poederzwamgast op het volledig zwart geworden vruchtlichaam van een grofplaatrussula. Foto: Margaux Boeraeve
Soort in de kijker: poederzwamgast Asterophora lycoperdoides Door Margaux Boeraeve Zwammen bezetten heel uiteenlopende ecologische niches. Zo zijn heel wat soorten van groot belang bij de afbraak van dood plantaardig materiaal. Andere soorten staan planten dan weer bij bij de opname van voedingsstoffen door een symbiose aan te gaan (mycorrhiza). Nog andere zwammen zijn minder lief tegenover het plantenrijk en hebben een parasitaire levenswijze. Niet alleen planten kunnen geparasiteerd worden door zwammen, ook behoorlijk wat diersoorten kunnen er het slachtoffer van zijn. Maar er zijn ook zwammen die parasitair zijn op andere zwammen! Een voorbeeld daarvan is de poederzwamgast.
De belangrijkste gastheer van de poederzwamgast: de grofplaatrussula. Gemakkelijk te herkennen aan de grote, stevige vruchtlichamen die zwart worden bij ouderdom en de dikke, wijd uiteenstaande plaatjes. Foto: Margaux Boeraeve
Deze paddenstoel is te vinden op halfverrotte vruchtlichamen van Russula's, meestal grofplaatrussula of andere soorten van de sectie compactae (fijnplaatrussula, antracietrussula...). Uitzonderlijk is de poederzwamgast ook op melkzwammen te vinden. Doordat de poederzwamgast op een zeer vergankelijk medium groeit (het vruchtlichaam van een grofplaatrussula bestaat hoogstens enkele weken vooraleer het volledig verrot is) is een korte levenscyclus van groot belang. Uit kweekexperimenten bleek dat de poederzwamgast er ook voor zorgt dat de vruchtlichamen van de gastheer langzamer rotten. Dit is waarschijnlijk doordat de parasiet vocht onttrekt aan de gastheer (iedereen die al eens rotte paddenstoelen gezien hee� weet dat die behoorlijk 'sappig' kunnen zijn). Binnen de drie weken na infectie zijn er volgroeide poederzwamgasten te vinden op de vruchtlichamen van Russula's (die tegen dan niet veel meer dan een zwarte drap zijn). De vruchtlichamen bestaan uit een steel met hoed. De plaatjes zijn slechts weinig ontwikkeld en er worden nauwelijks seksuele sporen gevormd. Het grootste deel van de sporen wordt bovenop de hoed geproduceerd. Dit zijn chlamydosporen: dikwandige, aseksuele sporen die ook als ruststadium kunnen dienen (om zo ongunstige periodes, wanneer er geen Russula's zijn dus, te overbruggen). Behalve door de aanwezigheid van de gastheer wordt het verschijnen van deze paddenstoel ook bepaald door de weersomstandigheden. De poederzwamgast verschijnt meestal wanneer de russula's zacht en doorweekt zijn als gevolg van langdurig vochtig weer. De poederzwamgast hee� een voorkeur voor licht zure tot neutrale bodems en worden zelden op kalkrijke bodem gevonden.
Een schijnbaar onaangetaste fijnplaatrussula (Russula densifolia) Foto's: Margaux Boeraeve
Bij ons is er ook nog een tweede soort zwamgast te vinden die dezelfde levenswijze hee�: de plaatjeszwamgast (Asterophora parasitica). Bij deze soort gaat de hoed niet 'verpoederen' maar worden de chlamydosporen op de plaatjes gevormd. De plaatjeszwamgast is van de poederzwamgast te onderscheiden door de fijnere en dichter opeenstaande plaatjes. Qua ecologie is er weinig verschil maar de poederzwamgast wordt bij ons wel vaker gevonden dan de plaatjeszwamgast.
Bij volgroeide vruchtlichamen van de poederzwamgast is de hoedhuid volledig bedekt met chlamydosporen. Aan dit bepoederde uiterlijk dankt de soort zijn naam. Foto: Margaux Boeraeve
WP-twitchen Door Joachim Bertrands Iedereen kent ze wel of hee� er alleszins al van gehoord: 'de twitchers'. Een speciale tak van (vooral) het vogels kijken waarbij men zich over vaak grote afstanden verplaatst om een bepaalde, door derden gevonden, soort waar te nemen. Dit artikel gaat echter niet over de gemiddelde huis-tuin-en-keukentwitcher, maar over 'WP-twitchen'. Een inleiding over één van de meest extreme subculturen die het vogels kijken te bieden hee�. Vogels kijken is een veel voorkomende hobby onder de natuurmensen zoals ons. Het is één van de meest toegankelijke en vaak de eerste van de diergroepen die mensen aanzet tot natuurstudie. Slechts een klein deel ervan blij� voor de rest van zijn of haar leven een diehard birder zoals we dat noemen. Velen schakelen over op andere facetten van de natuur en verbreden hun werkterrein. Toch is er een deel van die beginnende vogelkijkers die al snel de smaak van het soorten scoren te pakken krijgt: de twitchers. Een controversiële hobby in onze wereld waarin CO2-uitstoot uit den boze is en populaties belangrijker zijn dan ten-dode-opgeschreven dwaalgasten, maar twitching is still not a crime! De meeste twitchers concentreren zich tot het gebied binnen onze landsgrenzen: hun Belgische lijst van waargenomen vogelsoorten staat bovenaan en hoewel reizen naar het buitenland ook leuk zijn, blij� deze nationale lijst toch de belangrijkste waar dan ook het hardst aan wordt gewerkt.
"Een controversiële hobby in onze wereld waarin CO2-uitstoot uit den boze is [...]"
Aziatische Marmeralk - November 2006 - Devon (UK) Foto: Chris Batty
JNM-winkel
Al wie ooit nen ANWB ofwel de ANWB Vogelgids van Europa hee� vastgehad, weet dat het in dit boek beschreven gebied iets groter is dan het geografische Europa. De zuidgrens wordt bepaald door de lijn NoordMauritanië – Egypte, waardoor verder landen als Marokko, Westelijke Sahara, grote delen van Algerije, Libië, Tunesië, en zelfs stukjes Tsjaad, Niger en Mali worden toegevoegd aan het gebied. Vervolgens voegen we er heel de Levant (Israël, Libanon, Syrië, Irak) en een stukje Saudi-Arabië erbij. Iran valt er net buiten maar via de Kaspische Zee trekken we noordwaarts (heel de Kaukasus doet dus mee) en via de Oeralrivier én het –gebergte is de oostgrens ineens ook vastgelegd. De noordgrens loopt tot de Noordpool en van daar vertrekt een heel onregelmatige lijn doorheen ongeveer het midden van de Atlantische Oceaan naar het zuiden. Min of meer volgt deze de grens van de Amerikaanse en Euraziatische plaat: Ijsland, de Azoren en de Kaapverdische Eilanden horen er bij, Groenland niet. Van aan Kaapverdië loopt de lijn terug omhoog tot aan Banc d'Arguin in Mauritanië, en is de cirkel rond. Dit gebied noemen we het West-Palearctische gebied en is een ecozone: 'een biogeografische verdeling van het aardoppervlak volgens de verspreiding van terrestrische organismen'. We noemen het voor de gemakkelijkheid kortweg 'WP'. En hoe absurd het ook moge klinken, er zijn wel degelijk WP-twitchers.
Het doel van WP-twitchen is eenvoudig: zoveel mogelijk soorten zien binnen de eerder benoemde grenzen van het gebied. Het begint aanvankelijk met talrijke reizen naar alle birdinghotspots van het gebied. Streken als Marokko, Israël, Turkije, Polen, Spanje, Egypte en Scandinavië hebben erg typische soorten te bieden die vaak op geen andere plek in de WP voorkomen. Het lijstje van regelmatig broedende, langstrekkende of overwinterende vogels telt een 650-tal soorten en is mits wat geduld vrij eenvoudig te bereiken. Alles wat daarna komt behoort tot de categorie dwaalgast en vergt meer inspanning. Eens je dus een stukje in de 600 zit, moet je beginnen denken aan effectief twitchen...
"[...] een 650-tal soorten is mits wat geduld vrij eenvoudig te bereiken."
Het WP-twitchen kan vervolgens opgedeeld worden in drie luiken:
Het effectieve twitchen WP-twitchen gaat erg ver en het gebeurt regelmatig dat bij een lang pleisterende soort een last-minute vliegtuigboeking wordt afgesloten. Zo werd reeds een Fox' Sparrow te Estland, een Bateleur in Israël en een Geelbrauwgors te Zweden getwitcht door enkele Belgen. Dit zijn natuurlijk de echt verre voorbeelden. Twitchen in de UK is iets toegankelijker voor iemand van de Benelux en komt dan ook vaker voor. Al bij al is het een enorm risico waar vaak een flink prijskaartje aan vasthangt en wat enorm zuur kan opbreken wanneer de gewenste soort net besluit het land te verlaten...
Het verkennen van nog niet ontdekte gebieden in de hoop op nieuwe populaties van soorten In de WP zijn er nog amper gebieden die niet verkend zijn. Toch bestaat de kans dat er kleine randpopulaties bestaan van soorten die buiten de grenzen algemeen voorkomen. Zo zijn er nog grote delen van de Russische steppen en het Oeralgebergte slecht in kaart gebracht doordat er amper wegen zijn en zou het zeker kunnen dat enkele Siberische soorten hier aan de rand van hun verspreiding zitten. Dit is alvast het geval voor een groot deel andere dwaalgasten zoals Bladkoning, Zwartkeellijster en Roodkeelnachtegaal. Ook de zuidgrens van de WP, gelegen in een gebied dat geteisterd wordt door oorlog en terreur, is het heel waarschijnlijk dat regelmatig soorten uit de Sahel tot broeden komen. Onveiligheid en onbereikbaarheid zijn dus de twee voornaamste belemmerende factoren. Dat het echter mogelijk is, bewijst de vondst van o.a. een populatie Roodbuikzandhoenen in Egypte. Deze bedreigde ondersoort floweri komt hier nog enkel voor en men dacht lange tijd dat hij uitgestorven was.
Grijze Drongo - December 2014 - Israël Foto: Irad Solnik
Het vergroten van de kans op dwaalgasten door de rand van de WP op te zoeken Deze strategie is de laatste jaren erg in opmars door de recente ontdekking van Corvo, het meest westelijke eiland van de Azoren, als zijnde een hotspot voor Amerikaanse zangvogels. Door de westelijke ligging van het eiland is de kans veel groter dat in het trekseizoen, en met name in het najaar, dwaalgasten uit Amerika zich net binnen de grens van de WP wagen en vervolgens uitgeput op Corvo tot stilstand komen. Meestal gaat het om erg verzwakte zangvogels die door windstromen afdwaalden en uitgemergeld aan land komen op het eilandje. Het is zelfs zo erg dat de meeste van deze vogels gedacht worden te sterven binnen enkele dagen omdat ze zo uitgeput zijn. Maar voor WP-twitchers is deze locatie natuurlijk de hemel. Omdat het trekseizoenvan de zangvogels tot een hoogtepunt komt in oktober, is dit ook de maand waarop een vrij grote groep vogelkijkers het vliegtuig neemt tot Corvo en hier vervolgens enkele weken rondloopt. Elke dag worden er Amerikaanse soorten gevonden en op enkele uitzonderingen na vond men praktisch elk jaar één of meerdere nieuwe soort voor de WP. Zelfs dit najaar nog werden maarliefst twee Eastern Wood Peewee's gevonden, ook wel de Oostelijke Bospiewie genoemd. Dit was een nieuwe soort voor de WP en meteen werden twee exemplaren ontdekt.
Netfugl.dk
WP-lijst van enkele (ex-)JNM'ers: 281. Joachim Bertrands²: 545 409. Stijn Baeten: 489 409. Sander Bruylants³: 489 457. Jonas Pottier: 471 488. Jelle Van den Berghe⁴: 456 495. Simon Vyncke: 454 549. Klaas Debusschere⁵: 432 564. Mathias D'haen: 427 577. Robrecht Debbaut: 422 712. Ward Tamsyn⁶: 357 737. Willem Bockx⁷: 344 851. Willem Proesmans: 280 1043. Pepijn Boeraeve⁸: 93 ²: VWG-voorzitter 2015-2016 ³: VWG-voorzitter 2012-2013 ⁴: NWG-voorzitter 2010-2011 ⁵: winkelheer JNM 2012-2015 ⁶: NWG-voorzitter 2015-2016 ⁷: VWG-voorzitter 2011-2012 ⁸: uw redacteur (93 soorten te beschouwen als nulmeting)
WP-twitchers houden vervolgens hun lijst bij. Dit gebeurt onder andere op Netfugl.dk, een Deense vogelsite die het toelaat je eigen WP-lijst op te stellen. Momenteel staat Ernie Davis aan kop met een duizelingwekkende 833 soorten gezien in de WP. De eerste Belg is reeds lange tijd Kris De Rouck die momenteel op de 5e plaats staat met 812 soorten. Bij echt zeldzame soorten wordt gevraagd ook de datum en locatie in tevullen. Aangezien WP-twitchen in opmars is, lijkt het waarschijnlijk dat deze groep mensen in de toekomst alleen maar zal toenemen. Met het steeds meer en meer ontsloten geraken van bepaalde stukken in het gebied, zoals recent het Oeralgebergte waar sinds een drietal jaar WP-twitchers naartoe trekken, lijkt er een nieuwe golf van soorten voor de deur te staan die wachten om ontdekt te worden. Niet nieuw voor de wetenschap dan, maar gewoon lekker binnen de grenzen van de WP!
Roodkeelnachtegaal Foto: JJ Harrison
Heide en bos in het Drongengoed Foto: Willem Van Echelpoel
Op zoek naar vleermuizen in het Drongengoed Door Daan Dekeukeleire Het Drongengoed is een groot natuurgebied in het noorden van Oost-Vlaanderen, ruwweg halverwege tussen Gent en Brugge. Het maakt deel uit van het oude Vlaams Veldgebied. Dit gebied was vroeger, in de middeleeuwen, een groot heide- en wastinegebied. Bossen, kreupelhout, droge en natte heide wisselden elkaar af. De bewoners van de dorpen in de buurt lieten er koeien grazen, plagden heide en kapten hout. Later werd het Vlaams veldgebied bijna helemaal omgezet voor landbouwgebruik, waarvoor een karakteristiek patroon van dreven werd aangelegd. Enkele stukken werden bebost en hier en daar bleef ook een snippertje heide over. Deze heidegebiedjes zijn zeer waardevol (er komt een speciaal type heide voor, nl. Noord-Atlantische heide), denk maar aan de Gulke Putten. Het Drongengoed bestaat vooral uit gemengd loof- en naaldbos (vooral corsicaanse dennen). In het gebied bevindt zich een militaire landingsbaan die nu in gebruik is door een vliegclub. Rondom die landingsbanen, en verspreid doorheen het bos, bevinden zich droge en natte stukken heide. Hier vind je nog bijzondere soorten zoals Zonnedauw, Groentje en Aardbeivlinder. Net als in andere gebieden in het Vlaamse Veldgebied is er de laatste jaren veel interesse voor de natuurwaarde van het Drongengoed. Met Europese steun herstelde Natuurpunt grote stukken heide in het Maldegemveld. Ook de Vlaamse overheid is druk bezig met natuurherstel. Voor het herstel en de uitbreiding van heide wordt vaak bos gekapt. De omringende landbouwgronden komen immers niet in aanmerking omdat ze jarenlang zwaar bemest werden en hierdoor is herstel van deze gronden naar heide de komende decennia onmogelijk.
Foto: Willem Van Echelpoel
Het Drongengoed is echter ook bekend als een belangrijk vleermuizengebied, het was bijvoorbeeld tot voor kort de laatste plaats waar Mopsvleermuis was waargenomen. In de bunkers en watergangen op het domein overwinteren tientallen vleermuizen. Veel vleermuissoorten hebben echter oud bos nodig. Het kappen van bomen voor heideherstel kan dus potentieel problemen opleveren voor vleermuizen. Bovendien zijn vleermuizen zeer goede indicatoren voor de connectiviteit tussen het Drongengoed en andere versnipperde bosen natuurgebiedjes in de omgeving. Informatie over welke vliegroutes vleermuizen volgen en waar er knelpunten zijn, leveren dus zeer nuttige data op voor een natuurvriendelijke landschapsinrichting. Op basis van dit alles bestelde de Vlaamse Overheid een grote vleermuisstudie voor het Drongengoed en zijn ruime omgeving. Natuurpunt, JNM en enkele andere partners sloegen de handen in elkaar. Zo neemt Natuurpunt het batdetector-onderzoek voor zijn rekening, terwijl JNM'ers de wintertellingen en vleermuisvangsten doen.
De antenne vangt het signaal op van de zenders waarmee de vleermuizen uitgerust werden. Foto: Willem Van Echelpoel
Vleermuizen op kamp *Een batlure speelt ultrasone sociale roepjes van vleermuizen af, en lokt zo nieuwsgierige vleermuizen naar de netten.
Afgelopen zomer ging er een vleermuizenkamp door in het Drongengoed met als grote doel het vinden van vleermuiskolonies. Hiervoor vingen we vleermuizen met speciale mistnetten en een batlure*. Als we vrouwtjes vingen, werden deze dieren voorzien van een licht zendertje, om dan zo via telemetrie hun verblijfplaatsen te vinden. Gedurende het kamp en de dagen erna, werd geprobeerd om elke dag de verblijfplaats te bepalen.
Grootoorvleermuizen 'Gwendolien'
'Gina',
'Georgette'
"Vleermuizen zijn zeer goede indicatoren voor de connectiviteit tussen Drongengoed en andere versnipperde bos- en natuurgebiedjes in de omgeving."
en
Tijdens het kamp konden 3 Gewone Grootoorvleermuizen gezenderd worden. De Gewone grootoorvleermuis hee� een erg stille sonar. Deze soort jaagt vooral door met haar grote oren te luisteren naar het geluid van prooien (bv. zoemende kevers). Daardoor wordt ze erg weinig waargenomen met de batdector, maar bij mistnetvangsten blijkt de Gewone grootoorvleermuis één van de algemeenste soorten te zijn in bosgebieden. We zenderden 3 zogende vrouwtjes, gevangen op drie locaties. Deze noemden we ‘Gina’, ‘Georgette’ en ‘Gwendolien’. Alle drie verbleven ze in holle bomen dicht bij hun vangstplek. Gina en Georgette werden dicht bij elkaar gevangen, en bleken tot dezelfde kolonie te behoren. Tijdens het opvolgen van de kolonieplaatsen konden we mooi het ‘fission-fusion’ gedrag waarnemen. Fission-fusion gedrag houdt in dat de groep zich opsplitst in subgroepjes, die dan later weer samenkomen. Zo zaten Gina en Georgette eerst samen in dezelfde boom, verhuisden ze vervolgens naar aparte bomen, en kwamen ze dan weer samen. Fission-Fusion gedrag is iets typisch voor sociale zoogdieren, en komt bij veel vleermuissoorten voor, maar bv. ook voor bij dolfijnen en chimpansees. Bij vleermuizen zijn de subgroepjes niet random, en ook niet volgens voorkeur voor verblijfplaatsen of verwantschap, maar eerder volgens ‘vriendschapsbanden’. Naast de kolonie van Gina en Georgette werd nog een tweede kolonie gevonden, die van Gwendolien, in een ander deel van het bos. Ook Gwendolien verhuisde regelmatig.
meer over: telemetrie overzicht waarnemingen Verblijfplaatsen (vijfhoekjes) en jachtwaarnemingen (bolletjes) van Grootoorvleermuis (paars), Bosvleermuis (oranje) en Watervleermuis (blauw).
Watervleermuis ‘Walter’ De tweede soort die van een zender voorzien werd, was de watervleermuis. We vingen een jong mannetje en noemden het dier ‘Walter’. De kolonie werd gevonden in een oud spechtengat van een beuk. Gedurende de week dat de verblijfplaats bepaald werd, bleef Walter in dezelfde boom. Het maximum aantal exemplaren dat we hier telden, waren 29 uitvliegende dieren. Dit is best een grote kolonie voor Watervleermuizen. Op zich was de vondst van een dergelijke kolonie vrij verassend: in het Drongengoed is namelijk weinig open water te vinden. Ook waren er, ondanks de vele nachten onderzoek door Natuurpunters, nog geen batdetector-waarnemingen van watervleermuizen in het gebied. Er waren wel heel wat waarnemingen van ‘Baardvleermuizen’, maar mogelijk gaat het hier om misdeterminaties. Dit toont de waarde van mistnetvangsten als aanvulling op batdetector-onderzoek. Het jachtgedrag van Walter werd een halve nacht opgevolgd. Deze vleermuis joeg voornamelijk in dreven en rondom de slotgracht van de Drongengoedhoeve.
Bosvleermuis 'Beatrice' De derde soort die we zenderden was een Bosvleermuis. We vingen een niet-zogend vrouwtje dat we Beatrice noemden. We hoopten dat het dier ons naar een kolonie zou leiden, maar dat was niet het geval. Beatrice bleef 7 dagen alleen in een boom. Het grootste deel van de tijd zat ze in een rottingsholte in de kruin van een beuk langs een dreef, maar ze zat ook één dag in een oud spechtengat in een andere beuk in het bos. We volgenden één nacht het jachtgedrag op. Beatrice bleek vooral te jagen boven open stukken in het bos, zoals wel te verwachten voor Bosvleermuis. Hierbij jaagde ze ook boven structuurrijke stukken heide, met hier en daar een boom of een struik.
Een vleermuisspecialist, ervaren in het vangen met mistnetten, onderzoekt een Bosvleermuis op parasieten. Opgelet, neem zelf nooit vleermuizen in de handen (tenzij voorzien van de nodige inentingen) want vleermuizen dragen besmettelijke ziektes met zich mee!
meer over: de Bosvleermuis
Bosvleermuis in een boomholte Foto: Pieter-Jan D'Hont
Wat nu voor het bosbeheer? *Nulbeheer, ook nietsdoenbeheer genoemd, is een vorm van natuurbeheer waarbij men "niets doet" en de spontane successie van de natuur haar beloop laat. Niets doen resulteert meestal in toenemende verbossing.
Het onderzoek loopt nog volop, maar toch kunnen we al een aantal eerste conclusies en aanbevelingen formuleren voor het bosbeheer. Veel delen van het Drongengoedbos zijn relatief jong. Het is opvallend dat 3 van de 4 kolonies verblijfplaatsen gebruiken geclusterd rondom de Drongengoedhoeve. Het lijkt dus aangewezen om de bospercelen rondom deze hoeve oud te laten worden, en hier aan nulbeheer* te doen. Vier van de elf verblijfplaatsen bevonden zich in dreefbomen. Dreefbomen zijn dus zeer belangrijk voor vleermuizen in het gebied. Oude dreefbomen kunnen echter een gevaar vormen voor de wandelaars, en worden dus vaak gekapt door de beheerder. Hierbij is in de toekomst dus zeker aandacht nodig voor vleermuizen! De Bosvleermuis foerageerde vooral boven open plekken in het bos en boven herstelde stukken heide. Zo jaagde deze vleermuis heel wat boven een heideperceel van Natuurpunt dat enkele jaren geleden nog een monotoon naaldbos was. Heideherstel lijkt dus ook goed voor (Bos)vleermuizen, als er tegelijk wel ook voldoende oude stukken bos in de buurt blijven waar holle bomen te vinden zijn.
Meehelpen? Wil je meedoen met vleermuizen zoeken? Hulp is zeer welkom! Deze winter gaan we opnieuw vleermuizen tellen in de ruime omgeving van het drongengoed. Hou de agenda van de NWG in de gaten voor het Bunkertelweekend! Zomeronderzoek volgend jaar wordt gecoördineerd door Natuurpunt (
[email protected])
tabel 1: overzicht vangsten op kamp "Heideherstel lijkt dus ook goed voor (Bos)vleermuizen [...]"
Pyjamawants Foto: Fons Verheyde
Klimaatsoorten revisited - een relaas van een uitzonderlijk jaar Door Ward Tamsyn & Margaux Boeraeve Velen onder jullie zullen het waarschijnlijk gemerkt hebben, de zomer van 2015 was bijzonder, met vele zuiderse nieuwkomers en inmiddels beter gekende soorten zoals Braamparelmoervlinder die een heel goed jaar hadden. Hieronder volgt een korte samenvatting van de belangrijkste trends en opvallende waarnemingen van voorbije zomer.
Dagvlinders We beginnen bij de door ons allen geliefde dagvlinders, waarbij het Tijgerblauwtje weer een uitzonderlijk jaar kent. Het Tijgerblauwtje is een trekvlinder, net zoals Atalanta en Distelvlinder dat zijn die ieder jaar vanuit Noord-Afrika het zuiden van Europa koloniseert en generatie per generatie verder noordwaarts vordert. Vroeger was de soort een uiterst zeldzame gast met maar 35 meldingen vóór 2013 in België. In 2013 volgde er dan een invasie met een vij�iental dieren en de eerste vastgestelde voortplanting, waarna het in 2014 erg stil bleef voor de soort met één enkele melding op een mijnterril bij Bergen.
Meer informatie vind je in volgende natuurberichten over Tijgerblauwtjes:
natuurbericht nov 2013 natuurbericht aug 2015
Dit jaar volgde echter een invasie waarmee alle vorige jaren in het niet vallen. Het begon in juli met enkele verspreide waarnemingen en groeide in augustus uit tot een echte invasie met waarnemingen verspreid over het hele land. Op veel locaties werden ook meerdere dieren waargenomen met een maximum van een 6-tal bij de Ledeganck in Gent. Ze werden meestal in de buurt van hun waardplanten gevonden: allerlei vlinderbloemigen (Fabaceae) met opvallende bloemen zoals Brede lathyrus, maar ook bij blauwe regen zijn deze zomer ei-afzettende vrouwtjes gevonden. Eitjes van tijgerblauwtjes op de bloemen van brede lathyrus. Augustus 2015 Kessel-Lo Foto: Margaux Boeraeve
Eén van de zes tijgerblauwtjes die rondvlogen op een graspleintje vlakbij de Ledeganck in Gent Foto: Margaux Boeraeve
Een aantal soorten doken reeds enkele jaren geleden (terug) op in ons land. Zoals Braamparelmoervlinder (2006) en Staartblauwtje (2008). Sindsdien zijn beide soorten redelijk uitgebreid naar het noorden, bij het Staartblauwtje verliep de uitbreiding minder snel als bij de Braamparelmoer. Het Staartblauwtje had een goed jaar in 2011, maar viel daarna precies wat terug. In 2012 werd het Staartblauwtje wel voor het eerst in Vlaanderen gevonden (op de Sint-Pietersberg). 2013 en 2014 waren minder goede jaren. Deze zomer was er echter terug een opstoot van de soort. Er werden 118 waarnemingen gedaan in 21 5-bij5-kilometerhokken, tegenover een maximum van 67 waarnemingen in 14 hokken de voorbije jaren. Zo werd de soort door enkele JNM'ers zelfs gezien op de parking van een frituur in de Gaume! Ook in Nederland veroorzaakte de soort opschudding onder de vlinderliefhebbers. In 2011 werd de soort voor het eerst in 80 jaar gevonden in Nederland en dit jaar werd de soort op nog veel meer plaatsen waargenomen. In de zomereditie van de Bertram hadden we het reeds over de Braamparelmoervlinder. Daarbij voorspelden we dat de soort dit jaar wel eens in Vlaanderen zou kunnen opduiken. En niet veel later kregen we gelijk! Op 10 juli werd in het Walenbos een ei-afzettend vrouwtje Braamparelmoer gezien.
"We voorspelden dat de soort dit jaar wel eens in Vlaanderen zou kunnen opduiken. En niet veel later kregen we gelijk!"
De verklaring waarom het in 2011 zo goed ging met deze soorten (een patroon dat we bij andere soorten ook terugvinden) is niet zo moeilijk terug te vinden, 2011 was namelijk het warmste jaar sinds 1833.
*The lost generation hypothesis, Van Dyck et al., 2015
volledig artikel
Ook de lang aanhoudende zomertemperaturen hadden dit jaar een invloed op onze vlinders. Zo werden er eind september en begin oktober nog verse vlinders gevonden van Argusvlinder, Bruine vuurvlinder en Groot dikkopje gezien. En dat terwijl die soorten normaal maar tot begin september vliegen. De warme temperaturen hebben een extra generatie van sommige soorten voortgebracht. Laat ons hopen dat de vlinders van die extra generatie erin geslaagd zijn om rupsen (het overwinteringsstadium bij deze soorten) voort te brengen, anders was dit een verloren generatie en kan dat een negatieve impact hebben op het aantal vlinders volgend jaar*.
Braamparelmoervlinder Foto: David Kohl
In noordelijke regio's hee� de Argusvlinder twee generaties, in zuidelijke drie. Klimaatsverandering kan alsnog aanleiding geven tot een extra generatie, die echter niet per se voldoende fit is om de winter door te komen en dus een verloren generatie is. Bron: The lost generation hypothesis: Could climate change drive ectotherms into a developmental trap? Van Dyck et al., 2015
Zweefvliegen Ook bij onze tweevleugelige vrienden waren er wat interessante waarnemingen. De Stadsreus (Volucella zonaria) is een grote zweefvlieg die voorkomt in allerlei types bos en halfopen landschap, maar zoals zijn naam ook doet vermoeden ook opvallend vaak in verstedelijkt gebied. De soort komt algemeen voor in het Middellandse zeegebied en breidt zich momenteel stevig uit naar het noorden. Het zijn goede vliegers die over behoorlijke afstanden migreren. De dieren die bij ons gevonden zijn waarschijnlijk voor een relatief groot deel trekkers, vooral dan tijdens warme zomers met langdurige periodes van (zuid)oostenwind. De larven van de Stadsreus leven in nesten van sociale plooivleugelwespen, o.a. Duitse wesp, Gewone wesp en Hoornaar. Daar voeden ze zich met afval en dode wespenlarven. De imago's worden van juni tot oktober waargenomen met een piek in juli of augustus, afhankelijk van de weersomstandigheden. Tot enkele decennia geleden was dit een zeldzame soort die slechts uitzonderlijk bij ons gezien werd. Ondertussen is de stadsreus een algemene soort die over heel België te vinden is. De Wespreus is nauw verwant aan de Stadsreus en voorlopig wel nog een zeldzaamheid bij ons. Ze is wat kleiner dan de Stadsreus maar vertoont eveneens sterk trekgedrag. De larven leven ook in de nesten van sociale plooivleugelwespen maar deze soort is parasitair. De larven eten namelijk wespenlarven. In Engeland werd reeds een uitbreiding van deze soort vastgesteld en deze wordt er ook toegeschreven aan klimaatverandering. Het aantal waarnemingen in België lijkt toe te nemen maar is nog steeds beperkt. Dat deze soort behoorlijke afstanden kan afleggen en dat hun gastheer er ook op vooruit gaat dankzij klimaatopwarming, doet vermoeden dat we de Wespreus in de toekomst ook meer en meer mogen verwachten.
Stadsreus Foto: Wim Duran
Stadsreus - Volucella zonaria met zwart tweede buikplaatje
Sprinkhanen In 1995 werd voor het eerst de Zuidelijke boomsprinkhaan in België waargenomen. Sindsdien breidde de soort zich gestaag uit naar het noorden. Door de gereduceerde vleugels is de snelheid waarmee de Zuidelijke boomsprinkhaan zich kan uitbreiden beperkt, maar doordat de soort weleens dur� meeli�en met auto's en vrachtwagens breidt hij toch vrij snel uit. Deze soort kwam oorspronkelijk voor van Italië en Zuid-Frankrijk tot Kroatië en Slovenië. Ondertussen is de soort ook ten noorden van de Alpen sterk uitgebreid. Daar is hij vooral in verstedelijkt gebied te vinden. Steden zijn namelijk net iets warmer dan buitengebied en ook steeds goed bereikbaar voor soorten die meeli�en met het verkeer. Ook bij ons is de soort vaak in stedelijk gebied te vinden, maar ook daarbuiten.
*Het geluid van Grote spitskop:
geluid Grote spitskop
Andere soorten zoals Zuidelijk spitskopje en Sikkelsprinkhaan zijn al even ingeburgerd en lijken nu niet meer zo hard uit te breiden. Maar er zijn een aantal nieuwkomers die nog maar net lijken te beginnen aan de kolonisatie van België. Grote spitskop is een groter, maar vooral luidruchtiger* broertje van het gewone spitskopje. Een eerste waarneming dateert van 2009, daarna werden er nog op verschillende plaatsen waarnemingen gedaan, maar het lijkt voorlopig niet zo'n vaart te lopen. Dit jaar waren er zelfs geen waarnemingen, ondanks toch enkele zoekpogingen, onder andere door ondergetekende.
In de volgende editie van de Bertram gaan we verder in op nachtvlinders en libellen!
Zuidelijke Boomsprinkhaan Foto: Tim Adriaens
Baai van Kotor Foto: Sander Bruylants
Montenegro (tip: vergroot de kaart door in de rechterbovenhoek te klikken) Kaart: openstreetmap.org
Montenegro: een rondreis met de duim Door Sander Bruylants 27 juni 2015, Brussel-Centraal, een heterogene groep jongeren had zich gevormd voor de ingang. Sommigen zeiden nog gedag aan hun ouders, anderen waren reeds getekend door tekenen van beginnende ouderdom, maar ze hadden één iets gemeenschappelijk. Het was namelijk het selecte groepje dat op het JNM-kamp 'Los mariposas de Guara' vertrok. 12 dagen later, een iets ruiger ogende groep jongeren kwam aan in het Centraal station van Barcelona, voor de meeste was dit het einde van een geslaagd kamp, maar voor 2 vrijbuiters begon een nieuw avontuur!
Barcelona - Montenegro - Gent (tip: vergroot de kaart door in de rechterbovenhoek te klikken) Kaart: openstreetmap.org
Wat is de kortste weg van Barcelona naar Montenegro? Alleszins niet via België, daarom werd een tijd voor het kamp het plan opgevat om de Route de Méditerranée te nemen. Gewapend met een kaart van Spanje, Italië, Europa, Montenegro en Albanië begon een li�avontuur van West naar Oost. 30 li�s, een treinrit en een helpende hand van bovenaf later was het zover, de grens Kroatië-Montenegro werd overschreden. Het doel van deze reis was een rondtrip in Montenegro en een stukje van het aangrenzende Albanië.
meer over: Montenegro
Het begon bij de baai van Kotor waar cultuur en natuur gecombineerd werden in een prachtig landschap. De kleine straatjes en doorgangen van het oud stadscentrum van Kotor maakten plaats voor een zigzaggend pad naar boven, alwaar Alpenkauwen en Rotsklevers ons vergezelden. Boven op de top van de klim was het prijs, twee Rouwmezen vlogen tussen de enkele dennen. Een topwaarneming om de reis mee te beginnen, want wenst een mens nog meer?
Moerasgebied aan de kust bij Ada Bojana Foto: Sander Bruylants
geluid Graszanger
De Adriatische kustlijn wees ons de weg en zo belandden we in Ada Bojana in Ulcinj, waar een vriendelijke Montenegrijn ons in een van zijn hutjes liet verblijven. Het strand lonkte maar het waren niet de windsurfers die onze aandacht trokken. Naast het strand was er namelijk een, weliswaar deels opgedroogd, moerassig gebied. Bijeneters kwamen af en toe op de rietstengels zitten en Graszangers 'zip'-ten* dat het een lieve lust was. Bij enkele plasjes vloog een Dwergaalscholver op en een Zomertortel zong van op afstand. Tegen valavond vloog er een Griel over het strand en de nacht bracht nog een zingende Dwergooruil. Ook een wandelingetje de volgende dag was bijzonder vruchtbaar: we zagen enkele Witpuntoeverlibellen, Blauwe breedscheenjuffers, Vuurlibellen en een Vorkstaartplevier. Maar we waren niet tot hier gekomen om bij een strandje te pleisteren. Tegen de middag konden we de roep van het binnenland niet meer weerstaan en leidde de duim ons naar het Sasko-meer. Aangekomen werden we begroet door dikke rietkragen waar nu en dan een Ralreiger uit opvloog, enkele Dwergaalscholvers zaten te rusten en Oeverlopers over het water vlogen. Maar een van de hoofddoelen moest nog gevonden worden. Iets later stootte ik op een volledig zwarte libel, zoals ik hoopte bleek het een Windvaantje te zijn!
Windvaantje (Selysiothemis nigra) aan het Sasko meer. Foto: Sander Bruylants
Skadar meer Foto: Sander Bruylants
Next up, het grootste meer van de Balkan: Skadarsko Jezero. Na veel kronkelende wegen, Oostelijke orpheusgrasmus, Baardgrasmussen en uitzichten over het meer kwamen we aan de oevers van Skadar aan. Langs de oever vloog een familie Witwangsterns en veel Gewone oeverlibellen. Aandachtig scande ik de libellen af en plots was het prijs, een grote libel met een dikker achtereind vloog langs en ging zitten, Vaandeldrager was binnen! Tijdens het teruggaan naar de hoofdweg vloog er nog een Oostelijke blonde tapuit langs, waarna we opgepikt werden door een pas getrouwd Russisch koppel. Het warme laagland aan de kust en rond het Skadar meer maakte plaats voor bergachtige gebieden in het binnenland. Eerst de regio rond Plav op het grensgebied van Montenegro, Albanië en Kosovo, hier vind je een kleine bergketen bedekt met loofbos en gemixt naald- en loofbos, afgewisseld met open weides en rotslandschappen boven de boomgrens. De kalkhoudende grond zorgt voor een verscheidenheid aan planten en vlinders, die overal op de weg mineralen komen opnemen op de vochtige grond. In lager gelegen stukken vliegen er veel Witstreepblauwtjes, Toortsparelmoervlinder, Violette vuurvlinder en Wegedoornpages. Hogerop was de diversiteit iets lager, maar Zwarte erebia bleek vrij algemeen te zijn.
Vaandeldrager (Lindenia tetraphylla) Foto: Sander Bruylants
Beest op de voorgrond: Witstreepblauwtje (Polyommatus damon) Foto: Sander Bruylants
Prokletije (Albanese Alpen): berggebied dat zich uitstrekt tot Plav. Foto: Sander Bruylants
Van de bergen in het Zuiden van het land gingen we (kort) via Albanië terug naar het Skadar meer om dan door te gaan naar het Noordoosten van het land richting Durmitor Nationaal Park. Maar uiteraard kon die niet zonder een stop te maken aan de impressionante Taracanyon, de grootste riviercanyon in Europa. Onze tocht in Durmitor startte in Žabljak en zou ons van Oost naar West doorheen het gebergte brengen. Op weg naar de ingang van het park (Crno jezero) komen we een moerassig stuk tegen waar een beekje traag door stroomt, een ideale ontbijt plek. Algauw heb ik een vlindernet in de hand om de libellenfauna te bestuderen. Er vliegen meer continentale-boreale soorten die we ook bij ons vinden zoals Viervlek, Gewone pantserjuffer, Tangpantserjuffer en Venglazenmaker. Maar mijn aandacht wordt vooral getrokken door de glanslibellen die er vliegen, nog steeds hopend op Zuidelijke glanslibel. Het lukt om er een te vangen maar het blijkt Metaalglanslibel te zijn, de zustersoort van Zuidelijke. De precieze grens van beide soorten is slecht gekend door de sterke gelijkenis, maar in deze regio zijn al eerder Metaalglanslibellen gevonden (De Knijf et al. 2013).
Tara rivier canyon (tip: vergroot de foto door in de rechterbovenhoek te klikken) Foto: Jody Torfs
Tegen de middag zaten we aan een meertje omgeven door veen met Wateraardbei en Veenpluis dat opliep naar een vochtige weide met Parnassia en Witte nieswortel. Het bleek een goede plek voor de relict populaties van Venwitsnuitlibel en Speerwaterjuffer in Montenegro. Ook te vinden hier waren Havik, Boserebia en Titania's parelmoer. Tegen de avond zaten we op 1650m op een weide omgeven door bos, mijn verbazing was dan ook vrij groot om hier een mannetje Gaffelwaterjuffer aan te treffen! Na een klim de volgende dag kwamen we boven de boomgrens uit, onderweg naar de top kwamen we Bontoogerebia, Oostelijke glanserebia, Balkanparelmoer, Balkanvuurvlinder, Gewone pantserjuffer, Tangpantserjuffer, Venglazenmaker, Alpenkraai, Waterpieper en Gemzen tegen. Na een stevige afdaling kwamen we aan een meertje, waar we de nacht doorbrachten. De volgende klim gebeurde deels in de mist, maar we slaagden erin om nog enkele Zwarte apollovlinders te zien.
meer over: Gaffelwaterjuffer
Na het doorkruisen van Durmitor was het tijd om huiswaarts te li�en, een reis die ons door Bosnië, Kroatië, Oostenrijken Duitsland bracht. De Knijf, G., Vanappelghem, C., Demolder, H., 2013. Odonata from Montenegro, with notes on taxonomy, regional diversity and conservation. Odonatologica 42(1): 1-12. Jovic, M. & Malidzan, S., 2009. List of dragonflies in the collection of theNatural History Museum of Montenegro (Insecta: Odonata). Acta entomologica serbica 14(1): 121-124. Schröter, A. & Borisov, S.N., 2012. Coenagrion scitulum in Central Asia: a biogeographical analysis and rectification (Odonata: Coenagrionidae). Libellula 31(3/4): 267-283.
Gemzen in Durmitor NP Foto: Sander Bruylants
Recensie: de Nederlandse sprinkhanen en krekels Door Pepijn Boeraeve
in de JNM-winkel
Een prachtpublicatie. Eigenlijk zou ik hier al kunnen stoppen met schrijven, het recentste werk over de sprinkhanen en krekels van Nederland (en België) is simpelweg subliem. Vermoedelijk wensen jullie toch enige duiding, ik doe dus een poging om uit te leggen waarom deze entomologische tabel jouw aankoop van het komende jaar wordt. Laten we beginnen met het boek eens vast te nemen. Inderdaad, het is een boek en geen zo'n tabelletje dat je even goed zelf had kunnen printen. De klepper van 250 pagina's is bovendien volledig in kleur. Grote foto's bij elke soortbeschrijving nodigen uit om doorheen het boek te grasduinen en zullen zeker en vast kemels van misdeterminaties helpen vermijden. En dit alles in de gekende strakke lay-out van de entomologische tabellen, wat een feest! Na de obligatoire algemene info, zo van die ideale dingen om op een trein eens te lezen, worden enkele belangrijke kenmerken nader uit de doeken gedaan. Een combinatie van goed gekozen foto's en verduidelijkende tekeningen zorgen ervoor dat een mens eindelijk snapt wat die knik in de kiel van de achterdij van een zanddoorntje is. Enkel het onderscheid tussen mannetjes en vrouwtjes blij� menigeen mysterieus.
Eveneens verkrijgbaar in de JNM-winkel:
in de JNM-winkel
Ten opzichte van de laatste tabel (De sprinkhanen van Nederland en België*) zijn er toch wat wijzigingen in de determinatiesleutel, te beginnen met een aantal soorten die toegevoegd zijn zoals onder andere Grote spitskop. Daarnaast steekt de sleutel wel wat anders ineen. Zo worden bijvoorbeeld de sabelsprinkhanen onmiddellijk uitgesplitst naar het geslacht. Ook handig aan de determinatiesleutel is dat de tekeningen steevast op de onderste hel� vande pagina staan én dat de tekeningen aangevuld zijn met kleurenfoto's. Verder biedt het werk uitgebreide soortenbeschrijvingen, inclusief kaart met de verspreiding in Nederland en, voor de orthoptera-geeks, veelal ook een sonogram. Kortom, weinig mensen zouden De Nederlandse sprinkhanen en krekels geen perfect geschenk vinden. Weinig mensen, zegt u? Dus sommigen hebben voorbehoud? Inderdaad, een enkeling zal zich stevig storen aan de nieuwe en zogenaamd politiek correcte naam van het Negertje (Omocestus rufipes), die sprinkhaan dient voortaan aangesproken te worden met Zwart wekkertje.
In deze rubriek (vernoemd naar de Facebookgroep 'De pareltjes van waarneming.nl') tonen we jullie een pareltje van een foto die we vonden op waarnemingen.be, waarneming.nl of observado.org. Het gaat om absurde/grappige foto's. Kom je zelf ergens zo'n pareltje tegen, laat het ons gerust weten via
[email protected]
Pareltje van op waarnemingen.be
bron: waarneming.nl
Fotograaf: Otte Zijlstra
Wie tussen de meeting door even een soort gaat twitchen, maar zijn laarzen thuis hee� laten liggen, is beter innovatief. Zo kan je je dure lakschoenen best beschermen als je een Afrikaanse Woestijngrasmus in de Nederlandse polders gaat tikken.