Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid / Sociaal isolement in de provincie Utrecht uitgebracht door Alleato, Adviesbureau voor sociale vraagstukken
Utrecht, februari 2011
Alleato Bemuurde Weerd Westzijde 4 3513 BH Utrecht t 030 - 231 38 33 f 030 - 232 87 77 e
[email protected] w www.alleato.nl kenmerk: projectcode: opdrachtgever: contactpersonen Alleato:
JH/JN/11057 10.03.4 Provincie Utrecht Monique Postma / Jet van Haitsma
2011 Alleato, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Utrecht Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Alleato, CMO te Utrecht
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 1
Inhoudsopgave Blz.: Samenvatting .................................................................................................................. 3 1. Inleiding ................................................................................................................... 6 2. Beleidscontext anno 2010......................................................................................... 8 3. Theoretische aspecten .............................................................................................. 10 4. Innovaties ............................................................................................................... 14 5. Een beeld van aanpakken in de provincie Utrecht: Wat zien we? .......................... 17 6. Bevindingen: Wat valt ons op? ................................................................................ 23 Bijlagen a) Theorie: Typeringen in eenzaamheid b) Doel en werkwijze inventarisatie door Alleato c) Lijst van geïnterviewden d) Interview Gemeente Utrecht: samen beleid maken e) Signaleringskaart
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 2
Samenvatting Aanpak eenzaamheid provinciaal Deze rapportage bevat een beeld van de aanpakken van uitvoerende organisaties (ouderen- en welzijnsorganisaties) van eenzaamheid in de provincie Utrecht. Binnen gemeenten zijn vaak veel (vrijwilligers)organisaties actief in de preventie en/of aanpak van eenzaamheid. Het viel buiten het kader van deze inventarisatie om alle betrokken actoren te interviewen. Daarom geeft de inventarisatie geen volledig beeld. Wel zien we een aantal belangrijke en opvallende bevindingen die op meerdere maatschappelijke organisaties van toepassing zijn. De provincie Utrecht besteedt in haar beleid en het programma Wel Thuis! aandacht aan het voorkomen van eenzaamheid en sociaal isolement. Zo ondersteunt en faciliteert de provincie een aantal (innovatieve) aanpakken in de provincie zoals de WMO werkplaats, de aanpak eenzaamheid in drie gemeenten in samenwerking met het LESI en de aanpak eenzaamheid in de gemeente Veenendaal. In het kader van Wel Thuis! van de provincie heeft Alleato in 2010 een inventarisatie gedaan van aanpakken van eenzaamheid/sociaal isolement in de provincie Utrecht en verwerkt in het onderliggende rapport. Met de inventarisatie beogen we meer inzicht te krijgen in de wijze waarop men werkt aan preventie van eenzaamheid/sociaal isolement en eventuele knelpunten in de aanpak. De inventarisatie is vooral gericht op de rol en aanpak vanuit welzijn. In dat kader zijn door Alleato welzijnsorganisaties, de GGD MN en enkele gemeenten geïnterviewd. Ook is deskresearch gedaan, om kennis en ervaring uit andere provincies te verzamelen. De praktijkervaring uit de projecten die we uitvoeren rondom eenzaamheid is meegenomen in het opstellen van dit rapport. Definities In deze inventarisatie gaan we uit van de volgende definities: 1. Eenzaamheid1 Het als negatief ervaren verschil tussen de kwaliteit van de relaties die men onderhoudt en de relaties zoals men die zich voor zichzelf zou wensen. Ofwel: Het gevoel dat de aanwezige contacten niet aan iemands behoefte voldoen. 2. Sociaal isolement2: Het hebben van weinig of geen betekenisvolle contacten en zich daar eenzaam en ongelukkig door voelen. Eenzaamheid (1.) kent vervolgens twee dimensies, namelijk sociale eenzaamheid en emotionele eenzaamheid. Deze zijn van belang om te onderscheiden bij de aanpak. 1
Bron: Vilans
2
Naar prof.dr. R.P. Hortulanus en dr. A. Machielse
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 3
Sociale eenzaamheid wil zeggen dat iemand een gemis heeft aan gezelschap. Emotionele eenzaamheid betekent een gemis van een hechte, intieme band met één ander persoon, een gemis aan emotionele steun. Cijfers Uit het onderzoek van de GGD MN in 2006 blijkt dat in de regio Midden-Nederland 42% van de ouderen zich eenzaam voelt, waarvan 36% zich matig eenzaam voelt en 6% ernstig tot zeer ernstig. De eenzaamheid onder ouderen in Midden-Nederland is tussen 2001 en 2006 toegenomen. De cijfers zijn bovendien ongunstiger dan landelijk. Naast ouderen zijn er ook andere risicogroepen zoals chronisch zieken, gehandicapten, mantelzorgers, werkzoekenden en dak- en thuislozen. Naast de grote aantallen die het betreft is het van groot belang iets te doen aan eenzaamheid aangezien het een bedreiging kan zijn voor het persoonlijk welbevinden en in allerlei opzichten ziekmakend kan zijn, zowel geestelijk als lichamelijk. Eenzaamheid en de gevolgen ervan kunnen een belemmering vormen voor deelname aan de samenleving. Maatschappelijke participatie van burgers en onderlinge betrokkenheid van burgers bij elkaar vormen juist een belangrijk uitgangspunt met de komst van de WMO. In het kader van preventief (gezondheids)beleid en de participatiegedachte vanuit de WMO is een aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement gerechtvaardigd. Sociaal isolement en eenzaamheid vaak onderdeel zijn van een complex aan problemen. Dit betekent dat met alle mogelijke oorzaken rekening moet worden gehouden. Daarom vraagt eenzaamheid om een aanpak gericht op meerdere (beleids)terreinen zoals gezondheidsbeleid, de WMO, Wijkgericht werken en Welzijn Nieuwe Stijl. De context van de aanpak van eenzaamheid Een aantal gemeenten heeft expliciet beleid op de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement via WMO -, ouderen- en/of gezondheidsbeleid. Vier gemeenten ontwikkelen een meerjarenaanpak, waarvan er drie dat in samenwerking met het LESI doen. Andere gemeenten hebben het niet expliciet in beleid opgenomen, maar wel in de opdrachtformulering naar de welzijnsorganisatie. Welzijnsorganisaties geven aan regie en coördinatie te missen op het gebied van eenzaamheid en sociaal isolement. In de gemeenten Wijk bij Duurstede, Veenendaal en Rhenen waar signaleringsnetwerken zijn gevormd, wordt de coördinatie daarvan als positief ervaren. Het vraagt wel veel investering van de coördinerende organisatie. We zien meer en bredere signaleringsnetwerken en samenwerkingsverbanden ontstaan in de aanpak van eenzaamheid. We zien dat het moeite kost het thema binnen alle organisaties actueel en levend te houden. Ook bij signaleringsnetwerken. Dit vraagt van de betreffende organisaties een blijvende inzet en een zoektocht naar hoe het in te passen is in de dagelijkse werkpraktijk van de professionals of vrijwilligers.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 4
De methoden van de aanpak van eenzaamheid op de verschillende niveaus Vanuit de theorie zien we dat de daadwerkelijke aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement op verschillende niveaus gericht kan zijn: Direct op de (potentieel) eenzamen (microniveau) Op personen die contact hebben met eenzamen (mesoniveau) Op de samenleving (macroniveau). De gegevens over de lokale aanpakken van eenzaamheid uit de inventarisatie zijn geanalyseerd op basis van deze niveaus. Microniveau Veel geïnterviewden geven aan dat zij geen goed zicht hebben op het bereik van de eenzame/sociaal geïsoleerden. Door te weinig overzicht op de activiteiten in de gemeenten is er geen zicht op de doelgroepen. Tevens valt op dat de activiteiten veelal gericht zijn op een brede (grote) doelgroep, bijvoorbeeld ouderen in het algemeen. In Utrecht stad is men gestart met een uitgebreide beschrijving van mogelijke doelgroepen en vindplaatsen van eenzamen of sociaal geïsoleerden. De GGD MN geeft aan dat meer gemeenten behoefte hebben aan doelgroepdifferentiatie. We zien dat in de praktijk meestal gekozen wordt voor een aanpak gericht op sociale activering van de eenzame persoon, gericht op sociale eenzaamheid. Er zijn weinig activiteiten gericht op emotionele eenzaamheid. Er blijken bovendien goede ICT toepassingen te zijn in de aanpak van eenzaamheid op microniveau. Mesoniveau Wat opvalt is dat er nog steeds cq. blijvend behoefte is aan deskundigheidsbevordering. Op gebieden als signaleren, een aanbod op maat maken en evalueren. Uit de twee voorbeelden van signaleringsnetwerken zien we dat zij een bron van informatie over de doelgroep en voor samenwerking en inspiratie geven voor nieuwe projecten. Macroniveau In de provincie Utrecht zijn een aantal projecten naar voren gekomen waarin elementen zitten die op algemene voorlichting en bewustwording van de omgeving gericht zijn. Ten aanzien van eenzaamheid/sociaal isolement zijn deze projecten gericht op meer betrokkenheid van burgers. Evaluatie en effectmeting Er wordt weinig aan evaluatie, effectmeting en onderzoek naar klanttevredenheid gedaan. Er is wel behoefte aan hoe aantoonbaar gemaakt kan worden of een bepaalde aanpak werkt. Oorzaak hiervan is volgens de respondenten grotendeels te weinig kennis van evaluatie en effectmeting. Mogelijk worden binnen de WMO werkplaats instrumenten ontwikkeld voor het meten van maatschappelijke effecten.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 5
1. Inleiding Eenzaamheid is een groot maatschappelijk probleem en treft veel Nederlanders direct in hun welzijn. Circa 30 procent van de volwassen Nederlandse bevolking is eenzaam. Soms gaat het om sterke eenzaamheid (10 procent) en soms om matige eenzaamheid (20 procent)3. Het is van groot belang iets te doen aan eenzaamheid aangezien het een bedreiging kan zijn voor het persoonlijk welbevinden en in allerlei opzichten ziekmakend kan zijn, zowel geestelijk als lichamelijk. Eenzame mensen hebben vaker last van een verminderd zelfrespect, een pessimistisch toekomstperspectief, depressieve klachten en angststoornissen. Veel voorkomende lichamelijke klachten zijn hoofdpijn, maagpijn, ademhalingsproblemen, slaapproblemen en gebrek aan eetlust, gekoppeld aan overmatige alcoholconsumptie en een bovengemiddeld gebruik van medicijnen zoals slaapmiddelen en kalmerende middelen. Eenzaamheid heeft ook maatschappelijke effecten. Eenzaamheid en de bovenstaande gevolgen ervan kunnen een belemmering vormen voor deelname aan de samenleving. Maatschappelijke participatie van burgers en onderlinge betrokkenheid van burgers bij elkaar vormen juist een belangrijk uitgangspunt met de komst van de WMO. In het kader van preventief (gezondheids)beleid en de participatiegedachte vanuit de WMO is een aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement gerechtvaardigd. Anderzijds kunnen maatschappelijke trends van invloed zijn op eenzaamheid door bijvoorbeeld individualisering, informatisering, toenemende werkloosheid, etcetera. Eenzaamheid is dus niet alleen een individueel probleem, maar heeft ook alles te maken met de inrichting en cultuur van de samenleving. Provinciaal beleid In het provinciale programma Wel Thuis! van de provincie Utrecht wordt beoogd kwetsbare burgers in staat te stellen om zo lang mogelijk thuis te wonen en te participeren naar eigen wens en vermogen. Doelstelling van het provinciaal beleid op het gebied van eenzaamheid is het innoveren van welzijnsbeleid en -diensten, ter voorkoming en aanpak van sociaal isolement. Vanuit dit kader ondersteunt en faciliteert de provincie een aantal (innovatieve) aanpakken in de provincie zoals de WMO werkplaats, de aanpak eenzaamheid in drie gemeenten in samenwerking met het LESI en de aanpak eenzaamheid in de gemeente Veenendaal. Alleato werkt in dit kader aan kennisdelen over eenzaamheid en sociaal isolement. Naast het realiseren van een webdossier en het uitbrengen van een nieuwsbrief (Signalen) participeert Alleato in de WMO-werkplaats van de Hogeschool Utrecht. Inventarisatie door Alleato In opdracht van de provincie heeft Alleato in 2010 een inventarisatie gemaakt van aanpakken van eenzaamheid/sociaal isolement in de provincie Utrecht en verwerkt in het onderliggende rapport. Met de inventarisatie beogen we meer inzicht te krijgen in de wijze waarop men werkt aan preventie van eenzaamheid/sociaal isolement en eventuele knelpunten in de aanpak. De
3
Bron: website Coalitie Erbij.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 6
inventarisatie is vooral gericht op de rol en aanpak vanuit welzijn. In dat kader zijn door Alleato welzijnsorganisaties, de GGD MN en enkele gemeenten geïnterviewd. Ook heeft Alleato deskresearch gedaan, om kennis en ervaring uit andere provincies te verzamelen. Tevens hebben wij de praktijkervaring uit de projecten die wij uitvoeren rondom eenzaamheid meegenomen in het opstellen van dit rapport. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de beleidscontext anno 2010 geschetst. In hoofdstuk 3 beschrijven we een aantal theoretische aspecten van eenzaamheid en sociaal isolement zoals definities, oorzaken en een theoretisch kader voor de aanpak. In hoofdstuk 4 worden een aantal innovatieve methoden voor de aanpak van eenzaamheid buiten de provincie Utrecht gepresenteerd. Hoofdstuk 5 bevat de bevindingen uit de inventarisatie in provincie Utrecht met verschillende voorbeelden. En vervolgens lichten we in hoofdstuk 6 de opvallende bevindingen eruit. Daar waar we in deze inventarisatie ‘eenzaamheid’ schrijven, moet eigenlijk ‘eenzaamheid en sociaal isolement’ worden gelezen. Wij wensen u veel leesplezier!
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 7
2. Beleidscontext anno 2010 Mate van eenzaamheid Er wordt regelmatig onderzoek gedaan naar eenzaamheid, daarom geven wij u eerst wat cijfers voor we dieper ingaan op de beleidscontext. De GGD Midden Nederland doet elke vier jaar onderzoek naar eenzaamheid in haar regio. Eenzaamheid en sociaal isolement worden al jaren onderkend als sociaal en maatschappelijk probleem binnen de provincie Utrecht. Het onderzoek van de GGD MN in 2006 (GGD Atlas) naar eenzaamheid onder ouderen toonde aan dat van de respondenten: 42% zich eenzaam voelt, waarvan: o 36% zich matig eenzaam voelt o 6% zich ernstig tot zeer ernstig eenzaam voelt. De eenzaamheid onder ouderen in Midden-Nederland bleek tussen 2001 en 2006 toegenomen. De cijfers waren bovendien ongunstiger dan landelijk. Gemeenten waar de hoogste eenzaamheidspercentages voorkwamen zijn: Abcoude, De Ronde Venen, Maarssen, Nieuwegein, Veenendaal en Woerden. Meerdere beleidsterreinen Sociaal isolement en eenzaamheid zijn vaak onderdeel van een complex aan problemen. Dit betekent dat met alle mogelijke oorzaken rekening moet worden gehouden. Die lopen uiteen van armoede, gebrek aan vervoer of communicatiemiddelen tot aan lichamelijk, geestelijk of verstandelijk beperkt of bedlegerig zijn of het wonen in buurten met etnisch sterk gemengde bevolking. Dat vraagt om een aanpak gericht op meerdere (beleids)terreinen. Meerdere beleidskaders bieden aanknopingspunten voor een aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement. Deze zouden het liefst in samenhang en integraal moeten werken, teneinde een brede aanpak van de problematiek te kunnen realiseren. In onderstaande paragraaf geven wij aan hoe eenzaamheid de verschillende beleidsterreinen raakt.
2.1. Beleidskaders Gezondheidsbeleid Eén van de insteken voor een aanpak van eenzaamheid en/of sociaal isolement is het lokale gezondheidsbeleid. Eenzaamheid /sociaal isolement kan allerlei gezondheidsklachten veroorzaken. Omgekeerd zijn er ook gezondheidsproblemen die eenzaamheid tot gevolg kunnen hebben. Zo is er een relatie tussen depressie en eenzaamheid en kunnen mensen met (beginnende) dementie erg vereenzamen. Het bevorderen van de lichamelijke- en psychische gezondheid kan een preventieve werking hebben op het ontstaan of verergeren van eenzaamheidsproblematiek. WMO De WMO als participatiewet is eveneens een belangrijk beleidskader. Sociaal isolement en eenzaamheid vormen naast een bedreiging voor de gezondheid, ook een bedreiging voor het deelnemen aan de samenleving. Sociaal geïsoleerde mensen hebben weinig of geen contacten en trekken zich vaak terug in hun eigen wereld. In zeer ernstige gevallen raakt dit aan het OGGZ beleid.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 8
Vaak wordt vanuit het ouderenbeleid een aanpak gefaciliteerd. In het licht van de toenemende vergrijzing is dit een logische en gerechtvaardigde aanpak. Maar hiermee sluiten we andere risicogroepen uit. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld mantelzorgondersteuning rechtvaardigt ook een aanpak van eenzaamheidsproblematiek onder mantelzorgers, één van de risicogroepen. Wijkgericht werken In veel gemeenten is het wijkgericht werken ingevoerd. Dit biedt mogelijkheden en aanknopingspunten om laagdrempelig en in de directe omgeving van de burgers een aanpak te organiseren. Er kan gedacht worden aan pilots gericht op een bepaalde wijk of gebied waarbij interdisciplinair gewerkt wordt en diverse groepen bediend worden. Afhankelijk van de schaalgrootte van de gemeente kunnen netwerken op wijkniveau gestart worden. Hoewel de wijk in sommige opzichten aan betekenis inboet, is het voor veel burgers een belangrijk vertrekpunt voor het wonen en leven. De inzet van de civil society (de vrijwillige samenwerkende gemeenschap van burgers) kan mede op wijkniveau vormgegeven worden en de samenhang en betrokkenheid van burgers bij elkaar vergroten. Het ondersteunen van burgers en vrijwilligersorganisaties bij het contact leggen met burgers die geïsoleerd zijn of dreigen te raken is een van de mogelijkheden. Naast gecoördineerde acties vanuit professionele organisaties is het ook van belang deze meer informele vormen van initiatieven te stimuleren. Kleinschalige vriendendiensten of informele buurtnetwerken kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale cohesie in een wijk of buurt. Burgerinitiatieven hebben vaak een grote meerwaarde, omdat deelnemers gemotiveerd en betrokken zijn. De kans van slagen van een dergelijk project is daarmee groot en de inbedding in een wijk of buurt vaak gegarandeerd. Welzijn Nieuwe Stijl De kanteling die men voor ogen heeft met het landelijke programma Welzijn Nieuwe Stijl geeft ook nieuwe perspectieven in het werken aan eenzaamheidsproblematiek. Enerzijds door een andere rol van professionals (outreachende aanpak, samenwerking met burgers – coproductie), het meer benutten van de eigen kracht van burgers en stimuleren van wederkerige betrokkenheid en inzet. Burgers kunnen meer betrokken worden bij maatschappelijke problematiek. Hier kan men bijvoorbeeld denken aan actieonderzoek naar aard en omvang van eenzaamheid en sociaal isolement en behoeften van een aantal groepen. Actieonderzoek houdt in dat doelgroepen zelf in opzet en soms uitvoering van het onderzoek betrokken worden. Dit maakt het bereiken van moeilijke groepen en het behandelen van lastige onderwerpen beter mogelijk. Vanuit preventief welzijnsbeleid zou gewerkt kunnen worden aan het versterken en vergroten van het persoonlijk netwerken van (kwetsbare) burgers, zodat ze voor hulp en ondersteuning ook terug kunnen vallen op hun netwerk. Armoedebeleid Een andere insteek kan het armoedebeleid zijn. Immers burgers met weinig/ontoereikende financiële armslag kunnen vaak niet meedoen aan tal van activiteiten in de samenleving. Ook hier ligt vereenzaming op de loer.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 9
3. Theoretische aspecten Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar eenzaamheid en sociaal isolement, de achtergronden en de aanpak ervan (Prof. dr. Hortulanus, dr. Machielse, Prof. dr. van Tilburg, prof. dr. Gierveld en Sluyterman van Loo fonds in samenwerking met NIDI). De onderzoeken geven inzicht in wat eenzaamheid en sociaal isolement is, welke oorzaken er zijn, wie eenzaam of sociaal geisoleerd zijn en welke mogelijkheden er zijn voor een aanpak.
3.1
Theoretisch kader
Definities 1. Eenzaamheid4 Het als negatief ervaren verschil tussen de kwaliteit van de relaties die men onderhoudt en de relaties zoals men die zich voor zichzelf zou wensen. Ofwel: Het gevoel dat de aanwezige contacten niet aan iemands behoefte voldoen. 2. Sociaal isolement5: Het hebben van weinig of geen betekenisvolle contacten en zich daar eenzaam en ongelukkig door voelen. Eenzaamheid (1.) kent vervolgens twee dimensies, namelijk sociale eenzaamheid en emotionele eenzaamheid. Deze zijn van belang om te onderscheiden bij de aanpak. Sociale eenzaamheid wil zeggen dat iemand een gemis heeft aan gezelschap. Emotionele eenzaamheid betekent een gemis van een hechte, intieme band met één ander persoon, een gemis aan emotionele steun. Doelgroepen Anders dan vaak gedacht wordt, zijn het niet de ouderen of de jongvolwassenen die het meest eenzaam zijn, maar mensen van middelbare leeftijd. Een hoog percentage sterke eenzaamheid vinden we onder volwassenen van middelbare leeftijd, die hun partner hebben verloren door echtscheiding of overlijden. Vooral gescheiden mannen en vrouwen tussen de 50 en 64 jaar lopen een grote kans op eenzaamheid. Eenzaamheid komt in alle lagen van de bevolking voor, maar de kans op eenzaamheid is niet voor alle bevolkingsgroepen gelijk. Chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en alleenstaanden zonder partner of andere banden, immigranten die nog niet zijn ingeburgerd, mantelzorgers die hun sociale contacten zien afnemen, werkzoekenden die zich sociaal uitgesloten voelen, en daken thuislozen hebben een groter risico om eenzaam te worden. Ouderdom op zich is geen oorzaak van eenzaamheid. Dat eenzaamheid vaker bij ouderen voorkomt, komt vooral door het verlies van de partner, het kleiner worden van hun netwerk en het verlies van contacten in de buurt.
4
Bron: Vilans
5
Naar prof.dr. R.P. Hortulanus en dr. A. Machielse
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 10
Structureel
Tijdelijk
Oorzaken van eenzaamheid De oorzaken van eenzaamheid kunnen een gevolg zijn van veranderingen in omstandigheden. Het kan hierbij gaan om persoonlijke (life events) en meer maatschappelijke gebeurtenissen. Daarnaast kunnen in de persoon gelegen factoren een rol spelen zoals gebrek aan sociale competenties, maar ook maatschappelijke uitsluitingsmechanismen kunnen een rol spelen bij het ontstaan van eenzaamheid en sociaal isolement. In onderstaand overzicht zijn de verschillende oorzaken weergegeven.
Individueel
Maatschappelijk
A Gebeurtenissen in persoonlijk leven
B Gebeurtenissen in maatschappelijk leven
partnerverlies echtscheiding gezondheidsproblemen mishandeling/bedreiging
Inkomensachteruitgang ongewenste woonsituatie ontslag/onzekere werksituatie
C Persoonlijkheidskenmerken en socialisatie
D Maatschappelijke uitsluiting
chronische ziekte/handicap gebrek aan persoonlijke competenties negatieve socialisatie ongelukkige jeugd
maatschappelijke normering t.a.v zelfredzaamheid en productiviteit langdurige werkeloosheid sociaal-ruimtelijke scheiding afhankelijk van professionele voorzieningen
Figuur 1 Oorzaken van belang bij het ontstaan van eenzaamheid en sociaal isolement A + B hoeven niet direct tot sociaal isolement te leiden, maar kunnen wel bijdragen. C + D kunnen ervoor zorgen dat een tijdelijke situatie een structureel karakter krijgt.
3.2 Aanpak van eenzaamheid Interventies op verschillende niveaus Een adequate aanpak van eenzaamheid of sociaal isolement is niet eenvoudig. Het gaat vaak om complexe problematiek waarbij met alle mogelijke oorzaken rekening moet worden gehouden. De ervaring tot nu toe heeft geleerd dat activiteiten en projecten ter bestrijding en voorkoming van eenzaamheid en sociaal isolement alleen kans van slagen hebben indien men start met het goed signaleren en in kaart brengen van de problematiek. Teveel projecten worden gestart zonder eerst de problemen in kaart te brengen. Afhankelijk van (een combinatie van) oorzaken, zal de gewenste interventie ingezet moeten worden.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 11
De aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement kan op verschillende groepen in de samenleving gericht zijn: de (potentieel) eenzamen (microniveau) personen die contact hebben met eenzamen (mesoniveau) de samenleving (macroniveau). Hieronder geven wij mogelijke vormen van aanpakken en interventies per niveau. Microniveau Interventies op microniveau richten zich direct op de eenzamen en sociaal geïsoleerden. Ze zijn te typeren naar drie verschillende verwerkingsstijlen 6 namelijk: 1. Netwerkontwikkeling: het verhogen van het aantal, maar bovenal de kwaliteit van de relaties van de eenzame persoon. Hierbij is het van belang te kijken naar de oorzaken die aan de eenzaamheid ten grondslag liggen. Gaat het om interpersoonlijke oorzaken van eenzaamheid (verhuizing, verlies partner, etc.), intrapersoonlijke oorzaken (sociale vaardigheden, beperkte mobiliteit of financiën, etc.) of maatschappelijke oorzaken (beeldvorming, etc.); 2. Standaardverlaging: Het naar beneden bijstellen van onrealistische wensen en verwachtingspatronen inzake relaties; 3. Het bijstellen van het belang van het eenzaamheidsprobleem: Het leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid. Hierbij zijn bijvoorbeeld cursussen, gespreksgroepen en therapie zinvolle interventies In een studie naar sociale contacten in Nederland komt Prof. dr. Hortulanus tot de volgende indeling:
Sociaal weerbaar 64% Groot netwerk, niet eenzaam
Contactarm 8 % Klein netwerk, niet eenzaam
Eenzaam 22% Groot netwerk, eenzaam
Sociaal geisoleerden 6% Klein (geen) netwerk, eenzaam
Figuur 2 Indeling naar verschillende maten van sociale contacten De groep contactarmen voelen zich niet eenzaam, maar de kwetsbaarheid is groot als iemand wegvalt uit het netwerk of als de competenties om nieuwe relaties aan te gaan gering zijn. Dr. Machielse heeft een verdere typering gemaakt van mensen met eenzaamheid / sociaal isolement. Deze typeringen (zie bijlage a), bieden goede aangrijpingspunten voor het inzetten van interventies. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de mate van participatie (sociale - en maatschappelijke participatie), de sociale competenties (houding en vaardigheden,
6
Fokkema en van Tilburg 2006, NIDI
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 12
mogelijkheden zich te handhaven in ‘formele relaties’) en handelingsperspectief (ambities en wensen, inschatting eigen mogelijkheden). Omdat vaak meer oorzaken ten grondslag liggen aan eenzaamheid, mag worden verwacht dat een eenzaamheidsinterventie een groter effect sorteert wanneer deze zich op verschillende verwerkingsstijlen tegelijkertijd richt. Mesoniveau Interventies/aanpakken op mesoniveau richten zich op personen die -vrijwillig of professioneelcontact hebben met eenzame - of sociaal geïsoleerde mensen. Hierbij gaat het onder meer om deskundigheidsbevordering en samenwerking. Het doel is beter signaleren van en adequater reageren op eenzaamheidsgevoelens door professionals en vrijwilligers. Naast het bevorderen van kennis over eenzaamheid en sociaal isolement en het beter signaleren ervan, is ook het omgaan met signalen van belang. Hoe worden eenzame mensen bejegend? Uitwisseling van ervaringen tussen professionele - en/of vrijwillige zorgverleners kan hierbij behulpzaam zijn. Macroniveau We spreken van macroniveau bij projecten die zich richten op algemene voorlichting en bewustwording. In dit soort projecten tracht men mensen te bewegen anders te gaan denken en zich anders te gedragen. Bijvoorbeeld in campagnes ter verbetering van de beeldvorming van ouderen of andere doelgroepen.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 13
4. Innovaties Er zijn de afgelopen jaren diverse methodieken ontwikkeld op het gebied van eenzaamheid, zowel in de provincie Utrecht als daarbuiten. We beschrijven in dit hoofdstuk welke innovatieve aanpakken buiten de grenzen van de provincie Utrecht hun succes al bewezen hebben. Daarbij kijken we naar de groep waarop de interventie zich richt. We gebruiken de term interventie met name op microniveau. Op meso- en macroniveau spreken we eerder van een aanpak omdat deze meestal meerdere interventies bevatten. Microniveau In gemeente Renkum vinden we een voorbeeld van een outreachende interventie op microniveau van Stichting Welzijn de Bries. De Stichting werkt samen met verschillende instanties om eenzame ouderen te bereiken en luistert actief naar signalen uit de buurt. Vervolgens maken geïsoleerde ouderen samen met de medewerker sociale advisering (de huisarts, de thuiszorg, het Riagg, een maatschappelijk werker, een vrijwillig hulpverlener of de politie) een plan van aanpak om eenzaamheid tegen te gaan. Per oudere wordt er aandacht besteed aan een individueel plan op maat, waarbij ingegaan wordt op de specifieke oorzaak van de isolatie van de oudere. Te denken valt aan oorzaken als een laag inkomen, een beperking of een laag zelfbeeld. In de gemeente Maastricht worden actieve outreachende huisbezoeken gedaan door de ouderenadviseur. De ouderenadviseur onderhoud contact met verschillende partijen in het veld om zo tot het best passende actieplan per ‘cliënt’ te komen. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat de ouderenadviseur in een behoefte voorziet. Het grote aantal contacten met ouderen en organisaties werkzaam op het gebied van ouderenzorg en welzijn, en het netwerk dat ontwikkeld is met een aantal organisaties, geven aan dat de ouderenadviseur een centrale plaats inneemt in de maatschappelijke steunsystemen voor ouderen. Andere voorbeelden van interventies op microniveau zijn gericht op de drie verschillende verwerkingsstijlen. Een goed voorbeeld van de inzet op persoonlijke netwerkontwikkeling (1) zijn de Studiekringen voor ouderen in Gelderland: geen innovatieve interventie, maar wel al 20 jaar succesvol. De werkwijze van ‘studiekringen’ is simpel maar doelgericht: in een studiekring discussiëren ouderen over zeer uiteenlopende onderwerpen. Elke deelnemer organiseert één bijeenkomst en houdt tevens een voordracht over zijn of haar interesse of kennis. In dit project staat kennisverrijking voorop, maar ook worden de zorgkosten gedrukt en heeft het een preventieve werking. Op deze manier blijven ouderen zich ontwikkelen en worden eenzaamheid en isolement tegengegaan. Ook in Perspectief wordt gewerkt aan netwerkontwikkeling om eenzaamheid tegen te gaan, maar dan praten we over voormalig minderjarige vluchtelingen. Tijdens de asielprocedure worden ex-AMA’s regelmatig overgeplaatst waardoor de vrienden die ze opdoen ver weg zitten. Ook hebben zij geen familie waarop ze kunnen terugvallen. ‘Perspectief’ is een succesvol
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 14
huiskamerproject van Humanitas Eindhoven en Vluchtelingen in de knel waar jonge vluchtelingen (AMA's) terecht kunnen voor aanspraak en advies. Het project Samen in Amsterdam is een maatjesproject gericht op mensen die te maken hebben met sociale uitsluiting. Binnen dit project wordt een vrijwilliger gekoppeld aan een Amsterdammer die behoefte heeft aan contact. De deelnemer en vrijwilliger spreken minimaal twee maal per maand af voor bijvoorbeeld een kop koffie of een uitje. De bedoeling is dat de deelnemer hierdoor ook zelf weer activiteiten gaat oppakken. Innovatief aan deze aanpak is dat niet alleen gericht wordt op één doelgroep, maar dat het uitgangspunt is dat allerlei mensen kunnen kampen met eenzaamheid. Het project Grip en Glans werkt juist meer aan de verwerkingsstijlen 2 en 3: het omgaan met het eenzaamheidsprobleem. De zelfmanagementvaardigheden die ouderen in het project Grip- en Glans onder de knie krijgen, blijken preventief te werken en eenzaamheid te verminderen. Kwetsbare ouderen kunnen deze vaardigheden leren met behulp van een getrainde coach die huisbezoeken aan deze groep aflegt of een groepscursus voor sociaal kwetsbare 60-plus vrouwen leidt. Het pilotproject, dat in 2006 in (o.a.) Zuid-Holland en Groningen is uitgevoerd, is succesvol geëvalueerd. Een ‘recente’ ontwikkeling in de aanpak van eenzaamheid / sociaal isolement op microniveau is het gebruik van sociale media en communicatietechnologieën. Een deel van de website van Coalitie Erbij –nationale coalitie tegen eenzaamheid- is bedoeld voor de doelgroep zelf: eenzame burgers. Mesoniveau Op het mesoniveau kijken we naar aanpakken die zich richten op de personen die –vrijwillig of professioneel– contact hebben met eenzamen. Hoe kunnen zij leren eenzaamheid te signaleren en die vervolgens op een gedegen manier aan te pakken? Projecten richten zich vooral op de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers en professionals en op samenwerking in netwerken. Zo kunnen professionals van welzijns- en zorgorganisaties in het eerder genoemde project Grip en Glans zich aanmelden voor de training tot GLANS-docent en ontvangen aansluitend assistentie bij de implementatie van het programma. De training Preventie en hulpverlening aan mannen speelt ook in op de bovenstaande verwerkingsstijlen 2 en 3 gericht op omgaan met eenzaamheid. Dit is een aanpak met interventies op micro- en mesoniveau. Hulpverleners maken zich de principes eigen van het sekse specifiek werken met oudere mannen. Zij kunnen een training volgen en ontvangen daarbij een draaiboek (mesoniveau). Vervolgens leidt de hulpverlener groepsgesprekken met eenzame mannen over hun arbeidsverleden. Deze gesprekken verminderen het isolement van de mannen en activeren het zelfbeeld van 'mannen met ervaring', wat hun eigenwaarde bevordert (microniveau). In zes gemeenten in Noord-Brabant voert de organisatie B.O.O.G. Projecten, innovaties uit onder de naam Van eenzaam naar sociaal redzaam waarbij samengewerkt wordt met sleutelfiguren. De organisatie heeft voor de sleutelfiguren een digitale sociale kaart ontwikkeld,
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 15
een frontoffice en backoffice opgezet, sleutelfiguren geworven en getraind en een registratiesysteem en PR-plan opgezet. Soms is een oudere zó geïsoleerd, dat hij of zij vrijwel onmogelijk door een hulpinstantie gevonden of bereikt kan worden. Sleutelfiguren die dichter bij de oudere staan, zoals huisartsen, ouderenadviseurs en vrijwilligers, kunnen eenzame ouderen signaleren, bereiken, begeleiden en een gevoel van veiligheid bieden. Macroniveau De interventies op het macroniveau zijn minder in getal, maar wel van groot belang. Op dit niveau wordt namelijk gewerkt aan de bewustwording dat eenzaamheid een sociaal en maatschappelijk probleem is waaraan gewerkt moet worden. Het werk van de Coalitie Erbij is op macroniveau. Zij werken aan bewustwording en kennisoverdracht via hun website. Dat is de nationale coalitie tegen eenzaamheid. De Coalitie kent inmiddels een flink aantal netwerkleden: van Zonnebloem, CG-raad, Forum en de MOgroep tot het Nationaal Ouderenfonds en de KPMG als maatschappelijk betrokken ondernemer. Ook Alleato en collega-CMO’s in andere provincies onderzoeken mogelijkheden om bij Coalitie Erbij aan te sluiten. Het programma van Coalitie Erbij is helder en eenduidig: eenzaamheid voorkomen en beperken door onder meer bewustwording bieden van een handelingsperspectief aan burgers nieuwe interventies en methodieken initiëren overheid en bedrijfsleven aanzetten tot meer aandacht en actiever optreden met betrekking tot eenzaamheid. Kortom: een breed platform tegen eenzaamheid. De Coalitie heeft een website:www.eenzaam.nl met informatie voor betrokkenen, hulpverleners en beleidsmakers. Op deze website is ook alle informatie te vinden over deelnemers en activiteiten van de Coalitie Erbij.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 16
5. Een beeld van aanpakken in de provincie Utrecht: Wat zien we? In dit hoofdstuk geven we een beeld van hoe men met name vanuit welzijnsorganisaties bezig is met de aanpak van eenzaamheid. Ten aanzien van de ingezette methoden werken we wederom op basis van de interventieniveaus. We illustreren deze met concrete voorbeelden in de kaders. Voorafgaand benoemen we de context waarin de methodieken ingezet worden en aan het einde van dit hoofdstuk beschrijven we wat we zien rond de evaluatie en effectmeting. Voor de inventarisatie interviewden we directeuren en ouderenadviseurs van zeventien organisaties (zie bijlage c.) en hadden we gesprekken met de gemeente Utrecht en Lopik en de GGD Midden Nederland. De GGD MN heeft een adviserende rol naar gemeenten ten aanzien van het lokale gezondheidsbeleid. Ze voert in dit kader onder andere elke vier jaar onderzoek uit naar de gezondheidssituatie van jongeren, volwassenen en senioren in de gemeenten en publiceren dit in hun gezondheidsatlas. Vanuit deze rol is de GGD MN betrokken bij de aanpak van eenzaamheid in een aantal gemeenten. Zij zijn actief in een aantal werkgroepen eenzaamheid en ondersteunen bij het opstellen van een plan van aanpak. De ervaring en kennis van GGD MN mag dus niet ontbreken in deze inventarisatie en is verwerkt in dit hoofdstuk.
5.1
De context van de aanpak van eenzaamheid
Gemeentelijk beleid Gemeenten die expliciet beleid formuleren op de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement doen dit meestal in het WMO -, ouderen- en/of gezondheidsbeleid. Wanneer het niet expliciet in beleid is opgenomen betekent dit niet dat er geen aandacht voor de problematiek is. Het is dan bijvoorbeeld opgenomen in de opdrachtformulering naar (welzijns)organisaties die verschillende activiteiten uitvoeren. We geven we een aantal voorbeelden van expliciet beleid: In Veenendaal is gekozen om aan preventie van eenzaamheid te werken vanuit zowel het ouderenbeleid als het lokaal gezondheidsbeleid. Dit omvat een meerjaren aanpak die gestart is in 2009. Het ouderenbeleid richt zich vooral op preventieve activiteiten, voorlichting en bewustwording van ouderen. Vanuit het Lokale Gezondheidsbeleid wordt gewerkt aan het voorkomen van dreigende depressie door eenzaamheid bij ouderen en zodoende aan de signalering van eenzaamheid en het in beeld brengen van lacunes in het aanbod. Inmiddels is er een breed signaleringsnetwerk eenzaamheid ouderen gerealiseerd. In drie (grotere) gemeenten (Nieuwegein, Utrecht, Amersfoort ) wordt momenteel een meerjarenaanpak ontwikkeld in samenwerking met het LESI. Binnen deze gemeenten zijn een of meerdere (lokale) wijkgebonden lerende gemeenschappen gevormd, de zogenaamde ‘Communities of Practice’ (COP’s). Hierin wisselen vertegenwoordigers van relevante organisaties kennis en ervaringen uit en ontwikkelen nieuwe werkwijzen en oplossingen. De COP’s worden inhoudelijk begeleid en geëvalueerd door het LESI. In Utrecht is inmiddels een start gemaakt en zijn er in drie wijken COP’s ingesteld. Organisaties hebben gezamenlijk een voorlopig overzicht gemaakt van mogelijke doelgroepen binnen sociaal isolement en vindplaatsen.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 17
Regie, coördinatie en samenwerking In alle (onderzochte) gemeenten werken welzijnsorganisaties aan het tegengaan van eenzaamheid. Uit veel gesprekken komt naar voren dat de welzijnsorganisaties weinig coördinatie en regie ervaren op de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement van hun gemeenten. Gezien de rol die de gemeente heeft in de WMO zou dit wel wenselijk zijn. Welzijns- en ouderenorganisaties zijn merendeels uitvoerende organisaties met een concreet aanbod dat zowel ad hoc en georganiseerd afgestemd wordt met andere organisaties. Een meer structurele afstemming of samenwerking zien we minder. Dit is wel het geval wanneer er sprake is van een signaleringsnetwerk waar we nu verder op inzoomen. Signaleringsnetwerken eenzaamheid/sociaal isolement In onder meer de gemeenten Wijk bij Duurstede, Veenendaal en Rhenen zijn signaleringsnetwerken actief. Een signaleringsnetwerk is een groep professionals (eventueel met vrijwilligers) die vanuit een aantal relevante organisaties eenzaamheid in individuele gevallen melden en bespreken om tot een passende aanpak te komen. De welzijnsorganisaties nemen hierin een meer coördinerende rol op zich door met signalen aan de slag te gaan en mensen door te verwijzen naar andere organisaties. Voor de signaleringsnetwerken is meestal een coördinator aangesteld die zorg draagt voor de organisatie van de bijeenkomsten, die stimuleert in het aandragen en bespreken van casussen door alle netwerkleden en die eventuele nieuwe netwerkleden aandraagt, etc. De coördinatie wordt over het algemeen door alle betrokkenen als positief ervaren. De samenwerking, afstemming en bespreking van casussen krijgt met een signaleringsnetwerk meer structuur en is niet meer afhankelijk van toeval. Ook zien we dat een aantal van deze netwerken zich op een bredere problematiek dan alleen eenzaamheid of sociaal isolement gaat richten. Zij bespreken meer complexe problematieken en zorgwekkende situaties bij burgers. Het netwerk signaleert zo ook de behoefte aan de aanpak van andere problemen en dient tevens als kapstok voor andere projecten voor jongeren, buurtbemiddeling bij conflicten of de voedselbank (in bijv. Wijk bij Duurstede). Samenwerking (o.a. in een signaleringsnetwerk zoals hierboven beschreven) hoort bij de context van de aanpak eenzaamheid. Signaleringsnetwerken zijn ook interventies op mesoniveau omdat het gericht is op mensen die werken (professionals en vrijwilligers) met de doelgroep.
5.2
Methoden in de aanpak van eenzaamheid
Microniveau – gericht op de (potentieel) eenzamen De onderzochte organisaties weten niet altijd welke activiteiten er allemaal worden aangeboden in de gemeente en voor wie. Er is niet bij alle betrokken organisaties voldoende kennis van de sociale kaart. Bovendien worden veel activiteiten en methoden vanuit verschillende organisaties naast elkaar aangeboden en niet zozeer in afstemming of samenhang met elkaar. In de meeste gemeenten leggen vrijwilligers van de welzijnsorganisaties bijvoorbeeld huisbezoeken af aan 75-plussers (preventief huisbezoek). Maar ook vanuit organisaties zoals het Rode Kruis, de Zonnebloem of de kerken zijn er vrijwilligers die mensen thuis bezoeken. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat vanuit verschillende organisaties een bezoekvrijwilliger bij iemand thuis over de vloer komt. Daarnaast zien wij dat bij veel organisaties niet duidelijk is in hoeverre zij de doelgroep goed bereiken en welke geïsoleerde mensen zij niet bereiken. In hoofdstuk 6 gaan wij verder hierop in.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 18
Interventies die er zijn, zijn veelal gericht op een brede (grote) doelgroep, bijvoorbeeld ouderen in het algemeen. We zien nog weinig aanpakken op een heel specifieke groep (bijvoorbeeld alleen ouderen met een laag inkomen of alleen chronisch zieken en/of gehandicapten). Vanuit de aanpak in Utrecht stad is men wel gestart met een uitgebreide beschrijving van mogelijke doelgroepen en vindplaatsen. In de praktijk kiezen uitvoerende organisaties meestal voor een aanpak gericht op de verwerkingsstijl ‘persoonlijke netwerkontwikkeling’(beschreven in 3.2). Met het toeleiden van mensen naar activiteiten als ontmoeting, recreatie, huisbezoeken, maatjesprojecten, maaltijden, creatieve activiteiten en uitstapjes wordt geprobeerd eenzame personen weer ‘onder de mensen’ te brengen. Deze activiteiten zijn voornamelijk gericht op ouderen en de aanpak van ‘sociale eenzaamheid’ (gemis aan gezelschap). Vaak is er meer nodig om eenzaamheid echt aan te pakken. Er zijn weinig activiteiten vanuit de onderzochte organisaties gericht op het oplossen van ‘emotionele eenzaamheid’ (gemis aan emotionele steun/begrip). De methodiek ‘levensboek’ in Leusden en Maarssen vormt hierop een mooie uitzondering (zie voorbeeld). De methode ‘levensboek’ heeft positieve ervaringen opgeleverd voor ouderen die zich emotioneel eenzaam voelen en voor beginnend dementerende ouderen. Mensen worden thuis opgezocht en samen met een vrijwilliger of ouderenadviseur wordt aan de hand van een boek met vragen het levensverhaal van ouderen op schrift gesteld in de vorm van een plakboek of een fotocollage. Het boek kan bij nieuwe ontmoetingen erbij gehaald worden en aangevuld worden. Deze methode is individueel gericht en resulteert vaak in een betere relatie tussen een oudere en zijn directe leefomgeving. Voor deze methode is relatief meer geld nodig in vergelijking met een ontmoetingsruimte voor ouderen, met name voor de training van vrijwilligers om met deze methodiek te werken. We zien dat de aandacht groeit voor het inzetten van sociale media ter preventie van eenzaamheid. Zie onderstaand voorbeeld dat ook gericht is op individuele eenzame personen. Er is een vernieuwend project op het gebied van sociale media en communicatie genaamd het ‘PAL4 familie’ project. Dit is uitgevoerd in De Ronde Venen, Vinkeveen, Mijdrecht, Maarssen en Utrecht door Zuwe en Aveant. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ICT om eenzame mensen en ouderen meer in contact te brengen met anderen en met activiteiten. Je gebruikt een beeldscherm waarop je met aanraken kunt aangeven wat je wilt doen. Als mevrouw X haar scherm aanzet heeft ze meteen contact met haar kleindochter in Nieuw Zeeland en kan ze met haar praten en kunnen ze elkaar zien door een webcamera. Ook kan wijk- en welzijnsinformatie via het scherm verspreid worden, kan men samen spellen spelen als kaarten, is er een online voorleesbibliotheek, kan men boodschappen bestellen, enzovoorts. Er zijn nu vijf schermen bij individuen thuis uitgezet. Het streven is om 200 exemplaren bij mensen thuis te plaatsen in 2010. De kosten voor de doelgroep blijven minimaal, omdat Aveant en de provincie Utrecht meefinancieren aan deze eerste pilot in Nederland.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 19
Mesoniveau In de jaren 2004 – 2006 hebben veel activiteiten gericht op deskundigheidsbevordering plaatsgevonden in de Provincie Utrecht. Het onderwerp eenzaamheid was volop in de belangstelling. Een van de mogelijke aanleidingen hiervoor is dat in 2001 het eerste onderzoek op gemeenteniveau door de GGD MN naar senioren is gedaan met onder andere een eenzaamheidsmeting. Hieruit kwamen hoge cijfers naar voren. Er was tevens extra aandacht voor dit onderwerp door het onderzoek van professor Hortulanus en Anja Machielse. De Provincie Utrecht stelde geld beschikbaar en Schakels (een van de rechtsvoorgangers van Alleato) en de GGD MN investeerden in bijscholing, onderzoek, netwerken en werkgroepen. De deskundigheidsbevordering was met name gericht op signalering en de eerste stappen in het proces van de aanpak van eenzaamheid: het her(kennen) en waar een signaal neer te leggen (bijvoorbeeld bij een signaleringsnetwerk of een contactpersoon in de eigen organisatie). Een signaleringsnetwerk is dan ook typisch voor de aanpak van eenzaamheid op mesoniveau. In signaleringsnetwerken wordt samengewerkt, en ook kennis en ervaring wordt uitgewisseld en zodoende aan deskundigheidsbevordering gewerkt. In Veenendaal heeft men inmiddels positieve ervaring met het gebruik van zogenaamde signaleringskaarten. Een bredere kring van organisaties die in aanraking komt met zorgelijke situaties kan zo casussen inbrengen in het signaleringsnetwerk. Op de signaleringskaarten kunnen netwerkleden signalen van zorgelijke situaties opschrijven en deze op die manier inbrengen in het signaleringsnetwerk. Op dit moment maken bijvoorbeeld huismeesters in dienst bij woningbouwcorporaties in Veenendaal daar al gebruik van. In een signaleringsnetwerk zitten meestal organisaties zoals Thuiszorg, huisartsen, zorginstellingen, bemoeizorg (Kwintes), ggz, welzijnsorganisaties, etc. Soms wordt er een onderscheid gemaakt tussen professionele - en vrijwilligersorganisaties en zijn daarvoor aparte netwerken (Rhenen). Ook wordt er soms onderscheid gemaakt tussen kern- en schilpartners (Veenendaal). Dat houdt in dat kernpartners het hart vormen van het netwerk en schilpartners kunnen al naar gelang de problematiek die wordt besproken ook bij het netwerk betrokken of geconsulteerd worden. Het tot stand brengen van een signaleringsnetwerk vraagt de nodige investering in tijd en menskracht. Ook het levend houden van de thematiek binnen de deelnemende organisaties vraagt van de coördinator veel aandacht. In Veenendaal zijn daarom contactpersonen benoemd die als taak hebben het onderwerp binnen hun eigen organisatie regelmatig te agenderen en actueel te houden. Omdat een signaleringsnetwerk veel investering vraagt van de coördinerende organisatie draaien een aantal signaleringsnetwerken eenzaamheid op een lager pitje. Zij komen maar twee tot vier keer per jaar bijeen en onderhouden contact via telefoon en mail. Deze netwerken zijn voornamelijk gericht op afstemming van de verschillende activiteiten rondom eenzaamheid/sociaal isolement en minder op het concreet uitwisselen van signalen over eenzame individuen of geïsoleerde gezinnen. Hier volgt een voorbeeld van een effectief netwerk:
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 20
In Wijk bij Duurstede startte in 2007 vanuit de WMO backoffice het signaleringsnetwerk dat een brede problematiek aan de orde stelt. Er zijn twaalf leden, waaronder de wijkverpleegkundigen (buurtzorg), huisartsen, Regionale Sociale Dienst, woningbouw etc. Vanuit het overleg dat eens in de zes weken plaatsvindt, worden mensen naar de juiste hulp/organisatie verwezen of meegenomen. Alleen professionals doen mee aan het netwerk. Er is samenwerking met vrijwilligersorganisaties als Zonnebloem en Rode Kruis. Andere voorbeelden van aanpakken op mesoniveau zijn: De WMO werkplaats7 van de Hogeschool Utrecht is gericht op professionals en uitvoerders in de provincie Utrecht die contact hebben met of betrokken zijn bij de doelgroep. De werkplaats beoogt het ontwikkelen, onderzoeken en doorgeven van praktijkkennis op het gebied van de WMO, toegespitst op zorg in en door de gemeenschap voor burgers in kwetsbare posities. Binnen de WMO-werkplaats Utrecht is eenzaamheid en sociaal isolement een van de thema’s waarop praktijkkennis wordt ontwikkeld en doorgegeven in de kenniskring ‘van Sociaal Isolement naar Sociale Inclusie’. Passend bij dit bewustwordingsproces is het onderzoeksproject van LESI dat mede gefinancierd wordt vanuit het programma Wel Thuis! (2008-2012) van de provincie Utrecht. Doel is om kennis over de aanpak van sociaal isolement te ontwikkelen, te delen en toe te passen op gemeentelijk niveau. De gemeenten Utrecht, Amersfoort en Nieuwegein ontwikkelen in het kader van dit project een innovatieve gemeentelijke aanpak sociaal isolement met verschillende aandachtspunten per gemeente. Daarbij vindt niet alleen afstemming en samenwerking op lokaal niveau plaats, maar ook afstemming en kennisdeling tussen de gemeenten onderling. Gedurende de trajectperiode wordt gewerkt met wijkgebonden lerende gemeenschappen, zogeheten Communities of Practice (COP), waarin vertegenwoordigers van alle relevante organisaties kennis en ervaringen uitwisselen en nieuwe werkwijzen en oplossingen ontwikkelen. Hieronder volgt een voorbeeld van een aanpak die micro- en mesoniveau combineert: In gemeente Veenendaal heeft het lokale gezondheidsbeleid als doel dreigende depressie door eenzaamheid bij ouderen te voorkomen. In het project Zilver gaat voor Goud wordt op meso- en microniveau aan de bestrijding van eenzaamheid gewerkt. Enerzijds via deskundigheidsbevordering en samenwerking van professionals en betrokkenen bij ouderen, anderzijds staat voorlichting en bewustwording van ouderen zelf over eenzaamheid op de agenda (vanuit ouderenbeleid) . Voor de samenwerking is inmiddels een signaleringsnetwerk eenzaamheid opgezet dat eens in de zes weken bijeenkomt. De deelnemende partijen zoals onder meer thuiszorg, de welzijnsorganisatie en kerken, bespreken daar met elkaar casussen en de gewenste aanpak. Alleato adviseert de gemeente en de lokale uitvoeringspartners hierin. In 2011 zullen een viertal pilots starten die voornamelijk gericht zijn op de ouderen zelf. Een van de pilots staat in het teken van het inzetten van netwerkcoaches die ouderen ondersteunen in het behouden, versterken en uitbreiden van hun netwerk (microniveau). 7
Voor meer informatie www.wmowerkplaatsutrecht.nl
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 21
Macroniveau Uit de inventarisatie in de provincie Utrecht komen een aantal projecten naar voren die elementen bevatten die op macroniveau gericht zijn. Het gaat dan om projecten waarin gewerkt wordt aan een grotere bewustwording van de omgeving van het probleem eenzaamheid/sociaal isolement. Voorbeelden van aanpakken op macroniveau zijn: In Lopikerwaard is gekozen voor het project 'Een aanpak die werkt', waarbij een folder over het project en de aanpak van eenzaamheid in Lopikerwaard breed onder de burgers is verspreid. In 2009 vond een eerste minicongres over ‘eenzaamheid op tijd signaleren en aanpakken’ plaats. Elk jaar wordt een conferentie over het thema eenzaamheid voor politiek, gemeente en betrokken organisaties georganiseerd om het draagvlak breed te houden. Dit jaarlijkse congres heeft ertoe geleid dat eenzaamheid op bestuurlijk niveau op de agenda staat en er geld is voor de uitvoering. De uitvoering wordt gecoördineerd door Steunpunt Mantelzorg en Eenzaamheid. Een voorbeeld van een project op het gebied van informatievoorziening vinden we in De Bilt. Daar worden burgers betrokken bij de problematiek van eenzaamheid en sociaal isolement. Er zijn huis-aan-huis signaalkaarten verspreid over signalen van eenzaamheid en sociaal isolement. Op initiatief van de gemeente zijn er in twee wijken in De Bilt signaleringsnetwerken van 30 ambassadeurs (vooral burgers op persoonlijke titel) opgezet. Per wijk is er een sociaal steunpunt waar alle meldingen binnenkomen en van waaruit de adviseur wonen-welzijn-zorg een persoonlijk aanbod op maat geeft. Het aantal meldingen verminderde na de eerste opzet al snel. De ambassadeurs moeten regelmatig gemotiveerd worden om de buurtbewoners te blijven stimuleren in hun signaleringsfunctie. Toch zijn de ambassadeurs en buurtbewoners enthousiast over het project. In Baarn is het project Blijf Mentaal Vitaal in ontwikkeling sinds augustus 2009 dat elke twee weken een artikel in de Baarnse Courant wil plaatsen en twee publieke voorlichtingsbijeenkomsten met een informatiemarkt eenzaamheid gaat organiseren. Het doel is eenzaamheid, sociaal isolement en depressie te voorkomen. Bijzonder is dat het gericht is op de bewustwording onder een jongere doelgroep namelijk 55 plussers en het project is gericht op preventie. De effecten zullen pas over een tijd duidelijk zijn. Reden om dit project te starten in Baarn is dat de doelgroep 75 plus wel in de reguliere huisbezoeken wordt meegenomen en de jongere doelgroep geen aandacht krijgt. Signalen bij het Riagg en Stichting Welzijn Baarn gaven aan dat juist deze laatst genoemde doelgroep ook met eenzaamheid te kampen heeft.
5.3
Evaluatie en effectmeting
Uit de gesprekken die in het kader van de inventarisatie gevoerd zijn begrijpen wij dat er nauwelijks aan evaluatie, effectmeting en onderzoek naar klanttevredenheid gedaan wordt. Vaak wordt alleen kwantitatief geëvalueerd door het aantal deelnemers te tellen. Dat geeft alleen een globale indruk. Er is wel nadrukkelijk behoefte aan methoden om aantoonbaar te maken of een bepaalde aanpak werkt.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 22
6. Bevindingen: Wat valt ons op? Naast de gemeente, welzijnsorganisaties en GGD MN zijn binnen gemeenten vaak tal van organisaties actief in de preventie en/of aanpak van eenzaamheid. Denk aan vrijwilligersorganisaties zoals het Rode Kruis, Humanitas en kerken. Het viel buiten het kader van deze inventarisatie om alle betrokken actoren te interviewen. Wel zien we een aantal belangrijke en opvallende bevindingen die op meerdere maatschappelijke organisaties van toepassing zijn. We geven hieronder de opvallende punten weer op micro- , meso- en macroniveau. Ten eerste geven we aan wat ons opvalt aan de context van de eenzaamheidsactiviteiten.
6.1. De context van de aanpak van eenzaamheid Gemeentelijk beleid Een aantal gemeenten heeft expliciet beleid op de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement via WMO -, ouderen- en/of gezondheidsbeleid, waaronder Veenendaal. In drie (grotere) gemeenten (Nieuwegein, Utrecht, Veenendaal) wordt een meerjaren aanpak ontwikkeld (samen met het LESI). Hieruit maken we op dat men beseft dat de preventie en aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement langere tijd en aandacht nodig heeft om tot goede en gewenste resultaten te komen. Vanuit de theorie wordt aanbevolen zo integraal mogelijk te werken om meer resultaat te bereiken voor de verschillende doelgroepen. Regie, coördinatie en samenwerking Bij de aanpak in grotere gemeenten als Utrecht, Amersfoort en Veenendaal zien we dat coördinatie en regie door de gemeente wordt opgepakt ten aanzien van eenzaamheid en sociaal isolement. Er worden afspraken gemaakt tussen gemeente, welzijnsorganisatie en andere aanbieders over regie en samenwerking. In veel kleinere gemeenten zien we dit minder. In het voorbeeld van Wijk bij Duurstede komt naar voren dat coördinatie van de verschillende activiteiten een versterkend effect heeft op het succes van de activiteiten. De coördinatie van de gevormde signaleringsnetwerken in de gemeenten Wijk bij Duurstede, Veenendaal en Rhenen wordt als positief ervaren. Het vraagt wel veel investering van de coördinerende organisatie. We zien meer en bredere signaleringsnetwerken en samenwerkingsverbanden ontstaan in de aanpak van eenzaamheid. Hiermee wordt voorkomen dat er voor elke problematiek een apart netwerk moet komen. Ook is aangegeven door de welzijnsorganisaties van Veenendaal, Rhenen en Wijk bij Duurstede dat bij een signaleringnetwerk goede coördinatie nodig is (werkverdeling, afstemming op expertise, belangrijke vindplaatsen), dat er zorg gedragen wordt voor afstemming en samenwerking tussen organisaties en dat er gestreefd wordt naar ketenzorg: organisaties in het signaleringsnetwerk/de ketensamenwerking kijken over de grenzen van hun eigen werk en laten de ‘eigen cliënt’ los indien nodig. Levend houden Opvallend is dat het veel moeite kost het thema eenzaamheid binnen alle organisaties actueel en levend te houden, zelfs bij signaleringsnetwerken. Dit vraagt van de betreffende organisaties
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 23
een blijvende inzet en een zoektocht naar hoe het in te passen is in de dagelijkse werkpraktijk van de professionals of vrijwilligers. De signaleringskaart die in Veenendaal naar tevredenheid wordt gebruikt is een van de mogelijkheden van praktische tools die hierbij kunnen helpen. Veenendaal denkt nog over het gebruik van een dvd over eenzaamheid met een gespreksleidraad voor een bijeenkomst met vrijwilligers. In het verleden heeft de GGD MN samen met Schakels (een van de rechtsvoorgangers van Alleato) een handzame boekenlegger met signalen van eenzaamheid gemaakt ter ondersteuning van medewerkers van andere organisaties die een signaleringsfunctie hebben.
6.2. Methoden in de aanpak van eenzaamheid Microniveau Bereik van de doelgroep Veel geïnterviewden geven aan dat zij geen goed zicht hebben op het bereik van eenzamen of sociaal geïsoleerden. Voor hen is niet duidelijk of zij met hun eigen activiteiten alle eenzamen onder de ouderen bereiken of dat een andere organisatie een andere doelgroep bereikt waarvan zij niet op de hoogte zijn. Of dat eenzaamheid en sociale geïsoleerdheid onder een bredere doelgroep voorkomt die zij niet bereiken/benaderen. Er zijn mogelijkheden om dit beeld van het bereik te vergroten. Een voorbeeld daarvan zijn de huisbezoeken die in de meeste gemeenten gedaan worden bij 75 plussers. Deze bieden ook de mogelijkheid om meer zicht op de doelgroep te krijgen, door bijvoorbeeld registratie van de verschillende behoeften en aantallen. Evaluatie en monitoring van de aanpakken leidt ook tot meer zicht op de doelgroep. Meer samenwerking en afstemming tussen organisaties zal tevens bijdragen aan een beter zicht op hiaten of overlap in het bereiken van deze doelgroep. Beter omgaan met emotionele eenzaamheid In de praktijk kiest men meestal voor een aanpak gericht op de verwerkingsstijl persoonlijke netwerkontwikkeling. We zien hierbij dat in de praktijk meestal gekozen wordt voor een aanpak gericht op sociale activering van de eenzame persoon, gericht op sociale eenzaamheid. Er zijn weinig activiteiten gericht op emotionele eenzaamheid (behalve ‘het levensboek’). Bij de aanpak gericht op sociale activering is de vraag of hiermee daadwerkelijk gewerkt wordt aan het versterken en vergroten van het netwerk van de persoon. Immers wanneer men de vaardigheden mist om hieruit blijvende contacten op te bouwen, dan mist de aanpak zijn doel. Bovendien kunnen er zelfs negatieve effecten optreden. Iemand die zijn partner heeft verloren, is niet direct geholpen met (oppervlakkige) sociale contacten of een kort praatje tijdens het eten. Hierbij is een interventie gericht op het verwerken van en omgaan met de eenzaamheid juist beter. Van breed naar smal Activiteiten zijn veelal gericht op een brede (grote) doelgroep, bijvoorbeeld ouderen in het algemeen. We zien nog weinig aanpakken op een heel specifieke groep (bijvoorbeeld alleen ouderen met een laag inkomen of alleen chronisch zieken en/of gehandicapten.) De GGD MN geeft aan dat gemeenten meer behoeften hebben aan doelgroepdifferentiatie.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 24
Een aantal geïnterviewden geeft aan dat zij het moeilijk vinden een aanbod op maat te maken, gericht op een specifieke doelgroep en hun behoeften. Oorzaken die zij noemen zijn gebrek aan tijd en gericht opgeleide medewerkers of vrijwilligers. Ook professionals vanuit welzijn geven aan het lastig te vinden om te specificeren in de doelgroep en hen een ander aanbod te bieden. De welzijnsorganisatie in Zeist geeft aan dat naast de aanpak voor ouderen zij ook behoefte hebben aan aanbod gericht op volwassenen. Zij hebben geconstateerd dat ook onder volwassenen eenzaamheid bestaat en dat zij graag voor die groep een passender aanbod zou willen gaan aanbieden. Gerichter aanbod Vanuit de theorie blijkt dat als de doelgroep specifieker benoemd wordt (alleenstaande moeders, oudere mantelzorgers, mantelzorgers/partners van ouderen met dementie, mensen met een laag inkomen, etc.) het aanbod beter op deze groep afgestemd kan worden en dat daarmee de kans op het bereiken van de doelgroep groter is. Vanuit de aanpak in Utrecht is men gestart met een uitgebreide beschrijving van mogelijke doelgroepen en vindplaatsen van eenzamen of sociaal geïsoleerden. Interessant is om te kijken of deze methodiek ook elders inzetbaar is om een gerichter aanbod te kunnen maken. De typeringen van Dr. A. Machielse bieden hierbij goede aangrijpingspunten voor het inzetten van interventies. Ook is interessant om te onderzoek wat sociale media kunnen bieden in het onderhouden van bestaande of het opdoen van nieuwe contacten (bijvoorbeeld met lotgenoten). Een belangrijk aspect zijn de vaardigheden die mensen nodig hebben voor het gebruik van deze media en andere randvoorwaarden zoals financiën. Hoewel men sceptisch is, blijken er goede ICTtoepassingen te zijn, juist ook in de aanpak van eenzaamheid op microniveau. In de Ronde Venen bij het ‘PAL4 familie’ project kunnen we volgen hoe de doelgroep deze methodiek ontvangt. Mesoniveau Deskundigheidsbevordering Wat opvalt is dat er nog steeds cq. blijvend behoefte is aan deskundigheidsbevordering. Dit is mogelijk te verklaren door wisselingen van vrijwilligers. Ook zijn er groepen die nog niet bereikt zijn, zoals nieuwe samenwerkingspartners en professionals van andere organisaties (huismeesters bij corporaties) die een signaleringsfunctie hebben. En met het ontstaan van bredere netwerken met meer partners is er ook behoefte aan deskundigheidsbevordering van deze organisaties. We veronderstellen dat er ook nog gemeenten en organisaties zijn waar geen deskundigheidsbevordering heeft plaatsgevonden. Een aantal respondenten geeft aan dat er blijvend behoefte is aan deskundigheidsbevordering voor professionals en vrijwilligers ten aanzien van: 1) signaleren en onderscheiden van doelgroepen, 2) evaluatie en effectmeting voor professionals, 3) een aanbod op maat maken, 4) met specifieke methodieken werken en 5) een goed overzicht op het lokale aanbod krijgen. Signaleringsnetwerken Uit de voorbeelden van signaleringsnetwerken zien we dat zij een bron van informatie over de doelgroep zijn en voor samenwerking en inspiratie voor nieuwe projecten zorgen. Daarnaast wordt er gestimuleerd dat er activiteiten op andere niveaus zijn doordat zichtbaar wordt waar iets
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 25
ontbreekt. De signaleringsnetwerken die weinig bij elkaar komen hebben die functie veel minder. Zij vertelden meer gericht te zijn op afstemming van de grote lijnen in de aanpak van eenzaamheid. Macroniveau Opvallend is dat er uit de inventarisatie in de provincie Utrecht een aantal projecten naar voren zijn gekomen waarin elementen zitten die op algemene voorlichting en bewustwording van de omgeving gericht zijn ten aanzien van eenzaamheid/sociaal isolement. Vooral omdat uit landelijk onderzoek van Movisie naar voren komt dat aanpakken op dit niveau minder voorkomen. Meer bewustwording draagt bij aan een groter draagvlak en zodoende meer ondersteuning vanuit burgers, politiek en gemeente in de aanpak van eenzaamheid. Overige bevindingen Evaluatie en effectmeting Er wordt weinig aan evaluatie, effectmeting en onderzoek naar klanttevredenheid gedaan. Er is wel behoefte aan hoe aantoonbaar gemaakt kan worden of een bepaalde aanpak werkt. Voor een effectieve besteding van tijd en geld is het van belang om te weten of de activiteiten het juiste effect hebben. Dat dit weinig gebeurt ligt grotendeels aan een gebrek aan kennis volgens de respondenten. Mogelijk worden binnen de Wmo werkplaats instrumenten ontwikkeld voor het meten van maatschappelijke effecten.
Alleato ○ Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid/Sociaal isolement ○ februari 2011 ○ blz. 26
Theorie: Typeringen in eenzaamheid8
Bijlage a
Zelfredzamen • Mensen die werk hebben of vrijwilligerswerk doen • Geen of weinig persoonlijke contacten • Goede sociale competenties (in formele situaties, zoals werk, vrijwilligerswerk of het verenigingsleven) • Ze missen de sociale competenties om persoonlijke, betekenisvolle relaties aan te gaan of in stand te houden Afhankelijken • Mensen die werk hebben of vrijwilligerswerk doen • In hun persoonlijke leven is er één persoon waarmee ze een zeer hechte relatie hebben (bv. een ouder, een volwassen kind, een partner) • Ze zijn volledig op elkaar aangewezen; de relatie is vaak benauwend en er is geen ruimte voor anderen • Ze missen de sociale competenties om goed te kunnen functioneren (zowel in formele als informele situaties) Eenzamen • Mensen die voldoende sociale competenties hebben om in formele situaties te functioneren; ze kunnen gemakkelijk een praatje maken met onbekenden • Ze hebben in hun verleden vaak een partner en werk gehad, maar geen netwerk met familie en vrienden. • Ze zijn niet in staat om nieuwe persoonlijke contacten aan te gaan als hun partner overlijdt of als het werk wegvalt. Buitenstaanders • Mensen die hun hele leven weinig of geen persoonlijke contacten hebben gehad. • Ze hebben zich altijd een buitenbeentje gevoeld en hebben het gevoel dat ze geen persoonlijke aansluiting vinden bij anderen; ze voelen zich er niet bij horen • Ze hebben voldoende sociale competenties om zich te handhaven in formele situaties. Hoopvollen • Mensen die hun hele leven weinig of geen persoonlijke contacten hebben gehad. • Als vanzelfsprekende familiebanden wegvallen blijft er niks over • Ze zijn nooit in staat geweest een eigen leven op te bouwen en een vriendenkring op te bouwen • Ze blijven hopen dat er ooit verandering in hun situatie komt, maar zijn niet in staat zelf het initiatief te nemen • Ze missen de sociale competenties die nodig zijn om zich goed te kunnen handhaven Overlevers • Mensen die hun hele leven weinig of geen persoonlijke contacten hebben gehad. • Ze missen de sociale competenties die nodig zijn om zich goed te handhaven • Ze hebben geen enkele hoop dat er ooit verandering in hun situatie zal komen en hebben zich bij de situatie neergelegd • Ze zijn vaak depressief en worstelen zich door de dagen heen
8
Bron: A. Machielse
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 27
Bijlage b
Doel en werkwijze van de inventarisatie door Alleato Doel van de inventarisatie: 1. Stand van zaken van de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement in Provincie Utrecht in kaart brengen en de bevindingen presenteren 2. In beeld brengen van toepasbare methodieken van de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement Werkwijze 1. Deskresearch van gegevens over activiteiten, rapporten, beleid en organisaties van internet 2. Deskresearch van good practices in hele land (internet en telefonisch) 3. Telefonische enquête n.a.v. internet gegevens met relevante organisaties/personen met een kleine vragenlijst 4. Interviews met een grote en een kleine gemeente in Provincie Utrecht 5. Interviews met sleutelpersonen van een aantal welzijnsorganisaties in Provincie Utrecht 6. Informatie-uitwisseling en overleg met GGD MN 7. Analyse van gebruikte methodieken en effecten aan de hand van theorieën Er is een beperkt aantal gemeenten en organisaties benaderd. Hierdoor kunnen we geen volledig beeld geven. Het gaat om een indicatief beeld van de stand van zaken in de provincie Utrecht.
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 28
Bijlage c
Lijst van geïnterviewden Abcoude Stichting Tympaan, Carolien van der Heyde ouderenadviseur 0294-284824.
[email protected] Baarn Stichting Welzijn Baarn, ouderenadviseur 035-5418600 Monique Gijssen.
[email protected] Riagg contactpersoon: Gerrit Jan Postema 033-4603500 of
[email protected] Bunschoten Directeur Welzijnsorganisatie de Boei, W. Kamphuis 033-2992922 of
[email protected] De Bilt Patty van Ziel wijkprojectleider MENS de Bilt;
[email protected] Heuvelrug Welnuh organisatie 0343-523004 of 06-20082906, Sjaak Blenk directeur Houten Stichting Welzijnsontwikkeling Houten (nu Van Houten & Co) 030-6363250 Margriet Mol ouderenadviseur. IJsselstein Welzijnsorganisatie Pulse met ouderenadviseur Jose van Vliet,
[email protected] 0306887030/6868030 Leusden Christine van Monsjou, ouderenadviseur Welzijn Leusden 033-4952090.
[email protected] Lopik Stichting Samenlevingsopbouw Lopikkerwaard. Coördinator steunpunt mantelzorg en eenzaamheid Ilse Nederend.
[email protected] 0348-552250. Maarssen Marga van Oosten, ouderenadviseur Stichting Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. www.swmdmaarssen.nl Montfoort Wilma Houdijk, directeur SWOM, 0348-469109
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 29
Nieuwegein Hannie van Baren, manager Stichting Welzijn Nieuwegein
[email protected] 030-6033748 Soest Stichting Welzijn Ouderen Soest, Directeur Idelette Sleuvink. 035-6023681,
[email protected] . Utrecht Paul van Dijk, Projectleider Afdeling DMO gemeente Utrecht, tel 030-286 8124 Veenendaal Petra van der Horst, Alleato adviseur en projectleider signaleringsnetwerk Eenzaamheid Veenendaal Wijk bij Duurstede Stichting Binding; Signaleringsnetwerk-coördinator Margot Fonkert, 0343-473075.
[email protected] Woerden Zuwe Zorg 0900-2359893. Hanneke van t Hart,
[email protected] en technisch Peter Geval. Contactpersoon PAL4 Desiree Nyssingh
[email protected] 0900-2111222 Zeist Ank Worst, ouderenadviseur/consulent MEE;
[email protected] Tel 0900-6336363
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 30
Bijlage d
Interview Gemeente Utrecht: sámen beleid maken Paul van Dijk, werkzaam bij DMO van de gemeente Utrecht, heeft een beleidsnotitie opgesteld om sociaal isolement aan te pakken en is tevens de gemeentelijk projectleider die zorgt voor de uitvoering van de notitie. De aanpak Sociaal Isolement van de gemeente Utrecht kenmerkt zich door dicht bij de bewoners te blijven en een wijkgerichte benadering. In het plan van aanpak van de gemeente Utrecht staat beschreven hoe stapsgewijs beleid wordt gerealiseerd. De theoretische kennis rondom sociaal isolement van met name prof. Dr. R.P. Hortulanus en Dr. A. Machielse vormen de denkkaders voor beleid. De uitvoerende partners in de wijk zijn van begin af aan betrokken bij het opstellen van het beleid. Dit zorgt voor draagvlak en enthousiasme en beleid dat aansluit bij de praktijk. 3 stappenplan In het plan van aanpak is gekozen voor een heldere aanpak in drie stappen waarbij de sturing op het proces heel belangrijk is: 1. Signalering: Vaststellen welke signalen mensen afgeven die wijzen op sociaal isolement en vaststellen op welke plekken zij dat doen. 2. Typering: Ontwikkelen van een manier om de signalen te verzamelen en om van een aantal signalen bij elkaar te kunnen zeggen welke hulp geboden moet worden. Vervolgens bepalen wie er in actie moet komen om hulp te gaan bieden. 3. Aanpak: Hetgeen bij stap 1 en 2 is ontwikkeld, toepassen in de wijken en er voor zorgen dat mensen die signalen afgeven dat zij sociaal geïsoleerd raken, hulp gaan krijgen. Stap 1 is cruciaal voor een succesvolle aanpak van het probleem. Maar welk gedrag moet je opvatten als een signaal van sociale isolement? Volgens van Dijk verschillen de meningen op dit gebied sterk. Daarom is het belangrijk om bij het opstellen van het plan van aanpak zo veel mogelijk partijen te betrekken. Vanuit een projectgroep zijn zeven bijeenkomsten met multidisciplinaire teams in verschillende wijken in Utrecht georganiseerd omtrent signalering van sociaal isolement. Op basis van casusbesprekingen ontstond er een beeld van welke gedragingen, signalen van sociaal isolement kunnen zijn. Naar aanleiding van deze bijeenkomsten is een lijst van vindplaatsen en signalen samen gesteld. De tweede stap is een methodiekbeschrijving waarmee signalering van sociaal geïsoleerden vorm krijgt. In het proces moet hierna stap 3 van de grond komen: drie ‘Communities of practice’ (COP) opstellen in wijken die zeer van elkaar verschillen qua bevolkingssamenstelling en geschiedenis. In een COP, of leer-werkgemeenschap, werken professionals, vrijwilligers en ambtenaren samen bij het signaleren en bieden van hulp en steun aan sociaal geïsoleerden. Dat doen zij door hun inzet goed op elkaar af te stemmen en gezamenlijk kennis te ontwikkelen hoe je gezamenlijk kunt signaleren en steun bieden. Het accent ligt vooral op samen doen. Daarnaast kunnen de COP's aangeven waar beleidslijnen of uitvoeringslijnen stimulerend of beknellend werken wat tot veranderingen in beleid, financieringsvoorwaarden of uitvoeringsstrategie kan leiden.
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 31
Smalle aanpak Het valt Paul van Dijk op dat soms de neiging is om sociaal isolement te smal aan te pakken, door bijvoorbeeld alleen te richten op ouderen. Dit terwijl het probleem veel omvattender is en zich uitspreidt over diverse leeftijdscategorieën en groepen. Van Dijk is blij met het nieuwe collegeprogramma van de gemeente, op basis waarvan de aanpak van sociaal isolement wordt voortgezet. Als beleidsadviseur heeft hij gemerkt dat sociaal isolement een complex probleem is: het is onmogelijk om één duidelijke oorzaak aan te wijzen en daar het beleid op te maken. Sociaal isolement is vooral een symptoom van talloze onderliggende problemen. Van Dijk gaat uit van de vooronderstelling dat iedereen, hoe sociaal geïsoleerd ook, áltijd op een of andere manier een signaal afgeeft. Het is de kunst om de signalen op te vangen en ze in samenhang te zien. Daarvoor is inzet van velen nodig. De gemeente Utrecht participeert in een samenwerkingsverband met de provincie Utrecht, gemeente Amersfoort en gemeente Nieuwegein. Belangrijk hierin is kennisdeling en uitwisseling van ervaringen. In deze gemeenten worden de diverse aanpakken in de drie gemeenten gemonitord door het Landelijk expertisecentrum Sociale interventies (LESI). Hiermee wordt het ontwikkelde beleid getest en onderbouwd. Heeft u vragen? Neem dan contact op met Paul van Dijk | tel 030-286 8124
Uit: Signalen - Eenzaamheid (juni 2010)
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 32
bij
Bijlage e SIGNALERINGSKAART EENZAAMHEID Naam: Adres: PC/plaats: Telefoon: Ingevuld door: Naam: Organisatie: Datum: Telefoon: Aanvullende opmerkingen:
Basiscriteria: geboortejaar..........
of
leeftijd:........(eventueel schatting)
Symptomen: rusteloosheid angst depressie moeite met ontspannen (gespannen tijdens contact)
onzekerheid, teleurstelling, gevoelens van leegheid problematisch alcoholgebruik …….......................................
Klachten:
spijsverteringsklachten maag en/of buikklachten regelmatige obstipatie of diarree hoofdpijn slaapstoornissen gevoel (lichamelijk)
spierspanningen in rug, schouders en nekwervels ademhalingsklachten vermoeidheid, uitgeblust …….......................................
Gedachten:
weinig zelfvertrouwen veel piekeren sterk op zichzelf gericht
Gedrag:
erg gesloten of juist veel over zichzelf vertellen (eenrichtingsverkeer) zich moeilij kunnen verweren (slachtofferhouding) houdt afstand of claimt sociaal onhandig (moeite met tweerichtingsverkeer)
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 33
bij
Risicofactoren en ingrijpende levensgebeurtenissen: scheiding overlijden partner overlijden kinderen of andere verwanten chronische ziekte familiale conflicten ziekte van partner (bijv. dementie, cva)
klein sociaal netwerk verhuizing sterk veranderde woonomgeving weinig buurt- en burencontacten
Voor opmerkingen en aanvullingen kunt u dit formulier gebruiken. Ingevulde kaart opsturen naar of afgeven bij: ouderenadviseur SWOWF Stichting Welzijn Veenendaal t.a.v. Mevr. R. Sterrenburg Laan der Techniek 22 3903 AT Veenendaal
Alleato ○ Bijlagen ○ februari 2011 ○ blz. 34