarde toe en onze kosten zijn daarom gerechtvaardig. Om klanten te overtuigen en mee te krijgen is, in deze voor de branche moeilijke tijd, erg belangrijk. We hebben niet alleen een voortrekkersrol, maar ook een meetrekkersrol. Wij willen Schiphol boven aan de lijst als preferred cargo airport houden. Dat is in ons belang en dat van alle stakeholders. Het community platform is hierbij een onmisbare schakel.
www.cargonaut.nl
Colofon Douanespecial 2013
Voorwoord “Samenwerking in de douanelogistiek”! Een thema dat alle partijen binnen deze douanelogistiek moet aanspreken; zowel importeurs, exporteurs, de Douane als expediteurs, maar ook softwareleveranciers en adviseurs. Om een zakelijk prettig en concurrerend vestigingsklimaat in Nederland te behouden is deze samenwerking namelijk onontbeerlijk. Het vormt de basis voor een efficiënte en snelle logistieke afhandeling, het voorkomen van geschillen, maar wellicht zelfs nog belangrijker vanuit strategisch oogpunt: vertrouwen tussen partijen!
Een uitgave van Sdu Uitgevers en Customs Knowledge ter gelegenheid van het Nationaal Douanecongres 2013. Deze special is tot stand gekomen in samenwerking met EVO, Fenex en Fenedex. Hoofdredacteur Bart Boersma, Customs Knowledge Eindredacteur Hans Toorneman, Sdu Uitgevers Uitgever Esther van Doesburg, Sdu Uitgevers Medewerkers Mariët Bloys Van Treslong - Van Nieuwland, Bart Boersma, Bram van Breukelen, Rob Ewalds, Frank Heijmann, Dennis Heijnen, Geert Koevoets, Bert van Leeuwen, Sander van Lent, Esther Liskamp, Hans Maessen, Harry Mulder Redactieadres H. Toorneman Postbus 20025 2500 EA Den Haag Tel.: (070) 37895 26 email
[email protected] Advertentieverkoop Jetvertising Vincent IJff Tel.: (070) 3990000 Email:
[email protected] Ontwerp en vormgeving (M/V) ontwerp, www.mv-ontwerp.nl Drukkerij Deltahage © 2013 Sdu Uitgevers, Den Haag Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waar onderbegrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Dat vertrouwen is belangrijk. De Douane legt namelijk steeds meer verantwoordelijkheid bij de bedrijven en daarvoor is wel wederzijds vertrouwen nodig. In de interessante bijdrage van Dennis Heijnen kunt u lezen wat zijn visie hierop is. Vertrouwen vereist in ieder geval ook dat een bedrijf “in control” is. Hierover treft u een interessante bijdrage aan van Rob Ewalds die ingaat op het Waarschuwingsregister Logistieke Sector (WLS). Ook de bijdrage over het AEO-Control Framework heeft hier betrekking op. Deze douanespecial bevat ook een aantal praktische bijdragen. Over classificatie & bindende tariefinlichtingen (Bram van Breukelen), douanewaarde en de vraag wanneer een prijs “te laag” is (Geert Koevoets) en ontwikkelingen op het gebied van vertegenwoordiging bij douaneaangiften (Sander van Lent). Maar ook over accijns en de vraag wanneer een eenvoudige plantaardige olie opeens een accijnsproduct wordt, in de publicatie van Mariet Bloys Van Treslong - Van Nieuwland. Daarnaast staat de “douanerie” aan de vooravond van enkele strategische wijzigingen. Denk daarbij onder meer aan AGS, maar ook aan de invoering van de Union Customs Code. Harry Mulder heeft hierover een interessante bijdrage geschreven. Hans Maessen geeft zijn visie over de markt voor douanedienstverlening in 2020. Voorts wordt in de bijdrage van Frank Heijmann een inkijk gegeven in een aantal strategische onderwerpen zoals het topsectorenbeleid, het NLIP, het project Compliance & Control, maar worden ook concrete initiatieven genoemd. Ik meen dat we erin geslaagd zijn om een interessante en actuele douanespecial te maken. Veel leesplezier en wellicht tot ziens bij het volgende Nationaal Douanecongres. Bart Boersma Customs Knowledge
DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
3
Authorised Economic Operator (AEO)
De Supply Chain Security specialist • • • • • •
AEO begeleiding, aanvraag & monitoring Security Awareness trainingen luchtvracht & AEO Ondersteuning luchtvrachtbeveiliging Begeleiding opzet & aanvraag douanevergunningen Herbeoordeling procedures douane Detachering, Interim Management & Consulting
KTL Nederland · Planetenbaan 15 · 3606 AK Maarssen Tel. 085 27 32 745 ·
[email protected] · www.ktl-nederland.eu 12093797-1_Adv 185x130.indd 1
06-09-12 09:35
Van de voorzitter van het Nationaal Douanecongres 2013 Esther Liskamp Lid strategisch platform, Logistiek Inspirator Trade Compliance & control
N
ederland heeft de ambitie haar internationale concurrentiepostie te verstevigen. Een positie die momenteel onder druk staat; waar andere landen groeien stagneert Nederland. Het World Economic Forum plaatste Nederland in de onderste regionen van de top-10 van meest concurrerende landen. De door het Strategisch Platform Logistiek gelanceerde “Partituur naar de Top’ geeft een drietal thema’s rond de ambitie van concurrentiepositieverbetering: een toppositie in de afwikkeling van goederenstromen, ketenregie van logistieke activiteiten en als land met een aantrekkelijk vestigings- en innovatieklimaat. Het belang van de logistieke sector is evident: 8.5% van het BBP is direct toewijsbaar aan de logistieke sector. Het indirect belang, het mogelijk maken van handel, draagt bij aan een veelvoud hiervan. De organisatie van de Douane en het fiscale klimaat zijn een belangrijke vestigingsfactor, alsmede een “enabler tot groei” gezien de administratieve en fysieke druk op de logistieke processen van de verladers, de logistiek dienstverleners en de vervoerders. Groei kan alleen worden verwezenlijkt door samenwerking tussen alle partijen in de keten; het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen. Samenwerking in de keten tussen alle partijen met het doel een zo soepel mogelijk lopende goederen-, informatie en geldstroom in het logistieke proces. Onder andere het Neutraal Logistiek Informatie Platform (NLIP) en de roadmap Compliance & Control, staat of valt door samenwerking van alle betrokken partijen. Zowel binnen Nederland als in Europa en zelfs daarbuiten. “Samenwerking in douanelogistiek” is ook niet toevalligerwijs het thema van dit Nationaal Douanecongres. Kennisuitwisseling tussen douane, logistieke industrie en verladers over mogelijkheden voor nu en in de toekomst. Terug naar de top! DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
Inhoud 3
Voorwoord Bart Boersma
6
Harry Mulder
Het komt er toch van, invoering van de Union Customs Code
9
Geert Koevoets
Hoe voorkomt de aangever aansprakelijkheid voor een te “lage waarde”?
14 ‘Toezicht doen we samen’ – met of zonder vertrouwen Dennis Heijnen 16 Accijns in de praktijk: uitslag tot verbruik op basis van een bestemmingswijziging Mariët Bloys van Treslong - Van Nieuwland 18 Bindende Tariefinlichtingen; hoe gemakkelijk kan het zijn? Bram van Breukelen 21 De markt voor douanedienstverlening in 2020 Hans Maessen 24 De relatie douane met het topsectorbeleid interview met Frank van de Heijmann 28 Vertegenwoordiging in douaneland - nieuwe mogelijkheden of een sigaar uit eigen doos? Sander van Lent 32 En/of dat verschil maakt ... Bert van Leeuwen 34 ‘In Control’ met het Waarschuwingsregister Logistieke Sector (WLS) Rob Ewalds 37 AEO-Control Framework… Noodzaak om “in control” te blijven Bart Boersma
Partners:
Sponsors van het Nationaal Douanecongres 2013:
5
DOUANEWETBOEK
Het komt er toch van invoering van de Union C In oktober 2013 zal het douanewetboek van de Unie (verder: UCC= Union Customs Code) worden gepubliceerd om op 1 november 2013 in werking te treden. Het UCC is een wijziging en herschikking van het Gemoderniseerd Douanewetboek (verder: MCC) dat in 2008 is gepubliceerd om in 2013 van toepassing te worden. Met het MCC werd beoogd om de Europese douanewetgeving beter te laten aansluiten bij het elektronisch communiceren tussen de douaneautoriteiten en het bedrijfsleven en verder om een betere structuur en vereenvoudiging van de voorschriften te verkrijgen. Maar zover is het nooit gekomen, het MCC zal niet van toepassing worden in 2013. door: Harry Mulder
D
e Europese Commissie heeft besloten dat er een herschikking van het MCC komt om de volgende drie redenen: • het MCC wordt met de herschikking aangepast aan het Verdrag van Lissabon. Dit heeft vooral gevolgen voor de wijze waarop de Commissie nadere regelgeving kan vaststellen door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen; • de voor de elektronische communicatie benodigde IT-systemen van de douanediensten, bedrijfsleven en Commissie zijn niet tijdig operationeel; • tijdens het ontwerp van de uitvoeringsbepalingen bij het MCC is naar voren gekomen dat een aantal bepalingen van het MCC moet worden aangepast omdat ze niet langer aansluiten bij de wijzigingen in de douanewetgeving sinds 2008. Denk hierbij onder meer aan de tijdelijke opslag en aangifte doen door inschrijving in de administratie van de aangever.
6
Ook al treedt het UCC op 1 november van dit jaar in werking, we gaan het nog niet toepassen. Het UCC wordt van toepassing 30 maanden na de inwerkingtreding en dat is dan op 1 mei 2016. Tot die tijd blijven het CDW en de daarbij horende
om het MCC te vervangen door het UCC. Werden onder het CDW alle toepassingsbepalingen vastgesteld door middel van de comitologieprocedure, door het Verdrag van Lissabon komt daar een verandering in. Door dit verdrag hebben we te maken met gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Voor beide soorten handelingen ligt de rechtsgrond in het UCC en komt de Commissie met een voorstel. Het verschil is dat bij gedelegeerde handelingen de bevoegdheid is overgedragen aan de Commissie om niet-essentiële onderdelen van het UCC aan te vullen. Voor de uitvoeringshandelingen, die bedoeld zijn om een uniforme toepassing van de Europese wetgeving te bereiken, komt de Commissie ook met een voorstel. Over de uitvoeringshandelingen stemmen de lidstaten in het
Vanaf 1 mei 2016 werken we met het UCC toepassingsbepalingen van kracht. De Europese Commissie zal de 30 maanden tussen november 2013 en mei 2016 gebruiken om, samen met de lidstaten en het bedrijfsleven, de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen Door middel van het UCC wordt het communautaire douanerecht aangepast aan het nieuwe delegatie- en comitologieregime van het Verdrag van Lissabon (artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Dit was één van de hoofdredenen
Comité douanewetboek. Ook al kunnen de lidstaten niet stemmen over de gedelegeerde handelingen, de Commissie heeft in een overweging van het UCC opgenomen dat deskundigen geraadpleegd worden bij het opstellen van de handelingen. Daarmee kunnen de lidstaten en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven toch nog meepraten over de gedelegeerde handelingen. Wat is nieuw in het UCC? Naast de aanpassing aan het Verdrag van Lissabon en het niet tijdig gereed zijn van de IT-systemen bij lidstaten en bedrijfsleven is er nog een belangrijke reden om het MCC te vervangen. In het DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
Het komt er toch van, invoering van de Union Customs Code
Customs Code UCC moeten ook inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht. Denk daarbij onder meer aan de wijze waarop de ’tijdelijke opslag’ nu in de tekst van het UCC is
UCC is de tijdelijke opslag toch weer een status tussen het moment van binnenbrengen van de goederen en het plaatsen van de goederen onder een douanerege-
“Mogelijk om goederen in tijdelijke opslag eenvoudig naar een andere locatie over te brengen” opgenomen. Onder het MCC was de tijdelijke opslag een bijzondere regeling, zoals de opslag in een douane-entrepot, met alle voor- en nadelen vandien. In het
ling of de wederuitvoer. Op voorstel van vooral Nederland en Spanje is de tijdelijke opslag uitgewerkt in titel IV van het UCC, dat het binnenbrengen van goederen in
de Unie behandelt. Daarmee blijft de tijdelijke opslag een status zoals ook onder de huidige wetgeving. Onder het MCC mochten de goederen voor onbeperkte tijd in tijdelijke opslag liggen, voor opslag in douane-entrepot is immers ook geen tijdslimiet gesteld. Nu de tijdelijke opslag weer een status is geldt er weer een tijdslimiet; de tijd dat goederen in tijdelijke opslag mogen liggen is beperkt tot 90 dagen ongeacht de vervoerswijze bij binnenbrengen. In de huidige wetgeving is de tijdelijke opslag beperkt tot 45 dagen bij binnenkomst vanuit zee en tot 20 dagen bij andere wijzen van vervoer. Naast een wijziging van de termijn van tijdelijke opslag is het onder het UCC mogelijk om goederen in tijdelijke opslag op een eenvoudige wijze over te brengen naar een andere tijdelijke opslaglocatie. Deze procedure is onder de huidige wetgeving voorbehouden aan goederen die onder een bijzondere regeling (douane-entrepot, actieve veredeling of tijdelijke invoer) zijn geplaatst, maar onder het UCC wordt dit dus ook mogelijk voor goederen in tijdelijke opslag. Deze overbrengingsprocedure voor goederen in tijdelijke opslag
Uniegoederen
Inschrijving in de administratie van de aangever
In het CDW en MCC spreken we over communautaire of niet communautaire goederen. Onder het UCC worden dat Uniegoederen en niet-Uniegoederen.
De huidige domiciliëringsprocedure wordt vervangen door de “Inschrijving in de administratie van de aangever”. Tijdens de onderhandelingen over de tekst van het UCC is bereikt dat onder voorwaarden de huidige ontheffing van het doen van een kennisgeving ook onder het UCC mogelijk blijft.
Bindende waarde-inlichting Naast de mogelijkheid voor een bindende tariefinlichting (BTI) of bindende oorsprongsinlichting (BOI) wordt het mogelijk om andere bindende inlichtingen, die verband houden met de overige in titel II van het UCC bedoelde factoren, aan te vragen. Deze bepaling ziet vooral op de mogelijkheid om voor de douanewaarde ook bindende inlichtingen af te geven. Denk hierbij aan het vaststellen welke commissies, kortingen of andere factoren van invloed zijn op de douanewaarde van goederen.
Verminderde zekerheid voor een bestaande schuld In het CDW is het mogelijk om voor de regeling douanevervoer een verminderde doorlopende zekerheid te stellen voor een potentiële schuld. Voor bestaande schulden moest altijd een 100% zekerheid gesteld worden. In het eerste ontwerp van het UCC was dit ook zo opgenomen. Op voorstel van een aantal lidstaten wordt het onder het UCC echter ook mogelijk om een verminderde (lagere) zekerheid voor een bestaande schuld te stellen. Denk daarbij aan de zekerheid voor de maandbetaling voor aangiften voor het vrije verkeer die via AGS (in het verleden DSI) zijn gedaan. DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
Gecentraliseerde vrijmaking Met gecentraliseerde vrijmaking wordt het mogelijk om goederen aan te geven die zich op een andere locatie in Europa bevinden. De plaats waar de aangifte wordt gedaan en de plaats waar de goederen zich bevinden wordt losgekoppeld. Zolang de IT-ondersteuning voor Gecentraliseerde Vrijmaking nog niet operationeel is kan de huidige vereenvoudigde procedure “Single Authorisation for Simplified Procedures” (SASP) gebruikt worden.
Electronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer Onder druk van een groot aantal lidstaten is de vereenvoudigde regeling douanevervoer voor vervoer over zee of door de lucht terug in de wetgeving. De Commissie wilde deze faciliterende regeling niet laten terugkeren in de wetgeving, daarvoor in de plaats moest voor alle vervoersmodaliteiten verplicht gebruik worden gemaakt van NCTS. Onder druk van een groot aantal lidstaten en koepelorganisaties uit het bedrijfsleven heeft de Commissie ingestemd met een bepaling die het mogelijk maakt
7
DOUANEWETBOEK
is mogelijk binnen één land, binnen één vergunning met meerdere opslaglocaties of in andere gevallen. Deze ’andere gevallen’ moeten nog in gedelegeerde handelingen worden uitgewerkt. Naast de grote wijziging voor tijdelijke opslag zijn er nog meer veranderingen in het UCC ten opzichte van de huidige wetgeving en het MCC. Een kleine opsomming van deze wijzigingen staan in het aparte kader bij dit artikel. Hoe nu verder? De Commissie zal eind van dit jaar of uiterlijk begin volgend jaar een aantal voorstellen aan de lidstaten sturen met daarin de ontwerpen van de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Naast de definitieve gedelegeerde handelingen komt de Commissie ook nog met een pakket gedelegeerde handelin-
gen met overgangsbepalingen voor de situatie dat de benodigde elektronische systemen nog niet operationeel zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ’gecentraliseerde vrijmaking’; zolang de systemen niet operationeel zijn zullen in gedelegeerde handelingen de overgangsbepalingen zijn opgenomen. De overgangsbepalingen zijn tot uiterlijk 31 december 2020 van toepassing. In 2014 zal de Commissie op regelmatige basis in wetgevende comités en in bijeenkomsten met experts van de lidstaten de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen uitvoerig bespreken. Ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven worden, via de Trade Contact Group, geconsulteerd over de voorstellen. Uiterlijk begin 2015 zullen de teksten gereed zijn en de Commissie wil de definitieve gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen rond mei
om de regeling douanevervoer toe te passen met gebruikmaking van elektronische vervoersdocumenten (B/L, Airwaybill, CIM). De nadere uitwerking van deze vereenvoudiging moet nog plaatsvinden in de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Voor zee- en luchtvervoer is als extra nog opgenomen dat voor deze vorm van douanevervoer, net als onder de huidige wetgeving, geen zekerheid is vereist.
Geautoriseerde vervoerder De Commissie was al in 2008, met de veiligheidswijziging van het CDW en de toepassingsbepalingen, van plan om de vereenvoudigde procedure van het enkelvoudig vervoersdocument (Single Transport Contract, ook wel “STC” genoemd) uit de wetgeving te verwijderen. Met deze vereenvoudiging kan het uitgaan al worden vastgelegd voordat de goederen daadwerkelijk het douanegebied van de Unie hebben verlaten. Voorwaarde hierbij is dat de goederen door een spoorwegmaatschappij, de post, een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij in ontvangst worden genomen en via spoor, post, zee of lucht de Unie verlaten. In de tekst van de UCC is op voorspraak van een aantal lidstaten een bepaling opgenomen die de Commissie de mogelijkheid geeft om in uitvoeringshandelingen de mogelijkheid van een STC terug te laten komen. In de ontwerpuitvoeringsbepalingen voor het MCC was deze facilitatie opgenomen als “Geautoriseerde vervoerder”.
Actieve veredeling Onder het UCC worden de twee soorten actieve veredeling, schorsing en terugbetaling, samengevoegd tot één en wordt de bijzondere regeling
8
2015 publiceren . Vervolgens hebben de douaneautoriteiten en het bedrijfsleven nog een jaar om zich voor te bereiden op de daadwerkelijke toepassing van het UCC.
Harry Mulder heeft van 1975 tot 2010 in verschillende functies voor de Nederlandse douane gewerkt. Vanaf 2010 werkt hij bij het Ministerie van Financiën als senior beleidsmedewerker bij de Directie Douane en Verbruiksbelastingen van het DirectoraatGeneraal voor Fiscale Zaken. Zijn aandachtsgebied is de Europese douanewetgeving en dan met name het nieuwe Unie Douanewetboek dat vanaf mei 2016 toegepast moet worden.
“behandeling onder douanetoezicht” onderdeel van de actieve veredeling. Onder de huidige wetgeving moet voor een vergunning actieve veredeling het voornemen tot wederuitvoer van de goederen bestaan, onder het UCC vervalt deze verplichting. Bij aanvraag van een vergunning actieve veredeling moet de aanvrager vermelden welke regels voor de berekening van een douaneschuld op de veredelingsproducten van toepassing zijn; berekenen op basis van de goederen die onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst, of berekenen op basis van de goederen die zijn ontstaan na de veredeling.
Zekerheid Onder het UCC kan er voor verschillende bijzondere regelingen gebruik worden gemaakt van één doorlopende zekerheid. Uitgangspunt is dat de zekerheid wordt bewaakt met het Guarantee Management System (GMS) dat nu bij NCTS wordt gebruikt. Gebruik van het GMS is niet verplicht als goederen met een vereenvoudigde procedure onder de regeling worden geplaatst. Ook voor goederen in tijdelijke opslag is een zekerheid vereist. Voor het bewaken van die zekerheid is gebruik van het GMS niet verplicht.
Testen In het UCC is de mogelijkheid opgenomen dat lidstaten vereenvoudigingen van de douanewetgeving kunnen gaan testen voor een bepaalde periode. Hiermee kunnen vernieuwingen in de douanepraktijk worden getest, voordat ze een definitieve plek krijgen in de Europese douanewetgeving.
DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
DOUANEWAARDE
Hoe voorkomt de aangever aansprakelijkheid voor een te “lage waarde”? Een van de verplicht in te vullen elementen van de invoeraangifte betreft de douanewaarde. Dit is in veel gevallen de basis voor de berekening van de douanerechten. Doorgaans wordt de douanewaarde direct bij aanvaarding van de aangifte door de Douane geaccepteerd en wordt hier later ook niet meer op teruggekomen. Als er dan toch tijdens een controle na de invoer blijkt dat er afwijkingen zijn geconstateerd, zien deze in veel gevallen op het vergeten van bijtelelementen zoals vrachtkosten of fouten bij de omrekening van de valuta’s. Maar wat nu als de Douane een stap verder gaat en van mening is dat de gehanteerde prijs onmogelijk een reële prijs voor de goederen kan zijn? Het onderstaande artikel gaat in op de rol van de douane-expediteur en die van de Douane in dit soort situaties. door: Geert Koevoets “The price is right” In het oorspronkelijk uit de Verenigde Staten afkomstige spelprogramma “The price is right” uit de jaren 70, dienden de spelers de detailhandelsprijs van diverse getoonde producten te raden. Degene die deze prijs het dichtst benaderde, zonder te overbieden, won het spel. Het spel gaf goed aan hoe verschillend de spelers de waarde van de producten schatten. Vaak schatte de ene speler het product vele malen prijziger in dan de ander, ofwel, voor de een was iets waardevoller dan voor de ander. In het gewone zakelijke verkeer is dit niet anders. Met grote regelmaat komt het voor dat met elkaar vergelijkbare producten worden gekocht en verkocht voor prijzen die ver uiteen liggen. Dit prijsverschil kan te maken hebben met de kwaliDOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
teit van het product, maar veelal is er ook gewoon sprake van goed en slim koopmanschap. De ene ondernemer koopt immers vaak gewoon scherper in dan de ander. De prijsverschillen kunnen echter wel een grote rol spelen bij het doen van douaneaangiften. Al is het alleen maar om het simpele feit dat de Douane vraagtekens kan hebben bij de gehanteerde douanewaarde bij invoer. Is de waarde wel in overeenstemming met de werkelijk betaalde prijs? Is deze bijvoorbeeld niet te laag aangegeven? Mocht de Douane er namelijk van overtuigd zijn dat de gehanteerde douanewaarde niet juist is, volgt een aanpassing hiervan en wordt de aangever geconfronteerd met een correctie of navordering. Het is met name de douane-expediteur die een risico loopt wanneer deze de
douaneaangifte heeft gedaan op eigen naam en rekening en hij afgaat op de juistheid van de door haar opdrachtgever bijgeleverde factuur van de goederen. Met deze wetenschap in het achterhoofd kunt u zich voorstellen dat de douaneexpediteur zich wil laten overtuigen dat de gehanteerde waarde voor de Douane ook acceptabel is. We belichten deze materie dan ook met name vanuit het oogpunt van de douane-expediteur. Overigens is het na de invoering van de Union Customs Code ook mogelijk om een bindende waarde-inlichting te vragen, maar dat terzijde. De aangifte De meest gangbare methode om de douanewaarde vast te stellen is het gebruik van de transactiewaarde (artikel 29 CDW). Bij het doen van de aangiften in het vrije verkeer brengen baseert de douane-expediteur zich voor wat betreft de douanewaarde in beginsel op de factuur van de verkoper aan de koper in de EU, met onder meer de hoeveelheid en prijs die de koper betaalt. Tot dusver niets nieuws onder de zon. Voorafgaand aan het doen van de aangifte zal de douaneexpediteur de opdrachtgever verzoeken om de factuur en overige gegevens die voor de vaststelling van de douanewaarde nodig zijn te verstrekken, zoals leveringsvoorwaarden, leveringskosten, eventuele royalty’s en licentierechten, maar bijvoorbeeld ook kortingen wegens vroeg betaling. Doorgaans wordt bij het 9
DOUANEWAARDE
opstellen van de volmacht directe vertegenwoordiging al met de vertegenwoordigde – de importeur – afgesproken dat deze alle benodigde gegevens standaard verstrekt. De praktijk leert echter dat niet altijd consequent bij iedere aangifte wordt nagegaan of de importeur wel alle gegevens heeft toegestuurd. Daarnaast is het voor de douane-expediteur niet altijd eenvoudig te bepalen of de op de factuur gepresenteerde prijs correct is. Hiermee komen we bij de hamvraag. Wat is de juiste prijs? Immers, kan en mag de douane-expediteur er van uit gaan dat de op de factuur gepresenteerde prijs de juiste is? In theorie is het antwoord hierop “ja”. In de GATT-overeenkomst is bepaald dat het “positieve waardebegrip” wordt gehanteerd, waarbij de transactiewaarde de prijs is waartegen het goed daadwerkelijk wordt verkocht. De douane-expediteur, en uiteraard ook de importeur, mag er dus vanuit gaan dat deze prijs kan worden gebruikt bij het doen van de douaneaangifte en hoeft in principe niet aan te tonen dat de factuurprijs “normaal” is. Het lijkt me ook zeer moeilijk voor een douane-expediteur te bepalen of er inderdaad sprake is van een normale prijs of dat deze afwijkt van de norm. De douane-expediteur zal slechts zijn twijfel kunnen uiten bij de opgegeven prijs van de goederen indien deze extreem afwijkt van andere vergelijkbare producten. En dan zal hij hiervan nog niet zeker weten óf dit wel een objectieve waarneming is. Immers, als de importeur daadwerkelijk een erg lage prijs heeft betaald voor de goederen, kan dit blijk geven van goed ondernemerschap van deze laatste en hoeft dit niet te betekenen dat sprake is van een onjuiste prijs. Verder moet men natuurlijk ook in ogenschouw nemen dat niet alles door een Nederlandse bril kan worden gezien. Mocht men twijfels uiten met inachtneming van prijzen zoals deze
aan de consument wordt doorberekend, dan zijn deze prijzen in andere Europese landen namelijk doorgaans lager dan in Nederland. Gegronde twijfel Wat nu als de Douane twijfels heeft of de aangegeven waarde wel de totale betaalde of te betalen prijs is? Afhankelijk van de bewijsvoering zal de Douane in het uiterste geval de gehanteerde transactiewaarde verwerpen en de douanewaarde met gebruikmaking van een van een andere methode vaststellen. De Douane kan uiteraard niet te pas en te onpas stellen dat men twijfels heeft en een andere methode toepassen. Hier dient men reële gronden voor te hebben. In bepaalde gevallen wordt door de Douane gecommuniceerd dat – bijvoorbeeld in het Overleg DouaneBedrijfsleven – er wetenschap is van fraude binnen bepaalde invoerstromen. Een voorbeeld is het redelijk recente geval waarbij de Douane aandacht vroeg voor (mogelijke) valse facturen bij invoer van textiel uit China. Als gevolg van deze constateringen werden door de Douane de afgelopen jaren regelmatig controles uitgevoerd op de gehanteerde douanewaarde bij dergelijke invoeraangiften. De veel gestelde vraag onder de douaneexpediteurs naar aanleiding van deze onderzoeken en correcties was dan ook, wanneer men nu eigenlijk als logistiek dienstverlener moet gaan twijfelen aan een factuurprijs. Uiteraard zullen veel douane-expediteuren regelmatig voor gelijksoortige goederen invoeraangiften hebben gedaan en misschien zelfs wel enige vorm van expertise hebben opgebouwd voor specifieke goederensoorten, maar dit wil naar mijn mening nog niet zeggen dat men als vanzelfsprekend kan herkennen dat van sommige goederen de prijs niet reëel zou zijn.
Ter illustratie; wanneer een belanghebbende in de douaneaangifte een lager bedrag heeft opgenomen dan wat er aan de verkoper van de goederen is betaald en de Douane stelt dit aan de hand van de betalingsbewijzen vast, dan heeft de inspecteur aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Het is dan aan de belanghebbende om vervolgens weer aannemelijk te maken dat niet de gehele betaling zag op de onderhavige transactie. 10
Ondanks het vorenstaande, is de douaneexpediteur echter wel op grond van artikel 199 TCDW aansprakelijk voor de juistheid van de in de aangifte voorkomende gegevens en de echtheid van de ingediende documenten, ook inzake de douanewaarde. Het verdient dan ook aanbeveling om extra aandacht te besteden aan signalen die een eventuele onjuistheid van de gegevens en bescheiden doen vermoeden. In gevallen waarin bijvoorbeeld extreem lage prijzen op de factuur staan vermeld (laten we bijvoorbeeld stellen dat er nieuwe computers worden aangegeven voor € 5 per stuk), mag in alle redelijkheid van de douane-expediteur worden verwacht dat hij nader onderzoek doet naar de juistheid van deze prijs. Dit geldt ook in de situatie waarin de douane-expediteur zeer gerichte signalen heeft ontvangen vanuit de branche of van de Douane dat er fraude wordt gepleegd in een bepaalde invoerstroom – zoals de genoemde textiel invoer. Het is voor de douaneexpediteur echter lastiger te bepalen wat de twijfel doet wegnemen. Ik kan me situaties voorstellen dat de verklaring van een importeur dat de goederen van een lage kwaliteit zijn, voldoende plausibel overkomt. Ook kan uit eigen onderzoek in open bronnen naar “normale” prijzen voor bepaalde soort goederen blijken dat deze de prijs van de aan te geven goederen benaderen. Bewijslastverdeling Bij gegronde twijfel kan de Douane dus besluiten de transactiewaarde te verwerpen. Voordat zij tot een dergelijke actie overgaat, moet de Douane in ieder geval eerst verzoeken om aanvullende gegevens en handelsbescheiden te overleggen die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de douanewaarde. Dit – doorgaans schriftelijk – verzoek wordt gedaan op grond van artikel 181bis TCDW. De procedure van dit artikel is bedoeld om in geval van gegronde twijfel over de aangegeven douanewaarde, zoveel mogelijk beschikbare gegevens te verzamelen zodat de Douane een verantwoorde, definitieve beslissing over het al dan niet aanvaarden van de aangegeven waarde kan nemen. DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
Hoe voorkomt de aangever aansprakelijkheid voor een te “lage waarde”?
Het artikel geeft de regels over de bewijslastverdeling weer. Zo is het de belanghebbende die gegevens moet verstrekken die de twijfel zou doen wegnemen en is het op zijn beurt weer de Douane die deze gegevens moet beoordelen en wederom onder opgave van de redenen schriftelijk mede delen wanneer er twijfel blijft bestaan over de aangegeven douanewaarde. Ook dan heeft de belanghebbende weer de gelegenheid hierop te antwoorden. In de praktijk valt overigens nog maar te bezien wat de waarde van deze procedure is. In diverse gevallen krijgt de belanghebbende namelijk slechts de mededeling stukken te overleggen zonder dat de Douane duidelijkheid verschaft over de gegevens die men nodig heeft om tot een ander oordeel te komen. Wanneer de douane-expediteur in een dergelijk geval vervolgens inkoopfacturen en eventuele doorverkoopfacturen levert, en tevens betalingsbewijzen van de invoerfactuur aan de opdrachtgever, dan zou je denken dat de Douane hiermee voldoende is geïnformeerd. Het is echter niet uitzonderlijk dat de Douane dan alsnog concludeert dat de aangever onvoldoende informatie overlegt. Overigens is deze procedure ook onderwerp van discussie geweest in de jurisprudentie. Wanneer de Douane een belanghebbende niet de volle gelegenheid heeft geboden om te kunnen rea-
Geert Koevoets werkte, voordat hij bij Customs Knowledge kwam – Lawyers & Consultants kwam, 23 jaar bij de Belastingdienst/Douane. Daar had hij diverse functies, variërend van klantmanager, opleidingscoördinator, controleambtenaar en bezwaarbehandelaar, op verschillende plaatsen. Sinds 2009 is Geert als jurist/adviseur werkzaam bij Customs Knowlegde – Lawyers & Consultants, waar hij cliënten bijstaat in bezwaar- en beroepsprocedures, adviseert in douanezaken zoals vergunningaanvragen, Bindende tarief- en oorsprongsinlichtingen, AEO- trajecten en het verzorgen van (maatwerk)opleidingen.
DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
geren op de door de Douane genoemde redenen voor twijfel, betekent dit dat een dwingend voorgeschreven, met waarborgen omklede procedure, niet is nageleefd. Hoewel de Hoge Raad, noch het Hof van Justitie een (eind)uitspraak heeft gedaan, blijkt vooralsnog uit de jurisprudentie slechts dat een verzuim van de niet-naleving van de procedure van artikel 181bis TCDW, niet zwaar genoeg weegt om een uitnodiging tot betaling te vernietigen. Consequenties Wanneer de twijfel bij de Douane niet wordt weggenomen, màg zij de transactiewaarde verwerpen en de douanewaarde op een andere wijze vaststellen. In het uiterste geval past de Douane de methode van redelijke middelen toe. Hierbij is voorgeschreven dat soepelheid bij het vaststellen van een nieuwe douanewaarde moet worden betracht. Deze soepelheid is niet echt toetsbaar voor de douane-expediteur en de aangever loopt dan ook het risico dat de nieuw vastgestelde douanewaarde veel hoger wordt vastgesteld en soms zelf arbitrair is. Mocht de Douane dus twijfelen aan de douanewaarde en in een latere fase willen overgaan tot het corrigeren van de douanewaarde, kan de douane-expediteur al bij het doen van de douaneaangifte rechtstreeks worden geconfronteerd met de negatieve gevolgen hiervan. De Douane kan de goederen immers ophouden en eisen dat deze pas mogen worden weggevoerd nadat zekerheid is gesteld voor de “waarschijnlijk” verschuldigde douanerechten. Indien de douaneexpediteur niets over deze zekerheidstelling met de opdrachtgevende importeur heeft afgesproken, zal dit bedrag dus niet alleen drukken op haar eigen maandkrediet, maar kan in het slechtste geval dit bedrag ook worden ingevorderd bij de douane-expediteur. Daarnaast is het mogelijk dat de douane-expediteur de aangiften op eigen naam en rekening heeft gedaan en een controle na invoer krijgt. In het geval dat de opdrachtgever bijvoorbeeld failliet is of niet reageert op de verzoeken van de douane-expediteur om gegevens te overleggen, is de ervaring dat de Douane dan niet schroomt om
de uitnodiging tot betaling ook neer te leggen bij de douane-expediteur. In dit kader mag niet onvermeld blijven, dat de douane-expediteur verantwoordelijk is voor de invulling van de aangiften en de juistheid van de gegevens. Het doen van een onjuiste aangifte is een strafbaar feit en kan leiden tot strafrechtelijke vervolging, met mogelijke gevolgen voor de AEO-status. Conclusie In het algemeen is de factuurprijs bepalend voor het vaststellen van de douanewaarde. Wil de Douane hiervan afwijken, dan moet er sprake zijn van gegronde twijfel en moet dit ook worden onderbouwd. De douane-expediteur hoeft zich dus niet zomaar bij iedere factuur af te vragen of de prijs wel kan worden geaccepteerd. Wel is het verstandig om op te letten op signaleringen uit de branche of van de Douane, maar moet ook met verstand en gezonde achterdocht worden gekeken naar mogelijke vreemde of afwijkende prijzen van goederen. Om als douane-expediteur niet geconfronteerd te worden met een uitnodiging tot betaling, is het aangeven onder directe vertegenwoordiging – wanneer aan alle vereisten wordt voldaan – ook de enige juiste en waterdichte manier. Tenslotte is het in diverse gevallen raadzaam om niet zonder meer te berusten tegen de vaststelling van de Douane dat de waarde te laag zou zijn aangegeven.
11
NatioNaal DouaNec 10 oktober 2013, rotterdam ahoy
Programma Nationaal douanecongres 2013
09:30 – 10:00
ontvangst en koffie
10:00 – 10:10
welkomstwoord door de dagvoorzitter esther liskamp, “inspirator” van topteam logistiek
10:10 – 10:25
Formele opening door de algemeen directeur eVo – machiel van der kuijl
10:25 – 11:10
Plenaire ochtend sessie 1 / Het komt er toch van, invoering van de union Customs Code H.H. (Harry) Mulder, senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Financiën
11:10 – 11:30
koffiepauze
11:30 – 12:00
Plenaire ochtend sessie 2 / Samenwerkingen en initiatieven binnen het topsectorenbeleid inleidende presentatie over actuele initiatieven en vormen van samenwerking op het gebied van douane in het topsectorenbeleid logistiek aan bod komen, waaronder het nwo-onderzoeksprogramma op de actielijn douane, het Compliance innovation Programma van tno, de nieuwe masteropleiding en het neutraal logistiek informatie Platform (nilP). mr. F. (Frank) Heijmann, hoofd handelsrelaties van de Nederlandse Douane
12:00 – 13:00
themasessies
13:00 – 14:00
lunchpauze
Partners:
Sponsors:
coNgres 2013
Samenwerking in douanelogiStiek wilt u op de hoogte zijn van de laatste douaneontwikkelingen, maar ook uw relaties en collega’s zien op het jaarlijkse douanecongres? dit jaar is het programma vastgesteld in overleg met de eVo, FeneX, FenedeX en de douane. • diverse lezingen en themasessies over de samenwerking tussen douane en het bedrijfsleven, maar ook tussen de verschillende partijen onderling; • Belangrijke jurisprudentie behandeld door zowel een jurist uit het bedrijfsleven en de advocaat-generaal van de Hoge raad der nederlanden; • een inleiding op de lang verwachte union Customs Code, ofwel het nieuwe douanewetboek; • Praktische en toepasbare toelichting op onderwerpen als classificatie en douanewaarde. Leer en hoor er alles over tijdens het Nationaal douanecongres 2013.
14:00 – 14:45
Plenaire middag sessie 1 / “Vertrouwen op de douane, terecht?” lezing door advocaat-generaalvan de Hoge raad der nederlanden over de ontwikkelingen in de jurisprudentie inzake onder meer het vertrouwensbeginsel, het beroep op een Bti en andere actuele onderwerpen. prof. mr. M. (Mariken) van Hilten, Advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
14:45 – 15:05
Plenaire middag sessie 2 / “work in progress” Plenaire sessie over het nieuwe samenwerkingsprogramma tussen de douane en de koepelorganisaties, waarbij concrete verbeterpunten en meetmomenten er voor zorgen dat implementatie van wensen van het bedrijfsleven en de kwaliteit van de handhaving van de douane worden gewaarborgd. drs. D.G. (Dennis) Heijnen
15.05 – 15:25
koffiepauze
15:25 – 16:25
themasessies
16:30 – 17.00
inspirerende afsluiting net als voorgaande jaren is de organisatie van het douanecongres er ook nu weer in geslaagd om voor een leuke, maar vooral inspirerende afsluiting te zorgen. laat u verrassen!
17.00 – 18:00
netwerkborrel
➔
inschrijven via www.douanecongres.nl
AUTHORISED Economic Operator
‘Toezicht doen we samen’ met of zonder vertrouwen
In 2008 is het concept Authorised Economic Operator (‘AEO’) vastgelegd in het communautair douanewetboek. Dit heeft geleid tot het principe ‘toezicht doen we samen’. In dat verband valt ook het woord ‘vertrouwen’ met grote regelmaat. Waar komt dat begrip vandaan, wat is vertrouwen en is daar werkelijk sprake van? In dit artikel moet ik helaas concluderen dat we nog niet kunnen spreken van werkelijk vertrouwen tussen overheid en bedrijfsleven. door: Dennis Heijnen
I
n 2005 publiceerde de Wereld Douane Organisatie het SAFE Framework of Standards, waarin AEO voor het eerst werd geïntroduceerd. In dit raamwerk had vertrouwen een prominente rol omdat het doel van het stuk tweeledig was, namelijk het garanderen van veiligheid in de goederenketen aan de ene kant en het bevorderen van handelsfacilitatie aan de andere kant. Bijkomstig voordeel voor de overheid was dat toezicht op de toenemende goederenstroom op die manier beheersbaarder werd. Op basis van dit WCO-model hebben verschillende landen (waaronder de Europese Unie) een AEO-programma geïmplementeerd. De gedachte achter het AEO-certificaat is dat een bedrijf aantoont zelf alle waarborgen en veiligheidsprocedures te bewaken en de goederenketen te beheersen waardoor deze betrouwbaar en veiliger wordt. Met andere woorden: het bedrijf laat zien dat het een te vertrouwen (handels)partner is.
Voordelen Om bedrijven te bewegen een aanvraag in te dienen voor een AEO-certificaat zijn wettelijk enkele voordelen bepaald. Voordelen die over het algemeen nog niet zoveel met vertrouwen te maken hebben, maar die moeten worden gezien als een eerste aanzet in het AEO-proces. Het vertrouwensonderdeel van AEO is vooral tot uiting gekomen in de visie van de Nederlandse Douane op horizontaal toezicht. De Douane spreekt daar over georganiseerd vertrouwen waarbij de toezichtstaak deels bij het bedrijfsleven zelf wordt neergelegd en de Douane zich meer richt op conformiteitcontroles. Dit wordt ook wel systeemgericht toezicht genoemd. Dit ‘toezicht doen we samen’ betekent onder andere dat AEO-bedrijven uit zichzelf melding (moeten) maken van eventuele fouten in hun operatie. In de praktijk blijkt echter dat het onderdeel gebaseerd op vertrouwen nog niet goed uit de verf is gekomen. Bedrijven 14
ervaren geen vertrouwen vanuit de Douane zodra ze vrijwillig melden dat er iets is misgelopen in de eigen procedures. Er wordt te vaak een boete opgelegd en de houding die het bedrijf tegemoet ziet komt niet in de buurt van het principe: ‘we lossen het gezamenlijk wel op’. Dat gebrek aan vertrouwen is hetgeen veel AEO-bedrijven erg steekt. ‘We nemen zoveel maatregelen om de risico’s af te dekken, maar de Douane lijkt wel rupsje: nooit genoeg, steeds weer eisen ze nieuwe waarborgen. Wanneer houdt het op met de bemoeienis van de Douane en is er werkelijk sprake van vertrouwen?’, vragen zij zich steeds vaker openlijk af. Vertrouwen Vertrouwen is daarmee het belangrijkste struikelblok voor het succes van het AEO en horizontaal toezicht in de relatie Douane-bedrijfsleven. Het begrip vertrouwen omvat volgens de sociale wetenschappen twee uitgangspunten: 1 bereidheid om afhankelijk te zijn van de daden van een andere persoon of groep; 2 het geloof of de verwachting dat de andere persoon of groep zo zal handelen dat het jou niet zal benadelen, zelfs met het risico in een nadelige positie te belanden indien de ander dit vertrouwen schaadt. Daarnaast wordt er een aantal elementen, specifiek voor de organisatiewetenschappen, cruciaal geacht voor het tot stand brengen van een werkzame vertrouwensrelatie. 1 Zorg voor persoonlijk contact tussen beide partijen, waarbij partijen elkaars achtergrond en uitgangspunten kennen. 2 Stel, op basis van gelijkwaardigheid, gezamenlijke doelen op. 3 Vertrouwen ‘’komt te voet komt en gaat te paard’; luidt het spreekwoord. Voorkom dit door mild te zijn bij onduiDO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
‘Toezicht doen we samen’ – met of zonder vertrouwen?
delijkheden en streng op te treden bij bewuste schending van de vertrouwensrelatie. 4 Leg regels duidelijk vast en beoordeel de tegenpartij altijd eerlijk. Controle is daarbij geen vies woord, ‘liever geïnformeerd dan blind vertrouwen’ is het adagium. 5 Draag vertrouwen en verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk over aan de andere partij. Al deze elementen liggen grotendeels ten grondslag aan de ‘toezicht doen we samen’-filosofie. Een analyse laat echter zien dat momenteel niet tegemoet wordt gekomen aan veel van deze elementen. Het eerste element (persoonlijk contact) is redelijk afgedekt. De klantmanagers van de Douane hebben persoonlijk contact met het bedrijfsleven en over het algemeen zijn zowel de Douane als het bedrijfsleven op de hoogte van het belang en rol van de andere partij. Vaak gaat dat goed, maar de ene klantmanager is de andere niet. In het tweede element (gelijkwaardigheid) wordt deels voorzien. Zowel het bedrijfsleven als de Douane hebben baat bij een veilige en betrouwbare goederenstroom, hun doel is dus hetzelfde. Er is echter geen sprake van gelijkwaardigheid. De Douane blijft immers een handhavingsorganisatie en heeft de bevoegdheid boetes op te leggen en vergaande juridische stappen te nemen. Daarbij wordt er in de praktijk lang niet altijd mild (element 3) omgegaan bij onduidelijkheden. Ook stelt de Douane regelmatig aanvullende eisen die van het bedrijfsleven vervolgens weer nieuwe investeringen in een waarborgmechanisme vergen. De vertrouwensband aan de kant van het bedrijfsleven brokkelt daardoor snel af. Het vierde element wordt inderdaad ingevuld door conformiteitcontroles van de Douane. Deze zijn de basis voor het georganiseerde vertrouwen en dus een belangrijk element in de wijze waarop de Douane invulling wil geven aan de vertrouwensrelatie. Hoe lang moeten deze conformiteitscontroles nog doorgaan? Het gevoel bij een deel van het bedrijfsleven is dat het georganiseerd vertrouwen zo langzamerhand wel een keer aangetoond is. Het meest kritische punt ligt daarom ook op het laatste element: het daadwerkelijk overdragen van verantwoordelijkheid naar de andere partij. Daar is in de praktijk eigenlijk geen sprake van.
staten worden er daarom wel wettelijke voordelen toegekend aan bedrijven, maar er is nog nauwelijks een begin gemaakt met het principe ‘vertrouwen’. Het wantrouwen tussen bedrijfsleven en overheid blijft dus in veel landen om ons heen een hardnekkig probleem. Zolang daarin geen oplossing wordt voorzien zullen we ook in Nederland (als onderdeel van de Europese Unie) tegen een grens aanlopen.
De vraag is echter of er überhaupt ooit sprake kan zijn van de daadwerkelijke overdracht van verantwoordelijkheden van de Douane naar het bedrijfsleven. Cruciaal daarbij is mijns inziens het eerste uitgangspunt van vertrouwen, namelijk de bereidheid afhankelijk te zijn van de daden van een andere groep. Zelfs zodanig bereid dat je het risico samen draagt als er iets misgaat. In Nederland is dit geen dagelijkse praktijk. Om nog maar te zwijgen over de situatie bij de Europese Commissie en in andere EU-landen waar horizontaal toezicht in brede zin nog helemaal niet is doorgedrongen. Zo is het de Europese Commissie die boetes oplegt aan lidstaten als deze, naar eigen inzicht, mild zijn in het opleggen van heffingen in het kader van de vertrouwensrelatie. Een echt gezamenlijk risico, gedragen door het bedrijfsleven en de overheid, wordt door de Europese Commissie dus niet erkend. In andere lid-
Wat het bedrijfsleven betreft regelen we dit liever vandaag dan morgen. Het lijkt echter de grens van wereldwijd aanwezig wantrouwen tussen overheid en bedrijfsleven die we moeten openbreken alvorens we verder kunnen.
DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
Toewerken naar vertrouwen Ondank de internationale moeilijkheden is de inzet van het bedrijfsleven in de gesprekken tussen de Nederlandse Douane en bedrijfsleven over het nieuwe ‘toezicht doen we samen’ helder. Alle uitgangspunten en alle elementen behorend bij vertrouwen moeten terug te zien zijn in deze relatie. De eerste aanzet daarbij is dat ‘toezicht doen we samen’
De douane moet het bedrijfsleven ook daadwerkelijk vertrouwen. Daar schort het nu aan veel meer behelst dan de opsomming van AEO-voordelen. Het betekent het werkelijk opzetten van een gezamenlijke toezichtvisie. Het belang van het bedrijfsleven in een veilige handelsstroom is immers net zo groot als het belang van de Douane. De Douane zou zich qua toezichttaak moeten beperken tot slechts een analyse van de wijze waarop het bedrijf de risico’s heeft aangevlogen en welke maatregelen genomen zijn deze af te dekken. Als de maatregelen naar de mening van de Douane voldoende zijn hoeft de Douane op zendingsniveau geen enkele aanvullende voorwaarden of garanties te stellen. ‘Toezicht doen we samen’ betekent dan ook echt dat de toezichthoudende taak grotendeels overgaat naar het bedrijfsleven. De investeringen die het bedrijfsleven doet om de handhaving en toedekking van risico’s in eigen hand te nemen moeten dan ook niet nutteloos worden door steeds weer aanvullende maatregelen om aan te tonen dat risico’s zijn afgedekt. Met andere woorden: de Douane moet het bedrijfsleven dan ook daadwerkelijk vertrouwen. Daar schort het nu aan!
Dennis Heijnen werkt als beleidsadviseur internationale handel bij verladersorganisatie EVO en behartigt de belangen van verladers op het gebied van douane, handelsfacilitatie, innovatie in de internationale logistiek en andere zaken die verband houden met internationale handel. EVO heeft 20.000 leden die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 70% van alle goederenverplaatsingen in Nederland. Dennis studeerde aan de VU in Amsterdam en behaalde daar een master algemene economie en een bachelor politicologie. Tijdens zijn studie liep Dennis stage bij de Nederlandse Vertegenwoordiging bij de WTO.
15
ACCIJNS
Accijns in de praktijk uitslag tot verbruik op basis van een bestemmingswijziging Menigeen weet wel iets van accijns. Dit is ook logisch, want in principe betaalt iedereen regelmatig accijns. Accijns is een verbruiksbelasting die indirect wordt geheven. Als verbruiker betaal je de belasting niet direct zelf, maar wordt de belasting door een derde voldaan, te weten degene die een accijnsproduct uitslaat tot verbruik. door: Mariët Bloys van Treslong - Van Nieuwland
Accijns is een belangrijke inkomstenbron, maar houdt ons ook verdeeld Accijns is een grote inkomstenbron voor de Nederlandse overheid. Uit het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2012 blijkt dat de overheid vorig jaar € 11,3 miljard aan accijns heeft binnengekregen. Dit is ruim € 672 per hoofd van de bevolking. Na de BTW is de accijns de tweede “grootverdiener” binnen de indirecte belastingen.
Het doel van de accijnsheffing is allereerst inkomsten voor de schatkist genereren, maar daarnaast heeft de accijns ook een niet-fiscale functie, namelijk om bepaald gedrag te ontmoedigen dan wel te stimuleren. Regelmatig staan er berichten over de heffing van accijns in de dagbladen. We tanken massaal in het buitenland om de accijns op benzine en diesel te ontlopen. En passant kopen we onze sigaretten in Luxemburg, omdat de accijns daar veel lager is. Ook alcoholische dranken worden vaak buiten Nederland aangeschaft. Dat dit zo nu en dan ook loont, blijkt onder andere uit het verschil tussen de accijns op een krat bier in Nederland en Duitsland. Dit verschil bedraagt gemiddeld € 1,91 (€ 2,59 in Nederland ten opzichte van € 0,68 in Duitsland). De nationale wetgeving voor accijnzen wordt bepaald door Europese regelgeving. De basis van de Europese accijns-
wetgeving is de zogenoemde horizontale richtlijn (Richtlijn 2008/118/EG). Het kenmerk van deze horizontale richtlijn is dat het betrekking heeft op alle accijnsgoederen. Daarnaast bestaan er ook nog diverse structuur- en tariefrichtlijnen. Voorbeeld hiervan is de Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en tarieven van accijns op tabaksfabricaten. Ook bestaan er nog een tweetal verordeningen die betrekking hebben op het vervoer van accijnsproducten en op de verschillende denatureringsprocedures. De accijnsaangifte en de daarbij behorende formaliteiten is een onderwerp dat voor een groot deel van declaranten en logistieke dienstverleners minder bekend terrein is. Men komt immers pas in aanraking met accijns in het geval er bier, wijn, tussenproducten, overige alcoholhoudende producten, minerale oliën of tabaksproducten worden ontvangen, opgeslagen, ingevoerd of vervoerd.
Een voorbeeld van het vervaardigen van een accijnsgoed bij een bestemmingswijziging Een ieder heeft wel een fles zonnebloemolie in de keuken staan. Deze zonnebloemolie zal in principe bestemd zijn voor menselijke consumptie. Zonnebloemolie wordt ingedeeld onder GN-code 1517 (margarine, mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan). Op grond van art. 25, lid 1, aanhef en onder a, Wet op de Accijns worden onder minerale oliën verstaan de producten van de GNcodes 1507 t/m 1518, indien deze bestemd zijn om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming. Stel nu dat je zonnebloemolie uit de keuken in de tank van je auto
16
gooit, om een stukje te gaan rijden. Op dat moment wijzigt de bestemming van de zonnebloemolie. De zonnebloemolie wordt op grond van de Wet op de Accijns van het ene op het andere moment aangemerkt als een accijnsproduct, immers de bestemming is motorbrandstof geworden. Omdat het wijzigen van de bestemming gezien wordt als vervaardigen, zou een AGP-vergunning moeten worden aangevraagd. Als privépersoon wordt het zeer lastig te voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een AGPvergunning. Het vervaardigen zal derhalve worden gezien als een uitslag tot verbruik, namelijk het vervaardiging buiten AGP. Uiterlijk op de dag na het tijdstip waarop de verschuldigdheid ontstaat moet daarom een accijnsaangifte worden gedaan.
DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
Accijns in de praktijk
als brandstof voor verwarming’. Voorbeeld hiervan zijn de zogenoemde plantaardige oliën. De vraag is nu wat er gebeurt wanneer je een plantaardige olie hebt en het product de bestemming motorbrandstof dan wel verwarmingsdoeleinden geeft. Is er op dat moment sprake van uitslag tot verbruik? En zo ja welke vorm van uitslag tot verbruik, voorhanden hebben of vervaardigen?
Uitslag tot verbruik Accijns wordt geheven bij uitslag tot verbruik. Dit is een veelzeggende term. Uitslag tot verbruik vindt namelijk plaats wanneer accijnsgoederen fysiek buiten een plaats worden gebracht die voor die goederen als accijnsgoederenplaats (“AGP”) is aangewezen, zonder dat de goederen onder schorsing worden weggevoerd. Een AGP kan iedere plaats in Nederland zijn waar accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, verwerkt, ontvangen, verzonden en voorhanden mogen zijn (in de overige lidstaten noemt de wetgeving een AGP een belastingentrepot, niet te verwarren met een douane-entrepot). Voor een AGP is een vergunning vereist. Omdat in de AGP-vergunning de locatie van de AGP is afgebakend, lijkt het redelijk eenvoudig vast te stellen of er sprake is van uitslag tot verbruik. Toch blijkt in de praktijk dat uitslag tot verbruik nog wel eens tot problemen te leidt. In de Wet op de Accijns is namelijk een aantal situaties gelijkgeschakeld aan uitslag tot verbruik. Voorbeelden hiervan zijn het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer daarDOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
over geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen. Een ander voorbeeld is de vervaardiging van accijnsgoederen buiten een AGP. Vervaardigen en de bestemmings wijziging Op grond van de Wet op de Accijns dient het vervaardigen van een accijnsgoed in een AGP plaats te vinden. Echter om te voorkomen dat er niet geheven wordt wanneer goederen buiten AGP worden vervaardigd, is in de wet opgenomen dat het vervaardigen buiten AGP wordt gezien als uitslag tot verbruik. Het begrip vervaardigen dient ruim te worden uitgelegd. Het wordt omschreven als ‘elk handelen waarbij of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een accijnsgoed wordt gewijzigd’. In art. 25 van de Wet op de Accijns zijn de producten opgesomd die worden aangemerkt als minerale olie. Voor een aantal producten geldt dat zij alleen worden aangemerkt als minerale olie wanneer ze een bepaalde bestemming hebben. Het betreft hier de bestemmingen ‘te worden gebruikt als motorbrandstof of
Je zou kunnen stellen dat je op dat moment een accijnsproduct voorhanden hebt en derhalve een aangifte moet doen. De Douane stelt echter dat door het wijzigen van een bestemming van een niet-accijnsgoed in een accijnsgoed, er sprake is van vervaardiging. Dit wordt namelijk gezien als een handelen waarbij een accijnsgoed ontstaat. Zoals aangegeven mag het vervaardigen enkel en alleen in AGP plaatsvinden. Hierdoor kunnen nog wel eens rare situaties ontstaan (zie ook het kader). Bedenk dus dat er accijnsconsequenties zijn als je producten opslaat die niet als minerale olie in de Wet op de Accijns worden aangemerkt en je dat product bijvoorbeeld de bestemming motorbrandstof geeft. Om de bestemming te beoordelen kan de inhoud van contracten, facturen en dergelijke in overweging worden genomen.
Mariët Bloys van Treslong - Van Nieuwland begon haar carrière bij Deloitte op de afdeling Customs & Global Trade. Na een aantal jaren bij Deloitte te hebben gewerkt, heeft zij de overstap naar de Douane gemaakt en was zij werkzaam als klantcoördinator en medewerker bezwaar & beroep. Tevens heeft zij deelgenomen aan de Kennisgroep Accijns. Na zes jaar Douane is Mariët sinds 2012 werkzaam als douanemanager bij Vopak. Daar adviseert zij op het gebied van douane, accijns en biobrandstoffenverplichtingen en voert zij bezwaar- en beroepsprocedures. Ten slotte is zij voorzitter van de douanewerkgroep van de Votob (Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven) en neemt zij deel aan de douanewerkgroep van de ORAM (Ondernemingsvereniging Regio Amsterdam).
17
BINDENDE TARIEFINLICHTINGEN
Bindende Tariefinlichtingen hoe gemakkelijk kan het zijn? Iedereen kent het systeem van bindende tariefinlichtingen (BTI’s). Alweer heel wat jaren geleden (1991) is dit systeem in de Europese Gemeenschap geïntroduceerd. De Douane geeft een tariefinlichting af en gedurende een periode van (normaal) zes jaar bestaat er zekerheid over de manier waarop bepaalde goederen moeten worden ingedeeld in de Nomenclatuur. Op basis van deze indeling kan vervolgens onder andere nauwkeurig worden vastgesteld welk percentage douanerecht van toepassing is bij het in het vrije verkeer brengen van goederen. Hiermee kan dan rekening worden gehouden bij het vaststellen van bijvoorbeeld de kostprijs. Makkelijk. Je vraagt een BTI aan en bent klaar! door: Bram van Breukelen
Voor wie is de BTI verplichtend? BTI’s worden op aanvraag verstrekt aan een ieder die voornemens is goederen in en/of uit te voeren. Ze worden gratis afgegeven binnen een periode van (normaal) drie maanden. Een BTI bindt de douaneautoriteiten tegenover de rechthebbende van die inlichting, zo blijkt uit artikel 12 lid 2 CDW. Het lijkt er dus op dat de rechthebbende de mogelijkheid heeft een aangevraagde BTI niet te gebruiken bij het doen van een aangifte. Immers, nergens staat dat de rechthebbende verplicht is de BTI te gebruiken. Het is slechts de Douane die verplicht is een BTI toe te passen op het moment dat die BTI door of namens de rechthebbende wordt overgelegd. De praktijk is echter iets genuanceerder. Zodra een BTI is aangevraagd en afgegeven door de douaneautoriteiten, weet een rechthebbende onder welke code (dat kan zijn de GS-code, de GN-code of de taric-code) de Douane de goederen indeelt. Indien de rechthebbende het niet eens is met deze indeling dan kan hij in theorie besluiten de BTI niet te gaan ge18
bruiken en naast zich neer te leggen. Immers, de BTI bindt niet de rechthebbende maar de Douane. Dit lijkt echter niet de juiste werkwijze. Tijdens een controle na invoer (CNI) zal de Douane vaststellen dat de goederen niet op een juiste wijze zijn ingedeeld, terwijl de importeur wel op de hoogte was van de juiste indeling (hij heeft immers een BTI). De gevolgen laten zich raden. Toch maar bezwaar tegen een “ongewenste” BTI Wordt een BTI afgegeven voor een andere code dan de code die is aangevraagd, dan kan bezwaar (en eventueel beroep) worden ingediend tegen die BTI. De BTI zal opnieuw worden beoordeeld en de goederen worden zo nodig opnieuw ingedeeld. Uiteraard is de kans aanwezig dat het bezwaar wordt afgewezen. In die gevallen is het mogelijk de rechter (Rechtbank Noord-Holland, Gerechtshof Amsterdam en Hoge Raad) een oordeel te laten geven. Het niet-gebruiken van een afgegeven BTI (hetgeen dus wordt afgeraden) of het in bezwaar gaan tegen een afgegeven BTI
vindt echter pas plaats nadat een BTI is afgegeven. Beter is het om aan de voorkant (bij de beslissing of een BTI zal worden aangevraagd ) vast te stellen onder welke code de goederen kunnen worden ingedeeld en zo nodig uitgebreid overleg te voeren met de Douane. Met andere woorden, de BTI moet op een verantwoorde wijze worden aangevraagd. Verantwoorde aanvraag van de BTI Hoe gaat dat in zijn werk? Voordat een BTI wordt aangevraagd wordt vastgesteld en goed gemotiveerd onder welke code de onderhavige goederen kunnen worden ingedeeld. In deze motivering worden de verschillende aspecten van de in te delen goederen beschreven. Dus niet alleen de materiaalsoort en de (handels) naam van het artikel, maar bijvoorbeeld ook het gebruik dat van het artikel zal worden gemaakt, het wezenlijk karakter van het artikel en de essentiële kenmerken. Elementen die een grote rol kunnen spelen bij de uiteindelijke indeling van de goederen. Daarnaast is het van belang dat ook onderzoek wordt verricht naar eerder afgegeven BTI’s voor dezelfde goederen en dat zo nodig onderzoek naar jurisprudentie plaats vindt. Op deze manier wordt een volledig beeld geschetst van de in te delen goederen en wordt vastgesteld of de autoriteiten (de douaneautoriteiten, de Rechtbank, het Gerechtshof, de Hoge Raad) reeds eerder over de indeling van dergelijke goederen hebben nagedacht en daar uitspraken over hebben gedaan. Het aanvraagformulier kan vervolgens vergezeld van deze uitgebreide motivering worden ingediend. DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
BTI: HOE Bindende Tariefinlichtingen; hoe GEMAKKELIJK gemakkelijk KAN kan HET het ZIJN? zijn?
Het is juist dat de aanvraag van een BTI hierdoor (veel) meer betekent dan het uitsluitend invullen van een eenvoudig aanvraagformulier waarin slechts een beperkt aantal gegevens wordt gevraagd. Voordeel is dat de Douane over veel meer informatie beschikt van de in te delen goederen, en zij een beter beeld krijgt van de goederen die moeten worden ingedeeld en er daardoor minder kans is op vergissingen. Mocht de Douane een BTI afgegeven voor een andere code dan de gevraagde code, dan wordt de keuze om al dan niet in bezwaar te gaan ook een stuk eenvoudiger. Er is dan immers al goed nagedacht over de indeling en de argumenten om tot een andere indeling te kunnen komen zijn al bekend. Het indienen van een bezwaarschrift tegen een BTI waarvan de indeling afwijkt van de gevraagde indeling is in een dergelijke situatie dan ook vaak een logisch vervolg. Bijkomend voordeel is dat de inhoud van het bezwaarschrift in grote lijnen al is geschreven. Een nog belangrijker punt is echter dat een BTI veelal wél wordt afgegeven voor de gewenste goederencode, juist omdat de Douane een duidelijke motivering ontvangt. Eerder afgegeven BTI’s Hiervoor heb ik geschreven dat bij de aanvraag van een BTI door de afgevende douaneautoriteit ook moet worden gekeken naar eerder afgegeven BTI’s voor dezelfde of soortgelijke goederen. Wordt bij de afgifte van een BTI namelijk de juiste procedure gevolgd, dan zou het niet mogelijk moeten zijn dat voor dezelfde goederen indeling in twee (of meer) verschillende goederencodes plaatsvindt. Dit veiligheidsmechanisme begint op het moment dat een BTI wordt aangevraagd bij de douaneautoriteit. De afgifteprocedure is zodanig gestructureerd dat eerst moet worden vastgesteld of al eerder een BTI is aangevraagd voor dezelfde goederen als de goederen in de aanvraag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de European Binding Tariff Information database (EBTI-databank). Met behulp van deze databank wordt vastgesteld of er voor dezelfde goederen eerder BTI’s zijn afgegeven. Zijn dergelijke BTI’s afgegeven dan moeten deze worden gevolgd. DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
Is de afgevende douaneautoriteit echter van mening dat de eerder afgegeven BTI niet juist is, dan is hij verplicht dit via een speciale procedure bij het Comité Nomenclatuur aanhangig te maken. Mocht de afgevende douaneautoriteit dit onverhoopt niet vaststellen, dan kan de Commissie op grond van artikel 9 lid 1 TCDW dit vraagstuk uit eigener beweging aanhangig maken. Er zijn dus twee momenten waarop twee verschillende autoriteiten kunnen en moeten vaststellen of er nog niet eerder een BTI is afgegeven voor dezelfde (of soortgelijke) goederen. Allereerst de afgevende douaneautoriteit en daarnaast de Commissie zelf, die verplicht is alle afgegeven BTI’s te controleren en actie moet ondernemen zodra zij vaststelt dat er sprake is van verschillende BTI’s voor dezelfde goederen. Dan kan er eigenlijk niets meer fout gaan Indien iedereen de regels volgt is het eigenlijk uitgesloten dat er in de EBTIdatabank verschillende BTI’s zijn opgenomen voor dezelfde goederen. Helaas blijkt uit de praktijk dat het wel eens anders is. Steeds vaker zien we dat er verschillende BTI’s zijn of worden afgegeven voor dezelfde goederen. Hieruit kan slechts worden geconcludeerd dat de afgifteprocedure geen volledige garantie biedt. Wellicht moeten we voorzichtig vaststellen dat het bij de afgifte van een BTI niet mogelijk is om met zeker-
zogenoemde sleutelwoorden. Aan iedere BTI worden sleutelwoorden toebedeeld. Omwille van de uniformiteit worden deze sleutelwoorden centraal vastgesteld. Het is dan echter wel belangrijk dat iedereen die BTI’s afgeeft dezelfde sleutelwoorden kiest voor dezelfde (soort) goederen. Hierbij moet rekening gehouden worden met mogelijke vertaalproblemen en of woorden die in een andere taal wellicht niet zo duidelijk (en met één woord) zijn uit te leggen. Dit kan in voorkomend geval leiden tot sleutelwoorden die niet direct voor de hand liggen. Het zoeken met behulp van een sleutelwoord wordt daardoor enigszins bemoeilijkt. Het gevolg is dat er een reële kans bestaat dat ondanks een duidelijke procedure, een BTI wordt afgegeven die afwijkt van een afgegeven BTI voor dezelfde goederen. Dat is niet goed. Het kan niet zo zijn dat twee verschillende importeurs, gevestigd in verschillende lidstaten, die dezelfde goederen importeren, die goederen anders moeten aangeven. Los van de reële kans dat de één meer of minder douanerecht moet betalen. Want dat is uiteraard zeer goed mogelijk indien verschillende codes worden gebruikt. Hoe pakt de Douane de verschillen aan? Je verwacht dan ook dat de douaneautoriteit blij is als een importeur vaststelt dat er ergens in de afgifteprocedure mogelijk een fout is gemaakt en dat er daardoor nu twee verschillende BTI’s zijn afgegeven
Steeds vaker zien we dat er verschillende BTI’s zijn of worden afgegeven voor dezelfde goederen heid te kunnen vaststellen dat er al niet eerder BTI’s zijn afgegeven voor dezelfde goederen. Eerlijk gezegd is dat niet eens zo vreemd. Per jaar worden er in de EU ongeveer 50.000 BTI’s afgegeven. Deze BTI’s zijn (normaal gesproken) zes jaar geldig. Dit betekent dat er gemiddeld ongeveer 300.000 geldige BTI’s in de EBTI databank zitten. Die moeten dus allemaal worden gecontroleerd. Om het zoeken naar dezelfde goederen te vergemakkelijken wordt er gebruik gemaakt van
voor dezelfde goederen. Het bespreekbaar maken van een dergelijke vaststelling heeft van alles te maken met termen als compliance, AEO en horizontaal toezicht. Toch gaat dit niet altijd op. Een paar voorbeelden. Na de afgifte van een BTI voor een bepaald soort speelgoed, werd in de bezwaarfase vastgesteld dat voor hetzelfde soort speelgoed in andere lidstaten (en voor andere rechthebbenden) BTI’s waren afgegeven waarin 19
BINDENDE TARIEFINLICHTINGEN
een andere GN-code was opgenomen. De in de buitenlandse BTI opgenomen code was gelijk aan de code die in bezwaar werd gevraagd. Verder werd vastgesteld dat de in het buitenland afgegeven BTI’s eerder waren afgegeven dan de Nederlandse BTI. De Inspecteur werd al snel gewezen op deze tweedeling. Na zes maanden echter werd vastgesteld dat de Inspecteur niet de procedure van artikel 9 CDW had gevolgd. Vervolgens werd het bezwaar afgewezen. De verschillende BTI’s bleven derhalve bestaan. Uiteraard is er beroep ingediend, maar er wordt nog gewacht op een uitspraak in beroep. Een tweede voorbeeld. Het betreft BTI’s afgegeven voor cosmetische producten. De importeur was het niet eens met de indeling en vroeg ons de zaak te beoordelen. Vastgesteld werd dat de Inspecteur indeling in GS-post 33.07 voorstond, de
importeur was van mening dat indeling moest plaatsvinden in GS-post 33.04. Tijdens de bezwaarprocedure werd vastgesteld dat er zowel in Frankrijk als in het Verenigd Koninkrijk BTI’s waren afgegeven voor dezelfde goederen. In deze BTI’s werden de goederen ingedeeld in GS-post 33.04. Uiteraard werd dit besproken met de Douane. De reactie van de inspecteur in bezwaar was echter dat er ook BTI’s waren afgegeven voor GS-post 33.07. Dat was inderdaad juist. Daarover ging de discussie. Uiteindelijk moet ook hier worden vastgesteld dat de procedure van artikel 9 TCDW niet is opgestart. Natuurlijk zijn we ons bewust van de omstandigheid dat een BTI uitsluitend kan worden gebruikt door of namens de rechthebbende. En natuurlijk moet er duidelijkheid zijn over de soort goederen. Het moeten daadwerkelijk dezelfde goe-
(advertentie)
Douane Advies & Detacheringbureau Uw partner in douane zaken: Advisering bij internationale handel & logistiek en douane vraagstukken Consultancy Tijdelijke detachering van declaranten Aanvragen en implementeren van douane vergunningen, zowel in NL als overige landen binnen de EU Maatwerk van gerelateerde software Samenstellen van AO.IB, geënt op uw bedrijfscultuur, rekening houdende met de wettelijke bepalingen
deren zijn. Let wel, er hoeft geen sprake te zijn van identieke goederen. Een T-shirt van katoen mag rood, groen, blauw of geel zijn. Dat is voor het tarief niet van belang. Een fiets mag zeven of 29 versnellingen hebben, dat is niet van invloed op de indeling. Een pluche konijn mag roze of blauw zijn. Conclusie Welke conclusie moeten we hieruit trekken? Op de eerste plaats is het belangrijk om de aanvraag van een BTI vergezeld te doen gaan van een goede motivering. Geef duidelijk aan waarom de gekozen code de enige juiste code is. Indien de douaneautoriteit toch afwijkt van de geopteerde code, dan is keuze of al dan niet een bezwaarschrift moet worden ingediend snel gemaakt, er is immers al goed nagedacht over de indeling. Verder stellen we vast dat indien er voor het tarief sprake is van dezelfde goederen, voor die goederen ook dezelfde code moet worden vastgesteld. En dat is, zoals nu blijkt, helemaal niet zo van zelfsprekend. Is indelen van goederen dan toch moeilijker dan wij dachten? Bram van Breukelen is in 2008 als adviseur bij Customs Knowledge in dienst getreden, nadat hij eerder 30 jaar bij de Nederlandse Douane werkzaam was. In zijn rol als adviseur adviseert en procedeert hij voor cliënten op het gebied van douanerecht. De specialisatie van Bram ligt op het gebied van classificatie, douanewaarde en herkomst & oorsprong. Bij Customs Knowledge – Lawyers & Consultants heeft Bram al een aantal grote en mooie successen op zijn naam staan. Naast het adviseren en procederen heeft Bram ook het lesgeven in zijn bloed zitten, hetgeen mag blijken uit de vele trainingen en opleidingen die hij geeft.
Ondersteuning bij het aanvragen van de AEO certificering Auditing & monitoring Huub Hol Postbus 186 • NL 6590 AD Gennep + 49 2823 9298277 +31 6 534 06 050
[email protected] www.holdouaneadvies.nl
20
DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
douaneDIENSTVERLENING
De markt voor douanedienstverlening in 2020 De markt voor douanedienstverlening beweegt al jaren nauwelijks. Er zijn veel partijen actief. Terwijl de ontwikkelingen op douanegebied elkaar in snel tempo opvolgen is er weinig veranderd. Wat is het perspectief voor 2020? door : Hans Maessen
D
4. Stabiel: er veranderde weinig gedurende lange tijd.
4. Dynamisch: wat vandaag is georganiseerd, moet morgen weer anders.
Tot 2000 was de markt voor douanedienstverlening: 1. Eenvoudig: procedures en formulieren waren kort en beknopt. 2. Schriftelijk: de aangiften en communicatie waren schriftelijk. 3. Gelijkvormig: er was weinig variatie in procedures en aangiften.
Momenteel heeft de markt voor douanedienstverlening de volgende kenmerken: 1. Complex: procedures, aangiften en vergunningen zijn met elkaar verweven. 2. Digitaal: haast alle aangiften en communicatie vinden plaats op digitale wijze. 3. Divers: veel verschillende opdrachtgevers en opdrachten met allemaal specifieke kenmerken en wensen.
In 2020 ziet de markt voor douanedienstverlening er naar mijn mening als volgt uit: 1. Netwerk: alle handelingen maken deel uit van een netwerk van organisaties en activiteiten. 2. Multidisciplinair: aangiften zijn alleen mogelijk door te begrijpen hoe ze in logistieke, digitale, juridische, fiscale en commerciële trajecten passen.
e “douanerie” is volop in beweging. De historische ontwikkelingen in de markt voor douanedienstverleners verlopen naar mijn mening als volgt.
DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
21
douaneDIENSTVERLENING
3. Amorf: Zaken kunnen op korte termijn volledig veranderen en opnieuw georganiseerd moeten worden. 4. Metaniveau: alleen door op een abstract niveau naar processen te kijken zijn ze nog navolgbaar. De markt voor douanedienstverlening kan bekeken worden vanuit een tweetal invalshoeken, namelijk de logistiek en de douanerie: a. Logistiek: repeterende en incidentele goederenstromen. b. Douanerie: eenvoudige en complexe aangiften. Kijken we specifiek naar de markt voor douane-expeditie, dan concludeer ik dat
Goederenstroom
deze zeer versnipperd is en in grote lijnen in tweeën kan worden gedeeld:
is in Nederland een groot aantal van dit soort douane-expediteurs.
1. Douaneafdelingen van expeditie bedrijven Traditioneel hebben veel expediteurs een eigen douaneafdeling. Hier valt een hogere marge te halen dan in het transport of in de expeditie. De aangiften stromen als vanzelf binnen, als de behandelde internationale goederenstroom maar groot genoeg is. De douaneafdeling is dienstbaar aan de expeditie. Ook worden douanediensten verricht voor bedrijven waar geen logistieke diensten voor worden verzorgd. Deze douaneafdelingen zijn “volgend” en zullen geen grote innovaties of vernieuwingen initiëren. Er
2. Gespecialiseerde, onafhankelijke douanedienstverleners Zij kunnen door hun neutraliteit hun diensten aanbieden aan im- en exporteurs direct, maar ook aan expediteurs die te klein zijn voor een eigen douaneafdeling, of die hun focus hier niet op willen leggen. De expediteur verkoopt deze dienst dan weer met winst door aan zijn klant. Deze douanedienstverleners kunnen hun massale processen volledig richten op hun vaktechniek, sterk automatiseren en inspelen op ontwikkelingen in de markt. Er zijn in Nederland een handvol van dit soort grotere bedrijven
Repeterend
Incidenteel
Complexiteit aangiften
complexiteit van de aangiften en de verwevenheid met digitale, juridische en fiscale processen. Wordt het echt te moeilijk dan overwegen expediteurs de douanerie uit te besteden aan gespecialiseerde douaneexpediteurs.
3. Vaste goederenstromen met een grote complexiteit zullen in de toekomst door 1. Automatiseren Eenvoudig moderne douanedienstverleners worden behandeld. Zij beschikken over (eigen) douanesoftware om het repeterende karakter van de goederenstroom te automa4. Traditionele 3. Moderne tiseren. Daarnaast beschikken ze over het douanedouane Complex (organisatorisch) vermogen om de verexpediteur dienstverlener wevenheid met juridische, fiscale en commerciële belangen van de klant in te vullen. Vanzelfsprekend hebben ze een surplus 1. Repeterende en douanetechnisch eenvoudige goederenstromen aan ervaring met en kennis van de douanerie. Deze goederenvinden we vooral in de export. Veel exporteurs hebben slechts stromen komen onder andere voor bij grote im- en exporteurs, een geringe variatie in hun zendingen. Dit soort aangiften zijn EMEA distributiecentra, e-commerce activiteiten etc. Ook zaken zeer geschikt voor automatisering. Nederland kent een scala aan als fiscale vertegenwoordiging, export compliance, service level douanesoftwareleveranciers. Toch is er nog ruimte in die markt agreements e.d. zijn hierbij aan de orde. voor verdere automatisering. Een enquête van de Fenex wees uit dat het aantal aangiften ten uitvoer dat tussen 2007 en 2011 werd 4. Complexe incidentele aangiften kunnen heel goed door de tragemaakt door douanedienstverleners steeg van 51,4% naar 77%. ditionele douane-expediteur worden behandeld. De focus is dan Dit is deels, maar niet geheel, te verklaren door het afschaffen van gericht op de douanetechniek. Ervaring en een gedegen douanekennis zijn voorwaarden voor dit soort aangiften. de vergunning domiciliëringsprocedure uitvoer. 2. Traditionele (douane-) expediteur
2. Incidentele en douanetechnisch eenvoudige aangiften kunnen vaak heel goed door douaneafdelingen van expediteurs gemaakt worden. Zij beschikken over ruime ervaring en staan dicht bij het transport. Zij hebben het echter moeilijk met de toenemende
22
Deze rubricering is vanzelfsprekend voor discussie vatbaar en komt niet overeen met de gevarieerde werkelijkheid, maar ze geeft ons wel een denkmodel voor toekomstige ontwikkelingen in de douanerie.
DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
De markt voor douanedienstverlening in 2020
en een groter aantal kleinere. De kleinere missen hierbij de omvang om zich ook op aanpalende terreinen te begeven die buiten de kern van de douanerie liggen. Maar de markt voor douanedienstverlening is breder dan alleen douaneaangiften maken in al zijn verscheidenheid. Die markt omvat ook douanesoftwarebedrijven, douaneconsultants, specialisten op het gebied van exportdocumenten, detachering van declaranten, douaneopleidingen etc. Tot nog toe zijn al deze functies grotendeels apart georganiseerd. Er zijn douane-expediteurs die ook consultancy aanbieden, er zijn douanedienstverleners die ook declaranten detacheren, er zijn douanedienstverleners die ook software aanbieden etcetera. Maar dit soort combinaties zijn toch uitzonderingen. De vraag is nu hoe de markt zich gaat ontwikkelen. Enerzijds zijn er de hierboven geschetste verwachte kenmerken
voor 2020. Anderzijds is de vraag hoe de verdeling zal zijn tussen repeterende en incidentele goederenstromen en de vraag of de aangiften eenvoudiger of complexer gaan worden. Verwacht mag worden dat de complexiteit van de douanerie zal toenemen zoals hierboven beschreven. De wereld wordt steeds complexer en dus de douanerie ook. Verder wordt verondersteld dat goederenstromen steeds meer gestructureerd en gegroepeerd zullen verlopen. Hiervan uitgaande is de gevolgtrekking dat de markt zich ontwikkelt richting de moderne, geïntegreerde douanedienstverlener. Hij moet dan wel op zijn minst de douanetechnische automatisering van de repeterende goederenstroom beheersen. Daarnaast moet hij zo veel mogelijk aanpalende vakgebieden zoals consultancy, detachering, opleidingen etcetera zien te verenigen. Uit het oogpunt van management is dit een complexe uitdaging.
De zwakte van de douanesoftwareleverancier is, dat zij geen aanpalende diensten kunnen aanbieden. De zwakte van de douaneafdelingen van expediteurs is dat ze niet de omvang en prioriteit in hun bedrijf hebben om zich in de breedte te ontwikkelen. De onafhankelijke douanedienstverlener heeft de beste uitgangspunten om de kansen voor de toekomst te grijpen. Daarvoor moet hij samenwerken en/of integreren met aanpalende dienstverleners in de douanerie. De komende jaren zal duidelijk worden of deze ontwikkelingen daadwerkelijk gaan plaatsvinden.
Hans Maessen is DGA van Maco Customs Service .
(advertentie)
Is uw douanea�andeling te duur of te tijdrovend?
Neonstraat 16, Ede Tel. (088) 20 20 300
[email protected] www.LSPsolutions.com
LSP Solutions helpt • Douanesoftware met o.a. NCTS, Sagi�a / AGS, ECS, Portbase en KvK • Entrepot administra�e met maandaangi�e (GPA) • Standalone, maar ook te koppelen aan uw WMS of ERP systeem • Eenvoudig in gebruik Bel gerust voor een vrijblijvende afspraak, wij helpen u graag.
LSPcustoms: Plug
& Play douaneso�
ware
owser nodig SaaS: alleen een br a vi r aa kb hi sc Be • teren • Snel te implemen maat • Abonnement op ingen inbegrepen • Wettelijke wijzig
interview
De relatie van de douane met het topsectorbeleid Enkele jaren geleden heeft toenmalig minister Verhagen het topsectorbeleid geïntroduceerd en een aantal topsectoren in Nederland benoemd. Hierin werken overheid, wetenschap en bedrijfsleven samen aan verbeteringen in de diverse sectoren. Logistiek is een van die sectoren en in die sector speelt de Douane een actieve rol. interview met: Frank Heijmann
I
n het regeringsbeleid is voor wat betreft het topsectorbeleid als uitgangspunt genomen: het samenwerken in de gouden driehoek, te weten overheid, wetenschap, bedrijfsleven. Vervolgens werd in 2009 het strategisch platform logistiek (SPL) opgericht met een aantal personen die hun sporen hebben verdiend in de logistieke wereld. Het SPL geeft sturing aan dit topsectorprogramma. Er is inmiddels een aantal roadmaps, actielijnen, ontwikkeld, zoals het Neutraal Logistiek Informatie Platform (NLIP), synchromodaliteit en Douane (tegenwoordig heet deze Compliance & Control). De Douane heeft een rol in enkele van die roadmaps. NLIP Het NLIP beoogt een informatiedelingsplatform te zijn dat uiteindelijk voor het
ven moeten geven, op welk moment dan ook (van het schip, van de goederen) in één keer in één format aangeleverd kunnen worden aan één loket. De overheid kan die informatie aan de achterdeur, zonder dat de burger of het bedrijf er iets van merkt, delen met andere betrokken organisaties als nVWA, ILT en Douane. Vanuit SWH&T gaat ook één bericht terug naar het bedrijfsleven. Dat is wat het SWH&T eigenlijk beoogt. In de stuurgroep van het NLIP wordt besloten wat prioriteit heeft, wat zinvol is om aan bijv. de kant het SWH&T in te richten. Uniek in de wereld is dat dit gebeurt in een publiekprivate variant op overheidsbreed een gebied in het goederenverkeer. Het NLIP probeert de bestaande communitysystemen van Portbase en Cargonaut
Controle op logische momenten en plekken in de keten hele bedrijfsleven en de overheid een datadelingsplatform moet worden. Het NLIP bestaat uit een openbedrijvenplatform en het single window handel en transport (SWH&T). SWH&T is de overheid die handelt als één. SWH&T wil dat alle verplichtingen die in het vervoer zijn vereist, alle data die aan de overheid gege24
- de informatiedelingsplatforms van Nederland - op te tuigen naar een groter geheel, met respect voor en hergebruik van bestaande systemen en kennis. Hier wordt dan alle informatie die nodig is in het bedrijfsleven voor grensoverschrijdende goederenlogistiek gedeeld en via autorisatieniveaus beschikbaar gesteld
aan een ieder die dat nodig heeft. Via het NLIP is in ieder geval alles beschikbaar en bij elkaar voor een ieder die dit nodig heeft. Vraagstukken die hierbij spelen zijn onder meer gericht op de governance van het NLIP en de besturing van het NLIP. Welke informatie mag de overheid delen? Men is verplicht gegevens aan de overheid te leveren, maar mag de overheid zomaar alles aan iedereen teruggeven of mag dat alleen aan degene die het de overheid gegeven heeft? Dit zijn juridische vraagstukken die heel belangrijk zijn bij de inrichting van het NLIP. Daarnaast heb je de technische vraagstukken als: welke techniek gebruik we, wie mag er allemaal gebruik van maken, wat is de kostenstructuur van die techniek, mogen andere partijen aanhaken als ze iets te bieden hebben, hoe open maak je dat platform in technische zin en wat is het beveiligingsniveau van de gegevens. Douane (Compliance & Control) De roadmap Douane is omgedoopt naar Compliance & Control. De term Douane deed niet echt recht aan de wensen van het bedrijfsleven c.q. de omvang van de doelstellingen van die roadmap. In deze roadmap zijn drie problemen gedefinieerd die gerelateerd zijn aan de overheid of inspectie, in relatie tot het bedrijfsleven. 1 Wens tot verlegging van de controleen inspectiemomenten naar logische momenten en plekken in de keten. Nu is er vaak controle in Rotterdam en Schiphol, bij binnenkomst of bij uitgaan. Dat kost de logistiek geld en DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
De relatie van de douane met het topsectorbeleid
leidt tot gebrek aan voorspelbaarheid in de logistieke keten, tot oponthoud, tot herplanning en dus tot kosten. Vanuit het bedrijfsleven kwam de vraag: is het niet mogelijk de controles die gedaan moeten worden te beleggen op meer logischte rustmomenten en rustplekken in de logistieke keten. 2 Inspectielast verminderen door hergebruik van gegevens. 3 Betere samenwerking tussen de inspectiediensten. Effectief wordt de behoefte aan betere informatiedeling aangepakt in het NLIP. De vraag naar betere samenwerking tussen de handhavingsdiensten wordt beantwoord in het SWH&T. De Douane gaat misschien wel meer en bredere coördinatie op die gebieden doen omdat deze dienst in de Algemene Douanewet is aangewezen als de manager van het grensoverschrijdende goederenvervoer. Concrete initiatieven Er zijn inmiddels concrete initiatieven vanuit het topsectorbeleid. Er komt een wetenschappelijk onderzoeksprogramma in Nederland, genaamd ISCOM (innovation in supply chain compliance). Wetenschappelijke onderzoeksinstellingen worden uitgenodigd om onderzoek
mogelijke synergie in het uitvoeren van die wetten en hoe moet je dan uiteindelijk die wetgeving vorm gaan geven om uiteindelijk een single window, dus één loket, te krijgen. In Europa hebben verschillende directoraten-generaal van de EU (Sanco, Taxud,
Move) eigen wetgevingstrajecten en het harmoniseren van processen en procedures binnen die wetten bevindt zich nog in een zeer pril stadium. Resultaten van het nationale onderzoek kunnen worden ingebracht in de EU en daar worden gebruikt om wetgeving te harmoniseren.
TNO gaat in nauw overleg met het bedrijfsleven kijken naar de logistiek en naar de douaneproblematiek; wat zijn de quick wins die we er uit kunnen halen die we door de samenwerking heel snel kunnen verdienen. De voorstellen waarmee men komt worden beoordeeld door een stuurgroep die samen hier ook over beslist. Dat is niet het SPL zelf, maar de stuurgroep op de actielijn Compliance & Control. Er bestaat reeds een overleg douane-bedrijfsleven (ODB) en die groep is aangewezen als de stuurgroep op deze actielijn. Dat is op zich wel heel opmerkelijk; het ODB heeft nu ook een formele adviserende rol in het nationale logistieke beleid.
Parallel loopt bij ISCOM nog een ander traject: toepasbaar onderzoek. Dat is een programma van TNO en heet COIM (COmpliance Innovation Management). Een van de zaken die onder COIM gaat draaien is ook iets wat onder het wetenschappelijk onderzoek valt en dat is system based approach (systeem gericht toezicht). Systeemtoezicht is iets wat wij in Nederland natuurlijk al lang kennen, maar niet in een Europese, internationale dimensie.
In Europa kennen wij de Authorised Economic Operator. De AEO vereist van bedrijven een bepaalde standaard van interne beheersingsmaatregelen, bepaalde kwaliteiten de je proces moet hebben. Grote bedrijven hebben dat veelal voor elkaar, maar het grote knelpunt is altijd, hoe maak je de AEO, die certificering, toegankelijk voor het MKB. Het MKB vindt een consultant meestal te duur en niet in verhouding tot het voordeel dat ze van de AEO kunnen hebben. De Douane om
Hoe maak je de AEO toegankelijk voor het MKB te doen naar de vraagstukken die spelen onder bijv. het NLIP. Onder het NLIP speelt een governance structuur. De vraag is nu: hoe moet je je verhouden in publiek private besluitvorming? Daar komt onderzoek naar. Ook wordt de wetenschap uitgenodigd onderzoek te gaan doen naar de ITarchitectuur. Hoe moet je de architectuur onder informatiedeling inrichten zodanig dat deze schaalbaar is, maar aan de andere kant ook beheersbaar blijft. Er komt ook onderzoek naar juridische gedeelte van die thema’s (pushing control out of the borders, samenwerking inspectiediensten). Het betreft wetenschappelijk onderzoek naar wat beogen de diverse wetten, waarom zijn ze allemaal verschillend geschreven, wat is de synergie in de doelstellingen van die wetten, wat is de DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
25
Streamlines Logistics UÊÊÊ-ÌÀÌÊ`iÊ}ÃÌiÊiÌÊ}iÌi}ÀiiÀ`iÊ«ÃÃ}iÊÌÜÀ«iÊÛÀÊ `ÕÃÌÀliÊÛiÀâi`iÀÃ]Ê}ÃÌiiÊ`iÃÌÛiÀiiÀÃÊiÊ`Õ>i>}iÌi UÊÊiÛiÀÌÊ}iÌi}ÀiiÀ`iÊ«ÃÃ}iÊ`iÊÕÜÊâ>iiÊ«ÀViÃÃiÊÃÌÀi]Ê ÕÜÊ>>}iiÌÊ`iÀÃÌiÕiÊiÊiiÊ«>ÌvÀÊLi`iÊÛÀÊ`iÊÌiÃÌ
DOUANE EN ACCIJNZEN De Customs Streamliner® is de one-stop oplossing voor douanetechnische en fiscale optimalisatie van douaneagentschappen en departementen in de Benelux: GC, Fiscale Vertegenwoordiging, douane entrepots, economische regimes, PLDA, NCTS, EMCS, Sagitta en GPA in één high-tech communicatie omgeving.
LOGISTIEKE DIENSTVERLENERS Expediteurs en groupage bedrijven, scheepsagenten en logistieke dienstverleners hebben specifieke behoeften in automatisering. Stream Software is gespecialiseerd in deze zaken en biedt bedrijfsomvattende en flexibele oplossingen.
INDUSTRIELE VERZENDERS Industriële bedrijven hebben core ERP, maar wat met de logistiek? Stream Software brengt een oplossing om de logistieke departementen van de industriële bedrijven volledig te stroomlijnen en te integreren met ERP systemen zoals SAP.
STREAM SOFTWARE POTVLIETLAAN 4 | B-2600 BERCHEM | T +32 3 825 77 74 | F +32 3 830 19 28 |
[email protected] | WWW.STREAMSOFTWARE.BE
European Customs Services Customs Consultancy Secondment •
Independent top level service
•
Own customs declarants throughout Europe
•
Highly skilled, widely deployable
•
More than 125 years of experience
ANY TI ME , A NYWHE RE Gerlach Benelux • Van Heemskerckweg 6 • 5928 LL Venlo, the Netherlands • T +31-(0)77 324 65 10 F +31-(0)77 324 65 59 • E
[email protected] • www.gerlachcs.com
Advertentie 2013 - 90x130.indd 1
24-07-13(week30) 10:16
De relatie van de douane met het topsectorbeleid
hulp vragen is ook moeilijk, want die mag niet op de stoel van een consultant gaan zitten. De bedoeling is nu om in een onafhankelijke setting (wetenschap, TNO, research, gemeenschappelijke bedrijfsleven, overheid), en vanuit het algemeen belang
scheelt veel (papieren) administratieve rompslomp. Opleidingen Daarnaast is er nog een ander initiatief. Het kennisniveau in de logistiek en met name de douaneprofessie (niet alleen
Masteropleiding via internet internationaal toegankelijk maken van Nederland een customs control framework of een supply chain control framework te ontwikkelen. TNO gaat dat framework samen met ook de Douane, ontwikkelen, een boek met kaders waaraan je moet voldoen zodat het mogelijk moet worden zelfstandig zo’n framework in te kunnen richten. Daarmee wordt aan de ene kant de AEO toegankelijker, maar ook de waarborg, het naleven en het behoud van de AEOregels worden verhoogd. Dat is in het belang van het bedrijfsleven en Douane en de hoge kwaliteit van de hele keten is in het belang van de bv Nederland. Het programma heet Contrast, start in november en moet binnen een jaar concreet wat opleveren. Ook een voorstel dat op dit moment wordt uitgewerkt is het programma slimme technologie in de logistiek. Hier wordt onderzocht hoe je het dagelijkse leven van een chauffeur kunt vergemakkelijken. Een chauffeur moet op pad met allerlei pasjes en papieren. TNO gaat onderzoeken (samen met de betrokken partijen) of die chauffeurspassen in hun toepassing veel uitgebreider gemaakt kunnen worden, bijv. doordat bedrijven bijv. douanedocumenten op diezelfde chauffeurspas kunnen laden. Als je een document op de chauffeurspas laadt, kom je aan bij de poort van de terminal, je houd de pas ervoor en het systeem leest automatisch alle gegevens uit en voor zover die van belang zijn voor bijv. een douaneafmelding gaan die daarna na de douane. Dat zijn van de technologisch slimmigheidjes die het dagelijks leven van de chauffeur gemakkelijker maken, maar daarmee haal je ook heel veel onvrede uit de logistiek, maar ook veel nevenkosten. En het DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
van de douaneambtenaar, maar ook van iedereen in het bedrijfsleven die aan de Douane is gerelateerd) moet naar een hoger niveau. Douane is nou typisch zo’n vak, waar mensen rondlopen die misschien wel heel erg veel kennis en ervaring hebben, maar niet gediplomeerd zijn. Dat bevordert kennisverbreding en kennisontwikkeling niet. Samen met TU Delft is een masteropleiding tot stand gekomen in Nederland. Een masteropleiding op alle gebieden die door het topsectorbeleid geraakt worden (logistiek, wetgevende deel, de douane, en compliance). Alle komen aan de orde in de nu gestarte masteropleiding, Officiële start van de master is overigens 4 oktober, maar de vooropleiding is reeds gestart. Er zijn een kleine 20 studenten uit het bedrijfsleven en Douane. In die opleiding werken, heel bijzonder omdat het totaal verschillende vakgebieden zijn, vier faculteiten van drie universiteiten samen: Faculteit techniek bestuurskunde / management van TU Delft voor het compliancedeel, de faculteiten Economie en Rechten van de Erasmus universiteit voor het juridische en het handelsrechtdeel, en de faculteit Innovatie van de TU Eindhoven voor het logistieke deel. De bedoeling van die Engelstalige masteropleiding is om binnen nu en 1 jaar ook deeltijd te maken op afstand, dus via internet, zodat deze internationaal toegankelijk is. Er is reeds belangstelling vanuit Azië, Verenigde Staten, Afrika om die opleiding hier te volgen. Het is de bedoeling dat de opleiding ook geaccrediteerd gaat worden als volwaardige master. In de planning ligt dat in 2016 dit een volwaardige, 2-jarige dagopleiding is voor jonge studenten. Ook de hogescholen worden betrokken bij de opleidings-
wensen. Met Fontys Hogeschool wordt gekeken naar mogelijkheden een soort vooropleiding te creëren voor die masteropleiding in de vorm van een minor. Een minor is eigenlijk een afstudeerrichting van een bacheloropleiding. Mensen die in eerste instantie niet voldoen aan de toelatingseisen kunnen naar die minor en van daaruit doorstromen naar de master. Door die opleidingen heel goed neer te zetten en de komende jaren professionals die al in het vak zitten op te leiden, krijg je automatisch meer publiciteit voor het vakgebied. Hopelijk is dan tegen 2017/2018 -als in plaats van werkloosheid er een arbeidsmarktknelpunt is - het vak ook aantrekkelijker voor jonge studenten. Dat zijn kort samengevat de initiatieven die er lopen op dit moment.
Frank Heijmann studeerde o.m. douanerecht, internationale bedrijfskunde, beleidsvorming in politieke context en fiscaal recht. Hij werkt sinds 1986 voor de Nederlandse Belastingdienst/Douane. Van 1995 tot 2000 werkte hij voor de Europese Commissie als juridisch adviseur in de OostEuropese, destijds kandidaat-, lidstaten namens de Nederlandse Douane. Van 2000 tot 2007 was hij strategisch beleidsadviseur bij de Douane, nationaal transit coördinator en voorzitter van de Kennisgroep Communautair Douanewetboek (CDW), verantwoordelijk voor implementatie en ontwikkeling van uitvoeringsbeleid van de Europese douanewetgeving in Nederland. Tevens was hij in 2005 en 2006 voorzitter van de Europese werkgroep Nasporing Douanevervoer. Vanaf eind 2007 werkte hij als strategisch beleidsmedewerker douane-aangelegenheden en internationale zaken bij het Ministerie van Financiën in Den Haag. Zijn aandachtsgebieden waren douanesamenwerking in Europa op het terrein van o.a. de bestrijding van georganiseerde misdaad, criminaliteit en terrorisme en de modernisering van de EU douanewetgeving. Sinds oktober 2010 is Frank Hoofd Handelsrelaties voor de Nederlandse Douane.
27
VERTEGENWOORDIGING
Vertegenwoordiging in douaneland nieuwe mogelijkheden of een sigaar uit eigen doos? Met de invoering van het aangiftesysteem AGS is het mogelijk om gebruik te maken van indirecte vertegenwoordiging. Maar biedt indirecte vertegenwoordiging wel de beoogde zekerheid, of is dat slechts schijn? En hoe zit het ook alweer met de vertegenwoordiging onder het “oude” Sagitta? Heeft u dat eigenlijk wel goed geregeld? Tijd voor een vogelvlucht over de mogelijkheden, voetangels, do’s en dont’s van de vertegenwoordiging, zowel vanuit het perspectief van vertegenwoordiger als van de vertegenwoordigde, alles natuurlijk in het licht van de douaneaangifte. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de “nieuwe” indirecte vertegenwoordigingsmogelijkheden (en de beperkingen daarbij). door: Sander van Lent
Vertegenwoordiging; een korte inleiding We kennen natuurlijk de vertegenwoordigingsmogelijkheden zoals deze in het CDW zijn opgenomen. Artikel 5 voorziet in de mogelijkheid waarbij ieder persoon zich voor het verrichten van douanehandelingen kan laten vertegenwoordigingen door een vertegenwoordiger. In het vervolg van dit artikel zal ik nog nader ingaan op de diverse mogelijkheden in dat kader. 28
Hoe moet de vertegenwoordigingsfiguur echter worden geduid? Met andere woorden: wat is nou eigenlijk vertegenwoordiging. Die vraag is met name relevant wanneer er problemen ontstaan omtrent de (rechtmatige) vertegenwoordiging, maar is ook wel van belang bij het definiëren van de vertegenwoordigingsfiguur. In het Burgerlijk Wetboek (“BW”) zijn een aantal specifieke bepalingen opgenomen omtrent de vertegenwoordiging. Meestal gaat het dan om vertegenwoordiging in
bijvoorbeeld vennootschapsrechtelijke zin. De algemene bepalingen zijn relevant in douanerechtelijke zin. Artikel 3:60 lid1 van het BW bevat een “definitie”: Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten. Het gaat dus om het verlenen van een volmacht om in naam van een ander rechtshandelingen te verrichten. De DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
Vertegenwoordiging in douaneland
rechtshandeling is in dit kader het doen van een douaneaangifte namens die ander. Alleen met een rechtsgeldige volmacht kan er dus, in naam van een opdrachtgever, een aangifte worden gedaan. De volmacht kent een aantal verschijningsvormen en kan zowel stilzwijgend als uitdrukkelijk worden verleend. Het is dus geen verplichting (ook niet voor het doen van een douaneaangifte) om een geschreven volmacht te hebben, al is het in de dagelijkse praktijk wel een aanrader om een schriftelijke volmacht te hebben. De wet voorziet ook in de mogelijkheid om een volmacht achteraf te bekrachtigen. Maar om een discussie over het wel of niet (tijdig) hebben van een volmacht te voorkomen, verdient dit uiteraard niet de voorkeur. U zou niet de eerste zijn waarbij de Douane concludeert of de opdrachtgever stelt dat ten tijde van het doen van een aangifte geen geldige volmacht bestond, er om die geen reden geen sprake kon zijn van vertegenwoordiging en dus de aangifte op eigen naam en voor eigen rekening was gedaan met alle gevolgen vandien. Maak daarom gebruik van een duidelijke schriftelijke volmacht. De Fenex (Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek) heeft bijvoorbeeld een uitstekende versie van een volmacht directe vertegenwoordiging ter beschikking. Deze volmacht is een uitgebalanceerd document dat recht doet aan de belangen van alle partijen in de keten. Vertegenwoordiging bij douaneprocessen Als we meer inzoomen op de vertegenwoordigingsfiguur in het douanerecht dan levert dat het volgende beeld op. Sommige importeurs en exporteurs doen die douaneaangiften zelf, maar een groot deel laat zich vertegenwoordigen door een gespecialiseerde (douane-)expediteur. Wanneer een douane-expediteur zo’n aangifte doet, dan doet hij dat uiteraard niet voor zichzelf, maar voor zijn opdrachtgever. Het is in dat geval dat we spreken van vertegenwoordiging. Die vertegenwoordiging kan op drie manieren plaats vinden: DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
De aangifte kan plaats vinden op eigen naam en voor eigen rekening. Eigenlijk is dit (douanetechnisch en civiel) geen
genwoordiging bij uitvoer in het Sagitta Uitvoersysteem mogelijk gemaakt. Maar zo is vertegenwoordiging binnen de ge-
Volmacht afgegeven door een bevoegde persoon? echte vertegenwoordiging. In ieder geval gaat alle correspondentie, waaronder ook de primaire boeking maar ook een UTB voor een boeking achteraf, naar de aangever, meestal de douane-expediteur. In zoverre dus niet veel onduidelijkheid. In die situatie waarbij de douane-expediteur in opdracht van zijn opdrachtgever (de importeur) aangifte doet, levert dit echter wel onzekerheid op voor de expediteur. Het is immers nog maar de vraag of hij zijn geld terug krijgt van zijn opdrachtgever als een UTB wordt opgelegd. Een andere mogelijkheid is dat de aangifte wordt gedaan met gebruikmaking van directe vertegenwoordiging. Bij directe vertegenwoordiging handelt de aangever (bijvoorbeeld een douane-expediteur) in naam en voor rekening van zijn opdrachtgever. Daarbij wordt de opdrachtgever als aangever aangemerkt en is de douaneexpediteur geen douaneschuldenaar meer. Ten slotte kan – althans bij invoer thans nog alleen in theorie, zie de volgende paragraaf – worden gekozen voor indirecte vertegenwoordiging. Hierbij handelt de vertegenwoordiger (waarbij dit is voorbehouden aan alleen een toegelaten douane-expediteur) in eigen naam, maar voor rekening van een ander. Belangrijk verschil is dus dat een douane-expediteur dan wel gewoon aangever is en blijft, maar de rekening (ook) naar de vertegenwoordigde/volmachtgever gaat. Deze figuur biedt het voordeel dat er naast de aangever nog een douaneschuldenaar wordt aangewezen, te weten de vertegenwoordigde. Beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de douaneschuld. Vertegenwoordiging is niet altijd mogelijk geweest, althans technisch niet. Pas vanaf september 2005 is (directe) vertegenwoordiging bij invoer mogelijk (in het systeem Sagitta-Invoer) en met ingang van 6 april 2008 is de (indirecte) verte-
automatiseerde periodieke aangifte (GPA) nog steeds niet mogelijk. Een belangrijk verschil tussen beide vertegenwoordigingsvormen (direct en indirect) is dat directe vertegenwoordiging alleen mogelijk is voor een opdrachtgever gevestigd binnen de EU, maar dat indirecte vertegenwoordiging ook kan worden toegepast bij een opdrachtgever die gevestigd is buiten de EU. Dat maakt dat bij invoer in opdracht van een niet-EU opdrachtgever alleen kan worden gekozen voor het doen van aangifte op eigen naam en eigen rekening. Immers, alleen directe vertegenwoordiging is op dit moment mogelijk in het systeem Sagitta-invoer. Pas met de implementatie van AGS wordt indirecte vertegenwoordiging mogelijk. Directe vertegenwoordiging Alvorens in te gaan op de mogelijkheden (en onmogelijkheden) van de indirecte vertegenwoordiging, eerst nog een korte bespiegeling over de directe variant. Hoewel het CDW voorziet in de mogelijkheid om voorbehouden te maken voor het optreden als direct vertegenwoordiger, heeft de Nederlandse wetgever dit niet gedaan. In beginsel mag een ieder optreden als direct vertegenwoordiger. Het verdient echter aanbeveling om gebruik te maken van een gespecialiseerde douaneexpediteur. Dit verkleint de risico’s, met name gezien de specialistische materie van bijvoorbeeld de indeling in de gecombineerde nomenclatuur, bepaling van de douanewaarde en oorsprongsvraagstukken. Beperkende voorwaarde is wel dat de vertegenwoordigde (en overigens ook de vertegenwoordiger) moet zijn gevestigd binnen de Europese Unie. Een daarbuiten gevestigde importeur kan dus geen gebruik maken van deze figuur. De risico’s op ongelukken worden enorm verkleind door er voor te zorgen dat u over een geldige volmacht beschikt. Het 29
VERTEGENWOORDIGING
liefst een schriftelijke versie die u aan het dossier kunt toevoegen. Waar u met name op moet letten is natuurlijk allereerst de inhoud van de volmacht. U dient duidelijk vast te leggen waar de volmacht op ziet. Voorkom te vage omschrijvingen maar probeer zo puntig mogelijk te definiëren waartoe de volmacht zich uitstrekt. Daarnaast is het van (wellicht nog groter) belang dat de volmacht ook daadwerkelijk is afgegeven door een daartoe bevoegde persoon. Allereerst bedoel ik daarmee of de volmacht is afgegeven door de fysieke persoon die werkzaam is binnen de organisatie van de volmachtgever/vertegenwoordigde. Als u die horde hebt genomen, dan dient u zich vervolgens rekenschap te geven van de vraag of de volmacht ook daadwerkelijk voldoet aan hetgeen de (pseudo-) volmachtgever binnen de organisatie mág doen. Heeft hij bijvoorbeeld wel de bevoegdheid om een volmacht te verstrekken voor het doen van douaneaangiften op naam en voor rekening van het desbetreffende bedrijf? Wellicht mag hij /zij dat wel, maar dan alleen bijvoorbeeld samen met een andere bevoegde bestuurder. Als gezegd, u loopt het risico dat de Douane concludeert dat er geen geldige volmacht is en er dus ook geen sprake kan zijn van vertegenwoordiging. Een onjuiste of niet bestaande volmacht kan in de regel nog best worden gerepareerd (door bijvoorbeeld bekrachtiging achteraf ) en er zijn zeker omstandigheden te bedenken waarbij aan de gemachtigde niet kan worden toegerekend dat er geen toereikende volmacht zou bestaan. U doet er echter beter aan om deze discussies achteraf te voorkomen. Ga daarom bij de Kamer van Koophandel na hoe de bevoegdheid bij een potentiële volmachtgever is geregeld. Doet u vooraf uw huiswerk, dan kan dat een hoop narigheid voorkomen. Indirecte vertegenwoordiging en de “toegelaten douane-expediteur” In de regel geldt voor de indirecte vertegenwoordiging hetzelfde als voor de directe variant. Er is echter een aantal verschillen. Indirecte vertegenwoordiging 30
is bijvoorbeeld alleen voorbehouden aan een toegelaten douane-expediteur. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de wetgeving. Hoe wordt je dan een toegelaten douane-expediteur? Door een bepaalde administratieve organisatie of voldoende kennis? Dat alles is niet het geval, vereist is slechts dat de gemachtigde beschikt over een vergunning “toegelaten douaneexpediteur”. Die vergunning kan worden geweigerd als de betreffende persoon in de afgelopen vijf jaren wegens een strafbaar feit – zijnde een misdrijf – onherroepelijk is veroordeeld. Een groot voordeel voor een toegelaten douane-expediteur is trouwens ook dat deze een bijzonder voorrecht heeft ingeval van een faillissement van een opdrachtgever. Op grond van artikel 1:12 Algemene Douanewet heeft de douaneexpediteur namelijk een voorrecht op alle vermogensbestanddelen van de opdrachtgever voor de ten behoeve van de opdrachtgever betaalde rechten bij invoer, andere belastingen, heffingen, retributies dan wel rente, interest, kosten en bestuurlijke boeten. Indirecte vertegenwoordiging: sigaar uit eigen doos? Zoals eerder aangegeven, op dit moment is bij invoer alleen directe vertegenwoordiging mogelijk, hetgeen ook betekent dat de opdrachtgever in de Europese
Unie moet zijn gevestigd om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Hier gaat echter verandering in komen. Met de introductie van AGS2 is indirecte vertegenwoordiging mogelijk, zodat dan ook opdrachtgevers van buiten de EU kunnen worden vertegenwoordigd. Immers deze variant gaat uit van een aangifte op naam van de aangever maar voor rekening van de opdrachtgever, waar deze ook is gevestigd. Als aangegeven voorziet het CDW erin dat er een medeschuldenaar wordt aangewezen indien er een douaneschuld ontstaat. Artikel 201 lid 3 CDW luidt: Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de douaneaangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar. Op het eerste gezicht een doorbraak. Maar als we hier verder op inzoomen, werpt de vraag zich op of indirecte vertegenwoordiging wel zo interessant is? Dat valt te betwijfelen. Want hoewel de volmachtgever ook schuldenaar wordt, is en blijft de gemachtigde (in de regel de douane-expediteur) bij indirecte vertegenwoordiging de aangever en daarmee ook (mede)schuldenaar. Op grond van artikel 213 CDW zijn alle schuldenaren hoofdelijk tot betaling gehouden, hetgeen dus betekent dat alle partijen verantwoordelijk zijn voor DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
Vertegenwoordiging in douaneland
100% van de douaneschuld. Maar wat is de waarde hiervan, als er sprake is van een aangever (douane-expediteur) door wie reeds een zekerheid is gesteld of die in Nederland (of de EU) is gevestigd, en er daarnaast sprake is van een volmachtgever gevestigd in bijvoorbeeld Rusland? Wij vragen ons dan ook zeer af of de ontvanger van de Douane zich dan nog de moeite neemt om met veel moeilijkheden in Rusland zijn geld te halen, terwijl hij in Nederland zonder enige moeite de douaneschuld kan innen bij de douaneexpediteur. Een interessante vraag is wat de verplichtingen van de Ontvanger in dit kader zijn? Mag hij zich er wel zo makkelijk van afmaken of dient hij zich in te spannen om ook in den vreemde de douaneschuld te incasseren. Zouden er omstandigheden zijn te bedenken waaronder het nalaten daarvan bijvoorbeeld als onrechtmatig zou kunnen kwalificeren? Wij hebben deze vraag inmiddels nader bestudeerd
en komen tot de conclusie dat het er alle schijn van heeft dat het de Ontvanger vrij staat om zelf zijn weg te bepalen. Het gaat immers om een hoofdelijke aansprakelijkheid zonder voorrang. In voorkomende gevallen valt dus wel te raden waar de Ontvanger zijn geld gaat halen. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat er in dit kader sprake is van een sigaar uit eigen doos; veel zal het aan de invordering van een douaneschuld niet veranderen. Conclusie Met de introductie van de indirecte vertegenwoordiging (bij invoer) wordt er een nieuw loot toegevoegd aan de boom van de vertegenwoordigingsmogelijkheden. Dit geeft een verdergaand instrumentarium aan de aangevers in de Nederlandse praktijk en dat is een goede zaak. Indirecte vertegenwoordiging biedt u mogelijkheden om ook voor niet in de EU gevestigde partijen onder vertegenwoordiging op te trede. Echter, de
indirecte vertegenwoordiging bij invoer is een sigaar uit eigen doos; uiteindelijk zal de impact op de dagelijkse praktijk beperkt zijn en zal de invordering van een douaneschuld zich primair richten op de partij die het gemakkelijkst is te bereiken. Sander van Lent Na vijf jaar advocatuur en aansluitend evenzoveel jaren als jurist in het bedrijfsleven is Sander van Lent vanaf 1 april 2010 aan Customs Knowledge – Lawyers & Consultants verbonden. Per 1 januari 2012 is Sander partner geworden. Sander staat cliënten bij in de douaneadvies- en procesparktijk. Daarnaast heeft Sander veel ervaring bij het adviseren en opstellen van alle voorkomende contracten en disputen bij de verschillende vormen van logistieke dienstverlening. Hij staat verder cliënten bij in rechtsvragen over het algemene contractenrecht en het aansprakelijkheidsrecht. Uiteraard behoort ook de AEO-certificering en monitoring tot één van de speerpunten van zijn werk.
(advertentie) Raho Rah R Ra ah hofer. er. e r.
www.mic-cust.com
Denkt u aan verlaging van invoerrechten? Wij bieden u de oplossing door integratie van de voordelen van “free trade agreements” in uw processen! Free Trade Agreements (FTAs) bieden enorme kansen om kosten te besparen en het internationale speelveld te vergroten. Veel bedrijven zijn zich er niet van bewust dat er op dit gebied geld te verdienen valt. Door preferentiële oorsprongsbepalingen binnen Free Trade Agreements juist toe te passen in uw bedrijfsprocessen, kunt u de kosten voor invoerrechten drastisch terugbrengen en daarmee uw concurrentiepositie vergroten. MIC’s Origin Calculation System (OCS) biedt u de voordelen van FTA’s te benutten om uw marktpositie te versterken. MIC OCS biedt u: · eenvoudig en juist beheer van leveranciersverklaringen · juiste toepassing van alle free trade agreements · optimale berekening en vaststelling van de oorsprong van uw product · reductie van handmatige werkzaamheden (data entry) en transparantie in processen · gedetailleerde documentatie Wilt u een persoonlijke voorlichting over onze producten, aarzel dan niet om rechtstreeks contact met ons op te nemen!
MIC Customs Solutions | Austria | Tel.: +43 (0)7 32 - 77 84 96 |
[email protected] | www.mic-cust.com
AZ_Donauspecial_2012_185x130_RZ.indd 1
09.08.12 15:16
VERTEGENWOORDIGING
En/of dat verschil maakt ... De Europese Commissie heeft onlangs met Verordening (EU) nr. 216/2013 bepaald dat de elektronische versie van het Publicatieblad van de EU authentiek is. Dat heeft uiteraard ook in zekere mate rechtsgevolgen. Een nieuwe website en het gebruik van een geavanceerde elektronische handtekening moet waarborgen dat de ‘authenticiteit, integriteit en onveranderbaarheid’ van het elektronisch publicatieblad (ePB) is gewaarborgd. We kunnen er dus in de toekomst nog beter op vertrouwen dat hetgeen in de publicatiebladen staat, ook ‘waar’ is. door: Bert van Leeuwen
N
u heeft de EU inmiddels achtentwintig lidstaten met zo’n vierentwintig verschillende officiële talen en in al deze talen worden de publicatiebladen bekend gemaakt. Er wordt dus volop vertaald, waarbij het best aannemelijk is dat daar af en toe een foutje bij gemaakt wordt. En dat gebeurt in de praktijk ook; in april van dit jaar klaagde de Duitse Bondsdag nog bij de Europese Commissie dat zij officiële documenten sneller en beter in het Duits moesten vertalen. Leden van de Bondsdag hadden zich geërgerd over slechte en slordige vertalingen, die ook nog eens lang op zich lieten wachten. Slordige vertalingen zijn uiteraard niet gewenst omdat dan de uitleg van een artikel uit een richtlijn of verordening in een lidstaat anders kan zijn dan in een andere lidstaat. Met mogelijk nadelige gevolgen voor een bedrijf dat probeert volgens de regels te werken. Ook in de douanewetgeving zijn hiervan enkele voorbeelden te vinden. Bijvoorbeeld in het gebruikstarief. Het Engelse woord ‘infant’, waarmee volgens het woordenboek een kind tot twaalf maanden bedoeld wordt, wordt in de Nederlandse versie vertaald met ‘zuigeling’, maar ook met ‘kind’. Dat maakt het weer wat lastiger om een potje kindervoeding in te delen, zeker in het Verenigd Koninkijk. Niet eens een echt foute vertaling, het kan nog erger. Zo kent de Toepassingsverordening CDW een bijlage waarin de ‘gebruikelijke behandelingen’, die goederen tijdens opslag in een douane-entrepot mogen ondergaan, beschreven worden. Onder punt 12 van deze bijlage vinden we de mogelijkheid om goederen aan andere goederen toe te voegen. ‘Het toevoegen van goederen of toevoeging of vervanging van bijkomende componenten zolang deze toevoeging of vervanging relatief beperkt is en slechts bedoeld om aan technische eisen te voldoen en de aard of de prestaties van de oorspronkelij32
ke goederen hierdoor niet worden gewijzigd of verbeterd, zelfs indien dit ertoe leidt dat de toegevoegde of vervangende goederen onder een andere achtcijfercode van de GN worden ingedeeld’. In deze Nederlandse vertaling moet voor de toepassing van deze behandeling aan drie voorwaarden worden voldaan. De toevoeging moet relatief beperkt zijn, slechts bedoeld om aan technische eisen te voldoen en mag de aard of de prestaties niet wijzigen of verbeteren. Had men de oorspronkelijke Engelse (of Franse) tekst correct vertaald dan zou er in plaats van ‘en slechts bedoeld’ gestaan hebben ‘of slechts bedoeld’. De Engelse tekst luidt immers ‘or is intended to’. Dit houdt in dat iemand die aan douanegoederen deze behandeling wil geven eigenlijk maar aan twee voorwaarden hoeft te voldoen, ééntje minder dus. Bijvoorbeeld een olieterminal die een additief toevoegt om een produkt op specificatie te brengen hoeft zich niet af te vragen of de toevoeging wel ‘relatief beperkt’ is. Een andere fout in de Toepassingsverordening is te vinden in de vrijstellingen bij tijdelijke invoer. Volgens het Handboek Douane kan tijdelijke invoer met volledige vrijstelling toegepast worden bij invoer van ‘uitrusting voor de industriële vervaardiging of verpakking van goederen’. Wat het Handboek hieronder verstaat is niet helemaal duidelijk, men heeft het over ‘uitrusting van elke soort die is bestemd voor de exploitatie van natuurlijke bronnen, voor de bouw, de herstelling of het onderhoud van gebouwen of voor grondwerkzaamheden, en dergelijke’. Handgereedschap is hierbij uitgezonderd. De Toepassingsverordening heeft het over uitrusting voor ‘de industriële vervaardiging .....’ of voor ‘bestemd voor de exploitatie van ....’. Dat is dus een grotere groep ‘uitrusting’. Helaas kunnen beide soorten uitrusting niet van de vrijstelling gebruik maken. De indruk wordt gewekt dat men een machine zou kunnen invoeren, deze gebruiken en na gebruik DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
en/of dat verschil maakt
retour sturen, zonder betaling van invoerrechten, een en ander op grond van artikel 569, lid 2 van de Toepassingsverordening die stelt dat ‘Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor uitrusting....’. Ook dit is in tegenstelling met de Engelse tekst die als volgt luidt: ‘Total relief shall not be granted where equipment is to be used for the industrial manufacture or packaging of goods or, except in the case of hand tools, for the exploitation of natural resources, for the construction, repair or maintenance of buildings or for earth moving and like projects. ….’. Dus geen tijdelijke invoer met vrijstelling. Ook reserve-onderdelen, die volgens het Handboek Douane ook met vrijstelling ingevoerd kunnen worden, krijgen geen vrijstelling. Een pikhouweel of een schep dan weer wel. De vraag is wat we moeten doen wanneer we een afwijkende vertaling vinden in bijvoorbeeld de Nederlandstalige versie van de verordening ten opzichte van de Engelstalige versie. Is de Engelstalige of Franstalige versie dan leidend? Is de vertaling fout en wordt daardoor de verordening bijvoorbeeld buiten werking gesteld?
dienen. Bovendien kan er geen voorrang worden toegekend aan bepaalde taalversies. De ene taalversie is dus niet ‘beter of origineler’ dan de andere taalversie. We zullen dus in meerdere taalversies van de verordening moeten kijken, wanneer we een afwijkende formulering aantreffen. Het arrest vermeldt verder nog dat ‘bij uitlegging van de betrokken regeling moet worden gelet op de algmene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel volgt’. Praktisch gezien is het opzoeken van meerdere taalversies niet het grootste obstakel. De verschillende versies zijn immers via de website Eur-Lex eenvoudig in te zien en te vergelijken. Een vertaalfout ontdekken is een stuk lastiger. Dat zal een kwestie blijven van kritisch lezen en vaststellen of wat er geschreven staat wel aansluit bij de ‘algemene opzet en doelstelling van de regeling’. Met dank aan Samantha Speelman en Bart Boersma van Customs Knowledge.
Bert van Leeuwen is al bijna zes jaar douaneadviseur bij het Consultancy Centre van Gerlach & Co, één van de grotere douane-expediteurs in Nederland, en ongeveer even lang adviseur van de EVO-raad voor internationale handel. Daarnaast is hij sinds begin dit jaar trainer bij Fenedex, op het gebied van douane en Incoterms.
Uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie (onder andere arrest van 12 november 1998, Institute of the Motor Industry, C-149/97) blijkt dat een formulering die in een van de taalversies van een gemeenschapsbepaling wordt gebruikt, niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan
JA
ik wil graag een abonnement op GEVAARLIJKE LADING! en ontvang:
Een proefabonnement op Gevaarlijke lading! [GVLDPRF] en ontvang geheel vrijblijvend 3 nummers voor maar € 29,50* Een abonnement op Gevaarlijke lading! [GVLD] en ontvang het magazine 6 keer per jaar voor € 116,–* *excl. btw en incl. verzend- en administratiekosten Vul de bon in en stuur deze op naar: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag. Of bestel via www.gevaarlijkelading.nl/abonneren
Naam organisatie Actiecode 1723GL301, deze bon is geldig tot 31-12-2013
Hét vakinhoudelijk platform voor vervoer gevaarlijke lading; transport, op- en overslag van gevaarlijke stoffen in Nederland en België. Een must voor iedereen die bezig is met vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor, binnenwateren, zee en lucht, de Europese en de Nederlandse wetgeving, persoonlijke veiligheid, het bestrijden en voorkomen van incidenten.
Afdeling Adres Postcode en plaats Telefoon
Fax
Naam en voorletters Functie E-mail Wij verwerken uw gegevens, zoals uw (e-mail)adres, voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst.
www.gevaarlijkelading.nl
Wilt u ook op de hoogte gehouden worden van voor u relevante producten en diensten van Sdu?
Ja
Nee
Wilt u op de hoogte gehouden worden van, voor u relevante producten en diensten van derden op het gebied van arbo, veiligheid en vervoer gevaarlijke stoffen?
Ja
Nee
Meer informatie over onze uitgaven vindt u op www.sdu.nl.
WAARSCHUWINGSREGSITER
“In Control” met het Waarschuwingsregister Logistieke Sector (WLS) Wie wil dat nou niet zijn? In Control. Het lijkt wel het nieuwe modewoord. Zeker bij de dienstverleners in douaneland. Waarom gebruiken zij allen dit woord? Wat is eigenlijk de betekenis? door: Rob Ewalds
De terugtredende overheid Als we kijken naar de douane-aangevers in de markt dan wil dat eigenlijk heel simpel zeggen: zorgen dat je alles onder controle hebt, voldoet aan de nieuwste wet- en regelgeving en werkt volgens de eisen die de Douane stelt aan diegene die de vergunningen hebben om aangiften te verzorgen. Je zou bijna denken dat het bedrijfsleven de taak van de Douane overgenomen heeft. Ga maar na, via de verschillende vereenvoudigingsvergunningen kan een aangever de douaneaangifte verzorgen met het minste oponthoud van het logistieke proces. Het lijkt alsof de Douane minder controleert, maar schijn bedriegt naar mijn mening. De Douane is immers een handhavingsorganisatie, zij controleert waar mogelijk en handhaaft als het moet met zo min mogelijk oponthoud van het logistieke proces. Dit zijn de letterlijke woorden voormalig algemeen directeur van de Nederlandse Douane, Willy Rovers. In de praktijk betekent dit veelal dat de aangever achteraf administratief wordt gecontroleerd. De administratieve druk op de aangevers neemt hierdoor enorm 34
toe en de daarbij behorende verantwoordelijkheden ook. Best slim van de Douane. Om nu achteraf zo min mogelijk geconfronteerd te worden met zaken die niet geheel goed gegaan zouden zijn is het belangrijk om In Control te zijn. En die controle begint aan de voorkant. Bijvoorbeeld bij de procedure voor het aannemen van een nieuwe klant. Het is dus veel meer dan het doen van een juiste douaneaangifte. Er moet een controle vooraf zijn, van A tot Z. En de voorkant van deze controle ligt natuurlijk niet pas bij de aanname van een nieuwe klant, maar ligt feitelijk al eerder. Denk bijvoorbeeld aan de aanname van nieuw personeel. Niet te onderschatten en misschien wel de basis en daarmee het belangrijkste onderdeel! Waarschuwingsregister Logistiek Sector Goed personeel betekent ook betrouwbaar personeel. Zo’n 80% van de fraude en criminaliteit waarmee logistieke bedrijven worden geconfronteerd, vindt zijn oorsprong binnen het bedrijf. Voorbeelden zijn diefstal van goederen, geld of bijvoorbeeld brandstof en het informeren van ‘handlangers’ buiten het bedrijf over ladingen en routes. Een groot deel van de schade die dit oplevert, komt direct voor
rekening van de ondernemer en kan zelfs bedreigend zijn voor het voortbestaan van het bedrijf. Werkgevers in de sector doen er dus verstandig aan om sollicitanten niet op hun woord of CV te geloven, maar zelf enig onderzoek te doen. Het Waarschuwingsregister Logistieke Sector (WLS) is een krachtig hulpmiddel. Het WLS werd een paar jaar geleden door de gezamenlijke organisaties in de logistieke sector opgericht en is bedoeld om ondernemers te waarschuwen voor medewerkers die een potentieel risico vormen voor het bedrijf of de klanten en samenwerkingspartijen van het bedrijf. Ondernemers die het WLS raadplegen bij het aannemen van vaste of flexibele medewerkers of bij het huren van charters, worden direct gewaarschuwd als er iets aan de hand is met de betreffende persoon. Het gevolg hiervan is dat mensen die iets op hun kerfstok hebben, afgesneden zijn van toegang tot andere bedrijven in de sector. Hoe meer bedrijven deelnemen des te effectiever. Het WLS houdt niet alleen direct ongewenste medewerkers buiten de deur, maar vooral indirect. De preventieve DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
‘IN CONTROL’ MET HET WAARWSCHUWINGSREGISTER LOGISTIKE SECTOR (WLS)
werking ervan is erg sterk. Werkgevers die aangesloten zijn communiceren hierover naar kandidaten, uitzendkrachten en charters. Dit leidt ertoe dat de personen die het aangaat, er meestal zelf al voor kiezen om niet te solliciteren of het uitzend/charterwerk niet aan te nemen. Wanneer een keuze wordt gemaakt voor een logistieke dienstverlener, beoordelen klanten niet alleen op aspecten als snelheid en prijs. Meer en meer gaan randvoorwaarden zoals milieu en MVO, maar zeker ook veiligheid en integriteit een – vaak zelfs doorslaggevende – rol spelen. Voor politie en justitie kan de mate waarin ‘gedaan is wat gedaan kan worden’ om criminaliteit en fraude te voorkomen, van belang zijn bij het bepalen van opsporingsprioriteiten. Ook in bepaalde certificeringstrajecten, bijvoorbeeld het AEO-veiligheidscertificaat, speelt de kwaliteit van de ‘pré-employmentscreening’ een belangrijke rol. Wie deelneemt aan het WLS heeft de mogelijkheid om binnen enkele seconden een controle uit te voeren. De ad hoc aangevraagde uitzendkracht of charterchauffeur ontsnapt niet aan de mazen van het net. Er zijn voorbeelden van deelnemers die melden dat ze sinds het WLS wordt gebruikt (vaak in samenhang met andere beveiligingsmaatregelen), schade door fraude en criminaliteit niet meer voorkomt. Momenteel is de Stichting WLS actief met de uitbreiding van het aantal deelnemers. Deelname is voorbehouden aan leden van TLN, EVO, FENEX en ACN en de kosten zijn relatief laag.
• Voorkomt schade door fraude en criminaliteit; • Is van economisch belang voor bedrijf en sector; • Heeft een krachtige preventieve werking; • Helpt vertrouwen bij klanten te versterken; • Is aanvullend op andere controle middelen (VOG, referentie); • Geeft á la minute inzicht; • Is erkend door het College Bescherming Persoonsgegevens en is ook veilig.
In Control aan de voorkant WLS biedt dus een handreiking voor het bedrijfsleven om In Control te zijn aan de voorkant van het proces en: • Helpt voorkomen dat u criminaliteit in huis haalt via medewerkers, uitzendkrachten of charters;
Uiteindelijk is In Control momenteel een mode term die in mijn ogen te pas en te onpas gebruikt wordt, net als bijvoorbeeld het woord “Logistics” in de logistieke wereld ook een echte mode term is dat te pas en onpas gebruikt wordt. Feit is wel dat – als u een douaneaangever
DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
Gaston Schul is een onafhankelijk neutraal familiebedrijf dat alle voorkomende vormen van douane- aangiften en aanverwante aangiften verzorgt voor logistiek dienstverleners, verladers, importeurs en exporteurs. Aanverwante aangiften zijn o.a.: accijnsaangiften, veterinaire aangiften, cliënt aangiften, BTW aangiften, aanvraag van oorsprongs- en exportcertificaten etc. De opgebouwde ervaring binnen de organisatie gaat terug tot 1845. Kortom bijna 170 jaren grensoverschrijdend douane vakmanschap. Binnen de verschillende brancheorganisaties is Gaston Schul erg actief, zo ook bij de 4 genoemde organisaties die het Waarschuwingsregister Logistieke Sector hebben opgezet. Belangrijk om een optimaal resultaat te halen voor de logistieke en douanesector. Meer informatie over Gaston Schul en haar Smart Customs Management vindt u op: www.gaston-schul.com. Houdt deze website in de gaten, want hij wordt binnenkort volledig vernieuwd. Meer informatie over (deelname aan) het Waarschuwingregister Logistiek Sector vindt u op: www.stichtingwls.nl.
bent – het steeds belangrijker wordt om ook de controle te krijgen en vooral te houden over uw eigen processen en medewerlers. Wij kunnen elkaar helpen aan de voorkant van het In Control zijn door deel te nemen aan het WLS. Dit is het overwegen waard!
Rob Ewalds is eigenaar van de Gaston Schul Groep
35
Een nieuwe stijl maar met de vertrouwde professionaliteit...
E
[email protected]
I
www.douaneadvies.nl
AEO
AEO-Control Framework… Noodzaak om “in control” te blijven In de vorige douanespecial schreven wij ook al over het belang van een goede monitoring van de AEO-status. In het afgelopen jaar is wel gebleken dat dit niet voor niets was. De Douane heeft inmiddels diverse veldtoetsen uitgevoerd waarbij is vastgesteld dat bedrijven niet voldoende “in control” waren. Er is zelfs meerdere keren overgegaan tot het instellen van een herbeoordeling en sommige bedrijven zijn hun AEO-status kwijtgeraakt. Dat is jammer, want met de implementatie en continue uitvoering van het AEO-Control Framework dat wij hebben ontwikkeld, zou dat niet nodig zijn. Hieronder volgt een uitleg over de verplichtingen die rusten op een AEO en de wijze waarop hier invulling aan kan worden gegeven. door: Bart Boersma Wijzigingen doorgeven en beheersmaatregelen evalueren Een bedrijf dat de AEO-status heeft verkregen, heeft ook het self-assessment uitgevoerd. De basis van dit selfassessment zijn de eigen procedures en interne beheersmaatregelen. Afhankelijk van de wijze waarop de beheersmaatregelen vastgesteld en beschreven zijn, worden gecontroleerd en geëvalueerd, heeft het bedrijf zichzelf een 3, 4 of een 5 als score in het selfassessment gegeven. Voor elke bedrijf dat de AEO-status de afgelopen jaren heeft aangevraagd, of dat nu in 2012 is of in 2008 was, geldt dat de bestuurder die het aanvraagformulier heeft ondertekend, heeft bevestigd dat hij niet alleen het AEO-self-assesment heeft uitgevoerd, maar ook interne controlemaatregelen heeft genomen om te voldoen aan de wettelijke voorwaarden. Daarnaast heeft de bestuurder verklaard dat hij na de afgifte op eigen initiatief wijzigingen zal doorgeven en tevens regelmatig zal vaststellen of hij nog aan de AEOvoorwaarden voldoet. DOUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
De vraag is hoeveel bedrijven zich bewust zijn van de vereisten in dit kader en daar tevens, op de juiste wijze, op acteren. De praktijk is in ieder geval, zo merken wij, vaak weerbarstig. Slechts een beperkte groep van bedrijven beschikt over maatregelen op het gebied van tax assurance of een control framework waarbinnen procedures in het kader van douane en AEO kunnen worden geïmplementeerd. Het is ook naïef om te denken dat een gemiddelde expediteur, exporteur of importeur – uiteraard bestaan er uitzonderingen – een uitgebreid controlesysteem heeft en ook interne controles en audits uitvoert. Het is niet uitzonderlijk dat we bij een bedrijf vaststellen dat er belangrijke wijzigingen binnen het bedrijf hebben plaatsgevonden en dat deze niet aan de Douane zijn gemeld. Denk bijvoorbeeld aan wijzigingen in het bestuur van de vennootschap, het vertrek van een hoofd douanezaken waarbij de functie niet (direct) wordt ingevuld, implementatie van nieuwe douaneaangiftesoftware of een strategische wijziging in de
werkzaamheden die worden uitgevoerd. Allemaal wijzigingen die moeten worden gemeld in het kader van de AEO-status. Nieuwe guidelines Het doorgeven van belangrijke wijzigingen is nog wel het meest eenvoudig te regelen. Waarschijnlijk is dat anders voor de voorwaarde om vast te stellen of nog aan alle voorwaarden is voldaan. Van enige vrijblijvendheid is echter geen sprake meer. In de vernieuwde AEO-guidelines (vertaling van 5 december 2012, TAXUD/ B2/047/2011 – Rev.3) is namelijk ook een specifieke sectie opgenomen inzake monitoring, waarin is opgenomen dat regelmatige monitoring de primaire verantwoordelijkheid is van de AEO. Het moet onderdeel zijn van het eigen interne controlesysteem en de AEO moet kunnen aantonen dat en op welke wijze de controles zijn uitgevoerd. Vervolgens is natuurlijk ook van belang dat de resultaten moeten zijn vastgelegd en getoond kunnen worden. Ten slotte is in de nieuwe guidelines opgenomen dat de AEO zijn processen, risico’s en systemen aan onderzoek moet onderwerpen om kenmerkende wijzigingen in de operatie te kunnen weergeven en de douaneautoriteiten moet informeren over deze wijzigingen. Wat verwacht de Douane? Eén conclusie kan inmiddels wel worden getrokken: monitoring en beheersmaatregelen van de AEO-satus zijn niet meer vrijblijvend. Hoewel de Douane het liefst uitgaat van de reeds bestaande monitoringprocessen bij bedrijven – denk bijvoorbeeld aan 37
AEO
procedures inzake ISO, milieueisen, veiligheid, ISPS – is inmiddels ook wel duidelijk dat de meeste van deze procedures weinig specifieke douanemaatregelen omvatten en dat de AEO-voorwaarden hier slechts gedeeltelijk mee kunnen worden gewaarborgd. Anderzijds heeft het nog steeds de voorkeur om aan te haken bij deze procedures en als het ware een AEOmodule te incorporeren. Toch blijkt dit voor de meeste bedrijven niet mogelijk. Ook staat vast dat de Douane al een groot aantal bureautoetsen heeft uitgevoerd en daarnaast ook – meer diepgaande – veldtoetsen uitvoert. De bureautoets wordt uitgevoerd door de klantmanager met gebruikmaking van informatie die bij de Douane zelf beschikbaar is. Bijvoorbeeld informatie uit de aangiften, meldingen van onregelmatigheden, gegevens uit de kamer van koophandel of fraudesignalen. Daarnaast wordt
38
de AEO verzocht de resultaten te verstrekken die voortvloeien uit zijn eigen monitoring. De informatie die de Douane zelf heeft, aangevuld met de resultaten uit de monitoring, moeten dan voor de Douane een indicatie geven of de AEO nog steeds voldoende en passende beheersmaatregelen heeft genomen. Zo nodig kan de Douane oordelen dat een herbeoordeling nodig is of zelfs dat de AEO-status moet worden geschorst of ingetrokken. Deze maatregelen zullen echter niet eerder worden genomen dan dat een veldtoets is uitgevoerd. AEO-Control Framework Het behoeft, gezien het vorenstaande, weinig toelichting meer dat geen enkele AEO eraan ontkomt om een systeem van monitoring te implementeren. Zelfs voor de bureautoets zal de Douane de resultaten van de monitoring vragen, althans ze is er in ieder geval zeer in geïnteresseerd. Het is daarnaast - zoals
gezegd - ook een verplichting die voortvloeit uit de wet. Een zichzelf respecterende AEO heeft natuurlijk bij de aanvraag van de AEO-status al goed nagedacht over de monitoring; de bestuurder heeft er bij de aanvraag immers voor getekend. De praktijk wijst echter uit dat hier bij de meeste bedrijven weinig van is terecht gekomen. Interne controles, interne audits en een externe audit; geen overbodige luxe om vast te stellen of het bedrijf “in control” is. Wordt de controller of de managing director door iedereen tijdig en volledig geïnformeerd over wijzigingen in de AO/IB? Of van incidenten in de douaneformaliteiten of veiligheidsincidenten? Zijn de procedures ooit nog een keer geactualiseerd of getoetst op de daadwerkelijke implementatie of uitvoering ervan?
DO UANE S P E C I A L 2 0 1 3
aeo-control framework
Allemaal vragen die relevant zijn in het kader van het behoud van de AEO-status en waarvoor het nu de hoogste tijd wordt om een integrale en gestructureerde aanpak te kiezen. Een aanpak die moet resulteren in een AEOControl Framework, waarbij de diverse maatregelen waarborgen dat de AEO “in control” is en blijft. Dit AEO-Control Framework is per bedrijf uiteraard een stuk maatwerk, maar in ieder geval zullen binnen het bedrijf afspraken en maatregelen moeten bestaan over de volgende onderwerpen: • Implementatie en daadwerkelijke toepassing van procedures en werkinstructies; • Interne controles op de juiste toepassing van de werkzaamheden waarbij de (rand)voorwaarden voortvloeien uit deze procedures en werkinstructie. Ook is van belang dat de interne controles op een verantwoorde wijze worden uitgevoerd en de resultaten goed worden gedocumenteerd. Daarnaast staan de resultaten van de IC niet op
•
•
•
•
•
zichzelf, maar moeten deze zo nodig leiden tot correctieve en preventieve maatregelen; Interne en externe audits om vast te stellen of de interne controle worden uitgevoerd en ook daadwerkelijk alle risico’s worden afgedekt en effectief worden aangepakt; Implementatie van een incidentregistratiesysteem ten behoeve van AEO-gerelateerde incidenten; Maatregelen die waarborgen dat wijzigingen die op grond van artikel 14 quatervicies Toepassingsverordening CDW moeten worden gemeld aan de Douane, ook daadwerkelijk tijdig worden gemeld; Een maandrapportage over alle relevante douane gerelateerde onderwerpen; De periodieke uitvoering van het selfassessment.
Door een AEO-Control Framework op te stellen, kan een AEO allereerst steeds gemotiveerd vaststellen of zij “in control” is. Tegelijkertijd voorziet het Framework erin dat de AEO ook
goed gedocumenteerd aan de Douane kan laten zien dat zij de monitoring serieus neemt en zo verder werkt aan een transparante relatie waarbij door de Douane een vorm van horizontaal toezicht kan worden uitgeoefend. Inmiddels hebben wij uitgebreide ervaring met het opzetten en implementeren van een AEO-Control Framework. Customs Knowledge is dé specialist op het gebied van AEO, compliance en heeft ook veel ervaring met AEO-trajecten, de monitoring ervan en het uitvoeren van externe audits. Kijk ook eens op www.aeo.nu. U kunt ook contact opnemen met Bart Boersma (bart.
[email protected]) of Sander van Lent (
[email protected]). Bart Boersma is eigenaar van Customs Knowledge – Lawyers & Consultants en heeft zich als jurist, docent, annotator en arbiter gespecialiseerd in het douanerecht. Voorts is hij vanuit Customs Knowledge, samen met de Sdu, organisator van het jaarlijks Nationaal Douanecongres.
(advertentie)
In- en Uitvoer.nl Snel en gemakkelijk toegang tot nieuws, rechtspraak, tarieven en wet- en regelgeving.
Vraag vandaag nog uw gratis proefabonnement aan op:
www.inenuitvoer.nl
Douane geclassificeerd Branche- en belangenorganisaties
Fenex Havennummer 2235 3089 JH ROTTERDAm T 010 - 40 203 98 E
[email protected] www.fenex.nl
Fenedex Raamweg 14 2596 HL DEN HAAG T 070 - 33 056 00 E
[email protected] www.fenedex.nl
Customs Knowledge Van Harenspad 48 8442 CD HEERENVEEN T 0513 - 68 98 97 www.douaneadvies.nl
Douane Advies & Detacheringsbureau Hol b.v. Postbus 186 6590 AD GENNEP T (0)2823 - 9298277 www.holdouaneadvies.nl
Douane Advocaat Schiekade 830 3032 AL ROTTERDAm T + 31 (0)10 467 22 52 E
[email protected] www.douane-advocaat.com
European Customs Consult BV Klein Brabant 158 4707 DV ROOSENDAAL E
[email protected] www.customsconsult.nl
Gerlach & Co b.v. Van Heemskerckweg 6 5928 LL VENLO T 077 - 324 65 12 E
[email protected] www.gerlachcs.nl
EVO Signaalrood 60 2718 SG ZOETERmEER T 079 - 346 73 46 E
[email protected] www.evo.nl
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Consultancy / juridische ondersteuning
40
DO UAN E S P E C I A L 2 0 1 3
(logistieke) dienstverlening
KTL Nederland Kwaliteitszorg Transport & Logistiek B.V.
KTL Nederland Kwaliteitszorg Transport & Logistiek B.V. Planetenbaan 15 3606 AK mAARSSEN T 085 - 273 2745 E
[email protected] www.ktl-nederland.eu
PortExpertise Duboisstraat 50 ANTWERPEN T +32 3 808 43 45 E
[email protected] www.portexpertise.com
Sdu Uitgevers Prinses Beatrixlaan 116 2500 EA DEN HAAG T 070 - 378 98 80 E
[email protected] www.sdu.nl en www.inenuitvoer.nl
Douanesystemen/softwareleveranciers •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• • • • • • • • • • •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
CARGO CARGONAUT COMMUNITY SYSTEM • • SCHIPHOL • • • •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
• • • • • • • •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
• •
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Cargonaut b.v. Flamingoweg 54 1118 EG LUCHTHAVEN SCHIPHOL T 020 - 653 02 04 E
[email protected] www.cargonaut.nl
Descartes Nederland Uraniumweg 44 3812 RK AmERSFOORT T +31 33 460 62 70 E
[email protected] www.descartes.com/nl
Fiton b.v. Rozenhof 33-7 3311 JT DORDRECHT T 078 - 614 14 61 E
[email protected] www.fiton.nl
Kewill Minihouse Postbus 153 8440 AD HEERENVEEN T 0513 - 64 51 12 E
[email protected] www.kewill.com
Xolyd b.v.b.a. Noorderlaan 147 B 2030 ANTWERPEN T 0032 354 055 80 E
[email protected] www.xolyd.com
LSP Solutions Neonstraat 16 6718 WV EDE T +31(0)88 - 2020300 E
[email protected] www.lspsolutions.com
MIC Customs Solutions Hafenstrasse 24 A 4020 LINZ T 0043 732 778 49 62 16 www.mic-cust.com
Softpak Ridderhaven 40 2984 BT RIDDERKERK T +31 180 510155 E
[email protected] www.softpak.nl/nl
Stream Software b.v.b.a Potvlietlaan 4 B 2600 ANTWERPEN T 0032 382 577 74 www.streamsoftware.be
D OUA N E SP E C IAL 2 0 1 3
•
•
•
41
When Logistics and IT come together
Consultancy & Software solutions
Rapporteringsoplossing voor uw periodieke AEO Rapporten
Douane & Haven Consultancy, Nazorg
Geïntegreerde ERP, Customs Clearance, CRM & Finance
Meer informatie over LogiQstar treft u op website www.LogiQstar.com Meer informatie over Douane & Haven Consultancy treft u op website www.PortExpertise.com