Sociale dienst politiezone MIDOW en partnergeweld Hoe kan je onpartijdig optreden en dus zowel oog hebben voor slachtoffer als voor dader?
Studiegebied Sociaal Agogisch Werk Opleiding Sociaal Werk Optie 3MW Academiejaar 2005-2006 Student Leen Allemeersch.
Inhoudsopgave Lijst van afkortingen
Hoofdstuk 1 1.1. Voorwoord....................................................................................................................5 1.2. Inleiding........................................................................................................................6 1.3. Vraagstelling.................................................................................................................8
Hoofdstuk 2: Theorie 2.1. Sociale dienst politiezone MIDOW ..............................................................................11 2.2.1. korte historiek stageplaats .........................................................................................12 2.1.2. Korte omschrijving van de dienst..............................................................................13 2.1.3. Structuur, organogram en methodiek .......................................................................17 2.1.4. Netwerk van de stageplaats .......................................................................................19 2.1.5. De omzendbrief OOP 15, OOP 15 bis en OOP 15 ter...............................................20 2.1.6. De omzendbrieven COL 3/2006 en COL 4/2006......................................................23 Besluit .................................................................................................................................25 2.2. Partnergeweld .............................................................................................................27 2.2.1. Partnergeweld in het gezin ........................................................................................27 2.2.2. Wat is partnergeweld? ...............................................................................................28 2.2.3. Wat zegt de wet op partnergeweld?...........................................................................30 2.2.4. Spiraal van het partnergeweld?..................................................................................32 2.2.5. Welke oorzaken en gevolgen brengt partnergeweld met zich mee? .........................36 2.2.6. Wat zijn de signalen van partnergeweld? ..................................................................40 2.2.7. Partnergeweld in cijfers? ...........................................................................................41 Besluit .................................................................................................................................42 2.3. Onpartijdigheid ............................................................................................................44 2.3.1. Een echtpaar vormt een systeem en maakt deel uit van systemen ............................44
2.3.2. Wat is onpartijdigheid?..............................................................................................46 2.3.3. Verschil met meerzijdige partijdigheid .....................................................................48 2.3.4. Grondhoudingen en methoden die ik gebruik om onpartijdig te kunnen optreden ..49 2.3.5. Zijn er grenzen aan onpartijdigheid? .........................................................................57 Besluit .................................................................................................................................59
Hoofdstuk 3: Praktijk 3.1. Casus 1 .........................................................................................................................61 3.1.1. Korte gezinsituatie.....................................................................................................61 3.1.2. Tussenkomst politie...................................................................................................61 3.1.3. Cliëntgesprek.............................................................................................................62 3.1.4. Persoonlijke reflectie .................................................................................................66 3.2. Casus 2 .........................................................................................................................69 3.2.1. Korte gezinsituatie.....................................................................................................69 3.2.2. Tussenkomst politie...................................................................................................69 3.2.3. Cliëntgesprek.............................................................................................................70 3.2.4. Persoonlijke reflectie. ................................................................................................74 3.3. Casus 3 .........................................................................................................................76 3.3.1. Korte gezinsituatie.....................................................................................................76 3.3.2. Tussenkomst politie...................................................................................................76 3.3.3. Cliëntgesprek.............................................................................................................76 3.3.4. Persoonlijke reflectie. ................................................................................................81 3.4. Casus 4 .........................................................................................................................83 3.4.1. Korte gezinsituatie.....................................................................................................83 3.4.2. Tussenkomst politie...................................................................................................83 3.4.3. Cliëntgesprek.............................................................................................................84 3.4.4. Persoonlijke reflectie. ................................................................................................88 Besluit .................................................................................................................................90
Hoofdstuk 4: Besluit 4.1. Algemeen besluit...........................................................................................................92
Literatuurlijst
Lijst met afkortingen OCMW: openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn CLB: centrum voor leerlingenbegeleiding CBZJ: comité voor bijzondere jeugdzorg DGGZ: dienst geestelijke gezondheidszorg CAW: centrum algemeen welzijn. MIDOW: staat voor de gemeenten Meulebeke, Ingemunster, Dentergem, Oostrozebeke, Wielsbeke ISLP: Integrated System for Local Police OBP: Officier Bestuurlijke Politie OGP: Officier Gerechtelijke Politie PV: Proces-verbaal POS : Problematische Opvoedingssituatie
Hoofdstuk 1 1.1. Voorwoord Vooraf wil ik mijn dank betuigen aan alle personen die mij geholpen hebben om dit eindwerk tot stand te brengen.
Ik bedank de korpschef, de Heer Hans Malysse en commissaris, de heer Frank Lapierre omdat ik van hen de kans, ruimte en vertrouwen heb gekregen om stage te lopen in de politiezone MIDOW. Ik zou ook graag mijn stagesupervisor, mevr. Roselien Vandenheede bedanken voor de steun, hulp en kennis die ik heb opgedaan.
Vervolgens wil ik mijn stagementor, mevr. Ingrid Decuypere bedanken voor de begeleiding en ondersteuning die ik tijdens mijn stage van haar gekregen heb.
Tenslotte wil ik alle medewerkers van de politiezone MIDOW bedanken voor hun bereidwilligheid, medewerking en vriendelijkheid.
1.2. Inleiding Hoe kan het dat man en vrouw die ooit van elkaar hielden , elkaars leven tot een echte hel maken? Voortaan geldt tegen het fenomeen partnergeweld een nultolerantie, dat is de boodschap. Minister van Justitie Laurette Onkelinx en het college van procureurs-generaal hebben een omzendbrief klaar die voor een efficiëntere strijd tegen echtelijk en intrafamiliaal geweld moet zorgen.
Ik heb mijn tweede jaar stage gelopen bij de sociale dienst van de politiezone MIDOW. ( Dit staat voor de gemeenten Meulebeke, Ingelmunster, Dentergem, Oostrozebeke en Wielsbeke.) Op mijn stage werd ik geconfronteerd met heel veel verschillende probleemsituaties zoals “slecht nieuws”-melding, intrafamiliaal geweld, drugsproblematiek … en dit zowel bij volwassenen als bij minderjarigen. Uit de verschillende soorten intrafamiliaal geweld heb ik het thema “partnergeweld” gekozen als onderwerp voor mijn eindwerk
Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat ik tijdens het lezen van verschillende artikels hierover met verbazing moest vaststellen dat het geweld binnen persoonlijke relaties nog maar vrij recent herkend en erkend is als een maatschappelijk probleem, als een fenomeen dat de individuele levenssfeer overstijgt. Het heeft geduurd tot 1997 alvorens partnergeweld in België als een misdrijf werd erkend en tot 1998 alvorens het dilect echt strafbaar was.1 Op mijn stage werd ik meermaals met partnergeweld geconfronteerd en het is niet altijd eenvoudig om met deze situaties om te gaan. Dit komt omdat we zowel met de dader als het slachtoffer in contact komen. Het is de bedoeling dat we ons onpartijdig opstellen en aandacht hebben voor beide partijen. Dit is niet altijd eenvoudig. 1
Belgisch staatsblad. (1997).Wet strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan (Internet).
www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be Belgisch staatsblad. (2003). Wet tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het strafwetboek (Internet). www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be
De politieagent en de maatschappelijk werker zijn ook maar mensen. Hiermee bedoel ik dat je veel gemakkelijker kan meevoelen met het slachtoffer dan met de dader. Hier is het dan ook belangrijk dat je bewust bent van je eigen referentiekader en dus ook begrip kan opbrengen voor de dader.
Met mijn eindwerk zou ik mijn stageplaats graag een mogelijke suggestie aanbieden om op een onpartijdige manier op te treden bij partnergeweld. Ik wil hen dan ook via dit eindwerk leren kennis maken met verschillende grondhoudingen en methoden die helpen om je onpartijdig op te stellen t.o.v. je cliënten.
Om onpartijdig te kunnen optreden vertrek ik vanuit een aantal grondhoudingen. Deze zijn gebaseerd op de cliënt-centered theorie van Rogers. We situeren dit binnen het persoonsgericht denkmodel.
De methoden situeren zich hoofdzakelijk binnen het wisselwerkingsgericht denkmodel. Men kijkt als hulpverlener naar het systeem in zijn bredere context.
Ik heb voor deze grondhoudingen en methoden gekozen omdat ik er het meest mee vertrouwd ben en omdat ik ze geleerd heb tijdens mijn opleiding maatschappelijk werk.
1.3. Vraagstelling Het gezin wordt gezien als een veilige plaats. Voor sommige mensen is dit zeker het geval niet. Ze lopen juist meer kans om slachtoffer te worden van geweld. De politie is vaak de eerste persoon die in contact komt met het partnergeweld. Hierdoor komen we zowel met het slachtoffer als met de dader ter zelfde tijd in contact. Het is hier dan ook belangrijk dat je onpartijdig blijft wat niet altijd eenvoudig is. Mijn vraag is hier dan ook: “Hoe kan je, wanneer je als sociale dienst van de politiezone MIDOW moet tussenkomen i.v.m. met partnergeweld, onpartijdig zijn en dus zowel oog hebben voor het slachtoffer als voor de dader.”
Op deze vraag zal ik trachten een antwoord te formuleren in dit eindwerk. In hoofdstuk 1 kan je zoals je hierboven kunt lezen mijn voorwoord, inleiding en vraagstelling terugvinden.
Hoofdstuk 2 bestaat uit het theoretische gedeelte. In dit theoretische gedeelte verduidelijk ik de drie kernwoorden die je kunt terugvinden in mijn vraagstelling. Deze zijn:
- Sociale dienst van de politiezone MIDOW.
Om inzicht te krijgen in wat de sociale dienst van de politiezone MIDOW inhoudt, geef ik kort een omschrijving van de dienst. Daarin vermeld ik kort de historiek, het takenpakket, de structuur, de methoden en de netwerken waarmee de sociale dienst werkt. De sociale dienst van de politiezone MIDOW is tot stand gekomen door de Omzendbrief PLP 10. Daarnaast werden de omzendbrieven OOP 15, OOP 15bis en OOP 15ter opgesteld. Deze zorgden er voor dat de sociale dienst van de politiezone MIDOW meer aandacht moet hebben voor de noden van het slachtoffer. Er wordt ook gestreefd naar een betere nazorg voor mensen die te maken hebben met partnergeweld. Deze omzendbrieven worden hier kort toegelicht. Recent werden er ook twee nieuwe omzendbrieven nr. col 3/2006 en nr. col 4/2006 van het college van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld opgesteld. Deze omzendbrieven traden in werking op 3 april 2006. Deze omzendbrieven brengen veranderingen teweeg in de sociale dienst van de politiezone MIDOW. Dit wordt hier dan ook kort toegelicht.
- Partnergeweld.
Ik geef de definitie van partnergeweld weer die beschreven staat in de COL 4/2006. Het heeft geduurd tot 1997 alvorens partnergeweld in België als een misdrijf werd erkend en tot 1998 alvorens het dilect echt strafbaar was. Daarom was het belangrijk om de wet op het partnergeweld en de wet op de toewijzing van de gezinswoning te bespreken. Mijn aandacht zal gaan naar de problematiek van partnergeweld. Wat is partnergeweld, spiraal van het partnergeweld, wat zijn de oorzaken en gevolgen van partnergeweld, signalen van partnergeweld en tenslotte enkele cijfers rond partnergeweld.
- Onpartijdigheid.
Hier bespreek ik wat het begrip onpartijdigheid is en wat het verschil is met de meerzijdige partijdigheid. Ik geef weer vanuit welke grondhoudingen ik vertrek om mij onpartijdig te kunnen opstellen. Ik verduidelijk ook welke methoden ik gebruik om mij onpartijdig te kunnen opstellen. Tenslotte bespreek ik kort de grenzen die je als hulpverlener kan ondervinden wanneer je je onpartijdig wilt opstellen.
In Hoofdstuk 3 komen we bij het praktische gedeelte terecht. In dit hoofdstuk bespreek ik vier casussen die ik zelf op mijn stage heb opgevolgd en uitgevoerd. In deze casussen zal ik proberen de methoden die ik in het theoretisch gedeelte heb neergeschreven toe te passen. Wanneer dit zo is, kan ik de sociale dienst van de politiezone MIDOW via dit eindwerk leren kennismaken met deze methoden in theorie en de toepassing ervan in de praktijk.
In hoofdstuk 4 vermeld ik het algemeen besluit. Hierin vermeld ik een antwoord op mijn vraag.
Hoofdstuk 2 De vraag die ik mezelf stel in mijn eindwerk is hoe kan je, wanneer je als sociale dienst van de politiezone MIDOW moet tussenkomen bij partnergeweld, onpartijdig zijn en dus zowel oog hebben voor het slachtoffer als de dader. In dit hoofdstuk verduidelijk ik de drie kernwoorden die in mijn vraagstelling naar voor komen. Deze zijn: - Sociale dienst van de politiezone MIDOW. - Partnergeweld. - Onpartijdigheid. Door deze kernwoorden te verduidelijken zal ik een antwoord geven op mijn vraag die je kan terugvinden in het algemeen besluit.
2.1. Sociale dienst politiezone MIDOW Ik loop mijn stage in de sociale dienst van de politiezone MIDOW. Om wat meer zicht te krijgen in wat de sociale dienst juist inhoudt, geef ik eerst een korte historiek van mijn stageplaats. Ik verduidelijk waarvoor MIDOW staat en wat het takenpakket van deze dienst is. Daarna schets ik de structuur van MIDOW en deel ik de methoden mee waarmee mijn stageplaats werkt. Tenslotte vermeld ik de netwerken waarmee de sociale dienst samenwerkt.
Op 26 augustus 1991 vaardigde minister van Binnenlandse Zaken de omzendbrief OOP 15 uit. Het doel van deze omzendbrief was om de dienstverlening aan en de doorverwijzing van de slachtoffers te verbeteren.
Op 29 maart 1994 werkte de minister van Binnenlands Zaken de taak van de politiediensten inzake slachtofferbejegening uit in de omzendbrief OOP 15bis
Aan deze twee omzendbrieven werden enkele veranderingen aangebracht waardoor de OOP 15ter werd opgemaakt.
Op 9 oktober 2001 vaardigde het ministerie van binnenlands zaken de Ministeriële Omzendbrief PLP 10 uit inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking. Deze laatste omzendbrief zorgde voor het oprichten van de sociale dienst van de politiezone MIDOW.
Recent zijn er ook vanaf 1 maart 2006 twee omzendbrieven: col 3/2006 en col 4/2006 van het college van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld opgesteld.
In dit hoofdstuk verduidelijk ik kort deze omzendbrieven.
2.1.1. korte historiek van de stage plaats De politiezone MIDOW heeft beslist om een sociale dienst op te richten uit de ministeriële omzendbrief plp 10.2 Dit gebeurde op 1 januari 2003. De sociale dienst staat onder leiding van: Commissaris mr. Frank Lapierre. Politie inspecteur- sociaal assistent mevr. Roselien Vandenheede. Inspecteur mr. Jules Rooze Kort samengevat bestaat deze omzendbrief uit: De lokale politie staat in voor de gehele basispolitiezorg en het moet over voldoende middelen beschikken om deze basispolitiezorg te kunnen verzekeren. Deze brief deelt ook mee dat de bevolking recht heeft op een gelijkwaardige minimale dienstverlening. Om dit te verwezenlijken moeten ze beschikken over ten minste zes functies die vermeld zijn in het KB. Deze functies zijn:
functie wijkwerking functie onthaal functie interventie functie politionele slachtofferbejegening ( Om deze functie te verwezenlijken hebben ze de sociale dienst opgericht.) functie lokale opsporing en lokaal onderzoek functie handhaving van de openbare orde
2
Ministeriële omzendbrief PLP 10. (2001). inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie
met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking (internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/catalog/legal/circul-n.htm#Min%20Int%20PLP
2.1.2. Korte omschrijving van de organisatie/dienst Geografische omschrijving van het ambtsgebied van de Lokale Politiezone "Midow"
Het ambtsgebied van de Lokale Politie "Midow" omvat de volgende gemeenten : · Meulebeke · Ingelmunster · Dentergem · Oostrozebeke · Wielsbeke Alle vroegere politiecommissariaten en rijkswachtbrigades fusioneren tot één operationeel geheel, de politiezone "Midow".
De Korpschef
Bij Koninklijk Besluit van 24/08/2001 werd de Heer Hans Malysse benoemd tot korpschef van de Lokale Politie "Midow".
Specifieke taken van de sociale dienst van de politiezone MIDOW
Uit de ministeriële omzendbrief plp 10 werd de sociale dienst opgericht. Deze werd dus opgericht op 1 januari 2003. Ik geef hier kort een overzicht van het takenpakket van de sociale dienst van de politiezone MIDOW. Dit om inzicht te krijgen in het takenpakket van de dienst.
A. slachtoffers van misdrijven →
Slechtnieuwsmeldingen. Mensen verwittigen en bijstaan bij het vertellen van slecht nieuws. Bijvoorbeeld bij het overlijden van een gezinslid na een ongeval.
→
Herbezoek inbraken, zware verkeersongevallen, nabestaande zelfdoding,… Bedoeling om nazorg te geven aan de slachtoffers.
→
Seksueel geweld, exhibitionisme, incest,… Ondersteuning geven aan personen die betrokken zijn bij bv. seksueel geweld.
→
Vermisten in samenwerking met recherche. Familie van de vermisten bijstaan en meehelpen met zoeken.
→
Permanentie slachtofferbejegening. Het opvangen van de slachtoffers en bijstand geven.
→
Doorverwijzen naar gespecialiseerde diensten. Bijvoorbeeld doorverwijzen naar het CLB, OCMW,… waar de personen verder begeleid worden en opgevangen.
→
Klachten bezoekrecht en/of onderhoudsgeld. Bijvoorbeeld wanneer de man niet toelaat dat zijn vrouw de kinderen ziet alhoewel ze het recht heeft om ze te zien.
→
Echtelijke- en of gezinsmoeilijkheden. Bijstand verlenen.
→
Psychiatrische problematieken. Behoort minder tot de taak van de sociale dienst.
→
Deelname zonaal permanentiesysteem.
Bestaat uit 4 delen: intern, ‘s avonds met RIHO, audiovisueel verhoor en één per gerechtelijk arrondissement. →
Geven van informatie.
B. minderjarigen →
Pos + doorverwijzing. Voor jongeren die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden + doorverwijzing voor verder begeleiding, hulp en opvang.
→
Preventief werken via automatisering en projectmatig werken. Samenwerken met verschillende disciplines.
→
Aangepaste verhoortechnieken bij minderjarigen. Bijvoorbeeld het audiovisueel verhoor. Dit is vooral omdat het kind nog niet emotioneel, fysiek en mentaal volwassen is.
→
Adoptie aanvragen. Informatie en bijstand geven.
→
Verdwijning minderjarigen in samenwerking met de recherche. Familie bijstaan en helpen zoeken.
→
Drugproblematiek. Opvang en juiste doorverwijzing.
→
Kinderverwaarlozing. Zorgen voor de eerste opvang van de kinderen.
→
Schoolverzuim. Bijvoorbeeld optreden bij spijbelaars.
C. interne diensten →
Opvang collega’s bij traumatische ervaring.
→
Informatisering en sensibilisering. Wetgeving, sociale kaart, informatie geven,…
→
Steun aan andere interne politiediensten.
→
Intern functioneren bijsturen en optimaliseren. Zorgen voor een zo goed mogelijke samenwerking.
→
Volgen van relevante vormingssessies. Hierdoor meer informatie en tips krijgen.
→
Optreden als vertrouwenspersoon.
D. externe diensten
Vb. CLB, OCMW, CAW,… Met deze diensten werkt de sociale dienst van de politiezone MIDOW samen i.v.m. doorverwijzingen.
2.1.3. Structuur, organogram en methoden Structuur en organogram
De korpschef De heer Malysse
Secretaris Politie college
Directie operaties
Directie personeel en logistiek
Interventie/ zonaal onthaal
Politieassistent ( sociale dienst)
Wijkwerking lokaal onthaal
Recherche
Specialisaties
De wijkwerking is in iedere gemeente aanwezig. Recherche is aanwezig in de gemeente Dentergem. Bureaus van de commissarissen bevinden zich in het gemeentehuis op de markt in Meulebeke. Ik loop mijn stage in de sociale dienst van de politiezone Midow. Methoden3
Methode waar mijn stageplaats gebruik van maakt is het Brugs model. Dit situeren we binnen het wisselwerkingsgericht denkmodel. Hieronder beschrijf ik kort wat dit model inhoudt.
3
Decuypere, I. (2006). Counseling (Cursus). Hiepso.
Brugs model = oplossingsgerichte benadering. Uitgangspunt van de oplossingsgerichte benadering is dat het beter is wanneer je als hulpverlener je direct focust op het construeren van een oplossing dan op het analyseren van problemen en het zoeken naar de oorzaken. Deze benadering houdt in dat er gewerkt wordt naar een situatie die de cliënt wil bereiken. Men gaat zoeken naar kleine stapjes die haalbaar zijn voor de cliënt. Daarbij wordt er ook op zoek gegaan naar oplossingen die de cliënt zelf al bedacht had maar misschien nog te weinig toepast. Door deze werkwijze te hanteren krijg je bij de cliënt een besef dat hij/zij zelf een invloed heeft om zijn eigen leven vorm te geven.
Voorbeeld kan zijn dat de hulpverlener oplossingsgerichte vragen gaat stellen aan de cliënt zodat hij/zij op zo een kort mogelijke tijd een oplossing vindt voor zijn situatie. Problemen zijn dus een wegwijzer naar de mogelijke oplossingen.
Op mijn stageplaats wordt er niet alleen rekening gehouden met de cliënt maar ook met systeem waarin de cliënt zich bevindt. Daarom wordt ook rekening gehouden met de context. De context is de achtergrond, de omgeving, de levensomstandigheden, die mee betekenis geven aan het verhaal. Er wordt ook gewerkt met de methode van de hercontextualisering Dit is andere, hoopgevender contexten zichtbaar maken en naar voor brengen. Als dit voor de cliënt zichtbaar wordt kan zijn verhaal daardoor een andere betekenis krijgen.
2.1.4. netwerk van de stageplaats De sociale dienst van de politiezone MIDOW werkt samen met heel wat diensten de belangrijkste zijn: OCMW: in de gemeenten Meulebeke, Izegem, Dentergem, Oostrozebeke en Wielsbeke CLB: in Tielt, Izegem en Waregem. CBZJ: in Kortrijk en Roeselare Dienst bemiddeling in strafzaken: in Kortrijk. Parket: in Kortrijk Justitiehuis en daaronder valt DGGZ: in Kortrijk, Tielt, Izegem en Roeselare. Scholen: in Tielt en Waregem. Sociale diensten ziekenhuizen: in Waregem, Izegem en Roeselare. Huisartsen: in Meulebeke, Izegem, Dentergem, Oostrozebeke en Wielsbeke. Andere politiezones Vrouwencentra: in Brugge CAW: in Kortrijk en daaronder valt sociaal centrum in Tielt en Izegem. Verenigingen
2.1.5. De omzendbrief OOP 15, OOP 15bis en OOP 15ter4 Op 26 augustus 1991 vaardigde minister van Binnenlandse Zaken de omzendbrief OOP 15 uit. Het doel van deze omzendbrief was om de dienstverlening aan en de doorverwijzing van de slachtoffers te verbeteren. Op 29 maart 1994 werkte de minister van Binnenlands Zaken de taak van de politiediensten inzake slachtofferbejegening uit in de omzendbrief OOP 15bis.
Dus in de vorige omzendbrieven OOP 15 van 26 augustus 1991 en OOP 15bis van 29 maart 1994 werd de rol van de politie in het kader van de politionele slachtofferbejegening al afgebakend. Dit gebeurde door enkele initiatieven te nemen om de positie van het slachtoffer van misdrijven te verbeteren wanneer hij/zij beroep doet op de overheid.
Door enkele veranderingen was het noodzakelijk om de omzendbrief OOP 15 en OOP 15bis te vervangen door OOP 15ter van 9 juli 1999.
Hieronder zal ik bespreken wat de omzendbrief OOP 15ter inhoudt. De omzendbrief heeft de verschillende opdrachten weer van de politiediensten inzake slachtofferbejegening. Dit op drie niveaus. -
Niveau 1: op het niveau van de korpschef en de korpsleiding.
-
Niveau 2: op het niveau van de politieambtenaar.
-
Niveau 3: op het niveau van de dienst politiële slachtofferbejegening.
Op het niveau van de korpschef en de korpsleiding
Hij/zij moet een verantwoordelijke officier aanstellen die zal instaan om slachtofferbeleid op te volgen, het te controleren en te evalueren. Heel belangrijk is dat hij/zij er voor zorgt dat het personeel de nodige vorming krijgt in slachtofferbejegening. Er wordt gezorgd voor de nodige middelen ( zoals transportmiddelen, aangepaste lokalen met de nodige privacy) zodat het personeel optimaal kan werken. 4
Omzendbrief OOP 15ter. (1999). betreffende politiële slachtofferbejegening (Internet).
http://www.poldoc.be/dailydoc/catalog/legal/circul-n.htm
Er moeten lijsten worden opgemaakt van justitieassistenten en verbindingsmagistraten bij de parketten van de rechtbank van eerste aanleg + ook een lijst van hulpverleningsdiensten. Hierbij wordt ook hun adressen, contactpersonen,…vermeld. Wanneer leden van het politiekorps te maken hadden met ernstige misdaden kunnen ze terecht bij de dienst slachtofferbejegening. Zij staan in voor psychologische steun en kunnen eventueel doorverwijzen voor meer specifieke hulp waar nodig.
Op het niveau van de politieambtenaar
De opvang van het slachtoffer gebeurt via een geduldige en luisterende houding. Het is de bedoeling dat je het slachtoffer zo vlug mogelijk helpt en dit op de meest gepaste manier. Je mag het slachtoffer zeker niet routinematig behandelen en van het kastje naar de muur sturen. Er wordt maximaal rekening gehouden met de wensen en noden van het slachtoffer. Er wordt gewerkt met de nodige discretie, dit zeker ook naar de pers toe. Je moet er als politieambtenaar van bewust blijven dat je het beroepsgeheim niet mag schenden. Tijdens de opvang wordt er ook rekening gehouden met privacy van het slachtoffer. Bijvoorbeeld wanneer het mogelijk is hem/haar te ontvangen in een apart lokaal.
Eerst en vooral zorgt de politieambtenaar voor medische bijstand daarna voor praktische bijstand. Er wordt bijvoorbeeld nagegaan waar het slachtoffer verblijft, bij wie het slachtoffer terecht kan, hoe het slachtoffer kan geholpen worden om zich te verplaatsen,… Wanneer het slachtoffer niet meer wenst te verblijven op zijn huidige verblijfplaats omwille van bijvoorbeeld ernstige problemen met of angst voor zijn/ haar partner kan de politie hem/haar in contact brengen met een vluchthuis of opvangcentrum. Bij overlijden wordt er ook verwacht dat de nabestaanden onmiddellijk worden ingelicht en begeleid worden in de eerste moeilijke momenten.
De politieambtenaar moet het slachtoffer correcte, volledige en verstaanbare informatie verstrekken. Deze zijn: -
Huidige en toekomstige onderzoekverrichtingen.
-
Informatie over de gerechtelijke procedure.
-
Mogelijkheid om burgerlijke partij te stellen.
-
De mogelijkheid om een verklaring af te leggen in de hoedanigheid van benadeelde persoon.
-
…
Wanneer de politieambtenaar een proces verbaal opstelt moet deze aan bepaalde vormvereisten voldoen zoals: -
Duidelijk de identiteit van het slachtoffer weergeven.
-
Ze moeten precieze gegevens over de schade bevatten en ook de emotionele en sociale gevolgen moeten worden neergeschreven.
-
De wens van het slachtoffer om verder geïnformeerd te worden moet ook worden vermeld.
-
…
De politieambtenaar gaat altijd het slachtoffer hercontacteren. Dit gebeurt omdat het slachtoffer na het verwerken van zijn verdriet pas dan met vragen zit. Via dit herbezoek kan de politieambtenaar het slachtoffer helpen met het oplossen van zijn/haar vragen. Ook kan men informatie verstrekken over de stand van zaken van het dossier, wel rekening houdend met zijn/haar beroepsgeheim. Het slachtoffer kan worden ingelicht hoe hij/zij contact moet opnemen met het parket van de rechtbank van eerste aanleg. Dit gebeurt via de justitieassistenten van de dienst slachtofferonthaal.
Op het niveau van de dienst politiële slachtofferbejegening
De dienst politiële slachtofferbejegening heeft verschillende taken, deze zijn:
Men moet de leden van het korps sensibiliseren. Ook moet de dienst informatie omtrent slachtofferbejegening zowel aan de leidinggevende officieren als aan de leden van het korps meedelen. De dienst staat in om het slachtoffer op de meest gepaste en correcte manier door te verwijzen. Hierdoor zal de dienst actieve samenwerking uitbouwen met hulpverlenende instanties. De dienst zal gegevens verzamelen rond adressen, contactpersonen, openingsuren,… Een vertegenwoordiger van de dienst neemt deel aan het welzijnsteam slachtofferzorg.
2.1.6. Omzendbrieven col 3/2006 en de col 4/2006 5 Er zijn vanaf 1 maart 2006 twee omzendbrieven nr. col 3/2006 en nr. col 4/2006 van het college van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld. Deze omzendbrieven traden in werking op 3 april 2006. Het is opgericht door de werkgroep (= magistraten van parketten-generaal en van eerste aanleg, vertegenwoordigers van de politie en van de dienst voor het strafrechtelijk beleid). Deze werkgroep zal minstens één keer per jaar samenkomen. Deze zullen dan aan de minster van justitie en aan het college van procureurs-generaal nuttige voorstellen doen om de omzendbrief te wijzigen of aan te vullen. Binnen elk arrondissement van het land dient de uitwerking van het interventiemodel dat beschreven is in deze gemeenschappelijke omzendbrief, een streefdoel te zijn.
Hieronder licht ik kort toe wat er vermeld staat in deze omzendbrief:
Er wordt in deze omzendbrief een definitie van partnergeweld weergegeven, deze is:
“Iedere vorm van fysiek, psychisch of economisch geweld tussen echtgenoten of personen die samenwonen of samengewoond hebben en tussen wie een duurzame affectieve en seksuele band bestaat of bestaan heeft.”
De korpschef van de lokale politie krijgt de opdracht om een referentieofficier van de politie aan te wijzen die zal belast worden met het partnergeweld. Deze referentieofficier zal er voor zorgen dat leden van de dienst ingelicht zullen worden omtrent het actieplan en de richtlijnen in de omzendbrief. Hij/zij zal er ook voor zorgen dat de politieagenten die in contact komen met het partnergeweld de nodige informatie en adressen hebben om er op professionele manier mee om te gaan.
5
Omzendbrieven COL 3/2006 en COL 4/2006 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van
beroep. (2006).betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld (Internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/document/col/2006/COL%204-2006.pdf
De referentieofficier staat in contact met de referentiemagistraat om hem/haar de moeilijkheden mee te delen. Daarnaast neemt hij/zij ook deel aan de vergaderingen van de arrondissementele raad voor slachtofferbeleid gewijd aan partnergeweld. Tegen 31 december 2006 zal de Procureur Des Konings een actieplan met het oog op de bestrijding van het partnergeweld in zijn/haar arrondissement opstellen. Bij het opstellen van dit plan zal men rekening houden met de opvangmogelijkheden van slachtoffers en daders.
Er worden ook enkele belangrijke regels vermeld die weergeven hoe men situaties met partnergeweld moet aanpakken. Men weet uit ervaring dat er zich al reeds andere feiten hebben voorgedaan, zelfs feiten die erger waren dan voor diegene waarvan er aangifte is gedaan. Hoe sneller de persoon die het geweld pleegt in contact komt met de overheid, hoe vlugger je een escalatie van geweld kunt voorkomen.
Men is verplicht in alle gevallen van partnergeweld waarbij de aangegeven of vastgestelde gedragingen als een misdrijf kunnen worden gezien een proces- verbaal op te maken en het te sturen naar de Procureur Des Konings.
Wanneer de vastgestelde of aangegeven gedraging geen misdrijf blijkt op te leveren , wordt aangeraden een proces-verbaal op te maken met als preventiecode familiaal geschil.
Indien er geen proces-verbaal wordt opgemaakt moet er toch binnen de politiediensten een spoor van de tussenkomsten bewaard blijven. Als er later toch een proces-verbaal wordt opgemaakt van nieuwe feiten kan er van de vorige tussenkomst melding worden gemaakt.
Wanneer er bij de politie een klacht ontvangen wordt wegens partnergeweld moeten ze heel wat regels naleven waaronder het slachtoffer in contact brengen met iemand van de dienst slachtofferbejegening.
In deze omzendbrief wordt er verwezen naar de omzendbrief COL3/2006 van 1 maart 2006. In deze omzendbrief wordt de identificatie en registratie van de dossiers door de politiediensten en parketten vermeld en omschreven.
Besluit Door omzendbrieven OOP 15, OOP 15bis en OOP 15ter zorgt de minister ervoor dat de politie niet alleen aandacht moet hebben voor het ophelderen van feiten en opsporen van daders maar ook aandacht moet hebben voor de noden van het slachtoffer. Bijvoorbeeld het slachtoffer ontvangen in een ruimte waar er de nodige privacy is, je begrijpend en met de nodige empathie opstellen,…
De bedoeling was ook om de politionele taken beter af te lijnen en de samenwerking te bevorderen met andere diensten zoals bijvoorbeeld slachtofferonthaal van het parket.
Daarnaast wordt er ook opgemerkt dat er aandacht moet besteed worden aan de omgeving van het slachtoffer. Je moet er rekening mee houden dat bijvoorbeeld familieleden de situatie emotioneel ook niet meer aankunnen. Hier moet je er dan ook voor zorgen dat zij de nodige hulp krijgen. Voorbeeld: herbezoek brengen aan de gezinsleden van overleden persoon.
Uit deze omzendbrief kan ik concluderen dat de politie waaronder de sociale dienst van de politie MIDOW zich bevindt, gezien wordt als een eerste lijnsdienst. Dit merk ik ook op stage. Mensen komen meestal terecht bij ons wanneer ze volledig vastzitten en geen andere uitweg meer zien. De sociale dienst van de politie MIDOW heeft geen wachtlijsten en de mensen moeten er ook niet betalen. Dit alles zorgt er ook voor dat men gemakkelijker contact opneemt met onze dienst. Ik kan dus hieruit verder concluderen dat we een sleutelpositie hebben in dit gebeuren . De manier waarop we slachtoffers opvangen is vaak bepalend voor de manier waarop hij/zij de dingen verder zal verwerken. Daarom is het belangrijk dat we zullen instaan voor een goede opvang van het slachtoffer en daarna het slachtoffer op de meest geschikte manier proberen door te verwijzen. Dit kunnen we doen door eerst en vooral het slachtoffer te ontvangen in een ruimte die voldoet aan de nodige privacy. Daarna openstaan voor wat de cliënt je meedeelt en dit met de nodige empathie en echtheid. Om tenslotte samen met de cliënt te kijken hoe men hem/haar verder kan helpen.
De omzendbrieven col 3/2006 en col 4/2006 geven een duidelijke definitie weer van wat partnergeweld inhoudt. De korpschef wordt belast met het aanwijzen van een referentieofficier van de politie die zal belast worden met partnergeweld. Tegen 31 december 2006 zal de Procureur Des Konings een actieplan met het oog op de bestrijding van het partnergeweld in zijn/haar arrondissement opstellen.
De politie is verplicht om in alle gevallen van partnergeweld waarbij de aangegeven of vastgestelde gedragingen als een misdrijf kunnen worden gezien een proces-verbaal op te maken en het te sturen naar de Procureur Des Konings.
Wanneer er bij de politie een klacht ontvangen wordt wegens partnergeweld moeten ze het slachtoffer in contact brengen met iemand van de dienst slachtofferbejegening.
In deze omzendbrief wordt er verwezen naar de omzendbrief COL3/2006 van 1 maart 2006. In deze omzendbrief wordt de identificatie en registratie van de dossiers door de politiediensten en parketten vermeld en omschreven.
In deze omzendbrieven lees ik dat ze in werking traden op 3 april 2006. Ik kan hier vaststellen door mijn ervaringen op mijn stageplaats dat men nog volop bezig is deze omzendbrieven aan de collega’s toe te lichten. Dit moet ook nog in het ISLP-systeem aangepast worden. Men kan deze omzendbrieven nog niet toepassen als men zelf nog niet weet wat deze omzendbrieven inhouden.
Uit deze twee omzendbrieven kan ik concluderen dat men duidelijk aantoont dat je onpartijdig moet optreden. Dit omdat men niet alleen oog heeft voor het slachtoffer maar ook voor de dader. Men ziet in dat wanneer je enkel maar zorgt voor begeleiding van het slachtoffer het probleem hierdoor niet zal opgelost worden. Men moet ook zorgen voor opvang en begeleiding van de dader.
2.2. Partnergeweld 2.2.1. Partnergeweld in het gezin Over de hele wereld gaan de meeste mensen deel uit maken van een gezin. Dit gezin kan heel uitgebreid zijn. Maar voor de meeste onder ons in België bestaat het gezin uit één of twee ouders of stiefouders en hun kinderen, die in één huis samenwonen. Het gezin is een plaats waar men zich veilig voelt. Maar voor sommige volwassenen is het gezin de meest gevaarlijke plaats die er is.
Het geweld binnen het gezin is geen nieuw verschijnsel. Er is door de eeuwen heen altijd geweld binnen het gezin geweest. Ooit werd het geweld in het gezin beschouwd als een privé-aangelegenheid, maar wordt nu erkend als misdrijf. Er wordt ook meer openlijk over gesproken.
In dit hoofdstuk wil ik een beeld scheppen van wat partnergeweld juist inhoudt. Dit doe ik door mezelf telkens een vraag te stellen waar ik dan kort en duidelijk een antwoord op geef.
De vragen die ik mezelf stel zijn:
Wat is partnergeweld? Wat zegt de wet op partnergeweld? De spiraal van het partnergeweld? Welke oorzaken en gevolgen brengt het partnergeweld met zich mee? Wat zijn de signalen van partnergeweld? Partnergeweld in cijfers.
2.2.2. Wat is partnergeweld?6 Volgens de omzendbrief COL 4/20067 verstaat men onder partnergeweld:
“Iedere vorm van fysiek, seksueel, psychisch en economisch geweld tussen echtgenoten of personen die samenwonen of samengewoond hebben en tussen wie een duurzame affectieve en seksuele band bestaat of bestaan heeft” ( p. 7 ).
Partnergeweld houdt in dat zich een herhalend patroon van dwingend gedrag voordoet. Dit zal door één van de partners gebruikt worden om macht en controle over de andere partner te verkrijgen. Dit geweld kan verschillende vormen aannemen, zoals fysiek, seksueel, psychisch en economisch geweld. Voorbeeld van fysiek geweld is slaan, elkaar verwonden door te schoppen, sigaretten- of sigarenpeuken uitduwen op het lichaam,… Voorbeeld van seksueel geweld is verkrachten, ongewenst betasten, iemand dwingen tot abortus,… Voorbeeld van economisch geweld is zorgen dat één van de partners zelf niet over eigen financiële middelen kan beschikken,… Voorbeeld van psychisch geweld is bedreigd worden, manipuleren,… Dit psychisch geweld kan heel ver gaan. Soms probeert de ene partner de andere emotioneel te ontredderen. Men gaat dan bijvoorbeeld een huisdier doden waaraan de persoon echt gehecht is, … Het gebeurt ook dat men probeert zijn partner te isoleren. Men gaat de partner verbieden contact te hebben met derden, opsluiten in huis, … Onder het psychisch geweld verstaan we ook het kleineren van de partner, hem/haar uitschelden in het bijzijn van derden. Daarnaast is er ook soms sprake van het voortdurend controleren van de partner. Bijvoorbeeld de brieven gericht aan de partner lezen, de partner stiekem volgen,…
6 7
Praktische gids (2002) De positie van het slachtoffer binnen de strafrechtspleging (Gids) Luik. Omzendbrieven COL 3/2006 en COL 4/2006 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van
beroep. (2006).betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld (Internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/document/col/2006/COL%204-2006.pdf
Zonder effectieve interventie kan dit patroon van dwingend gedrag in ernst en frequentie escaleren.
Deze verschillende vormen kunnen apart of samen voorkomen. Wanneer deze verschillende vormen samen voorkomen verhoogt dit het risico op escalatie. Als hulpverleningsdienst word je vooral geconfronteerd met het fysieke geweld. Door een gevoel van schaamte bij de cliënt komt het seksueel geweld maar zelden ter sprake. Het is belangrijk om daar als hulpverlener aandacht voor te hebben.
2.2.3. Wat zegt de wet op partnergeweld?8 Geweld is een dagelijks gebeuren in onze samenleving. Een groot deel van deze geweldplegingen vinden plaats in ons gezin. Geweld binnen persoonlijke relatie is nog maar vrij recent erkend als een maatschappelijk probleem. Partnergeweld is nog maar sinds 1997 erkend als een misdrijf. Het heeft geduurd tot 1998 alvorens het echt strafbaar was. Dit is de wet van 24 november 2004 de wet “Lizin” De wet zorgt voor een aantal aanpassingen van artikels en richt zich zowel naar het geweld tegen mannen als tegen vrouwen. Het strafwetboek bepaalt dat de straffen verhoogd worden “ingeval de schuldige de misdaad of het wanbedrijf heeft gepleegd tegen zijn echtgenoot of de persoon met wie hij samenleeft of samengeleefd heeft en een duurzame affectieve seksuele relatie heeft of gehad heeft”. Het gaat dus om een verzwarende omstandigheid ( artikel 410 van het Strafwetboek ). Het gaat in deze artikels over feiten, slagen en verwondingen. Deze regelgeving is van toepassing op gehuwden, maar ook op samenwonende heterokoppels- en homokoppels. Deze wet zorgt ook voor de wijziging van de procedure van de strafvervolging voor partnergeweld. Hierdoor krijgen de gerechtelijke instanties meer bevoegdheden. Deze wet van 1997 was een eerste stap in de goede richting maar het was nog niet voldoende. Daardoor diende de regering een wetsontwerp in dat leidde tot de nieuwe wet op het partnergeweld. Dit was de wet van 28 januari 2003. Enerzijds verdubbelt deze nieuwe wet het maximum van de gevangenisstraf voor opzettelijke slagen en verwondingen tussen echtgenoten of samenwonenden waardoor de wet op de voorlopige hechtenis kan worden toegepast. De onderzoeksrechter kan een bevel tot aanhouding afgeven. Hierdoor kan de dader uit de echtelijke verblijfplaats worden verwijderd. 8
Belgisch staatsblad. (1997).Wet strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan (Internet).
www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be Belgisch staatsblad. (2003). Wet tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het strafwetboek (Internet). www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen ( 2005 ) Geweld wat nu?(brochure). Brussel.
Anderzijds zorgt deze wet voor de toewijzing van de gezinswoning aan één van de echtgenoten. De vrederechter zal in het kader van dringende en voorlopige maatregelen het genot van de gezinswoning bij voorkeur toewijzen aan de echtgenoot die het slachtoffer is van echtelijk geweld en die om het gebruik van de woning verzoekt. Indien de echtgenoten getrouwd zijn onder het wettelijk stelsel kan het slachtoffer van partnergeweld verzoeken om na de echtscheiding de gezinswoning toegewezen te krijgen. Dit verzoek zal enkel maar ingewilligd worden in uitzonderlijke omstandigheden. Dit wanneer de andere echtgenoot definitief veroordeeld werd om volgende misdrijven: -
Verkrachting.
-
Slagen en verwondingen.
-
Vergiftiging of poging daartoe
-
Poging tot doodslag of ernstige aanwijzingen daartoe.
-
Poging tot moord of ernstige aanwijzingen daartoe.
Of wanneer de beslissing van de echtscheiding geheel of gedeeltelijk op die feiten steunt.
De rechter kan in uitzonderlijke gevallen weigeren om de gezinswoning toe te wijzen aan het ‘slachtoffer’. Dit gebeurt wanneer het belang van de kinderen geschaad zou worden of ook wanneer de ‘dader’ zijn inkomen verwerft doordat hij zijn beroepsactiviteit thuis uitoefent. Dit zou een weerslag kunnen hebben op zijn financiële toestand waardoor dit nadelig zou zijn voor de kinderen en partner.
Wanneer de rechter het verzoek inwilligt mag de ‘dader’ de woning niet meer betreden. Dit geldt slechts voor een beperkte tijd. Er volgt niet altijd een echtscheiding tussen de ‘dader’ en het ‘slachtoffer’. Hierdoor kan het zijn dat de ‘dader’ die een tijd het huis heeft moeten verlaten er opnieuw komt wonen waardoor de problemen terugkeren.
2.2.4. De spiraal van het partnergeweld?9 De spiraal van het geweld zijn processen tussen mannen en vrouwen die vaak voorkomen. De mannen en vrouwen zijn verstrikt geraakt in deze processen. Ze hebben al meerdere malen geprobeerd er zich uit los te maken op eigen kracht.
Volgens Groen en Van Lawick (1998) bestaat de spiraal van het geweld uit 13 stadia. Ik geef een opsomming van de 13 stadia.
Stadium 1: het romantisch ideaal.
Men verwacht dat men ooit een ander zal tegenkomen waarvoor hij/zij de belangrijkste is. Dat hij/zij mij kan geven wat ik nodig heb en ik kan geven wat hij/zij nodig heeft. Jonge mensen gaan een partner kiezen van wie ze verwachten dat die hun zal geven wat zij tot dan toe gemist hebben. Rond deze thema’s ontwikkelen zich dan relatiepatronen die op de duur verstard raken.
Stadium 2: barsten in het ideaal, het waarnemen van verschillen.
Op een bepaald moment blijkt dat de nieuwe situatie er minder rooskleurig uitzag dan in het begin van de relatie. Ze ontdekken dat er ook verschillen zijn tussen hen.
Stadium 3: de vrouw begint een gesprek over de relatie en uit kritiek.
De vrouwen kunnen meestal gemakkelijker hun gevoelens naar buiten brengen dan de mannen. De mannen gaan zich verantwoordelijk voelen voor het goed verlopen van de relatie. De kritiek die door de vrouw wordt gegeven wordt niet door de man gezien als een poging om de relatie goed te houden.
Stadium 4: de man reageert afwijzend en angstig-defensief. 9
Van Lawick, J. e.a. (2003). Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van
Gennep bv, 2e druk. Praktische gids (2002) De positie van het slachtoffer binnen de strafrechtspleging (Gids) Luik.
De man kan de kritiek van zijn vrouw niet verdragen. Hij wordt geraakt in zijn mannelijke trots. De man krijgt het gevoel dat hij zij vrijheid kwijt is. Hij heeft angst om zijn vrouw te verliezen.
Stadium 5: de vrouw voelt zich verantwoordelijk en redt de relatie.
De vrouw gaat haar eigen behoefte ontkennen en schikt zich naar de behoefte van haar man. Ze probeert op deze manier de relatie te herstellen. Hierdoor wordt de macht van de man hersteld.
Stadium 6: ontspanning bij de man, herstel van de romantische mythe.
Doordat de vrouw zich schikt naar de behoefte van de man is dit rustgevend voor hem. Hij heeft terug het gevoel dat ze toch luistert naar hem. Beiden gaan zich even terug gelukkig voelen. Ze hebben het gevoel dat ze zich toch niet in elkaar hebben vergist.
Stadium 7: de vrouw raakt gefrustreerd en wordt woedend.
De vrouwen die zich steeds schikken naar de behoeften van hun man gaan zich steeds meer frustreren. Deze vrouwen zullen hun woede eerder niet direct uiten. De woede wordt vertaald in pijn, bijvoorbeeld regelmatig hoofd- en rugpijn.
Stadium 8: de man raakt meer en meer gefrustreerd en begint lichamelijk geweld te gebruiken.
De vrouw heeft de man nog steeds gelijk in wat hij zegt maar ze gaat zich steeds meer afzonderen. Hierdoor gaat hij zich schuldig voelen. Zij voelen zich machteloos en gebruiken geweld. Wanneer de man voor de eerste keer geweld gebruikt tegen zijn vrouw roept dit schaamte op bij hem. Hij zegt dat zij dit uitlokt bij hem.
Stadium 9: de vrouw raakt verstild, verliest contact en raakt geïsoleerd. Gevoel van verraad en rouw om verlies van het romantisch ideaal.
De vrouwen proberen hun kwetsuren te verbergen. Hierdoor gaan ze hun familie en vrienden steeds minder onder ogen durven komen. Wanneer ze over straat lopen gebeurt dit zeer vlug. De vrouw heeft het gevoel dat ze in de val zijn gelopen. Hun droomprins lijkt niet echt te zijn. Hierdoor zullen ze zich terugtrekken en afzonderen.
Stadium 10: het terugtrekgedrag van zijn vrouw roept angst op bij de man en leidt tot meer agressie. Gevoel van verraad en rouw om verlies van het romantisch ideaal.
De man wil de band met zijn vrouw vasthouden. Hij doet dit door controle over haar te vergroten door meer en meer geweld te gebruiken. Hij voelt zich verraden en heeft het gevoel dat ze zich anders voordoet dan ze in werkelijkheid is. Ook hij rouwt om het verlies van het romantisch ideaal.
Stadium 11: toenemende isolatie en ‘bevriezen’ van de vrouw. Vervreemding van haar eigen lichaam, gevoel en denken. Symptomen van dissociatie en afsplitsen van delen van het zelfbewustzijnsvernauwing.
De vrouw weet niet meer wat ze denkt. Het enige wat haar bezighoudt is hoe ze de dag kan doorbrengen zonder geweld. Alleen de directe omgeving wordt nog waargenomen.
Stadium 12: toenemende angst voor verlies van verbinding bij de man. Poging het contact te herstellen door toenemende controle. Hieruit ontstaat nog meer geweld.
Hoe meer dat de vrouw zich terugtrekt hoe meer dat de man geweld zal gebruiken om haar terug te krijgen. Ook hij zal zich schamen voor zijn gedrag en zal dit ook proberen geheim te houden.
Stadium 13: algeheel disfunctioneren op alle niveaus van het partnersysteem.
In dit stadium kunnen de signalen niet meer verborgen blijven voor de buitenwereld. De buitenwereld zal er zich ook mee durven bemoeien en de politie verwittigen wanneer nodig.
We kunnen dus zeggen dat partnergeweld geleidelijk in de relatie komt. Er is niet meteen sprake van ernstig geweld. Het begint met een slecht gevoel van de ene partner over het gedrag van de andere partner. Meestal ontstaan er kleine vernederingen van de ene partner tegenover de andere partner. Dit wordt erger en geleidelijk aan gaat de ene partner steeds meer macht verwerven over de ander. Hierdoor ontstaat een ongelijke machtsverhouding. Om dit in stand te houden wordt er fysiek geweld gebruikt. Meestal zit er tussen het eerste fysiek geweld en de volgende escalatie een lange tijd. Dit komt omdat de partner niet alleen wordt geconfronteerd met een partner die een kwade kant bezit maar hem/ haar ook ziet als iemand die spijt heeft. Het geweld zal hierna zeker niet stoppen, integendeel het zal toenemen in ernst en frequentie. Veelal zullen slachtoffers van partnergeweld allerlei strategieën ontwikkelen om de schade te beperken en geweld te voorkomen. Men bevindt zich in een vicieuze cirkel met opeenvolgende fasen die zich steeds blijven herhalen.
2.2.5. Welke oorzaken en gevolgen brengt het partnergeweld met zich mee?10 Uit onderzoek naar mensen die hun partner mishandelen blijkt dat het hier vooral gaat om mannelijke daders. De man heeft een grote drang om over alles controle te hebben. Het gaat meestal om mannen die een laag zelfbeeld hebben. Daarnaast hebben ze ook problemen met het uiten van hun emoties. De man ken enkel zijn emoties delen met zijn vrouw. Hierdoor is hij op dit vlak heel afhankelijk van haar. Zij wordt verantwoordelijk voor de emotionele noden van haar man. Dit is voor haar in vele gevallen een onmogelijke opdracht. De man heeft vaak een grote nood aan zijn partner en zal haar eerder als een bezit beschouwen dan als een geliefde.
De partner gebruikt het geweld als reactie op de afhankelijkheid. Het geweld dat hij gebruikt heeft effect. Door het geweld slaagt hij erin zijn partner in zijn macht te hebben, te manipuleren,… Het gebruik van geweld werkt rustgevend. Hij plaatst ook de oorzaak van het geweld buiten zichzelf. Hij zegt dat het de maatschappij, zijn werk,… is die aanleiding geven tot het gebruik van geweld.
Er zijn heel wat verklaringen voor de oorzaken van partnergeweld. Hieronder beperk ik mij tot de oorzaken volgens Dutton. Volgens hem zou geweld in het gezin gaan om aangeleerd zelfhandhavinggedrag. Dutton spreekt over 3 bronnen, deze zijn:
Bron 1
De vaderfiguur is voor een jongen een identificatie met zijn mannelijke identiteit. Wanneer deze vaderfiguur hem willekeurig straft zal dit bij de jongen leiden tot een waardeloos gevoel over zichzelf. Hij wordt beschaamd gemaakt over zijn mannelijke identiteit. Om die 10
Stals, I. (2005). Huiselijk geweld. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
Van Lawick, J. e.a. (2003). Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van Gennep bv, 2e druk.
mannelijke identiteit te herstellen gaat de jongen op zoek naar extreem macho mannelijke rolmodellen. Hierdoor zal hij later in zijn relatie iedere terugtrekking en verzelfstandiging van zijn partner zien alsof hij in de steek wordt gelaten. Om deze angstgevoelens te verminderen gaat hij op zijn partner extreme controle uitoefenen. Hierbij is er ook vaak sprake van extreme jaloezie. Dit kan zelf leiden tot ontvoering, doodslag, moord,… De partner redeneert als volgt: “Als ik je niet kan hebben zal niemand je mogen hebben.”
Bron 2
Als kind ben je getuige van het geweld die er in huis aanwezig is. Zij zullen allerlei strategieën ontwikkelen om daarin te kunnen overleven. Dit kan zijn dat men wegloopt van huis, gebruik van drugs, pesten en vechten op school, automutilatie,… Andere manieren om met geweld om te gaan, zijn: alles opschrijven en bijhouden in een dagboek of schriftje, steun vinden bij personen buiten het gezin, … Niet iedereen die getuige is van geweld in zijn gezin zal later zelf een geweldpleger worden. Men kan als kind op zoek gaan naar een plaats of persoon waar men zich wel veilig voelt.
Bron 3
Doordat de moeder meestal ook mishandeld wordt door de partner zal ze niet altijd beschikbaar zijn voor haar kind. Het kind zal zijn moeder dan als extreem goed of extreem slecht beschouwen. Hierdoor kunnen ze later in hun partnerrelatie er een taalgebruik over vrouwen op na houden zoals hoer, slet,… Zolang de partner voldoet aan een ideaalbeeld zullen er geen problemen zijn. Dit beeld is niet realistisch en stort vlug in elkaar. Dit alles zorgt ook voor veranderingen in zijn identiteit. Het ene moment is hij de zorgende partner en het andere moment de gevaarlijke en woedende partner.
Partnergeweld brengt heel wat gevolgen met zich mee. De partner die het slachtoffer is van het geweld in de relatie raakt meestal geïsoleerd. Omdat de partner bang is voor het geweld volgt hij/zij de regels van de andere partner. Men staat onder controle van die partner. Men durft hiermee niet naar buiten komen omdat hij/zij zich schaamt. Het geweld wordt op de duur gezien als iets waar ze mee moeten leren leven.
Het geweld in de relatie heeft een invloed op het zelfbeeld van het slachtoffer. Ze worden geconfronteerd met geweld in hun relatie en beseffen dat ze zelf niet in staat zijn om er iets aan te doen. Ze hebben gevoelens van angst, vernedering,… Hierdoor ontwikkelt er zich bij de partner een laag gevoel van eigenwaarde.
Het geweld zorgt ook voor allerlei verwondingen bij de partner. Dit kan gaan van lichte tijdelijke verwondingen tot zelfs blijvende letsels.
Dit geweld kan ook zorgen voor allerlei psychosomatische klachten. Bijvoorbeeld niet kunnen slapen, hoofdpijn, angsten, fobieën,…
Deze klachten worden vaak enkel maar medisch bekeken. Men gaat enkel het symptoom behandelen zonder na te gaan wat de oorzaak van het symptoom is.
De slachtoffers van het partnergeweld organiseren hun leven meestal naar de feiten. Ze durven bijvoorbeeld geen afspraken te maken met vrienden uit schrik voor hun partner. Hierdoor wordt de persoon dan door de buitenwereld gezien als iemand die niet graag onder de mensen komt, die geen mening heeft, geen bepaalde interesses,… Door dit alles wordt het voor de partner nog moeilijker om met het geweld naar buiten te komen.
De aard van het geweld zal bepalen welke facetten van het leven er aangetast worden. De slachtoffers zullen in de eerste plaats de directe fysieke aandoeningen ervaren. Deze kunnen zijn slechte nachtrust, hoofdpijn, miskraam,…Het slachtoffer zal zich hiervoor meestal schamen waardoor ze zich terugtrekken uit hun sociaal leven.
Wanneer voor het slachtoffer duidelijk wordt dat het geweld niet zal stoppen en er dus geen verbetering in zicht is zullen de emotionele, psychische klachten zich manifesteren.
Klachten kunnen zijn: neerslachtigheid, uitputting, opschrikken bij een onverwachte beweging,… Het slachtoffer kamt meestal met een wankel zelfvertrouwen. Door het steeds vernederen van het slachtoffer wordt het zelfbeeld steeds verder naar beneden gehaald. Door het gevoel van schaamte durft het slachtoffer geen contact te zoeken met de buitenwereld. Bij seksuele klachten kan het zijn dat het slachtoffer minder zin heeft in seks of dat ze pijn ervaren bij het vrijen.
Het slachtoffer zal allerlei manieren ontwikkelen om het geweld het hoofd te kunnen bieden. Ze zullen de schuld van het geweld bij zichzelf leggen waardoor de illusie ontstaat dat het beheersbaar wordt. Ze gaan het geweld ook minimaliseren. Hierdoor wordt de situatie voor het slachtoffer beheersbaar. Het slachtoffer zal de dader opsplitsen in een goede en een kwade kant. De mishandelaar is de kwade kant maar men zal de schuld voor zijn gedrag niet leggen in zijn persoonlijkheid maar in zijn getraumatiseerde jeugd of drankmisbruik.
2.2.6. Wat zijn de signalen van partnergeweld?11 Het geweld zal meestal pas escaleren wanneer het moeilijk is om nog uit de relatie te stappen. Dit kan zijn wanneer de vrouw snel zwanger wordt, wanneer men snel gaat samenwonen,… Voordien waren de signalen van het partnergeweld reeds aanwezig. Dit werd dan geïnterpreteerd als liefde. Dit kon zijn dat men zijn partner voortdurend belde om te weten waar hij/zij is, … Men zal in de relatie proberen de partner sociaal te isoleren. Daardoor hebben ze nog weinig contact met vrienden of familie. Bij conflicten zal er geen ruimte mogelijk zijn om compromissen te sluiten.
Enkele voorbeelden van signalen bij de slachtoffers kunnen zijn: - De partner laat niet toe dat het slachtoffer voor zichzelf spreekt. - Het slachtoffer wordt steeds vergezeld door zijn partner. - Het slachtoffer lijkt angst te hebben van zijn/haar partner. - Er wordt regelmatig afspraken gemaakt bij de huisdokter met vage klachten. - Het slachtoffer heeft verschillende letsels en deze bevinden zich in verschillende stadia. -…
Enkele voorbeelden van signalen bij de daders kunnen zijn: - Het slaan met voorwerpen. - Controle gedrag. - Overdreven jaloers zijn. - Bedreigingen uiten. - Verbaal misbruik. -…
11
Van Lawick, J. e.a. (2003). Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van
Gennep bv, 2e druk. Stals, I. (2005). Huiselijk geweld. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
2.2.7. Partnergeweld in cijfers12 In België is een onderzoek gebeurd naar fysiek en seksueel geweld, onder leiding van professor Rosemie Bruynooghe.
In het onderzoek peilt men naar ervaringen met fysiek en seksueel geweld dat je hebt ondergaan als kind of volwassene. Conclusies van het onderzoek zijn: Dat 73 % van de bevraagde mannen en 68 % van de bevraagde vrouwen minstens éénmaal slachtoffer waren van één of andere vorm van seksueel en/of fysiek geweld. Beiden duiden vooral de man aan als dader.
Wanneer we specifiek kijken naar partnergeweld hebben we volgende conclusies: Vrouwen ondervinden meer geweld in de partnerrelatie dan mannen. 13,4 % van de bevraagde vrouwen en 2,3% van de bevraagde mannen zet partnergeweld te (hebben) ondergaan.
Bij mannen doet fysiek geweld zich vooral buiten de huiskring voor. Bij vrouwen komt dit vooral voor in de gezinsrelatie.
12
Stals, I. (2005). Huiselijk geweld. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
Praktische gids (2002) De positie van het slachtoffer binnen de strafrechtspleging (Gids) Luik.
Besluit
Zelf kan ik concluderen door wat ik meemaak op stage dat partnergeweld een veel voorkomend fenomeen is. Vaak blijft partnergeweld voor de buitenwereld verborgen. Het slachtoffer voelt zich schuldig en schaamt zich. Ze hopen dat alles wel goed zal komen. Zowel de daders als het slachtoffers hebben meestal al heel wat meegemaakt in hun jeugd. Ze hopen dat met de persoon met wie ze een relatie hebben alles terug goed komt. Het geweld sluipt meestal langzaam de relatie binnen. Vaak is het heel moeilijk om aan te geven wanneer en hoe het precies is begonnen. Het kan beginnen met het voortdurend controleren van wat je doet of het verbieden bepaalde handelingen te verrichten,… Daarna kan het geweld escaleren waarna de ene partner de andere belooft dat het nooit meer zal gebeuren. Hij/zij belooft regelmatig beterschap en er zijn periodes waar het beter lijkt te gaan. Steeds hebben ze de hoop dat het beter zal gaan. Dit is een cyclus waar men meestal zonder hulp niet zal uitraken.
Op stage merk ik dat geweld geen onderscheid maakt in inkomen of maatschappelijke klasse. Het komt in alle lagen van de bevolking voor en op alle leeftijden.
Mensen die slachtoffer of dader zijn van partnergeweld weten vaak niet waar ze hulp kunnen krijgen of schamen zich om hulp te zoeken. Hierdoor blijft het partnergeweld maar doorgaan tot het escaleert en een tussenkomst van de politie nodig is. Het is de taak van de sociale dienst van de politie MIDOW om te luisteren naar het verhaal van zowel het slachtoffer als de dader. Hierna is het de bedoeling dat je samen kijkt wat er verder aan hun situatie kan gedaan worden. We kunnen hen bijvoorbeeld helpen om de eerste stap te zetten naar verdere begeleiding. Simpelweg luisteren naar iemands verhaal kan al een stap in de goede richting zijn.
Het is duidelijk dat partnergeweld geen zaak van een individu is maar een maatschappelijk probleem dat om een maatschappelijke oplossing vraagt.
Enkele suggesties kunnen zijn:
Dat de sociale dienst van de politie ook wordt gezien als een dienst die net zoals andere diensten ( bijvoorbeeld het OCMW, CLB, vluchthuis,…) de noden van de cliënt centraal plaatsen. Hierdoor zou er een betere samenwerking kunnen ontstaan met deze diensten. Dit kan enkel voordelig zijn voor de cliënten.
Door het feit dat partnergeweld veel minder maatschappelijke hinder veroorzaakt dan bijvoorbeeld drugs- of alcoholverslaafden leidt dit tot gebrek aan maatschappelijke aandacht. Het slachtoffer moet inzien dat wat hij meemaakt niet normaal is en dat hij/zij dit niet meer hoeft te ondergaan. De media kan hierin een belangrijke rol spelen. Ze kunnen mee helpen om partnergeweld meer bespreekbaar te maken.
2.3. onpartijdigheid 2.3.1. Een echtpaar vormt een systeem en maakt deel uit van systemen. Ieder mens leeft in verschillende netwerken of kringen zoals bv het werk, school, vrije tijd,… Deze netwerken en kringen hebben een invloed op het gedrag van de persoon. Elk mens maakt dus deel uit van een systeem.
We kunnen een groep mensen zien als een systeem wanneer ze een gezamenlijk doel hebben en emotioneel met elkaar verbonden zijn. Door deze emotionele verbondenheid kan men niet zomaar het systeem verlaten. Wanneer er sprake is van partnergeweld wil dat zeggen dat er geweld ontstaat tussen het paar. Dit kan man en vrouw of man en man of vrouw en vrouw zijn. Het paar vormt dus ook een systeem. Ze vormen een systeem dat bestaat uit 2 personen.
Wanneer de mensen met hun problemen naar de hulpverlener stappen, spreken ze meestal over individuele klachten. Dit kan hoofdpijn, buikpijn,.. zijn. Deze klachten zijn meestal het gevolg van onderliggende diepere conflicten.
Een systeem is samenhangend, je mag de leden niet zien als losse elementen. Het gedrag van de ene persoon in het systeem zal het gedrag van de andere beïnvloeden en omgekeerd. Om partijdigheid te voorkomen moet je hier rekening mee houden. Je moet je richten als maatschappelijk werker tot alle leden van het systeem. Je moet evenveel aandacht schenken aan ieder lid van het systeem. Wanneer je je onpartijdig wil opstellen moet je rekening houden met de systemen waarin het paar leeft.
Hieronder leg ik uit wat onpartijdigheid inhoudt en wat het verschil is met meerzijdige partijdigheid. Daarna verduidelijk ik de grondhoudingen waaruit ik vertrek om mij onpartijdig op te stellen en de methoden die ik gebruik om tijdens het gesprek onpartijdig te zijn.
Tenslotte geef ik de grenzen weer die aanduiden dat het als hulpverlener onmogelijk is om volledig onpartijdig te zijn.
2.3.2. Wat is onpartijdigheid? 13 Onpartijdig zijn houdt in dat je als hulpverlener geen partij kiest. Je luistert zowel naar het slachtoffer als naar de dader. Hiervoor vertrek je als hulpverlener vanuit de grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding. Je moet op een andere manier naar het cliëntsysteem kijken dan in het dagdagelijkse leven, proberen te kijken op een niet beoordelende manier.
Als hulpverlener moet je er vanuit gaan dat iedere mens bestaat uit een binnenkant en een buitenkant. De buitenkant van de mens is zichtbaar. Dit is zowel het verbale gedrag als het non-verbale gedrag. Dit is niet zo bij de binnenkant. Onze binnenkant bevat onze eigen gedachten, ideeën, bedoelingen,… Het is enkel de persoon zelf die weet hoe zijn binnenkant eruit ziet. Deze binnenkant is ook bij iedere persoon anders. Naargelang uw eigen gedachten en ideeën ga je een eigen normen- en waardensysteem bezitten. Dit zal ervoor zorgen dat je een bepaalde kijk zal hebben op cliëntsituaties. Uw eigen normen- en waardensysteem is beïnvloed door uw opvoeding en omgeving waar je bent opgegroeid. We kunnen dus spreken over ons eigen referentiekader waarover we beschikken. Wanneer de hulpverlener vanuit zijn eigen referentiekader kijkt naar de situatie gaat hij/zij veel vlugger geneigd zijn om partij te kiezen voor het slachtoffer omdat dit meer aanleunt bij je eigen normen en waardensysteem. Het is dus de bedoeling dat je besef hebt van je eigen referentiekader en het referentiekader van beide partners respecteert zodat je voor beiden aandacht en begrip kan opbrengen.
De politie, waaronder de sociale dienst zich bevindt, wordt meestal gezien als iemand die de slachtoffers helpt en de daders oppakt. Wanneer de politie ter plaatse gaat bij een koppel waar er sprake is van partnergeweld verwacht het slachtoffer en dader dit dus meestal ook. De verwachting bij de buitenwereld is dus eerder partijdig. Terwijl het onze bedoeling is om onpartijdig op te treden. 13
Mertens, M. e.a. (2003). Systeemgerichte methoden in de hulpverlening. Een initiatie in het omgaan met
mensen en hun netwerken. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 4de druk.
Hierdoor zou dit soms verkeerd kunnen overkomen bij het slachtoffer. Je zou hem/haar het gevoel kunnen geven dat je meer aandacht besteedt aan de dader terwijl hij/zij wel het slachtoffer is. We zitten hier dus met een complexiteit tussen de bedoeling en het effect. Het moet de bedoeling zijn dat je ze alle twee een gevoel geeft van niet schuldig te zijn. Dat je begrip toont voor beiden hun situatie. Maar je bent geen meester over het effect. Je kunt er enkel bewust van zijn.
Wanneer er in het gezin sprake is van partnergeweld dan spreekt men over de dader en het slachtoffer. In de meeste gevallen is de man de dader en de vrouw het slachtoffer. In het begin was er vooral aandacht voor de vrouw als slachtoffer. Doordat men onpartijdig optreedt, is het mogelijk om oog te hebben voor zowel het slachtoffer als de dader. Op deze manier kunnen we proberen om beiden te kalmeren en naar hun verhaal te luisteren. Heel wat vrouwen en mannen willen niet scheiden van hun partner. Ze willen wel dat het geweld ophoudt. Zo kunnen wij als sociale dienst naast de korte opvang van het slachtoffer, dat we daarna naar een meest geschikte dienst doorverwijzen voor verdere begeleiding, ook een korte opvang geven aan de dader en deze ook doorverwijzen naar een dienst waar hij verder kan worden geholpen. Zo geven we niet de indruk dat we partijdig zijn. We duiden geen schuldige aan. We laten beiden voelen dat ze samen moeten werken aan hun relatie. Ze moeten als koppel een gulden middenweg zoeken.
Er kan verwarring ontstaan tussen onpartijdigheid en goedkeuring. Er is dus een verschil tussen begrijpen en goedkeuren. Onpartijdig zijn wil dus zeggen dat ik begrip toon en tegelijk vind dat zijn gedrag onaanvaardbaar en toelaatbaar is van de dader. Onpartijdig zijn wil zeggen dat je ook de last van de dader ziet in zijn gedrag. Het geweld dat de dader gebruikt is gelijk aan een taal. Hij heeft dus gebrek aan taal en gebruikt daarom geweld.
2.3.3. Verschil met meerzijdige partijdigheid14 Met meerzijdige partijdigheid bedoelt men dat men wisselend partijdig zal zijn met alle leden van de context. Deze leden kunnen aanwezig, afwezig, overleden zijn of zelf nog moeten worden geboren. Men zal geen oordeel vellen over de leden van de context. Men zal als hulpverlener de menselijkheid in iedere deelnemer proberen te ontdekken. Men zal steeds op zoek gaan naar de inzet en goede intenties van allen.
Ik zelf kies in mijn eindwerk om onpartijdig op te treden in plaats van meerzijdig partijdig op te treden. Dit omdat we met de sociale dienst van de politiezone MIDOW meestal maar een eenmalig contact hebben met de cliënten. We hebben niet voldoende tijd om deze methode goed te kunnen toepassen zodat we tot een voldoende resultaat zouden komen.
De context waarin de sociale dienst van de politiezone MIDOW werkt laat niet toe dat men zich meerzijdig partijdig opstelt omdat het slachtoffer en de dader van ons verwachten dat we ons partijdig zullen opstellen en partij kiezen voor het slachtoffer en de dader oppakken. Wanneer we partijdig zouden zijn met de dader zou dit voor het slachtoffer onaanvaardbaar zijn.
14
Heylen, M. e.a. (2004). Het contextuele denken. Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk.
Leuven: Acco, 3de druk.
2.3.4. De grondhoudingen en methoden die ik gebruik om onpartijdig te kunnen optreden 15 Grondhoudingen
De grondhoudingen waarmee ik rekening hou zijn deze die gebaseerd zijn op cliëntcentered theorie van Rogers. We situeren dit binnen het persoonsgericht denkmodel. In de cliënt-centered theorie staat het ‘zelf’ centraal en het inzicht van de persoon in zichzelf. Rogers zegt dat er verandering kan ontstaan door een klimaat te scheppen van: -
Echtheid.
-
Onvoorwaardelijk respect en aanvaarding.
-
Empathie.
Dit zijn geen technieken waar wel zijnswijzen. Het is vanuit deze grondhoudingen dat ik vertrek om mij onpartijdig op te stellen. Hieronder licht ik deze grondhoudingen kort toe.
De echtheid
Je moet rekening houden dat jij als maatschappelijk werker soms de enige persoon bent waar de cliënt het gevoel bij heeft dat je echt belangstelling voor hem/haar hebt. Je moet je als hulpverlener niet voor doen als iemand die alles weet. Je mag gerust zeggen dat je iets niet weet en dat je het gaat opzoeken en terugbellen. Belangrijk is ook dat je zelf zicht hebt op je eigen binnenkant. Je kan die binnenkant, je eigen gevoelens en ervaringen naar buiten brengen. Je moet wel zelf aanvoelen wanneer dit kan en wanneer niet. Je kan bijvoorbeeld meedelen aan de cliënt hoe je jezelf voelt bij het verhaal dat hij/zij brengt. Je kan hem/haar zeggen dat je er ook stil van wordt wanneer je naar het verhaal luistert. Je kan ook luidop denken waardoor de cliënt je denkproces kan mee volgen. Hierdoor voelt hij/zij zich meer op zijn gemak.
15
Schutter, L. De (2005). Werkmethoden systeemdenken (Cursus).Hiepso.
Mertens, M. e.a. (2003). Systeemgerichte methoden in de hulpverlening. Een initiatie in het omgaan met mensen en hun netwerken. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 4de druk. Decuypere, I. (2006). Relatie-en gezinsbegeleiding systeem en contextueel denken (Cursus). Hiepso.
Onvoorwaardelijk respect of aanvaarding
Je moet als maatschappelijk werker met een andere blik kijken naar het cliëntsysteem dan wanneer men gewoon dagdagelijks naar het leven kijkt. Je moet proberen te kijken op een niet beoordelende manier. Proberen te kijken zonder enige vorm van kritiek. Je moet als hulpverlener het gedrag van de cliënt positief vertalen wat normaal als negatief wordt gezien. Je moet zeker het gedrag van je cliënt niet goedkeuren maar je kan wel je mening aan de kant schuiven. Onvoorwaardelijk aanvaarden wil niet zeggen dat je geen grenzen mag stellen. Je moet je cliënt duidelijk maken wat wel en niet kan in de contacten met hem of haar. Zelf moet je ook kennis hebben van je mogelijkheden en beperkingen. Best ook dat je als maatschappelijk werker je niet opstelt als de alleswetende expert. Hierdoor laat je geen inbreng van de cliënt toe.
Empathie
Dit is de moeilijkst te realiseren grondhouding. Als maatschappelijk werker heb je een eigen referentiekader waarmee je een cliënt benadert. Bij empathie is het de bedoeling dat je dit referentiekader aan de kant schuift en probeert zoveel mogelijk te kijken vanuit het referentiekader van de cliënt Doordat je meevoelt met de cliënt maar niet samenvalt met het cliëntsysteem, ben je minder emotioneel betrokken waardoor je meer ziet en ruimer. Bij empathie is er sprake van buitenkant en binnenkant. Bij binnenkant empathie hebben we het proces van leegmaken. Bedoeling is dat je je losmaakt van meningen, verwachtingen,… Met leegmaken wordt niet bedoeld vergeten. Bedoeling is ook dat je luistert naar de problemen van je cliënt zonder dat je ze mengt met je eigen problemen. Van buitenkant empathie is er sprake wanneer de empathie wordt gecommuniceerd. Om deze empathie in communicatie te brengen gebruik ik enkele methoden die ik hieronder zal verduidelijken.
Methoden
Ik maak gebruik van een aantal methoden om op een onpartijdige manier om te gaan met situaties van partnergeweld. Deze methoden situeren zich hoofdzakelijk binnen het wisselwerkingsgericht denkmodel. Men kijkt als hulpverlener naar het systeem in zijn bredere context. De methoden zijn:
-
De gemeenschappelijke interpunctie.
-
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.
-
Waardering.
-
Methode om besef te verruimen: erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
-
Om empathie aan de buitenkant de brengen gebruik ik de volgende methoden:
- Spiegelende of parafraserende reflecties. - Durven stilstaan bij wat moeilijk is. - Interventies in vraagvorm. - Open vragen stellen. - Taalgebruik.
Ik maak gebruik van deze methode omdat ik er het meest mee vertrouwd ben via mijn opleiding maatschappelijk werk.
De gemeenschappelijke interpuncties
Wanneer je werkt met een paar heb je steeds twee personen voor je zitten. Wanneer je je richt naar de ene partner zal je steeds ook een boodschap overbrengen naar de andere partner. Daarom moet je werken met gemeenschappelijke interpuncties (= jullie uitspraken). Hierdoor richt je je naar beiden samen. Je spreekt beiden samen aan. Hierdoor versterk je het wij-gevoel als koppel.
Wanneer je met “jullie uitspraken” werkt bevorder je het partner-identiteitsbesef. Ze worden door de derde, hier de hulpverlener, erkend in het paar zijn.
Het koppel zal een verschillende mening hebben. Het verschil is voor een koppel bedreigend. Rond deze verschillen zullen er ruzies ontstaan. Door het gebruik van “jullie uitspraken” worden de verschillen minder bedreigend. Je zorgt ervoor dat er verschillen mogen zijn. Hierdoor zullen de partners meer begrip hebben voor het standpunt van de ander. Voorbeeld: Een man wil dat zijn dochter op internaat blijft en zijn vrouw wil dat ze naar huis komt. Hulpverlener kan hier zeggen: “ Ik merk dat jullie allebei bezorgd zijn over jullie dochter en dat jullie daar allebei een mening over hebben.” Dit komt minder bedreigend over bij het paar.
Wanneer je “jullie uitspraken” doet, geef je ook belangrijke informatie aan het paar waar ze beiden wel samen over eens zijn. Dit versterkt hun wij-gevoel als koppel.
Werkbare betekenissen zoeken
Als hulpverlener moet je steeds blijven zien dat je cliënt meer is dan zijn ‘etiket’. Dit etiket zegt enkel iets over een geheel van gedragingen dat we doorgaans afkeuren. Het is de bedoeling dat je als hulpverlener steeds zoekt naar een betekenis waarmee je verder kan werken. Wanneer je dit niet doet zal het gesprek vastlopen of zal je in strijd gaan met je cliënt. Voorbeeld kan zijn een moeder wordt boos en begint je uit te schelden omdat haar kind enkel in het weekend bij haar mag verblijven. Je mag hier jezelf niet verdedigen en geen begrip vragen van de cliënt voor jezelf. Je moet blijven zoeken naar een werkbare betekenis. Bij dit voorbeeld kan dit zijn dat de vrouw graag gezien wil worden als een goede moeder. Ze voelt zich machteloos.
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem
Als hulpverlener moet je niet enkel focussen op wat ‘misloopt’ bij je cliënt maar zeker ook wat goed, vlot verloopt. Meestal vindt men wat goed loopt als vanzelfsprekend. Wat goed loopt wordt niet in communicatie gebracht. Het wordt vaak onzichtbaar. Voorbeeld kan zijn: Ik hoor jullie zeggen dat jullie voortdurend over alles een andere mening hebben en dat dit tot conflicten leidt. Maar ik zie toch dat jullie het eens zijn om de stap te zetten en tot hier te komen.
Waardering
Als hulpverlener is het niet voldoende dat je de inzet van je cliënt ziet. Het is ook zeker de bedoeling dat je de inzet benoemt. Voorbeeld kan zijn: ik zie dat jullie echt veel moeite hebben gedaan om samen naar hier te komen.
Methode om besef te verruimen: erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt
Zowel in de gedachtegang van de hulpverlener als in die van de cliënt hebben er voortdurend uitwisselingen plaats over de bedoelingen. Men kan hier op meerdere complicaties terzelfder tijd botsen.
Enerzijds kan er zich een verschil voordoen tussen de bedoeling en het effect. Je kan niet ontkomen aan het fenomeen dat we met ons gedrag de andere gaan beïnvloeden. Zelfs wanneer we gewoon stil zitten is dit ook gedrag. Dit gedrag zal cognitieve processen op gang brengen bij de andere en heeft dus een “effect”, “een overkant”. Het is belangrijk om duidelijk een onderscheid te maken tussen de betekenis die aan het gedrag wordt gegeven en de bedoeling die de persoon ermee heeft. De bedoelingen zijn steeds positief voor de persoon. Er is niemand die een bruut,… wil zijn. Dit wil niet zeggen dat de manier waarop ze hun doel willen bereiken efficiënt is. Het kan ook dat ze een totaal ander effect hebben. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor in de hulpverlening.
Anderzijds moet je als hulpverlener weten dat bedoelingen uitgedrukt worden op verschillende niveaus. Deze niveaus zijn:
Niveau van de ervaring.
Meestal gaat het hier om moeilijke en pijnlijke situaties die de cliënt heeft meegemaakt of denkt dat hij zal meemaken. Om de cliënt duidelijk te maken dat je dat hoort kan je parafraseren.
Niveau van de betekenis van zijn ervaring.
Het kan zijn dat de cliënt vooral zijn aandacht richt op de betekenis van de ervaring. Belangrijk voor de hulpverlener is dat je stilstaat bij de betekenis die inhoud heeft voor de persoon.
Niveau van de beleving.
Wanneer je als hulpverlener merkt dat je cliënt opgelucht is dan weet je dat hun beleving in positieve zin is veranderd. Wanneer je dit opmerkt als hulpverlener verhoogt dit het besef van zelfredzaamheid bij de cliënt.
Niveau van veranderingswensen hier en nu.
De mensen zijn gewoon om hun wensen kenbaar te maken door signalen mee te delen van wat ze niet meer willen. Ze vertellen over wat verkeerd ging. De hulpverlener kan het besef van toekomst vergroten door een vertaling te maken van de signalen die de cliënt meedeelt in wat hij/zij wil en wat hij daarbij nu en hier verwacht van de hulpverlener.
Gesprek afronden
Als hulpverlener is het belangrijk dat je de nodige tijd neemt om het gesprek af te ronden. Je kan op het einde de nieuwe afspraken samenvatten. Het is best dat je deze samenvatting kort houdt. Je kan als hulpverlener eventueel vragen naar de belevingen van je cliënt.
Om empathie aan de buitenkant te brengen gebruik ik volgende methoden:
Spiegelende of parafraserende reflecties
Dit houdt in dat je als hulpverlener bijna volledig herhaalt wat de cliënt zegt. Dit zal wel pas zinvol zijn als je als hulpverlener er nog iets aan toevoegt. Je kan bijvoorbeeld de zin herhalen met een vragende intonatie. Dit kan bij de cliënt ervaren worden als een uitnodiging om zelf verder te vertellen.
Durven stilstaan bij wat moeilijk is
Als hulpverlener is het niet gemakkelijk om te blijven stilstaan bij emoties zoals bijvoorbeeld een hevige discussie, wenen,… Toch is het heel belangrijk als hulpverlener dat je er niet overheen loopt maar durft bij stil te staan.
Interventies in vraagvorm
Wanneer je als hulpverlener je indrukken formuleert in vraagvorm laat je op die manier zoveel mogelijk ruimte voor eigen inzichten van de cliënt. Voorbeeld kan zijn: “ Ik denk dat … klopt dat?” Je kan via intonatie en door stiltes te laten de dingen die je zegt tegen je cliënt vragend maken.
Open vragen stellen
Wanneer je gesloten vragen stelt werkt dit demotiverend voor de cliënt. Hierdoor kan je gesprek vast lopen. De cliënt zal steeds korter antwoorden op je vragen. Door open vragen te stellen nodig je de cliënt uit om zelf zijn verhaal te vertellen. Voorbeeld kan zijn: Is de relatie met je vriend goed? (Gesloten vraag). Kun je me iets vertellen over de relatie met je vriend? (Open vraag).
Taalgebruik
Met taal wordt hier zowel de digitale als analoge taal bedoeld. Dit kan bijvoorbeeld zijn: dialect, kledij, houding, humor,… Wanneer je taalgebruik al hulpverlener te ver af ligt van deze van de cliënt zal hij/zij zich niet op zijn gemak voelen.
Zijn er grenzen aan onpartijdigheid?16 Het is onmogelijk om als mens volledig onpartijdig te zijn. Er is altijd sprake van bepaalde grenzen. Er kunnen grenzen zijn door regels die gelden in de organisatie waarvoor je werkt, grenzen door je eigen persoonlijkheid, grenzen door invloed van collega’s en grenzen door uw eigen mens- en wereldbeeld. Ik baseer mij hier op de grenzen van de meerzijdige partijdigheid en ga na of ze ook gelden bij het onpartijdig optreden.
De sociale dienst van de politie is een onderdeel van de politie. Hierdoor hebben wij het imago om de slachtoffers te helpen en de daders gewoon op te pakken en weg te brengen. Wanneer we ergens ter plaatse komen verwachten de mensen dit dan ook van ons. Dus ze verwachten van ons dat we partijdig zijn en dus partij kiezen voor het slachtoffer. Hierdoor is het niet altijd even gemakkelijk om dan onpartijdig te zijn.
Je kan als mens nooit volledig onpartijdig zijn. Je wordt beperkt door uw menselijke mogelijkheden. Dit verschilt van persoon tot persoon. Je zal altijd de neiging hebben om vlugger naar het slachtoffer te luisteren dan naar de dader. Om onpartijdig te zijn moet je kennis hebben over jezelf. Je moet van jezelf weten in welke situaties je het heel moeilijk hebt om onpartijdig te zijn. Bijvoorbeeld omdat je er emotioneel bij betrokken bent of omdat je de situatie zelf hebt meegemaakt. Hier moet je dan zelf de verantwoordelijkheid nemen om eventueel de cliëntsituatie door te verwijzen naar een collega.
Het kan zijn dat een collega volledig vast zit in een cliëntsituatie en daardoor geen onpartijdige kijk meer kan hebben op de situatie. Wanneer je dan als maatschappelijk werker een cliëntsituatie overneemt van een andere hulpverlener is het best dat je eerst zelf neutraal de situatie bekijkt vooraleer je de persoonlijke nota’s en meningen van je collega overneemt. Zo kan jij wel nog een onpartijdige kijk hebben op de situatie wanneer dit bij uw collega niet meer het geval is.
16
Heylen, M. e.a. (2004). Het contextuele denken. Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk.
Leuven: Acco, 3de druk.
Ieder mens heeft een eigen waarde- en normensysteem. We zijn allemaal opgegroeid in een bepaalde omgeving. We zijn allemaal in een bepaalde cultuur en familie opgevoed. Dit heeft een invloed gehad op het ontwikkelen van onze waarden en normen. Deze waarden en normen zorgen er ook voor dat we op een bepaalde manier nadenken. Hierdoor kunnen wij iets als abnormaal zien wat door andere mensen als normaal wordt gezien. Dit kan dan ook zonder dat we het zelf weten een invloed hebben op het onpartijdig zijn. Als iets dichter aanleunt bij onze waarden en normen zouden we kunnen geneigd zijn om hiervoor dan partij te kiezen.
Besluit Onpartijdig zijn wil zeggen dat je geen partij kiest. Je luistert zowel naar het slachtoffer als naar de dader. Je probeert als hulpverlener op een niet beoordelende manier naar het cliëntsysteem te kijken.
Ikzelf kan concluderen dat het onmogelijk is om als hulpverlener je volledig onpartijdig op te stellen. Er zijn altijd een aantal grenzen waarmee je rekening moet houden.
Rekening houdend met de grenzen die ik in hoofdstuk twee vermeld, heb ik geprobeerd om via een aantal methoden een suggestie i.v.m. onpartijdigheid aan te bieden aan mijn stageplaats. De toepassing hiervan kunt u nalezen in mijn praktijk gedeelte.
Hoofdstuk 3: praktijk De sociale dienst van de politiezone MIDOW kan onpartijdig optreden wanneer er zich iets voordoet, dus ook wanneer men moet tussenkomen in een situatie met partnergeweld. Dit is zeker niet altijd eenvoudig. Ik heb in mijn opleiding als maatschappelijk werker leren onpartijdig optreden aan de hand van methoden die er voor zorgen dat je zowel aandacht hebt voor het slachtoffer als voor de dader. Deze methoden zijn:
-
De gemeenschappelijke interpunctie.
-
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.
-
Waardering.
-
Methode om besef te verruimen: erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
-
Om empathie aan de buitenkant de brengen gebruik ik de volgende methoden:
- Spiegelende of parafraserende reflecties. - Durven stilstaan bij wat moeilijk is. - Interventies in vraagvorm. - Open vragen stellen. - Taalgebruik.
Deze methoden heb ik aan de hand van mijn theorie verduidelijkt. Ik ga deze methoden zelf toepassen in casussen van partnergeweld waarmee de dienst geconfronteerd wordt tijdens mijn stage. In deze casussen gebruik ik fictieve namen. Hierdoor ga ik nagaan of het mogelijk is om ze toe te passen. Wanneer dit zo is, kan ik de sociale dienst van de politiezone MIDOW leren kennis maken met deze methoden in theorie en de toepassing ervan in de praktijk via dit eindwerk. Hierdoor kunnen ze, wanneer ze na mijn stage geconfronteerd worden met partnergeweld, mijn eindwerk gebruiken om onpartijdig op te treden in situaties met partnergeweld.
3.1. casus 1 3.1.1. Korte gezinsituatie Bram en Lien wonen samen maar zijn niet getrouwd. Ze hebben geen kinderen. Bram is 24 jaar en Lien is 23 jaar. Beiden hebben werk.
3.1.2. Tussenkomst politie. De politiezone MIDOW krijgt op 15/11/2004 om 02:35 uur een melding dat er een discussie was tussen Bram en de vader van Lien i.v.m. een hond. Er ontstond wat trek- en duwwerk tussen beide. De politie heeft hier bemiddelend opgetreden. Geen van beide wenste klacht in te dienen.
Op 27/11/05 om 6:31uur krijgt de politiezone MIDOW de melding van Bram dat Lien vermist is. Ze begeven zich naar de woning. Aangekomen aan de woning blijkt Bram dronken te zijn. Hij vertelt dat hij en Lien ruzie hebben gehad. Deze ruzie zou ontstaan zijn omdat hij al voor de zoveelste maal dronken zou zijn geweest. Daardoor is Lien vertrokken en wenst ze deze nacht niet meer terug te keren.
De collega’s nemen telefonisch contact op met Lien. Via het telefoongesprek komen ze te weten dat Lien bij een vriendin blijft slapen. Bram wil persé dat de politie Lien gaat zoeken en thuis brengt. Hij vertelt erbij dat wanneer ze niets ondernemen hij zelfmoord zal plegen. Daarom werd zijn neef opgebeld die de nacht bij hem doorbracht. Wanneer de neef is aangekomen stelt de politie voor dat Bram best slapen gaat en dat hij ‘s anderdaags in nuchtere toestand de zaken met Lien moet bespreken. Hij gaat hiermee akkoord en lijkt gekalmeerd.
Om 6: 39 uur belt Bram opnieuw naar de politie om te zeggen dat hij niet tevreden is over de tussenkomst. De interventieploeg gaat opnieuw ter plaatse. Bram blijkt toch nog niet gekalmeerd. Hij dreigt ermee zichzelf te verwonden wanneer er geen zoekactie gebeurt naar Lien. Hij dreigt er ook mee de kat te doden. Bram wordt door hen gekalmeerd. Ze
nemen opnieuw telefonisch contact op met Lien. Na wat overleg besluit Lien toch thuis te overnachten.
Lien is bang van Bram. Ze hebben Lien de raad gegeven direct de 101 te bellen als Bram haar zou mishandelen. Er werd een PV opgesteld over de moeilijkheden in het gezin.
Op 20/02/2006 om 23:01 komt er een verwarde oproep binnen van Bram die zegt dat zijn vriendin vermist is. De rest kan niet begrepen worden omdat Bram opnieuw dronken was.
De interventieploeg neemt telefonisch contact op met Bram. Hij zegt dat Lien weg is en dat dit niet normaal is. Ze lichten hem in dat ze telefonisch contact zullen opnemen met zijn vriendin. Lien neemt niet op en ze laten een bericht achter met de vraag hen op te bellen.
Ze begeven zich ter plaatse. Bram zit onder een dekentje in de zetel. Hij zegt dat het haar schuld is en dat de politie er iets moet aan doen.
Tijdens het gesprek krijgen ze telefoon van een andere ploeg dat Lien zich heeft aangeboden op het bureau. Lien wenst kledij op te halen bij Bram.
Ze lichten Bram in dat Lien op weg is naar de woning. Bij aankomst ontdekt Bram dat zijn vriendin enkel maar komt om kledij op te halen. Zijn potje kookt over en hij begint te roepen naar Lien en schopt het salontafeltje weg. Daarna begint hij ook geweld te gebruiken tegen één van de collega’s. Hierdoor wordt Bram geboeid en van zijn vrijheid beroofd. Er wordt een klacht opgenomen van Lien.
We worden telefonisch gecontacteerd op 21/02/02 om 08:36 uur door Lien. Ze wou laten weten dat ze bij haar ouders is ingetrokken en dat ze het verder goed stelt.
3.1.3. Het cliëntgesprek Omdat beide cliënten niet meer samenwoonden en ook bijna geen contact meer hadden met elkaar heb ik hen beide apart uitgenodigd voor een gesprek.
Ik heb beide telefonisch gecontacteerd. Dit om onpartijdig te zijn. Ik heb wel uit respect voor het slachtoffer eerst met haar contact opgenomen.
Telefoongesprek met Lien op vrijdag 24 februari 2006 om 11u30.
Ik belde Lien op. Lien: “ Hallo.” Leen: “Hallo spreek ik met Lien” Lien: “ja.” Leen: “Ik ben Leen stagiair van de sociale dienst van de politiezone MIDOW. De collega’s hebben mij verteld wat er allemaal is gebeurd met u en Bram. Ik maakte mij wat zorgen en het is daarom dat ik even bel. Hoe gaat momenteel met u?”(Grondhouding echtheid.) Lien: “ Ik heb het niet gemakkelijk gehad maar nu gaat het veel beter met mij. Ik woon terug bij mijn ouders.” Leen: “Dit is waarschijnlijk niet eenvoudig voor jou om dit via de telefoon te bespreken. Vind je het oké om met mij hierover een gesprek te hebben?” ( Grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Lien: “ Ja voor mij is dat goed.” Leen: “ Wanneer zou dit het best passen voor u?”(Grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Lien: “ Woensdagavond rond 17u wanneer mijn werk erop zit.” Leen: “ Dit past ook voor mij. Wil je dat ik tot bij u kom of kom je liever tot bij mij. Lien: “ Ik kom liever tot bij u. Ik weet het bureau zijn.” Leen: “ Oké dan zie ik u woensdagavond om 17u bij mij op het bureau.
Gesprek met Lien op woensdag 1 maart 2006 om 17u op het bureau.
Lien belde aan. Ik deed open. Leen: “ Hey, ik ben Leen stagiair van de sociale dienst.” (Grondhouding echtheid.) “Ben jij lien?” Lien: “Ja.”
Ik toonde haar de weg naar het bureau en we namen plaats
Leen: “Hoe gaat het met je?” Lien: “Op dit ogenblik gaat het heel goed met mij maar vroeger is het anders geweest.” Leen: “ Hoe bedoel je anders?” (Spiegelende of parafraserende reflectie.). Lien: “Ik heb heel wat meegemaakt en ik heb het echt heel moeilijk gehad.” Leen: “Ik kan dit zeker begrijpen door de informatie die ik van mijn collega’s gekregen en gelezen heb. Het moet zeker geen gemakkelijke periode voor jou geweest zijn.” (Empathie.)
Lien knikte.
Leen: “Je mag mij er altijd iets over vertellen wanneer je er iets over kwijt wil.”(open vraag) Lien: “Bram was dikwijls dronken en hij gebruikte geweld.” Leen: “Geweld?” (Durven stilstaan bij wat moeilijk is.) (spiegelende of Parafraserende reflectie.) Lien: “Wanneer Bram dronken was hadden we veel ruzie. Tijdens deze ruzies werd hij dikwijls agressief. De laatste keer duwde hij mij op de grond en schopte hij mij. Ik wil er niet meer aan denken ik heb er een dikke streep onder getrokken en alles is nu terug in orde met mij;” Leen: “Ik vind dit heel moedig en sterk van jou om op zo’n manier om te gaan met de hele situatie.”(Grondhouding empathie.) Kun je mij vertellen hoe dit jou dan gelukt is om er een streep onder te trekken?”(open vraag) Lien: “Ik ben terug ingetrokken bij mijn ouders. Ik heb heel wat steun van mijn moeder gekregen en door haar heb ik terug contact opgenomen met mijn vriendinnen van vroeger.” Leen: “Dit moet toch een hele opgave geweest zijn voor jezelf en moeder om datgene dat je hebt meegemaakt samen te verwerken?”(Grondhouding empathie.) Lien lachte : “ Ik heb ook heel goede vriendinnen waar ik ook terecht kan en die mij heel goed verstaan. Ik ga nu ook terug weg in het weekend met mijn vrienden en vriendinnen. Dit deed ik vroeger ook voor dat ik een relatie had met Bram. Ik ben heel opgelucht dat ik terug op hen kan rekenen.
Stilte.
Lien: “ Bram woont nu ook terug bij zijn ouders. Ik heb hem niet meer gezien sedert dat ik besloten heb om bij mijn ouders in te trekken. Ik maak mij toch een beetje zorgen om hem maar ik durf hem niet te bellen omdat ik geen contact meer wil hebben met hem. Leen: “Wil je dat ik eens met Bram contact opneem om na te gaan hoe het gaat met hem?” Lien: “ Ja hierdoor zou ik mij meer op mijn gemak voelen. Ik heb er zelf een streep onder getrokken. Versta je dat ik dan geen contact meer wil met Bram? Leen: “Ik begrijp je heel goed en ik zal zeker met Bram contact opnemen.”(Grondhouding empathie). Lien: “ Bedankt hoor.” Leen: “Ik voel echt dat je gesteund wordt door je moeder en vriendinnen maar mocht het zijn dat er dingen zijn waar je wil over praten en toch niet bij hen terecht kunt, kan je altijd bij ons terecht of bij een andere dienst die bereid is om te luisteren naar je verhaal. Lien: “Dit is heel vriendelijk van je maar dit is echt niet nodig.”
Ik voelde dat het gesprek ten einde liep.
Leen: “ Ik vind het echt goed voor je dat je bij je moeder en vriendinnen de nodige steun kunt vinden. Is er nog iets dat je kwijt wil aan mij.(Afronding gesprek) Lien: “Neen” Leen: “We kunnen dan hier het gesprek afsluiten. Ik ga toch nog eens ons telefoonnummer meegegeven en je mag onze dienst altijd opbellen.” Lien: “Ja, dank u.” Ik begeleid Lien naar buiten.
Telefoongesprek met Bram op 6 maart 2006 om 10u56.
Ik belde bram op. Bram: “Hallo.” Leen: “Hallo spreek ik met Bram?” Bram: “Ja.” Leen: “ Ik ben Leen, stagiair van de sociale dienst van de politiezone MIDOW. Ik heb van de collega’s gehoord dat er heel wat is gebeurd met u en uw vriendin. Ik bel eigenlijk uit bezorgdheid om eens na te gaan hoe het nu met u gaat Bram?”
Bram: “ Met mij is alles oké nu. Ik woon terug bij mijn ouders en verder heb ik daar niets over te zeggen.” Leen: Ik begrijp dat je daar niet wil over praten. Het was enkel maar uit bezorgdheid dat ik je opbelde en om na te gaan of je nood had om er met iemand over te spreken en zo eens je verhaal kwijt te kunnen.” ( Grondhouding empathie.) Bram: “Ik heb niemand nodig want mijn ouders steunen mij.” Leen: “Ik begrijp je. Mocht je in de toekomst toch nog nood hebben aan een gesprek mag je mij altijd opbellen.” ( Grondhouding empathie.)
Ik geef hem het nummer. Bram: “Oké en daag.” Leen: “Daag.”
3.1.4. Persoonlijke reflectie Doordat het koppel al besloten had om uit elkaar te gaan en beiden terug ingetrokken waren bij de ouders was het niet echt aangeraden om met beiden samen af te spreken voor een gesprek. Omdat ik onpartijdig wil blijven heb ik met beiden contact opgenomen. Ik heb dit eerst met het slachtoffer gedaan uit respect voor haar. Zij vroeg me zelf om contact op te nemen met haar vriend. Ze maakte zich wat zorgen om hem en zelf wilde ze zo weinig mogelijk contact hebben met hem. Ik heb haar gezegd dat ik dit zeker zou doen.
Hier is het moeilijk om onpartijdig te zijn doordat je moet kiezen wie je eerst gaat contacteren. Ik heb dan gekozen voor Lien. Dit uit respect voor haar. Ik denk dat dit anders verkeerd zou overkomen bij het slachtoffer als je eerst de dader zou contacteren. Ik denk ook dat de dader verwacht dat je eerst een gesprek voert met het slachtoffer.
De vrouw gaf mij tijdens het gesprek het gevoel dat alles al opgelost was en dat ze deze bladzijde in haar leven had omgedraaid. Ze had haar leven volledig terug in handen. Ze gaat opnieuw uit met vrienden. Ik had het gevoel dat het gesprek op dit ogenblik niet echt meer nodig was. Ik heb haar toch ons telefoonnummer gegeven zodat ze altijd kon bellen wanneer het nodig was. Ik had het gevoel dat dit het enige was dat ik voor haar kon doen
en dat ze ook niet meer wou en verwachtte van onze dienst. Hierdoor heeft ons gesprek ook niet lang geduurd.
Ik heb dan ook telefonisch contact opgenomen met haar vriend. Deze wilde zeker geen gesprek met mij. Ik heb dit gerespecteerd. Hij zei dat hij de nodige steun vond bij zijn ouders en vrienden en vond dat dit genoeg was voor hem. Ik heb hem dan meegedeeld dat hij later, als hij dit wou, toch contact kon opnemen met ons. Bij deze tussenkomst stelde ik mezelf eerst de vraag of we niet te laat waren omdat beiden reeds uit elkaar waren. Ik vroeg mij af of het niet beter was dat we vanaf het begin bij de situatie betrokken werden zodat we hen emotioneel konden bijstaan. Aan de andere kant vond ik dat beide partners zelf hun probleem aangepakt hadden en een oplossing gevonden hadden. Doordat ze zelf een oplossing gevonden hebben denk ik dat het koppel zich hierbij beter zal voelen dan met de hulp van buitenaf.
Met Bram heb ik enkel een kort gesprek gehad aan de telefoon. Hij vond het niet nodig om een gesprek met mij te hebben. Ik heb dit gerespecteerd. Ik had het er wel moeilijk mee omdat ik vond dat hij zeker ook hulp nodig had. Ik heb geprobeerd om hem in contact te brengen met diensten die los staan van de politie. Hiervoor had hij ook geen interesse. Ik kon niet veel meer doen dan dit gewoon te respecteren.
Doordat dat onze dienst een onderdeel is van de politie worden wij vaak gezien als politieagenten. Ook al zeggen wij dat we maatschappelijk werker(ster) zijn, dan nog hebben mensen soms geen vertouwen in ons. Dit gevoel had ik zeker wanneer ik telefoneerde naar Bram. Hij wilde duidelijk niets met ons te maken hebben.
Ik heb tijdens gesprekken de grondhoudingen toegepast. Zowel bij de twee telefoongesprekken als bij het gesprek met Lien ben ik vertrokken vanuit de grondhouding echtheid. Ik heb mij telkens voorgesteld als stagiair. Ikzelf vind dit belangrijk om hierover eerlijk te zijn tegenover je cliënten. Ik heb met respect geluisterd naar beiden hun verhaal. Ik heb tijdens hun verhaal de nodige empathie getoond. Om deze empathie aan de buitenkant te brengen heb ik gebruik gemaakt van de volgende methoden: -
Spiegelende of parafraserende reflecties.
-
Durven stilstaan bij wat moeilijk is.
-
Open vragen stellen.
-
Taalgebruik.
Doordat Lien zelf een oplossing voor haar probleem gevonden had en mijn hulp overbodig was heb ik geen gebruik gemaakt van andere methoden tijdens het gesprek. Ik heb enkel nog geprobeerd om het gesprek op een goede manier af te sluiten.
3.2. Casus 2 3.2.1. Korte gezinsituatie Sarah en Karel wonen samen maar zijn niet getrouwd. Ze hebben 5 kinderen. Karel is 42 jaar en Sarah is 35 jaar. Ze wonen in een huis dat in zeer slechte staat is. Het huis telt veel vochtige plekken en ook de verwarming doet het niet altijd. Beiden zoeken een nieuwe woning. Dit verloopt niet vlot omwille van geldproblemen. Het OCMW probeert hen hierbij te helpen.
3.2.2. Politietussenkomst De politiezone MIDOW kwam voor eerst in contact met het gezin via een voorbijganger die moeilijkheden meldt in een gezin. Dit was op 25/01/06 om 00.29 uur. Wanneer de interventieploeg aanbelde werd de deur geopend door Karel. Deze deelt mee dat er moeilijkheden waren op straat. Na enig aandringen van de politieagenten zegt hij dat hij moeilijkheden had met een voorbijganger omtrent de werken in de straat. De ploeg had 5 kinderen gezien. Deze lagen te slapen. Zijn vriendin Sarah is niet in het huis aanwezig. Karel deelt hen mee dat hij om 05.00 uur moet gaan werken. De interventieploeg stelt hem de vraag wie er dan voor de kinderen zal zorgen. Hij antwoordt hierop dat Sarah voor de kinderen zal zorgen.
De sociale dienst werd ingelicht met de vraag om eens langs te gaan in dit gezin.
Op 05/02/2006 om 14:08 uur nieuwe melding . Het koppel deelt mee dat ze uit elkaar gaan omdat ze steeds ruzie hebben. Ze zeggen dat het enkel een woordenwisseling was. Beiden wensen geen klacht in te dienen.
Op 16/02/06 om 14:17 uur is de sociale dienst van de politiezone MIDOW langs geweest. Er was niemand aanwezig. Het rolluik was aan één raam naar beneden. De post zat nog in de brievenbus. Op de stoelen waren dozen gestapeld wat waarschijnlijk wijst op een verhuis.
Op 02/03/06 om 13:15 uur zijn we opnieuw langs geweest. Hier was ik ook aanwezig, samen met mijn stagesupervisor. De rollenluiken waren naar beneden. De wijkagent werd gebeld om informatie over het gezin te krijgen. Deze wist enkel te vertellen dat het gezin weinig sociale contacten had in de buurt.
Op 02/03/06 om 18:00 uur meldt Karel zich aan het loket. Karel en Sarah vormen opnieuw een koppel maar de problemen tussen hem en zijn vrouw zijn opnieuw begonnen. Hij vraagt tussenkomst van de sociale dienst van de politie.
Op 15/03/06 om 21:25 uur deelt Karel mee dat er nog altijd moeilijkheden zijn met Sarah. Zij zou nu bij een vriendin in Anzegem verblijven. Ze komt volgens hem wel nog naar de woning om voedsel te halen en om ruzie te maken Volgens Karel komt ze hem ook lastig vallen op zijn werk waardoor hij bang is dat hij zijn werk zal verliezen. Karel vraagt of er iemand van de sociale dienst op bezoek wil komen. De collega’s delen mee dat ze dit zullen doorgeven aan de sociale dienst.
3.2.3. Het cliëntgesprek Op woensdagavond 22 maart 2006 om 20uur heb ik een niet aangekondigd huisbezoek gebracht aan Sarah en Karel. Het bezoek was onverwacht omdat ze geen vaste telefoon hebben en hun GSM-nummer was niet bekend op de dienst.
Ik belde aan. Een vrouw deed de open. Leen: “Ben jij Sarah?” Sarah: “Ja, ik ben Sarah” Leen: “Ik ben Leen stagiair van de sociale dienst van de politiezone MIDOW.” (Grondhouding echtheid.) Leen: “Uw man had ons gevraagd even langs te komen. Mag ik even binnenkomen?” Sarah: “ Ja.”
Ik mocht tot in de gang komen. Ze deed vlug de deur van de keuken dicht waar haar vijf kinderen aan het eten waren. Leen: “Is uw man thuis?” Sarah: “Neen en ik weet niet wanneer hij zal thuiskomen.” Leen: “ Uw man is bij ons langs geweest met de vraag of wij als sociale dienst eens konden langs komen. Wij hebben geen telefoon of GSM-nummer kunnen vinden en daarom kom ik hier zo onverwachts binnenvallen. Ik heb gezien dat jullie samen al heel wat hebben meegemaakt en dit was waarschijnlijk niet altijd even gemakkelijk voor u?” Sarah: “Ik heb een tijdje bij een vriendin blijven logeren en nu gaat alles terug goed.” Ze wandelde terug naar de deur. Ik wandelde terug mee met haar naar de deur.(Grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Leen: “Het is toch wel een hele opdracht om in te staan voor de verzorging en opvoeding van 5 kinderen.(Grondhouding empathie.) Sarah glimlachte “Inderdaad ze hebben veel aandacht nodig.” Leen: “Ik kom waarschijnlijk ongelegen ik zal best op een andere keer terugkomen als u dat wilt?”(Grondhoudingen onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Sarah: “Dat hoeft zeker niet want de problemen met mijn man zijn helemaal opgelost.”
Sarah deed de deur open en liet mij buiten.
Leen: “Je mag mij altijd bellen als er nog iets is.”
Ik gaf haar ons telefoonnummer.
Sarah: “ Ja, oké.”
Op vrijdagmorgen 24 maart 2006 om 11u30 krijgen we telefoon van de dienst dispatching met de melding dat Karel in de wachtzaal zit en iemand van onze dienst wenst te spreken.
Ik ga Karel halen. Leen: “ Ik ben Leen stagiair van de sociale dienst. (Grondhouding echtheid.)
Ik ga mee met Karel tot aan het bureau.
Leen: “Karel, ik zie dat er je iets dwars zit?” Karel: “Je bent bij mij langs geweest en ik was niet thuis?” Leen: “Dit klopt, ik kon geen afspraak maken omdat ik geen telefoonnummer had.” Karel: “Het was niet meer nodig dat je langs kwam, alles is terug in orde. De problemen die er vroeger waren zijn opgelost.” Leen: “Problemen die er vroeger waren?”(Spiegelende of parafraserende reflecties.) Karel zuchtte” “Waar moet ik beginnen?” Leen: “Ik heb alle tijd je mag mij alles vertellen wat je kwijt wil.” Karel: “In het begin van onze relatie verliep alles prima. Dit is dan veranderd sedert Sarah het geld verkwistte. Ik ging werken en zij plunderde mijn rekening. Ze kocht allerlei kledij en veel prullen. Hierdoor kwam onze bankrekening in het rood te staan.” Leen: “Ja“ en knikte.(Grondhouding empathie.) Karel: Ik moet ook nog onderhoudsgeld betalen voor mijn dochter die bij mijn ex- vrouw verblijft. Dit zorgde voor nog meer schulden.”
Stilte gelaten.
Karel: “Ik en Sarah zijn dan in budgetbegeleiding gegaan. Dit is ook verkeerd gelopen. We konden het beiden niet echt vinden met de maatschappelijk werkster van het OCMW.” Leen: “Kun je iets vertellen over het contact met de maatschappelijk werkster.”(Open vraag.) Karel: “Niet echt veel, enkel dat ze ons bedriegt en geld achter houdt, daarom willen we geen contact meer met haar.” Leen: “Ja dat begrijp ik. Ik heb zo de indruk dat de geldproblemen aan de basis liggen van de ruzie tussen u en uw vriendin, klopt dit?”(Interventie in vraagvorm.) Karal: Ja door deze geldproblemen hebben we voortdurend ruzie. Hierdoor leefden we steeds meer naast elkaar. Leen knikte.(Grondhouding empathie.) Karel: “Ik ontdekte later dat zij een andere vriend had. Hierdoor is er nog meer ruzie ontstaan tussen ons. Ik was hier op het eerste ogenblik heel boos om maar na een tijdje heb ik dit gerespecteerd en er mij bij neergelegd. Het was toch enkel om zijn geld dat ze voor hem koos. De relatie die ze had met deze man heeft niet lang geduurd en ik heb het haar vergeven en ze is terug bij mij ingetrokken. Het heeft niet lang geduurd of we hadden opnieuw ruzie. Sarah is dan een tijdje ingetrokken bij een vriendin. Na enige tijd misten we
elkaar en ze is terug bij mij ingetrokken. We hebben het uitgepraat en ik heb het haar opnieuw vergeven. Ik heb enkel nog maar miserie gekend.” Leen: “Karel, ik zie toch dat je mij meedeelt dat je haar hebt kunnen vergeven.”( Erkennend omgaan met de bedoeling van de client.) Karel: “Ja we hebben het samen uitgepraat en we willen er samen opnieuw aan beginnen.” Leen: “Dan is er toch naast de miserie die je meegemaakt hebt iets aangenaams om naar uit te kijken. Een nieuwe start in jullie relatie of vergis ik mij?” (Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.) Karel: “Ja natuurlijk, nu zie ik het volledig terug zitten met Sarah. Weet je, het doet deugd dat ik mijn verhaal eens kan vertellen aan iemand.” Leen: “Ja, dat kan ik best geloven.”
Stilte.
Karel: “Maar nu is alles terug dik in orde tussen ons. We hebben nu een afzonderlijke rekening waardoor we geen ruzie meer kunnen maken over allerlei geldzaken.”
Karel toont mij de papieren van zijn rekeningen.
Leen: “Ik zie dat je echt moeite doet om te werken aan jullie relatie.”( Waardering.) Karel: “Ik zie Sarah nog graag en wil nog verder met haar. We hebben ook 5 kindjes waar we moeten aan denken en die ik ook heel graag zie.” Leen: “Ik vind het toch heel sterk van je Karel dat je Sarah kan vergeven en opnieuw een relatie wil beginnen met haar.”(Grondhouding empathie.) Karel: “Ik heb haar alles vergeven en nu volgt er een nieuwe start. Ik wou enkel mijn verhaal eens kwijt aan iemand omdat Sarah altijd terecht kan bij een vriendin en ik bij niemand. Leen: “Karel ik zie dat je al heel wat hebt meegemaakt en ik sta er versteld van dat je dit allemaal in je eentje hebt verwerkt en toch de moed hebt gevonden om opnieuw te beginnen. Als je in de toekomst nog eens nood hebt om je verhaal te vertellen kan je altijd bij ons terecht of wanneer je liever niet met een dienst van de politie praat bestaan…(Afronding.)
Karel onderbreekt mij.
Karel: “Ik ben al heel blij dat ik nu mijn verhaal eens heb kunnen vertellen en voor de rest hebben ik en Sarah geen verdere hulp meer nodig. We redden het wel alleen, nu alles terug dik in orde is.” Leen: “Karel ik versta dit heel goed maar moest jij of Sarah toch nog met een vraag zitten in de toekomst aarzel niet om contact met ons op te nemen.”( Grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Karel: “Zal ik doen.” Ik begeleid Karel naar buiten.
3.2.4 Persoonlijke reflectie Ik werd gevraagd om bij dit koppel langs te gaan door de collega’s. Zelf hadden ze al meerdere keren geprobeerd om bij haar langs te gaan. Ze waren telkens niet thuis. Mijn bedoeling was om het koppel samen thuis aan te treffen. Dit om op een onpartijdige manier hun verhaal te aanhoren. Ik ben onverwachts op huisbezoek geweest omdat ik geen GSMnummer had . Ze hadden ook geen telefoon. Zelf vond ik dit niet aangenaam om onverwachts bij deze mensen aan te kloppen. Ik voelde dat ik niet welkom was bij de vrouw wat ik ook verwacht had. Ik kon dit zeker begrijpen, ik stond daar dan ook totaal onverwacht aan haar deur. Zelf zou ik ook niet graag iemand van de sociale dienst van de politie onverwachts over de vloer hebben.
Het gesprek heeft niet lang geduurd omdat ze mij echt terug buiten wilde, wat ik zeker respecteerde. Ik mocht ook niet verder komen dan de gang wat ik zeker kon verstaan. Rechtstaand in de gang kon ik geen degelijk gesprek voeren maar ik voelde dat ze daar ook geen nood aan had. Toen ik terug op straat stond had ik niet echt een goed gevoel. Ik heb dit dan ook meegedeeld aan mijn stagesupervisor. Wij hebben ons dan voorgenomen om geen contact meer op te nemen met hen en te wachten of ze zelf nog contact wilden hebben met onze dienst.
Twee dagen later was de man bij mij op bezoek gekomen.
Deze deelde mee dat mijn bezoek niet meer nodig omdat hij de ruzie met zijn vrouw had bijgelegd. Ik heb toch nog de tijd genomen om te luisteren naar het verhaal van de man en voelde dat dit hem opluchtte. Ik heb hen beiden toch ons telefoonnummer meegeven zodat ze ons altijd konden bereiken.
Ik heb hier opnieuw geprobeerd onpartijdig te zijn door echt begrip op te brengen voor beide partijen. Ik ben vertrokken met het idee hen samen te spreken maar dit is hier niet gelukt. Wel heb ik geprobeerd begrip op te brengen voor beiden door open te staan voor een gesprek met hen samen of apart.
Ik heb tijdens gesprekken de grondhoudingen toegepast. Zowel bij het gesprek met Sarah als bij het gesprek met Karel ben ik vertrokken vanuit de grondhouding echtheid. Ik heb mij telkens voorgesteld als stagiair. Ikzelf vind dit belangrijk om hierover eerlijk te zijn tegenover je cliënten. Ik heb met respect geluisterd naar beiden hun verhaal. Ik heb tijdens hun verhaal de nodige empathie getoond. Om deze empathie aan de buitenkant te brengen heb ik gebruik gemaakt van de volgende methoden: -
Spiegelende of parafraserende reflecties.
-
Interventies in vraagvorm.
-
Open vragen stellen.
-
Taalgebruik.
Tijdens het gesprek heb ik gebruik gemaakt van volgende methoden: -
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.
-
Waardering.
-
Erkend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
Ik heb enkel maar een degelijk gesprek kunnen voeren met Karel. Sarah wenste dit niet wat ik zeker begreep. Ik heb geprobeerd om Karel duidelijk te maken dat hij niet alleen miserie kent maar er hem ook opgewezen dat het momenteel opnieuw beter gaat in zijn relatie. Ik heb hem er ook bij verteld dat ik zie dat hij echt moeite doet om aan zijn relatie te werken, dat het echt zijn bedoeling is om Sarah te vergeven en hun relatie een nieuwe kans te geven.
3.3. Casus 3 3.3.1. Korte gezinsituatie Rick en Delfien zijn niet getrouwd en wonen samen. Ze hebben samen één kind van één jaar oud. Rick is 23 jaar en Delfien is 26 jaar.
3.3.2. Politietussenkomst Op 24/03/06 om 18:19 uur komt de man helemaal overstuur en deels in pyjama gekleed naar het bureau met de vraag of ze hem willen opsluiten in de cel. Hij zegt dat hij voorwaardelijk vrij is en zijn vriendin een slag heeft toegebracht.
3.3.3. Cliënt gesprek Ik word door de dispatching ingelicht dat er zich in de wachtkamer een man bevindt die het niet meer ziet zitten. Hij wil dat ze hem in de cel opsluiten.
Ik begeef me naar de dispatching. De collega’s lichten mij kort in. Rick is ten einde raad. Hij wil opgesloten worden in de cel omdat hij zijn vriendin Delfien geslagen heeft.
Ik ga naar Rick toe. Hij bevindt zich in de wachtkamer. Er is geen enkel andere bureau vrij. Hierdoor moet het gesprek plaats vinden in de wachtkamer. Ik doe de deur dicht zodat Rick toch nog de nodige privacy heeft.
Rick zit in zijn pyjama op de stoel in de wachtkamer. Ik neem ook een stoel en plaats mij schuin naast Rick. Rick zit naar de grond te staren. Leen: “Hey Rick, ik ben Leen stagiair van de sociale dienst. Kan je mij vertellen wat er juist gebeurd is?”(Grondhouding echtheid.) Rick: “Ik zie het niet meer zitten.” Leen: “Je ziet het niet meer zitten?”(Spiegelende of parafraserende reflectie.) Rick: “Ik wil opgesloten worden. Ik heb mijn vriendin geslagen.”
Rick begint te roepen.(Werkbare betekenissen zoeken.) Leen: “Je hebt er goed aangedaan om naar hier te komen, Rick. We zullen samen proberen te zoeken naar een oplossing als je me eerst kunt vertellen wat er juist gebeurd is.”
Rick werd rustiger. De collega’s hadden de dokter gebeld omdat hij in het begin nogal agressief was. Dit was nu niet meer het geval. De dokter is toch even tot bij Rick geweest waardoor ik de wachtzaal heb verlaten. Terwijl de dokter bij Rick zat heb ik telefonisch contact opgenomen met Delfien.
Delfien: “Hallo.” Leen: “Spreek ik met Delfien.” Delfien: “Ja” Leen: “ Ik ben Leen stagiair van de sociale dienst van de politiezone MIDOW. (Grondhouding echtheid.)
Delfien begon te wenen.
Delfien: “Is hij bij jullie aanwezig op het bureau?” Leen: “Momenteel is de dokter bij hem omdat hij hier nogal overstuur is binnengekomen. Ik heb hem nog niet echt kunnen vragen wat er juist gebeurd is. Enkel weet ik dat ruzie is ontstaan tussen jullie beiden en dat hij je geslagen heeft.” Delfien: “Ja, we hadden ruzie en zijn potje is overgekookt en daardoor heeft hij mij geslagen.” Leen: “Gaat het? Zijn je verwondingen erg?” Delfien: “Neen, ze zijn niet erg. Ik was gewoon bang van hem.” Leen: “Ik kan dit heel goed verstaan. Wil je anders tot hier komen of wil je dat we je komen halen? Zou dit je gerust stellen?” (Grondhouding empathie.) Delfien: “Neen, dit is niet nodig want ik zit hier thuis met mijn zoontje van één jaar oud.” Leen: “Is er iemand aanwezig bij u die kan helpen wanneer het nodig is?” Delfien: “Mijn moeder en nog andere familieleden zijn hier aanwezig. Ik ben zeker niet alleen. Zij helpen mij.”
Ik zag de dokter uit de wachtkamer komen.
Leen: “Ik zie dat de dokter de wachtkamer verlaat, ik zal eerst met Rick praten en kijken tot welke oplossing we samen kunnen komen. Ik zal je dan terug opbellen. Vind je dit oké?” ( Grondhouding onvoorwaardelijk respect of aanvaarding.) Delfien: “Het is goed.”
Ik heb het telefoongesprek beëindigd en ben teruggegaan naar de collega’s en de arts. De arts deelde mee dat het niet nodig was hem iets te geven of hem mee te nemen naar het ziekenhuis omdat hij nu rustig was. Ik ben terug bij Rick gegaan.
Leen: “ We hebben daarjuist ons gesprek moeten onderbreken door de aanwezigheid van de arts kun je mij vertellen wat er juist is gebeurd.” Rick: “Ik zie het niet meer zitten. Ik voel mij schuldig omdat ik zo tegen haar heb uitgevlogen en haar heb geslagen. Ik wil weg uit haar omgeving zodat ik haar geen pijn meer kan doen. Leen knikte. Rick: “Dit is begonnen zes maanden geleden.” Leen: “Zes maanden geleden?”(Spiegelende of parafraserende reflectie.) Rick: “We hadden ruzie omdat zij voortdurend bezig is over haar familie en hoe goed dat ze wel zorgen voor haar. Ik kon hier niet tegen en ze bleef mij maar uitdagen en ik heb haar geslagen. Ik had hier zeer veel spijt van. Achteraf hebben we het terug bijgelegd. Nu was het weer van hetzelfde. Ik had mezelf niet meer in de hand ik wilde haar echt niet slaan. Daarom wil ik weg bij haar. Ik wil haar geen pijn meer doen.” Leen: “Ik begrijp je. Ik voel dat het je echt wel spijt.”(Grondhouding empathie.) Rick: “Ja het spijt me echt. Ik wilde haar geen pijn doen.” Leen: “Je zei dat Delfien voortdurend praatte over haar familie en dat ze altijd bij hen terecht kon en dat jij hierdoor woedend werd, klopt dit?”(Interventie in vraagvorm.) Rick: “Ja, ik heb geen goede band met mijn familie en zij wel. Dit komt doordat ik heel wat heb meegemaakt in mijn jeugd. Ik zal er best niet over vertellen anders denk je maar dat ik alles op mijn jeugd wil steken.” Leen: “Ik zal dit zeker niet denken. Je mag er gerust over praten als dit je oplucht.” Rick: “Mijn vader en moeder zijn gescheiden. Dit was de oorzaak van de drugproblemen van mijn vader. Ik ben samen met mijn broer bij mijn moeder blijven wonen. Ik kon niet
bij mijn vader verblijven omdat er een disfunctie was in zijn hersenen door het gebruik van die drugs. Hierdoor had mijn vader wisselend heldere en minder heldere momenten.” Leen knikte. Rick: “Mijn moeder had heel wat vriendjes, ook mannen die haar lastig vielen waardoor mijn oudere broer dikwijls met geweld mijn moeder thuis heeft moeten helpen. Wanneer mijn broer het huis uit was, was die taak dan voor mij weggelegd. Wanneer mijn moeder werd lastig gevallen schopte ik de mannen buiten. Hierdoor ben ik gewend om wanneer er mij iets tegen zit te slaan. Ik weet dat dit verkeerd is.” Leen: “Dit is een heel verhaal dat je mij hier vertelt, ik ben er even stil van. Het moet zeker niet gemakkelijk zijn geweest voor jou en waarschijnlijk nog altijd niet.(Durven stilstaan bij wat moeilijk is.)(Grondhouding echtheid.) Rick: “Dit is waar. Ik heb er echt spijt van, daarom wil ik bij haar weg.” Leen: “Ik vind het zeer moedig van jou om mij dit allemaal te vertellen en er dan nog bij te zeggen dat je er spijt van hebt.”(Grondhouding empathie.) “Wat zie jezelf als oplossing?” Rick: “Ik wil gewoon weg maar kan nergens terecht.” Leen: “Kan je niet terecht bij vrienden?” Rick: “Ik heb geen vrienden en ook geen familie waar ik terecht kan. Kan ik niet terecht in crisisopvang?”
Ondertussen was mijn stagesupervisor er bij komen zitten.
Stagesupervisor: “Ja, je kan deze nacht terecht in crisisopvang.” Rick: “Dat zal niet gaan want ik moet werken vannacht. Wanneer ik niet zou gaan werken zou ik mijn werk kwijt zijn. Ik heb al zo lang moeten zoeken naar een job.” Stagesupervisor: “Doordat het vrijdagavond is en het weekend voor de deur staat, kunnen wij nergens anders met u terecht. Het spijt ons. Ik kan u wel helpen met enkele adressen die ik hier op een kaartje zal schrijven en waar je maandag contact kan mee opnemen. Dit is een huisvestingsdienst die je kan helpen zoeken naar een nieuwe woning en ook het adres van het mannenopvangcentrum waar je terecht kan. Je kan ook altijd maandag terug contact met ons opnemen wanneer het niet lukt om deze diensten te bereiken.”(Gesprek afronden.) Rick: “Dit wil dus zeggen dat ik terug naar huis moet gaan?” Stagesupervisor: “Ja, sorry Rick maar wij kunnen u enkel maar crisisopvang aanbieden op dit ogenblik maar dit lukt niet door uw werk.”
Rick: “Dan zal er niets anders opzitten dat terug naar huis te gaan en te gaan werken. Ik moet toch het volledige weekend ‘s nachts werken. Ik zal Delfien niet veel zien.” Stagesupervisor: “Wij zullen Delfien op de hoogte brengen.” Rick: “oké.” De collega’s begeleiden Rick naar buiten.
Ik heb dan opnieuw telefonisch contact opgenomen met Delfien. Delfien: “Hallo.” Leen: “Spreek ik met Delfien?” Delfien: “Ja.” Leen: “Je spreekt terug met Leen van de sociale dienst van de politiezone MIDOW. Rick heeft ons het volledige verhaal verteld.” Delfien begon te wenen. Delfien: “Hij heeft mij toch niet zwart gemaakt zeker?” Leen: “Neen zeker niet. Jij moet heel wat meegemaakt hebben.”(Grondhouding empthie.) Delfien: “We hadden ruzie en wanneer hij kwaad is, heeft hij zichzelf niet meer onder controle” Leen: “Hij heeft er heel veel spijt van en weet zeker dat hij verkeerd bezig was.” Delfien: “Ik weet van mezelf dat ik hem soms kan uitdagen en ik heb er ook spijt van. Is het mogelijk dat ik hem kan spreken?” Leen: “ Hij is op weg naar huis. Hij vroeg ons of hij ergens anders kon verblijven. Omwille van het weekend is dit nogal moeilijk. Zal dit lukken voor u dat hij terug naar huis komt of is het mogelijk dat je eventjes bij je moeder gaat logeren? Wij hebben hem enkele telefoonnummers en adressen gegeven waar hij maandag terecht kan.” Delfien: “Neen, dit is niet nodig. Mijn moeder blijft dit weekend bij mij logeren. Ik ga het proberen uit te praten met Rick.” Leen: “Ik vind dit heel sterk van je dat je het op deze manier opneemt. Als er zich nog verdere problemen voordoen, mag je ons gerust bellen. Is er nog iets dat je wou weten of vertellen aan ons?”(Gesprek afronden.) Delfien: “ Neen, niet dat ik weet.” We sloten het telefoongesprek af.
3.3.4. Persoonlijke reflectie Bij deze cliëntsituatie heb ik mij niet kunnen voorbereiden. Er kwam zich plots iemand aanmelden bij de dispatching met de melding dat hij het niet meer zag zitten en dat ze hem moesten oppakken. Ik heb eerst geluisterd naar het verhaal van Rick om zo ook te weten te komen wat er juist aan de hand was. Dit gesprek gebeurde in de wachtkamer wegens plaatsgebrek. Ik stelde voor om het gesprek te laten doorgaan op het bureau van de sociale dienst. Omdat Rick nogal agressief was mocht dit niet uit veiligheidsredenen. Ik heb dan de beide deuren van de wachtkamer dicht gedaan en een stoel genomen en plaats genomen schuin naast Rick. Op deze manier wou ik Rick toch nog de nodige privacy geven. De collega’s waren in de gang aanwezig moest Rick plots erg agressief worden. Ik zelf vond dat Rick redelijk kalm was.
Ik heb Rick zijn verhaal laten vertellen. Ik had nog maar een klein stukje van zijn verhaal gehoord toen een collega mij vertelde dat de dokter was aangekomen. Ze vroegen mij of ik wou plaats maken voor de dokter. Ik deed dit. Ik vond dit wel storend omdat ik net naar Rick zijn verhaal aan het luisteren was. Ik vond dat de dokter ook niet echt meer nodig was.
Aan de andere kant kon ik dan wel gebruik maken van dit moment om contact op te nemen met zijn vriendin om haar in te lichten en naar haar verhaal te luisteren. Ik zou haar ook uitnodigen op het bureau indien dit voor haar mogelijk was of indien ze dit echt wilde. Dit heb ik gedaan om zeker niet partijdig over te komen.
Op het einde van het gesprek met Rick had ik geen goed gevoel. Ik had een machteloos gevoel. Dit was omdat ik Rick terug naar huis heb moeten laten gaan en geen andere oplossing had gevonden. Ook mijn stagesupervisor zag geen andere oplossing. Het was weekend en er waren buiten crisisnetwerk geen andere diensten waar hij terecht kon. Ik heb dit ook aan de vrouw uitgelegd. Ik wilde haar zeker niet het gevoel geven partijdig te zijn.
Ik had het ook heel moeilijk om terug te bellen naar de vrouw en haar te moeten meedelen dat haar man terug naar huis komt. Tijdens het laatste telefonisch gesprek met de vrouw was de vrouw kalmer en had ze blijkbaar ook spijt van wat er gebeurd was tussen haar en haar man. Hierdoor was het een stuk makkelijker voor mij om mee te delen dat haar man terug naar huis kwam.
Ik heb tijdens de gesprekken de grondhoudingen toegepast. Zowel bij het gesprek met Rick als bij het telefonisch gesprek met Delfien ben ik vertrokken vanuit de grondhouding echtheid. Ik heb mij telkens voorgesteld als stagiair. Ikzelf vind dit belangrijk om hierover eerlijk te zijn tegenover je cliënten. Ik heb met respect geluisterd naar beiden hun verhaal. Ik heb tijdens hun verhaal de nodige empathie getoond. Om deze empathie aan de buitenkant te brengen heb ik gebruik gemaakt van de volgende methoden: -
Spiegelende of parafraserende reflecties.
-
Interventies in vraagvorm.
-
Durven stilstaan bij wat moeilijk is.
-
Taalgebruik.
Tijdens het gesprek heb ik gebruik gemaakt van volgende methoden: -
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Gesprek afronden.
Voor mezelf, als hulpverlener, heb ik geprobeerd om het gedrag van Rick een betekenis te geven waarmee ik verder kan werken. Ik heb geprobeerd om Rick te zien als iemand die roept of slaat uit machteloosheid. Hij gebruikt geweld als taal. Op deze manier probeer ik toch begrip te tonen voor Rick.
3.4. Casus 4 3.4.1 Korte gezinsituatie Dirk en Linda wonen samen. Ze zijn niet getrouwd. Dirk is 33 jaar en Linda is 32 jaar. Linda is tweemaal gescheiden en heeft een dochtertje van 7 jaar uit haar tweede huwelijk. Dit dochtertje verblijft bij hen. In het weekend verblijft het soms bij haar vader.
3.4.2. Politietussenkomsten Op 26/03/06 krijgen we een melding van geweld in een gezin. Het koppel had een voetbalwedstrijd bijgewoond en achteraf wenste Dirk nog een stapje in de wereld te zetten. Linda zet haar man af en rijdt door naar huis. Na een uurtje komt Dirk thuis en er ontstaat een hevige ruzie met Linda. Hij gooit de huisraad in het rond. Het nachttafeltje smakt hij tegen de muur. Daarna belaagt hij Linda met een mes..
Bij aankomst van de ploeg staat het koppel op straat. Dirk gaat onmiddellijk in de clinch met de mensen van de interventieploeg. Ze moeten hem overmeesteren. Ze hebben duidelijk verwittigd dat er spray zou gebruikt worden. Dirk wilde niet luisteren en er werd “gepepperd.”
Dirk werd van zijn vrijheid beroofd, hij werd overgebracht naar de cel. Er werden ook de nodige PV’s opgesteld.
Linda wenst in te gaan op het aanbod van slachtofferhulp die door de interventieploeg werd aangeboden.
Enkele dagen later werd er telefonisch een afspraak gemaakt met Dirk en Linda om op het aanbod van slachtofferhulp in te gaan. We hadden afgesproken op donderdagvoormiddag 30 maart 2006 om 9u30.
Beiden boden zich aan op het bureau om 9u30.
3.4.3. Cliëntgesprek Het koppel belde aan en ik maakte open. Leen: “ Hey, Ik ben Leen, stagiair van de sociale dienst. Zijn jullie Linda en Mark?”(Grondhouding echtheid.) Linda: “Ja.” Ik wees hen de weg naar het bureau en we namen plaats. Leen: “Mag ik jullie met jullie voornamen aanspreken?”
Beiden knikten.
Leen: “ Ik vind het heel moedig van jullie dat jullie samen naar hier zijn gekomen.(Waardering.) Ik heb van de collega’s vernomen dat Linda gevraagd had om eens met iemand van onze dienst te praten, klopt dit?”(Interventie in vraagvorm.)
Ze knikten beiden bevestigend.
Leen: “Kunnen jullie mij vertellen wat er juist gebeurd is?”(Open vraag.) Linda: “Mark denkt alleen maar aan werken.” Mark: “Jij denkt alleen maar aan geld uitgeven en niet aan werken. Zij heeft nooit leren werken.”(Riep dit) Linda:“Hij denkt alleen maar werken en hij weet niet eens wat een sociaal leven is.” (Riep dit terug.) Leen: “Ik ben zeker bereid om naar jullie verhaal te luisteren maar op deze manier is dit heel moeilijk voor mij om te volgen.”
Ze werden beiden rustiger.
Linda: “We zijn beiden een zaak aan het oprichten.” Leen: “Je bent beiden een zaak aan het oprichten?” (Spiegelende of parafraserende reflecties.)
Ik richtte mij tot beiden.
Mark: “Het gaat om een slagerij . Momenteel is het heel druk in de slagerij en ik wil zeker geen klanten verliezen door afspraken te moeten verzetten.” Linda: “Die klanten gaan wel begrijpen dat jij voor één keer kiest voor een uitstap met jouw gezin.”
Beiden begonnen opnieuw te roepen tegen elkaar.
Leen: “Ik voel duidelijk dat jullie een andere mening hebben over werken. Ik kan beiden jullie mening volgen. Bij Mark komt zijn werk op de eerste plaats en Linda wil meer aandacht voor het gezin. Klopt dit?”( Gemeenschappelijke interpuncties.) (Interventie in vraagvorm.)
Beiden knikten.
Leen: “Mark, hoe komt het dat Linda liever het gezin op de eerste plaats ziet en Linda waarom denk jij dat Mark werken heel belangrijk vindt?”(Durven stilstaan bij wat moeilijk is.) Linda: “ Vroeger ging Mark nooit uit en profiteerde nooit eens van het leven.”
Mark werd boos en riep.
Mark: “ Jij hebt gemakkelijk praten omdat jij een enige dochter bent en alles kreeg wat je vroeg. Ze heeft er nooit moeten voor werken, maar ik wel.”
Ik onderbrak beiden.
Leen: “Ik voel duidelijk aan dat jullie een andere kijk hebben op de situatie doordat jullie alle twee op een andere manier opgegroeid zijn. Kunnen jullie dit begrijpen?” (Gemeenschappelijke interpunctie.) Linda: “Ik besef wel dat Mark het niet altijd even gemakkelijk had vroeger.” Mark: “Linda krijgt het allemaal in de schoot geworpen door haar ouders.” Leen: “Ik kan jullie standpunten volgen en ik begrijp dat door jullie verschillend verleden het soms moeilijk moet zijn om mekaar te begrijpen.” (gemeenschappelijke interpunctie.
Beiden knikten.
Leen: “Hebben jullie kinderen?” Mark: “We hebben een dochter van zeven jaar. Ik zou er alles voor doen. Ik ben echt fier op haar.” Leen: “Ik geloof je zeker als ik hoor op welke manier je erover vertelt.” Linda: “Het is eigenlijk zijn dochter niet maar hij ziet ze als zijn eigen dochter.” Leen: “ Ik zie dat het echt deugd doet dat Mark je dochter ziet als zijn eigen dochter.” Linda: “Ik vind dit echt wel fantastisch.” Leen: “Ik zie dat jullie echt veel van het meisje houden en er alles voor over hebben.” (Gemeenschappelijke interpunctie.) (Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.)
Ze knikten beiden.
Linda: “Het moet niet altijd even gemakkelijk zijn voor hem omdat mijn ex-man soms moeilijk doet.” Leen: “Ik zie dat het je nerveus maakt als Linda dit zegt, klopt dit?”(Interventie in vraagvorm.) Mark: “Ik kan er niet tegen dat Linda daar niets aan deed. Haar ex-man probeert onze dochter om te kopen met speelgoed en allerlei prullen en zij laat dit zomaar gebeuren.” Linda: “Maar Mark, je moet je dit niet zo aantrekken. Je moet doen alsof je het niet ziet. Is het niet zo?”
Ik richtte mij tot beiden.
Leen: “Ik begrijp jullie alle twee. Linda, jij bent iemand die vlug dingen naast je kan neerleggen en Mark, ik versta je ook want jij wil het beste voor je dochter en je wil haar dan ook maximaal beschermen. (gemeenschappelijke interpunctie.)
Beiden knikten.
Leen: “Ik heb het gevoel dat jullie over bepaalde zaken een andere mening hebben en ik kan beiden jullie mening volgen en begrijpen. Ik heb het gevoel dat jullie naast elkaar praten. Ben ik juist? Je mag mij altijd verbeteren?”(Interventie in vraagvorm.)
Linda en Mark: “Ja.” Leen: “Wanneer jullie elk op een andere golflengte blijven praten zal dit steeds erger worden. Je moet tijd maken om te luisteren naar elkaars mening en hierin een gulden middenweg proberen te vinden. Ik besef dat ik gemakkelijk praten heb en dat dit zeker niet op één,twee drie zal lukken.” Linda: “ We hebben elk apart eens lijstje gemaakt en daarin vermeld hoe we bepaalde zaken zagen en deze dan aan elkaar meegedeeld. Maar alleen raken we er niet uit . We hebben hulp nodig.” Leen: “Ik zie dat jullie echt moeite doen om te werken aan jullie relatie.”(erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.) Linda: “Ja, met hulp van buiten af moet ons dit wel lukken.” Leen: “Hoe denk jij erover Mark.” Mark: “Ik wil onze relatie ook niet opgeven, met een beetje hulp zouden we terug op het juiste spoor moeten raken en terug meer vertrouwen hebben in elkaar.”
Leen: “Ik hoor dat jullie over bepaalde dingen een verschillende mening hebben en ik kan begrip opbrengen voor alle twee jullie mening. Maar ik hoor naast de verschillen ook bepaalde overeenkomsten. Jullie houden alle twee heel veel van jullie dochter en jullie zouden er alles voor over hebben. Ik zie dat jullie beiden aanvoelen dat er meningsverschillen zijn in jullie relatie en dat jullie er willen aan werken. Klopt dit?” (Interventie in vraagvorm.) (Gesprek afronden.) Mark: Ja, we willen echt wel werken aan onze relatie maar alleen kunnen we er niet uit geraken.” Leen: “Wij van de sociale dienst van de politiezone MIDOW doen enkel korte opvang. We hebben niet de tijd om mensen verder te begeleiden maar daarvoor kan ik jullie wel doorverwijzen. Ik wil jullie zeker niet de indruk geven dat ik van jullie af wil.” Mark: “Ik wel geholpen worden maar wil wel niet naar een psycholoog gaan. Ik ben niet zot.” Leen: “Ik kan jullie het CAW aan bevelen dit is een afkorting voor het centrum algemeen welzijnswerk. Onder het CAW bevindt zich gezins- en relationeel werk. Deze dienst helpt mensen met problemen in hun partnerrelatie. Dit zijn net zoals ik, maatschappelijk werkers. Linda: “Ik heb nog van deze dienst gehoord, een vriendin van mij is daar eens langs geweest.”
Leen: “Moet ik contact opnemen met deze dienst of doe je dit liever zelf thuis.” Mark: “Ik doe dit liever zelf.” Linda: “Thuis kunnen we dan samen kijken wanneer dat we ons kunnen vrijmaken.” Leen: “Ik zal jullie het adres en telefoonnummer meegeven.” Mark: “Dank u.” We beëindigen het gesprek en ik begeleid beiden naar buiten.
3.4.4. Persoonlijke reflectie Het koppel kwam samen op gesprek waardoor ik, als ik onpartijdig wilde blijven, mij moest richten tot beide partners.
In het begin van het gesprek was het niet gemakkelijk om te volgen. Beiden waren voortdurend aan het roepen tegen elkaar. Ik heb hen dan ook meegedeeld dat ik het moeilijk had om te volgen. Beiden werden wat rustiger maar het duurde niet lang of ze waren opnieuw aan het schreeuwen. Hoe meer ik gebruik maakte van ‘jullie’ uitspraken en geen partij trok verminderde de ruzie en werden ze rustig. Zo heb ik dan ook op een rustige manier en met een goed gevoel het gesprek kunnen afsluiten.
Ik heb tijdens de gesprekken de grondhoudingen toegepast. Ik heb tijdens het gesprek rekening gehouden met de grondhouding echtheid. Ik heb mij voorgesteld als stagiair. Ikzelf vind dit belangrijk om hierover eerlijk te zijn tegenover je cliënten. Ik heb met respect geluisterd naar beiden hun verhaal. Ik heb tijdens hun verhaal de nodige empathie getoond. Om deze empathie aan de buitenkant te brengen heb ik gebruik gemaakt van de volgende methoden: -
Spiegelende of parafraserende reflecties.
-
Interventies in vraagvorm.
-
Durven stilstaan bij wat moeilijk is.
-
Open vragen.
-
Taalgebruik.
Tijdens het gesprek heb ik gebruik gemaakt van volgende methoden:
-
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem
-
Gemeenschappelijke interpuncties
-
Waardering
-
Erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
-
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Gesprek afronden.
Door de informatie die ik had gekregen van de collega’s had ik mij voorgenomen om onpartijdig te zijn, ook al wist ik dat de man zijn vrouw had bedreigd met een mes . Ik probeerde de man te begrijpen waarmee ik niet wil zeggen dat ik zijn verhaal goedkeur. Ik heb bij mezelf geprobeerd om een andere betekenis aan het gedrag van de man te geven. Ik zag het gedrag als een teken van gebrek aan taal, niet kunnen uiten van zijn gevoelens. In het gesprek zelf heb ik geprobeerd om mij te richten naar beiden samen. Dit heb ik gedaan via ‘jullie’ uitspraken. Het koppel had voortdurend een verschillende mening. Dit verschil was voor het koppel bedreigend. Door die ‘jullie’ uitspraken werd dit verschil minder bedreigend. Hierdoor heb ik ervoor gezorgd dat er verschillen mogen zijn. Ze werden er ook rustiger door op het einde van het gesprek. Ik heb hen mijn waardering getoond in het begin van het gesprek door hen te zeggen dat ik het heel moedig vond dat ze samen op gesprek kwamen. Ik besefte tijdens het gesprek dat het de bedoeling was van het koppel om te werken aan hun relatie en ik heb hen dat dan ook meegedeeld. Ik heb hen ook proberen aan te tonen dat ik naast de verschillen die ze mij meedeelden ook dingen hoorde waarover ze het wel eens waren en die wel goed liepen in hun relatie. Tenslotte heb ik geprobeerd om het gesprek op een goede manier af te sluiten.
Besluit. Ik heb geprobeerd om de verschillende methoden uit hoofdstuk 2, het derde deel ‘onpartijdigheid’ toe te passen in enkele casussen i.v.m. partnergeweld. Op deze manier wou ik nagaan of het mogelijk was om deze methoden toe te passen. Zo kan ik met dit eindwerk mijn stageplaats een suggestie aanbieden om op een onpartijdige manier op te treden.
Zelf kan ik concluderen dat het mogelijk is om deze methoden toe te passen in situaties met partnergeweld. Door gebruik te maken van grondhoudingen die gebaseerd zijn op de client-centered theorie van Rogers probeer ik bij beide cliënten verandering te realiseren door een klimaat te scheppen van respect, echtheid en empathie. Op deze manier komen beide cliënten tot meer inzicht in zichzelf. Het was mijn bedoeling om deze empathie ook aan de buitenkant zichtbaar te maken. Dit heb ik gerealiseerd via enkele methoden. Deze methoden zijn:
- Spiegelende of parafraserende reflecties. - Durven stilstaan bij wat moeilijk is. - Interventies in vraagvorm. - Open vragen stellen. - Taalgebruik.
Met deze methoden bereik ik dat beide cliënten zelf zoveel mogelijk tot eigen inzichten komen. Ik nodig hen uit zelf het woord te nemen. Op deze manier ga ik moeilijke onderwerpen niet uit de weg.
Verder in mijn casussen maakte ik gebruik van enkele methoden die mij hielpen om op een onpartijdige manier aan hulpverlening te doen bij situaties met partnergeweld. Deze methoden zijn:
-
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem
-
Gemeenschappelijke interpuncties
-
Waardering
-
Erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
-
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Gesprek afronden.
Onpartijdig optreden betekent dat je geen partij kiest. Ik zal zowel begrip tonen voor het slachtoffer als de dader. Om ook begrip te kunnen tonen voor de dader heb ik gebruik gemaakt van de methode “werkbare betekenissen zoeken”. Mijn bedoeling was om ook bij gedrag dat ik afkeur naar een betekenis te zoeken waarmee ik verder kan werken. Wanneer beide cliënten zich enkel maar focussen op wat misloopt in hun relatie heb ik geprobeerd zichtbaar te maken wat goed loopt in hun relatie. Ik heb telkens ook hun inzet benoemd en hen mijn waardering getoond.
Zelf heb ik ondervonden dat het gebruik van deze methoden het meeste effect hebben wanneer beide personen aanwezig zijn. Meestal worden we pas betrokken bij een situatie met partnergeweld wanneer beide partners al uit elkaar zijn. Een paar maanden later merk ik dan dat ze terug bijeen zijn en dat de problemen opnieuw beginnen. Zelf zou ik voorstellen dat we vroeger betrokken worden bij situaties met partnergeweld zodat we dader en slachtoffer samen kunnen spreken. Ik weet dat dit niet eenvoudig is zeker als je weet dat onze dienst enkel uit één persoon bestaat en er dus werk in overvloed is.
Hoofdstuk 4: besluit 4.1. Algemeen besluit De vraag die ik mezelf stelde bij het begin van het eindwerk was: “Hoe kan je, wanneer je als sociale dienst van de politiezone MIDOW moet tussenkomen i.v.m. met partnergeweld, onpartijdig zijn en dus zowel oog hebben voor het slachtoffer als voor de dader?”
Volledig onpartijdig optreden lukt niet. Wel is het mogelijk rekening houdend met een aantal grondhoudingen en methoden om op een onpartijdige manier hulpverlening te bieden.
Ik heb deze vraag opgesplitst in drie delen om zo tot een antwoord te komen. Deze delen zijn:
-
Politiezone MIDOW
-
Partnergeweld
-
Onpartijdigheid
In deel één heb ik mezelf de vraag gesteld of de context waarin de sociale dienst van de politiezone MIDOW werkt het toelaat om onpartijdig op te treden. Ik heb nagegaan hoe onze dienst tot stand kwam. Dit gebeurde via de omzendbrief PLP 10. Door het opstellen van de omzendbrieven OOP 15, OOP 15bis en OOP 15ter kwam er meer aandacht voor de noden van het slachtoffer. Maar het was vooral in de nieuwe omzendbrieven de COL 3/2006 en COL 4/2006 dat men vermeldt dat men zowel aandacht moet hebben voor het slachtoffer als voor de dader van partnergeweld. Er zal niet alleen verdere begeleiding nodig zijn voor het slachtoffer maar ook voor de dader. Enkel de dader straffen lost niets op. Hieruit kan ik dan ook besluiten dat het zeker mogelijk is om je als maatschappelijk werker bij de sociale dienst van de politiezone MIDOW onpartijdig op te stellen bij partnergeweld.
In deel twee heb ik mezelf de vraag gesteld wat partnergeweld juist inhoudt. Wat ik vooral belangrijk vond is te weten hoe partnergeweld tot stand komt en verder evolueert. Hiermee kon ik dan rekening houden wanneer ik de methoden om onpartijdig op te treden toepas in mijn casussen. Ik kan zeggen dat het geweld meestal langzaam de relatie binnen sluipt. Vaak is het heel moeilijk om aan te geven wanneer en hoe het precies is begonnen. Het kan beginnen met het voortdurend controleren van wat je doet of het verbieden van bepaalde handelingen te verrichten,… Daarna kan het geweld escaleren, waarna de ene partner de andere belooft dat het nooit meer zal gebeuren. Hij/zij belooft regelmatig beterschap en er zijn periodes waar het beter lijkt te gaan. Steeds hebben ze ook de hoop dat het beter zal gaan. Dit is een cyclus waar men meestal zonder hulp niet zal uitraken. Het is de taak van de sociale dienst van de politie MIDOW om te luisteren naar het verhaal van zowel het slachtoffer als van de dader. Hierna is het de bedoeling dat je samen kijkt wat er verder aan hun situatie kan gedaan worden. We kunnen hen bijvoorbeeld helpen om de eerste stap te zetten naar verdere begeleiding. Simpelweg luisteren naar iemands verhaal kan al een stap in de goede richting zijn.
In het derde deel heb ik mezelf de vraag gesteld wat onpartijdigheid inhoudt. Onpartijdig zijn wil zeggen dat je geen partij kiest. Aan onpartijdigheid zijn er ook een aantal grenzen verbonden die ervoor zorgen dat het onmogelijk is om volledig onpartijdig te zijn. Om toch op een maximale manier onpartijdig te kunnen optreden en dit in de praktijk te kunnen toepassen maakte ik gebruik van enkele grondhoudingen en methoden..
De grondhoudingen waarmee ik rekening hou, zijn gebaseerd op de cliënt-centered theorie van Rogers. We situeren dit binnen het persoonsgericht denkmodel. In de cliënt-centered theorie staat het ‘zelf’ centraal en het inzicht van de persoon in zichzelf. Rogers zegt dat er verandering kan ontstaan door een klimaat te scheppen van: -
Echtheid.
-
Onvoorwaardelijk respect en aanvaarding.
-
Empathie.
Ik maak gebruik van een aantal methoden om op een onpartijdige manier om te gaan met situaties van partnergeweld. Deze methoden situeren zich hoofdzakelijk binnen het
wisselwerkingsgericht denkmodel. Men kijkt als hulpverlener naar het systeem in zijn bredere context. De methoden zijn:
-
De gemeenschappelijke interpunctie.
-
Werkbare betekenissen zoeken.
-
Goedlopende terreinen in het cliëntsysteem.
-
Waardering.
-
Methode om besef te verruimen: erkennend omgaan met de bedoeling van de cliënt.
-
Om empathie aan de buitenkant de brengen gebruik ik de volgende methoden:
- Spiegelende of parafraserende reflecties. - Durven stilstaan bij wat moeilijk is. - Interventies in vraagvorm. - Open vragen stellen. - Temporiseren. - Taalgebruik.
Deze drie delen gaven mij een antwoord op mijn vraagstelling. Ik heb deze theorie dan ook toegepast in de praktijk. Op deze manier wou ik mijn stageplaats een suggestie aanbieden om op een onpartijdige manier om te gaan met partnergeweld.
Literatuurlijst. Boeken:
Boek, latere druk. Van Lawick, J. e.a. (2003). Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam: Van Gennep bv, 2e druk.
Boek, eerste druk. Stals, I. (2005). Huiselijk geweld. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
Boek, Latere druk. Mertens, M. e.a. (2003). Systeemgerichte methoden in de hulpverlening. Een initiatie in het omgaan met mensen en hun netwerken. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 4de druk.
Boek latere druk. Heylen, M. e.a. (2004). Het contextuele denken. Een methodiekontwikkeling voor het welzijnswerk. Leuven: Acco, 3de druk.
Folders en brochures:
Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen ( 2005 ) Geweld wat nu?(brochure). Brussel. Het nationaal forum voor slachtofferbeleid ( 1994 ) En nu? Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf (brochure) . Brussel. Praktische gids (2002) De positie van het slachtoffer binnen de strafrechtspleging (Gids) Luik.
Niet officiële publicaties:
Schutter, L. De (2005). Werkmethoden systeemdenken (Cursus).Hiepso. Decuypere, I. (2006). Counseling (Cursus). Hiepso.
Decuypere, I. (2006). Relatie-en gezinsbegeleiding systeem en contextueel denken (Cursus). Hiepso.
Internet.
Belgisch staatsblad. (1997).Wet strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan (Internet). www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be
Belgisch staatsblad. (2003). Wet tot toewijzing van de gezinswoning aan de echtgenoot of aan de wettelijk samenwonende die het slachtoffer is van fysieke gewelddaden vanwege zijn partner en tot aanvulling van artikel 410 van het strafwetboek (Internet). www.juridat.be/cgi_tit/titn.pl + www.rosadoc.be
Omzendbrief OOP 15ter. (1999). betreffende politiële slachtofferbejegening (Internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/catalog/legal/circul-n.htm
Omzendbrieven COL 3/2006 en COL 4/2006 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep. (2006).betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld (Internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/document/col/2006/COL%204-2006.pdf
Ministeriële omzendbrief PLP 10. (2001). inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking (internet). http://www.poldoc.be/dailydoc/catalog/legal/circul-n.htm#Min%20Int%20PLP