Module 2.4
Ventilatievoorzieningen in residentiële gebouwen:
Speciale aandachtspunten
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
1
Inhoud van de presentatie • Wat is een "aanbeveling" ? • Luchtdichtheid van gebouwen • Intensieve ventilatie • Vertikale kanalen en uitmondingen • Lekdichtheid • Te vermijden… • Geluidsbeheersing • Onderhoud
2
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
2
Structuur van eisen en aanbevelingen
3
Module 2.4
EIS
AANBEVELINGEN
Andere
EIS EIS
Bijlage V
NBN D50-001 (*)
EIS
EISEN
Hier ziet U hoe de verschillende voorschriften met betrekking tot ventilatie zich tegenover elkaar verhouden: eisen ten opzichte van aanbevelingen, bijlage V tov NBN D-50-001.
Versie 2.1 – februari 2006
3
Statuut van de normen KB van 30.07.1976, gewijzigd bij het KB van 23.10.1986, artikel 7 De Staat en de andere publiekrechtelijke personen, de privaatrechtelijke personen en de andere belanghebbenden beschouwen zowel de door de Koning bekrachtigde normen als de door het BIN geregistreerde normen als regels van goed vakmanschap; bovendien beschouwen deze personen wat betreft de producten, dat de vermelde normen in overeenstemming zijn met de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, op het tijdstip waarop deze producten in het verkeer worden gebracht.
Normen = regels van goed vakmanschap 4
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
4
De norm is een nodige, maar daarom niet steeds een voldoende voorwaarde om te komen tot een goed werkend systeem.
Wat is een "aanbeveling" ? • Een regel van goed vakmanschap… • …maar moeilijk te controleren doordat er een zekere marge voor interpretatie is… Æ geen controle in het kader van EPB decreet! Æ toch belangrijk om een goed ventilatiesysteem te ontwerpen! Æ impact op het E-peil mogelijk (vb: luchtdichtheid van gebouwschil en kanalen)
5
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
5
Luchtlekken in gebouwen
6
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
6
Luchtlekken in gebouwen
7
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
7
Het meten van de luchtdichtheid van een gebouw gebeurt in overeenstemming met NBN EN 13829:2001. Deze zogenaamde Pressurisatie of ‘Blower Door’ test geeft kwantitatieve resultaten (n50 en v50).
Luchtdichtheid meten At
.
Merk op dat er voor n50 gerekend wordt met het interne luchtvolume Vint en niet met het totale (beschermde) volume VEPW waarmee de compactheid wordt berekend.
V50 bij 50 Pa
Vint
.
n50 = V50/Vint [m³/h per m³ = h-1]
8
Module 2.4
n50 = aantal keer per uur dat het volume aan lucht in het gebouw ververst wordt bij een drukverschil van 50 Pa, in [h-1] Versie 2.1 – februari 2006
8
Luchtdichtheid meten
.
v50 = luchtlekdebiet bij 50 Pa per vierkante meter gebouwschil in m³/h/m²
v50 = V50/At [m³/h per m²] Optioneel in de aangifte! ontstenteniswaarde = 12
At
.
V50 bij 50 Pa
Naburige woning
9
Module 2.4
Vint AOR
De oppervlakteluchtdichtheid v50 wordt bepaald door het totale lekdebiet te delen door de geteste oppervlakte, meestal is dit At. Hierdoor bekomt men een lekwaarde die een constructiestandaard karakteriseert en niet afhankelijk is van de compactheid van het gebouw. De ontstentenis waarde bedraagt 12 m³/h en per m². De verhouding tussen de n50 (een volume gerelateerde luchtdichtheid) en v50 (een oppervlakte gerelateerde luchtdichtheid) moet gebouw per gebouw bepaald worden. De compactheid van het gebouw en de dikte van de wanden hebben daarop invloed. Daar de luchtdichtheid gemeten wordt bij een gemiddeld drukverschil tussen binnen en buiten van 50 Pa, en situatie die in de praktijk eerder sporadisch voorkomt (ongeveer 5 Beaufort alzijdig van het gebouw) zal de EPB software de werkelijke jaarlijkse infiltratie berekenen door de v50 waarde te delen door 25 (dit is een aangenomen waarde, in praktijk varieert dit tussen 10 en 30)
Versie 2.1 – februari 2006
Indien de sector deel uit maakt van een groter gebouw waarop de test als geheel wordt uitgevoerd zal de v50waarde gedeeld worden door de geteste oppervlakte en kan het resultaat voor elke sector worden gebruikt.
9
Om de eigenlijke lekken op te sporen zijn er ook kwalitatieve methoden. Plaatsen waar lucht de woning binnenstroomt kan zichtbaar gemaakt worden met rookstaafjes, soms worden ook thermografische foto’s genomen die duidelijk maken waar warme lucht uit het gebouw naar buiten lekt.
Luchtdichtheid zichtbaar maken • Kwantitatief – Pressurisatietest
• Kwalitatief – Rookstaafjes – Thermografie Rooktest
10
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
10
Uit de studie SENVIVV is de gemiddelde luchtdichtheid per type woning bepaald.
Luchtdichtheid van gebouwen
Van groot belang is op te merken dat bij die studie aan het licht kwam dat in vele globaal luchtlekke woningen er toch ruimten te vinden waren (slaapkamers vooral!) waar de luchtdichtheid zeer groot was. Ook als je zou denken dat in een zeer luchtondichte woning (grote n50) extra ventilatie geen zin zou hebben, dan nog kom je in diezelfde woningen kamers tegen met zeer lage in- en exfiltratie en bijgevolg verluchtings- en vochtproblemen.
Gemiddelde luchtdichtheid per type woning 10 9
9.5
SENVIVV
8.3
8
n50 (vol/h)
7 6
5.3 Aanbeveling
5 4
4.1
3 tot 1 x/h
3 2 1 0 Appartement
11
Module 2.4
Gesloten bebouwing
Half-open bebouwing
Open bebouwing
Als aanbeveling geldt een luchtdichtheid van maximaal 3, en tot maximaal 1 voor ventilatiesystemen D (mechanische toe- en afvoer) met warmterecuperatie. Dit zijn behoorlijk strengen eisen die aandacht vragen van bij het initiëel ontwerp van de woning. De passiefhuisstandaard stelt zelfs een maximum van 0,6 per uur.
Versie 2.1 – februari 2006
11
Meer info over luchtdichtheid, oa adressen van leveranciers en bedrijven die luchtdichtheid kunnen meten:
Luchtdichtheid van gebouwen • Bij mechanische aan- of afvoer (systemen A,C) – Luchtdichtheid n50 < 3 vol/h
www.wtcb.be/?goto=tad-daken zie ook onder technology watch
• Bij warmteterugwinning (systeem D) – Luchtdichtheid n50 < 1 vol/h
STRENGE AANBEVELINGEN: Afkleven van alle naden, voegen, leidingdoorvoeren, raamaansluitingen,…
12
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
12
Intensieve ventilatie woonkamer slaapkamer studeerkamer hobbykamer keuken
§ 4.3.2.6 1)
eenzijdige ventilatie Indien de ruimte in 1 gevelvlak opengaande vensters of deuren heeft Aopening = 0,064 Aruimte
dwarsventilatie opengaande ramen en / of deuren
Indien de ruimte in minstens 2 gevelvlakken opengaande vensters of deuren heeft Aopening = 0,032 Aruimte min. 40% per wand
13
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
Voorzieningen voor intensieve ventilatie (ook spuiventilatie genoemd) moeten de bewoner in staat stellen om in bijzondere omstandigheden (zoals bij oververhitting, bij sterk luchtverontreinigende activiteiten zoals schilderen, bij tijdelijk hoge productie van geuren of dampen, …) het binnenklimaat binnen redelijke grenzen te houden. Indien er een keuken zonder opengaand buitenvenster of buitendeur is, dient een mechanische luchtafvoer met een effectief debiet van minstens 200 m³/h aanwezig te zijn. Om intensieve ventilatie mogelijk te maken eist de norm dat er in de woon- en slaapkamers en in de keuken opengaande buitenramen of buitendeuren aanwezig zijn die aan de volgende eisen voldoen : Bij dwarsventilatie (d.w.z. dat de ruimte minstens 2 gevelvlakken heeft waarin zich opengaande vensters of deuren bevinden) moet de som van de opengaande delen van ramen of deuren gelijk of groter zijn dan 3,2 % van de vloeroppervlakte: A = 0,032 * Avloer Om een min of meer gelijkmatige verdeling over de gevelvlakken te bekomen stelt de norm dat de nettosectie van de ramen in elk gevelvlak minstens 40% bedraagt van de totale nettosectie . Bij eenzijdige ventilatie (d.w.z. dat de ruimte maar in één gevelvlak opengaande vensters of deuren heeft) moet de som van de opengaande delen van ramen of deuren gelijk of groter zijn dan 6,4 % van de vloeroppervlakte: A = 0,064 * Avloer Aan deze eisen van intensieve ventilatie moet voldaan worden bij alle ventilatiesystemen (A, B, C en D). Volgens de norm dienen de voorzieningen voor een aanvullende intensieve ventilatie niet te voldoen aan enig anti-inbraakcriterium.
13
Voorbeeld intensieve ventilatie.
Intensieve ventilatie: voorbeeld
Voor een logeerkamer, met eenzijdige ventilatie (d.w.z. met een raam in slechts één gevelvlak), zal de netto oppervlakte 0,74 m² bedragen voor een kamer van 11,5 m².
Logeerkamer netto sectie 11,5 m² x 6,4 % = 0,74 m²
Eenzijdige ventilatie
Keuken netto sectie 10,8 m² x 3,2 % = 0,35 m²
Dwars ventilatie 14
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
Bij een keuken met ramen in verschillende gevels, is de benodigde sectie gelijk aan 3.2% van de vloeroppervlakte. Praktisch betekent dit dat de netto opening voor een ruimte van 10,8 m² minimum 0,35 m² zal bedragen met minstens 40% van de totale nettosectie in elk gevelvlak. Voor woonkamers heeft men bij appartementen en rijwoningen van het gesloten plantype dikwijls een situatie van eenzijdige ventilatie. Bij vrijstaande woningen en rijwoningen van het open plantype zal men daarentegen vaak te doen hebben met minstens 2 gevels met vensterof deuropeningen en moet men dus enkel voldoen aan de eisen voor dwarsventilatie. Een woonkamer van bvb. 40 m² in een vrijstaande woning voldoet aan de eisen voor dwarsventilatie indien er tenminste 2 gevels zijn met ramen/deuren met een totale te openen oppervlakte van 1,28 m². De nettosectie moet in elk gevelvlak minstens 0,52 m² bedragen (zijnde minstens 40% van de vereiste totale nettosectie).
14
Merk op dat dampkappen soms zeer grote debieten realiseren, van 200 tot 750 m³/h (voor een kookeiland) en dat dit een hele andere orde van grootte is dan het totale extractiedebiet van 175 m³/h voor de gehele woning.
Dampkap in de keuken 3 mogelijkheden: • Rechtstreeks naar buiten – Voldoende toevoer voorzien – Opgelet met hoge debieten en beïnvloeding van ventilatiesysteem
• Aangesloten op ventilatiesysteem: – Voor relatief beperkte debieten (ventilator naar maximum toerental bij aanzetten dampkap) – Risico op vervuiling bij warmterecuperatie
• Recirculatiedampkap – Met vet en actief kool filter – Geen vochtafvoer! 15
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
15
Intensieve ventilatie • Roosters voor intensieve ventilatie
Voor normale intensieve ventilatie is het niet noodzakelijk om roosters te gebruiken voor de openslaande ramen. Enkel indien men de intensieve ventilatie ook bij afwezigheid wil gebruiken, of ‘s nachts om een koelend effect te bewerkstelligen, is het aangewezen om te werken met roosters voor de ramen (insecten, regeninslag, inbraak) Bij ingesloten keukens, dus zonder buitenraam of -deur om intensief te kunnen ventileren, moet een ventilator met een minimale capaciteit van 200 m³/h voorzien worden.
• ‘ingesloten’ keukens
§ 4.3.2.6 2)
– systeem voor intensieve ventilatie (dampkap) met debiet > 200 m³/h 16
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
16
Voor wat betreft kleine of plaatselijke ventilatoren zijn er twee paragrafen van de norm van belang.
Belangrijke opmerking voor systeem
§ 4.3.1.2, opmerking 3 voor systemen B, C en D: De vensterventilatoren of de ventilatoren in de dampkappen die slechts af en toe werken, volstaan niet om als mechanisch ventilatiesysteem te worden bestempeld en worden niet in beschouwing genomen bij de berekening van de ventilatie zoals omschreven in deze norm
§ 4.3.1.2 opm. 3)
17
4.3.1.3, opmerking 3 voor systemen A en B: De eis van hoofdzakelijk vertikale afvoerkanalen en de eis dat deze kanalen uitmonden boven het dak (zie 9 4.3.1.3. - b) vervallen indien de regelbare afvoeropening aangesloten is op een afzuigventilator, die automatisch in werking treedt wanneer de plaats of ruimte gebruikt wordt en die na gebruik een nalooptijd heeft die tenminste gelijk is aan de kleinste van beide volgende waarden: 1.800 (s) of 3 V/D (s)
Opmerking
Hierin is V het volume van de ruimte in liter en is D het debiet van de geïnstalleerde ventilator in l/s.
De vensterventilatoren of dampkappen die slechts af en toe werken, volstaan niet als mechanisch ventilatiesysteem …
Samengevat:
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
Systeem A: Natuurlijk toevoer door ventilatoren niet van toepassing en dus niet in beschouwing genomen. Natuurlijke afvoer, maar automatische ventilatoren kunnen gebruikt worden, voor zover ze aan de eisen van § 4.3.1.3 opmerking 3 voldoen. (*) Systeem B: Permanent mechanische toevoer door ventilatoren die af en toe werken niet in beschouwing genomen. Vrije afvoer, maar automatische ventilatoren kunnen gebruikt worden, voor zover ze aan de eisen van § 4.3.1.3 opmerking 3 voldoen. (*) Systeem C: Vrije toevoer door ventilatoren niet van toepassing en dus niet in beschouwing genomen. Permanente mechanische afvoer door ventilatoren die af en toe werken niet in beschouwing genomen. Systeem D: Permanent mechanische toevoer à ventilatoren die af en toe werken niet in beschouwing genomen. Permanent mechanische afvoer à ventilatoren die af en toe werken niet in beschouwing genomen. (*) In dit geval kan men de uitmonding van de RAO ook in de wand plaatsen. De andere eisen ivm RAO (regelbaarheid, debiet bij 2 Pa) blijven van toepassing.
17
Vertikale kanalen & uitmondingen (A,B)
Slaapkamer
Schematische weergave van de luchtstroom.
Zolder
Keuken
Eetkamer
Kelder
18
Module 2.4
Snede AA2006 Versie 2.1 – februari
18
Vertikale kanalen & uitmondingen (A,B) Dakhelling
Indien de dakhelling meer dan 23° bedraagt dient men de aangegeven formule te gebruiken voor het bepalen van de hoogte van de uitmonding. Formules enkel geldig voor natuurlijke of vrije afvoer (systemen A en B)
Dakhelling ≤ 23° : hmin = 0.5 m Dakhelling > 23° : hmin = formule
33.5°
Formule γ − 23 ⎞ ⎛ h ≥ ⎜ 0 , 5 + 0 ,16 . ⎟ .b 1° ⎝ ⎠ met
γ : Dakhelling (°) 19
b: De horizontale afstand tussen de Module 2.4 uitmonding en de nok van het dak
en
h ≥ 0 ,5
h γ
b – februari 2006 Versie 2.1
19
Vertikale kanalen & uitmondingen (A,B)
Na uitwerking van de formule voor een dak met helling 33,5° en een afstand tot de nok van 4 m wordt een hoogte bekomen van 8,7 m voor de uitmonding. Dit is uiteraard ondoenbaar.
b=4m h
33,5°
Voorwaarden om in een onderdrukzone uit te monden h ≥ (0,5 + 0,16 (γ – 23 )) x b met γ = 33,5° b = 4 m Æ h = 8,7 m !!!
20
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
20
Vertikale kanalen & uitmondingen (A, B) h Uitmonding
Verticaal kanaal Maximale afwijking van 30° tov verticale
Indien we de afstand tot de nok verkleinen, wordt de hoogte van de uitmonding van het afvoerkanaal beperkt tot 0,55 m. Het vertikale kanaal kan slechts 30° afwijken ten opzichte van de vertikale. In dit voorbeeld behoort het dak tot het geïsoleerd volume, het condenstierisico in een onverwarmd of niet afdoend geisoleerd dak kan wel toenemen.
h ≥ (0,5 + 0,16 (33,5 – 23 )) x 0,25 = 0,55 m
max. 30°
21
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
21
Vertikale kanalen & uitmondingen (A, B)
Slaapkamer
Logeerkamer
Schematische weergave van de luchtstroom.
Badkamer
Douche
Kelder
Snede CC 22
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
22
Vertikale kanalen & uitmondingen (A, B)
Uitwerking van de kanalen.
Uitmondingen Minimum 50 cm boven het dak (hier boven de dakrand)
Badkamer
Vertikale kanalen Sectie : minstens 1 m² per m³/s Æ 2,78 cm² per m³/h 50 m³/h Æ 140 cm² of Ø 134 mm 25 m³/h Æ 70 cm² of Ø 95 mm 23
Module 2.4
Douche
Versie 2.1 – februari 2006
23
Eén afvoerkanaal voor 2 ruimten? (A,B)
Uitwerking van de kanalen. De keuken heeft steeds een afzonderlijke afvoer.
Secundair kanaal
a
>1.2m
hoofdkanaal β
α
Badkamer
max.30°
Douche
a < of = 1.00m als β >30°
24
Bijlage 2.4 AII-2 2) Module
Versie 2.1 – februari 2006 Opmerking: keukens afzonderlijk afvoerkanaal
24
Stijgleidingen
25
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
25
Stijgleidingen of kanalen: lekdicht!
De lekdichtheid van de stijgleidingen is van belang, vooral voor mechanische ventilatie wegens de grotere drukverschillen. Deze lekdichtheid kan gerealiseerd worden met metalen kanalen, maar soms ook met betonnen. Bij gebruik van verdiepingshoge prefabkokers is deze lekdichtheid beter gegarandeerd.
26
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
26
Lekdichtheid / afvoeropeningen. • Slecht uitgevoerde aansluitingen
liggen vaak aan de basis van een slecht werkend systeem. • Werd het juiste ventilatierooster
bij het afvoersysteem gebruikt, en is de doorlaat (nog) voldoende?
27
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
27
Bovendakse afvoer
28
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
28
Te vermijden:
Te vermijden …
Uitmonding aan de onderrand van het dak geeft een risico op terugslag wegens het bestaan van een onderdrukzone Inname van verse lucht niet vlakbij afvoer van vervuilde lucht plaatsen: risico op inname van vervuilde, vochtige, slecht ruikende lucht. Een oude schouw kan bezwaarlijk een luchtkanaal worden -Te laag debiet door te kleine sectie -Uitmonding boven dak -Luchtdichtheid -Roetvervuiling bij terugslag -…
29
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
29
Te vermijden … • Inblaas- en extractiemonden moeten bereikbaar blijven voor – Regeling – Reiniging
30
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
30
Geluidsbeheersing • Mogelijke geluidsbronnen – Straatgeluiden via regelbare toevoeropeningen – Geluid van de ventilator dat zich verspreidt via de kanalen of via trillingen doorheen het gebouw – Leidinggeruis – ‘Overspraak’: geluidsoverdracht van de ene naar de andere kamer (via kanalen of doorvoeropeningen)
31
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
31
Geluidsdemping • Geluidswerende toevoer- en doorvoerroosters • Luchtsnelheden beperken (max 2 - 3 m/s) • Kanalen degelijk bevestigen, geen direct contact met muren, e.d. • Ventilatoren met lage geluidsbelasting • Geluidsdempers • Juiste plaatsing toevoer en extractiemonden
32
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
32
Geluidsdemping RTO
Akoestisch regelbare toevoeropening
33
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
33
Geluidsdemping DO
Vooraanzicht
Achteraanzicht
34
Module 2.4
Akoestisch deur- of muurrooster
Versie 2.1 – februari 2006
34
Geluidsdemping DO
Akoestisch deurrooster 35
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
35
Opgelet met geluiddempers: zij moeten het geluid dempen, maar mogen niet te veel drukverlies creëren. Te grote drukverliezen in een kanalennet leiden ofwel tot te lage debieten, ofwel vereisen ze krachtige ventilatoren met extra elektriciteitsverbruik en misschien ook extra lawaai tot gevolg.
Geluidsdempers in kanalen
‘geluidsdempende’ flexibels
36
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
36
Kies bij voorkeur voor kanalen die voor transport zijn afgedicht, een transportbescherming die pas vlak voor montage wordt verwijderd.
Onderhoud • Regelmatig controleren van prestaties van het systeem • Reparatie van defecte elementen • Belang van zuivere montage en onderhoud
37
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
37
Onderhoud • De ventilatiegroep moet toegankelijk zijn – Vervangen van de filters, schoonmaak – Toezichtsopeningen kanalen
38
Module 2.4
Versie 2.1 – februari 2006
38