Softdrugsbeleid in Midden en West Brabant & Zeeland Een update
Politieacademie, 2014
0
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2. 2.1 2.2
Coffeeshops: omzetverlies en binnenlandse klandizie Inleiding Coffeeshops 2.2.1 Algemeen 2.2.2 Lokaal: per coffeeshopgemeente 2.2.3 Onzekerheden Enquête onder coffeeshopbezoekers 2.3.1 Tilburg: straatenquête bij vijf coffeeshops 2.3.2 Straatenquête in vier coffeeshopgemeenten Van coffeeshopbezoek naar politieregistraties
7 7 7 7 10 13 14 14 16 21
3.5 3.6
In cijfers: politieregistraties Inleiding Politiecijfers: een toelichting Geregistreerde drugsincidenten: Midden en West Brabant 3.3.1 Regionaal gezien 3.3.2 De trend sinds 1 mei 2012: daling na een piek 3.3.3 Brabantse coffeeshopgemeenten 3.3.4 Gemeenten met en zonder coffeeshop Geregistreerde drugsincidenten: Zeeland 3.4.1 Regionaal gezien 3.4.2 De trend sinds 1 mei 2012: tamelijk stabiel 3.4.3 Zeeuwse coffeeshopgemeenten 3.4.4 Gemeenten met en zonder coffeeshop Vervaardigen softdrugs Van cijfers naar het verhaal achter de cijfers
22 22 22 25 25 26 28 29 30 30 32 33 36 37 42
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Rondom coffeeshops: straatenquête Inleiding Een overzicht Terneuzen Goes Vlissingen Tilburg Etten-Leur Tot slot
43 43 43 44 45 47 50 52 53
5. 5.1 5.2
Illegale softdrugshandel Inleiding Straathandel rondom coffeeshops 5.2.1 Algemeen
54 54 54 54
2.3
2.4 3. 3.1 3.2 3.3
3.4
1
5.3
5.4
5.5
5.6 6. 6.1
6.2
5.2.2 Lokaal: per coffeeshopgemeente Straathandel: mobiel en op locaties 5.3.1 Algemeen 5.3.2 Lokaal: per coffeeshopgemeente Softdrugspanden 5.4.1 Algemeen 5.4.2 Lokaal: per coffeeshopgemeente Doorverkoop 5.5.1 Algemeen 5.5.2 straatenquête: per coffeeshopgemeente Handel en teelt: naar het Zuiden
57 59 59 62 65 65 67 70 70 71 72
Conclusies en aanbevelingen Antwoord op de onderzoeksvragen 6.1.1 Wat zijn belangrijke patronen in het coffeeshopbezoek? 6.1.2 Welke trends tekenen zich af in de geregistreerde drugsincidenten? 6.1.3 Hoe ontwikkelt de drugsoverlast zich rondom coffeeshops? 6.1.4 Wat zijn belangrijke patronen op de illegale (detailhandels)markt? Beleidsoverwegingen
75 75 75 76 78 79 82
Literatuur
84
Bijlage 1 Verantwoording (89)
86
Colofon (99)
99
2
1.
Inleiding
Beleid Het kabinet Rutte I heeft forse beleidswijzigingen doorgevoerd in het softdrugsbeleid. De regionale colleges van de politieregio’s Midden en West Brabant & Zeeland hebben de Politieacademie gevraagd onderzoek te doen naar (de effecten van) het softdrugsbeleid. We rapporteerden in november 2012 over Tilburg, de gemeente met de meeste coffeeshops (11) in het onderzoeksgebied. In mei 2013 verscheen een overzichtsstudie van de gang van zaken in het gehele gebied. In dit rapport maken we een nieuwe tussenbalans op voor Midden en West Brabant & Zeeland. Het beleid is sinds november 2012 echter op enkele punten gewijzigd. Aanvullende gedoogcriteria per 1 mei 2012 Het kabinet Rutte I voerde een forse beleidswijziging door in het Nederlandse softdrugsbeleid. In twee brieven van 27 mei 2011 (TK 2010-11, 24 077, nr. 259) en 26 oktober 2011 (TK 2011-12, 24 077, nr. 265) werden de aanscherpingen uiteengezet. Het belangrijkste probleem dat wordt aangepakt zijn de ontwikkeling van coffeeshops tot “moeilijk beheersbare grote cannabisverkooppunten”. Coffeeshops in de grensstreek kennen een grote toestroom van buitenlandse drugstoeristen. Dit veroorzaakt overlast. De grote drukte aan de ‘gedoogde voordeur’ van de coffeeshops resulteert in een grote vraag van coffeeshophouders naar goede softdrugs, die wordt aangevoerd via de ‘criminele achterdeur’. Zo bezien zijn de drukke coffeeshops een stimulans geweest voor de georganiseerde misdaad. Op basis van onderzoek door de Commissie van de Donk (“Geen deuren maar daden”), trekt het kabinet drie conclusies (TK 201011, 24 077, nr. 259): Het middelengebruik van minderjarigen moet sterker worden tegengegaan. Met name kwetsbare jongeren dienen beschermd te worden tegen drugs- en alcoholgebruik, daarmee samenhangend probleemgedrag, en tegen sociale marginalisering. Coffeeshops zijn uitgegroeid tot moeilijk beheersbare grote cannabisverkooppunten. De coffeeshops moeten terug naar waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren: verkooppunten voor de lokale gebruikers (kleinschalige gelegenheden). Versterking en verbreding van de strijd tegen de georganiseerde misdaad is nodig. Het nieuwe beleid kwam tot uitdrukking in aanpassing van de gedoogcriteria in de aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. De bekende AHOJG-criteria (geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen verkoop aan Jeugdigen, geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie), worden uitgebreid met twee criteria, te weten: -
Het B-criterium: de coffeeshop als besloten club. Coffeeshops worden besloten clubs voor de lokale markt. Daartoe kunnen alleen meerderjarige ingezetenen van Nederland toegang krijgen tot een coffeeshop: op basis van lidmaatschap van de desbetreffende coffeeshop. Het lidmaatschap is duurzaam: dus niet op dagbasis bijvoorbeeld en voor tenminste één jaar.
-
Het I-criterium: coffeeshops zijn louter toegankelijk voor Nederlandse ingezetenen. Lidmaatschap van een coffeeshop is louter mogelijk voor ingezetenen van Nederland van 18 3
jaar of ouder. Een ingezetene is een persoon met zijn woonadres in een Nederlandse gemeente. Buitenlandse drugstoeristen (m.n. uit België, Duitsland en Frankrijk) hebben dus geen toegang meer tot een coffeeshop. De beleidsverandering werd gefaseerd ingevoerd, zo bleek uit een brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 december 2011: -
-
Per 1 mei 2012 werden in de gemeenten van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland het Besloten Club- en het Ingezetenencriterium ingevoerd, met uitzondering van het maximumaantal leden van 2.000. Het stond de gemeenten in andere provincies vrij deze criteria ook al toe te passen. Per 1 januari 2013 zou het maximumaantal van 2.000 leden van kracht worden. Per 1 januari 2013 zouden het B- en I-criterium in het hele land gelden.
Het B-criterium komt te vervallen Bij de kabinetsformatie van Rutte II wordt afgesproken het softdrugsbeleid te veranderen. Het nieuwe beleid komt er, kort door de bocht, op neer dat het B-criterium komt te vervallen. Het Bcriterium, en daarmee dus de ‘wietpas’, wordt geschrapt. Het I-criterium blijft overeind, al is er ruimte voor “fasering van de handhaving” en voor “lokaal maatwerk”, zo blijkt uit de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 november 2012. Met betrekking tot de beleidsruimte die de minister laat voor gemeenten bestaat er een bijzondere positie voor de coffeeshopgemeenten in Limburg, Brabant en Zeeland. In die gemeenten is het I-criterium immers reeds ingevoerd, waardoor gefaseerde invoering geen reële variant van lokaal maatwerk is. In deze brief wordt benadrukt dat een ander beleidsvoornemen overeind blijft. Het betreft het maximeren van het THC-gehalte (15%) in softdrugs die door coffeeshops verkocht mogen worden. Onderzoeksvragen In deze tweede rapportage over het softdrugsbeleid in de voormalige politieregio’s Midden en West Brabant en Zeeland (inmiddels de regionale eenheid Zeeland – West-Brabant) geven we een update van de stand van zaken. De oorspronkelijke hoofdvraag had betrekking op de effecten van de beleidsverandering per 1 mei 2012. Die vraag is deels achterhaald vanwege nieuwe beleidsveranderingen. We geven in deze rapportage antwoord op de volgende vragen: 1234-
Wat zijn belangrijke patronen in het coffeeshopbezoek? Welke trends tekenen zich af in de geregistreerde drugsincidenten? Hoe ontwikkelt de drugsoverlast zich rondom coffeeshops? Wat zijn belangrijke patronen op de illegale (detailhandels)markt van softdrugs?
We rapporteren over zes coffeeshopgemeenten: Tilburg, Breda, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen. Deze gemeenten tellen bij elkaar 25 coffeeshops. Breda maakte (op verzoek van deze gemeente) niet van meet af aan deel uit van ons onderzoek, maar we hebben daar eind 2012 en in 2013 wel interviews afgenomen en documenten bestudeerd. In Breda zijn geen enquêtes 4
afgenomen, mede omdat deze gemeente zelf monitoronderzoek uitvoert naar de gang van zaken rondom coffeeshops. Waalwijk is – behoudens het verzamelen van politiecijfers en een telefonisch interview met een gemeenteambtenaar – buiten onze studie gebleven, omdat deze gemeente participeerde in een studie van het WODC. Tabel 1.1 Aantal coffeeshops in voormalige politieregio’s Midden en West Brabant en Zeeland
Gemeente Vml. Politieregio Midden en West Brabant Tilburg Breda Etten-Leur [Waalwijk] Vml. Politieregio Zeeland Vlissingen Goes Terneuzen Totaal
Aantal coffeeshops 11 8 1 2 2 2 1 27
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden hebben we verschillende methoden van onderzoek gehanteerd. Zie bijlage 1. In Tilburg hebben we voor de rapportage over 2013 in totaal 28 respondenten geïnterviewd. Daarnaast hebben we in deze veldwerkronde veertien wijkagenten en taakaccenthouders jeugd een korte vragenlijst ingevuld. Ook belegden we bijeenkomsten met uitvoerders van andere relevante organisaties en met bewoners. We namen ook (straat)enquêtes af: onder bezoekers van vijf coffeeshops en onder bewoners en ondernemers in de directe omgeving van zes Tilburgse coffeeshops. Er zijn in totaal 656 respondenten in Tilburg ondervraagd: 395 coffeeshopbezoekers en 261 bewoners of ondernemers. Op vijf locaties waar we vorig jaar softdrugsgebruikers op straat aantroffen hebben we ook nog 127 personen gesproken. Het was de bedoeling een straatenquête af te nemen van personen die geen lid zijn geweest van een Tilburgse coffeeshop én die vandaag de dag nog steeds vaker illegaal softdrugs kopen dan in een coffeeshop. De personen die we op straat aanspraken gaven wel informatie, maar slechts vier personen konden en wilden de enquêtevragen beantwoorden. De meesten gingen namelijk weer - vaker - naar een coffeeshop. Ten slotte hebben we overzichten gemaakt van relevante politieregistraties. In vijf overige coffeeshopgemeenten (Breda, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen) hebben we 39 personen geïnterviewd. We hebben daarnaast in Terneuzen, Goes, Vlissingen en Etten-Leur in totaal 315 enquêtes afgenomen onder coffeeshopbezoekers. We hebben in deze vier coffeeshopgemeenten ook burgers in de directe omgeving van coffeeshops ondervraagd door middel van een straatenquête. Hier werkten 304 burgers aan mee. We hebben ook gebruik gemaakt van de registraties van drugsincidenten in het politiesysteem BVH. We presenteren hier een overzicht van in hoofdstuk 3. Tot slot hebben we in zes coffeeshopgemeenten (alle coffeeshopgemeenten in het onderzoeksgebied, minus Waalwijk) observaties verricht rondom coffeeshops en op locaties met geconcentreerde drugsoverlast of – handel. Daarbij voerden we ook straatgesprekken met burgers of ondernemers. We deden dit deels tussen interviews door. Maar we hebben los van dergelijke dagen in 2013 tenminste twee dagdelen 5
per coffeeshopgemeente (ongeveer 4 uren) geobserveerd. Dit leverde geen harde informatie op die we als zodanig hebben gebruikt, maar wel locatiekennis en daarmee gevoel voor de concrete situatie op straat. Dat helpt bij het voorbereiden van interviews, maar ook bij het begrijpen en interpreteren van verzameld bronmateriaal. We kunnen ons geregeld niet louter of goed baseren op uitspraken van respondenten. Dat komt doordat er stevige (private) belangen op het spel staan met de verandering van het softdrugsbeleid en doordat er respondenten zijn met stellige ideologische en normatieve opvattingen over het (nieuwe) softdrugsbeleid, die van invloed zijn op datgene wat ze tegenover ons presenteren als realiteit. Dit speelt wel vaker een rol, maar op dit dossier komt het naar onze inschatting vaker voor dan bij een doorsnee criminologisch onderzoek. Het was een reden te meer om verschillende onderzoeksmethoden met elkaar te combineren. We kampten in 2013 - buiten Tilburg (daar namen we bij zeven coffeeshops een interview af) - wel met de weigering van coffeeshophouders of coffeeshop-personeel om een interview af te staan. We konden bij de meeste coffeeshops in EttenLeur, Vlissingen, Goes of Terneuzen wel rekenen op medewerking bij het afnemen van enquêtes onder coffeeshopbezoekers, ook in de shop. Bij twee shops werd medewerking geweigerd en hebben we louter in de omgeving van de shops geënquêteerd. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de (klanten van de) coffeeshops. Het presenteert uitkomsten van de enquête onder coffeeshopbezoekers. In hoofdstuk 3 presenteren we relevante politieregistraties van drugsincidenten. Hoofdstuk 4 is gebaseerd op een straatenquête die we hebben afgenomen onder bewoners en ondernemers in de omgeving van coffeeshops. Hoofdstuk 5 beschrijft patronen op de illegale softdrugsmarkt. Hoofdstuk 6 beantwoordt de onderzoeksvragen en formuleert enkele beleidsoverwegingen. De bijlage bevat onder meer een verantwoording van dit onderzoek.
6
2.
Coffeeshops: omzetverlies en binnenlandse klandizie
2.1
Inleiding
De introductie van het B- en I-Criterium zorgde voor een fors omzetverlies van coffeeshops in de periode van mei tot en met november 2012. We maken opnieuw een balans op na het schrappen van het B-criterium, waardoor ingezetenen laagdrempelig softdrugs kunnen kopen in coffeeshops (zie 2.2). De klandizie en omzet liggen echter onder het niveau van voor 1 mei 2012. Dit komt mede door het wegvallen van de buitenlandse klanten (niet-ingezetenen). We namen een enquête af onder coffeeshopbezoekers (zie 2.3). 2.2
Coffeeshops
2.2.1
Algemeen
Het kabinetsbeleid streeft naar kleinschalige coffeeshops. De belangrijkste maatregel hiertoe in ons onderzoeksgebied is het zogenoemde I-criterium: alleen ingezetenen mogen in de coffeeshops kopen. De shops dienen zich dus te richten op de lokale of regionale markt. Tijdens het veldwerk van ons eerste onderzoek naar het aangepast softdrugsbeleid was het B-criterium nog van kracht tot en met november 2012. We trokken begin 2013 onder meer de volgende conclusies (Politieacademie, 2013 en zie ook Politieacademie, 2012)1:
1
Bijna alle coffeeshops werden sinds 1 mei 2012 geconfronteerd met een forse teruggang in de klandizie en omzet. Er waren in 2012 tamelijke precieze cijfers bekend over het aantal geregistreerde coffeeshopleden in Tilburg en onderzoek door de gemeente Breda gaf tot op zekere hoogte inzicht in de klantenstromen van de coffeeshops in Breda en Etten-Leur. Deze informatie wees op een forse afname van de - ook binnenlandse - klandizie van deze coffeeshops. Het viel op dat er veel minder informatie voorhanden was over de Zeeuwse coffeeshops (zie Politieacademie, 2013), maar respondenten maakten ook daar melding van een forse daling van het coffeeshopbezoek.
De buitenlandse coffeeshopklanten werden geweerd en bleven weg: uit de coffeeshops en voor het overgrote deel ook uit de coffeeshopgemeenten. Zie wel de onderstaande opmerkingen over lokale patronen.
In het onderzoeksgebied is de buitenlandse klandizie van de coffeeshops sinds 2008 fors afgenomen. Dit kwam eerst door de sluiting van “megacoffeeshop” Checkpoint in Terneuzen (juni 2008) en daarna door de sluiting van acht coffeeshops in Roosendaal en Bergen op Zoom (september 2009). Vervolgens werd op 1 mei 2012 het I-criterium ingevoerd. De forse afname van buitenlandse coffeeshopklanten in het onderzoeksgebied reduceert op jaarbasis logischerwijs de criminele geldstroom – via de achterdeur van coffeeshops – naar het criminele circuit met tientallen miljoenen euro’s . Die geldstroom had een ondermijnend effect, onder meer vanwege criminele investeringen in horeca en ander onroerend goed. Het
Tilburgse Taferelen, november 2012, Apeldoorn (Politieacademie i.s.m. LokaleZaken en Beke Advies).
7
is belangrijke winst dat deze ondermijning is afgenomen. Dit gunstige effect is overigens niet direct zichtbaar op straat en doet zich niet in elke gemeenten in dezelfde mate voor.
Een grote categorie voormalige coffeeshopklanten zag in de periode van mei 2012 tot en met november 2012 af van het destijds verplichte lidmaatschap van een coffeeshop. Er bestond onder meer vrees voor (negatieve effecten van) het bekendraken van softdrugsconsumptie vanwege de registratie als lid van een coffeeshop. Dit werd versterkt door de verplichting een GBA-uittreksel te overhandigen en door een reeks negatieve berichten in de (social) media over de privacy-risico’s van een ‘wietpas’.
Het beperkte aantal leden bij coffeeshops was geen vaststaand gegeven. Veranderde omstandigheden en/of nieuwe inschattingen van softdrugsgebruikers resulteerden tijdens ons veldwerk in 2012 (van mei tot en met november 2012) in een toename van het aantal coffeeshopleden. Het betrof onder meer: minder politiecontroles in coffeeshops, geen verplichting meer om een GBA-uittreksel te overhandigen, slechte ervaringen op de illegale markt, gehamsterde voorraden die opraakten en prijsverlagingen in enkele coffeeshops.
Er waren duidelijke verschillen onder de 25 coffeeshops in Tilburg, Etten-Leur, Breda, Vlissingen, Goes en Terneuzen. Er waren en zijn “kleine” coffeeshops (alleen een afhaalloket, sober ingericht of een povere bedrijfsvoering), maar ook shops met meer klanten en met een gezellige uitstraling.
In 2013 is de situatie in de coffeeshops op enkele punten veranderd. Tegelijkertijd dienen zich vragen en onzekerheden aan wat betreft de bedrijfsvoering van coffeeshops (zie ook verder op). De volgende punten zijn belangrijk:
Er waren en zijn geen precieze cijfers bekend over het aantal klanten van de coffeeshops.2 We putten uit interviews en uit gesprekken tijdens enquêtes onder coffeeshopbezoekers. Het aantal coffeeshopklanten is sinds de afschaffing van het B-criterium (november 2012) toegenomen, maar niet teruggekeerd op het oude niveau. Een Tilburgse respondent schat het aantal klanten bij een coffeeshop op 65% van dat van voor 1 mei 2012; een andere respondent uit die gemeente schat dat de omzet van een shop op circa 65% ligt, maar dat hij minder dan 35% van de klanten kwijt is geraakt, omdat de weggevallen klanten uit het buitenland (door hem geschat op 10 tot 15%) meer gram softdrugs per bezoek kochten dan lokale klanten. Anderen wagen zich niet aan schattingen. Het lijkt er in elk geval op dat er vandaag de dag in de meeste coffeeshops minder coffeeshopklanten zijn dan de rekensom: [het aantal klanten voor 1 mei 2012] – [het aantal buitenlandse drugsklanten voor 1 mei 2012] = klandizie van de coffeeshop in 2013. Het aantal klanten en de omzet liggen vooral lager als een coffeeshop voor 1 mei 2012 veel buitenlandse coffeeshopklanten telde. Op lokaal niveau (dat wil zeggen de klandizie onder bewoners in de coffeeshopgemeente of in de omgeving daarvan) schat een medewerker van een verslavingszorginstantie - op basis van ervaringen in de drugsscene, maar met een slag om de arm - het klantenverlies van coffeeshops als volgt in: “Als ik toch een schatting moet maken. Voor de beleidswijziging ging 70% naar de coffeeshop en 30% regelde het op een andere manier. Ik schat in dat die
2
In Tilburg was ten tijde van het B-criterium wel bekend hoeveel leden de coffeeshops hadden en de gemeente Breda heeft tellingen uitgevoerd.
8
percentages nu liggen op 60% die weer in de coffeeshop koopt en 40% die gebruik maakt van andere wegen” (respondent, verslavingszorg). De coffeeshopmarkt lijkt zich in die zin te hebben hersteld dat een winstgevende exploitatie van een coffeeshop mogelijk is: “Een teken aan de wand is (…) dat een coffeeshop die toen vrijwillig sloot, omdat het niet meer rendabel was, nu weer zijn deuren heeft geopend. Kennelijk is het toch rendabeler geworden. Hij is kort na het vervallen van het Bcriterium weer geopend” (respondent, gemeente).
In Breda zijn tellingen uitgevoerd (op drie dagen van de week) van het aantal coffeeshopklanten door de gemeente. Het valt op dat in februari 2013 méér Nederlandse coffeeshopklanten worden geteld dan in juni 2011: 2.865 versus 2.601. Onze onderzoeksopzet voorziet niet in vergelijkbare harde cijfers in de andere gemeenten; toen we werden gevraagd dit onderzoek te doen was een nulmeting niet meer mogelijk. Het is interessant om te bezien wat op dit punt de uitkomsten zijn van een lopend onderzoek door en in opdracht van het WODC.
Tijdens het B-criterium lag de omzet per coffeeshopklant vaak hoger dan daarvoor, mede omdat leden coffeeshopdrugs doorverkochten. Door invoering van het I-criterium zijn buitenlandse coffeeshopklanten (niet-ingezetenen) weggevallen, die vaak meer grammen softdrugs per coffeeshopbezoek kochten dan lokale klanten. Dit betekent dat door het schrappen van het B-criterium (met wel een I-criterium) het aantal coffeeshopklanten hoogstwaarschijnlijk sneller naar het niveau van 1 mei 2012 toegroeit dan de coffeeshopomzet.
Een categorie vaste klanten, die wegbleef vanwege de wietpas, is weer teruggekeerd in de coffeeshops. Een respondent: “Het afschaffen van het B-criterium heeft direct effect gehad. De Nederlandse softdrugsklanten zijn weer teruggekeerd naar de coffeeshop. Qua percentages is het weer op het oude niveau. De coffeeshophouders klagen overigens nog wel. Zij geven aan dat vooral de jongeren onder de 25 jaar nog niet zijn teruggekeerd. Omdat zij alternatieve circuits hebben gevonden, via internet en dergelijke. Maar als ik kijk naar de aantallen Nederlandse klanten, wat wij meten, en waar we vandaan komen, dan is het weer op het oude niveau. De buitenlandse drugsklanten komen uiteraard niet meer. Dat was ook de verwachting. Ook op straat zien wij die aantallen niet meer terug” (respondent, gemeente). Jongvolwassenen onder de 25 jaar zijn in mindere mate teruggekeerd of zijn op de illegale markt gebleven. Een goed geïnformeerde respondent denkt wel dat ook de meeste jongvolwassenen de weg naar de coffeeshop (weer) weten te vinden: “Het grootste gedeelte van de jongeren had de coffeeshop na de invoering van het B-criterium de rug toegedraaid, maar zijn nu, na afschaffing van het B-criterium, weer terug in de coffeeshop” (respondent, verslavingszorg). Een andere respondent brengt de (volgens hem) sinds 1 mei 2012 afgenomen coffeeshopklandizie van jongvolwassenen in verband met een maatschappelijke trend, namelijk de toename van internetverkoop: “De coffeeshophouders klagen nog wel over het feit dat de groep onder de 25 jaar nog niet terug is. (…) Bij de jongeren kun je je ook afvragen of dat een effect is van het I-criterium of dat het gewoon een maatschappelijke trend is, waarbij met bijvoorbeeld meer het internet opgaat. Waarbij ze zoeken naar alternatieve wegen in plaats van de traditionele winkel”(respondent, gemeente). Een andere respondent neemt onder jongeren en jongvolwassenen een andere 9
trend waar, namelijk een voorkeur voor XTC-gebruik en daardoor verminderde softdrugsconsumptie: “Het gebruik van cannabis [is] het afgelopen jaar ook behoorlijk afgenomen. Jongeren kijken op dit moment ook anders aan tegen het blowen. Dat staat toch langzaam een beetje te boek als oubollig. XTC daarentegen is op dit moment helemaal hot” (respondent, verslavingszorg).
2.2.2
Waarom bezoeken nu minder ‘lokale en regionale ingezeten’ de coffeeshops dan voor 1 mei 2012? Respondenten geven de volgende verklaringen: o Coffeeshopklanten hebben inmiddels (beter) hun weg gevonden op de illegale markt en dat biedt extra of nieuwe mogelijkheden, deels dichterbij huis. o De prijs bevalt op de illegale markt, want die ligt onder het prijsniveau van de coffeeshops. o Vanwege de economische crisis hebben coffeeshopklanten minder te besteden: ze gebruiken daardoor minder softdrugs en/of nemen de matige kwaliteit bij veel illegale dealers eerder op de koop toe. o Softdrugs is voor een categorie ex-coffeeshopklanten eerder een luxeproduct dan een must have. Een bescheiden categorie komt niet meer in de shops en gebruikt mogelijk geen softdrugs meer.3 o Een categorie illegale handelaren is onbetrouwbaar en levert slechte kwaliteit (en motiveert zo coffeeshopbezoek); een kleinere categorie zou beter gestalte geven aan de illegale handel en zo klanten binden. o Het I-criterium maakt voor velen de coffeeshops toegankelijk, maar niet voor alle inwoners van stad en regio, zoals arbeidsmigranten die niet over een Nederlands IDbeschikken. Sommige coffeeshops hebben overigens een flink aantal Poolse klanten op basis van een GBA-uittreksel. Als ze ingezetene zijn, dan kunnen ze op basis van een GBA toegang krijgen, maar ze nemen niet altijd die moeite. Anderen staan niet ingeschreven in de GBA. Onder Polen is sprake van doorverkoop van softdrugs die door (Poolse) ingezetene in een coffeeshop worden gekocht. Lokaal: per coffeeshopgemeente
Op lokaal niveau valt een aantal zaken op. We gaan eerst kort in op de Zeeuwse coffeeshopgemeenten en dan op de drie Brabantse. In Terneuzen had de meest invloedrijke overheidsinterventie niet plaats in mei 2012 (introductie Ben I-criterium), maar in juni 2008. Toen werd de “megacoffeeshop” Checkpoint namelijk gesloten. In 2007 werd het gemiddelde aantal coffeeshopbezoekers geschat op 2.600 per dag (Intraval, 2007)4. Begin 2012 wordt het aantal klanten geschat op 200 per dag, waaronder ongeveer 150 Belgen en enkele Fransen. Na 1 mei 2012 telt de coffeeshop nog maar circa 20 klanten per dag, met naar schatting rond de 350 leden eind oktober 2012, die bovendien maximaal 2 gram softdrugs mogen kopen (Politieacademie, 2013). Dit betekent dat er op jaarbasis vele miljoenen euro’s minder via de 3
Hierover hadden we vorig jaar enige ‘hardere informatie’ op basis van een enquête onder ex-coffeeshopklanten c.q. gebruikers die niet meer in de coffeeshop kwamen. Dit jaar baseren we ons met name op gesprekken met coffeeshopbezoekers over deze categorie. 4 In 2006 is dit gedaald naar 470 per dag (voorjaar 2009) en naar 600 per week in het najaar van 2009 (Intraval, 2009). Ongeveer een kwart van de bezoekers is Nederlander.
10
achterdeur van een coffeeshop in Terneuzen in het criminele milieu verdwijnt. In oktober 2012 telde de coffeeshop weinig klanten. In 2013 gaan er meer klanten naar de coffeeshop gaan, maar de klandizie blijft op een laag peil liggen volgens respondenten (politie, gemeente). De bedrijfsvoering van de zaak ligt volgens respondenten op een laag niveau en het is de vraag of de exploitatie winstgevend is. De twee coffeeshops in Goes liggen tegen en in het centrum: High life (aan de rand van het centrum, tegenover een parkeerterrein) en Aarden, op de Grote Markt. De omzetdaling wordt in het najaar van 2012 geschat op respectievelijk 80% en 70%. Het aandeel buitenlandse klanten werd voor 1 mei 2012 geschat op een derde voor Aarden en bij High Life werd dit door verschillende respondenten wat hoger ingeschat. Sinds 1 mei 2012 zijn de ‘buitenlandse’ coffeeshopklanten weggevallen. De reductie van de criminele geldstroom van de achterdeur van de twee coffeeshops naar het criminele circuit - vanwege het wegvallen van buitenlandse coffeeshopklanten - wordt mondjesmaat gezien en gewaardeerd in Goes, onder meer omdat de stroom softdrugstoeristen voor 1 mei 2012 niet groot was: “Terneuzen had tweeduizend [buitenlandse, red.] klanten per dag en Goes misschien vijfentwintig of dertig” (respondent, gemeente). Er wordt meer gewezen op overlast vanwege illegale softdrugshandel met buitenlandse softdrugsklanten (vooral Duitsers worden genoemd) in de directe omgeving van de coffeeshops. Het gaat om een bescheiden aantal buitenlandse klanten, maar de overlast van straathandel springt op zo’n centrale locatie in het oog, te meer omdat dit voor de beleidswijziging niet zo was: “we hadden geen probleem en nu wel” (respondent, gemeente). De drugsoverlast kon voortbestaan, omdat de politie hier in 2013 lang niet of nauwelijks tegen optrad. Zie verder hoofdstuk 5. Sinds december 2012 keren langzaamaan meer lokale klanten terug in de twee Goese coffeeshops, maar de lokale klandizie ligt onder het niveau van voor 1 mei 2012. De situatie in Vlissingen lijkt op hoofdlijnen op die in Goes. Er zijn twee coffeeshops: Aarden en Purple. De overlast van softdrugstoeristen was voor 1 mei 2012 gering, sinds december 2012 keren de ‘binnenlandse’ klanten langzaamaan terug (maar het blijft onder het niveau van voor 1 mei 2012) en er is rondom de twee shops overlast vanwege illegale straathandel. De klanten van de illegale handelaren zijn met name Duitse toeristen en in mindere mate Belgen. Die illegale handel is nogal overzichtelijk: er staan bij elke shop ongeveer vier bekende dealers. Er zijn enkele gebiedsverboden opgelegd, maar de strafrechtelijke handhaving schiet tekort om de overlast weg te nemen, ook tegenover enkele zeer bekende daders die soms profiteren of profiteerden van verschillende opvangtrajecten. Coffeeshop Aarden is in augustus 2013 verhuisd: van de Kerkstraat naar het Bellamypark. Een groep omwonenden maakte (in het najaar van 2013) bezwaar tegen (de gevolgen van) deze verhuizing. Tilburg telt elf coffeeshops. Begin oktober 2012 telden deze coffeeshops gezamenlijk 11.976 leden (Politieacademie, 2012). Coffeeshop The Grass Company was koploper met 3.656 leden. Er waren nog drie coffeeshops met meer dan duizend leden, namelijk: Crackers (1.174), De Muze (1.064) en Toermalijn (1.065). Coffeeshop Level (406) en Casa (385) sloten de rij. De bedrijfsvoering van de coffeeshops dreigde in de knel te raken. Voor de kleinste coffeeshops, zoals Level, schoot het ledenaantal tekort. Maar dat gold ook voor The Grass Company: een grote coffeeshop met kenmerken van een (lux) eetcafé, op een goede locatie (een mooi pand vlakbij het treinstation) en 11
hoge exploitatiekosten. Als de bovengrens van 2.000 coffeeshopleden zou zijn ingevoerd (per 1 januari 2013), dan had winstgevende exploitatie nagenoeg onmogelijk geweest voor deze grote coffeeshop. Er zijn echter versoepelingen doorgevoerd in het strenge drugsbeleid dat op 1 mei 2012 van kracht werd. Lokaal werd niet meer gecontroleerd of er van alle coffeeshopleden GBA-uittreksels aanwezig waren in de shops. Het aantal politiecontroles werd verminderd en kreeg een vriendelijker karakter. In december 2012 werd het B-criterium geschrapt. Sindsdien keren er langzaamaan Nederlandse klanten terug in de coffeeshops en is het ook weer mogelijk om ingezeten als nieuwe klant te ontvangen. De klandizie van een Tilburgse coffeeshops wordt door een respondent geschat op circa 65% van de klantenstroom voor 1 mei 2012; een andere respondent schat de omzet van een andere coffeeshop op 65% van voor 1 mei 2012 . Andere respondenten durven zich niet aan schattingen te wagen. Er zullen ook verschillen per coffeeshop bestaan. Het aantal buitenlandse coffeeshopklanten werd voor 1 mei 2012 geschat op 18%, op basis van onderzoek bij drie coffeeshops (Dufec, 2012). Volgens respondenten verschilde dit percentage echter per coffeeshop, inclusief mogelijk forse verschillen. De overlast van straathandel rond Tilburgse coffeeshops blijft binnen de perken. De illegale klanten zijn arbeidsmigranten zonder Nederlands ID en zonder GBA-uittreksel. Enkele respondenten zien weer wat vaker Belgische drugsklanten bij de coffeeshops, maar anderen zien dit niet of ontkennen het. Zie hoofdstuk 5. Breda telt acht coffeeshops. De stad kampte in 2009 met een toenemende druk op de openbare orde vanwege het (buitenlandse) drugstoerisme. Er worden door de gemeente tellingen uitgevoerd van het aantal coffeeshopbezoekers, voor het eerst kort voor de sluiting van acht coffeeshops in Roosendaal en Bergen op Zoom (september 2009). Er wordt dan geteld op zaterdag (van 12.00 uur tot 14.00 uur en van 17.00 uur tot 21.00 uur) en op woensdag en vrijdag (van 17.00 tot 21.00 uur). Het aantal coffeeshopbezoekers groeit in het half jaar na de sluiting van de coffeeshops in Roosendaal en Bergen op Zoom met 30%: van 3.377 naar 4.395. Het aantal buitenlandse coffeeshopklanten groeit met 60%: van 1.107 naar 1.769. De Nederlandse klantstroom groeit met 16%. Bij een telling in juni 2011 worden 2.600 Nederlandse bezoekers geteld. Na invoering van het B-criterium zijn dat er in juni 2012 precies 1.575 en in september 2012 komt de teller uit op 1.829. Er worden dan dus 800 Nederlandse bezoekers minder geteld dan een jaar eerder. In februari 2013 komt de teller uit op ongeveer 2.900 Nederlandse coffeeshopbezoekers. Dat is een forse toename (60%) ten opzichte van september 2012 (gemeente Breda, april 2013). Het is zelfs méér dan bij de telling in juni 2011, dus voor invoering van het nieuwe softdrugsbeleid op 1 mei 2012. In juni 2011 werden 2.269 buitenlandse bezoekers geteld. Deze klantenstroom is logischerwijs opgedroogd bij de tellingen na mei 2012. Dit betekent dat hun drugsuitgaven niet meer via de achterdeur in de onderwereld van Breda en omgeving terechtkomen. Het totaal aantal coffeeshopklanten ligt in februari 2013 op 61% van het aantal bezoekers dat in juni 2011 werd geteld, dus vóór de beleidsverandering op 1 mei 2012. De coffeeshop in Etten-Leur ligt als het ware verscholen tussen rijtjeshuizen. De shop telde voor 1 mei 2012 veel lokale en regionale ‘vaste klanten’. Bij een meting in 2010 was circa driekwart van de coffeeshopklanten afkomstig uit Nederland. In 2012 wordt geschat dat het aantal Nederlandse bezoekers, na invoering van het B-criterium, met ruim 70% is afgenomen (Gemeente Breda, 2012). Er 12
is meer klandizie in 2013, maar respondenten durven zich niet aan schattingen te wagen. Er is over deze coffeeshop - op basis van het veldwerk voor de drugsmonitor - verder niet veel bekend geraakt bij ons. De coffeeshop stond nooit een interview toe. De meest betrokken gemeenteambtenaar richt zich op harddrugs. Vooral GHB wordt beschouwd als een groter lokaal probleem dan softdrugs. Dit laatste plaatst de coffeeshop(exploitant) beleidsmatig in de luwte. 2.2.3
Onzekerheden
Er zijn onzekerheden omtrent de toekomstige bedrijfsvoering van coffeeshops, onder meer vanwege lokale en nationale beleidsopties of –voornemens. Bijvoorbeeld omtrent het reguleren van de achterdeur en over het THC-gehalte. Als we de laatste hand leggen aan dit onderzoek (begin mei 2014) buigt de Raad van State zich nog over het I-criterium. De kans bestaat dat door regulering en THC-regels (maximaal 15% THC) de kwaliteit en diversiteit van het softdrugsaanbod van coffeeshops afneemt. Dat creëert kansen voor illegale handelaren die hun zaken op orde hebben, mogelijk omdat ze al leverden aan de achterdeur van een coffeeshop. Het is ook nog maar de vraag of gereguleerde teelt, mocht dat realiteit worden, kan voorzien in een goed en breed assortiment. Op de illegale markt zijn grosso modo de prijs, kwaliteit en betrouwbaarheid lager dan in de coffeeshops.5 Het lijkt er echter op dat een aantal illegale handelaren het ‘bedrijfsproces’ beter op orde aan het brengen is. Dit is waarschijnlijk niet alleen een reactie op het bestaande beleid of op de economische crisis, maar het lijkt ook te gaan om anticipatie op (mogelijk) nieuw beleid. Een andere onzekerheid voor coffeeshophouders bestaat uit de noodzaak om aan de achterdeur zaken te doen met drugscriminelen over de inkoop van softdrugs. Het gaat onder meer om zware en georganiseerde drugscriminelen. Dit is een bedrijfsvoering vol risico’s. Is het mogelijk voor een coffeeshophouder om, zonder negatieve repercussies, afscheid te nemen van een softdrugsleverancier, om te onderhandelen over de prijs of deels over te stappen naar concurrerende leveranciers? In de praktijk zou dit kunnen gaan om het verruilen van de ene gewelddadige ‘club’ voor de andere. Kunnen coffeeshophouders dit? En welke eigenschappen vergt dit van een coffeeshophouder om dit te kunnen doen? Zijn dit het soort eigenschappen dat de basis legt voor samenwerking met de gemeente? En zijn de coffeeshophouders helemaal de baas in hun zaak of wordt er invloed uitgeoefend door de criminelen aan de achterdeur? Of maakt de coffeeshophouder wellicht deel uit van een netwerk dat softdrugs teelt of geld wit wast? Coffeeshophouder is een beroep met onzekerheden. Coffeeshophouders kregen te maken met een opeenstapeling van beperkende maatregelen: veel sluitingen, het (alweer geschrapte) B-criterium en het I-criterium. Een categorie coffeeshops schikt zich, vaak met tegenzin, naar het beleid. Er zijn coffeeshops die (zeer) professioneel worden gerund, onder andere met aandacht voor sfeer, productkwaliteit en de openbare orde rondom de shop. Het valt te begrijpen als coffeeshophouders in ons onderzoeksgebied er op wijzen dat zij niet-ingezetenen moeten weren, terwijl andere coffeeshops elders in het land - ook in een grensstreek of in een stad met veel toeristen - dit niet hoeven te doen. Als het netwerk rondom een coffeeshop niet bereid is zich te schikken naar het gevoerde beleid, dan zijn er volgens respondenten verschillende gedragsreacties mogelijk, waaronder mogelijkerwijs strafbare feiten of overtredingen van gedoogcriteria. Respondenten vermoeden het profiteren van doorverkoop, parallelle illegale drugsverkoop op de illegale softdrugsmarkt in Nederland, drugshandel of -teelt in het buitenland, het aankopen van horeca of 5
Bij op winst gerichte doorverkoop van coffeeshop-softdrugs ligt de illegale prijs hoger dan in de coffeeshop.
13
onroerend goed met zwart (misdaad)geld en witwasserij. Respondenten zijn ook bezorgd als een coffeeshop een slechte bedrijfsvoering heeft en klaarblijkelijk klanten ‘laat lopen’. Dat roept namelijk vragen op over de motieven van een coffeeshopexploitant om actief te zijn op de gedoogde softdrugsmarkt.
2.3
Enquête onder coffeeshopbezoekers
We hebben enquêtes afgenomen van coffeeshopbezoekers in Tilburg, Etten-Leur, Terneuzen, Goes en Vlissingen. Daarbij waren we geïnteresseerd in de gedragingen en motieven van klanten die in 2013 de coffeeshops bezochten en ook al voor 1 mei 2012, maar die ten tijde van het B-criterium geen lid waren van een coffeeshop. Waarom zijn ze teruggekeerd en in welke mate, want kopen ze ook op de illegale markt? En zo ja, hoe vaak? In Tilburg leverde het geen problemen op om dergelijke coffeeshopklanten aan te treffen. In de vier andere coffeeshopgemeenten bleek dit lastig. Dit kwam soms mede door geringe klandizie (Terneuzen), maar ook door een hogere non-respons dan in Tilburg en doordat veel klanten die wij benaderden ook tijdens het B-criterium (wel eens) in de coffeeshop kochten. Het viel daarbij op dat een categorie klanten ongevraagd meldde destijds ook zonder lidmaatschap - of met een gemakkelijk verkregen lidmaatschap, bijvoorbeeld zonder GBA of ID te overhandigen - (weleens) softdrugs in de coffeeshop te kopen of daar omtrent niet geheel duidelijk waren. Het kostte zoveel moeite om minimaal 50 respondenten per coffeeshop te ondervragen dat we de ‘eis’ (coffeeshopklant voor 1 mei 2012, geen lid en klant tijdens het B-criterium en teruggekeerd na het schrappen van het Bcriterium) hebben laten varen bij de enquêtes in Etten-Leur, Terneuzen, Goes en Vlissingen. De resultaten van de enquête-cijfers dienen te worden gelezen als een indicatie van wat er speelt onder (al dan niet teruggekeerde) coffeeshopbezoekers. Het is nu eenmaal een enquête met een beperkte steekproef per coffeeshop. We presenteren in deze paragraaf belangrijke uitkomsten. 2.3.1
Tilburg: straatenquêtes bij vijf coffeeshops
Er zijn 397 enquêtes afgenomen onder bezoekers van vijf coffeeshops: Crackers, The Grass Company, Level, Maximillian en Ochtendgloren. Een aantal respondenten bleek wel een wietpas te hebben (8), kwam voor invoering van de wietpas niet in de coffeeshop (19 respondenten) of gaf geen antwoord op tenminste één van deze twee vragen (4 respondenten). Deze respondenten zijn niet meegenomen in de analyses die zijn gebaseerd op 366 respondenten. Het is interessant om te bezien waarom deze categorie nu naar de coffeeshop (terug)komt. Waarom naar een Tilburgse coffeeshop? De redenen die respondenten noemen om vandaag de dag softdrugs te kopen in een Tilburgse coffeeshop, wijken niet noemenswaardig af van de beweegredenen vóór 1 mei 2012. ‘Gewoonte’ (48,6%) en de kwaliteit van de softdrugs (48,6%) worden thans het meest genoemd. De sfeer in de coffeeshops is ook een belangrijke reden (voor ongeveer een kwart) voor respondenten om in 2013 softdrugs in deze shops te kopen. Het gedoogaspect was en is voor ongeveer een vijfde een motief om naar de coffeeshop te komen. Koopgedrag Een groot deel van de respondenten koopt verschillende keren per week softdrugs in een Tilburgse 14
coffeeshop. Vóór 1 mei 2012 deed 52,2% meer dan één keer per week een softdrugsaankoop in de coffeeshop. Vandaag de dag koopt nog steeds 47,8% van de respondenten meer dan eens per week softdrugs in een Tilburgse coffeeshop: 13,6% bijna dagelijks softdrugs en 34,2% enkele keren per week. Ongeveer zes op de tien ondervraagde coffeeshopbezoekers (59,2%) kochten vóór 1 mei 2012, per bezoek aan een Tilburgse coffeeshop, gemiddeld 1 gram softdrugs of minder (waaronder gedraaide joints). Dit is vandaag de dag vergelijkbaar: 62,9%. Aankoop van softdrugs op de illegale markt Respondenten is gevraagd of zij voor de invoering van de wietpas of vandaag de dag wel eens softdrugs buiten de coffeeshops om kochten of kopen: 33,6% deed dit vóór 1 mei 2012 en een vijfde (21,9%) vandaag de dag. Van de respondenten die vandaag de dag wel eens buiten de coffeeshop om zeggen softdrugs te kopen, doet ongeveer vier op de tien dit enkele keren per jaar (41,6%). Ruim tien procent (11,7%) doet dit eens per week en hetzelfde percentage zelfs vaker dan eens per week. De gemiddelde hoeveelheden softdrugs die per transactie op de illegale markt worden gekocht liggen hoger dan in coffeeshops: 45,5% koopt gemiddeld 5 gram of meer per illegale transactie. Waar(om) softdrugs kopen op de illegale markt? Een groot deel van de respondenten, die ook illegaal softdrugs koopt, noemt de (lagere) prijs van softdrugs als reden om op de illegale markt te kopen: 46,2% vóór 1 mei 2012 en vandaag de dag zelfs bijna zestig procent (60,8%). Op afstand volgen vandaag de dag: de goede bereikbaarheid of beschikbaarheid en het gemak van aan huis geleverde softdrugs (beide 12,7%). Meer dan de helft van de respondenten die anno 2013 wel eens softdrugs op de illegale markt kopen, doet dat via familie, vrienden of bekenden (54,4%). Daarnaast wordt gebruik gemaakt van thuisdealers (personen die vanuit de eigen woning softdrugs verkopen; 12,7%) en van zelftelers (11,4%). Verder zegt 8,9% te kopen bij straatdealers en 7,6% bij pizzadealers6 (waarbij mondeling of via telecommunicatie bestellingen worden geplaatst die vervolgens worden afgeleverd).
6
Dit is straattaal voor dealers die bestelde softdrugs bezorgen, bijvoorbeeld op een scooter.
15
2.3.2
Straatenquête in vier coffeeshopgemeenten
Koopgedrag in coffeeshops Algemeen We hebben in Terneuzen (36), Goes (131), Vlissingen (98) en Etten-Leur (50) in totaal 315 enquêtes afgenomen onder coffeeshopbezoekers. Het is voor ruim twee vijfde van de ondervraagde coffeeshopbezoekers (44%) gemakkelijk of gewoonte om een lokale coffeeshop te bezoeken. In alle vier de gemeenten staat dit argument voor coffeeshopbezoek in de top-3: op de eerste of tweede ‘plaats’. Die gewoonte is vaak mede gebaseerd op de kwaliteit van de softdrugs en op de sfeer, al bestaan er wat dit betreft lokale verschillen. In de vier gemeenten komt 49% enkele keren per week of dagelijks in de coffeeshop. Er wordt vaak (70%) 1 of 2 gram per bezoek aangeschaft. Terneuzen In Terneuzen valt op dat weinig van de in totaal 36 respondenten zich tevreden tonen over de sfeer in de shop. Slechts 8% kiest (in antwoord op de vraag: Wat zijn voor U belangrijke redenen om vandaag de dag softdrugs te kopen in de coffeeshop?) de antwoordoptie ‘vanwege de goede sfeer’ (die score ligt in de andere gemeenten veel hoger) en 0% kiest de optie ‘omdat de coffeeshop een fijne/nette gelegenheid is’. Er mag in Terneuzen 2 gram softdrugs per persoon per transactie (en per dag) worden gekocht. Het valt op dat bijna een derde (29,9%) van de respondenten - weliswaar van slechts dertig respondenten die antwoord gaven op deze vraag - zegt gemiddeld tenminste drie gram softdrugs per bezoek aan te schaffen. Vanwege de grens van 2 gram lijkt het voor de hand te liggen dat veel bezoekers frequent (frequenter dan in coffeeshopgemeenten met een ruimere grens) naar de coffeeshop komen. Toch ligt het percentage respondenten dat enkele keren per week of bijna dagelijks komt lager dan in andere gemeenten waar we coffeeshopbezoekers hebben ondervraagd. Goes In Goes zijn respondenten onder de coffeeshopbezoekers goed te spreken over de twee shops: voor 47% is de kwaliteit van de softdrugs een belangrijke reden om een shop te bezoeken en de sfeer is dit voor 31%. Precies 60% komt er minstens eens per week. De enquête levert wel een belangrijk aandachtspunt op. Er mag maximaal 3 gram softdrugs per persoon per transactie (per dag) worden gekocht in een Goese coffeeshop. Niet minder dan 32% van de respondenten zegt dat ze 4 gram softdrugs of meer heeft gekocht: 26% zegt 5 gram of meer te hebben gekocht. Vorig jaar viel ook al op dat 18,5% claimde 5 gram te hebben gekocht. Vlissingen In Vlissingen zijn de productkwaliteit (39%) en sfeer in de coffeeshops (25%) onder respondenten belangrijke motieven voor coffeeshopbezoek. Het valt op dat ‘goede locatie’ (24%) veel vaker wordt genoemd dan in de andere drie gemeenten. De ene coffeeshop ligt aan een plein bij een bushalte en de ander, sinds kort, in het uitgaansgebied. De shops worden hoogfrequent bezocht door respondenten: 68% meer dan één keer per week. 90% koopt 1 of 2 gram, met een bovengrens van 3 gram. 16
Etten-Leur Respondenten gaan vooral uit routine naar de coffeeshop (58%). Een laag percentage (22%) gaat naar de shop vanwege de kwaliteit. Tóch komt meer dan de helft (54%) er vaker dan eens per week. Ook meer dan de helft (52%) koopt per bezoek 1 gram softdrugs.
17
Tabel 2.1.: Straat-enquête: koopgedrag in coffeeshops voor 1 mei 2012 en anno 2013 [‘n’ slaat op aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord] Opties
Was U tijdens de wietpas ‘lid’ van tenminste één coffeeshop in.. Wat zijn voor U belangrijke redenen om vandaag de dag softdrugs te kopen in een coffeeshop in… Top 3 [tussen haakjes staan scores die in deze gemeente niet in de top-3 staan] ] N.B: Respondenten konden maximaal drie opties kiezen
Hoe vaak kocht U vóór 1 mei 2012 (vóór invoering van de wietpas) softdrugs in een coffeeshop in …?
Hoe vaak koopt U vandaag de dag softdrugs in coffeeshops X in…?
Hoeveel gram softdrugs kocht U vóór 1 mei 2012 (vóór invoering van de wietpas) gemiddeld per bezoek aan een coffeeshop in…?
Hoeveel gram softdrugs koopt U vandaag de dag gemiddeld per bezoek aan een coffeeshop in…?
Gewoonte / gemakkelijk
Terneuzen CS-bezoekers anno 2013 Ja,50% n =36 44% n=36
Vlissingen CS-bezoekers anno 2013 Ja, 67% n=95 31% n=98
Goes CS-bezoekers anno 2013 Ja, 48% n=130 48% n=131
Etten-Leur CS-bezoekers anno 2013 Ja, 58% n=50 58% n=50
Totaal CS-bezoekers ann0 2013 Ja, 56% n=311 44% n=315
Kwaliteit softdrugs
28%
39%
47%
[22%]
38%
Sfeer in coffeeshop
[8%]
25%
31%
22%
25%
Het is legaal / gedoogd
39%
[14%]
[23%]
30%
[23%]
Goede locatie
[8%]
[24%]
[13%]
[18%]
[17%]
Eens per maand of minder
19%
Enkele keren per maand
32%
6%
10%
11%
11%
Eens per week
36%
17%
33%
22%
26%
Enkele keren per week
0%
37%
23%
38%
27%
Bijna dagelijks
13%
31%
18%
20%
22%
Eens per maand of minder
29%
Enkele keren per maand
17%
8%
9%
10%
10%
Eens per week
31%
15%
33%
24%
26%
Enkele keren per week
14%
38%
27%
44%
32%
Bijna dagelijks
9%
1 gram
40%
2 gram
30%
40%
20%
21%
28%
3 gram
3%
1%
8%
23%
8%
4 gram
3%
3%
4%
4%
4%
5 gram
20%
4%
28%
11%
17%
>5 gram
3%
1 gram
52%
2 gram
40%
36%
26%
16%
29%
3 gram
3%
7%
8%
18%
9%
4 gram
3%
1%
6%
8%
5%
5 gram
3%
3%
23%
6%
12%
180%
3%
3%
0%
2%
>5 gram
n=31
n=35
9%
9%
n=94
n=98
30% n=30
50%
50%
19%
n=120
n=129
12% n=93
2% n=33
17%
37%
34%
12%
n=46
n=50
10% n=118
2% n=97
11%
40%
52%
16%
n = 291
n=312
17% n=47
0% n=130
13%
42%
n=288
2% n=50
44%
n = 310
Coffeeshopbezoekers op de illegale softdrugsmarkt Algemeen In deze sub-paragraaf hebben de percentages steeds enkel betrekking op coffeeshopbezoekers in Goes, Terneuzen, Etten-Leur en Vlissingen die vandaag de dag (ook) wel eens softdrugs kopen op de illegale markt. Het percentage ondervraagde coffeeshopbezoekers dat vandaag de dag ook wel eens illegaal softdrugs koopt verschilt per gemeente: 22% in Goes; 27% in Terneuzen; 22% in Etten-Leur en 40% in Vlissingen. Het gaat bij illegaal kopende respondenten om kleine aantallen, zeker in Terneuzen (9) en Etten-Leur (11). Dit geeft uiteraard geen representatief beeld. We hebben in de shops wel (door)gepraat met blowers, maar dat levert een kwalitatief beeld op en geen cijfers. In deze vier coffeeshopgemeenten ondervraagden we in totaal 84 respondenten: coffeeshopbezoekers die vandaag de dag ook softdrugs op de illegale markt kopen. In de vier gemeenten is de prijs overall het belangrijkste motief om illegaal softdrugs te kopen: 45%. De frequentie van aankoop ligt illegaal duidelijk lager dan in coffeeshops: 46% koopt in deze gemeenten eens per maand of minder illegaal softdrugs. De illegaal gekochte hoeveelheden liggen juist hoger: 46% koopt 5 gram of meer. Het valt op dat overall 30% ook vanwege de kwaliteit van de softdrugs illegaal koopt. Het gaat daarbij wel onder meer om doorverkoop van softdrugs die elders in een coffeeshop is gekocht of die (volgens enkele blowers die we spraken) bestemd zou zijn of kunnen zijn voor een coffeeshop, dus met ‘coffeeshopkwaliteit’. Illegale dealers komen vooral uit de sociale omgeving van de kopers: familie, vrienden of bekenden (51%). Het gaat daarbij waarschijnlijk vaak om zachte handel, dat wil zeggen zonder winst of met geringe winst. Veel respondenten hebben al jaren één of enkele vaste dealers, dus al voor 1 mei 2012: 50%. Terneuzen In Terneuzen kopen vijf van de negen respondenten vanwege de kwaliteit illegaal. Goes In Goes koopt 65% van de 26 respondenten vanwege de prijs illegaal. Bijna dertig procent (27%) ook vanwege de kwaliteit. In Goes valt op dat 70% vijf gram of meer koopt bij een illegale transactie. Bijna zestig procent (58%) koopt zelfs meer dan vijf gram. De illegale aankopen zijn vaak wel laagfrequent: 48% doet dit eens per maand of minder. Ruim een kwart (27%) van de illegaal kopende coffeeshopbezoekers zegt sinds 1 mei 2012 illegaal te kopen. In de drie andere gemeenten gaat het om 0% of 8% (Vlissingen). Vlissingen In Vlissingen wordt ‘prijs’ minder vaak (32% van 38 respondenten) genoemd dan in de andere drie gemeenten als motief om illegaal softdrugs te kopen. De goede bereikbaarheid of beschikbaarheid van illegale dealers wordt door bijna een kwart genoemd. Ongeveer een derde koopt illegaal één gram per transactie (30%) of juist meer dan vijf gram (30%). Etten-Leur We ondervraagden in Etten-Leur (slechts) elf illegaal kopende coffeeshopbezoekers. Kwaliteit is voor hen een belangrijke reden om illegaal te kopen (46%): vaak één gram (46%).
19
Tabel 2.2: Straatenquête: koopgedrag van coffeeshopbezoekers vandaag de dag op de illegale markt [‘n’ slaat op aantal respondenten dat de vraag heeft beantwoord]
Koopt U vandaag de dag wel eens softdrugs op de illegale markt? Wat zijn voor U belangrijke redenen om vandaag de dag softdrugs op de illegale markt te kopen? Exclusief ‘categorie anders’
Indien U vandaag de dag wel eens softdrugs buiten de coffeeshops om koopt, hoe vaak doet U dit?
Hoeveel gram softdrugs koopt U vandaag de dag gemiddeld per transactie buiten een coffeeshop om (op de illegale markt)?
Bij wie koopt U vandaag de dag softdrugs op de illegale markt?
Opties
Terneuzen CS-bezoekers anno 2013 Ja, 27%
Vlissingen CS-bezoekers anno 2013 Ja, 40%
Goes CS-bezoekers anno 2013 Ja, 22%
Etten-Leur CS-bezoekers anno 2013 Ja, 22%
Totaal CS-bezoekers anno 2013 Ja, 28%
Prijs
56%
32%
65%
36%
45%
Makkelijk, aan huis gebracht
0%
21%
19%
0%
15%
Goede bereik-/beschikbaarheid
22,2%
24%
12%
27%
20%
Hoeveelheid (>5 gram)
33%
13%
19%
18%
18%
Kwaliteit softdrugs
56%
21%
27%
46%
30%
Gewoonte
0%
5%
0%
9%
4%
Eens per maand of minder
33,3%
Enkele keren per maand
22%
21%
16%
10%
18%
Eens per week
33%
11%
20%
30%
18%
Enkele keren per week
11%
8%
12%
10%
10%
Bijna dagelijks
0%
11%
4%
10%
7%
1 gram
22%
2 gram
22%
22%
19%
9%
19%
3 gram
11%
3%
4%
18%
6%
4 gram
11%
8%
0%
0%
5%
5 gram
11%
8%
12%
9%
10%
>5 gram
22%
30%
58%
18%
36%
Familie/vrienden/bekenden
56%
Thuisdealer (dealers vanuit huis)
56%
29%
27%
18%
30%
Zelfteler (zelf telen en dealen)
44%
29%
35%
18%
31%
Straatdealer
11%
8%
27%
18%
15%
Pizzadealer (bestellen & bezorgen)
0%
13%
8%
0%
8%
n=9
n=9
n=9
n=9
n=9
50%
30%
53%
n=38
n=38
n=38
n=37
48%
8%
46%
46%
n=26
n=25
n=26
n=26
n=26
40%
46%
54%
54%
n=11
n=10
n=11
n=11
n=11
46%
24%
51%
Ik koop (jaren) bij dezelfde illegale dealer(s) als vóór 1 mei 2012 (vóór de wietpas)
33%
Ik heb geen vaste dealer, dit hangt af van…
56%
24%
23%
36%
29%
Ik koop illegaal softdrugs sinds 1 mei 2012 (start wietpas) en bij dezelfde dealer(s)
0%
8%
27%
0%
12%
20
57%
n=38
50%
n=84
n=82
n=84
n=84
n=84
2.4
Van coffeeshopbezoek naar politiecijfers
Dit hoofdstuk beschreef belangrijke patronen in het coffeeshopbezoek in Midden en West Brabant en Zeeland. Na een aanvankelijk forse omzetderving keren meer en meer Nederlandse klanten terug in de coffeeshop. De klandizie van coffeeshops ligt wel onder het niveau van voor 1 mei 2012. De in alle coffeeshopgemeenten bij elkaar opgeteld forse stroom buitenlandse coffeeshopklanten is weggevallen. Dit roept onder meer de vraag op of dit heeft geleid tot een afname van de (door de politie) geregistreerde drugsoverlast. We zetten in het volgende hoofdstuk op een rij hoe de ‘politiecijfers’ zich hebben ontwikkeld.
21
Hoofdstuk 3
In cijfers: politieregistraties 3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk presenteert en analyseert de door de politie (in BVH) geregistreerde drugsincidenten. In paragraaf 3.2 wordt omschreven wat we hier onder verstaan en met welke factoren rekening gehouden moet worden bij de interpretatie van deze politiecijfers. Die cijfers geven namelijk zeker geen ‘zuiver’ beeld van de feitelijke gang van zaken in het gebied op het (soft)drugsdossier. Paragraaf 3.3 en 3.4 laten zien hoe de geregistreerde drugsincidenten zich hebben ontwikkeld in respectievelijk Midden en West Brabant en Zeeland. Daarbij maken we onder meer een onderscheid tussen gemeenten met en zonder coffeeshop. In paragraaf 3.5 gaan we nader in op een belangrijke categorie registraties, namelijk ‘vervaardigen softdrugs’. Vooral in Midden en West Brabant nemen deze registraties namelijk fors toe.
3.2
Politiecijfers: een toelichting
Bij een analyse van de geregistreerde drugscriminaliteit en -overlast, zoals vastgelegd in politiesystemen, is een kritische blik nodig. Vergelijkingen in de tijd zijn een indicatie voor een feitelijk trend (een toename of een afname), maar er zijn (verstorende) factoren die aandacht verdienen. We staan stil bij vier vragen: a. Wat wordt geregistreerd? b. Hoe wordt geregistreerd? c. Is er onder-registratie? d. Hoe kunnen de cijfers worden geïnterpreteerd? Ad a.) Wat wordt geregistreerd? Registraties in het politiesysteem (BVH) geven een indicatie van de ontwikkelingen op het gebied van drugscriminaliteit en drugsgerelateerde overlast. Drugscriminaliteit betreft drugsbezit, drugshandel en/of het vervaardigen van drugs (softdrugs of harddrugs). Drugsgerelateerde overlast betreft overlast die op enigerlei wijze is te herleiden tot drugshandel. Ad b.) Hoe wordt geregistreerd? Uit een inhoudelijke analyse van de registraties in BVH (in het politiedistrict Tilburg)7 blijkt dat er ten minste twee problemen spelen:
7
Het gaat om ‘harde’ en ‘zachte’ feiten. Onder illegale handel worden bijvoorbeeld incidenten geregistreerd waarbij daadwerkelijk drugs zijn aangetroffen, maar ook incidenten waarbij
Ontleend aan een interne RIO rapportage ‘Analyse gevolgen invoering Wietpas District Tilburg, augustus 2012.
22
drugshandel (door derden) is geconstateerd of wordt vermoed (bewoners melden een ‘verdachte’ transactie). Er is een zekere willekeur of toeval in de mate waarin zaken worden geregistreerd in de ene of in de andere categorie. Een deel van de illegale drugshandel wordt bijvoorbeeld gemeld omdat een bewoner overlast ondervindt. Dergelijke meldingen in de politiesystemen worden soms als illegale handel en soms als drugsoverlast geregistreerd.8 Wat in het systeem wordt vastgelegd als drugsoverlast of drugshandel zou in weer andere gevallen in feite kunnen gaan om jeugdoverlast. Al komt het omgekeerde evengoed voor: achter een melding jeugdoverlast kan in werkelijkheid drugsgebruik of drugshandel schuilgaan.
Vanwege deze registratieproblemen kijken we in eerste instantie naar de geregistreerde drugsincidenten als ‘containerbegrip’. Het gaat dan om alle registraties in het politiesysteem die drugsgerelateerd zijn. Daarbinnen kan vervolgens een onderscheid gemaakt worden tussen registraties van drugscriminaliteit en drugsoverlast. Drugscriminaliteit kan weer nader worden toegespitst op verschillende categorieën (zie onder a.). Ad c.) Is er onder-registratie? Registraties in het politiesysteem (BVH) geven een globale indicatie van de ontwikkelingen ten aanzien van drugscriminaliteit of drugsoverlast, omdat er - zeker als het gaat om drugscriminaliteit sprake is van een onder-registratie. Drugshandel en drugsteelt zijn aangifteloze of slachtofferloze delicten die in de regel zo goed mogelijk worden afgeschermd. Bij een illegale drugsdeal hebben verkoper en koper een gedeeld belang om dit buiten het blikveld van politie of burgers te doen. Dit betekent dat veel drugshandel en drugsteelt niet worden geregistreerd. Deze ‘onder-registratie’ is overigens een structureel verschijnsel. Het doet zich met andere woorden nu voor, maar ook in voorgaande jaren. Dat staat vergelijkingen in de tijd niet noodzakelijkerwijs in de weg. Ad d.) Hoe kunnen de cijfers worden geïnterpreteerd? Als we kijken naar het absolute aantal geregistreerde drugsincidenten, dan gaat het om niet om grote of (op onderdelen) om kleine aantallen. Het gaat in Tilburg in 2013 (mei tot en met december) bijvoorbeeld gemiddeld om ruim honderd (113) incidenten op maandbasis, in een stad met bijna 210.000 inwoners. Wat drugsoverlast betreft komt de gemiddelde maand-registratie in die periode in Tilburg uit op 24. Dat is bescheiden. De aantallen liggen nog beduidend lager in Zeeuwse (coffeeshop)gemeenten. Dergelijke kleine aantallen betekenen dat ‘toevallige’ omstandigheden of gebeurtenissen al snel van invloed zijn op de cijfers. Bijvoorbeeld een melder die tien keer belt vanwege drugsoverlast. Ook een politiecontrole bij een dance-event, waarbij twintig jongeren voor drugsbezit worden aangehouden, tekent zich af in de maandelijkse cijfers. Een aangescherpte registraties van (meldingen van) hennepplantages en een intensievere aanpak van hennepplantages levert ook vertekening op. Meer registraties vanwege hennepplantages lijkt ‘slecht’, maar als dit komt door een
8
. In de genoemde interne rapportage van het RIO is dit nader geanalyseerd. Daarbij is over een periode van drie maanden
in 2011 en eenzelfde periode in 2012 (drie maanden na invoering van de Wietpas) gekeken hoeveel incidenten zowel illegale drugshandel als drugsoverlast (kunnen) zijn. Tussen de 15 en 20% van de illegale handel had ‘voor hetzelfde geld’ onder de noemer ‘drugsoverlast ‘ kunnen worden geregistreerd.
23
aangescherpte aanpak - van een al lang bestaand probleem – zegt het vooral iets over de ‘output’ van de politie. Er zijn dus tijdelijke of toevallige factoren, die van invloed zijn op registraties van drugsincidenten. We moeten voorzichtig zijn om op basis van dergelijke cijfers – zeker ook bij vergelijkingen in de tijd - al te snel de conclusie te trekken over effecten van het nieuwe drugsbeleid. Er is namelijk een aantal belangrijke verstorende factoren:
Na 1 mei 2012 zijn (politie)mensen extra alert op softdrugsverkoop op de illegale markt en op allerhande vormen van drugsoverlast. Dit was vooral zo in de eerste maanden na de beleidswijzigingen, maar het is nog wel een factor, al verschilt dit per locatie en dossier. Op dit moment worden er bijvoorbeeld met name in Brabant extra beleidsinspanningen gericht op de aanpak van hennepplantages. Dit leidt tot meer registraties inzake hennepteelt.
Tegelijkertijd blijkt het politieoptreden aan scherpte te kunnen verliezen, onder meer omdat de overlast na de beleidswijziging meeviel of inmiddels is afgenomen. Maar ook omdat andere zaken (bijvoorbeeld woninginbraak, straatroof en overvallen) meer prioriteit krijgen. Dit leidt in de eerste plaats tot minder registraties vanwege politieoptreden in de drugsscene, zoals een aanhouding. Maar als het afgezwakte politieoptreden leidt tot meer drugsoverlast of -criminaliteit, dan kan dat voor burgers en ondernemers een aanleiding zijn om meer te melden. Zo’n situatie troffen we bijvoorbeeld aan rondom de coffeeshops in Goes en Vlissingen.
Politiefunctionarissen treden niet alleen op tegen drugsoverlast en drugshandel, maar spreken op hotspots met burgers. Ze moedigen burgers aan om drugsoverlast en/of drugshandel te melden, omdat dit gericht politieoptreden mogelijk maakt.
Een deel van de coffeeshopexploitanten hoopt dat (het beeld van) een toename van drugsoverlast leidt tot het loslaten van het I-criterium. Dat kan van invloed zijn op hun medewerking aan het terugdringen van dergelijke overlast rondom hun coffeeshop en het kan leiden tot een hoge bereidheid van coffeeshops om drugsincidenten te (laten) melden. In de maanden na mei 2012 hadden we duidelijke aanwijzingen voor het ophogen van de meldingen door coffeeshops. We komen in 2013 wat dit betreft niet verder dan vermoedens.
Kleine verschuivingen van de illegale markt confronteert (delen van) straten met drugsproblemen die daar eerder minder mee te maken hadden. Dat motiveert burgers om drugsproblemen bij gemeente of politie te melden en zo de gemeente en politie te motiveren om op te treden. Dit gebeurde in 2012 onder meer in Breda (bij verplaatsing van de directe omgeving van coffeeshops naar de Boschstraat) en in 2013 in Vlissingen bij de verhuizing over korte afstand van een coffeeshop.
De handhaving en de behoefte van daders om criminele praktijken af te schermen leiden tot professionalisering van de illegale softdrugsmarkt. Die markt verdwijnt daarmee deels uit beeld. De werkwijzen van illegale handelaren verminderen de zichtbaarheid en pakkans: thuisbezorgen, bestellen via internet en gebruik van niet op de persoon herleidbare mobiele prepaid telefoons of gebruik van wisselende kentekens. Koeriers worden veelal op pad gestuurd met “gebruikershoeveelheden”. 24
Het is relevant om te kijken naar de trends van de geregistreerde drugsincidenten, maar daarbij is behoedzaamheid bij de interpretatie noodzakelijk.
3.3
Geregistreerde drugsincidenten: Midden en West Brabant
3.3.1
Regionaal gezien
Het is, met inachtneming van verstorende factoren, interessant om te bezien of de geregistreerde drugsincidenten sinds 1 mei 2012 zijn toe- of afgenomen. De politiek-maatschappelijke discussie spitst zich daarbij toe op de vraag of de beleidswijzigingen hebben geresulteerd in een toename van de geregistreerde illegale handel of drugsoverlast. We gaan eerst in op (de voormalige politieregio) Midden en West Brabant en daarna op Zeeland (3.4). In Midden en West Brabant zagen we - een jaar geleden - dat het aantal geregistreerde drugsincidenten in de periode van mei tot en met december 2012 met 48% was toegenomen ten opzichte van dezelfde periode in de drie voorgaande jaren. In 2013 ligt het aantal geregistreerde drugsincidenten in de periode van mei tot en met december 14% lager dan in 2012. Vooral de geregistreerde drugsoverlast is afgenomen: met 31%. Het ‘oude niveau’, dus van voor 1 mei 2012, wordt (nog) niet gehaald. Zie tabel 3.1. Uit grafiek 3.1 blijkt dat de drugsregistraties (b)lijken toe te groeien naar dit oude niveau. Als we de geregistreerde drugsincidenten relateren aan de bevolkingsdichtheid (uitgaande van 1.054.000 inwoners in 2007), dan gaat het in de periode van mei tot met december in 2013 om 376 geregistreerde drugsincidenten per 100.000 inwoners. In 2012 kwam wat dit betreft de teller uit op 440. Tabel 3.1
Aantal geregistreerde drugsincidenten in Midden en West Brabant, in absolute aantallen (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Afname %
Toename %
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
2012
2009 t/m 2011
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
Gemiddeld
december
december
Drugsincidenten
3.121
4.619
3.965
-14 %
+27%
Drugscriminaliteit
2.191
3.213
2.992
-7 %
+37%
Overlast i.v.m. drugs
930
1.406
973
-31 %
+5%
25
Grafiek 3.1
Geregistreerde drugsincidenten in Midden en West Brabant over meerdere jaren, in de periode mei t/m december. (bron: politieregistratiesysteem BVH)
9
Midden en West Brabant 800 700 600 500 400 300 200 100 0 mei
juni
juli
augustus september
Drugsgerelateerde incidenten 2009-2011
oktober
november december
Drugsgerelateerde incidenten 2012
Drugsgerelateerde incidenten 2013
3.3.2
De trend sinds 1 mei 2012: daling na een piek
Sinds 1 mei 2012 laten de geregistreerde drugsincidenten in Midden en West Brabant eerst een forse stijging (‘piek’) zien, waarna in 2102 een dalende lijn wordt ingezet, die zich voortzet in 2013. Het blijft wel boven het niveau van de periode voor 1 mei 2012. Deze trend valt op hoofdlijnen als volgt te verklaren:
9
Midden en West Brabant is een grensregio. Met name Tilburg en Breda - met samen 19 coffeeshops - waren tot 1 mei 2012 voor buitenlandse drugstoeristen aantrekkelijk. Mede vanwege de optie om grotere hoeveelheden softdrugs in te kopen door verschillende coffeeshops te bezoeken. Deze twee coffeeshopgemeenten hadden tot en met april 2012 te maken met de grootste stroom buitenlandse softdrugsklanten in de regio. Het viel te verwachten dat deze stroom buitenlandse drugstoeristen niet in één klap zou verdwijnen. Tegelijkertijd was duidelijk dat niet alle coffeeshopbezoekers onder ingezetenen lid zouden worden bij een coffeeshop. Het resultaat was een stroom van voormalige klanten richting coffeeshops die er niet meer terechtkonden. Dit gaf overlast en illegale handel die veel belangstelling kreeg van media en burgers. De politie zette voor toezicht en handhaving ook
De blauwe lijn geeft het gemiddelde aan voor de jaren 2009 tot en met 2011.
26
meer personeel in. Deze gang van zaken leidde tot meer meldingen van drugsoverlast en illegale handel in Tilburg en Breda.10
Vanaf augustus 2012 wordt zichtbaar dat het aantal buitenlandse klanten afneemt. Dit gaat zelfs beduidend sneller dan in de scenario’s die de politie van tevoren had opgesteld. Dit komt mede doordat het overgrote deel van de buitenlandse drugstoeristen terugkeert naar de eigen illegale thuismarkt. Dit past in een al langer bestaande trend, namelijk de verplaatsing van de (Nederlandse) illegale softdrugsproductie en -handel naar Frankrijk en met name België. Dit gaat gepaard met een groei van thuismarkten in Belgische en Franse gemeenten en steden, zoals Lille en Antwerpen (zie ook hoofdstuk 4).
Na de zomermaanden van 2012 schrijven langzaamaan meer blowers zich in als lid van een coffeeshop in Midden en West Brabant. De terugkeer naar de coffeeshop van lokale blowers wordt versneld als het B-criterium eind november 2012 komt te vervallen. Dit reduceert de (overlast van) de lokale illegale softdrugsmarkten.
De illegale drugsmarkt professionaliseert en wordt dynamischer. Deze markt verdwijnt grotendeels van de straat. De werkwijzen van illegale handelaren verminderen de zichtbaarheid en pakkans: thuisbezorgen, bestellen via internet en gebruik van niet op de persoon herleidbare mobiele prepaid telefoons, en gebruik van wisselende kentekens. Dit lijkt een structurele ontwikkeling.
Grafiek 3.2
Geregistreerde drugsincidenten in de voormalige politieregio Midden en West Brabant vanaf mei 2012. (bron: politieregistratiesysteem BVH) Drugsincidenten Totaal Midden West Brabant 800
700
Aantal incidenten
600
500
400
300
200
100
0
Drugsincidenten Totaal
mei- jun12 12
jul12
aug- sep- okt- nov- dec- jan12 12 12 12 12 13
feb13
mrt13
apr- mei- jun13 13 13
jul13
aug- sep- okt- nov- dec13 13 13 13 13
mei- jun12 12
jul12
aug- sep- okt- nov- dec- jan12 12 12 12 12 13
feb13
mrt13
apr- mei- jun13 13 13
jul13
aug- sep- okt- nov- dec13 13 13 13 13
576
584
757
452
511
523
556
589
570
613
616
515
388
437
504
560
499
502
415
340
Maanden
10
. Tilburg en Breda zijn in 2012 en 2013 samen goed voor 44 à 45 % van alle drugsincidenten in Midden en
West Brabant. In Tilburg schommelt het aantal drugsincidenten al jaren rond de 950. In 2012 en ook 2013 is dat toegenomen tot bijna 1.400. In Breda schommelt het aantal drugsincidenten al jaren rond de 820. In 2012 en 2013 is dat gestegen naar bijna 1.300.
27
3.3.3
Brabantse coffeeshopgemeenten11
In drie Brabantse coffeeshopgemeenten (Breda, Tilburg en Etten-Leur) is de trend in overeenstemming met het algemene patroon in Midden en West Brabant. Het aantal geregistreerde drugsincidenten daalt, voor de periode van mei tot en met december, in 2013 ten opzichte van 2012. Maar de registraties liggen boven het gemiddelde niveau in de jaren 2009 tot en met 2011. Zie de onderstaande tabellen voor de precieze scores. In Waalwijk (met twee coffeeshops) treffen we een afwijkend patroon aan. Het aantal geregistreerde drugsincidenten stijgt in de periode van mei tot met december in 2013 namelijk, wederom, met 22%. Vooral de drugscriminaliteit stijgt. De gemeente Waalwijk heeft niet meegewerkt aan de drugsmonitor, omdat ze deelneemt aan een studie van het WODC. We beschikken daarom niet over verklaringen voor deze blijvende lokale toename van de geregistreerde drugsincidenten. Tabel 3.2
Drugsgerelateerde incidenten in Breda (Midden en West Brabant). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Afname %
Toename %
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
Gemiddeld
december
december
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
564
1.049
825
-21%
+46%
Drugscriminaliteit
436
704
609
-14 %
+40%
Overlast i.v.m. drugs
129
345
216
-37%
+67%
Tabel 3.3
Drugsgerelateerde incidenten in Tilburg (Midden en West Brabant). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Toename %
Toename %
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
Gemiddeld
december
december
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
611
1.121
910
-19%
+49%
Drugscriminaliteit
435
777
716
-8%
+65%
Overlast i.v.m. drugs
176
344
194
-44%
+10%
11
Het gaat om coffeeshopgemeenten in Midden en West Brabant, dus niet alle coffeeshopgemeenten in de provincie Brabant.
28
Tabel 3.4
Drugsgerelateerde incidenten in Etten-Leur (Midden en West Brabant). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
Gemiddeld
december
december
Afname % of absoluut
12
Toe-/afname % of absoluut
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
85
133
113
-15%
+33%
Drugscriminaliteit
55
82
69
-16 %
+25%
Overlast i.v.m. drugs
31
51
44
[-7]
[-13]
Tabel 3.5
Drugsgerelateerde incidenten in Waalwijk (Midden en West Brabant). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Toe-/afname %
Toename % of
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
of absoluut13
absoluut
Gemiddeld
december
december
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
96
119
145
+22%
+51%
Drugscriminaliteit
80
107
124
+16%
+55%
Overlast i.v.m. drugs
16
12
21
[-9]
[+5]
3.3.4
Gemeenten met en zonder coffeeshop
De onderstaande tabel (3.6) laat zien hoe de geregistreerde drugsincidenten zich ontwikkelen in gemeenten in Midden en West Brabant mét of zónder coffeeshop. In de vier coffeeshopgemeenten dalen de geregistreerde drugsincidenten (van mei tot en met december) in 2013 ten opzichte van 2012 met bijna een vijfde (18%). Dit komt vooral doordat het intensieve politietoezicht uit 2012 is verminderd, waardoor de ‘output’ van de politie (ook in de vorm van registraties) is afgenomen. Die vermindering heeft een positieve oorzaak: het overgrote deel van de buitenlandse softdrugsklanten blijft weg uit de coffeeshopgemeenten, hetgeen een gunstig effect heeft op de overlast en leidt tot een kleiner werkaanbod op straat dan (waar) in 2012 (rekening mee werd gehouden). Toch ligt het aantal geregistreerde drugsincidenten in de vier coffeeshopgemeenten in 2013 (mei tot en met december) nog altijd duidelijk hoger dan gemiddeld in de jaren 2009 tot en met 2011. In gemeenten zonder coffeeshop is de ontwikkeling vlakker: een minder grote stijging van de geregistreerde drugsincidenten (2012 ten opzichte van 2009 tot en met 2011) en een lagere afname 12
Vanwege de lage absolute aantallen vermelden we ten aanzien van de geregistreerde drugsoverlast geen percentages. 13 Vanwege de lage absolute aantallen vermelden we ten aanzien van de geregistreerde drugsoverlast geen percentages.
29
in het jaar daarna. Als we kijken naar de absolute omvang van het aantal geregistreerde drugsincidenten in niet – coffeeshopgemeenten is nuancering op zijn plaats. In Midden en West Brabant gaat het in deze gemeenten in 2013 gemiddeld om minder dan zes geregistreerde drugsincidenten per dag: in 22 gemeenten, met samen in het totaal bijna 600.000 inwoners. Een ruime meerderheid van de drugsincidenten (circa 1.350 in 2013) wordt geregistreerd in Roosendaal of Bergen op Zoom (met samen 144.000 inwoners). In de overige gemeenten gaat het om zeer kleine aantallen. Ten aanzien van die (kleinere) gemeenten dient wel te worden bedacht dat op ‘het platteland’ de politiesterkte (of politiedichtheid) laag is, waardoor de onder-registratie hoger uit zou kunnen pakken.
Tabel 3.6
Aantal drugsgerelateerde incidenten in gemeenten met coffeeshops versus gemeenten zonder coffeeshops in Midden en West Brabant. In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
Mei t/m december
2013
Mei t/m
Mei t/m
december
december
Afname %
Toename %
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten Coffeeshopgemeenten
1.355
2.421
1.993
-18 %
+47%
Niet coffeeshopgemeenten
1.766
2.196
1.972
-10 %
+12%
3.4
Geregistreerde drugsincidenten: Zeeland
3.4.1
Regionaal gezien
In Zeeland treffen we een andere situatie aan dan in Midden en West Brabant. In 2012 steeg het aantal geregistreerde drugsincidenten in de periode van mei tot en met december namelijk veel minder dan in Midden en West Brabant, namelijk met 10%. De overall cijfers met betrekking tot geregistreerde drugsincidenten lijken over deze periode in 2013 sterk op die in 2012. Zie de onderstaande tabel (3.7). Het valt wel op dat de geregistreerde drugsoverlast stijgt in 2013: met 30% ten opzichte van de jaren 2009 tot en met 2011. Als we ook voor Zeeland de geregistreerde drugsincidenten relateren aan de bevolkingsdichtheid (uitgaande van 381.077 inwoners in 2013), dan gaat het in de periode van mei tot met december in zowel 2012 als 2013 om ongeveer 330 geregistreerde drugsincidenten per 100.000 inwoners.
30
Tabel 3.7
Aantal drugsincidenten in de regio Zeeland, in absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
Gemiddeld
december
december
1.139
1.249
Drugsgerelateerde incidenten
Toe- / afname %
Toe / -afname %
2013
2013 t.o.v.
t.o.v. 2012
2009 t/m 2011
1.257
Gelijk
+10%
Drugscriminaliteit
734
753
729
-3%
Gelijk
Overlast i.v.m. drugs
405
496
528
7%
+30%
Op maandbasis is het beeld in Zeeland grillig in 2012 en 2013: grilliger dan in Midden en West Brabant. Er zijn meer registraties in de zomermaanden en (in 2013) in oktober. Het gaat op maandbasis om relatief kleine absolute aantallen, waardoor ‘toevallige’ of periodieke gebeurtenissen het beeld sterk kunnen beïnvloeden. In interviews wordt voor Goes en Vlissingen gewezen op de komst van reguliere toeristen, die niet meer toegelaten mogen worden tot coffeeshops, maar die er nog wel naartoe komen omdat ze niets zouden weten van het geldende I-criterium of dit niet zouden begrijpen. Dit geeft overlast en straathandel. Grafiek 3.3
Geregistreerde drugsincidenten in Zeeland over meerdere jaren, in de periode van mei t/m december (bron: politieregistratiesysteem BVH).
14
Zeeland 250 200 150 100 50 0 mei
juni
juli
augustus september
Drugsgerelateerde incidenten 2009-2011
oktober
Drugsgerelateerde incidenten 2012
Drugsgerelateerde incidenten 2013
14
november december
De blauwe lijn geeft het gemiddelde aan voor de jaren 2009 tot en met 2011.
31
3.4.2
De trend sinds 1 mei 2012: tamelijk stabiel
Sinds 1 mei 2012 laten de geregistreerde drugsincidenten in Zeeland een vlakker en stabieler beeld zien dan in Midden en West Brabant. Een uitzondering is de geregistreerde drugsoverlast in Vlissingen en Goes, want dat stijgt (zie 3.4.3). De stabiele trend in Zeeland valt op hoofdlijnen te verklaren uit factoren die leiden tot meer of minder registraties, maar die elkaar in evenwicht blijken te houden:
Er was in Zeeland al voor de invoering van het nieuwe softdrugsbeleid op 1 mei 2012 een forse daling van de stroom buitenlandse softdrugstoeristen gerealiseerd door de sluiting van megacoffeeshop Checkpoint in juni 2008 en door project Houdgreep.
De drie Zeeuwse coffeeshopgemeenten hadden tot en met april 2012 te maken met een beduidend kleinere stroom buitenlandse coffeeshopklanten dan Midden en West Brabant. Deze stroom buitenlandse drugsklanten viel niet in één klap weg, maar het werd wel snel minder. Dit verminderde de overlast. Tegenover deze vooruitgang stond en staat een toename van drugsoverlast vanwege illegale handel met niet-ingezetenen (vooral rondom de coffeeshops), waaronder reguliere toeristen. In Goes en Vlissingen is de geregistreerde drugsoverlast gestegen. Zie 3.4.3 voor verklaringen daarvoor. Regionaal blijft de trend vlak.
De illegale drugsmarkt professionaliseert en wordt dynamischer. Deze markt verdwijnt grotendeels van de straat. De werkwijzen van illegale handelaren verminderen de zichtbaarheid en pakkans. In Zeeland wordt de pakkans ook verkleind doordat het politietoezicht op de illegale drugsmarkten op een laag peil ligt. Dit is een rem op registraties van drugsincidenten.
32
Grafiek 3.4
Geregistreerde drugsincidenten in de voormalige politieregio Zeeland vanaf mei 2012. (bron: politieregistratiesysteem BVH)
Drugsincidenten Totaal Zeland 250
200
aantal
150
100
50
0
Drugsincidenten Totaal
mei12
jun12
jul12
aug- sep12 12
okt12
nov- dec12 12
jan13
feb13
mrt13
apr13
mei13
jun13
mei12 192
jun12
jul12
aug- sep12 12
okt12
nov- dec12 12
jan13
feb13
mrt13
apr13
mei13
134
149
201
166
138
113
116
121
145
135
172
97
jul13
aug- sep13 13
okt13
nov- dec13 13
jun13
jul13
aug- sep13 13
okt13
nov- dec13 13
166
170
190
207
137
158
94
Maanden
3.4.3
Zeeuwse coffeeshopgemeenten
Sinds de invoering van het nieuwe softdrugsbeleid laten de geregistreerde drugsincidenten een vlakke ontwikkeling zien in heel Zeeland. Op dat niveau verandert er niet zoveel wat de politiecijfers betreft. In de drie Zeeuwse coffeeshopgemeenten treffen we een wisselend beeld aan. In Goes liggen de registraties in 2013 (mei tot en met december) wat betreft drugscriminaliteit enigszins onder het niveau van vóór 1 mei 2012. De geregistreerde drugsoverlast is in die periode echter duidelijk toegenomen. Zie tabel 3.8. In Terneuzen liggen de geregistreerde drugsincidenten in 2013 (mei tot en met december) onder het niveau van vóór 1 mei 2012. Vooral de geregistreerde drugsoverlast is afgenomen. Zie tabel 3.9. In Vlissingen laten de geregistreerde drugscriminaliteit én overlast een ongunstige trend zien bij een vergelijking van de periode mei tot en met december tussen 2013 en het gemiddelde in de jaren van 2009 tot en met 2011. Vooral de registraties van drugsoverlast zijn duidelijk gestegen, want dit is meer dan verdubbeld: van 64 naar 137. Zie tabel 3.10.
33
Tabel 3.8
Drugsgerelateerde incidenten in Goes (Zeeland). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Toename % of
Toe-/afname
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
absoluut
% of absoluut
Gemiddeld
december
december
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
129
145
169
+16%
+31%
Drugscriminaliteit
103
89
95
+7%
-8%
Overlast i.v.m. drugs
26
56
74
[+18]
[+48]
Tabel 3.9
Drugsgerelateerde incidenten in Terneuzen (Zeeland). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Afname %
Afname %
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
Gemiddeld
december
december
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
409
411
282
-31%
-31%
Drugscriminaliteit
167
190
142
-25%
-15%
Overlast i.v.m. drugs
242
221
140
-37%
-41%
Tabel 3.10
Drugsgerelateerde incidenten in Vlissingen (Zeeland). In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011
2012
2013
Toe-/afname %
Toename %
Mei t/m december
Mei t/m
Mei t/m
2013 t.o.v.
2013 t.o.v.
Gemiddeld
december
december
2012
2009 t/m 2011
Drugsgerelateerde incidenten
170
243
273
+12%
+61%
Drugscriminaliteit
107
169
136
-20%
+27%
Overlast i.v.m. drugs
64
74
137
+85%
+114%
Het gaat in de Zeeuwse coffeeshopgemeenten om kleine aantallen. Dan maken bijvoorbeeld één of enkele notoire klagers die actief worden of juist stoppen (vanwege een verhuizing of meldingsmoeheid) veel verschil. Dat laat onverlet dat we bij het veldwerk (zie ook hoofdstuk 4) zijn gestuit op mogelijke verklaringen voor toename van alleen (Goes) of vooral (Vlissingen) de geregistreerde drugsoverlast:
34
De politie trad in Goes en Vlissingen in 2013 lange tijd niet of nauwelijks op tegen de illegale straathandel rondom de vier coffeeshops. Dit kwam onder meer doordat onduidelijk was wie bij de basispolitie hier nu precies verantwoordelijk voor was en/of doordat het hierbij ging om laag geplaatste agenten met weinig organisatorische mogelijkheden om invloed uit te oefenen op prioritering of capaciteitsverdeling. De prioriteit ging uit naar andere terreinen, zoals inbraak.
Mede door het lage niveau van handhaving ontdekten een klein aantal dealers en runners een illegale drugsmarkt met een lage of tijdelijk afwezige pakkans. De vraagkant van de markt bestaat onder meer uit reguliere toeristen (m.n. Duitsers) en uit andere personen die tijdelijk in deze gemeenten verblijven. Het raakte bij lokaal bekende softdrugsklanten, die niet voldoen aan het I-criterium, bekend dat ze desgewenst ook rondom de coffeeshops softdrugs inkopen kunnen doen. Dit was voor dealers in 2013 een reden om actief te blijven en voor een categorie klanten om te blijven komen.
In het najaar van 2013 trad de politie (o.a. acties van het zogenoemde BASTA-team) weer strenger op vanwege signalen over de toegenomen straathandel. Dit resulteerde onder meer in gebiedsverboden, maar ook in registraties van drugsincidenten.
Verschillende dealers zijn bekend, onder meer bij politie en gemeente, en zijn of waren opgenomen in trajecten, zoals opvang, begeleid wonen, sociale werkvoorziening of een uitkering. Dit soort relaties (afhankelijkheden en sociaal) wordt niet benut om deze personen - die profiteren van publieke voorzieningen én stelselmatig strafbare feiten plegen - met succes te disciplineren. En om hen dus te laten stoppen met drugscriminaliteit.
In Vlissingen wordt, niet ver van een coffeeshop, vanuit een ontmoetingscentrum op betekenisvolle schaal gedeald door personen van Marokkaanse komaf: “het pand wordt ook gebruikt als dealadres door de jongeren. Een aantal jongeren runt van daaruit zijn dealactiviteiten per mobiele telefoon” (respondent, gemeente). Dit centrum haalt deels dealers en runners van de straat: ze hangen vaker binnen rond en minder op straat. Daar staat tegenover dat het centrum straathandel in drugs faciliteert en daarmee een voedingsbodem is van problemen in het publieke domein.
De coffeeshops in Vlissingen liggen op locaties met veel sociaal verkeer, waardoor eventueel drugsverkeer snel in het oog springt en kan worden ervaren als drugsoverlast: “zowel coffeeshop Aarden als Purple zijn gevestigd op zichtlocaties. Aarden zit nu aan het Bellamypark, waar iedereen voorbij komt in het uitgaansgebied. Purple zit vlakbij een groot busstation, waar ook heel veel bewegingen zijn en wat voor iedereen zeer zichtbaar is” (respondent, gemeente). Hier staat tegenover dat illegale handel rondom een coffeeshop en coffeeshopbezoek ook juist minder op kunnen vallen te midden van (druk) sociaal verkeer.
In Vlissingen wordt een ‘goede locatie’ (24%) relatief vaak genoemd als motief om softdrugs in een coffeeshop te kopen. Het gaat gepaard met hoogfrequent bezoek (68% tenminste één keer per week); 90% koopt 1 of 2 gram. Dit gaat op piekmomenten gepaard met het af- en aanlopen van klanten. Dit zorgt voor een druk straatbeeld.
35
In Vlissingen is coffeeshop Aarden in augustus 2013 verhuisd: van de Kerkstraat naar het Bellamypark. Dit heeft geleid tot verontwaardiging bij een aantal omwonenden. Bewoners zijn een bezwaarschriftprocedure begonnen. Direct omwonenden letten scherp op de overlast van deze coffeeshop of op illegale softdrugshandel en zijn gemotiveerd om te melden, zeker bij overlast of handel die voorheen niet bestond. Dat kan leiden tot extra registraties inzake drugsoverlast of drugscriminaliteit. De coffeeshop heeft een portier aangesteld om te waken over een ordelijke gang van zaken rond de coffeeshop. Dit ging gepaard met microverplaatsing naar enkele straten verder op. Dit motiveert (ook weer) de bewoners van deze straten om te melden. Het professionele toezicht van coffeeshop Aarden heeft overigens wel een gunstig effect op de mate van overlast van de coffeeshop.
Er bestaan vermoedens dat een coffeeshop doorverkoop (van softdrugs die in een coffeeshop is gekocht) op de illegale markt rondom de coffeeshop stimuleert. Dit zou onder meer betekenen dat bepaalde personen per dag verschillende drugsaankopen doen per dag bij een coffeeshop.
Respondenten spreken over verwarring onder (Duitse) toeristen omtrent de toegankelijkheid van coffeeshops, in casu in Goes en Vlissingen. In delen van Nederland (waaronder delen van de grensstreek) mogen niet-ingezetenen wel de coffeeshop in en in Zeeland niet. Door deze verwarring zouden onwetende toeristen naar coffeeshops in Goes en Vlissingen komen en daar overlast veroorzaken. Als die verwarring inderdaad (nog) bestaat, dan komt dit mede door het ontbreken van een duidelijke communicatie(campagne) door de Zeeuwse gemeenten om aan te geven dat buitelanders de coffeeshop niet meer in mogen. Dergelijke campagnes zijn wel opgezet en uitgevoerd in onder meer Bergen op Zoom en Roosendaal.
3.4.4
Gemeenten met en zonder coffeeshop
De onderstaande tabel laat zien hoe de geregistreerde drugsincidenten zich ontwikkelen in Zeeuwse gemeenten mét of zónder coffeeshop. In de drie coffeeshopgemeenten dalen de geregistreerde drugsincidenten (van mei tot en met december) in 2013 ten opzichte van 2012 met bijna tien procent (9%). Dit komt mede door het wegvallen van buitenlandse coffeeshopklanten uit deze gemeenten. In Zeeuwse gemeenten zonder coffeeshop is de ontwikkeling niet gunstig: een stijging van de geregistreerde drugsincidenten in 2013 (mei tot en met december): ten opzichte van 2012 (18%) en in vergelijking met de gemiddelde scores in de jaren 2009 tot en met 2011. Het gaat in absolute zin ‘slechts’ om een toename van ongeveer tachtig (2012) of ongeveer honderd (2009 tot en met 2011) geregistreerde drugsincidenten. Het gaat om 1 à 2 geregistreerde drugsincidenten per dag in tien Zeeuwse gemeenten zonder coffeeshops, met in het totaal samen bijna 250.000 inwoners. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat op ‘het platteland’ de politiesterkte (of politiedichtheid) laag is, waardoor de onder-registratie hoger uit zou kunnen pakken.
36
Tabel 3.11
Aantal drugsgerelateerde incidenten in gemeenten met coffeeshops versus gemeenten zonder coffeeshops. In de regio Zeeland. In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011 Mei t/m december
2012
2013
Toe- of
Toename %
Mei t/m
Mei t/m
afname %
2013 t.o.v.
december
december
2013 t.o.v.
2009 t/m 2011
2012 Drugsgerelateerde incidenten Coffeeshopgemeenten
709
799
724
-9 %
+2%
Niet coffeeshopgemeenten
431
450
533
18 %
+24%
3.5
Vervaardigen softdrugs
De ontwikkeling van de geregistreerde drugscriminaliteit is relatief ongunstig in Midden en West Brabant: ongunstiger dan van de geregistreerde drugsoverlast in dit gebied en ongunstiger dan in Zeeland. De ongunstige ontwikkeling van de geregistreerde drugscriminaliteit in Midden en West Brabant komt in belangrijke mate door de cijfermatige trend bij het ‘vervaardigen van softdrugs’. Zie tabel 3.12. De hoge score in Midden en West Brabant hangt - los van schommelingen in één of enkele jaren samen met het forse aantal criminele groeperingen dat deze regio van oudsher kent. Die richten zich - meer of minder georganiseerd – onder meer op de productie en handel in drugs. Die criminele structuren en netwerken wortelen deels in de provinciale en regionale historie, maar ook in de criminele gelegenheidsstructuren van vandaag de dag (Beke e.a., 2011). Er wordt de laatste jaren veel aandacht besteed aan het opsporen en ontmantelen van hennepplantages en, meer algemeen, aan de aanpak van criminele groeperingen. Denk hierbij aan de oprichting van de Taskforce, speciale hennepteams, maar ook initiatieven als Courage en het Joint Hit Team. 15 In de periode van mei tot en met december 2013 vallen in Midden en West Brabant ruim twaalfhonderd (1.259) registraties te noteren inzake vervaardigen softdrugs. Dat is meer dan 30% van het totaal aantal geregistreerde drugsincidenten in die periode. Het is ook maar liefst driekwart (74%) meer dan in de drie jaren voor invoering van het nieuwe softdrugsbeleid in mei 2012. Als we de registraties inzake ‘vervaardigen softdrugs’ achterwege laten, dan ligt het aantal geregistreerde drugsincidenten bijna op het niveau van voor de beleidswijziging, de toename komt dan namelijk ‘slechts’ uit op 13%. Zie de onderstaande tabel.
15
. Inmiddels overgegaan in een zogenaamd districtelijk Interventieteam (DIT) dat de aanpak van drugsoverlast en –
criminaliteit nog steeds als een van de belangrijkste speerpunten heeft.
37
Tabel 3.12
Aantal drugsgerelateerde incidenten en daarbinnen vervaardigen softdrugs in Midden en West Brabant. In absolute aantallen en percentages. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011 Mei t/m december
2012 Mei t/m december
2013 Mei t/m december
Toename % 2013 t.o.v. 2012
Toename % 2013 t.o.v. 2009 t/m 2011
3.123
4.619
3.965
48 %
27 %
725
1.079
1.259
49 %
74 %
2.398
3.540
2.706
48 %
13 %
Drugsgerelateerde incidenten Waarvan ‘vervaardigen soft drugs’ Drugsgerelateerde incidenten (exclusief vervaardigen softdrugs)
De stijging van het aantal registraties inzake vervaardigen softdrugs in Midden en West Brabant komt ook tot uitdrukking in de scores op maandbasis, met bijna een verdubbeling van gemiddeld ongeveer 80 maandelijkse registraties (mei 2011 tot en met april 2012) naar 150 (mei 2012 tot en met december 2013). Tabel 3.13
Registraties m.b.t. vervaardigen softdrugs Midden en West Brabant. In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) Mei 2011 t/m April 2012 (vóór invoering nieuw softdrugsbeleid)
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
Jan.
Febr.
Mrt.
April
69
70
71
82
102
99
86
59
77
94
85
92
Gemiddeld 82 Mei 2012 t/m December 2013 (na invoering nieuw softdrugsbeleid) Mei 66
Juni 113
Juli 112
Aug. 156
Sept. 163
Okt. 162
Juli
Aug.
Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
180
170
155
178
131
111
Nov. 166
Dec. 141
Gemiddeld 150
38
Jan. 170
Febr. 162
Mrt. 143
April 183
Mei 161
Juni 173
In Zeeland is de trend stabieler. Het aantal geregistreerde drugsincidenten komt in 2013 (mei tot en met december) 10% hoger uit dan in dezelfde periode voor 1 mei 2012. Als we het vervaardigen van softdrugs buiten beschouwing laten, dan komt de stijging uit op 7%. Zie de onderstaande tabel. De meer stabiele trend komt ook tot uitdrukking in de maandelijkse Zeeuwse registraties vanwege vervaardigen softdrugs, met een lichte stijging van gemiddeld 34 hennepplantages naar 38. Zie tabel 3.14.
Tabel 3.14
Aantal drugsgerelateerde incidenten en daarbinnen vervaardigen softdrugs in Zeeland. In absolute aantallen. (bron: politieregistratiesysteem BVH) 2009 t/m 2011 Mei t/m december
2012 Mei t/m december
2013 Mei t/m december
Toename % 2013 t.o.v. 2012
Toename % 2013 t.o.v. 2009 t/m 2011
1.139
1.249
1.257
10 %
10 %
258
293
317
14 %
23 %
881
956
940
9%
7%
Drugsgerelateerde incidenten Waarvan ‘vervaardigen soft drugs’ Drugsgerelateerde incidenten (exclusief vervaardigen softdrugs)
Tabel 3.15
Registraties m.b.t. vervaardigen soft drug Zeeland. In absolute aantallen> (bron: politieregistratiesysteem BVH) Mei 2011 t/m April 2012 (vóór invoering nieuw softdrugsbeleid)
Mei
Juni
36
31
Juli 37
Aug.
Sept.
42
42
Okt.
Nov.
Dec.
Jan.
45
25
20
37
Febr.
Mrt.
April
36
34
26
Gemiddeld 34 Mei 2012 t/m December 2013 (na invoering nieuw softdrugsbeleid) Mei 24
Juni 29
Juli 28
Aug. 57
Sept. 54
Okt. 50
Juli
Aug.
Sept.
Okt.
Nov.
Dec.
62
42
49
30
23
44
Nov. 34
Dec. 17
Gemiddeld 38
39
Jan. 41
Febr. 26
Mrt. 36
April 40
Mei 29
Juni 38
Vervaardigen softdrugs: beeldbepalende registraties in Midden en West Brabant We constateren dat de trend van geregistreerde drugsincidenten in Zeeland stabiel is. De toename in Midden en West Brabant komt voor een groot deel op conto van de fors toegenomen registraties vanwege het vervaardigen van softdrugs. Er zijn voor die toename drie belangrijke mogelijke verklaringen voor deze forse stijging: a. De activiteiten van hennepteams b. Aangescherpte registraties inzake vervaardigen softdrugs c. Een feitelijke toename van het aantal hennepplantages Ad a.) De activiteiten van hennepteams De stijging van de registraties inzake ‘vervaardigen softdrugs’ zou samen kunnen hangen met de oprichting van zogenoemde hennepteams in de politiedistricten Baronie, Markiezaten en Hart van Brabant in Midden en West Brabant per september 2012):. In Zeeland maakt de aanpak van hennepkwekerijen deel uit van het reguliere werkproces. De aanpak van hennepcriminaliteit krijgt prioriteit in Brabant. De aanleiding bestaat uit een reeks ernstige delicten die verband hielden met hennepteelt, zoals bedreigingen en liquidaties, en uit beschikbare criminele informatie. Hennepteams krijgen de opdracht om hennepkwekerijen op te rollen en om strafrechtelijk (voor)onderzoek te verrichten naar criminele samenwerkingsverbanden die op dit gebied actief zijn. Er wordt per district gewerkt met enkele vaste politiefunctionarissen. Daarnaast leveren de basisteams elk een aantal zogenoemde taak-accenthouders: operationele politiemensen die op gezette tijden deelnemen aan acties en aan de afhandeling van zaken. Vaak vormen MMA meldingen van hennepplantages de aanleiding om verdachte locaties nader onder de loep te nemen. We zien het aantal meldingen in de loop der jaren toenemen van ruim 700 naar bijna 900. 16 Interessant is dat in het politiedistrict Hart van Brabant politie en het Openbaar Ministerie een nieuwe werkwijze hebben ontwikkeld bij de aanpak van hennepkwekerijen. De klassieke werkwijze is dat bij een (MMA) melding verdachte locaties worden gecheckt, bijvoorbeeld met een warmtecamera of door een andere meting. Dat kost tijd. In overleg met het OM wordt in deze nieuwe aanpak gewerkt met een zogenoemd ‘verdenkingsmodel’. Dat houdt in dat bij iedere melding door analisten relevante informatie over een adres wordt verzameld. Als de verzamelde feiten en omstandigheden aanleiding geven tot actie, dan wordt op gezag van de officier een machtiging binnentreden afgegeven. Zo wordt de doorlooptijd (van melding tot binnentreden), naar schatting, met minstens een maand verkort. Er wordt, daarnaast, een lijst gemaakt van de adressen waarbij zo’n versnelde binnentreding niet mogelijk is. Deze adressen worden bezocht door de politie. Daarbij wordt medegedeeld dat er vermoedens bestaan omtrent een hennepkwekerij in de woning of in het pand. Er wordt toestemming tot binnentreden gevraagd. Er wordt uitgelegd wat de consequenties van het bezoek kunnen zijn en wat de juridische status is.
16
. Het gaat om 733 meldingen in 2011, 730 in 2012 en 870 in 2013. De schatting is dat in 2014 bijna 900 meldingen zullen worden geregistreerd.
40
De inspanningen van de hennepteams vertalen zich niet direct in een stijging van het aantal opgerolde hennepplantages. Dat heeft te maken met de gekozen strategie. Was voorheen bij het ruimen van hennepplantages het credo ‘weg is weg’; vanaf de inzet van de districtelijke hennepteams is consequent gewerkt met het oogmerk om meer informatie te vergaren over facillitators (hokkenbouwers, leveranciers stekken en witwassers) en over de kopstukken van criminele groepen. Ook wordt geprobeerd zo veel mogelijk te ontnemen: geld en (on)roerende goederen. Daartoe wordt meer sporenonderzoek verricht en worden verdachten in verzekering gesteld. Het is de bedoeling om zo de hennepteelt effectiever aan te pakken: via informatie en analyse deze omvangrijke en invloedrijke (onder meer wat de criminele geldstroom betreft) vorm van georganiseerde misdaad verstoren. Op jaarbasis worden in de voormalige politieregio Midden en West Brabant in 2012 701 en in 2013 601 hennepkwekerijen ontruimd. 17 In Zeeland gaat op jaarbasis om ruim 100 hennepplantages: 118 in 2012 en 115 in 2013.18 Daarnaast staan de hennepteams bij het opsporen en ontmantelen van hennepplantages garant voor een grondigere voorbereiding en trachten ze zo doelmatiger en doeltreffender te werken. Ze streven naar meer ‘hits’ (verhouding tussen bezochte adressen en adressen waar een hennepkwekerij wordt aangetroffen) én – zoals gezegd - naar meer informatie die relevant is voor opsporing van achterliggende (criminele) netwerken. Het is met andere woorden de bedoeling de informatiepositie aanzienlijk te verbeteren. De ervaringen die het hennepteam tot dusver heeft opgedaan, wijzen op de volgende (mogelijke) trends: Er treden veranderingen op in het type locaties waar hennep wordt gekweekt. Naast woningen komen (vaker) verschillende bedrijventerreinen in beeld. De gedetailleerdheid van meldingen (via MMA) zijn een goede indicatie voor de betrouwbaarheid. Hoe gedetailleerder een melding, des te groter de kans dat er daadwerkelijk een hennepkwekerij wordt aangetroffen. Of er georganiseerde criminaliteit schuilt achter hennepkwekerijen valt vaak (mede) af te leiden uit de professionaliteit, onder meer van de apparatuur in de kweekruimte19 of van het onderhoud. Er worden vaker hennepkwekerijen aangetroffen waar ook synthetische drugs (of de grondstoffen daarvan) aanwezig zijn. Bij de acties stuit men op indicaties omtrent het hoge geweldsniveau van de georganiseerde hennepteelt. Er worden soms wapens aangetroffen. Wapenbezit is een reactie op risico’s vanwege onder meer gewelddadige ripdeals of overvallen. Ad b.) Aangescherpte registraties inzake vervaardigen softdrugs Gerichte politie-inspanningen leiden tot registraties inzake ‘vervaardigen softdrugs’. Dit komt door 17
Bij deze cijfers zijn inbegrepen de ontruimingen die geïnitieerd zijn vanuit Noodhulp en Toezicht en Handhaving (heterdaad/ad hoc ontruimen). 18 . Sinds 2012 wordt dit echter pas systematisch vastgelegd, waardoor we geen goede vergelijkingen kunnen treffen met de jaren daarvoor. 19
Naast de traditionele apparatuur (afzuiger, koolstoffilters) wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van klimaatregelaars.
41
feitelijke ruimingen, maar ook door een aangescherpte controle van drugsregistraties in BVH op mogelijke indicaties voor een hennepkwekerij. Als een mogelijke hennepkwekerij werd geregistreerd als ‘drugsoverlast’ (E38) of als ‘afhandeling overige meldingen’(E40), dan werd dit zo veel mogelijk gecorrigeerd en vermeld als ‘vervaardigen softdrugs’ (code F45). Er was daartoe door het DRIO een richtlijn (procesbeschrijving) ingevoerd per 1 maart 2013, die mede de toename onder de noemer van code F45 (vervaardigen softdrugs) verklaart. Op 1 april 2014 is die richtlijn ingetrokken, omdat het afweek van de landelijke registratiewijze. Ad c.) Een feitelijke toename van het aantal hennepplantages Een feitelijke toename van het aantal hennepplantages in Midden en West Brabant is uiteraard ook een optie. Het is de vraag of een toename van het vervaardigen van softdrugs in Midden en West Brabant een effect zou kunnen zijn van het softdrugsbeleid per 1 mei 2012. Er zouden meer zelftelers kunnen zijn gekomen of meer personen die telen voor de illegale markt. Hier staat tegenover dat meer en meer Nederlandse softdrugsklanten terugkeren naar de coffeeshops en dat doorverkoop (van softdrugs uit coffeeshops) een belangrijke vorm van illegale handel is. We kunnen een beleidseffect niet uitsluiten als gedeeltelijke verklaring voor de toegenomen registraties in Midden en West Brabant, maar ook niet aantonen. Te meer omdat veel grote Brabantse spelers op de markt van softdrugsproductie hun criminele activiteiten juist naar het buitenland lijken te verplaatsen (zie hoofdstuk 5). Sommige respondenten denken wel dat de illegale thuisteelt in bepaalde kringen recent is toegenomen. Dit wordt echter minstens zozeer in verband gebracht met de kredietcrisis en met (al langer bestaande) criminele kansen als met het softdrugsbeleid.
3.6
Van cijfers naar het verhaal achter de cijfers
In dit hoofdstuk hebben we de politieregistraties met betrekking drugsincidenten op een rij gezet. In het volgende hoofdstuk koppelen we daar straatkennis aan die we hebben verzameld in de vijf gemeenten waar we intensief veldwerk hebben verricht: Tilburg, Etten-Leur, Goes, Vlissingen en Terneuzen. Het betreft straatenquêtes rondom coffeeshops (hoofdstuk 4) en informatie over de illegale softdrugshandel (hoofdstuk 5).
42
4.
Rondom coffeeshops: straatenquête
4.1
Inleiding
We hebben bewoners en ondernemers in de directe omgeving van zes Tilburgse coffeeshops (Afrika, Crackers/Pasja20, Maximillian, De Muze en Toermalijn) en van alle coffeeshops in Etten-Leur (1 coffeeshop), Vlissingen (2 coffeeshops), Goes (2 coffeeshops) en Terneuzen (1 coffeeshop) ondervraagd. Er zijn in totaal 565 enquêtes afgenomen, die als volgt zijn verdeeld over de coffeeshopgemeenten: 261 in Tilburg, 49 in Etten-Leur, 99 in Vlissingen, 104 in Goes en 52 in Terneuzen. Dit is per coffeeshop een tamelijk laag aantal, maar we hebben bij de selectie van respondenten vastgehouden aan het criterium dat ze (tijdens hun dagelijkse doen en laten) een goed zicht dienen te hebben op de directe omgeving van de coffeeshop. Een beperkt aantal adressen voldoet aan dit criterium. Dat neemt niet weg dat zo’n beperkte steekproef, naast andere bronnen, louter een indicatie geeft over de gang van zaken. Rondom coffeeshop Aarden in Vlissingen hebben we een enigszins afwijkende vragenlijst gehanteerd. Deze coffeeshop is in 2013, eind augustus, namelijk verhuisd: van de Kerkstraat naar het Bellamypark. We namen de enquêtes hier af in februari 2014.21 We presenteren in deze paragraaf belangrijke uitkomsten. 4.2
Een overzicht
Bijna driekwart (72,3%) van de in 2013 ondervraagde bewoners en ondernemers in de directe omgeving van twaalf coffeeshops in vijf coffeeshopgemeenten waar we enquêteerden, ervaren zelden of nooit overlast van een coffeeshop. 10% ervaart dit (zeer) vaak en 16,1% soms. Deze uitkomsten zijn ongunstiger dan in 2012: zie tabel 4.1. De toename van deze ervaren overlast komt mede doordat de klantenstroom naar de coffeeshops sinds het schrappen van het B-criterium (december 2012) is gegroeid. De toegenomen mate waarin de respondenten overlast ervaren van een coffeeshop komt niet door een toename van de door hen waargenomen of vermoedde illegale softdrugshandel in de directe omgeving van coffeeshops. In 2013 ziet of vermoedt namelijk 17,2% dit (zeer) vaak en 17,8% soms. In 2012 kwam de teller wat dit betreft uit op: 23,8% (zeer) vaak en 15% soms. Zie tabel 4.2.
20
Coffeeshop Crackers en Pasja zijn zeer dicht naast elkaar gelegen aan de Bredaseweg. Hierdoor kon bij het enquêteren geen goede scheidslijn worden gemaakt tussen de omgeving van de afzonderlijke coffeeshops. Er zijn in totaal 50 bewoners en/of ondernemers bevraagd in de directe omgeving van deze twee coffeeshops. 21 We spreken steeds over afgenomen enquêtes in 2013, maar voor deze shop gaat het strikt genomen om begin 2014. We vermelden dat echter niet steeds. Bij alle andere coffeeshops zijn de enquêtes in 2013 afgenomen.
43
Tabel 4.1: Ervaren overlast van coffeeshop in de omgeving van zes Tilburgse coffeeshops en in de omgeving van de zes coffeeshops in Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen in 2012 en 2013. Ervaren overlast van coffeeshop? Meting 2013
N= 560
Meting 2012
10% (zeer) vaak 16,1% soms 72,3% zelden tot nooit
N=572
3,1% (zeer) vaak 6,6% soms 87,8% zelden tot nooit
Tabel 4.2: Waargenomen illegale handel in de omgeving van zes Tilburgse coffeeshops en in de omgeving van de zes coffeeshops in Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen in 2012 en 2013 Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Meting 2013
N= 561
Meting 2012
17,2 % (zeer) vaak 17,8 % soms 55,6 % zelden tot nooit
4.3
N=572
23,8% (zeer) vaak 15% soms 55,2% zelden tot nooit
Terneuzen
Overlast van de coffeeshop Iets meer dan driekwart van de ondervraagden (76,9%) ervaart zelden of nooit overlast van coffeeshop Miami: bijna twintig procent (19,2%) soms en vier procent (3,8%) vaak. Een ruime meerderheid vindt dat de overlast sinds het afschaffen van de wietpas (met december 2012 als ijkpunt) gelijk is gebleven (44,9%) of is (zeer) afgenomen (30,6%). Het valt op dat, ondanks deze op zich gunstige score bij de meting in 2013, vaker melding wordt gemaakt van overlast dan bij die in 2012 (na de beleidswijziging op 1 mei 2012). In 2013 ondervindt namelijk bijna twintig procent ‘soms’ overlast en in 2012 niemand. In 2013 heeft driekwart (76,9%) van de respondenten zelden of nooit overlast van de coffeeshop, terwijl dit in 2012 nog 98,1% was. Zie tabel 4.3. Geïnterviewde respondenten hebben niet het idee dat de overlast van de coffeeshops is toegenomen in 2013 en zijn stellig in hun oordeel dat de coffeeshop weinig aanloop kent en dat de straathandel in andere delen van de gemeente is geconcentreerd. Tabel 4.3: Ervaren overlast van coffeeshop Miami in Terneuzen in 2012 en 2013 Ervaren overlast van coffeeshop? Meting 2013 Miami
N= 52
Meting 2012
3,8% vaak 19,2% soms 76,9% zelden tot nooit
1,9% (zeer) vaak 0% soms 98,1% zelden tot nooit
44
N= 55
Buitenlandse softdrugstoeristen Ongeveer zestig procent (61,5%) heeft rondom de coffeeshop zelden of nooit overlast van buitenlandse softdrugstoeristen. Ongeveer een derde (32,7%) heeft hier soms last van en bijna vier procent (3,8%) vaak. Er zijn weinig respondenten van de straatenquête die vinden dat het aantal buitenlandse softdrugstoeristen sinds december 2012 (na afschaffing van de wietpas) is toegenomen: 5,8%. Illegale handel Een zeer ruime minderheid van de respondenten (46,2%) ziet in 2013 zelden of nooit rondom coffeeshop Miami gedragingen die wijzen op illegale softdrugshandel. In 2012 was dit 57,4%. Ongeveer een derde (34,6%) ziet dit soms en 15,4% (zeer) vaak. Het percentage dat (zeer) vaak illegale softdrugshandel denkt waar te nemen is afgenomen ten opzichte van 2012, want toen was dit 33,3%. Zie tabel 4.4. Bij de straatenquête in 2013 zijn de meningen verdeeld over de vraag of de illegale softdrugshandel rondom coffeeshop Miami sinds december 2012 is toe- of afgenomen. Iets meer respondenten houdt het op een afname (20,4%) dan op een toename (18,4%). Bijna veertig procent denkt dat het gelijk is gebleven (38,8%).
Tabel 4.4: Waargenomen illegale handel bij coffeeshop Miami in 2012 en 2013 Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Meting 2013 Miami
4.4
N= 52
Meting 2012
15,4% (zeer) vaak 34,6% soms 46,2% zelden tot nooit
N= 55
33,3% (zeer) vaak 5,6% soms 57,4% zelden tot nooit
Goes
Overlast van de coffeeshops In Goes ervaart ongeveer zeventig procent (70,9)% van de in 2013 ondervraagde personen, die wonen of werken in de directe omgeving van een Goese coffeeshop, zelden of nooit overlast van de desbetreffende shop. Een vijfde (21,4%) heeft hier soms last van en vijf procent (4,9%) zeer vaak. Een grote categorie respondenten denkt dat deze overlast sinds de afschaffing van de wietpas (december 2012) gelijk is gebleven (39,6%) of weet dit niet (24,8%). Net geen twaalf procent (11,9%) denkt dat dit bij de twee Goese coffeeshops is toegenomen. In de onderstaande tabel staan de ‘overlastscores’ ook per coffeeshop, voor de meting in 2012 en 2013. Maar liefst 0% van de ondervraagden ervaart in 2013 overlast rondom coffeeshop Aarden en een kleine categorie (8%) in de directe omgeving van High Life.
45
Tabel 4.5: Ervaren overlast van de twee Goese coffeeshop in 2012 en 2013 Ervaren overlast van de coffeeshops? Meting 2013
Meting 2012
Aarden & High Life
4,9% (zeer) vaak 21,4% soms 70,9% zelden tot nooit
N=103
1% (zeer) vaak 10,1% soms 86,9% zelden tot nooit
N=99
Aarden
0% (zeer) vaak 15,4% soms 84,6% zelden tot nooit
N= 39
0% (zeer) vaak 8,3% soms 91,7% zelden tot nooit
N= 48
High Life
7,9% (zeer) vaak 25% soms 62,6% zelden tot nooit
N= 64
2% (zeer) vaak 10,2% soms 85,7% zelden tot nooit
N= 49
Buitenlandse softdrugstoeristen Een meerderheid van de Goese respondenten (54,8%) heeft vandaag de dag zelden of nooit overlast van buitenlandse softdrugstoeristen. Bijna een kwart weet dit niet (23,1%) en 6,7% heeft hier vaak overlast van. Er bestaan verschillen tussen de twee coffeeshops. Rondom coffeeshop Aarden heeft driekwart (74,4%) zelden of nooit overlast van softdrugstoeristen en 7,7% vaak. Bij High Life ondervindt 43,1% zelden of nooit dergelijke overlast en een derde (36,9%) weet dit niet. 6,2% zegt vaak overlast te hebben van softdrugstoeristen. Een per coffeeshops wisselende categorie respondenten denkt dat het aantal buitenlandse softdrugstoeristen sinds december 2012 is toegenomen: 13,6% bij de twee shops in Goes; 23,1% bij coffeeshop Aarden (46,1% denkt dat is gelijk gebleven of is afgenomen; 30,8% weet dit niet); 7,8% bij coffeeshop High Life (40,6% denkt dat is gelijk gebleven of is afgenomen; maar liefst 51,6% weet dit niet). Illegale handel Ongeveer de helft van de respondenten (48,1%) ziet in 2013 zelden of nooit rondom een coffeeshop in Goes gedragingen die wijzen op illegale softdrugshandel. Bijna een vijfde (17,6%) weet dit niet, iets meer (21,6%) ziet dit soms en 12,8% (zeer) vaak. Rondom coffeeshop Aarden neemt iets meer dan de helft (55,3%) nooit illegale softdrugshandel waar en 10,6% juist (zeer) vaak. In de directe omgeving van coffeeshop High Life is het beeld wat ongunstiger: 43,8% kiest de categorieën zelden of nooit en 14,1 vaak of zeer vaak. Onze vraag of de illegale softdrugshandel rondom de twee Goese coffeeshops is toe- of afgenomen sinds afschaffing van de wietpas, vindt een grote categorie respondenten moeilijk te beantwoorden: bijna de helft (48,9%) kiest namelijk voor de antwoordcategorie ‘weet niet’. Twintig procent denkt het gelijk is gebleven (20,7%) of (zeer) is toegenomen (20,6%). Rondom coffeeshop Aarden vallen 46
deze scores als volgt uit: 43,2% weet niet; 27% gelijk gebleven; en 21,6% (zeer) toegenomen. En rondom High Life: 52,7% weet niet; 16,4% gelijk gebleven; en 20% (zeer) toegenomen. Rondom Aarden zien in 2013 minder respondenten dan in 2012 (55,3% versus 66,7%) zelden of nooit illegale softdrugshandel. Het aantal respondenten dat soms of (zeer) vaak dergelijke handel waarneemt blijft echter bijna gelijk. Het valt op dat de uitkomsten van de meting met betrekking tot illegale handel in 2013 rondom High Life gunstiger zijn dan die in 2012. Immers, in 2012 ziet een derde (34%) vaak of zeer vaak illegale handel rondom High Life en in 2013 is dat gedaald naar veertien procent (14,1%). Interviewrespondenten spreken over een forse toename van de (overlast van) illegale softdrugshandel in 2013, in de directe omgeving van deze shop. Sterker, de illegale handel met toeristen in de omgeving van coffeeshops zou zoveel overlast veroorzaken dat het politieke draagvlak in de gemeenteraad voor het I-criterium wankelt of ontbreekt. De straatenquête laat een gunstiger beeld zien.
Tabel 4.6: Waargenomen illegale handel bij de twee Goese coffeeshops in 2012 en 2013 Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Meting 2013
Meting 2012
Aarden & High Life
12,8% (zeer) vaak 21,6% soms 48,1% zelden tot nooit
N=102
22,2% (zeer) vaak 19,2% soms 55,6% zelden tot nooit
N=99
Aarden
10,6% (zeer) vaak 23,7% soms 55,3% zelden tot nooit
N=38
10,5% (zeer) vaak 18,8% soms 66,7% zelden tot nooit
N= 48
High Life
14,1% (zeer) vaak 20,3% soms 43,8% zelden tot nooit
N=64
34% (zeer) vaak 20,0% soms 44% zelden tot nooit
N= 50
4.5
Vlissingen
Overlast van de coffeeshops In Vlissingen ervaart ongeveer twee derde (63,7)% van de ondervraagde personen, die wonen of werken in de directe omgeving van een coffeeshop, zelden tot nooit overlast rondom één van de twee coffeeshops. Een zesde (15,2%) heeft hier soms last van. Een vijfde (19,2%) geeft aan (zeer) vaak overlast te ervaren. Een groot deel van de respondenten denkt dat deze overlast sinds de afschaffing van de wietpas (december 2012) gelijk is gebleven (38%) of weet dit niet (34,3%). Vijftien procent (15,2%) denkt dat dit bij de twee coffeeshops in Vlissingen is toegenomen. In de onderstaande tabel staan (ook) de ‘overlastscores’ per coffeeshop, voor de meting in 2012 en 2013. Ongeveer een vijfde (22%) van de ondervraagde bewoners en ondernemers in de directe 47
omgeving van coffeeshop Purple heeft (zeer) vaak overlast van deze shop. Ten opzichte van 2012 is dit een grotere categorie, want toen gaf slechts 4% aan (zeer) vaak overlast te ervaren. Coffeeshop Aarden is in de periode tussen de twee metingen verhuisd van de Kerkstraat naar het Bellemaypark. Op de nieuwe locatie geeft een grotere categorie (16,3%) aan vaak of zeer vaak overlast te hebben dan bij de meting in 2012 op de oude locatie. Dit kan samenhangen met het veranderde objectieve en subjectieve straatbeeld voor een categorie bewoners en ondernemers die voorheen niet te maken had een coffeeshop in de directe woon- en werkomgeving. Daarnaast speelt een generieke factor een rol, namelijk de grotere Nederlandse coffeeshopklandizie in 2013 in vergelijking met onze meting in 2012, ten tijde van het B-criterium. Tabel 4.7: Ervaren overlast van de twee Vlissingse coffeeshop in 2012 en 2013 Ervaren overlast van de coffeeshops? Meting 2013
Meting 2012
Aarden & Purple
19,2% (zeer) vaak 15,2% soms 63,7% zelden tot nooit
N= 99
5,1% (zeer) vaak 7,1% soms 84,8% zelden tot nooit
N= 99
Aarden
Aarden locatie Bellemaypark 16,3% (zeer) vaak 8,2% soms 75,5% zelden tot nooit
N= 49
Aarden locatie Kerkstraat 6,3% (zeer) vaak 8,3% soms 81,3% zelden tot nooit
N= 48
Purple
22% (zeer) vaak 22% soms 52% zelden tot nooit
N= 50
4% (zeer) vaak 6% soms 90% zelden tot nooit
N= 50
Buitenlandse toeristen Bijna driekwart van de respondenten in Vlissingen (73,7%) heeft vandaag de dag zelden of nooit overlast van buitenlandse softdrugstoeristen. Een kleine categorie geeft aan dit niet te weten (12,1%) en 5,1% heeft hier vaak overlast van. Rondom coffeeshop Aarden heeft ruim twee derde (69,4%) zelden of nooit overlast van softdrugstoeristen en 6,1% vaak. Bij coffeeshop Purple heeft een klein aantal respondenten in 2013 overlast van buitenlandse softdrugstoeristen: 4%. Ruim driekwart (78%) heeft hier zelden of nooit last van. Dit is een gunstige score: in vergelijking met de overlastscore (22% heeft vaak of zeer vaak overlast van deze coffeeshop) en zeker in vergelijking met de hoge frequentie van de illegale handel waar respondenten melding van maken: zie hieronder. Illegale handel In Vlissingen rapporteert bijna de helft van de respondenten (48,5%) dat zij zelden of nooit gedragingen zien die wijzen op illegale softdrugshandel. Meer dan een derde (35,4%) zegt echter (zeer) vaak illegale handel waar te nemen in de omgeving, en nog eens 18,2% is daar soms getuige van. Deze hoge frequentie in het waarnemen van gedragingen die wijzen op illegale handel, is met name toe te schrijven aan de omwonenden van coffeeshop Purple. 48
Rondom coffeeshop Aarden ziet bijna twee derde (65,3%) in 2013 zelden of nooit illegale softdrugshandel. Een zesde (16,3%) neemt echter soms illegale handel waar en nog eens een zesde (16,3%) zelfs (zeer) vaak., In de directe omgeving van coffeeshop Purple ziet een grote categorie, namelijk een kleine meerderheid (54%), vaak of zeer vaak illegale softdrugshandel. Dit is een ongunstige score die in lijn is met de resultaten van de afgenomen interviews. Bijna een derde (32%) ziet dit overigens zelden of nooit. Aangezien slechts 4% overlast ondervindt van buitenlandse softdrugstoeristen is het, op basis van de straatenquête, wel de vraag wie nu precies de klanten zijn op deze markt. Interviewrespondenten wijzen met name op Duitse klanten of op andere tijdelijke bezoekers van Vlissingen. Als bewoners en ondernemers dit ook zouden vinden, dan had dit percentage hoogstwaarschijnlijk boven de vier procent uitgekomen. We hebben (bij de straatenquête en daarbuiten tijdens observaties) ook doorgevraagd in de vorm van straatgesprekken met burgers. Ze lijken vooral zicht te hebben op een kleine groep runners en dealers die rondhangen (ook zonder klanten) en die zorgt voor een vervelend straatbeeld. In 2013 vindt twee vijfde van de respondenten dat de illegale softdrugshandel rondom coffeeshop Purple is toegenomen sinds december 2012. In 2012 zag een derde (34%) zeer vaak of vaak illegale softdrugshandel rondom deze shop en in 2013 stijgt dit naar 54%. Het zou voor de hand liggen dat dit in 2013 juist gunstiger uitpakt, zo lijkt het, want sindsdien hoeven ingezetenen geen lid te zijn om softdrugs te kunnen kopen in een coffeeshop. Bovendien ondervinden toeristen meer en meer dat ze in ons onderzoeksgebied de coffeeshops niet in mogen. Interviewrespondenten wijzen op een belangrijke reden voor de toename van de illegale straathandel sinds december 2012, namelijk slap politieoptreden, onder meer omdat in 2013 lange tijd onduidelijk was wie bij de basispolitie nu verantwoordelijk was voor het coffeeshop- of softdrugsbeleid. Tabel 4.8: Waargenomen illegale handel bij de twee Vlissingse coffeeshops in 2012 en 2013 Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Meting 2013
Meting 2012
Aarden & Purple
35,3% (zeer) vaak 13,1% soms 48,5% zelden tot nooit
N=99
28,3% (zeer) vaak 15,2% soms 51,5% zelden tot nooit
N=99
Aarden
Aarden locatie Bellamypark 16,3% (zeer) vaak 16,3% soms 65,3% zelden tot nooit
N=49
Aarden locatie Kerkstraat 22,9% (zeer) vaak 10,4% soms 64,6% zelden tot nooit
N= 48
Purple
54% (zeer) vaak 10% soms 32% zelden tot nooit
N=50
34% (zeer) vaak 20% soms 40% zelden tot nooit
N= 50
49
4.6
Tilburg
Overlast van de coffeeshops Meer dan driekwart van de respondenten (78,2%) ervaart zelden of nooit overlast van een coffeeshop. Precies 8,5% van de respondenten ondervindt (zeer) vaak overlast van de coffeeshop. Een meerderheid (57,6%) vindt dat de overlast, sinds de afschaffing van de wietpas (we hanteren daartoe december 2012 als ijkpunt), gelijk is gebleven en een vijfde (16%) denkt dat de overlast sindsdien (zeer) is afgenomen. We namen in augustus 2012 enquêtes af bij bewoners en ondernemers in de directe omgeving van Tilburgse coffeeshops. We kunnen dus vergelijkingen treffen met de meting in juni 2013. Bij de coffeeshops Maximillian, Crackers/Pasja en Toermalijn ervaren in juni 2013 meer bewoners (zeer) vaak overlast van de coffeeshop dan in augustus 2012. Bij coffeeshops Afrika blijft dit ongeveer gelijk en bij de Muze valt een afname te rapporteren. De toename van de overlast van vier coffeeshops lijkt, zo volgt onder meer uit gesprekken op straat met respondenten van de straatenquête en uit eigen observaties in 2012 en 2013, mede te verklaren uit de toegenomen klandizie van de coffeeshops (juni 2013 i.v.m. augustus 2012). De coffeeshops hadden weinig klanten in augustus 2012. Het komt niet doordat onze respondenten een toename zien van de illegale handel in de directe omgeving van al deze vier coffeeshops (zie verder op). Tabel 4.9: Ervaren overlast van zes Tilburgse coffeeshop (Maximillian, Crackers/Pasja, Toermalijn, Afrika en De Muze) in 2012 en 2013 Ervaren overlast van de coffeeshops? Bij afgenomen straatenquêtes in 2012 en 2013, per coffeeshop waar in 2013 enquêtes zijn afgenomen. Meting 2013
Meting 2012
Totaal van onderstaande coffeeshops Maximillian
8,5% (zeer) vaak 78,2% zelden tot nooit
N= 257
2,6% (zeer) vaak 87,7% zelden tot nooit
N= 268
8,1% (zeer) vaak 73,5% zelden tot nooit
N= 49
0,0% (zeer) vaak 92,7% zelden tot nooit
N= 55
Crackers/Pasja
10,0% (zeer) vaak 82,0% zelden tot nooit
N= 50
0,0% (zeer) vaak 85,5% zelden tot nooit
N= 62
Toermalijn
17,7% (zeer) vaak 74,5% zelden tot nooit
N= 51
1,9% (zeer) vaak 90,7% zelden tot nooit
N= 54
Afrika
3,6% (zeer) vaak 76,4% zelden tot nooit
N= 55
2,1% (zeer) vaak 81,3% zelden tot nooit
N= 48
De Muze
3,8% vaak 74,6% zelden tot nooit
N= 52
10,2% (zeer) vaak 87,8% zelden tot nooit
N= 49
50
Buitenlandse drugstoeristen Ruim tachtig procent van de Tilburgse respondenten (82,3%) meent in 2013 dat buitenlandse softdrugstoeristen vandaag de dag zelden of nooit overlast veroorzaken. Slechts 3,1% meent daarentegen dat er (zeer) vaak overlast is door deze categorie. Ruim een kwart van de respondenten (28,7%) meent in 2013 dat het aantal buitenlandse drugstoeristen gelijk is gebleven sinds december 2012, dus na afschaffing van de wietpas. Uit toelichtingen blijkt dat ze dan vaak bedoelen dat het aantal buitenlandse drugstoeristen laag was (in december 2012) en is (in juni 2013). Een vijfde (20,3%) vindt dat deze stroom juist is afgenomen. Een grote groep respondenten geeft aan dit niet te weten (43,4%). Uit toelichtingen van respondenten blijkt dat ze dit vooral niet weten omdat ze weinig buitenlanders zien die ze durven te oormerken als (mogelijke) drugstoerist. Illegale handel Meer dan de helft van de respondenten (55,8%) ziet in 2013 nooit illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen en 8,8% zelden. Ruim tien procent (11,5%) ziet dit wel (zeer) vaak. Voor zover illegale softdrugshandel wordt waargenomen, gaat het vooral om handel op straat door voetgangers, scooters of fietsen of om handel vanuit auto’s. We treffen wederom vergelijkingen met de meting in 2012. Bij de coffeeshops Toermalijn en De Muze is de waargenomen illegale handel duidelijk afgenomen in 2013 ten opzichte van 2012. Bij Maximillian, Afrika en Crackers/Pasja is dit (meer) stabiel gebleven. Zie de onderstaande tabel. Tabel 4.10: Waargenomen illegale handel per coffeeshop in 2012 en 2013 rondom zes Tilburgse coffeeshops Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Bij afgenomen straatenquêtes in 2012 en 2013, per coffeeshop waar in 2013 enquêtes zijn afgenomen. Meting 2013
Meting 2012
Totaal van onderstaande coffeeshops
11,5% (zeer) vaak 64,6% zelden tot nooit
N=260
22,4% (zeer) vaak 57,1% zelden tot nooit
N= 268
Maximillian
14,2% (zeer) vaak 61,3% zelden tot nooit
N=49
16,4% (zeer) vaak 60,0% zelden tot nooit
N= 55
Crackers/Pasja
10,0% (zeer) vaak 76,0% zelden tot nooit
N=52
6,5% (zeer) vaak 77,4% zelden tot nooit
N= 62
Toermalijn
9,6% (zeer) vaak 65,3% zelden tot nooit
N=50
35,2% (zeer) vaak 40,7% zelden tot nooit
N= 54
Afrika
18,2,% (zeer) vaak 51,0% zelden tot nooit
N=55
22,9% (zeer) vaak 60,4% zelden tot nooit
N= 48
De Muze
5,6% (zeer) vaak 70,4% zelden tot nooit
N=54
34,7% (zeer) vaak 43,8% zelden tot nooit
N= 49
51
4.7
Etten-Leur
Overlast van de coffeeshops Ruim de helft van de ondervraagden (57,1%) ervaart zelden of nooit overlast van coffeeshop Noorderlight X. Een kwart (24,5%) heeft soms overlast en 16,3% (zeer) vaak. Bijna een derde (30,4%) vindt dat de overlast sinds het afschaffen van de wietpas (met december 2012 als ijkpunt) gelijk is gebleven en iets meer dan een derde (34,8%) weet dit niet. Bijna een kwart (23,9%) houdt het op een toename. De meting valt in 2013 minder gunstig uit dan in 2012. Het percentage respondenten dat zelden of nooit overlast ervaart van Noordlight X daalt van 84,6% in 2012 naar 57,1% in 2013. Geïnterviewde respondenten (professionals) dachten dat de overlast van de coffeeshops gering was en stabiel was gebleven. Tabel 4.11: Ervaren overlast van coffeeshop Noorderlight X in Etten-Leur in 2012 en 2013 Ervaren overlast van coffeeshop? Meting 2013 Noorderlight X
16,3% (zeer) vaak 24,5% soms 57,1% zelden tot nooit
Meting 2012 N= 49
7,7% (zeer) vaak 0% soms 84,6% zelden tot nooit
N= 52
Buitenlandse softdrugstoeristen Ongeveer de helft (53.1%) heeft rondom de coffeeshop zelden of nooit overlast van buitenlandse softdrugstoeristen. Ongeveer een vijfde (18,4%) heeft hier soms last van en veertien procent (14,2%) vaak of zeer vaak. Ook op dit punt (vergelijk de overlast) pakt de straatenquête ongunstiger uit dan het oordeel van geïnterviewde respondenten, want die signaleren zelden of nooit een buitenlandse softdrugstoerist in de buurt van de coffeeshop. Meer dan een vijfde van de respondenten van de straatenquête vindt dat het aantal buitenlandse softdrugstoeristen sinds december 2012 is toegenomen: 22,7%. Illegale handel Bijna de helft van de respondenten (48%) ziet in 2013 zelden of nooit rondom coffeeshop Noorderlight X gedragingen die wijzen op illegale softdrugshandel. Ongeveer een vijfde (18,8%) ziet dit soms en 23% (zeer) vaak. Het percentage dat (zeer) vaak illegale softdrugshandel denkt waar te ligt met 23% in 2013 lager dan in 2012 met 32,7%. Zie tabel 4.10. Een derde van de respondenten (34,2%) vindt dat de illegale softdrugshandel rondom de coffeeshop sinds december 2012 gelijk is gebleven. Hetzelfde percentage (34,2%) weet niet hoe dit zich heeft ontwikkeld. Bijna een vijfde (18,5%) meent dat dit is deze periode (zeer) is toegenomen.
52
Tabel 4.12: Waargenomen illegale handel bij coffeeshop Noorderlight in 2012 en 2013 Hoe vaak ziet u vandaag de dag in uw woon- of werkomgeving illegale softdrugshandel of gedragingen die daar op wijzen? Meting 2013 Miami
4.8
23% (zeer) vaak 18,8% soms 48% zelden tot nooit
Meting 2012 N=48
32,7% (zeer) vaak 15,4% soms 50% zelden tot nooit
N= 55
Tot slot
Dit hoofdstuk presenteerde cijfers en inzichten die door middel van een enquête van straat hebben gehaald. Het wees vaak in dezelfde richting als interviews, maar niet altijd. Volgens de straatenquête zijn er wat meer drugsproblemen rondom de coffeeshops in Etten-Leur en Terneuzen dan in interviews werd verteld. In Goes zijn de uitkomsten van de straatenquête juist gunstiger dan de verhalen in interviews over drugshandel en –overlast.
53
5.
Illegale softdrugshandel
5.1
Inleiding
De coffeeshops werden in de vijf maanden na 1 mei 2012 geconfronteerd met een forse teruggang van de klandizie en omzet. Niet-ingezetenen of ‘buitenlanders’ bleven weg, maar ook Nederlandse voormalige coffeeshopklanten zagen om allerhande redenen af van het toen nog verplichte lidmaatschap van een coffeeshop. De afname van de gedoogde softdrugsverkoop was een impuls voor de illegale softdrugsmarkt: die was van mei tot en met november 2012 groter dan in de periode daarvoor. We maken nu, voor 2013, opnieuw de balans op. In dit hoofdstuk doen we dat op basis van straatinformatie die we hebben verzameld door middel van interviews met ingevoerde respondenten, gedurende straatenquêtes en door op andere momenten te observeren. We gaan eerst in op de straathandel rondom coffeeshops (5.2) en dan op vormen van straathandel, mobiel en op geijkte locaties (5.3). Daarna komt de softdrugshandel vanuit panden aan bod (5.4) en de zogenoemde doorverkoop van softdrugs die in een coffeeshop is aangeschaft (5.5). Tot slot komt een belangrijk patroon aan de orde, namelijk de verplaatsing van drugsproductie en -handel ‘naar het Zuiden’ (5.6).
5.2
Straathandel rondom coffeeshops
5.2.1
Algemeen
In 2012 werd, na 1 mei 2012, in de directe omgeving van coffeeshops op straat softdrugs verhandeld. Los van de precieze verschijningsvorm, constateerden we in 2012 (Politieacademie, 2013) op hoofdlijnen de volgende patronen in de straathandel in de directe omgeving van coffeeshops :
In de directe omgeving van coffeeshops werden met name in de eerste weken van mei 2012 (relatief) veel klanten zonder wietpas afgevangen door runners. Er werd softdrugs aangeboden en er werden transacties gesloten vlakbij coffeeshops.
Deze vorm van straathandel nam daarna af. Het leek deels een autonoom effect. Veel lokale softdrugsklanten, die niet in een coffeeshop kochten, beschikten na enige tijd over alternatieven voor ‘zoeken op straat naar een onbekende die lid is van een coffeeshop’ of voor het zoeken naar een (onbekende) straatdealer. Veel buitenlandse klanten raakten bekend met het I-criterium in de zuidelijke grensstreek, mede door de grote media-aandacht hiervoor. Het overgrote deel van de buitenlandse klanten zocht een illegale dealer dichter bij huis of bezocht een Nederlandse coffeeshop die het I-criterium niet hanteerde.
De politie had geanticipeerd op dit type straathandel en drugsoverlast. De gereserveerde capaciteit werd benut om juist rondom coffeeshops toezicht te houden en te handhaven. Ook hierdoor nam de straathandel en drugsoverlast na de zomermaanden van 2012 af.
Doorverkoop werd voor een categorie coffeeshopleden een (redelijk) serieuze bijverdienste in 2012. Het lidmaatschap werd benut om geregeld of frequent – verschillende keren op één 54
dag – in de coffeeshop enkele grammen softdrugs te kopen. Dit werd onder meer in de directe omgeving van de coffeeshop doorverkocht. Hiermee werden beleidsregels overtreden, ook door de coffeeshops, omtrent de maximale hoeveelheid softdrugs die per persoon per dag mag worden verkocht. In 2013 stuitten we op de volgende algemene aandachtspunten of ontwikkelingen:
De op winst gerichte doorverkoop door coffeeshopklanten aan meerderjarige ingezetenen is ingezakt of verdwenen, want voor hen zijn de coffeeshops weer laagdrempelig toegankelijk na het schrappen van het B-criterium. Er is nog wel zachte doorverkoop (niet op winst gericht) in sociale kringen aan ingezetenen.
Er wordt in uiteenlopende mate, maar meestal op besheiden schaal, straathandel rondom coffeeshops gesignaleerd. Het betreft doorverkoop van coffeeshopdrugs aan personen die de coffeeshops niet in kunnen of handel door personen met een eigen voorraad. Dit wordt in Goes en Vlissingen door geïnterviewde respondenten momenteel gezien als een probleem, mede omdat er voor de beleidswijziging op 1 mei 2012 weinig ordeproblemen waren op deze locaties en er geen verbetering wordt geconstateerd sinds het afschaffen van het Bcriterium (zie hierover ook hoofdstuk 3). In Tilburg en vooral in Breda is de illegale straathandel rondom coffeeshops volgens geïnterviewde respondenten afgenomen sinds invoering van het B-criterium.22 In Etten-Leur en Terneuzen veroorzaakt straathandel rond de coffeeshop volgens geïnterviewde respondenten in beperkte mate ordeproblemen: ook in 2012 was die overlast in deze twee coffeeshopgemeenten (met ieder één coffeeshop) beperkt.23 De coffeeshops hebben wel weer meer (Nederlandse) klanten, waardoor er meer ‘verkeer’ is richting deze shops en er dus ook om die reden weer meer overlast kan worden ervaren door burgers. De uitkomsten van de straatenquête onder omwonenden en ondernemers in de directe omgeving van coffeeshops wijzen ook in die richting. Zie hoofdstuk 4.
De illegale straathandel rondom de coffeeshops geeft overlast. Daar staat echter tegenover dat de stroom buitenlandse coffeeshopklanten is weggevallen: door de sluiting van megacoffeeshop Checkpoint in Terneuzen (2008) en vanwege de invoering van het Icriterium in de overige coffeeshopgemeenten. Dit leidt anno 2013 in Terneuzen, Tilburg en Breda tot een forse reductie van de overlast rondom coffeeshops door buitenlandse softdrugstoeristen, maar ook tot een ander overlastpatroon. Een respondent: “Voorheen hadden wij overlast in de stad, die bestond uit parkeeroverlast, aan- en afrijden en vervuiling van drugstoeristen. Deze overlast is weggevallen. Daar is wel een andere vorm van overlast
22
Bij afgenomen straatenquête in Tilburg onder omwonenden en ondernemers in de directe omgeving van zes coffeeshops ziet in 2013 11,5% van de respondenten vaak of zeer vaak illegale softdrugshandel (of gedragingen die daar op wijzen). ln 2012 ging dit om 22,4% van de respondenten. Zie hoofdstuk 4. 23 Bij afgenomen straatenquête in Etten-Leur onder omwonenden en ondernemers in de directe omgeving van zes coffeeshops ziet in 2013 48% van de respondenten zelden of nooit illegale softdrugshandel (of gedragingen die daar op wijzen). In Terneuzen ligt deze score op 46,2%. Dat zijn minder gunstige scores dan de interviews doen vermoeden. Zie hoofdstuk 4.
55
voor in de plaats gekomen, namelijk de drugsrunners. Dat was kort na 1 mei 2012 vrij erg, waardoor de overlast toenam. Deze omvang is inmiddels weggeëbd. Ik denk dat de toeristen niet meer in grote getale komen. (…) Bij de laatste meting is het aantal mensen dat overlast ervaart echt minder geworden. Minder dan voor 1 mei 2012. Alleen was de oorzaak vroeger parkeren, maar bestaat deze nu vooral uit mannetjes die rondhangen” (respondent, gemeente). In Etten-Leur was de overlast rond de coffeeshop gering en dat bleef zo. In Goes en Vlissingen viel de stroom buitenlandse coffeeshopbezoekers (nagenoeg) weg. Dit is een winstpost. Respondenten wijzen ook op een verliespost: overlast van straathandel rondom coffeeshops, onder meer met ‘echte’ (Duitse) toeristen die tijdens een vakantieverblijf softdrugs menen te kunnen kopen in of bij de coffeeshops. Daartoe bestaan (criminele) kansen in Goes en Vlissingen, onder meer omdat de handhaving van de politie in deze gemeenten op een veel lager niveau heeft gelegen dan in bijvoorbeeld Breda en Tilburg.
24
De illegale straathandel rondom coffeeshops is een kleine markt. Aan zoekende klanten - die geen afspraak hebben met een bekende leverancier - worden vooral kleine hoeveelheden verkocht. Het is desondanks de moeite waard voor een categorie runners en dealers aan de onderkant van de drugsmarkt, waaronder lokale veelplegers en personen die aan de rand staan van (familiaire) criminele netwerkjes of groepen. Een respondent: “Het betreft vooral kruimelwerk. Wij pikten laatst (…) een Fransman op. (…) De Fransman kwam naast ons staan. Hij wordt aangesproken door een Marokkaan van een jaar of vijftig (…). Die Marokkaan ging vervolgens met iemand bellen en stuurde de Fransman door (…). Ik ging zelf achter de Marokkaan aan. Op dat moment stapten elders twee Marokkanen uit die weer achter mij aanliepen. Gewoon contraobservatie. Ik raakte hem kwijt. Tien minuten later zien we ze weer terug, met die Fransman. Die Fransman pikten we op. Wij dachten echt, dat moet een vette vangst zijn. Hij had uiteindelijk maar twaalf gram bij zich. Voor kleine hoeveelheden wordt al best veel moeite gedaan. Aan de andere kant, voor een gram betaal je volgens mij ook al snel tien tot vijftien euro. Als je dat meerdere malen per dag doet….” (respondent, politie).
Voor zover buitenlanders nog speciaal naar (een coffeeshop in) een onderzochte gemeente afreizen, gaan ze tactischer te werk. Ze zorgen dat ze minder in het oog springen, bijvoorbeeld door ‘op afstand’ te parkeren en te voet naar een coffeeshop te gaan, in de verwachting daar een runner of straatdealer te treffen.24 Er zijn coffeeshops met straathandel daar omheen (die kan concurreren met de coffeeshops) en er zijn vermoedens omtrent coffeeshops die “pionnen” op straat posteren om te zorgen dat via doorverkoop de omzet ten goede komt aan de coffeeshop. Dergelijke buitenlandse coffeeshopklanten worden met name nog in Breda gespot, maar het gaat om kleine aantallen en om geringe overlast, ook in relatie tot de situatie (na 1 mei) in 2012. In Goes en Vlissingen worden reguliere toeristen of buitenlandse werknemers gesignaleerd die softdrugskopen in de directe omgeving van een coffeeshop.
Tussenhandelaren spreken veelal af op andere locaties
56
5.2.2
Lokaal: per coffeeshopgemeente
Op lokaal niveau valt een aantal zaken op. We gaan eerst kort in op de situatie in de drie Zeeuwse coffeeshopgemeenten en dan op die in drie Brabantse. In Terneuzen heeft in beperkte mate straathandel plaats rondom de coffeeshop. Dit komt niet alleen door de bedrijfsvoering van de coffeeshop, maar ook door het politietoezicht dat reeds werd verscherpt in de periode dat Checkpoint veel drugsoverlast veroorzaakte en werd gesloten. Er is onder meer cameratoezicht rondom de coffeeshop. Het toezicht maakte en maakt deel uit van het project Houdgreep. Dit toezicht strekt zich, deels in samenwerking met de Belgische politie, uit tot de geijkte routes van Belgische drugsklanten. Zo is onder meer “fors geïnvesteerd op de veerboot” (respondent, politie). Bovendien mocht er nog maar 2 gram softdrugs per klant per dag worden gekocht in de coffeeshop. Het toezicht en dit strenge gedoogcriterium waren al een rem op de toestroom van Belgische coffeeshopklanten voor 1 mei 2012. Door invoering van het I-criterium werd de coffeeshop in Terneuzen nog onaantrekkelijker voor buitenlandse softdrugsklanten. Er is anno 2013 volgens geïnterviewde professionals in beperkte mate straathandel in de omgeving van de coffeeshop. Verschillende respondenten van de straatenquête (onder bewoners en ondernemers) wezen echter stellig op volgens hen betekenisvolle straathandel in de Bovenstraat en in de Tholensestraat. In Goes wordt door respondenten gewezen op overlast vanwege illegale softdrugshandel met buitenlandse softdrugsklanten in de (directe) omgeving van de coffeeshops. Er worden onder meer transacties gesloten net buiten het cameragebied, onder meer in de buurt van een oude muziekschool. Het zou met name gaan om Duitse klanten en om een klein aantal Belgen of Fransen. Dat laatste is een groot verschil met de periode voor 1 mei 2012: “Het aantal Franse voertuigen is gigantisch gedaald. Belgische kentekens komen nog wel, maar dat kan ook gewoon werk- en grensverkeer zijn” (respondent, politie). De Duitse klanten zijn deels ‘gewone’ toeristen die - vooral in de zomer - een tijdje in Goes verblijven en softdrugs willen kopen. Een respondent denkt dat er bij Duitse softdrugsgebruikers verwarring bestaat, omdat niet duidelijk is waar in welke Nederlandse gemeenten nu wel en geen I-criterium van kracht is. Dit zou leiden tot aanloop van Duitse coffeeshopklanten richting coffeeshops. De straathandel stemt gemeenteraadsfracties kritisch over het I-criterium. Maar, los van dat I-criterium heeft de illegale straathandel met buitenlandse drugsklanten lokale oorzaken. In de eerste plaats trad de politie in 2013 lange tijd nauwelijks of niet op tegen de illegale straathandel. Dit is dus een groot verschil met Terneuzen, waar in het kader van project Houdgreep het optreden tegen softdrugsoverlast en –criminaliteit juist al jarenlang prioriteit heeft. Het politieoptreden wordt in Goes in het najaar van 2013 pas enigszins aangescherpt. Er worden onder meer enkele gebiedsverboden opgelegd. In de tweede plaats wordt er geen communicatiestrategie gevoerd om buitenlandse (m.n. Duitse) drugsklanten goed te informeren over het I-criterium dat geldt in Goes. De illegale handelaren zijn onder meer criminele jongeren, deels afkomstig uit Goese Polder. Er zijn ook oudere dealers, waaronder handelaren die softdrugs verkopen aan (Poolse) arbeidsmigranten. Het is onduidelijk in welke mate deze dealers beschikken over een ‘eigen voorraad’ en in welke mate ze softdrugs uit de coffeeshop doorverkopen: “De politie zegt dat ze het binnen gekocht hebben, de exploitant zegt dat ze een eigen voorraad hebben” (respondent, gemeenteambtenaar). Dit laatste standpunt is begrijpelijk, omdat bij op winst gerichte doorverkoop 57
bijna automatisch gedoogcriteria worden overtreden (namelijk omtrent de maximale hoeveelheid softdrugs die per dag aan een klant verkocht mag worden). Vlissingen kent ook straathandel in de omgeving van de twee coffeeshops. Er zijn wat dit betreft per coffeeshoplocatie ongeveer vier dealers in beeld. Rondom coffeeshop Aarden worden personen aangewezen die lokaal goed bekend zijn (“Ze gebruiken zelf en vangen wat klantjes af. Ze zijn tussen de 30 en 40 jaar”), onder meer omdat ze waren of zijn opgenomen in trajecten: opvang, begeleid wonen, sociale werkvoorziening of een uitkering. Coffeeshop Aarden verhuisde in augustus 2013 verhuisd van de Kerkstraat naar het Bellamypark. Omwonenden op de nieuwe locatie maakten, zeker in het najaar van 2013, bezwaar vanwege de overlast vanwege straathandel rondom de coffeeshop. De overlast nam daarna af: vanwege het seizoeneffect, maar ook doordat de coffeeshop beveiligers posteerde “voor de deur”. De handel verplaatste naar (zij)straten een stukje verderop, onder meer de Lombardstraat. Bij coffeeshop Purple staan ook ongeveer vier dealers. Toen enkelen een gebiedsverbod hadden, was het volgens een respondent gelijk een stuk rustiger. Een notoire straatdealer week tijdelijk uit naar Noord Nederland, maar zorgde na zijn terugkeer weer voor overlast in Vlissingen. De bushaltes aan het Scheldeplein zijn een geijkte deallocatie. De softdrugsklanten die in de omgeving van de Vlissingse coffeeshops aankopen doen “(…) komen uit Duitsland en ook wel uit België, maar daarnaast heb je ook buitenlandse studenten en werknemers”. Wie vier maanden in Vlissingen woont kan zich inschrijven in de GBA en zou met een uitdraai toegang moeten kunnen krijgen tot een lokale coffeeshop. Net als in Goes wordt de overlast van de illegale straathandel mede in de hand gewerkt doordat de strafrechtelijke handhaving op een laag niveau ligt en er geen actieve voorlichtingscampagne wordt gevoerd richting potentiële klanten uit Duitsland of België. Voorts valt het op dat enkele notoire straatdealers op verschillende manieren afhankelijk zijn van de overheid, namelijk voor woonruimte of inkomen. Dit biedt mogelijkheden om dwang op hen uit te oefenen om hun strafbare feiten te staken. Sterker, een idee achter woon- en werktrajecten is nu juist dat de cliënten geen delicten plegen. In Tilburg verplaatste de straathandel in de maanden na de beleidswijziging (1 mei 2012) van locaties rondom coffeeshops onder meer naar locaties op iets grotere afstand van die shops en naar locaties ‘elders’ (in de stad). Er werden contactgegevens uitgewisseld tussen klanten en (loopjongens van) dealers. Er waren enkele geijkte straatlocaties waar, beter afgeschermd dan pal voor de coffeeshops, contact werd gelegd tussen klanten en bekende dealers of loopjongens. Dit maakte de handel minder zichtbaar, maar ook mobieler. Bovendien ontdekten buitenlandse drugstoeristen al snel dat zij niet meer welkom waren in Tilburg. In 2013 verdween deze toeristenstroom bijna uit het straatbeeld. Er wordt in 2014 gewezen op drugsverkoop rondom coffeeshops aan arbeidsmigranten zonder Nederlands ID en zonder GBA-uittreksel (met name Polen) en, in mindere mate, op Belgische klanten. Enkele respondenten wijzen er op dat ze weer wat vaker Belgische drugsklanten zien, maar het is niet duidelijk of het gaat om doorverkoop van coffeeshopdrugs en het wordt ook (lang) niet altijd bevestigd of ontkend door andere bronnen (straatenquêtes, interviews of observaties). Op een enkele locatie wordt gewezen op doorverkoop aan minderjarigen c.q. hangjongeren die zich in de nabijheid van een coffeeshop ophouden. Dit staat in hoge mate los van (veranderingen in) het gevoerde beleid.
58
In Breda tekende zich een zelfde soort patroon af als in Tilburg. De overlastpiek was, in de maanden na de beleidsverandering op 1 mei 2012, wel hoger. Door geografische verplaatsing van de illegale handel en door een grote afname van de stroom buitenlandse drugstoeristen naar Breda neemt de overlast rondom coffeeshops af. Dit blijkt onder meer uit peilingen door de gemeente Breda. Het aantal ondervraagde omwonenden dat geen overlast ervaart van de coffeeshop ligt in februari 2013 namelijk op 70%. Dat was 62% in september 2012 en 48% kort na de beleidswijziging, in juni 2012. Het is ook een gunstiger score dan bij de nulmeting in maart 2010, want toen kwam de teller uit op 62%. De afgenomen overlast valt te verklaren uit de afgenomen (buitenlandse) klandizie van de Bredase coffeeshops. In het najaar van 2012 verplaatste de illegale handel zich naar twee locaties: een oude vertrouwde deallocatie (de Haagweg) en een deel van de Boschstraat waar dit (in deze omvang) een nieuw fenomeen was. Op deze laatste locatie werd een actiecomité opgericht. Volgens respondenten is de overlast op deze locaties afgenomen. Het zijn locaties waar detailhandel of kleinhandel plaatsheeft, waarbij runners min of meer onbekende buitenlandse klanten oppikken: “Het betreft vooral kruimelwerk” (respondent politie). Er is een rij-route van de A16 naar deze twee locaties waar (voornamelijk Marokkaanse) drugsrunners actief zijn. De runners staan aan de onderkant van de drugsmarkt. Voor hen blijft het verhandelen van betrekkelijk kleine hoeveelheden (bijvoorbeeld 10 tot 20 gram) aantrekkelijk bij een druppelsgewijze aanbod van klanten. Respondenten schatten het aantal min of meer runners op de Boschstraat op ongeveer tien: “niet dat ze er altijd tegelijkertijd staan” (respondent, politie). In Etten-Leur was, kort na de beleidswijziging in mei 2012, sprake van een opleving van illegale straathandel rondom de coffeeshop. Het betrof voornamelijk doorverkoop, onder meer in de brandgangen naast de shop en op een pleintje met garageboxen achter de coffeeshop. Dit neemt reeds in de zomermaanden van 2012 af. In 2013 is het straatbeeld rond de coffeeshop rustig. Er zijn in de buurt vermoedens dat er drugs wordt verhandeld in de smartshop enkele panden naast de coffeeshop, maar daarover kunnen we geen uitsluitsel geven. Volgens respondenten telt de coffeeshop weinig klanten: minder dan ogenschijnlijk zou kunnen.
5.3
Straathandel: mobiel en op locaties
5.3.1
Algemeen
Door de grootste beleidswijziging (op 1 mei 2012) nam de straathandel rondom coffeeshops toe: in de ene gemeente (Breda) meer dan in de ander, zoals Terneuzen waar weinig veranderingen optreden. In de maanden na deze beleidswijziging nam de illegale handel rond de coffeeshops af. Het intensieve toezicht stimuleerde dealers en kopers andere locaties te zoeken. Bovendien ontdekten buitenlandse coffeeshopklanten dat ze niet meer welkom waren in de coffeeshops. Het leidde tot geringe geografische verplaatsing (nog steeds in de buurt van de coffeeshops, maar iets verder weg op beschutte locaties). De handelswijze werd aangepast. De mobiele handel won terrein en er werd (meer) gehandeld op locaties in wijken. Meer en meer buitenlandse softdrugsklanten bleven weg uit Brabantse en Zeeuwse coffeeshopgemeenten (zie ook paragraaf 5.6).
59
In het najaar van 2012 constateerden we:
De mobiele softdrugshandel had terrein gewonnen. In de volksmond werd gesproken over “wiettaxi’s” of “pizzadealers”. Hiermee wordt bedoeld dat softdrugsgebruikers bij illegale handelaren bestellingen plaatsen, bijvoorbeeld per gsm, e-mail of social media. De bestelde softdrugs wordt vervolgens bezorgd. Politiemensen wezen er op dat deze dealers zich moeilijk laten pakken, onder meer omdat ze vaak gebruikershoeveelheden softdrugs bij zich hadden.
Geijkte locaties voor softdrugshandel waren hotspots in sociaal zwakkere wijken. Het gaat om klassieke hotspots, die dus op zich niet het gevolg waren van het nieuwe softdrugsbeleid. De groeiende illegale straathandel (in softdrugs) zocht bijna automatisch dergelijke locaties op, ook als het van oudsher vooral locaties zijn met harddrugs- of alcoholproblemen.
Bij de straathandel in softdrugs namen bekende criminelen een prominente plaats in. Het betrof: o Lokale veelplegers (bekend in de lokale drugsscene, vaak ook of vooral als klant). o Lokale drugscriminelen, met een infrastructuur, maakten gebruik van de toegenomen kansen op de illegale softdrugsmarkt. Zij beschikken over vaste aanvoerlijnen en werken in een structuur met enkele leiders en loopjongens c.q. katvangers. Die loopjongens distribueren softdrugs (met vervoermiddelen) en zijn bereikbaar voor klanten per gsm, e-mail of op een andere manier. o Criminele jeugdgroepen of twintigers die deel uit hebben gemaakt van een criminele jeugdgroep.
In 2013 stuitten we op de volgende algemene aandachtspunten of ontwikkelingen:
Een aanzienlijke categorie softdrugsgebruikers is, na het schrappen van het B-criterium, teruggekeerd naar de coffeeshops. Sterker, er worden door de gemeente begin 2013 meer Nederlandse coffeeshopklanten geteld dan voor de beleidswijziging op 1 mei 2012. De terugkeer naar de coffeeshops komt (naast het schrappen van het B-criterium) door gewaardeerde kenmerken van die shops, met name de kwaliteit van de softdrugs.
Jongeren in de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar zijn een categorie die vandaag de dag minder in de coffeeshops wordt gezien dan voor 1 mei 2012 (maar vaker dan in de periode van mei tot en met december 2012). Een deel van de jongeren gaat weer naar de coffeeshop, maar ze zien ook dat een andere categorie op de illegale markt blijft. De lagere prijzen spelen een rol. We kunnen geen uitsluitsel geven over de omvang van deze categorie.
Hoogstwaarschijnlijk heeft de zachte doorverkoop (personen die met weinig winst softdrugs uit coffeeshops doorverkopen aan vrienden of bekenden) terrein gewonnen ten opzichte van op winst gerichte illegale handel door criminele straathandelaren (die ook beschikken over antecedenten voor andere delicten). De coffeeshops zijn immers weer toegankelijk zonder lidmaatschap en verstandige of rustige jongeren kopen liever softdrugs van bekenden en met 60
coffeeshopkwaliteit dan bij ‘criminelen’. Hier staat wel tegenover dat een categorie illegale handelaren de zaken beter op orde heeft (gebracht), waardoor de drempels om bij hen te kopen waarschijnlijk lager zijn geworden. Bij gebrek aan veldwerk op de illegale softdrugsmarkt dienen we een slag om de arm te houden.
Verschillende coffeeshops doen nadrukkelijk hun best om klanten te binden of terug te winnen, onder meer door middel van (tijdelijke) prijsreductie en/of behoud van kwaliteit en sfeer. In Terneuzen en Etten-Leur is dit minder zichtbaar dan in andere onderzochte coffeeshopgemeenten.
Een categorie illegale handelaren opereert opportunistisch en niet betrouwbaar of klantvriendelijk. Dit is een rem op de groei op hun handel, maar ook een motief om naar een andere handelaar over te stappen: een coffeeshop, een betere illegale dealer of een doorverkoper zonder winstoogmerk.
Het lijkt er op dat enkele andere, meer professionele, illegale dealers hun dienstverlening beter op orde hebben (gebracht): stabiele(re) levering en betere kwaliteit, al zou vooral het assortiment achterblijven bij dat van coffeeshops. In Terneuzen ontstond dit patroon al in reactie op de sluiting van megacoffeeshop Checkpoint, in 2008.
Wat de jeugdige dealers of runners betreft lijkt het niet te gaan om (vaste) groepsstructuren met een vaste locatie. Het gaat eerder om kleine netwerkjes of kopstukken met enkele loopjongens, waaronder criminele structuren die stoelen op verwantschap (bijvoorbeeld familiestructuren). Ze opereren dynamisch en mobiel en niet vanaf geijkte locaties. Jeugdige dealers of runners zijn onevenredig vaak jongeren van Marokkaanse komaf.
Er zijn enkele straatlocaties op enige afstand van coffeeshops waar buitenlandse klanten ‘zonder afspraak’ worden gerund. Dit is een kleine markt. Het opwachten van onbekende klanten heeft in veel opzichten plaatsgemaakt voor afspraken met bekende klanten: “Het hangen op straat is wel weg. Dat was alleen in het begin, maar was al vrij snel verdwenen. Nu maken ze contact met elkaar en worden elders afspraken gemaakt. Ze wisselen razendsnel van modus operandi” (respondent, gemeente). Dominanter is, zeker uitgedrukt in geld en omzet, de verplaatsing van drugshandel en drugsproductie naar het Zuiden (zie paragraaf 5.6.).
De populatie runners en straatdealers is globaal in beeld en het netwerk erachter slecht. Er is onder bekende runners en straatdealers een oververtegenwoordiging van Marokkaanse komaf en daarnaast is onder meer een categorie veelplegers op deze markt actief. De politieaandacht voor dit fenomeen wordt minder in vergelijking met 2012. Dit komt onder meer door de beperkte overlast en door de hoge prioriteit voor woninginbraak, overvallen en straatroof.
61
5.3.2
Lokaal: per coffeeshopgemeente
Op lokaal niveau valt een aantal zaken op. We gaan eerst kort in op de situatie in de drie Zeeuwse coffeeshopgemeenten en dan op die in drie Brabantse. In Terneuzen treedt erg geen herordening van de (illegale) softdrugs op in de nafase van de beleidsverandering op 1 mei 2012, maar in de periode na de sluiting van megacoffeeshop Checkpoint in juni 2008. Door die sluiting neemt het aantal (buitenlandse) coffeeshopklanten spectaculair af: van 2.600 bezoekers per dag in 2007, naar 470 per dag in het voorjaar van 2009. En naar 600 per week in het najaar van 2009. Het overgrote deel van de buitenlandse softdrugsklanten bleef al voor 1 mei 2012 weg uit Terneuzen. Ook voor die tijd was de lokale coffeeshop niet erg in trek bij blowers. Dat is anno 2013 nog steeds zo. De illegale drugshandel was al voor 1 mei 2012 verschoven. Het gaat daarbij om weinig zichtbare mobiele handel. Er zijn twee geijkte locaties voor straathandel. In de eerste plaats het Huizingaplein en directe omgeving. Het betreft deels handel vanuit panden, maar ook (mobiele) straathandel. Op deze locatie is de drugsoverlast door de jaren heen echter afgenomen. Dit komt in hoge mate door een jarenlange aanpak - in het kader van Houdgreep - van met name harddrugshandel. Het beperkte daarmee op deze locatie de mogelijkheid van aanwezige harddrugsdealers om ook softdrugs te gaan verkopen. Dat laat onverlet dat er op deze locatie softdrugs wordt verhandeld, maar de drugsoverlast en –criminaliteit (harddrugs en softdrugs samen) zijn nog altijd minder dan circa tien jaar geleden. Een andere handelslocatie op straat is de Zeedijk, bij het hotel. De handel op deze locatie springt minder in het oog. In 2012 kwamen ook deallocaties op straat in beeld in de Bomenbuurt (in de brandgangen en vanwege renovaties verplaatsing naar een speelkooi aan de Händelstraat) en in de wijk Oudelandsehoeve (jongeren in de omgeving van drie flats). In 2013 is de zichtbare straathandel nauwelijks afgenomen doordat jongvolwassenen zijn teruggekeerd naar de coffeeshop. De straathandel in Goes is, naast de handel rondom de twee coffeeshops, geconcentreerd in (delen van) Goese Polder en - in mindere mate - in Goes Zuid. Het gaat voornamelijk om lokale of regionale handel. Respondenten zien in deze buurten vrijwel geen Franse drugsklanten meer en op bescheiden schaal Belgen die klaarblijkelijk drugs komen kopen. In Goese Polder ligt de drugshandel waarschijnlijk voornamelijk in handen van twee criminele (familie)structuren, die zich niet beperkten tot de handel in soft- en harddrugs: “Wel hebben we (…) een groep die crimineel bezig is en dan heel breed. Dat is nu een groep van twee grote families, van vader op zoon en zo verder” (respondent, politie). Geijkte locaties waren en zijn delen van de Troelstralaan, het Erasmuspark, de omgeving van de McDonalds en industriegebied De Poel. In Goes Zuid heeft onder meer straathandel plaats bij het ROC en het Stationspark. Er wordt ook drugshandel geconstateerd bij GGZ-instelling Emergis, te Kloetinge: “Het is een dorp op zich. En ja, er komen allerlei patiënten en daarbij dus ook mensen die verdovende middelen gebruiken” (respondent, politie). Een categorie softdrugsklanten is, na het schrappen van het B-criterium, teruggekeerd naar de coffeeshops. Dit is in het straatbeeld nauwelijks zichtbaar. De overlast was al beperkt vanwege het afgeschermde karakter en geijkte klanten van straathandelaren (jongeren) hebben in relatief beperkte mate de weg naar de coffeeshop weer gevonden. De handel wordt vooral anders en minder zichtbaar: “Het gebeurt wel, maar je merkt het niet op straat (…). Het is niet dat het minder is, ze zijn mobieler en daar kan je niet altijd op controleren” (respondent, politie). Leden van een (voormalige) criminele jeugdgroep werden en worden in verband gebracht 62
met softdrugshandel. Ze opereren in het centrum, maar zijn ook betrokken bij mobiele handel elders in Goes. Ze lijken hun werkterrein echter te verbreden en minder gericht te zijn op (alleen) Goes. Enkelen beschikken inmiddels over een auto en er lijkt criminele samenwerking te bestaan of te ontstaan met personen of een groep in Vlissingen. In Vlissingen zijn mobiele handelaren (wiettaxi’s) actief en goed bekend. Bij de enquête in 2012 liet 25% van de ondervraagde coffeeshopbezoekers die ook illegaal softdrugs kopers weten dat de illegale softdrugs gemakkelijk beschikbaar was: “makkelijk, wordt aan huis gebracht” (Politieacademie, 2013).25 Bij de meting in 2013 kiest 21% van de respondenten voor deze antwoordoptie. De straathandel wordt gedomineerd door dealers van Marokkaanse komaf, die veelal in het Middengebied wonen. In dit gebied was de Scheldestraat een (half) decennium geleden een bekende locatie van drugshandel: voornamelijk harddrugs. Dit gebied is aangepakt: infrastructureel (woningen voor andere bewoners, onder andere meer studenten) en cameratoezicht sinds 2011. Dit heeft de handel in of rondom (horeca)panden niet uitgebannen, maar het is in deze straat wel afgenomen. De handel werd, al voor de beleidswijziging op 1 mei 2012, mobieler. Er zijn in de Scheldestraat nog wel hangplekken van personen die in verband worden gebracht met (mobiele) straathandel, onder meer bij een bistro. Een ontmoetingscentrum waar veel jeugd van Marokkaanse komaf komt (aan de Hogeweg) was en is ook een pleisterplaats voor jongeren die softdrugs gebruiken of verhandelen. Andere deallocaties zijn de Schuitvaartgracht en het Ravesteijnplein. Een andere hangplek van blowers en dealers is een tunneltje bij het Scheldemondcollege. Hier worden dealers van Antilliaanse en Marokkaanse komaf gespot. De Marokkaanse groep dealers overlapt met de groep die actief is bij het ontmoetingscentrum. In Tilburg verplaatste de straathandel in softdrugs in de maanden na 1 mei 2012 van de zeer directe omgeving naar elders in de stad. Het betrof onder meer locaties op iets grotere afstand van coffeeshops. Het betrof onder meer enkele locaties rondom coffeeshop Africa: nabijgelegen parkeerplaatsen, de Piushaven, de Piusstraat en het Sint Sebastiaanplein. Andere locaties waren en zijn het Wilhelminapark en de parkeerplaats van Albert Heijn XL (bij coffeeshop Casa). Er wordt ook gerund en gedeald bij het treinstation, in de omgeving van coffeeshop Grass Company. Op dergelijke locaties wordt in 2013 nog steeds straathandel gesignaleerd, maar het valt minder op en lijkt te zijn afgenomen: meer personen gaan weer naar de coffeeshop en de doorverkoop lijkt zich te verplaatsen van de straat. Bovendien zijn veel softdrugsklanten niet meer aangewezen op ‘onbekende’ dealers of runners die ze op ‘bekende’ plaatsen ontmoeten, omdat ze beschikken over contactgegevens. Dit patroon tekent zich ook af op andere locaties waar in 2012 werd gedeald en in 2013 ook nog: er is nog straathandel op enkele vaste of geijkte plaatsen, maar de mobiele en minder zichtbare handel heeft terrein gewonnen. Locaties zijn nog steeds het Stuivesantplein (Broekhoven); het plein aan de Hertogstraat (Fatima); verschillende locaties in de Textielbuurt en in de Kasteelbuurt; het ROC aan de Kasteeldreef (Hasselt); het Berlagehof (Bouwmeesterbuurt); het IJpelaarpark en het Corellipark (Noordhoek); het Wagnerplein (Heikant/De Schans); enkele Jeugd Ontmoetingspunten (JOP’s); het Rooseveltplein (Sint Anna); enkele straathandelslocaties in de Noordhoek; en enkele naar componisten vernoemde straten in Stokhasselt. Criminele jeugdgroepen of twintigers die deel uit hebben gemaakt van een criminele jeugdgroep vervullen een belangrijke rol bij de straathandel op enkele locaties. In 2012 kwamen drie 25
Dat was bij die meting veel meer dan in de andere gemeenten, waar dit percentage niet boven de 12,5% kwam 63
groepen in beeld: een criminele (jeugd)groep uit Zorgvlied met tieners en twintigers in de gelederen; een soortgelijke groep op en rondom het Verdiplein; en jeugd in de Reeshof, waarbij vijf kopstukken tussen de 18 en 22 jaar in verband werden gebracht met softdrugshandel. Wat deze jeugdige dealers betreft lijkt het in 2013 niet te gaan om (vaste) groepsstructuren met een vaste locatie. Het gaat eerder om kleine netwerkjes of kopstukken met enkele loopjongens (in de familie). Ze opereren dynamisch en mobiel en niet alleen vanaf geijkte locaties. Over de Reeshof: “Ik denk dat het overal gebeurt, maar met name het station Reeshof, Heyhoef en het Reeshofpark” (respondent, politie). Bij observaties in de Reeshof zagen we in het najaar van 2013 bijvoorbeeld minder jeugd op locaties waar we vorig jaar jongeren gemakkelijker konden aanspreken over hun softdrugsgebruik of illegale softdrugsaankopen. In Breda verplaatste in het najaar van 2012 de straathandel zich van de directe omgeving van coffeeshops (letterlijk pal voor de deur) naar één bekende drugslocatie (de Haagweg) en naar delen van de Boschstraat waar dit een nieuw verschijnsel was. In 2013 zijn dit nog steeds twee locaties waar (mobiele) straathandel plaatsheeft, al is de klantenstroom afgenomen: door het politietoezicht (een grote categorie buitenlandse klanten blijft weg) en door het schrappen van het B-criterium (herstel van de markt met ingezetenen die weer naar de coffeeshops gaan). Naast deze twee straatlocaties zijn er ook runners en dealers actief op de Houtmarkt en bij de haven. Over deze laatste locatie: “Ik denk dat het daar een bekende plek voor buitenlanders geworden is. (…) Het is ook een rijroute vanaf de A16. Het betreft vooral kruimelwerk” (respondent, politie). Bij het treinstation is ook een klein aantal runners actief: naar schatting ongeveer vijf. De markt van buitenlandse softdrugsklanten is “echt sterk teruggelopen”, maar toch wordt op deze locaties “op een nog hele actieve manier gerund” (respondent, politie). Op de Boschstraat heeft de politie het beste zicht op de populatie runners en dealers. Het zijn er ongeveer tien tot twaalf, al staan ze er lang niet altijd tegelijkertijd. Er bestaat concurrentie, maar er lijkt in kleine groepjes een soort ploegendienst te bestaan. Over de runners: “Het zijn gidsjes en ze brengen je ergens naar een plek, waar een ander met de drugs naartoe komt” (respondent, politie). En: “Het zijn Marokkanen van rond de dertig, twintig jaar, waarvan een enkeling wat jonger is. Er komen er uit Bergen op Zoom, er zit er eentje tussen uit Rotterdam en ook lui uit Breda Noord” (respondent, politie). De runners zijn alert op politie, maar ook het kleine aantal buitenlandse klanten dat nog naar de (omgeving van) Bredase coffeeshops trekt is slimmer geworden: “Het valt me wel op dat de Belgen (…) inmiddels wel zo getraind zijn dat ze hun auto een blok verder parkeren en lopend richting de coffeeshop gaan” (respondent, politie). Op de Houtmarkt en Haagweg is de straathandel verbonden met louche zaakjes, zoals een smartshop die is gelieerd aan een bekende drugsfamilie. De Haagweg telt “(…) een groot aantal vage winkeltjes met een assortiment waar je geen droog brood mee kunt verdienen (…) Witwassen is natuurlijk één van de mogelijkheden, maar daar hebben bewoners geen last van” (respondent, gemeente). Dit soort zaken is een pleisterplaats en er worden mogelijk deals beklonken, maar de overdracht is elders. Respondenten observeren dat ook coffeeshops – omtrent één coffeeshop zijn ze zeker van hun zaak – “pionnen” buiten posteren die zoeken naar softdrugsklanten die zelf niet mogen kopen in de shop, maar waarvoor doorverkoop wordt geregeld. En, auto’s “(…) rijden af en aan, soms wordt gezien dat er pakketjes worden overgegeven, maar echt concreet is het allemaal niet” (respondent, gemeente). Deze straatpraktijken laten onverlet dat Breda, uitgedrukt in organisatiegraad van en omzet op de drugsmarkt, een veel groter probleem kent (en al kende voor 1 mei 2012) in Breda Noord en in delen van Breda Zuid-West. Zie verder 5.4. 64
In Etten-Leur komt straathandel in softdrugs voor. Onder meer de politie en buurtpreventie hadden wat dit betreft een duidelijke informatievoorsprong op gemeenterespondenten. Het dominante probleem op geijkte locaties is vaak geen softdrugs, maar overlast, GHB, alcohol of harddrugs. Bovendien werd er in 2012 reeds een beperkte toename van (mobiele) straathandel geconstateerd en is het straatbeeld volgens respondenten in 2013 gemiddeld genomen nog wat rustiger. Voor zover er locaties in beeld komen, gaat het om locaties die voor 1 mei 2012 reeds dezelfde problemen kenden: soms wat meer, soms wat minder. In Etten-Leur Noord wordt gedeald in de omgeving van de GGZ-instelling. Het valt op dat “(…) de dealers die daar naartoe komen, voor 90% uit Breda komen” (respondent, politie). Het is een hardnekkig probleem en er wordt hard- en softdrugs verhandeld. In Grauwe Polder wordt door jeugd geblowd bij het wijkgebouw en bij de sporthal: “Maar we hebben er geen overlast van. We weten ook niet waar ze de softdrugs vandaan halen” (respondent, politie). Er bestaan vermoedens over doorverkoop, maar er wordt ook andere softdrugs aangetroffen: “We weten ook niet waar ze de softdrugs vandaan halen. Mogelijk gewoon van de coffeeshop. Maar die zak die we toen aantroffen die hadden ze niet van de coffeeshop” (respondent, politie). Op de Hobodreef treffen we ongeveer hetzelfde aan: een hangplek van jongeren, met beperkte overlast en met vermoedens van softdrugsgebruik en –handel. Vanwege een alcoholverbod is de aantrekkingskracht van deze locatie op jongeren afgenomen. Op de kop van de Leurse Haven (de Havenkom) hangen jongeren en jongvolwassenen rond. Er wordt geblowd. Drugsleveranties worden per scooter bezorgd. Het parkeerterrein op de winkelstrip bij het Van Bergenplein lijkt een locatie waar dealers met auto’s klanten ontmoeten. Het gaat niet om een drukke locatie. In Centrum-Oost lijkt het wat meer te gaan om mobiele softdrugshandel, op verschillende locaties, zoals het Hertenkamp of het Elisabethpark. Over deze laatste locatie: “(…) daarvan is bekend dat één van de jongeren even heen en weer rijdt om wiet te halen in de coffeeshop en dat ze dat vervolgens met elkaar oproken” (respondent, politie). De handel zou nog mobieler en minder zichtbaar kunnen zijn geworden. Respondenten signaleren hier weinig of geen overlast van softdrugshandel. In Hooghuis wordt in 2013 een toename van de straathandel geconstateerd: “wij [zien] in met name de laatste zes, zeven maanden een duidelijke toename van de straathandel in onder andere het Vogelaarpark op de parkeerplaats van Praxis, wat een absolute hotspot is” (respondent, buurtpreventie). Andere locaties zijn het Trivium en de parkeerplaats van DELA, aan de Lage Vaartkant. Een respondent (buurtpreventie): “We hadden altijd al wel meldingen, maar met name na de invoering en handhaving van het I-criterium zien we een toename van de witte plaatjes” [Poolse kentekenplaten, red.]. Over de werkwijze: “Er wordt op het parkeerterrein gewacht. Niet lang daarna komt er een andere auto bij en worden er tasjes overgedragen”.
5.4
Softdrugspanden
5.4.1
Algemeen
Er wordt softdrugs verhandeld vanuit panden. Het gaat om woonhuizen of garageboxen, maar ook cafés, snackbars en detailhandel. Van oudsher gaat het bij handel uit panden voornamelijk om harddrugs. Maar er lijkt een segment te ontstaan waarbij dergelijke panden fungeren als 65
verkooppunt of als opslaglocatie van softdrugs. Bij softdrugspanden gaat het echter voornamelijk om hennepplantages. In het najaar van 2012 constateerden we:
Drugshandel vanuit panden vergt meer infrastructuur en organisatie dan de straathandel. Naast aanvoer van softdrugs en loopjongens is behoefte aan geld, panden en (bij cafés of detailhandel) een boekhouding die een dekmantel oplevert. Bij deze dealvorm gaat het, sinds 1 mei 2012, om een opleving of intensivering van bestaande vormen van illegale drugshandel.
Het voortouw wordt meestal genomen door personen die hun sporen hebben verdiend met drugscriminaliteit. Dit is bijvoorbeeld het geval als katvangers de handel vanuit een pand uitvoeren. De opgebouwde financiële positie en beschikbaar onroerend goed worden benut.
De zichtbaarheid en overlast zijn minder groot dan bij (systematische) straathandel en het is lastiger om op deze manier de drugsmarkt te benutten of te betreden. Een uitzondering op dit laatste zijn personen die vanuit hun eigen woning (soft)drugs gaan verhandelen, maar die lopen daarmee het risico uit hun huurhuis gezet te worden of al snel ook persoonlijk in beeld te komen als drugsdealer.
De softdrugshandel vanuit panden laat zich moeilijk in kaart brengen. In de eerste plaats zijn gemeente en politie meer gericht op en bekend met zichtbare softdrugsproblemen (overlast van softdrugstoeristen, deallocaties op straat) dan op de meer verhulde handel vanuit panden. In de tweede plaats bestaat softdrugscriminaliteit in woningen vooral uit hennepteelt. Het ligt voor de hand dat thuistelers niet snel vanaf hetzelfde adres drugs gaan verkopen aan af- en aanlopende klanten. Het zou de kans op ontdekking van de teelt immers fors doen toenemen. In de derde plaats bestaat er al snel onduidelijkheid over de status van een mogelijk drugspand: handel, gebruik of teelt; harddrugs of softdrugs; zachte handel in kleine kring of professionele handel?
In 2013 stuitten we op de volgende algemene aandachtspunten of ontwikkelingen:
Bij softdrugspanden gaat het (aanzienlijk) vaker om hennepplantages dan om panden waar wordt gedeald. Hennepplantages komen ook beter in beeld omdat dit prioriteit heeft bij de aanpak van softdrugscriminaliteit. De informatie over hennepplantages ligt op een hoger niveau dan omtrent dealpanden.
De informatie over softdrugspanden is beter op orde in coffeeshopgemeenten met speciale overlegvormen of met een actief hennepteam (Tilburg, Breda, Terneuzen) dan in de andere gemeenten (Etten-Leur, Goes en Vlissingen).
Drugspanden zijn nog steeds geconcentreerd op twee geijkte en logische locaties, namelijk in (louche of minder florerende) delen van de binnenstad en in kwetsbare wijken of buurten.
66
Het klassieke dealpand, met een gestage stroom kleine klanten, is ‘uit’. Er worden in panden wel afspraken gemaakt, maar de overdracht van de drugs heeft plaats op een andere tijd en locatie. Of in het pand wordt het geld betaald en, bijvoorbeeld op basis van prepaid gsmcontact, wordt tegelijkertijd op een andere plaats de drugs overhandigd. De ontkoppeling van deal en overdracht bemoeilijkt de informatieverzameling en geijkte opsporingsmethoden in hoge mate: “We zitten te springen om goede informatie. Zoals je vroeger werkte, door een Fransman of een Belg een staartje te geven, dat lukt nu niet meer. En als er nog een Fransman een pand in gaat, of er is op een andere manier contact geweest en we vangen ze af, dan hebben ze ook lang niet altijd iets bij zich. Dat wij ook denken, hoe kan dat nou? Ze zijn echt niet gekomen om een half uurtje koffie te drinken. Misschien wordt hier afgerekend en wordt het op een afgelegen parkeerterrein elders geleverd” (respondent, politie). In het gebied met straathandel zijn er panden (smartshop, horeca, cadeaushops e.d.) die dit soort functies lijken te vervullen. Achter dit soort panden zitten “(…) grote netwerken (…) die ook voor de wietpas al actief waren. Hier worden op de ouderwetse manier nog contacten gelegd en elders wordt de drugs overhandigd. Uit hoeveel woningen er gehandeld wordt? Geen idee” (respondent, politie).
Het gaat bij de hier boven genoemde werkwijze vaak om tussenhandel in softdrugs. Het vermoeden bestaat dat de criminele structuren die zich met deze handel inlaten zich vaak ook begeven op een meer lucratieve en minder zichtbare groeimarkt, namelijk de naar ‘het Zuiden’ (met name België) verplaatste handel en productie. Zie paragraaf 5.6.
5.4.2
Lokaal: per coffeeshopgemeente
Op lokaal niveau valt een aantal zaken op. We gaan eerst kort in op de situatie in de drie Zeeuwse coffeeshopgemeenten en dan op die in drie Brabantse. Voor zover respondenten spreken over drugsproducenten is vaak niet scherp of het (alleen) gaat om softdrugsproductie of (ook) om andere drugs. Ook wat (soft)drugspanden betreft zijn in Terneuzen ‘oude’ drugsproblemen, en de aanpak daarvan, (veel) belangrijker dan de beleidsveranderingen in het softdrugsbeleid op 1 mei 2012. In de jaren negentig had Terneuzen te maken met hardnekkige drugsproblematiek. Harddrugs vormde destijds het grootste probleem, maar er had ook illegale softdrugshandel plaats. De gemeente telde in die tijd onder meer tientallen panden (tussen de vijftig en tachtig nar schatting) van waaruit harddrugs werden verkocht. Het ging om klassieke panden, met een gestage toestroom van drugsklanten en de daaraan verbonden overlast. Er werd repressief opgetreden tegen de dealpanden en er werden twee coffeeshops geopend. Er ontstonden later nieuwe problemen vanwege de massale toestroom van buitenlandse coffeeshopklanten naar met name coffeeshop Checkpoint. Sinds de sluiting van Checkpoint (2008) telt de gemeente nog steeds haar zegeningen: veel minder dealpanden dan in het verleden en veel minder buitenlandse coffeeshopklanten dan in het meer recente verleden. Er zijn nog drugs- of dealpanden in Terneuzen. Maar dit zijn er in de eerste plaats minder dan in het verleden (maximaal twintig volgens schattingen). In de tweede plaats gaat het om wisselende panden, met een kleinere klantenstroom dan de dealpanden uit de jaren negentig. Hoewel de panden wisselen, komen wel enkele huisjesmelkers vaak in beeld. Er zijn enkele ‘verdachte’ panden in het centrum (woningen en horeca) en soms ook buiten het centrum. De verdenkingen hebben, als het om drugshandel gaat, eerder betrekking op harddrugshandel dan op 67
handel in softdrugs. Dit roept de vraag op waar de Belgische klanten zijn gebleven, inclusief tussen handelaren die grotere hoeveelheden aankopen. Dit lijkt onder de radar verdwenen, ook al voor 1 mei 2012. Er worden mogelijk onzichtbaar transacties gesloten in Terneuzen, maar het lijkt er op dat veel softdrugshandel naar elders is verplaatst, onder meer naar het Zuiden. Respondenten signaleren onder meer contacten tussen softdrugsverkopers in Terneuzen en familie of bekenden in België. In het kader van Houdgreep is er maandelijks multidisciplinair overleg tussen onder meer politie, gemeente en woningbouwcorporatie. De geregistreerde drugscriminaliteit laat in Terneuzen een daling zien (zie 3.4.3). Er zijn in Goes weinig panden in beeld waar softdrugs wordt verhandeld of lijkt te worden verhandeld. Er wordt wel tussenhandel met onder meer Belgische klanten vermoed, maar de transactie of drugsoverdracht heeft waarschijnlijk vaak plaats op straat (in Goes), op afgeschermde locaties (bijvoorbeeld het buitengebied) of buiten Goes. Er zijn vermoedelijk wel softdrugspanden, onder meer in de zogenoemde Hofjesbuurt en op enkele andere locaties in de Goese Polder. Het lijkt onder meer te gaan om afgeschermde tussenhandel met Belgische klanten. In Goes hebben gemeente en politie weinig zicht op criminele structuren die (soft)drugs produceren en op grote(re) schaal verhandelen. Vlissingen had lange tijd te maken met een grote concentratie van handel uit (horeca)panden aan de Scheldestraat. Er werd veel gedeald op straat, maar ook uit diverse winkels en onder meer een toko. Het ging omstreeks 2010 veel meer om harddrugs dan om softdrugs. Dit is op deze locatie aangepakt. Het heeft in (de omgeving van) deze straat geleid tot minder drugshandel, maar die is niet verdwenen. Er hangen onder meer dealers en runners rond bij een bistro. De mobiele handel heeft zich verspreid over de stad. Jongeren uit met name Goese Polder zijn op verschillende locaties in de stad betrokken bij straathandel en mobiele handel. Er is een relatie tussen deze jongeren en groepen die het ontmoetingscentrum aan de Hogeweg bezoeken. In de omgeving van coffeeshop Purple is een kroeg gesloten. Er was sprake van schijnbeheer en er waren signalen die wezen op mogelijke drugshandel of andere strafbare feiten: in de kroeg of in het pand er boven. Er is weinig informatie over dealpanden in de woonwijken. Voor zover er meldingen of indicaties zijn omtrent dergelijke panden gaat het om het Middengebied en Bossenburgh. In de Goese Polder lijken vooral personen te wonen die elders in de stad dealen. Ook in Vlissingen hebben gemeente en politie weinig zicht op criminele structuren die (soft)drugs produceren en op grote(re) schaal verhandelen. Ook hier kan door dit informatietekort snel het idee ontstaan dat de straathandel door een klein aantal runners en dealers rondom twee coffeeshops het grootste lokale drugsprobleem vormt of zou kunnen zijn. Sinds het najaar van 2013 kent Tilburg een dealpandenoverleg tussen OM, politie en gemeente. In dit overleg worden meldingen over dealpanden besproken. Er wordt aanvullende informatie verzameld en per pand wordt ingeschat wat de interventiemogelijkheden zijn. De informatiepositie is pover. Dit komt mede doordat prioriteit wordt gegeven aan de aanpak van hennepplantages. Dat lijkt een groter probleem in Tilburg: het komt frequenter voor en het levert meer crimineel geld en fysieke veiligheidsrisico’s (o.a. brand) op. In 2013 wordt nog steeds melding gemaakt van panden in het zogenoemde Bekomo-gebied (in de omgeving van coffeeshops Shiva en Toermalijn) waar (soft)drugshandel wordt bedreven. Het gaat voornamelijk om panden die ook in 2012 of daarvoor vanwege drugs in beeld kwamen. Enkele 68
van deze panden zijn tijdelijk gesloten (geweest). In andere wijken maken straatfunctionarissen (huismeesters, wijkagenten) melding van ‘vage’ pandjes of woningen waar vanuit klaarblijkelijk gehandeld wordt. Zij constateren dat de overlast rond deze panden is verminderd in 2013. Respondenten constateren een splitsing: tussen panden waar de transactie wordt gesloten en de locatie waar de drugs vervolgens worden overhandigd. Klassieke dealpanden hebben aan betekenis ingeboet: een vast pand waar geld én drugs worden overhandigd is veel te kwetsbaar voor een tussenhandelaar. De tussenhandel is dynamischer geworden. Bovendien valt er veel meer geld te verdienen met het organiseren van hennepteelt. Dit heeft een grote vlucht genomen in onder meer Tilburg en omgeving. Dit is in de afgelopen jaren in beeld gekomen door het optreden van de zogenoemde Taskforce B5, door strafrechtelijke onderzoeken, door activiteiten van het hennepteam en door het relaas van een spijtoptant. Volgens die spijtoptant wordt in Tilburg en omgeving op jaarbasis 230 tot 280 ton wiet te koop aangeboden aan inkopers. Dat levert een winst op van € 690 à € 840 miljoen (Integraal Afpakteam Brabant, RIEC Zuid-West Nederland en Tilburg University, mei 2013). In Breda is er zicht op straatpraktijken (zie 5.3) en op criminele drugsstructuren in de stad. Dit gaat vooral gepaard met hennepkwekerijen en met panden (bijvoorbeeld smartshops of horeca) waar runners rondhangen of van waaruit deals worden georkestreerd (bijvoorbeeld cadeaushops of headshops die hun zogenaamde koopwaar niet of nauwelijks verkopen), terwijl de overdracht elders plaatsheeft. Ook in Breda is het klassieke dealpand, met een gestage stroom kleine klanten, ‘uit’. Breda kent daarnaast, uitgedrukt in organisatiegraad en omzet op de drugsmarkt, een veel groter probleem - reeds voor 1 mei 2012 - in Breda Noord en in delen van Breda Zuid-West. Zie verder 5.4. Vooral Marokkaanse (familie)structuren in Breda Noord en meer gemengd, inclusief autochtonen en kampers, in Zuid-West. Het gaat volgens een respondent om enkele tientallen groepen of structuren die (onder meer) drugs produceren en verhandelen. Dit heeft vaak een bovenlokaal karakter. In de wijken is het tamelijk rustig: de bewoners stellen inmenging van de overheid bepaald niet op prijs en regelen hun zaken (liever) zelf. In Etten-Leur komen weinig panden in beeld vanwege softdrugshandel. Drugspanden zijn bijna altijd GHB-panden of panden waar hennep wordt geteeld. In Grauwe Polder is een netwerk rond twee families in beeld vanwege drughandel en mogelijk ook drugsproductie. Er bestaat ook een vermoeden van GHB-handel vanuit een woning. De bureaucratische lasten om hier tegen op te treden spelen wijkagenten echter parten: “Daar moet je dan weer formulieren voor invullen voor de capaciteit die je daar voor denkt nodig te hebben. Dan wil het OM dat je de overlast nog in kaart brengt. Ga je kijken naar de aanloop, moet je ook klanten afvangen” (respondent, politie). De GHBscene (niet alleen in Etten-Leur, maar met vertakkingen naar onder meer Zundert en Rucphen) is in de afgelopen jaren aangepakt (onder meer arrestaties) en heeft zich op enkele locaties verplaatst van de straat naar woningen. Dit komt niet alleen door de aanpak op straat: “het zijn de oude hangjongeren van toen die nu een huisje hebben en het nu daar gebruiken. De overlast op straat is daarmee afgenomen. Het zorgt nog wel voor overlast in hun directe omgeving: harde muziek, aanloop van andere gebruikers” (respondent, politie). Etten-Leur telt, ten slotte, wel enkele growshops. Een growshop wordt in verband gebracht met georganiseerde drugshandel.
69
5.5
Doorverkoop
5.5.1
Algemeen
De doorverkoop van softdrugs die is gekocht in een coffeeshop heeft verschillende gedaantes. Er zijn veranderingen opgetreden: eerst door de gelijktijdige introductie van het B- en I-criterium op 1 mei 2012 en daarna door het schrappen van het B-criterium in december 2013. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen ‘harde’ doorverkoop (op winst gericht) en ‘zachte’ doorverkoop, waarbij nauwelijks of geen winst wordt gemaakt. In 2012 spraken we, ten tijde van het B-criterium, bijvoorbeeld een man die lid was geworden van enkele (Tilburgse) coffeeshops. Hij had daarmee, naar eigen zeggen, een “privacyrisico” gelopen door zich te laten registreren en zijn vrienden niet. Hij verkocht softdrugs door, iets boven de prijs, om wat te verdienen en in ruil voor het genomen risico. Doorverkoop heeft plaats in twee belangrijke settings. In de eerste plaats een combinatie van straathandel en doorverkoop: personen die (te?) frequent softdrugs kopen in een coffeeshop en die (op straat) in de omgeving van de shop doorverkopen aan niet-ingezetenen. In de tweede plaats heeft doorverkoop (vaker) plaats in kleine sociale kringen, onder meer aan minderjarigen: deels op straat (bijvoorbeeld op hangplekken), maar ook ‘van straat’, bijvoorbeeld in woningen, op onderwijsinstellingen, in de horeca of bij sportverenigingen. De omvang van deze laatste doorverkoopvariant is volgens respondenten betekenisvol, maar we kunnen geen uitsluitsel geven over de omvang. De doorverkoop aan volwassen lokale klanten neemt uiteraard wel af door het schrappen van het B-criterium in november 2012. We gaan puntsgewijs is op enkele belangrijke vormen van doorverkoop en op veranderingen die zich daarbij voordoen: a. Het doorverkopen van softdrugs die in een lokale coffeeshop is gekocht aan lokale ingezetenen. De markt hiervoor was in de periode van mei 2012 tot en met november 2012 groter dan daarna. Immers, veel ingezetenen werden in die periode geen lid van een coffeeshop en konden daar dus geen softdrugs kopen. Een categorie leden kocht wel softdrugs in de coffeeshop en verkocht dit door in sociale kringen: weinig zichtbaar en op afstand van de coffeeshop. Met het schrappen van het B-criterium is deze vorm van doorverkoop minder belangrijk geworden en afgenomen. Respondenten signaleren bijvoorbeeld dat voormalige coffeeshopleden nu weer met enkele vrienden naar de coffeeshop komen, die geen lid waren tijdens het B-criterium. Voor minderjarigen is het sinds het schrappen van het B-criterium weer gemakkelijker om via goede bekenden aan coffeeshop-drugs te komen. b. Er werd softdrugs doorverkocht die was gekocht in een coffeeshop in een gemeente waar in de periode mei tot en met november 2012 geen ‘wietpas’ was vereist. Er werd gewezen op Rotterdam of Nijmegen. Het was daar mogelijk om in verschillende coffeeshops de toegestane hoeveelheid per persoon te kopen en dus een behoorlijke ‘voorraad’ mee naar huis te nemen. Voor zover wij konden achterhalen gaat het om vriendengroepen, die beschikken over een auto. De noodzaak hiertoe is verdwenen en daarmee hoogstwaarschijnlijk ook de frequentie. 70
c. Er heeft doorverkoop plaats in de directe omgeving van coffeeshops. In de periode van mei tot en met december 2012 bestond de straatmarkt hiertoe - met verdiscontering van lokale verschillen - uit: voormalige buitenlandse coffeeshopklanten die nog naar de (omgeving van de) shop kwamen en ingezetenen die geen lid waren van een coffeeshop, inclusief minderjarigen. Deze markt is anno 2013 veel kleiner. De buitenlandse coffeeshopklanten hebben inmiddels lang en breed ontdekt dat ze in de onderzochte coffeeshopgemeenten niet terecht kunnen in de coffeeshops. Detailinkopen worden door deze categorie bijna altijd elders gedaan: vaak op de thuismarkt (in België, Frankrijk of Duitsland) of in coffeeshops waar niet-ingezetenen wel welkom zijn. Ingezetenen kunnen weer laagdrempelig softdrugs kopen in een coffeeshop. Er resteert een kleine markt van klanten die niet voldoen aan het Icriterium, zoals reguliere toeristen of arbeidsmigranten zonder GBA-uittreksel. In vier van de zes onderzochte coffeeshopgemeenten is de overlast van deze straathandel dan ook gering of (op het niveau van een coffeeshop) afwezig, mede door toedoen van politietoezicht. In Goes en Vlissingen wordt wel overlast van deze handel gesignaleerd en geregistreerd. Daar schoot de handhaving en het toezicht op een klein aantal (vaak bekende) straathandelaren echter lange tijd tekort in 2013, mede omdat onduidelijk was wie hier binnen de politieorganisatie nu verantwoordelijk voor was. d. Coffeeshops kunnen een ambivalente houding innemen ten opzichte van doorverkoop van softdrugs in de omgeving van hun zaak. Dit geeft overlast en dat kan slecht zijn voor het publieke draagvlak voor de shop. Aan de andere kant levert doorverkoop omzet en winst op. Los van die omzet is er voor coffeeshops een andere mogelijke winstpost, namelijk als lokale politici twijfelen aan het I-criterium (of hier afstand van nemen) vanwege deze overlast. Het schrappen van het I-criterium zou de omzet van menig coffeeshop immers fors doen toenemen. Er zijn coffeeshops die dit profijt van doorverkoop zien en lijken te benutten. In de eerste plaats door aan doorverkopers meer softdrugs per dag of transactie te verkopen dan op basis van de gedoogcriteria is toegestaan. In de tweede plaats bestaan er omtrent enkele coffeeshops vermoedens dat ze “pionnen” op straat hebben lopen die zoeken naar softdrugsklanten waaraan kan worden doorverkocht. In de derde plaats zijn er coffeeshops die overlast rond hun zaak melden, zodat dit (als een probleem) zichtbaar wordt in politieregistraties. Hier staat wel weer tegenover dat bepaalde coffeeshops (ook) zorgen voor portiers die de orde handhaven en voor een zo goed mogelijke verstandhouding met omwonenden. 5.5.2
Straatenquête: per coffeeshopgemeente
a. Ongeveer een vijfde (21,9%%) van de coffeeshopbezoekers die we in Tilburg hebben ondervraagd koopt vandaag de dag ook wel eens illegaal softdrugs. Van deze categorie illegale kopers, koopt meer dan de helft (54,4%) softdrugs, onder meer bij vrienden of bekenden.26
26
Zie hoofdstuk 2. We hebben van een beperkt aantal coffeeshopbezoekers die óók op de illegale markt softdrugs kopen een vragenlijst afgenomen. In Tilburg ging het om een substantieel aantal (79), maar in de andere gemeenten ging het om kleine aantallen, namelijk: Terneuzen (9); Vlissingen (38); Goes (26); Etten-Leur
71
b. Ruim een vijfde (22%) van de coffeeshopbezoekers die we in Etten-Leur hebben ondervraagd koopt vandaag de dag ook illegaal softdrugs. Van deze categorie koopt 54% softdrugs onder meer bij vrienden of bekenden. c. In Goes koopt ongeveer een vijfde (22%) van de coffeeshopbezoekers vandaag de dag wel eens illegaal softdrugs: 46% onder meer bij vrienden of bekenden. d. In Vlissingen koopt precies twee vijfde (40%) van de ondervraagde coffeeshopbezoekers vandaag de dag illegaal softdrugs. Die illegale aankopen werden ook in deze gemeente vaak gedaan bij vrienden of bekenden: 53%. e. In Terneuzen ondervraagden we slechts negen coffeeshopbezoekers; vijf van hen doen illegale inkopen bij vrienden of bekenden.
5.6
Handel en teelt: naar het Zuiden
Er zijn met de introductie van het I-criterium en in eerdere jaren door beleidsmaatregelen belangrijke beperkingen gesteld aan het buitenlandse drugstoerisme naar Midden en West Brabant en Zeeland. Het gaat om de sluipende reductie van het aantal coffeeshops en om drie belangrijke ingrepen: 1. De sluiting van megacoffeeshop Checkpoint in Terneuzen (juni 2008). 2. De gelijktijdige sluiting van acht coffeeshops in Bergen op Zoom en Roosendaal (september 2009). 3. De invoering van het B- en I-criterium (en later alleen het I-criterium) per 1 mei 2012. Dit heeft geresulteerd in een enorme reductie van de stroom buitenlandse drugstoeristen naar coffeeshops en gemeenten in de door ons onderzochte grensstreek. Dat is belangrijke vooruitgang, omdat er hierdoor honderden miljoenen euro’s minder, via de achterdeur van de coffeeshops, in het criminele milieu terechtkomen. In Terneuzen werd het aantal coffeeshopklanten dat per week softdrugs kocht in 2007 geschat op 25.000. Het ging voor 90% om Belgen of Fransen (Intraval, 2007). Dat waren er dus 22.500 per week. Dat was 1,17 miljoen per jaar. In Bergen op Zoom werd het aantal buitenlandse drugstoeristen geschat op 12.194 personen per week. Daarvan bezocht 72,2% een coffeeshop: 8.804 per week (Van der Torre e.a., 2008). Dat was naar schatting 457.808 per jaar. In Roosendaal werden 13.636 buitenlandse drugstoeristen per week geteld, waarvan bij 55,2% kon worden vastgesteld dat ze een coffeeshop bezochten (Van der Torre e.a., 2008). Het betrof 7.527 buitenlandse coffeeshopklanten per week. Per jaar kwam de teller uit op 391.404. In deze drie gemeenten kwam het jaarlijkse aantal buitenlandse coffeeshopklanten (in 2007 of 2008) bij elkaar opgeteld dus (afgerond) naar schatting uit op 2 miljoen. Als we de gemiddelde besteding schatten op € 25,-- per persoon (dat is een voorzichtige schatting), dan ging het om een markt van 50 miljoen euro per jaar. Door de invoering van het I-criterium is de stroom buitenlandse coffeeshopklanten richting andere coffeeshopgemeenten in ons onderzoeksgebied ook opgedroogd.
(11). De gepresenteerde percentages geven dus louter een indicatie of (eerste) indruk. Onderzoek op de illegale softdrugsmarkt vergt eigenlijk intensief veldwerk dat geen deel uitmaakt van deze studie.
72
Het is de vraag waar al deze buitenlandse voormalige coffeeshopklanten zijn gebleven. In 2010 en 2011 week een categorie van de voormalige klanten van Checkpoint of van een coffeeshop in Roosendaal of Bergen op Zoom uit naar andere coffeeshops in de grensstreek. Een kleine categorie buitenlandse klanten (tussenhandelaren) bleef naar Roosendaal, Bergen op Zoom en Terneuzen komen om softdrugs in te kopen bij illegale dealers die ze kennen en vertrouwen. Maar de buitenlandse drugstoeristen zochten veel minder massaal en zichtbaar de illegale markt op in deze gemeenten dan door menigeen werd aangenomen bij de sluitingen. Dit patroon herhaalde zich na mei 2012 in de andere coffeeshopgemeenten in het onderzoeksgebied. Politie, bestuur, justitie en media hielden rekening met een blijvende grote toestroom van buitenlandse drugstoeristen en met de daarmee gepaard gaande overlast en illegale handel. Politiedraaiboeken anticipeerden daar op. Het overgrote deel van de buitenlandse klanten bleef echter van meet af aan weg en veel anderen bleven in de maanden daarna weg uit Midden en West Brabant en Zeeland. Het wegvallen van de stroom van enorm veel buitenlandse drugsklanten naar de onderzochte gemeenten valt mede te verklaren uit de verplaatsing van softdrugscriminaliteit naar het Zuiden, in het bijzonder naar België. Dit is een logische ondernemersreactie van drugscriminelen op bedrijfsrisico’s in Nederland en op ‘Zuidelijke’ criminele kansen. Het is een trend die al lang en breed was ingezet voor 1 mei 2012, maar die aan betekenis lijkt te winnen. Het was en is een simpel markmechanisme waarbij het aanbod zo dicht mogelijk bij de klant wordt gebracht. Respondenten signaleren in 2012 en 2013 de volgende relevante trends:
Er worden buiten de coffeeshops (nog) softdrugstransacties gesloten met buitenlandse klanten in de Nederlandse grensstreek van Midden en West Brabant en Zeeland. Nederlandse (tussen)handelaren benutten hun contacten met Belgische of Franse klanten om af te blijven spreken. Dit wordt zo veel mogelijk verhuld. Het is daarbij onder meer een tactiek om de transactie en overdracht te ontkoppelen, waardoor er geen ‘klassieke’ dealpanden meer nodig zijn met een stroom ‘kleine’ klanten (zie ook 5.4).
De binnenlandse markt in België, Duitsland en Frankrijk is gegroeid door de fors gereduceerde drugstoeristenstroom naar Nederland. Hier hebben zich handelaren gepositioneerd die hun klanten proberen te binden en zo trachten te weerhouden om naar Nederland te reizen om softdrugsinkopen te doen.
Drugscriminelen uit Nederland zetten hennepkwekerijen op over de landsgrens, hetgeen met name in beeld komt in België. Sterker, respondenten schatten dat er bij 90% van de ontdekte plantages in delen van België ‘Nederlandse’ betrokkenheid is. Deze ontwikkeling was er reeds voor 2009 en dus ook voor 2012. Het heeft te maken met risicospreiding, met criminele concurrentie in Nederland en met de verhoogde pakkans in Nederland. De Belgische grensstreek kent criminele kansen vanwege het uitgestrekte gebied, de vele woningen (boerderijen en villa’s) of loodsen zonder zichtlijnen van buitenaf. Voorts heeft ‘drugs’ hoge prioriteit in België, maar niet in politiezône Grens. Er zijn ook goede criminele kansen in Zuid-België: goedkope panden en de politie beschikt nog over minder ervaringskennis bij de aanpak van drugshandel. Wallonië kent tal van voordelen voor criminelen met hennepkwekerijen: uitgestrekte gebieden; leegstaande 73
loodsen, panden of fabrieken; ‘geschikte’ campings of bungalowparken; hoge werkeloosheid; lage bedrijfskosten (bijvoorbeeld bij het opkopen van panden); en de nabijheid van Franse en Belgische steden met veel softdruggebruikers, zoals Lille.
Er wordt ook een (overigens al langer bestaande) tegengestelde trend gesignaleerd: niet vanuit Nederland naar België, maar vanuit België naar Zeeland of Zeeuws Vlaanderen. Belgische personen zouden hier namelijk growshops openen: “Growshops in Zeeuws Vlaanderen zijn van Belgische origine, ze wonen in België en openen hier een growshop. Ze komen hier naartoe om de Belgische markt te bedienen. De meeste klanten die hier komen en kopen bij de growshops, zijn Belgen. Ze kopen van alles wat ze kunnen gebruiken voor de teelt” (respondent, gemeente).
Het aantal door de Belgische politie ontdekte hennepkwekerijen groeit gestaag in de afgelopen jaren. In 2007 werden in België 466 gevallen geregistreerd en in 2008 in totaal 666. Dit loopt gestaag op, tot 738 in 2009, tot 979 in 2010 en tot 1.067 in 2011. In 2012 komt de teller uit op 1.111 en in 2013 op 1.212. Zie de onderstaande tabel. Tabel 5.1: Geregistreerde hennepkwekerijen België 2007-2013
Actieve plantage Microschaal: 2 – 5 planten Mini-schaal: 6 – 49 planten Kleinschalig: 50 – 249 planten Middelgrote schaal: 250 – 499 planten Grootschalig: 500 – 999 planten Industriële schaal: > 1000 planten Stekkenboer Totaal
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
66 130 62 40 44 51 5 466
136 219 125 58 63 45 2 666
134 226 166 72 65 66 8 738
209 313 163 93 106 86 9 979
191 374 185 101 120 88 8 1.067
172 453 166 89 142 83 6 1.111
228 465 156 119 141 98 5 1.212
74
Hoofdstuk 6
Conclusies en aanbevelingen 6.1
Antwoord op de onderzoeksvragen
6.1.1
Wat zijn belangrijke patronen in het coffeeshopbezoek?
Het zogenoemde B-criterium (vaak aangeduid als ‘de wietpas’) beoogde, via een verplichte registratie en lidmaatschap van coffeeshops, het aantal klanten onder ingezetenen te reguleren. De weerstand was groot, waardoor een belangrijk deel van de lokale of regionale ‘Nederlandse’ coffeeshopklanten de illegale markt opzocht. Een substantieel deel van deze Nederlandse blowers is (na het schrappen van de wietpas eind november 2012) in 2013 weer teruggekeerd in coffeeshops in Midden en West Brabant en Zeeland. De algemene indruk van respondenten is dan ook dat de Nederlandse klandizie van de coffeeshops in 2013 is gestegen. Er is wel discussie in hoeverre daarbij het niveau van voor 1 mei 2012 wordt gehaald. Een deel van de respondenten denkt dat dit (nog) niet het geval is. Een telling die in Breda is uitgevoerd wijst daarentegen op een volledig herstel (en zelfs wat meer dan dat) van deze Nederlandse klandizie. In het onderzoeksgebied geldt daarnaast het I-criterium. Dit beoogt de buitenlandse drugstoerist te weren uit de Nederlandse coffeeshops door de invoering van het ‘ingezetene-criterium’. Alleen in Nederland geregistreerde personen kunnen een coffeeshop bezoeken. Los van de vraag in hoeverre het op lokaal niveau actief wordt gehandhaafd, blijven de buitenlandse coffeeshopklanten (strikt genomen de niet-ingezetenen) weg, of op een haar na weg, uit de coffeeshops. Het I-criterium heeft er in het onderzoeksgebied – overigens in combinatie met de sluiting van acht coffeeshop in Bergen op Zoom en Roosendaal (2009) én met de sluiting van mega-coffeeshop Checkpoint (2008) - toe geleid dat de ‘internationale geldstroom’ door de voordeur van de coffeeshops fors is afgenomen. Dit levert een voordeel op ‘aan de achterdeur’ van coffeeshops, want daar verdwijnt veel minder softdrugsgeld in het criminele circuit. De precieze omvang van dit gunstige beleidseffect laat zich niet eenvoudig berekenen. Er zijn onzekerheden omtrent de toekomstige bedrijfsvoering van coffeeshops die consequenties kunnen hebben voor de klandizie, onder meer vanwege beleidsopties of –voornemens. Twee belangrijke betreffen de discussies omtrent de regulering van de coffeeshopteelt (het reguleren van de toevoer van softdrugs aan de achterdeur) en het stellen van een maximum aan het THC-gehalte van wiet. Ook bestond er tijdens ons onderzoek discussie over (de rechtsgeldigheid van) het Icriterium. De kans bestaat dat door regulering van de coffeeshopteelt en/of door THC-regels (maximaal 15% THC) de kwaliteit en diversiteit van het softdrugsaanbod van coffeeshops afnemen. Het is de vraag of gereguleerde teelt, mocht dat realiteit worden, kan voorzien in een goed en breed assortiment. Een beperkt assortiment van de gereguleerd geteelde softdrugsdrugs creëert mogelijkerwijs kansen voor illegale handelaren die hun zaken op orde hebben en goede softdrugs met een hoger THC-gehalte kunnen leveren. Een deel van die handelaren levert momenteel al aan de achterdeur van de coffeeshops en zou dat in Nederland - voor het eerst of op grotere schaal - op de illegale markt kunnen brengen (voor zover ze dat nu niet al doen).
75
6.1.2
Welke trends tekenen zich af in de geregistreerde drugsincidenten?
Bij de beantwoording van deze vraag baseren we ons op het politieregistratiesysteem BVH. Er worden registraties vastgelegd van drugscriminaliteit en drugsoverlast. Drugscriminaliteit betreft drugsbezit, drugshandel en/of het vervaardigen van drugs (zowel softdrugs als harddrugs). Drugsgerelateerde overlast betreft overlast die op enigerlei wijze is te herleiden tot drugshandel. Bij een analyse van door de politie geregistreerde drugsincidenten is een kritische blik nodig. Er zijn factoren die zorgen voor een verschil tussen cijfers en werkelijkheid. Een substantieel deel van de drugscriminaliteit wordt niet geregistreerd. Drugshandel en drugsteelt zijn aangifteloze of slachtofferloze delicten die in de regel zo goed mogelijk worden afgeschermd. Bij een illegale drugsdeal hebben verkoper en koper een gedeeld belang om dit buiten het blikveld van politie of burgers te doen. Dit betekent dat veel drugshandel en drugsteelt niet worden geregistreerd. Ook is niet altijd duidelijk om wat voor een soort drugsgerelateerde incidenten het precies gaat. Gaat het om jeugdoverlast of drugsoverlast; gaat het om gebruik en/of handel van drugs; gaat het om softdrugs en/of harddrugs; gaat het om een vermoeden van een burger die meldt of om een hardere waarneming door een agent? Hier komt bij dat het – zeker op het niveau van afzonderlijke categorieën of gemeenten – gaat om tamelijke lage aantallen. In bijvoorbeeld Tilburg, met bijna 210.000 inwoners, ligt de gemiddelde maand-registratie van drugsoverlast in de periode van mei tot en met december 2013 op 24. Dat is bescheiden. Het betekent dat ‘toeval’ of niet-systematische gebeurtenissen een belangrijke invloed kunnen hebben op de trends. Er zijn verschillende factoren die vergelijkingen in de tijd – tussen de periode voor en na de beleidswijziging op 1 mei 2012 – verstoren, zoals: extra alertheid van onder meer politie vanwege de beleidsverandering; verminderde alertheid vanwege meevallende of afgenomen drugsoverlast; inspanningen om burgers drugscriminaliteit en drugsoverlast te laten melden; het ‘opwaarderen’ van (meldingen over) drugsoverlast door coffeeshopexploitanten, omdat hoge drugsoverlast het Icriterium ondermijnt; verplaatsing van de illegale drugsmarkt motiveert burgers om drugsproblemen te melden; professionalisering en (betere) afscherming bij dynamische vormen van drugshandel. We vatten enkele belangrijke trends met betrekking tot de geregistreerde drugsincidenten samen, maar behoedzame interpretatie is dus noodzakelijk. Na een piek in de periode na de beleidswijziging - in juli, augustus en september 2012 - daalt het aantal geregistreerde drugsincidenten in Midden en West Brabant. Vooral de registraties vanwege drugsoverlast dalen fors en liggen nagenoeg weer op het niveau van voor 1 mei 2012 (de teller komt in 2013 slechts 5% hoger uit). De trend is ongunstiger wat betreft de geregistreerde drugscriminaliteit. Er is weliswaar een kleine daling in 2013 (mei tot en met december) ten opzichte van dezelfde maanden in 2012, maar het is nog fors hoger dan in de jaren daarvoor. Nadere analyse wijst uit dat deze stijging van de geregistreerde drugsincidenten in 2013 voor het overgrote deel op het conto komt van ‘het vervaardigen van softdrugs’ (opgenomen in de categorie ‘drugscriminaliteit’). In de periode van mei tot en met december 2013 worden in Midden en West Brabant ruim twaalfhonderd (1.259) registraties genoteerd inzake vervaardigen softdrugs. Dat is meer dan 30% van het totaal aantal geregistreerde drugsincidenten in die periode. Het is ook maar liefst driekwart (74%) meer dan in de drie jaren voor invoering van het nieuwe softdrugsbeleid in mei 2012 (2009-2011). In Zeeland treffen we een andere situatie aan dan in Midden en West Brabant. In 2012 steeg het aantal geregistreerde drugsincidenten na invoering van het nieuwe softdrugsbeleid namelijk veel 76
minder dan in Midden en West Brabant: met 10%. In 2013 is dat nog steeds zo. Het valt wel op dat de geregistreerde drugsoverlast stijgt in 2013: met 30% ten opzichte van de jaren 2009 tot en met 2011, van 405 naar 528 registraties. Die toename komt tot stand in Goes (+48) en Vlissingen (+114). Twee opvallende stijgende trends vragen om duiding: de registraties inzake vervaardigen softdrugs in Midden en West Brabant en de registraties met betrekking tot drugsoverlast in Vlissingen en Goes. De toename van de geregistreerde drugsincidenten in Midden en West Brabant in 2013 (ten opzichte van de periode voor de beleidsverandering op 1 mei 2012) komt voor een groot deel op het conto van registraties met betrekking tot het vervaardigen van softdrugs. Er zijn drie (mogelijke) verklaringen voor deze laatste stijging. In de eerste plaats de oprichting en werking van zogenoemde hennepteams in drie Brabantse politiedistricten en hun aangescherpte aanpak ten aanzien van hennepkwekerijen. In 2013 leidt dit niet tot meer opgerolde hennepkwekerijen dan in 2012: in beide jaren ongeveer 600. Het aantal ontruimde hennepkwekerijen wordt pas systematisch vastgelegd sinds 2012, waardoor goede vergelijkingen met de periode daarvoor niet mogelijk zijn. In de tweede plaats een veranderde manier van registreren, per maart 2013, waardoor gebeurtenissen eerder dan in voorgaande jaren worden geoormerkt als ‘vervaardigen softdrugs’. In de derde plaats een feitelijke toename van het aantal hennepkwekerijen. We kunnen wat dit laatste betreft echter niet aantonen dat dit samenhangt met de beleidsverandering op 1 mei 2012. Veel grote Brabantse spelers op de markt van softdrugsproductie lijken hun activiteiten juist te verplaatsen naar het buitenland. Sommige respondenten denken wel dat de illegale thuisteelt in bepaalde kringen recent is toegenomen. Dit wordt echter minstens zozeer in verband gebracht met de kredietcrisis en met (al langer bestaande) criminele kansen als met het softdrugsbeleid. De toename van de geregistreerde drugsoverlast in Zeeland in 2013 komt voor rekening van de gemeenten Goes en Vlissingen. Dit wordt door respondenten niet zozeer verklaard uit de komst van drugstoeristen, maar meer door de aanwezigheid van reguliere toeristen en niet ingezeten (bijvoorbeeld vanwege werk of studie), die niet meer toegelaten mogen worden tot coffeeshops en die door ongeveer een handvol straatdealers of runners per coffeeshop zouden worden opgewacht. Dit hangt samen met het I-criterium en dus met het nieuwe softdrugsbeleid. Nader beschouwd zijn er echter tal van achterliggende deelverklaringen voor de opvallende trend in deze twee Zeeuwse gemeenten, namelijk: de politie trad in 2013 lange tijd niet of nauwelijks op tegen de straathandel (in het najaar van 2013 wordt wel het zogenoemde BASTA-team van de politie ingezet en worden gebiedsverboden opgelegd)), mede door interne misverstanden; runners en dealers ontdekten de lage pakkans en benutten deze (Vlissingen kent in de buurt van een coffeeshop bijvoorbeeld florerende handel bij een ontmoetingscentrum); verschillende dealers zijn lokaal goed bekend en zijn of waren opgenomen in trajecten (bijvoorbeeld begeleid wonen), maar die contacten en afhankelijkheden worden niet benut om hen te disciplineren; de coffeeshops in Vlissingen liggen op locaties met sociaal verkeer, waardoor drugsoverlast snel in het oog springt (hier staat tegenover dat handel of coffeeshopbezoek ook juist minder op kan vallen in het sociale verkeer); in Vlissingen zijn coffeeshopklanten goed te spreken over de coffeeshoplocatie, hetgeen gepaard gaat met hoogfrequent bezoek door onze respondenten onder coffeeshopbezoekers; de verhuizing van een coffeeshop in Vlissingen motiveerde bewoners om drugsoverlast te melden; er bestaan vermoedens omtrent het stimuleren van doorverkoop (van in een coffeeshop gekochte softdrugs) rondom een coffeeshop; en er is geen communicatiecampagne gevoerd om niet-ingezetenen effectief te informeren over het I-criterium. Kortom, in Goes en Vlissingen wordt de geregistreerde drugsoverlast rondom de coffeeshops niet alleen veroorzaakt door het I-criterium, maar ook door een reeks gemeentelijke factoren. We hebben ook door middel van straatenquêtes de situatie 77
rondom coffeeshops in kaart gebracht. Die enquêtes suggereren dat de overlast in Goes op een lager peil ligt dan in Vlissingen. 6.1.3
Hoe ontwikkelt de drugsoverlast zich rondom coffeeshops?
We hebben in totaal van 565 respondenten, die in de directe omgeving van een coffeeshop wonen, een straatenquête afgenomen. In Tilburg verrichtten we dit veldwerk rondom zes (van de elf) coffeeshops en daarnaast in alle (zes) coffeeshops in Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen. Het gaat gemiddeld om 51 respondenten per coffeeshop of enquêtelocatie.27 Dat is niet veel en daarom is het een indicatie en – zeker geïsoleerd – levert het geen harde feiten op. We hebben louter ondernemers of bewoners ondervraagd die vanwege hun woon- of werklocatie, gedurende hun dagelijkse doen en laten, een goed zicht zouden moeten hebben op de directe omgeving van coffeeshops. Bijna driekwart (72,3%) van de in 2013 ondervraagde bewoners en ondernemers in de directe omgeving van twaalf coffeeshops in vijf coffeeshopgemeenten waar we enquêteerden, ervaren zelden of nooit overlast van een coffeeshop. In 2012 lag dit percentage op 87,8%. De toename van deze ervaren overlast komt mede doordat de klantenstroom naar de coffeeshops sinds het schrappen van het B-criterium (december 2012) is gegroeid. Het komt in algemene zin niet door een toename van de door respondenten waargenomen of vermoedde illegale softdrugshandel in de directe omgeving van coffeeshops. In 2013 ziet of vermoedt namelijk 17,2% dit (zeer) vaak en 17,8% soms. In 2012 kwam de teller wat dit betreft uit op: 23,8% (zeer) vaak en 15% soms. Van de - bij een straatenquête ondervraagde - bewoners en ondernemers in de (zeer) directe omgeving van zes Tilburgse coffeeshops ervaart ruim driekwart (78,2%) zelden of nooit overlast van deze shops. Dit was 88,8% in 2012. Sinds de afschaffing van de wietpas (we hanteren december 2012 als ijkpunt in de straatenquête) is de overlast volgens 57,6% gelijk gebleven en volgens 16% afgenomen. Bij de zes Tilburgse coffeeshops zien minder respondenten in juni 2013 (zeer) vaak illegale drugshandel in de directe omgeving van een shop dan in augustus 2012 (11,5% in 2013 versus 22,4% in 2012). Tóch ervaren in juni 2013 (8,5%) meer bewoners (zeer) vaak overlast van de coffeeshops dan in augustus 2012 (2,6%). Deze toename van deze gerapporteerde overlast komt waarschijnlijk doordat er in 2013 meer coffeeshopklanten zijn dan in 2012. Rondom de zes coffeeshops in Goes, Vlissingen, Terneuzen en Etten-Leur ervaart een (ruime) meerderheid van de respondenten zelden of nooit overlast van de shop. Er wordt in 2013 meer overlast van deze zes coffeeshops gerapporteerd dan in 2012. In een jaar tijd (2013 versus 2012, dus na afschaffing van het B-criterium) laat de trend wat betreft de door respondenten gerapporteerde illegale softdrugshandel rondom deze zes coffeeshops een wisselend beeld zien in. Rondom drie coffeeshops (Miami in Terneuzen; High Life in Goes; en Noorderlight X in Etten-Leur) is die trend gunstig, in die zin dat minder respondenten in 2013 (zeer) vaak illegale handel zien of vermoeden dan in 2012. Hetzelfde geldt voor de (verhuisde) coffeeshop Aarden in Vlissingen. Bij de andere shop van Aarden, in Goes, is de trend stabiel. Rondom coffeeshop Purple in Vlissingen wordt vaak illegale softdrugshandel waargenomen of vermoed: vaker dan in 27
De coffeeshops Pasja & Crackers in Tilburg tellen we als één locatie. Op andere enquêtelocaties ging het steeds om één coffeeshop.
78
2012 (54% zeer vaak of vaak in 2013 versus 34% in 2012) en vaker dan rondom elke coffeeshop waar we enquêtes afnamen. Er bestaat een incongruentie tussen de uitkomsten van de straatenquêtes en het verhaal van geïnterviewde respondenten. In Goes wordt namelijk door geïnterviewde respondenten benadrukt dat de illegale handel (waaronder doorverkoop van coffeeshopdrugs) rondom de twee coffeeshops (met m.n. niet-ingezetenen) overlast veroorzaakt. In 2013 ziet of vermoedt ruim tien procent (12,8%) van de respondenten vaak of zeer vaak illegale softdrugshandel rondom een coffeeshop in Goes. Deze straatenquête-resultaten zijn in 2013 gunstiger dan in 2012. Dit neemt niet weg dat geïnterviewde respondenten melden dat de drugshandel rondom de Goese coffeeshops een reëel lokaal probleem is. Ze doen dit los van elkaar en eensgezind. Deze probleemsignalering lijkt op die in Vlissingen. Daar melden echter beduidend meer straatenquête-respondenten (zeer) vaak illegale softdrugshandel rond één van de twee coffeeshops, namelijk in totaal 35,4% (met een score van 54% ten aanzien van coffeeshop Purple). In Terneuzen is er volgens geïnterviewde professionals weinig illegale drugshandel rondom coffeeshop Miami. Tijdens het afnemen van de straatenquête wezen enkele respondenten echter stellig op volgens hen betekenisvolle handelslocaties in de Bovenstraat en Tholensestraat. Ook zegt 46,2% - een minderheid dus - van de ondervraagde bewoners en ondernemers in de omgeving van de lokale coffeeshop zelden tot nooit illegale softdrugshandel te zien in de woon- of werkomgeving. Dat is niet gunstig en ongunstiger dan de van professionals afgenomen interviews suggereren. In Etten-Leur treffen we een soortgelijk patroon aan; daar ziet 48% van de ondervraagde bewoners of ondernemers zelden tot nooit illegale softdrugshandel. 6.1.4
Wat zijn belangrijke patronen op de illegale (detailhandels)markt?
De illegale softdrugsmarkt belast, zo is het algemene beeld in zes coffeeshopgemeenten (Terneuzen, Goes, Vlissingen, Tilburg, Etten-Leur en Breda), de openbare orde in beperkte mate vanwege a. de forse afname van het aantal buitenlandse drugstoeristen (ook op de illegale markt), b. de terugkeer van een categorie Nederlandse blowers naar gedoogde coffeeshops, c. de zelfredzaamheid van veel softdrugsgebruikers die op een ‘afgeschermde’ en overlastarme manier voorzien in hun behoefte aan softdrugs, en d. het afschermen van dealpraktijken door illegale handelaren. Op locaties waar de illegale softdrugshandel in coffeeshopgemeenten de openbare orde wel verstoort of lijkt te verstoren, is dit a. het mikpunt van gerichte handhaving en toezicht door onder meer agenten met straat- en materiekennis, waardoor het afneemt of wordt begrensd (met name Breda) of b. mede het product van een (tijdelijk) laag niveau van handhaving en toezicht (met name Vlissingen en Goes). In 2012, na de beleidsverandering op 1 mei 2012, groeit de illegale softdrugsmarkt vanwege de fors teruggelopen gedoogde verkoop via de coffeeshops. In de directe omgeving van coffeeshops werden met name in de eerste weken van mei 2012 (relatief) veel klanten zonder wietpas afgevangen door runners en dealers. Er werd softdrugs aangeboden en er werden transacties gesloten vlakbij coffeeshops. Deze vorm van straathandel nam daarna af. Het was deels een autonoom effect en een echte afname, maar deels ook een reactie op verscherpt politieoptreden. Dit laatste ging onder meer gepaard met geografische verplaatsing: naar de wijken of naar een ‘gunstige’ deallocatie even verder op . Veel lokale softdrugsklanten, die tijdens het B-criterium niet in een coffeeshop kochten, beschikten na enige tijd over alternatieven voor ‘zoeken op straat naar een onbekende die lid is van 79
een coffeeshop’ of voor het zoeken naar een (onbekende) straatdealer. Veel buitenlandse klanten raakten bekend met het I-criterium in de zuidelijke grensstreek, mede door de media-aandacht hiervoor. Het overgrote deel van de buitenlandse klanten zocht een illegale dealer dichter bij huis of bezocht (bezoekt) een Nederlandse coffeeshop die het I-criterium niet hanteert. Er is in 2013 in uiteenlopende mate, maar meestal op bescheiden schaal, straathandel rondom coffeeshops. Het betreft doorverkoop aan personen die de coffeeshops niet in kunnen of handel door personen met een eigen voorraad. Dit wordt in Goes en Vlissingen door respondenten momenteel gezien als een probleem, terwijl dit in Tilburg en vooral Breda duidelijk is afgenomen. In Etten-Leur en Terneuzen veroorzaakt volgens geïnterviewde respondenten de straathandel rond de coffeeshop nauwelijks ordeproblemen; een meerderheid van de respondenten (omwonenden of ondernemers in de directe omgeving van een coffeeshop) van onze straatenquête ziet in 2013 in deze twee coffeeshopgemeenten echter soms of (zeer) vaak illegale softdrugshandel (of gedragingen die daar op wijzen) in de directe omgeving van een coffeeshop. De illegale straathandel rondom coffeeshops is een kleine markt. Aan zoekende klanten - die geen afspraak hebben met een bekende leverancier - worden vooral kleine hoeveelheden verkocht. Het is desondanks de moeite waard voor een categorie runners en dealers aan de onderkant van de drugsmarkt, waaronder lokale veelplegers en personen die aan de rand staan van (familiaire) criminele netwerkjes of groepen. Er zijn dus coffeeshops met een bepaalde - uiteenlopende - mate van straathandel om hun zaak, die concurreert met hun shop. Er bestaan vermoedens omtrent coffeeshops die “pionnen” op straat posteren om te zorgen dat via doorverkoop de omzet van illegale softdrugshandel ten goede komt aan de coffeeshop. Op straat wint in 2012 de mobiele softdrugshandel terrein. De term straathandel wordt daarmee enigszins misleidend. Handelsvormen waarbij ontmoeting, het sluiten van de deal en de overdracht van softdrugs en geld op een straatlocatie plaatshebben, heeft plaatsgemaakt voor dynamischer handel. Deal en transactie worden ontkoppeld en het betreft vaak geen ontmoeting tussen onbekenden, maar tussen een klant en aanbieder die elkaar kennen of per social media weten te vinden. “Wiettaxi’s” of zogenoemde “pizzadealers” zijn volgens geïnterviewde respondenten een belangrijke illegale handelshandelsvorm.28 Hiermee wordt bedoeld dat softdrugsgebruikers bij illegale handelaren bestellingen plaatsen, bijvoorbeeld per gsm, e-mail of social media. De bestelde softdrugs wordt bezorgd; aan huis of ergens op straat. Politiemensen vinden handhaving moeilijk vanwege het beweeglijke en afgeschermde karakter en omdat ze vaak gebruikershoeveelheden softdrugs bij zich hebben. Een categorie softdrugsgebruikers is, na het schrappen van het B-criterium, teruggekeerd naar de coffeeshops. Dit komt door gewaardeerde kenmerken van die shops, met name de kwaliteit van de softdrugs. Jongeren in de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar zijn een categorie die vandaag de dag minder in de coffeeshops wordt gezien dan voor 1 mei 2012 (maar vaker dan in de periode van mei tot en met december 2012). Een categorie (meerderjarige) jongeren blijft (mede) op de illegale markt vanwege de lagere prijzen. De populatie runners en straatdealers is matig in beeld en het netwerk erachter slecht. Er is een oververtegenwoordiging van personen van Marokkaanse komaf en daarnaast is onder meer een 28
Door ons ondervraagde coffeeshopbezoekers die óók op de illegale markt softdrugs kopen, doen die illegale inkopen overigens vaker bij enkele andere type dealers, voornamelijk personen onder familieleden, vrienden of bekenden, dan bij pizzadealers. Zie hoofdstuk 2.
80
categorie veelplegers op deze markt actief. De politie-aandacht voor dit fenomeen wordt minder in vergelijking met 2012. Dit komt onder meer door de beperkte overlast en door de hoge prioriteit voor woninginbraak, overvallen en straatroof. Een categorie illegale handelaren opereert opportunistisch en niet betrouwbaar of klantvriendelijk. Dit is een rem op de groei op hun handel. Het lijkt er op dat enkele andere, meer professionele, illegale dealers hun dienstverlening beter op orde hebben of brengen: stabiele(re) levering en betere kwaliteit, al zou vooral het assortiment achterblijven bij dat van coffeeshops. Het is echter opvallend dat onder 84 ondervraagde coffeeshopbezoekers (in Goes, Vlissingen, Terneuzen en Etten-Leur) die óók wel eens illegaal softdrugs kopen 30% dit doet vanwege de ‘kwaliteit’ van de illegale softdrugs. Het staat daarmee in de top-2 van argumenten om illegaal softdrugs te kopen, achter ‘de prijs’ (45%). De zachte doorverkoop van softdrugs (personen die met weinig winst softdrugs uit coffeeshops doorverkopen) heeft hoogstwaarschijnlijk terrein gewonnen ten opzichte van op winst gerichte illegale handel door criminele straathandelaren (die ook beschikken over antecedenten voor andere delicten). De coffeeshops zijn immers weer toegankelijk zonder lidmaatschap en verstandige of rustige jongeren kopen liever softdrugs van bekenden en met coffeeshopkwaliteit dan bij ‘criminelen’. Het verklaart mede waarom een categorie illegale handelaren hun zaken op orde hebben of brengen: vriendelijk, betrouwbaar, weinig zichtbaar en goede kwaliteit. Dergelijke dealers kunnen vertrouwd aanvoelen, al gaat het dan wel om op winst gerichte softdrugshandel. Dit soort dealers kan eventueel een groter deel van de softdrugsmarkt innemen als er links- of rechtsom beperkingen worden gesteld aan de gedoogde verkoop door coffeeshops. Bijvoorbeeld omtrent het THC-gehalte of vanwege regulering van de softdrugsproductie ten behoeve van coffeeshops. Drugshandel vanuit panden vergt meer infrastructuur en organisatie dan straathandel. Naast aanvoer van softdrugs en loopjongens is behoefte aan geld, panden en (bij cafés of detailhandel) een boekhouding die een dekmantel oplevert. Bij deze dealvorm gaat het, sinds 1 mei 2012, om een opleving of intensivering van bestaande vormen van illegale drugshandel. Bij softdrugspanden gaat het echter (aanzienlijk) vaker om hennepplantages dan om panden waar wordt gedeald. Hennepplantages komen ook beter in beeld omdat dit (vooral in Midden en West Brabant) prioriteit heeft bij de aanpak van softdrugscriminaliteit. De informatie over hennepplantages ligt op een hoger niveau dan omtrent dealpanden. De informatie over softdrugspanden is vervolgens beter op orde in coffeeshopgemeenten met speciale overlegvormen of met een actief hennepteam (Tilburg, Breda, Terneuzen) dan in de andere gemeenten (Etten-Leur, Goes en Vlissingen). Het is dus de vraag of het lage(re) aantal registraties van vervaardigen softdrugs in Zeeland gunstig of ongunstig is. Het uitgestrekte karakter van de provincie, in combinatie met minder intensieve handhaving dan in Brabant, lijkt een riante gelegenheidsstructuur op te leveren voor (georganiseerde) henneptelers. Het klassieke dealpand, met een gestage stroom kleine klanten, is ‘uit’. Er worden in panden wel afspraken gemaakt, maar de overdracht van de drugs heeft plaats op een andere tijd en locatie. Deze ontkoppeling van deal en overdracht bemoeilijkt de informatieverzameling en geijkte opsporingsmethoden in hoge mate. Het gaat bij ‘ontkoppelde’ en georganiseerde handel vaak om tussenhandel in softdrugs. Het stellige vermoeden bestaat dat de criminele structuren die zich met deze handel inlaten, zich vaak ook begeven op een meer lucratieve en minder zichtbare groeimarkt, namelijk die in ‘het Zuiden’, met name België. 81
6.2
Beleidsoverwegingen
Het I-criterium reduceert de toestroom van buitenlandse softdrugsklanten en daarmee de criminele geldstroom via de coffeeshops naar de wereld van georganiseerde drugscriminelen. Dit is een gunstig effect van het nieuwe softdrugsbeleid. Als dit criterium juridische toetsen doorstaat (bij afronding van deze studie is dat inmiddels het geval bij de Raad van State), is deze reductie van de criminele geldstroom een motief om er aan vast te houden. Indien op enig moment - in de nabije of (wat) verdere toekomst - een vorm van gereguleerde softdrugsteelt voor coffeeshops wordt gerealiseerd, dan nemen de uitvoeringskosten daarvan af in gemeenten waar coffeeshops geen buitenlandse klanten tellen. De geloofwaardigheid van het I-criterium in ons onderzoeksgebied neemt toe als dit criterium ook elders in de grensstreek of in het land geldt. Het is belangrijk om zo goed mogelijk in te schatten hoe georganiseerde drugscriminelen reageren op verschillende beleidsopties, met bijzondere aandacht voor opties waarbij de criminele drugsomzet aan de achterdeur van coffeeshops afneemt of zelfs wegvalt. Er is een geografische verplaatsing ‘naar het Zuiden’, maar andere gedragsreacties vallen bepaald niet uit te sluiten of worden reeds waargenomen, vermoed of voor mogelijk gehouden. Denk daarbij aan verschuiving naar (of intensivering van) softdrugshandel op de illegale Nederlandse markt. Deze studie bevat enkele indicaties dat illegale handelaren wat kwaliteit betreft terrein winnen op coffeeshops, zeker als de kwaliteit van de bedrijfsvoering van lokale coffeeshops te wensen overlaat. De kans voor illegale handelaren om op kwaliteit te concurreren met coffeeshops neemt (mogelijk) toe als er regels worden gesteld ten aanzien van het THC-gehalte of in het kader van het ‘reguleren van de achterdeur’. Een andere mogelijke reactie van georganiseerde drugscriminelen bestaat uit (verdere?) functionele verplaatsing naar bijvoorbeeld de handel in synthetische drugs of andere misdaadvormen. Of nog meer verplaatsing van softdrugsteelt naar het buitenland. Het is belangrijk om nuchtere en voldragen inschattingen te maken van eventuele nieuwe beleidsveranderingen op het softdrugsdossier. Dit vergt inzicht in het opereren van georganiseerde softdrugscriminelen en hun mogelijke relatie tot netwerken rond coffeeshops. Als invulling gegeven moet worden aan het ‘reguleren van de softdrugsdrugsproductie voor coffeeshops’, dan dienen gemeenten, burgemeesters, magistraten en politie intensiever ‘zaken’ te doen met coffeeshops. Dit vergt relatiebeheer, over en weer betrouwbaarheid en dus – vanuit overheidskant gezien – inzicht in de handelswijze van coffeeshopexploitanten en hun directe netwerk. Vanuit de kant van de coffeeshops bezien kunnen we het ons voorstellen dat er behoefte bestaat aan stabiel beleid, zodat duidelijk is wat (voor de komende jaren) hun marktpositie is. Los van de precieze beleidsoptie die wordt gekozen is het zaak om, onder meer vanwege ondermijnende effecten, prioriteit te geven aan de bestrijding van drugscriminaliteit. Het gaat om georganiseerde criminelen met grote omzetten. Het gaat echter ook om netwerkanalyses van drugsrunners en straatdealers, omdat dit overlast geeft, omdat het kan gaan om personen die ‘groter worden’ in de drugscriminaliteit en omdat straathandel de (politieke) legitimiteit van het drugsbeleid kan ondermijnen. Dit laatste speelt in Vlissingen en Goes ten aanzien van het I-criterium. Er zijn daar echter opties om – ook als het I-criterium geldt – de overlast-gevende straathandel aan te pakken, namelijk: een goede analyse van de dealers; consequente handhaving en toezicht; heldere communicatie naar niet-ingezetenen over het softdrugsbeleid en vormen van opvang of hulpverlening benutten om lokale criminelen te disciplineren.
82
Naast beleidsmatige en strategische overwegingen blijft het belangrijk om lokaal de coffeeshop(s) in de gaten te houden. Er zijn coffeeshops met een professionele bedrijfsvoering en met zelfregulering ten aanzien van de gedoogcriteria. Andere coffeeshops hebben geen professionele bedrijfsvoering, hetgeen tot uitdrukking kan komen in matige klantvriendelijkheid en in conflicten met gedoogcriteria of wet. In dat geval is handhaving belangrijk. Niet alleen om de wet of gedoogcriteria te handhaven, maar ook omdat een goede coffeeshop een grotere functie vervult bij gedoogde verkoop en bij het reduceren van de binnenlandse illegale softdrugsmarkt. Als een gemeente relatief strenge gedoogcriteria hanteert (bijvoorbeeld maximaal 2 of 3 gram softdrugs verkopen per transactie), dan dient dit te worden gehandhaafd, omdat het anders net zo goed of beter kan worden vastgesteld op 5 gram. Als zo’n ‘strenge’ regel was gericht op het verminderen van het buitenlandse drugstoerisme, dan zou het I-criterium deze strengheid overbodig kunnen maken. Tot slot is het belangrijk om verder te gaan met het verdiepen van de aanpak van hennepkwekerijen; slimmer, gericht en gebaseerd op informatie én met opsporingsinspanningen. Hennepteelt is een grote bedreiging voor de rechtsstaat in het onderzoeksgebied, dus ook in Zeeland. In Zeeland is de pakkans voor henneptelers gering: kleiner dan in Midden en West Brabant en kleiner dan wenselijk is. Het beidt ruimte voor geografische verplaatsing van Brabant naar Zeeland. We raden aan om gestalte te geven aan strategische ontruimingen van hennepkwekerijen. Dat wil zeggen dat er niet louter opsporingsonderzoek wordt verricht bij of na een ruiming (op zich nuttig), maar selectief ook in de voorfase. Met (eventueel bijzondere) opsporingsmethoden kan rondom een van hennepteelt verdacht pand in kaart worden gebracht wie de medewerkers en organisatoren zijn. Op de dag van de ontruiming kunnen dan (ook op andere locaties) aanhoudingen worden verricht. Het past in een beleid waarbij opsporingscapaciteit wordt vrijgemaakt bij de aanpak van hennepteelt. Juist als wellicht wordt besloten tot ‘het reguleren van de coffeeshopteelt’ is het ook belangrijk om de illegale teelt te bestrijden. Maar ook als dit (nog?) niet gebeurt, dan rechtvaardigen de zeer grote criminele geldstromen in de hennepindustrie forse opsporingsinspanningen. Bij die opsporingsinspanningen dienen politie en justitie alert te zijn op vertakkingen in de bovenwereld, inclusief de mogelijkheid van corruptie. Met veel geld is nu eenmaal veel te koop.
83
Literatuur Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259 Kamerstukken II 2011/12, 24 077, nr. 265 Kamerstukken II 2010/11, 24 077, nr. 259 Beke, B. & Torre van der, E. (2011). Drugsscan Bergen op Zoom - Roosendaal, tweede infosheet. Arnhem/ Rotterdam: Beke Advies en LokaleZaken Bieleman, B. Naayer, H. (2007). Onderzoek coffeeshops Terneuzen. Groningen/ Rotterdam: Intraval Torre van der, E.J. et al. (2013). Drugsmonitor Midden en West Brabant & Zeeland. Apeldoorn: Politieacademie. Torre van der, E.J. et al. (2012). Tilburgse Taferelen; De eerste rapportage. Apeldoorn: Politieacademie. Torre van der, E. et al (2008). Drugstoeristen in Roosendaal & Bergen op Zoom; tellingen. Rotterdam: COT. Misdaad piekt in Brabant, Limburg. Onderzoek uitgevoerd door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Zeeland – West-Brabant en Oost-Brabant, Het Integraal Afpakteam Brabant en Tilburg University, mei 2013 RIO Politierapportage: Analyse gevolgen invoering wietpas district Tilburg, d.d. 31 augustus 2012
84
Bijlagen
85
Bijlage 1
Verantwoording We hebben verschillende methoden van onderzoek gehanteerd, namelijk: a)
b) c) d)
e)
Interviews en groepsinterviews of -bijeenkomsten in Tilburg, Breda, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen (58 tilburg; 39 elders, plus 14 per e-mail en plus 3 telefonische respondenten); Een enquête onder burgers die wonen of werken in de directe omgeving van een coffeeshop in Tilburg, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen (565 respondenten); Een enquête onder coffeeshopbezoekers in Tilburg, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen (712 respondenten) Een analyse van registraties inzake drugsincidenten in het politiesysteem BVH in de voormalige politieregio’s Midden en West Brabant & Zeeland (de huidige politie-eenheid Zeeland – West-Brabant); Observaties in de omgeving van coffeeshops en op (andere) hot spots wat betreft drugsoverlast of –handel.
Hiernaast hebben we gebruik gemaakt van het archief dat we aanlegden bij het drugsmonitoronderzoek waarover we in 2013 rapporteerden, waarbij we ons onder meer baseerden op (telefonische) interviews of groepsbijeenkomsten met 278 respondenten, op een enquête onder 850 leden van een coffeeshop en op een enquête onder 787 bewoners of ondernemers in de directe omgeving van een coffeeshop (zie Politieacademie, 2013). We hebben de coffeeshopgemeenten en de politie gevraagd om een conceptversie van dit rapport van commentaar te voorzien.
Ad a.) Interviews en groepsbijeenkomsten Tilburg Er zijn in Tilburg bij het veldwerk voor ons tweede rapport (over 2013) in totaal 28 respondenten geïnterviewd. Het ging hierbij om zeven coffeeshophouders of coffeeshopmedewerkers; acht medewerkers van de politie Eenheid Zeeland West Brabant district Hart van Brabant; vier medewerkers van de gemeente Tilburg en acht ‘overige’ respondenten. Daarnaast zijn 14 personen per e-mail geraadpleegd. Tijdens vier street-level bijeenkomsten spraken we met 30 respondenten. De interviews zijn afgenomen in de periode maart tot en met juni 2013. Alle respondenten staan vermeld in de onderstaande lijsten. Soms worden geen namen vermeld, omdat de respondenten anoniem wensten te blijven. Interviews Coffeeshops J. van Hamond A. Meijer
Crackers Maximillian 86
R. Ajbilou S. Schellekens E. Ergenokon G. van Schijndel P. Ouwerkerk
Casa Level Pasja The Grass Company en Ochtendgloren Shiva
Politie district Hart van Brabant D. van den Bosch Wijkagent Loven, Besterd, Theresia en Industrieterrein Lovense Kanaaldijk E. van Erve Wijkagent Centrum F. Paez-Majaiti Operationeel leidinggevende team Tilburg Binnenstad R.J. Lambrechts Operationeel chef (hennepteam Tilburg) T. van Dintel Expert wijkagent District Hart van Brabant M. van Aarle Coördinator Veelplegersteam E. Kain Wijkagent Stokhasselt M. Kiral Jeugdagent Stokhasselt P. de Regt Wijkagent Reeshof Er is naar alle wijkagenten en taak-accenthouders jeugd van de politie een korte digitale vragenlijst gestuurd. Dat leverde 14 ingevulde vragenlijsten op. Gemeente Tilburg I.Gosenshuis J.P. de Vries J. Kuiper T. Leijen
Coördinator wietpas gemeente Tilburg Projectleider Handhaving- bestuurlijke aanpak hennepteelt, Growshops en coffeeshops gemeente Tilburg Afdeling handhaving gemeente Tilburg Afdeling handhaving gemeente Tilburg
Overige respondenten M. Vlemmix R. Voermans T. Schepens W. van Loon W. Gerritsen B. Lonterman F. Bindels K. Eppenhof
Jongerenwerker R-newt Tilburg Veldwerker Novadic Kentron Coördinator buurtpreventieteam BeKoMo Tilburg Jongerenwerker R-newt Tilburg Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Zuid-West Jongerenwerker R-newt Tilburg Jongerenwerker R-newt Tilburg Jongerenwerker R-newt Tilburg
Street-level bijeenkomsten 19 afgevaardigden van verschillende bewonersverenigingen uit Tilburg: Wijkraad Loven-Besterd Wijkraad Goirke – Hasselt – Bouwmeesterbuurt Bewonersplatform Binnenstad Stadshart Buurtraad Armhoefse Akkers 87
Wijkraad Koningshaven (Broekhoven – Jeruzalem – Piushaven) Kerngroep Noordstraat – Fabriekstraat – de Vest Kerngroep Noordstraat – de Vest Wijkraad Binnenstad Centrum Buurtraad Oerle Wijkraad Reeshof Stichting Stokhasselt Dorpsraad Udenhout Werkgroep Noordraad – Heikant en Quirijnstok Wijkorganisatie Stappegoor en Ringbaan Overige organisaties G. Korremans T. Leijten R. Vos J. de Kok I. Emmen M. Elias J.P. de Vries R. Voermans P. Mijnders R. Smeulders M. den Turck P. van der Aa J. Gerris H. Haverkamp S. Verhoeven W. v.d. Manakker F. Bindels Ashad
Wonen Breburg - huismeester wijk ’t Zand Tilburg Wonen Breburg - huismeester Skaeve Huse, wijk Broekhoven en Groenewoud Stadstoezicht gemeente Tilburg – wijk Reeshof Medewerker Veiligheid binnenstad cameratoezicht Centrum Parkeerbeheer - Hoofdcontroleur Wonen Breburg – huismeester wijk Groenewoud en Piushaven Projectleider handhaving – bestuurlijke aanpak hennepteelt, Growshops en coffeeshops Novadic Kentron – straathoekwerk in Gilze-Rijen en wijk Reeshof TBV Wonen - huismeester wijk Oud Noord en Hasselt TBV Wonen – huismeester wijk Noord en Quirijnstok Wonen Breburg – huismeester wijk Stokhasselt Wonen Breburg – huismeester Quirijnstok en Heijkant TIWOS – Leefbaarheidsconsulent West , Wandelbos, Reeshof, Westerpark, ’t Zand en Zorgvlied Toezichtmedewerker belastingdienst (growshops) Tilburg- MW Brabant Toezichtmedewerker belastingdienst (hennepteelt)Tilburg – MW Brabant Toezichtmedewerker belastingdienst (coffeeshops/Bibob) Tilburg – MW Brabant Jongerenwerker R-newt Udenhout en Berkel-Enschot Jongerenwerker R-newt Udenhout en Berkel-Enschot
Breda, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen Er zijn in Breda, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen bij het veldwerk voor ons tweede rapport (over 2013) in totaal 39 respondenten geïnterviewd. De interviews zijn, verspreid, bijna allemaal afgenomen over de periode van oktober 2013 tot en met begin maart 2014. Daarnaast is met 3 respondenten een telefonisch gesprek gevoerd. Het betreft de volgende respondenten: Breda Xandra Laplante
Veldwerker Novadic Kentron 88
Charles Dorpmans Jos Koevoets Henk Boelens Carla Doorman Winfred Kuijpers Jan Hamers Mathijs Taris Frans van Laarhoven
Senior preventiemedewerker Novadic Kentron Senior adviseur openbare orde Stadmarinier Centrum Stadsmarinier Zuidwest districtelijk operationeel commandant WOS Joint Hit Team Coordinator Veelplegerteam De Baronie Taakaccenthouder verdovende middelen De Baronie
Etten-Leur Kees Goverde Jack van Beers Anita Monden Ruud Alleman Huib van ’t Hoff Jaap Malcontent Fred van Opstal Willem den Hollander Ruub Tromp Patrick Langen Kees Nannes Ad de Wildt
Boa openbare ruimte Coordinator Handhaving Woonconsulent Woonwel Buurtbewoner Voorzitter Buurtpreventieteam Wijkagent Grauwe Polder Wijkagent St. Willebrord Taakaccenthouder drugs Wijkagent Noord, De Keen, Schoenmakershoek, buitengebied Wijkagent Centrum Wijkagent Centrum West en Industrieterrein Vosdonk AOV
Vlissingen Willem Alewijnse Gertjan Bommelje Anissa Bouziani Jeroen Roelse Maurice Bor Henk Riemens Henk Wiegman Kevin Hogerheide Renee de Bruijne Glenn Fabri
Coördinator Handhavingteam IV coördinator Beleidsmedewerker Handhaving Hoofdagent surveilancedienst Biker taakaccent hennep BASTA team wijkagent binnenstad jongerenwerker Stichting ROAT L’Escaut Woonservice L’Escaut Woonservice
Goes Mathijs Gerrits Arie Kriekaard Martin Reijntjens Maurits van Belzen
Sociaal Cultureel Jongerenwerker SMWO Waarnemend teamchef Zeeuws Vlaanderen Wijkagent Goese Polder AOOV
Terneuzen J. Wattel L. de Pan Marc Haartsen Jeroen Berben
Woningbouwvereniging Woongoed Outreachend preventiemedewerker Indigo Zeeland AOV Politie Terneuzen 89
Telefonische interviews Gemeente 1 W OM 1 OM 2 In Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen is het – ondanks herhaalde pogingen van onze kant – niet gelukt interviewafspraken te maken met coffeeshophouders of coffeeshop-personeel. Op twee na gaven de coffeeshops wel toestemming om enquêtes af te nemen in de shop. Zie onder c).
Ad b) Enquête onder burgers in de directe omgeving van coffeeshops We hebben onder bewoners en ondernemers in de directe omgeving van twaalf coffeeshops in Tilburg, Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen in totaal van 565 respondenten een enquête afgenomen. Het gaat per coffeeshop (en per locatie rondom de coffeeshops Crackers/Pasja in Tilburg) om kleine aantallen. Dit betekent dat de resultaten slechts een indicatie geven van wat er speelt op straat. We baseren ons in dit onderzoek naast de straatenquêtes dan ook op allerhande andere bronnen. Hier staat wel tegenover dat we respondenten hebben geselecteerd die vanwege hun woon- of werksituatie waarschijnlijk kunnen zien en ervaren wat er rondom een coffeeshop gebeurt. Maar, door op die manier een steekproef te trekken kunnen we de uitkomsten niet wegen op basis van populatiegegevens. In ons onderzoek rapporteren we louter over de antwoorden van respondenten, dus zonder te generaliseren naar een populatie. Wie prijs stelt op een overzicht van de vragen en antwoorden kan een tabellenboek opvragen (zie colofon voor contactgegevens).
Tilburg We hebben in Tilburg straatenquêtes afgenomen onder 261 bewoners en ondernemers in de directe omgeving van zes coffeeshops. Die zijn als volgt verdeeld: De Muze (55), Toermalijn (52), Crackers/Pasja (50), Maximillian (49) en Afrika (55). Er werd bij bewoners of ondernemers aangebeld of de veldwerker liep bij een ondernemer naar binnen, waarbij werd gevraagd naar de bedrijfsleider of de eigenaar. We hebben straatenquêtes afgenomen op 25, 26 en 27 juni 2013, tussen 14.00 en 21.00 uur, onder bewoners en ondernemers. We deden dit in de directe omgeving van zes coffeeshops: De Muze, Toermalijn, Crackers/Pasja, Maximillian en Afrika. Crackers en Pasja liggen zo dichtbij elkaar in de buurt dat we dezelfde populatie over deze twee shops konden bevragen. We kozen wederom voor coffeeshops met enige spreiding over de stad. Om praktische redenen lieten we The Grass Company (weinig direct omwonenden), Ochtendgloren (een straat met veel autoverkeer en weinig omwonenden in de heel directe omgeving) en Level (erg rustig) afvallen. We kozen voor De Muze omdat deze coffeeshop in de buurt van The Grass Company ligt, maar meer omwonenden telt. Er was per locatie een vaste enquêteur, al kreeg deze zo nu en dan ondersteuning van een andere veldwerker. De enquêtes zijn op dezelfde locaties afgenomen als in 2012. De zogenoemde non-respons was laag:
90
Geen tijd / haast Geen zin / interesse Tegen ’t beleid Geen softdrugsgebruiker Geen reden / anders Totaal
Muze 2
Toermalijn 6 5
Crackers/Pasja 7 9
Maximillian 4 6
Afrika 7 8 1
2 4
4 15
16
4 14
2 18
Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen We hebben in Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen straatenquêtes afgenomen onder bewoners en ondernemers in de directe omgeving van de zes coffeeshops. De respondenten zijn als volgt verdeeld: Goes (104), Vlissingen (99), Terneuzen (52) en Etten-Leur (49). Rond vijf coffeeshops (de zes genoemde op coffeeshop Aarden in Vlissingen na) zijn de enquêtes afgenomen op 31 oktober 2013 en op 1 november 2013, tussen 12:00 uur en 20:00 uur. Dit was mogelijk omdat we beschikten over een team met negentien enquêteurs of onderzoekers. Het veldwerk werd voorbereid en aangestuurd door ervaren onderzoekers. Er is bijna steeds met tenminste twee enquêteurs gewerkt: soms werkte een enquêteur één of enkele uren alleen. De enquêtes zijn op dezelfde vijf locatie afgenomen als in 2013. Rondom coffeeshop Aarden zijn de enquêtes afgenomen op 13 en 14 februari 2014 van 12.00 uur tot 20.00 uur. Op deze locatie is een enigszins aangepaste vragenlijst afgenomen vanwege de verhuizing (augustus 2013) van de Kerkstraat naar het Bellamypark. De enquête is ook op een wat andere locatie afgenomen. De non-respons was over het algemeen laag (met een duidelijk hogere non-respons in Terneuzen) en is als volgt verdeeld: Etten-Leur Noorderlight X
Vlissingen Aarden 3
Vlissingen Purple 1
3
5
5
Geen tijd / haast Geen zin / interesse Tegen ’t beleid Geen softdrugsgebruiker Geen reden / anders Totaal
Goes Aarden 5
Goes High Life 2
13
1 3
8
Terneuzen Miami 17
6
6
Locaties straatenquêtes onder bewoners Coffeeshops Tilburg Gebied rondom Afrika: Koopvaardijstraat (tot aan Piushaven) Sint Sebastiaanstraat Gildebroersstraat Piusstraat (vanaf Gildebroersstraat tot aan Clercxstraat) 91
8 2
38
Clercxstraat Vorstenhof Koningsplein Piusplein Handbooghof
Gebied rondom Crackers en Pasja: Eikstraat (tot aan Prunusstraat) Olmenstraat Bredaseweg (tussen Diepenstraat en Wilgenstraat) Diepenstraat (tot aan Tarwehof) Tarwehof Klaverstraat (tot aan Akkerstraat) Lindeplein Lindenstraat Laagstraat (tot aan Wilgenstraat) Watertorenstraat (tot aan Diepenstraat) Dennenstraat Gebied rondom Maximillian: Calandhof Korvelseweg (tot aan Fokkerpad) Fokkerpad Diepenstraat (tot aan Jozef Israelsstraat) Capucijnenstraat (tot aan Boekwijtstraat) Korvelplein (tot aan Korenbloemstraat) Quinten Matsijsstraat Oerlesestraat (tot aan Van Coehoornhof) Gebied rondom De Muze: Antoniusstraat Tuinstraat (tot aan Langestraat) Telefoonstraat (tot aan Korte Tuinstraat) Girostraat Telexstraat Bodehof Willem II straat (vanaf Telegraafstraat) Heuvelstraat (tussen Langestraat en Stadhuisplein) Ijzerstraat Pieter Vreedestraat Langestraat (tussen Poststraat en Korte Tuinstraat) Gebied rondom Toermalijn: Besterdring (tussen Lange Nieuwstraat en Gasstraat) 92
Leonard van Vechelstraat (tot even voorbij Nicolaas Piekckstraat) Pascalerf Lange Nieuwstraat (tot aan Nijverstraat) Nijverstraat (tussen Lange Nieuwstraat en Gasstraat) Gasstraat (tussen Besterdring en Nijverstraat) Korte Nieuwstraat Daltonerf
Coffeeshops overige gemeenten Gebied rondom Aarden (Goes)
Grote Markt Vlasmarkt Papegaaistraat Korte Kerkstraat Pyntorenstraat Sint Jacobsstraat (tussen Grote Kade en Oude Vismarkt) Wijngaardstraat (tussen Vlasmarkt en Kolveniershof)
Gebied rondom High Life (Goes) Wijngaardstraat Schuttershof Van de Spiegelstraat Westwal (tot aan Zusterstraat) Zusterstraat Singelstraat Ravelijn de grenadier (aan de kant van Westwal) Westsingel ( tussen Van de Spiegelstraat en Ravelijn de Grenadier) Gebied rondom Purple (Vlissingen) Aagje Dekenstraat Walstraat / Scheldeplein Coosje Buskenstraat Glacisstraat Badhuisstraat (tussen Aagje Dekenstraat en Glacisstraat) Scheldestraat (tussen Aagje Dekenstraat en Glacisstraat) Gebied rondom Aarden (Vlissingen, in 2012, locatie Kerkstraat) Kerkstraat Bellamypark (tussen Kerkstraat en Nieuwstraat) Oude Markt Marktstraat 93
Spuistraat (tussen Breestraat en Marktstraat) Branderijstraat Groenewoud (tussen Bellamypark en Schuitvlotstraat) Schuitvlotstraat / Achter de Kerk
Gebied rondom Aarden (Vlissingen, in 2014, locatie Bellamypark) Nieuwendijk (tussen Lombardijstraat en Smallekade) Beursstraat Smallekade (tot aan hoogte Groenewoud Bellamypark Nieuwstraat (tussen Bellamypark en Dortmansstraat) Dortmansstraat Groenewoud (tussen Bellamypark en Dortmansstraat Sarazijnstraat Provoostraat Gebied rondom Miami (Terneuzen) Grenulaan (tussen Jozinastraat en Westkolkstraat) Westkolkstraat Nieuwstraat (tussen Scheldeboulevard en Dijkgang) Korte dijkstraat Dijkstraat (tussen Westkolkstraat en Wijkgang) Tholensstraat (tussen Dijkgang en Jozinastraat) Van Bovenstraat Donze Visserstraat (tussen Dijkstraat en Jozinastraat) Huizingaplein Gebied rondom Noorderlight X (Etten-Leur) Wilhelminalaan (tussen Burgemeester Berettastraat en Poelsstraat) Julianalaan (tussen Burgemeester Berettastraat en Dr. Mollerstraat) J.P. Leijtenstraat Burgemeester Berettastraat Poelsstraat Norbartstraat Vincent van Goghplein
Ad c) Enquête onder bezoekers van coffeeshops We hebben bij elf coffeeshops enquêtes afgenomen van in totaal 712 coffeeshopbezoekers in Tilburg (vijf coffeeshops), Etten-Leur, Terneuzen, Goes en Vlissingen. Daarbij waren we geïnteresseerd in de gedragingen en motieven van klanten die in 2013 de coffeeshops bezochten en ook al voor 1 mei 2012, maar die ten tijde van het B-criterium geen lid waren van een coffeeshop. In Tilburg leverde het geen problemen op om dergelijke coffeeshopklanten aan te treffen. In de vier andere 94
coffeeshopgemeenten bleek dit lastig. Dit kwam soms mede door geringe klandizie (Terneuzen), maar ook door een hogere non-respons dan in Tilburg en doordat veel klanten die wij benaderden ook tijdens het B-criterium (wel eens) in de coffeeshop kochten. Het viel daarbij op dat een categorie klanten ongevraagd meldde destijds ook zonder lidmaatschap - of met een gemakkelijk verkregen lidmaatschap, bijvoorbeeld zonder GBA of ID te overhandigen - (weleens) softdrugs in de coffeeshop te kopen of daar omtrent niet geheel duidelijk waren. Het kostte zoveel moeite om minimaal 50 respondenten per coffeeshop te ondervragen dat we de ‘eis’ (coffeeshopklant voor 1 mei 2012, geen lid en klant tijdens het B-criterium en teruggekeerd na het schrappen van het B-criterium) hebben laten varen bij de enquêtes in Etten-Leur, Terneuzen, Goes en Vlissingen. De resultaten van de enquête-cijfers dienen te worden gelezen als een indicatie van wat er speelt onder (al dan niet teruggekeerde) coffeeshopbezoekers. Het is nu eenmaal een enquête met een beperkte steekproef per coffeeshop. Door de manier van steekproeftrekking kunnen we de uitkomsten niet wegen op basis van populatiegegevens. In ons onderzoek rapporteren we louter over de antwoorden van respondenten, dus zonder te generaliseren naar een populatie. Wie prijs stelt op een overzicht van de vragen en antwoorden kan een tabellenboek opvragen (zie colofon voor contactgegevens).
Tilburg De enquêtes onder de bezoekers van de coffeeshops zijn afgenomen in de shops en soms voor de deur. Ze zijn afgenomen op 8, 9 en 10 mei 2013, tussen 11.00 en 21.00 uur bij The Grass Company, Ochtendgloren, Crackers, Maximillian en Level. We hebben ons gericht op klanten die vóór 1 mei 2012 in de coffeeshops kwamen en die daar sinds het afschaffen van de wietpas (19 november 2012) weer komen, maar die dus nooit een wietpas hebben aangeschaft. Dit is een interessante categorie, omdat ten tijde van de wietpas de klandizie van de coffeeshops fors afnam, hetgeen een impuls was voor de illegale softdrugsmarkt. We hebben vanwege beperkte tijd gekozen om in vijf coffeeshops enquêtes af te nemen. We kozen voor The Grass Company, omdat dit een shop is die centraal (nabij het treinstation) is gelegen en de meeste klanten heeft van de coffeeshops in Tilburg. Coffeeshop Level wijkt hier fors van af: een veel kleinere shop die midden in een wijk is gelegen. De andere drie coffeeshops nemen, verspreid over de stad, een tussenpositie in wat klantenstroom betreft. Eén coffeeshop viel af omdat het ons niet lukte om contact te leggen omtrent de enquête. De coffeeshops gaven toestemming om in de shop de vragenlijsten af te nemen. Per coffeeshop werd met één enquêteur gewerkt. In coffeeshop Level bleef het aantal bezoekers dat tot onze doelgroep behoort achter ten opzichte van de overige coffeeshops. Dat komt door de kleinschaligheid van deze shop en door het zogenoemde offline registratiesysteem dat Level hanteert. Een nieuwe klant dient een ID-kaart, een poststuk of een huurovereenkomst te overleggen, waarna een postcodecheck plaatsvindt. De respondenten waren als volgt verdeeld over de vijf Tilburgse coffeeshops: Ochtendgloren (135); Level (18); Crackers (73); Maximillian (24) en The Grass Company (142). De non-respons was als volgt:
95
Geen tijd / haast [*] Geen zin / interesse Tegen ’t beleid Geen softdrugsgebruiker Geen reden / anders Totaal Non-respons
Ochtendgloren 36 15
Level 8 8 1
4 55
2 19
Crackers 21 25 2
Maximillian 14 6 1
48
The Grass Company 59 7 3 3 72
21
[*] Bij deze categorie geregeld een weigering/non respons, zonder dat (helemaal) duidelijk was of de persoon tot de doelgroep behoorde.
Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen We hebben in Etten-Leur, Vlissingen, Goes en Terneuzen straatenquêtes afgenomen onder bezoekers van de zes coffeeshops. De respondenten zijn als volgt verdeeld: Goes (131), Vlissingen (98), Terneuzen (36) en Etten-Leur (50). Er zijn in deze shops enquêtes afgenomen op 31 oktober en 1 november 2013, tussen 12:00 uur en 20:00 uur. Er was steeds ten minste één enquêteur actief bij of in de coffeeshop, naast de twee veldwerkers die op datzelfde moment in de omgeving vragenlijsten afnamen van bewoners of ondernemers. Bij de coffeeshops Purple en Miami is op 13 februari 2014 (tussen 12:00 en 20:00 uur) nogmaals geënquêteerd vanwege een lage respons op de eerste twee veldwerkdagen. In Etten-Leur (coffeeshop Noorderlight X), bij coffeeshop Aarden in Vlissingen, bij coffeeshop Aarden in Goes en bij coffeeshop High Life in Goes, kregen enquêteurs medewerking van de coffeeshop en mochten ze in de shop vragenlijsten afnemen. Bij coffeeshop Purple in Vlissingen en in Terneuzen Miami) kregen de enquêteurs geen toestemming om in de shop bezoekers te bevragen. De respondenten waren als volgt verdeeld over de zes coffeeshops: Noorderlight X (50); Aarden Vlissingen (51); Purple (47); Aarden in Goes (45), High Life (86) en Miami (36). De non-respons was als volgt:
Geen tijd / haast Geen zin / interesse Tegen ’t beleid Geen softdrugsgebruiker Geen reden / anders Totaal
Etten-Leur Noorderlight X 56
Vlissingen Aarden 50
Vlissingen Purple 33
Goes Aarden 18
Goes High Life 33
Terneuzen Miami 10
40
21
37
15
3
42
1
1
1
1
2
2
1
5
2
6
7
4
6
102
74
79
40
42
60
96
Ad d) Een analyse van registraties inzake drugsincidenten in het politiesysteem BVH We hebben, op basis van registraties in het politiesysteem BVHB, analyses gemaakt van de geregistreerde drugsincidenten in (coffeeshopgemeenten en niet-coffeeshopgemeenten in) de voormalige politieregio’s Midden en West Brabant & Zeeland. Het betrof registraties van drugscriminaliteit en drugsgerelateerde overlast. Drugscriminaliteit betreft drugsbezit, drugshandel en/of het vervaardigen van drugs (softdrugs of harddrugs). Drugsgerelateerde overlast betreft overlast die op enigerlei wijze is te herleiden tot drugshandel. Zie de onderstaande tabel voor de codes die in BVH worden gehanteerd. Voor een uitleg van onze werkwijze en omtrent de interpretatie van deze politieregistraties verwijzen we naar hoofdstuk 3. Daar leggen we uitgebreid uit hoe we te werk zijn gegaan. Tabel 1: In BVH geregistreerde drugscriminaliteit en drugsoverlast Omschrijving
(code) in BVH
Drugscriminaliteit Bezit harddrugs (lijst 1)
F40
Bezit softdrugs (lijst 2)
F41
Handel e.d. harddrugs (lijst 1)
F42
Handel e.d. softdrugs (lijst 2)
F43
Vervaardigen harddrugs (lijst 1)
F44
Vervaardigen softdrugs (lijst 2)
F45
Aantreffen drugs (geen verdachte)
F46
Overige drugsdelicten
F47
Drugsoverlast Overlast i.v.m. drugs
E38
Ad e) Observaties in de omgeving van coffeeshops en op (andere) hot spots We hebben in zes coffeeshopgemeenten (alle coffeeshopgemeenten in het onderzoeksgebied, minus Waalwijk) observaties verricht rondom coffeeshops en op locaties met geconcentreerde drugsoverlast of –handel. Daarbij voerden we ook straatgesprekken met burgers of ondernemers. We deden dit deels tussen interviews door. Maar we hebben los van dergelijke dagen in 2013 tenminste twee dagdelen per coffeeshopgemeente (ongeveer 4 uren) geobserveerd. Dit leverde geen harde informatie op die we als zodanig hebben gebruikt, maar wel locatiekennis en daarmee gevoel voor de concrete situatie op straat. Dat helpt bij het voorbereiden van interviews, maar ook 97
bij het begrijpen en interpreteren van verzameld bronmateriaal. In Tilburg hebben we vier dagdelen geobserveerd, omdat dit de gemeente is met de meeste coffeeshops en met een fors aantal hotspots die in 2012 in beeld kwamen. In Vlissingen en Goes hebben we (per gemeente) twee dagdelen geobserveerd en zijn we daarnaast twee keer gaan kijken op momenten dat het volgens informatie uit interviews druk zou zijn op hotspots rondom de coffeeshops.
98
Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Politieacademie, is smaenwerking met Beke Advies en LokaleZaken. De auteurs zijn: dr. E.J. van der Torre, dr. B. Beke, dr. M. Gieling en R. Holvast, met medewerking van T. Jongepier, dr. E. Bervoets en prof. dr. P. Tops. Correspondentie: Politieacademie, Postbus 834, 7301 BB Apeldoorn of
[email protected].
99