Sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp bij dierziekten crises
Inventarisatie en verbeterpunten voor crises draaiboeken
Petra Welboren Dineke van Zwieten Theo Janssen
Expertisecentrum LNV, oktober 2003
© 2003 Expertisecentrum LNV, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Rapport EC-LNV nr. 2003/240 Ede, 2003 Teksten mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding. Deze uitgave kan schriftelijk of per e-mail worden besteld bij het Expertisecentrum LNV onder vermelding van code 2003/240 en het aantal exemplaren. Oplage
75 exemplaren
Samenstelling
Dineke van Zwieten en Petra Welboren
Druk
Ministerie van LNV, directie IFA/Bedrijfsuitgeverij
Productie
Expertisecentrum LNV Bedrijfsvoering/Vormgeving en Presentatie Bezoekadres : Horapark, Bennekomseweg 41 Postadres : Postbus 482, 6710 BL Ede Telefoon : 0318 822500 Fax : 0318 822550 E-mail :
[email protected]
Voorwoord
De Nederlandse veehouderij is in de afgelopen jaren door verschillende dierziektencrises getroffen: Klassieke Varkenspest (1997), Mond en Klauwzeer (2001) en zeer recent nog Aviaire Influenza (2003). Het Ministerie van LNV is verantwoordelijk voor de preventie en bestrijding van deze dierziekten, waarbij ze gebruikt maakt van diverse hand- en draaiboeken dierziektencrisisbestrijding. Deze draaiboeken concentreren zich met name op de veterinair-technische aspecten van crisisbeheersing. Deze noodzakelijke doch eenzijdige benadering roept maatschappelijke weerstand op, met name ook vanuit de getroffen ondernemers en hun gezinnen. De ziekte-uitbraken hebben duidelijk gemaakt dat agrariërs en hun gezinnen emotioneel en mentaal enorm geraakt worden door deze crises. LNV beseft dat er meer aandacht nodig is voor de emotionele problemen van getroffen agrariërs en hun gezinnen tijdens en na afloop van een crisis. Op verzoek van de Directie Landbouw heeft het Expertisecentrum LNV gekeken naar de sociaal-emotionele problemen die agrariërs en hun gezinnen parten kunnen spelen, hoe zij dit beleven, welke begeleiding en hulp zij nodig hebben, en op welke manier dit een plek zou kunnen krijgen binnen de crisisdraaiboeken van LNV. Het onderhavige rapport zal benut worden als startnotitie voor de intern binnen LNV te voeren discussies ten behoeve van de aanpassing van de draaiboeken. Velen hebben tijd vrij gemaakt om met de projectgroep te praten en informatie aan te leveren. Hiervoor mijn hartelijke dank. Het terrein van de sociaal emotionele problematiek die met een dierziektecrisis gepaard gaat, is voor LNV nieuw. Het Expertisecentrum LNV hoopt met dit rapport in zijn algemeenheid een bijdrage te kunnen leveren aan de wens van LNV om aandacht te besteden aan de sociale aspecten waarmee ondernemers en hun gezinnen te maken hebben (Vitaal en Samen, LNV Beleidsprogramma 2004-2007).
Drs. R.P. van Brouwershaven Directeur Expertisecentrum LNV
Inhoudsopgave
Samenvatting
7
1
Aanleiding en aanpak
17
2
Sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp: een verkenning en afbakening
19
2.1 2.2 2.3
2.4 3
Welke categorieën van getroffen agrarische ondernemers zijn te identificeren?
21
Welke problemen ervaren ondernemers in de verschillende crisisfasen?
22
Samenvattend
24 25
3.1
MKZ 2001
25
3.2
Vogelpest 2003
28
3.3
Hoe waren de agrarische en reguliere hulpverlening op elkaar afgestemd?
32
Welke andere overheden zijn betrokken bij het verlenen van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp?
33
Samenvattend
34
3.5
5
19
Begeleiding en hulp tijdens de MKZ- en de Vogelpest-crisis
3.4
4
Wat wordt verstaan onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp?
Huidige draaiboeken
37
4.1
Hand- en draaiboeken
37
4.2
Samenvattend
41
Aandacht- en verbeterpunten voor de draaiboeken
43
5.1
Algemene aandachtspunten
43
5.2
Concrete verbeterpunten draaiboeken
45
Bijlage 1
Actoren kaart, afkortingenlijst
47
Bijlage 2
Organisaties; wat doen ze?
49
Bijlage 3
Overzicht draaiboeken
55
Bijlage 4
Literatuurlijst
57
Bijlage 5
Overzicht geïnterviewden en bijgewoonde gesprekken
59
Samenvatting
Op verzoek van de Directies Kabinet en Landbouw heeft het Expertisecentrum LNV in kaart gebracht welke sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp bij dierziektecrises gewenst is en hoe daarin voorzien wordt, met het oog op het aanpassen van de crisisdraaiboeken. De inventarisatie is tot stand gekomen op basis van literatuurstudie, gesprekken met betrokkenen binnen en buiten LNV en het bestuderen van de draaiboeken van LNV. De samenvatting geeft eerst beknopt de antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen weer en sluit af met algemene aandachtspunten en concrete verbeterpunten voor de draaiboeken. Wat wordt verstaan onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp? Bij een sociaal emotioneel probleem ervaren mensen een discrepantie tussen een bestaande en gewenste toestand, waarbij er een verstoring optreedt van hun emotionele gemoedsrust. Bij psychosociale problemen spreken we over zwaardere problemen die een sterke weerslag hebben op het innerlijk van mensen. In de hulpverleningspraktijk spreekt men over een glijdende schaal, met sociaal emotionele problemen aan de ene kant en psychosociale problemen aan de andere kant. Kenmerkend voor psychosociale problemen is dat ze een langere periode van opbouw kennen, er meerdere problemen aan ten grondslag liggen en de spreekwoordelijke druppel de emmer doet overlopen. Voor sociaal-emotionele problemen is begeleiding nodig. Deze wordt vooral informeel en op vrijwillige basis geboden door familie, buren, vrienden en vrijwilligers van organisaties als THD-A (Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs) en ZOB (Zelforganisatie Bedrijfsbeëindigers). Daarnaast vindt begeleiding plaats door professionals uit de eerste lijn zoals huisartsen, dominees, pastores, maatschappelijk werkers, medewerkers van het SEP Veehouderij (Sociaal Economisch Plan Veehouderij). Bij psychosociale problemen is begeleiding niet genoeg, en is specifieke hulp nodig. In Nederland wordt deze geleverd door de tweede lijnszorg. Deze tweede lijn bestaat uit psychologen, psychiaters en psychotherapeuten (bijvoorbeeld van het RIAGG – Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg). Nota bene: In het spraakgebruik worden de begrippen sociaal-emotioneel en psychosociaal wel door elkaar gebruikt. Bovenstaande omschrijving laat echter zien dat er een relevant en hanteerbaar onderscheid te maken valt. Welke subgroepen getroffen agrarische ondernemers zijn te identificeren? Het is lastig om een subgroepen-indeling te hanteren omdat blijkt dat de hulpvraag van agrariërs en hun gezinnen afhankelijk is van de crisisfase, de bedrijfssituatie, persoonskenmerken en de wijze waarop men het beleeft en de problemen uit. Welke problemen op het sociaal-emotionele en psychosociale vlak ervaren de onderscheiden groepen van ondernemers tijdens en vlak na het uitbreken van een dierziektecrisis? Zie onderstaande tabel voor weergave van de sociaal-emotionele hulpvragen per fase van een dierziekten crisis.
Expertisecentrum LNV
7
Aan wat voor begeleiding en hulp is behoefte bij de verschillende groepen ondernemers gedurende de verschillende stadia van de crisis? Er is behoefte aan informatie, empathie, erkenning, ruimte om het verhaal kwijt te kunnen, een luisterend oor, acute hulp, adviezen (financieel, economisch), duidelijkheid en zekerheid voor de toekomst. Belangrijk is dat begeleiders en hulpverleners goed inspelen op de hulpvrager met oog voor de taal, wereld en cultuur van de hulpvrager. Bekend is dat de afstand tussen de reguliere hulpverleners en de agrarische wereld groot is. Complicerende factor daarin is dat de mentaliteit in de agrarische sector zodanig is dat men liever zelf problemen oplost en geen hulp vraagt. Hoe zag de geboden begeleiding en hulp eruit ten tijde van de MKZ-crisis (2001)? Welke knelpunten en oplossingen zijn te onderkennen? Hoe ziet de geboden begeleiding en hulp eruit ten tijde van de vogelpestcrisis (2003)? Welke knelpunten en oplossingen zijn te onderkennen? In onderstaande tabel staat samenvattend de sociaal-emotionele hulpvraag, en het gewenste en het geleverde aanbod naast elkaar. Het schema maakt een onderscheid tussen hulp gegeven in beide crises en de hulp die ten tijde van de vogelpest nieuw was. Bij het lezen van de tabel dienen een tweetal punten in het achterhoofd gehouden te worden. 1. Verschillende aspecten beïnvloeden de persoonlijke beleving van de crisis, en daarmee de hulpvraag. Dit betekent dat de indeling zoals hier geschetst globaal is, en de zwaarte van de hulpvraag kan verschillen per persoon. 2. In alle fasen van een crisis kunnen acute psychosociale hulpvragen voorkomen. Kijkend naar de tabel zien we dat in de eerste twee fasen van een crisis (uitbreken van de ramp, ruiming bedrijf) de nadruk ligt op het aanbieden van informele hulp, informatie, erkenning en een luisterend oor. In de derde en vierde fase van de crisis (bedrijf ligt stil, bedrijf start weer op) verschuift het accent naar de meer formele hulp en (economische en financiële) adviezen. Het bedrijf start weer op en dit levert vele vragen op. De verschuiving in soort hulp betekent niet dat de crisis verwerkt is en er geen sociaal emotionele hulpvragen zijn. SEBA (project Sociaal Emotionele Begeleiding Agrariërs) traint bijvoorbeeld de omgeving van de agrariërs om signalen op te vangen die wijzen naar dit soort problemen. Tijdens de bestrijding van de vogelpest waren een aantal zaken nieuw, vergeleken met de MKZ crisis. Het RIC (Regionaal Informatie Centrum), als onderdeel van het RCC (Regionaal Coördinatie Centrum). Dit heeft positief gewerkt. Het LNV-Loket bestond nog niet tijdens de MKZ, heeft positief gewerkt. Buddies (NOP – Nederlandse Organisatie voor Pluimveehouders, in samenwerking met LTO-Nederland). SEBA (MKZ crisis viel buiten hun werkgebied). Tijdens de bestrijding van de vogelpest waren een aantal zaken anders vergeleken met de MKZ. LNV is snel begonnen met het opzetten en uitwerken van de structuur voor sociaal-emotionele hulpverlening. SEP Veehouderij is zeer snel gestart na het uitbreken van de crisis. De ruimingsploegen werkten met een voorman als aanspreekpunt voor de pluimveehouder, en de houding van de ruimers werd als ‘socialer’ ervaren. De interdepartementale afstemming met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is niet vlekkeloos verlopen, onder andere vanwege gecreëerde verwachtingen ten aanzien van de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen). Het onderscheid crisis of ramp is vanuit interdepartementaal oogpunt van belang met het oog op de opschaling van de GHOR en het daarmee samenhangende hulpaanbod
8
Expertisecentrum LNV
van AMW (Algemeen Maatschappelijk Werk), RIAGG en huisartsen. Tijdens de MKZ en de vogelpest is de GHOR niet opgeschaald, waardoor verwijzing naar de reguliere hulpverleningsinstanties (AMW, RIAGG) erg bemoeilijkt werd. De aansturing, betrokkenheid en inzet van hulpverlening op gemeentelijk niveau kan beter worden geregeld.
Expertisecentrum LNV
9
Samenvattende tabel gevraagde en geboden hulp tijdens bij dierziektecrises. In de tabel staan niet de LNV crisisfasen benoemd, maar de crisisfasen zoals ze gebruikt worden in de hulpverlening, aansluitend op ervaringen en de beleving van de agrariër. Crisisfase
Hulpvraag
Gewenst aanbod
Uitbreken van de ramp
-
-
-
Onzekerheid Behoefte aan informatie (technisch en sociaal) Erkenning van situatie
Geleverd aanbod tijdens MKZ en AI Informatie Kerken, vrienden, familie, Luisterend oor: buren informeel en formeel Huisartsen, AMW, RIAGG (G)LTO THD-A SEP Veehouderij
Geleverd aanbod AI Buddy’s (LTO, NOP) SEBA LNV loket RIC, LNV
Signalerend -
Ruiming bedrijf
-
Bedrijf ligt stil
-
Inzicht en invloed op ruiming Contact met ruimers Behoefte aan informatie Emoties worden geuit (verdriet, woede)
-
Toekomst vragen Verwerken emoties Man/vrouw aspect Kinderen
-
Luisterend oor Begrip en opvang (erkenning)
-
-
Adviezen (economisch, financieel) Luisterend oor Inzetten begeleidingstrajecten
-
-
10
Vrienden, familie, buren, kerken THD-A SEP Veehouderij (G)LTO
-
Vrienden, familie, buren kerken SEP Veehouderij Boekhouder, accountant, bank THD-A (G)LTO Huisarts
-
-
‘Socialere’ ruimingsploeg en (AI) RIC, LNV Buddies (NOP en LTO) SEBA
Hoe bied je luisterend oor? Informatie en voorlichting huisartsen: rol VWS? Aansluiting tussen agrarische en reguliere hulpverlening problematisch tijdens crisis. Agrariërs zoeken niet uit zichzelf het AMW op. Kerken opereren zelfstandig en autonoom, soms gesloten circuits. Training van RVV en AID medewerkers is nodig, ook als er geen crisis is. Bezoek van (geestelijke) hulpverleners is mogelijk: ontheffing vragen, vaak is dit onbekend.
(vervolg) Geleverd aanbod tijdens MKZ en AI Bedrijf start weer op
Hulpvraag
Gewenst aanbod
-
Bedrijfsgerichte vragen: hoe gaat het met de nieuwe beesten (etc) Emotievolle momenten (voor het eerst weer dieren in de stal)
-
Financiële vragen Bedrijfsbeëindigers Verwerkingsproces is nog bezig Incident in gezin ontstaan/opnieuw beleven van emoties
-
-
Een jaar later
-
Luisterend oor Inzetten begeleidingstrajecten
Geleverd aanbod AI -
Professioneel advies Luisterend oor
-
Mensen op het bedrijf: voerleverancier, melkrijder (MKZ), dierenarts, etc. Boekhouder, accountant, bank SEP Veehouderij Boekhouder Accountant SEP Veehouderij
Signalerend -
Benutten voor opvangen van signalen, zie methode SEBA
-
Rol van gemeenten in aansturen en coördineren van begeleiding en hulp Rekening houden met de draagkracht in het gebied voor nieuw beleid. Kort LNV-geheugen: anderen, waaronder LNV zijn nu minder met de crisis bezig. Aandachtspunt: hoe vergaat het de agrariërs en hun gezinnen na de crisis?
-
-
11
Welke aandacht is er binnen de huidige draaiboeken voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp? In de hand- en draaiboeken is nauwelijks tot geen aandacht voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. Zij focussen op de veterinair-technische maatregelen noodzakelijk voor de beheersing van de dierziektecrisis. Welke leemtes/manco's zijn er in de huidige draaiboeken? Hoe zijn deze te ondervangen? - De samenstelling van regionale crisisstaf, klankbordgroep en basisoverleg. Hierin ontbreken relevante organisaties en instanties die sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale zorg kunnen bieden. - Het onderhouden van relevante externe crisisrelaties en netwerken in de normale fase, als onderdeel ook van crisispreparatie. Organisaties en instanties die sociaalemotionele begeleiding en psychosociale hulp bieden maken geen deel uit van deze relaties en netwerken. - Communicatie naar organisaties en doelgroepen. In de opsommingen van organisaties en doelgroepen ontbreken reguliere en agrarische hulpverlenende organisaties. Zij worden niet genoemd als apart te informeren doelgroep en bij maatregelen en adviezen wordt niet ingespeeld op door deze organisaties te treffen voorbereidingen (beschikbaarheid en bereikbaarheid regelen). - De opleiding en training van LNV-medewerkers, zowel van crisismanagers als veldmedewerkers. In opleidingsplannen en trainingen aandacht besteden aan het onderkennen en omgaan met sociaal-emotionele problemen en de houding en attitude die dit vraagt van medewerkers. - Benodigde competenties bij LNV-medewerkers betrokken bij de crisisbestrijding. Dit betreft met name empathisch vermogen. Daarnaast ontbreekt op dit moment interdepartementale en intradepartementale afstemming op het vlak van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. In de hand- en draaiboeken staat onvoldoende aangegeven wie de hulpverlening op gang brengt en aanstuurt. Dit betreft zowel de afstemming tussen LNV en VWS als de afstemming tussen centrale en regionale beleidsdirecties. Welke algemene en welke concrete verbeteringspunten zijn te benoemen voor wat betreft sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp? Algemene aandachtspunten Verantwoordelijkheid voor acute hulp en nazorg Het ministerie van LNV richt zich tot nu toe bij de bestrijding en beheersing van dierziektecrises op de veterinair-technische aspecten. De impact van de getroffen maatregelen reikt verder: levensomstandigheden van agrarische gezinnen worden ingrijpend getroffen en verstoren de gemoedsrust van zowel getroffenen als betrokken LNV-medewerkers 1. Beide groepen kunnen dientengevolge in sociaalemotionele problemen geraken, die in sommige gevallen zodanig verergeren dat psychosociale hulp noodzakelijk is. LNV dient oog te hebben voor deze sociaal-emotionele en psychosociale problemen die kunnen ontstaan ten gevolge van het uitbreken van een dierziektecrisis en dient haar verantwoordelijkheid in deze te nemen. Aandachtspunt is hoever deze verantwoordelijkheid voor het treffen van begeleiding en hulp reikt, tijdens en na de crisis. Met name op het vlak van nazorg is dit nog niet scherp in beeld en hierop is nog geen beleid geformuleerd. Aansturing en afstemming hulpverleningsketen Om passende sociaal-emotionele begeleiding psychosociale hulp te bieden dient nagedacht te worden over de gewenste hulpverleningsketen. Hoe ziet deze eruit en wie zet de keten in gang. Daarbij is oog nodig voor wat passend is voor de agrariër en zijn gezin en voor LNV. 1
In deze inventarisatie is de problematiek van LNV-medewerkers buiten beschouwing gelaten.
12
Expertisecentrum LNV
Aandachtspunten daarbij zijn: - Er kan onderscheid gemaakt worden maken tussen “lichte” en “zware” problemen, de scheidingslijn tussen sociaal emotionele problemen en psychosociale problemen is niet zo gemakkelijk te trekken maar belangrijk is oog hebben voor sociaal-emotionele begeleiding, en door kunnen verwijzen in geval psychosociale hulp noodzakelijk is. - Het blijkt dat de agrarische bevolking niet gemakkelijk te bereiken is door de reguliere hulpverlening. Dit vraagt aandacht bij het “matchen” van hulpvraag en aanbod. - De hulpverleningsketen kent een agrarische en een reguliere hulpverleningscomponent. Bij “agrarisch” kan gedacht worden aan de begeleiding en hulp door SEP Veehouderij, THD-A, ZOB, initiatieven van regionale landbouworganisaties. Bij “regulier” gaat het om de begeleiding en zorg door huisartsen, dominees en pastores, algemeen maatschappelijk werk, GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en RIAGG. Het project SEBA is een initiatief van het AMW, maar richt zich specifiek op agrariërs en kent een niet-reguliere benadering. - De hulpverleningsketens GHOR en PSHOR (Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) worden geactiveerd/opgeschaald bij rampen, en niet bij dierziektecrises. Daar tegenover staat dat er wel degelijk een behoefte bestaat aan begeleiding en hulp door o.a. huisartsen en AMW en in acute situaties ook door het RIAGG. LNV en VWS dienen te onderzoeken wat er wel en niet gerealiseerd kan worden op dit vlak ten tijde van een dierziektecrisis. O.a. moet onderzocht worden of de rampenstructuur ten tijde van dierziektecrisis in werking kan worden gezet. - Bij VWS bestaat wel een behoefte om meer zicht te krijgen op de agrarische hulpverlening en het daarbij horende netwerk. Voor LNV is het belangrijk om in de normale fase aandacht te besteden aan onderhoud van dit netwerk. - De aansluiting tussen het agrarische circuit en de reguliere hulpverlening is al niet optimaal in normale situaties. In crisissituaties wordt dit problematisch. - LNV en VWS dienen in gezamenlijk overleg helderheid te creëren wie wanneer initiatieven neemt om de beide ketencomponenten aan te sturen, wie verantwoordelijk is tijdens en na de crisis (dit met oog op monitoring en nazorg). Dit dient vastgelegd te worden in de LNV hand- en draaiboeken. Optimaliseren agrarische begeleiding en hulpverlening Tijdens de vogelpest crisis is er aanbod geweest vanuit SEP Veehouderij, THD-A, landelijke en regionale landbouworganisaties. In de hand- en draaiboeken is niet vastgelegd welke organisaties, wanneer ingeschakeld worden en welke rol zij potentieel kunnen vervullen. Dit geldt specifiek in relatie tot de RCC/RIC structuur (de begeleiding door SEP-medewerkers voor geruimde boeren) en de rol van de THD-A ten opzichte van LNV-loket en RIC namelijk een luisterend oor en informatielijn voor breed publiek. De continuïteit van begeleiding en hulp door bijvoorbeeld THD-A, SEP Veehouderij is een aandachtspunt aangezien beide organisaties deels op (LNV-)projectsubsidies draaien. Dit geldt ook voor het project SEBA (VWS-projectsubsidies), Tenslotte is onduidelijk en niet vastgelegd welke rol de agrarische hulpverlening speelt in de nazorgfase. Bovenstaand punt kan ook opgepakt worden in het kader van een bredere discussie over de begeleiding van agrariërs en hun gezinnen in processen van reconstructie en transitie en bedrijfsbeëindiging (zie Vitaal en Samen, Beleidsprogramma LNV 20032007; project Van Crisis naar Kans). Verbeteren en versterken relatie LNV-VWS Tijdens de vogelpest crisis is gebleken dat de werkwijze, taal en cultuur van LNV en VWS niet goed op elkaar aansluiten. Voor beide departementen kan het waardevol zijn zich te verdiepen in elkaars cultuur, de perceptie van crisissen en -management en hoe betere samenwerking gerealiseerd kan worden. Dit kan opgepakt worden in de normale fase, niet-crisistijd.
Expertisecentrum LNV
13
Het sociale gezicht en geheugen van LNV De regionale beleidsdirecties, in het bijzonder de Directies Oost en Zuid, hebben veel ervaring opgedaan met bestrijden en beheersen van dierziektecrises. Ook op het vlak van sociaal-emotionele begeleiding beschikken zij inmiddels over de nodige relaties en netwerken en zij weten deze vlot te mobiliseren en te benutten (ondanks het ontbreken van draaiboekinformatie). Aandachtspunt is in hoeverre de andere regionale directies hiertoe in staat zijn. In de normale fase zouden alle directies kunnen investeren in het aanleggen van een zogenaamde sociale kaart van hulpverlening landelijk en in de regio’s. Het blijkt dat psychosociale problematiek niet alleen het gevolg van een crisis is. Liberalisering van markten, transitie- en reconstructieprocessen, opeenstapeling van wet- en regelgeving kunnen leiden tot psychosociale problemen bij agrariërs en hun gezinnen (“druppel-effect”). LNV dient zich hier meer rekenschap van te geven, met name als beleid neerslaat in oud-crisisgebieden. Het wordt LNV kwalijk genomen als ze (te) snel vergeet dat er crisis was. Binnen LNV is weinig aandacht voor monitoring op dit vlak “Hoe vergaat de agrariërs en hun gezinnen na de crisis”. Dit kan een aandachtspunt zijn in de monitoringsopdracht aan het SCP (Sociaal Cultureel Planbureau met betrekking tot de “Sociale Staat van het Platteland” (zie Vitaal en Samen, Beleidsprogramma LNV 20032007) Concrete verbeterpunten voor draaiboeken Om te voorzien in deze leemtes en manco’s kunnen de handboeken voorzien worden van een hoofdstuk Sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale zorg en kunnen de beleids- en uitvoeringsdraaiboeken op relevante onderdelen aangepast worden met concrete acties. De draaiboeken MKZ en AI zijn heel verschillend van opzet en aard. Het MKZdraaiboek biedt betere aanknopingspunten om acties op te nemen gericht op het opstarten van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp dan het AIdraaiboek. Suggesties ter verbetering van de hand- en draaiboeken zijn: - Toevoegen van regionale hulpverlenende instanties als GGD, RIAGG en AMW aan de bezetting van de regionale crisisstaf. -
Toevoegen van een “deskundige sociaal-emotionele begeleiding ” aan de Klankbordgroep. Dit kan een vertegenwoordiger zijn van een organisatie als SEP Veehouderij, SEBA, AMW.
-
Het aangaan en onderhouden van externe crisisrelaties met VWS, IvP (Insituut voor Psychotrauma), COT (Crisis Onderzoek Team), Stichting Impact.
-
Nagaan van relevante draaiboeken bij collega-departementen en lagere overheden waarin aandacht besteed wordt aan de organisatie van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp.
-
Het aangaan en onderhouden van relaties met agrarische en reguliere hulpverlenende organisaties op provinciaal en regionaal niveau zoals SEP Veehouderij, SEBA, THD-A, AMW, verenigingen van huisartsen, kerkelijke instanties in niet crisistijd. Benutten van deze relaties en netwerken ten tijde van crisis.
-
Aangeven welke organisaties over adviseurs en begeleiders beschikken op sociaalemotioneel en psychosociaal vlak en waar en wanneer zij bij de crisis (-organisatie) ingezet worden. Een hulpmiddel daarbij is het bijhouden van een zogenaamde sociale kaart van hulpverlening landelijk en per regio.
-
Telefonische hulpdiensten moeten vlot opgestart worden na het uitbreken van de crisis. Verschillende vormen van telefonische dienstverlening zijn noodzakelijk:
14
Expertisecentrum LNV
voor technische informatie (bijv. LNV-loket), voor te ruimen bedrijven (via RIC-lijn, gekoppeld aan SEP-lijn), voor een luisterend oor voor wie dat maar nodig heeft (THD-A). -
Opnemen klantvolgsysteem RIC. Het klantvolgsysteem zoals dit tijdens de vogelpest is opgezet en heeft gewerkt, dient uitgewerkt te worden in het communicatie-draaiboek.
-
Binnen het opleidingsplan crisismanagement aandacht besteden aan het omgaan met sociaal-emotionele en psychosociale problemen (zowel van eigen medewerkers als getroffenen).
-
Training van de medewerkers van de RVV en AID die de ruiming uitvoeren is belangrijk. Deze training moet niet alleen gericht zijn op technische handelingen, maar ook op communicatie en houdingsaspecten.
Expertisecentrum LNV
15
16
Expertisecentrum LNV
1
Aanleiding en aanpak
Aanleiding en context Binnen het ministerie van LNV is door de directie Kabinet een lijst met actiepunten opgezet ter verbetering van het crisismanagement, mede naar aanleiding van de Mond- en Klauwzeercrisis (MKZ) in 2001. De actiepunten zijn toebedeeld aan de verschillende LNV-directies. Per kwartaal wordt gerapporteerd omtrent de voortgang van de actiepunten. Eén van de actiepunten betrof het "Inventariseren van verbeteringspunten voor de psychosociale hulp en verwerken in het beleidsdraaiboek." Dit actiepunt is toebedeeld aan Directie Landbouw. Het Expertisecentrum LNV is door Directie Landbouw gevraagd een inventarisatie van verbeteringspunten voor de psychosociale hulpverlening te maken en voorstellen te ontwikkelen voor het MKZ-beleidsdraaiboek (en andere dierziekten zoals Klassieke Varkenspest). Hierbij dient ook aandacht te zijn voor hobbydierhouders en burgers voorzover zij hobbydieren hebben (dit betreft deels niet geregistreerde groepen die wel te maken kunnen hebben met ruimingsmaatregelen)2. In december 2002 is een projectgroep opgestart. Deze groep heeft zich in eerste instantie gericht op het inventariseren en nagaan van de behoefte en het aanbod van psychosociale hulp. Eind februari, begin maart 2003 is er Aviaire Influenza, ofwel vogelpest uitgebroken in Nederland. In overleg met de opdrachtgevers is geconstateerd dat het wenselijk is ook leerpunten naar aanleiding van de meest recente vogelpestcrisis mee te nemen in de inventarisatie en de op te stellen aanbevelingen. De projectgroep heeft per april 2003 een doorstart gemaakt waarbij de leerervaringen in het kader van vogelpest uitdrukkelijk meegenomen worden en doorvertaald zullen worden naar verbeterpunten ten behoeve van de verschillende draaiboeken crisismanagement dierziekten. Probleemstelling (doel en vragen) Doel: De inventarisatie richt zich op het in kaart brengen van verbeteringspunten voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp3 van agrarische ondernemers en hun gezinnen tijdens en na dierziektecrises4. Te beantwoorden vragen: 1. Wat wordt verstaan onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp? 2.
Welke subgroepen getroffen agrarische ondernemers zijn te identificeren?
3.
Welke problemen op het sociaal-emotionele en psychosociale vlak ervaren de onderscheiden groepen van ondernemers tijdens en vlak na het uitbreken van een dierziektecrisis?
4.
Aan wat voor begeleiding en hulp is behoefte bij de verschillende groepen ondernemers gedurende de verschillende stadia van de crisis?
2
Dit is onderzocht door een EC-LNV projectgroep onder leiding van L. Treep. Naar aanleiding van de eerste gesprekken blijkt “psychosociale hulp” een te zware en onvoldoende de problematiek dekkende term, zie uitleg in hoofdstuk 2. Dit is de reden waarom de oorspronkelijk doel- en vraagstelling verbreed is naar sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. 4 Dit rapport richt zich specifiek op agrariërs en hun gezinnen. De LNV’ers die betrokken zijn bij de bestrijding van een dierziektecrisis zijn niet meegenomen in het onderzoek . 3
Expertisecentrum LNV
17
5.
Hoe zag de geboden begeleiding en hulp eruit ten tijde van de MKZ-crisis (2001)? Welke knelpunten en oplossingen zijn te onderkennen?
6.
Hoe ziet de geboden begeleiding en hulp eruit ten tijde van de vogelpestcrisis (2003)? Welke knelpunten en oplossingen zijn te onderkennen?
Hulpvragen bij vraag 5 en 6 zijn: - Hoe ziet de agrarische hulpverlening er uit (structuur en inhoud)? - Hoe ziet de reguliere hulpverlening eruit (structuur en inhoud)? - Hoe waren en zijn agrarische en reguliere hulpverlening op elkaar afgestemd? - Welke collega-departementen zijn betrokken bij het verlenen van sociaalemotionele begeleiding en psychosociale hulp? - Zijn taken, rollen en verantwoordelijkheden op het vlak van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulpverlening voldoende duidelijk en op elkaar afgestemd? - Welke coördinatie vond plaats? 7.
Welke aandacht is er binnen de huidige draaiboeken voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp.
8.
Welke leemtes/manco's zijn er in de huidige draaiboeken? Hoe zijn deze te ondervangen?
9.
Welke algemene en welke concrete verbeteringspunten zijn te benoemen voor wat betreft sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp?
Aanpak Om antwoord te kunnen geven op bovengenoemde vragen, heeft de projectgroep de volgende werkwijze gehanteerd. a. Literatuuronderzoek. Inzichten zijn verkregen uit rapportages als Veerkracht (Alterra), MKZ-ateliers (WURC), advies van het Instituut voor Psychotrauma (IvP), andere rapportages van ondermeer de Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs (THD-A), Regionaal Diensten Centrum kerken, Platform MKZ, verslagen van bijeenkomsten betrokken hulpverleners e.a. b. Interviews. De bevindingen uit de literatuur zijn aangevuld met interviews met betrokkenen, binnen en buiten LNV. In bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van de geïnterviewde personen. c. Bestuderen van de huidige draaiboeken. Het bestuderen van de huidige draaiboeken maakt duidelijk welke afspraken er op dit moment zijn vastgelegd rondom sociaal emotionele begeleiding en psychosociale hulp voor agrariërs en hun gezinnen. d. Formuleren van verbeterpunten. Op basis van de bevindingen uit de literatuur, de interviews en de draaiboeken kunnen verbeterpunten worden geformuleerd ten aanzien van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat nader in op wat onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp kan worden verstaan en hoe de hulpvraag varieert afhankelijk van de situatie van de betrokken ondernemers en fase van de crisis. Hoofdstuk 3 belicht de geboden begeleiding en hulp ten tijde van crises, resp. de MKZ-crisis in 2001 en de AI-crisis van 2003. Hoofdstuk 4 omschrijft de stand van zaken in de huidige beleidsdraaiboeken. In hoofdstuk 5 worden aandachts- en verbeterpunten benoemd voor de verschillende LNV-crisesdraaiboeken. De rapportage sluit af met bijlagen: een actorenkaart (tevens afkortingenlijst), overzicht van relevante organisaties, overzicht LNV-draaiboeken, lijst met geraadpleegde literatuur en overzicht geïnterviewden en bijgewoonde gesprekken.
18
Expertisecentrum LNV
2
Sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp: een verkenning en afbakening
Dit hoofdstuk gaat in op sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. Wat wordt daar in de literatuur en in de praktijk onder verstaan? Op welke manier hangt de hulpvraag samen met de situatie van de ondernemer en de fase van de crisis? Welke problemen ervaren ondernemers in de verschillende crisisfasen? Dit hoofdstuk is daarmee een verkenning van begrippen en gaat niet in op de daadwerkelijk geboden hulp ten tijde van de MKZ en de vogelpest (zie hoofdstuk 3).
2.1
Wat wordt verstaan onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp?
Om antwoord te geven op de vraag wat verstaan wordt onder sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp is het goed om daarmee samenhangende begrippen nader te omschrijven. De vooronderstelling is dat dergelijke begeleiding en hulp nodig zijn in geval van problemen die ontstaan door het uitbreken van dierziekten en de bestrijding daarvan. Problemen Probleem: “een discrepantie tussen een bestaande en gewenste toestand ” Sociaal probleem: “levensomstandigheden die een aanzienlijk aantal leden van de maatschappij op een als ongewenst beschouwde manier raken en waaraan men meent door gezamenlijke actie iets te kunnen en te moeten doen (naar de Jager en Mok, 1989)” Hoe men zich bewust is van bepaalde bestaande verschijnselen en hoe men deze verschijnselen ervaart en beoordeelt, verschilt van individu tot individu, en van groep tot groep. Dit is afhankelijk van de positie/situatie waarin men zich als individu of als groep bevindt. Emotionele problemen Emotie: gemoedsbeweging, (plotselinge) ontroering; emotioneel: zeer vatbaar voor ontroeringen; gemoedsbeweging: verstoring van de gemoedsrust als gevolg van sterke indrukken of aandoeningen; gemoed: het binnenste van de mens als zetel van zijn geestelijk gevoel, zin neigingen, hartstochten en stemmingen. (van Dale woordenboek, 1984) Bij psychische problemen gaat het om hetgeen in ons gebeurt bij het waarnemen, voelen, voorstellen, denken, kennen, streven, willen en andere functies (Vellenga, 1993). Het gaat om die problemen die een weerslag hebben op ons innerlijke. In de startfase van het onderzoek hanteerden wij begrippen als psychosociale problemen en trauma. Al ras bleek dit “zware terminologie” en niet altijd dekkend voor de problemen en hulp die het betrof. Met name het Instituut voor Psychotrauma (IvP, voor de lijst met afkortingen, zie bijlage 1) bracht hier relativering in aan. Daarnaast bleken begrippen als sociaal-emotionele en psychosociale problemen door elkaar gebruikt te worden in het dagelijks spraakgebruik. Reden om na te gaan welk Expertisecentrum LNV
19
onderscheid te maken valt, welk onderscheid relevant en hanteerbaar is. Er is sprake van een glijdende schaal met sociaal-emotionele problemen aan de ene kant en psychosociale problemen aan de andere kant. Veeleer is er eerst sprake van een “technisch” probleem met een sociaal-emotionele dimensie en afhankelijk van de persoon en zijn/haar situatie kan dit probleem verergeren tot een psychosociaal probleem. Psychosociale problemen hebben vaak een langere periode van opbouw en er liggen vaak meerdere problemen aan ten grondslag, waarbij het laatste probleem de bekende druppel is. Begeleiding of hulp Bij de “lichtere” sociaal-emotionele problemen is begeleiding op zijn plaats, veelal is de betrokkene in staat zelf zijn of haar probleem op te lossen met wat ondersteuning in de vorm van een gesprek en een luisterend oor. De “zwaardere” psychosociale problemen vragen om stevige aandacht, ondersteuning en hulp omdat men het niet zelf kan oplossen. Begeleiding wordt veelal verleend door eerste-lijns werkers als huisartsen, pastoraal werkers en maatschappelijk werkers. Hulp wordt verleend door tweede-lijns werkers als psychiaters, psychologen en psychotherapeuten. Naast het onderscheid eerste-lijns/tweedelijns kan ook onderscheid gemaakt worden tussen informele en formele hulp en vrijwillige en professionele hulp. Waarbij de indeling niet elkaar uitsluitende categorieën betreft: informele hulp is vaak door vrijwilligers, professionals worden meestal via het formele circuit ingeschakeld. Informele hulp komt van buren, kennissen, familie, vrijwilligers betrokken bij de THDA (Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs) en ZOB (Zelforganisatie Bedrijfsbeëindigers). Zij bieden vaak een luisterend oor en de hulpvrager kan zijn verhaal kwijt. De formele hulp wordt geboden door instanties zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), de Regionale Instelling voor Ambulante geestelijke gezondheidszorg (RIAGG) en Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en het Sociaal Economisch Plan Veehouderij (SEP). Dominees, pastores en huisartsen verlenen vanuit hun professie hulp, maar omdat zij vaak zeer dichtbij mensen staan komt hun hulp informeel over. De benadering van “boerenkringen” biedt inzicht wie wanneer in beeld komt bij het bieden van hulp. Uitgangspunt is dat rondom een boer en zijn gezin zich meerdere denkbeeldige kringen van mensen bevinden (De Jong et al., 2000). De eerste laag om de boer is de familie, vrienden, buren, dorpsgenoten en collega’s. De tweede kring is de huisarts en de pastoor/dominee. De derde kring is de boekhouder, dierenarts, adviseur, voorlichter, voerleverancier, bedrijfsverzorger en melkrijder. De vierde kring is de ZOB en de THD-A. De vijfde kring is het RIAGG en het AMW, maar ook het SEP Veehouderij. (De Jong et al., 2000) Hoe dichter iemand bij de boer en zijn gezin staat hoe eerder verschillen in gedrag opgemerkt worden. Het kan echter moeilijk zijn om dit zelf ter sprake te brengen. Wel kan gezegd worden dat de boer eens met de huisarts of dominee moet praten. Deze kunnen dan de verwijzing naar anderen maken. De echte professionele hulpverlening zoals AMW en RIAGG staan zeer ver van de boer weg. Hiertussen zal dan ook moeilijk contact komen. SEBA (een project van het maatschappelijk werk in Noord Limburg, zie bijlage 2) en SEP Veehouderij staan gevoelsmatiger dichter bij agrariërs dan het AMW. SEBA heeft met hun aanpak de afstand verkleind en komt in de derde kring terecht, omdat ze vaak contact met boeren hebben en weten wat er in boerengezinnen afspeelt. SEP Veehouderij staat ook in de derde kring omdat de SEP-adviseurs voorlichters zijn. De kerken staan buiten het circuit van professionele hulpverlening, terwijl zij bij de rampen in de laatste tijd een belangrijke rol hebben gespeeld. Voor gelovigen zijn ze laagdrempelig, het kerkgebouw kan een opvangcentrum zijn waar mensen een luisterend oor hebben, een schouder om tegenaan uit te huilen en een gesprek
20
Expertisecentrum LNV
aangaan met slachtoffers. Daarnaast is er de pastorale zorg van huisbezoek, lotgenotengroep, herdenkingsmomenten en bieden zij een netwerk (Ruff, 2002). Ook agrarische netwerken en regionale afdelingen van LTO-Nederland spelen een rol. Zij verlenen ook een luisterend oor en kunnen hulpvragers doorverwijzen naar officiële instanties. De huisartsen zijn wel opgenomen in de professionele hulpverlening, maar net als de pastoraal werkers zijn ze vaak zelfstandig en werken ze autonoom.
2.2
Welke categorieën van getroffen agrarische ondernemers zijn te identificeren?
Afhankelijk van hun situatie, persoonskenmerken, beleving en de crisisfase reageren ondernemers en hun gezin verschillend op een probleem als uitbraak van een dierziekte. De reactie bepaalt tevens de hulpvraag. Ter illustratie belichten we verschillende typen bedrijfssituatie, persoonskenmerken, beleving en crisisfasen. Bedrijfssituaties bevindt het bedrijf zich in start-, bloei- of afbouwfase; de grootte van het bedrijf (betreft het een hoofd- of neventak); is het bedrijf rechtstreeks getroffen (besmet of bevindend in gebied dat geruimd wordt) of indirect getroffen; al eerder getroffen door een crisis; de financiële situatie van het bedrijf. Persoonskenmerken stressbestendigheid; copingstrategieën (wijze waarop mensen problemen hanteren, het gaat hierbij om zowel de belevingskant als het handelen); levenservaring; referentiekader (zingeving en levensbeschouwing, waarden en normen); leeftijd (kinderen, jongeren, jongvolwassenen, ouderen); sekse (man, vrouw); persoonlijke leefsituatie (wel/niet een stabiele relatie, ziekte en arbeidsongeschiktheid); gezinsfase. Belevingskant virus geconstateerd; zal het mij raken; ben ik verdacht bedrijf of niet; vallend binnen ruimingszone; vallend binnen toezichtgebied; kan ik straks doorstarten of niet. Crisisfasen Hierbij zijn verschillende indelingen mogelijk. LNV maakt uit oogpunt van dierziektecrisisbestrijding onderscheid in: normale fase; aandachtsfase; verdenkingsfase; crisisfase; fase van buitengewone omstandigheden; afbouwfase
Expertisecentrum LNV
21
In hulpverleningskringen maakt men onderscheid naar: eerste fase: uitbreken van de ramp/crisis, tweede fase: het bedrijf wordt geruimd, derde fase: het bedrijf ligt stil, vierde fase: het bedrijf start weer op, vijfde fase: een jaar later. Het moge duidelijk zijn dat een jonge, pasgestarte ondernemer met een bedrijf vallend in de ruimingszone een andere hulpvraag zal hebben dan een oudere ondernemer zonder opvolger die al bezig is met de afbouw van zijn bedrijf, ook in de ruimingszone. Hoe wordt met de problemen omgegaan? Allereerst gaat het daarbij om hoe een individu problemen hanteert: welke strategie volgt men. Belangrijk is de mogelijkheid om ervaringen met anderen te delen en steun te zoeken. Daarnaast gaat het erom hoe derden (directe omgeving, familieleden, hulpverleners, adviseurs) reageren op problemen en daaruit voortvloeiende hulpvragen. Afhankelijk van karakter en aard van de persoon beleeft men problemen meer of minder intensief. Bepaald ook mede of en hoe problemen geuit worden. Gevoelde en getoonde emoties hangen af van de fase van het verwerkingsproces waarin iemand zich bevindt. Uitingen zijn o.a.: ontstaan van spanningen in het gezin, in een groep van boeren en boerinnen (collega’s en buren); ontstaan van gedragsveranderingen; in een identiteitscrisis raken; krijgen van een depressie; zich in de steek gelaten voelen; zich slachtofferig gaan opstellen; de schuld bij anderen leggen; manifestatie tegenover derden (steun of advies vragen, op zoek gaan naar en luisterend oor). Complicerende factor is dat de mentaliteit in de agrarische sector zodanig is dat men liever zelf problemen oplost en geen hulp vraagt. Ook blijkt de afstand tussen de reguliere hulpverleners en de agrarische wereld groot te zijn (De Jong, 2000; Van Zwieten, 1994).
2.3 In -
Welke problemen ervaren ondernemers in de verschillende crisisfasen?
dit geval gaat het om problemen die ontstaan door het uitbreken van dierziekten: specifieke dierziekten die vragen om grootschalig ingrijpen door de overheid, ziekten die reguliere bedrijfsprocessen stopzetten, die alle dagelijkse routines doorbreken, die het voortbestaan van bedrijf bedreigen, die sociale consequenties hebben (niet van je bedrijf afmogen, isolement etc.), die emotioneel doorwerken (boosheid, verdriet etc.), die leiden tot grote onzekerheid omtrent toekomstperspectieven van bedrijf en gezin.
Het verloop van de crisis beschrijven wij aan de hand van de crisisfase-indeling zoals die gehanteerd wordt door hulpverleners. Niet elke boer en gezinslid heeft dezelfde hulpvraag zoals in 2.2 al beschreven is. In deze paragraaf zijn per fase een aantal hulpvragen weergegeven zoals ze in de praktijk voorkomen en zoals wij in de interviews gehoord hebben. Deze zijn cursief tussen aanhalingstekens weergegeven.
22
Expertisecentrum LNV
Uitbreken van de ramp/crisis In deze fase is er veel onzekerheid. “Komt de ziekte ook onze regio op, wordt ons bedrijf besmet, wordt ons bedrijf geruimd?” Deze fase kan lang duren. Als het bedrijf in een regio ligt waar geen besmetting heeft plaatsgevonden dan blijft de angst totdat de crisis over is, bestaan. Er is veel behoefte aan goede en duidelijke informatie over vervoersverboden, de grenzen van de afgesloten gebieden, hoe de besmetting verloopt, wat gaat er gebeuren als het bedrijf geruimd gaat worden, hoe is de schadevergoeding geregeld, waar kan men terecht met vragen? Als er ontruimd wordt, komt de volgende fase. Het bedrijf wordt geruimd De onzekerheid is ten einde, maar de ontruiming komt eraan. Het bedrijf wordt overgenomen door anderen. “Je eigen invloed op het bedrijf houdt op. De dieren verdwijnen en het wordt stil op het erf. Dit is vaak een emotioneel moment. De boerderij houdt op “te bestaan”, er is geen leven meer. Hoe ga je met de kinderen om, hoe vertel je het ze?” De hulpvragen zijn: “Wat gaat er gebeuren, hoe vindt de ruiming plaats, wat gebeurt er met het bedrijf, waar kan ik terecht met mijn vragen en waar kan ik terecht met mijn verhaal en emoties?”. Het bedrijf ligt stil Enkele weken nadat de ruiming achter de rug is, dringt vaak pas echt het besef door wat er is gebeurd en komt de vraag hoe het verder moet. Het bedrijf ligt niet alleen stil, maar het is ook letterlijk stil op het bedrijf. De dierengeluiden zijn verdwenen, de aanloop van voerleverancier, melkophaler, vertegenwoordiger is er niet meer. Emotionele problemen kunnen ook later pas naar boven komen. Een belangrijke eerste stap naar een perspectiefvolle toekomst is het verwerken van wat gebeurd is. De hulpvraag komt meestal niet van de man/ondernemer, maar van de vrouw/partner. De vrouwen zorgen eerst voor hun gezin en hun hulpvraag komt dan meestal zo’n vier maanden na de ruiming. De vrouwen geven vaak als eerste aan dat er iets mis is. De mannen hebben wel eerder met problemen te maken, maar geven dit niet toe. De man vlucht weg in de stal (“spaargedrag”, de ander niet willen belasten met zijn probleem). De communicatie tussen de partners valt stil en daardoor raken ze in een isolement. Er is een ander soort onzekerheid. Ook kunnen problemen die in het verleden speelden weer naar boven komen, evenals de emoties . De hulpvragen zijn: “Hoe moet het verder met het bedrijf en het gezin, hoe lang gaat dit duren, kan ik het financieel overleven, kan ik nog wel boer blijven, als wij stoppen wat moeten wij dan gaan doen en hoe ziet ons leven er dan uit, waar kan ik met mijn verhaal terecht.” Ook komt de vraag op “Kan ik nog wel een ontruiming aan?”. Het bedrijf start weer op Alle spanningen van een op te starten bedrijf komen nu op. De zorgen richten zich nu op het bedrijf. De vragen die leven zijn: “Zullen deze beesten het net zo goed doen als de vorige? Zal alles weer goedkomen? Komen de toegezegde vergoedingen er wel?” En verder wordt de routine weer opgepakt. Een jaar later Alle perikelen zijn voorbij. Het bedrijf draait weer, de beesten doen het goed en de routine is weer in orde. Het is tijd voor een terugblik. De spanningen kunnen weer naar boven komen, tijdens de drukte van het opstarten waren ze onderdrukt. De aandacht is verslapt, de omgeving weet niet meer waar je het over hebt. De hulpdiensten zijn weer gestopt en voor problemen ben je aangewezen op het normale circuit. Agrariërs praten niet over hun problemen en zeker niet tegen buitenstaanders. Achterliggende problemen Tijdens alle fasen spelen een aantal angsten.
Expertisecentrum LNV
23
“Deze crisis is echt de limit!” is een veel gehoorde reactie van gezinnen naast de volgende: “alles uit de vorige crisis komt nu weer naar boven”; “nu komt onze nachtmerrie uit (vorige keer ging het net goed, nu worden we echt geruimd)”, “financieel kunnen we misschien wel opstarten, maar ik weet niet of ik dit emotioneel nog trek”. Verder speelt de angst dat de vogelpest weer terug komt heel erg mee. Een heel reële angst. MKZ leek nog een incident, maar nu is het een ander gevoel. Ook jonge boeren stoppen ermee, ze hebben geen zin om te gaan leven met de angst om af en toe geruimd te gaan worden. Dus zullen er hoogst waarschijnlijk minder overnames plaatsvinden, zoals ook na de MKZ gebeurde. Nu gaat ook zichtbaar worden: versnelde beëindiging van bedrijven. Behoeften aan hulp Uit de hulpvragen blijkt dat er veel behoefte is aan: informatie; empathie; erkenning; ruimte om het verhaal kwijt te kunnen, een luisterend oor; acute hulp; adviezen op financieel, economisch vlak; duidelijkheid; zekerheid voor de toekomst.
2.4
Samenvattend
Bij een sociaal emotioneel probleem ervaren mensen een discrepantie tussen een bestaande en gewenste toestand, waarbij er een verstoring optreedt van hun emotionele gemoedsrust. Bij psychosociale problemen spreken we over zwaardere problemen die een sterke weerslag hebben op het innerlijk van mensen. In de hulpverleningspraktijk spreekt men over een glijdende schaal, met sociaal emotionele problemen aan de ene kant en psychosociale problemen aan de andere kant. Kenmerkend voor psychosociale problemen is dat ze een langere periode van opbouw kennen, er meerdere problemen aan ten grondslag liggen en de spreekwoordelijke druppel de emmer doet overlopen. Voor sociaal-emotionele problemen is begeleiding nodig. Deze wordt vooral informeel en op vrijwillige basis geboden door familie, buren, vrienden en vrijwilligers van organisaties als THD-A en ZOB. Daarnaast vindt begeleiding plaats door professionals uit de eerste lijn zoals huisartsen, dominees, pastores, maatschappelijk werkers, medewerkers SEP Veehouderij. Bij psychosociale problemen is begeleiding niet genoeg, en is specifieke hulp nodig. In Nederland wordt deze geleverd door de tweede lijnszorg. Deze tweede lijn bestaat uit psychologen, psychiaters en psychotherapeuten (bijvoorbeeld van het RIAGG). Nota bene: In het spraakgebruik worden de begrippen sociaal-emotioneel en psychosociaal wel door elkaar gebruikt. Bovenstaande omschrijving laat echter zien dat er een relevant en hanteerbaar onderscheid te maken valt. De hulpvraag van agrariërs en hun gezinnen is afhankelijk van de crisisfase, de bedrijfssituatie, persoonskenmerken en de wijze waarop men het beleeft en de problemen uit. Er is behoefte aan informatie, empathie, erkenning, ruimte om het verhaal kwijt te kunnen, een luisterend oor, acute hulp, adviezen (financieel, economisch), duidelijkheid en zekerheid voor de toekomst. Belangrijk is dat begeleiders en hulpverleners goed inspelen op de hulpvrager met oog voor de taal, wereld en cultuur van de hulpvrager. Bekend is dat de afstand tussen de reguliere hulpverleners en de agrarische wereld groot is. Complicerende factor daarin is dat de mentaliteit in de agrarische sector zodanig is dat men liever zelf problemen oplost en geen hulp vraagt.
24
Expertisecentrum LNV
3
Begeleiding en hulp tijdens de MKZ- en de Vogelpest-crisis
Welke hulp en begeleiding werd tijdens de MKZ crisis en de vogelpestcrisis geboden aan boeren en hun gezinnen? Welke organisaties bieden deze hulp? Wat werkt, wat niet? Hoe verliep de coördinatie tussen betrokken organisaties? Wat deed LNV zelf? Dit hoofdstuk gaat in op deze vragen. Eerst staat de MKZ crisis centraal, vervolgens de vogelpestcrisis. Met enkele concluderende opmerkingen wordt dit hoofdstuk afgesloten. Het hoofdstuk is gebaseerd op interviews, verslagen van bijeenkomsten en literatuur.
3.1
MKZ 2001
Informele hulp: familie, buren en vrienden en de kerken Tijdens de MKZ crisis hebben agrariërs en hun gezinnen veel steun, zoniet de meeste, gekregen vanuit informele kring. Uit een enquête onder 250 getroffenen in de entdriehoek Zwolle-Apeldoorn-Deventer blijkt dat boeren en hun gezinnen vooral steun kregen van familie, buren, vrienden en kerken (Boerderij, 11-12-2001). Hoogstwaarschijnlijk is dit in de andere MKZ-gebieden ook het geval geweest. Tijdens de MKZ crisis waren veel bedrijven volledig geïsoleerd van de omgeving,vanwege de getroffen crisis bestrijdingsmaatregelen. Dit betekende dat mensen hun bedrijf niet op of af konden en geen bezoek konden ontvangen. Telefonisch contact en steun uit de naaste omgeving was toen heel belangrijk. Veel boeren in de getroffen MKZ gebieden zijn kerkelijk en hebben gedurende de crisis veel hulp vanuit de kerken ontvangen. Deze hulp bestond uit telefoontjes en bezoeken van dominees, pastores en kerkgenoten aan getroffen gezinnen. Ook werden er netwerken en telefooncirkels opgezet om met boeren in contact te blijven en te zorgen dat ze hun verhaal kwijt konden. In Oene hebben vrijwilligers praktische ondersteuning gegeven aan boeren bij de taxatie en de ruimingen. Eén van de kerken in het gebied heeft gezorgd voor een minimuminkomen gedurende een paar maanden voor leden die na de ruiming geen cent meer hadden. (Veerkracht, p. 16.) De kerken kunnen vaak een beroep doen op mensen die actief zijn in de gemeente, en op mensen die actief zijn binnen de werkgroepen ‘kerken en landbouw’ of ‘kerken en levensbeschouwing’. In deze laatstgenoemde netwerken ontmoeten deskundigen uit kerken en uit de landbouw elkaar. Tijdens de MKZ crisis zijn deze netwerken snel gemobiliseerd en hebben bijvoorbeeld bijeenkomsten georganiseerd voor dominees en pastores over de situatie. Niet in iedere regio is de rol van de kerk even groot, dit is uiteraard afhankelijk van het aantal gelovige agrariërs in het gebied. De Gelderse Vallei kent verschillende, hechte kerkgenootschappen. Deze kerken zijn autonoom en het zijn tevens vrij gesloten circuits. De kerken op de Veluwe hebben ook een eigen maatschappelijk werk, het Protestants Christelijk Maatschappelijk werk. De agrarische hulpverlening: het SEP Veehouderij, GLTO/ZLTO en de THD-A Wat betreft de agrarische hulpverlening zijn tijdens de MKZ in ieder geval twee organisaties actief geweest, te weten het SEP Veehouderij en de THD-A. Ook belichten we kort de GLTO.
Expertisecentrum LNV
25
SEP - MKZ Het SEP Veehouderij staat voor Sociaal Economisch Plan Veehouderij en werd in 2000 gestart als onderdeel van het flankerend mestbeleid. Inmiddels hebben ruim 10.000 veehouders en hun gezin de afgelopen drie jaar gebruik gemaakt van de door LNV gesubsidieerde diensten van SEP Veehouderij. Ook SEP – MKZ is gefinancierd door LNV. Tijdens de MKZ ondersteunden SEP adviseurs, door middel van individuele begeleiding en groepsgesprekken, ondernemers en hun gezinnen bij de verwerking van de ruiming en het ontwikkelen van een toekomstperspectief. De individuele begeleiding bestaat uit een MKZ gesprek en een opstart plan of een beëindigingsplan. In de begeleiding is uitdrukkelijk aandacht besteed aan de zowel de psychosociale gevolgen van de ruiming voor alle gezinsleden als aan de bedrijfsmatige consequenties van de ruiming. De groepsbijeenkomsten waren in het begin vooral gericht op sociaal emotionele aspecten. Later werden ze meer bedrijfsgericht. Analoog aan het reguliere SEP project is de feitelijke uitvoering gedaan door adviseurs van verschillende adviesorganisaties zoals LTO Advies, DLV en accountantsbureaus. Deze adviseurs zijn speciaal geselecteerd op het kunnen omgaan met zowel sociaal emotionele problematiek als bedrijfsmatige vragen. In totaal zijn 565 MKZ individuele aanvragen uitgevoerd in vier verschillende gebieden. Hiermee is 42% van de geruimde veehouderijbedrijven bereikt. Daarnaast zijn 60 groepsbijeenkomsten gehouden, voor geruimde bedrijven, besmette bedrijven, boerinnen (12 huiskamerbijeenkomsten en één groepsbijeenkomst). Er zijn bijeenkomsten waarbij de problemen van de heropstart zijn besproken en veeartsen adviezen gaven en een grote bijeenkomst voor de kalverhouderij (225 mensen). Het SEP Veehouderij koos voor een actieve en persoonlijke benadering van veehouders en hun gezinnen. Deze werkwijze wordt verder toegelicht in het stuk over de SEP activiteiten tijdens de vogelpest. Overige activiteiten van het SEPVeehouderij Het SEP Veehouderij heeft contacten onderhouden met lokale initiatieven, uit bijvoorbeeld het bedrijfsleven (LTO), kerken, gemeenten of (lokale) vertrouwenspersonen van banken, veevoerhandelaren enz. In het begin van de MKZ crisis hebben in Gelderland de vrijwilligers voor de hulpverlening gezorgd. Mede met hulp van SEP Veehouderij zijn daar tijdelijke regionale steunpunten ingericht. Vanuit deze steunpunten: is ondersteuning gegeven aan vrijwilligers; zijn de initiatieven in het betreffende gebied gecoördineerd; werd het SEP-MKZ programma uitgevoerd, inclusief de bijeenkomsten. SEP Veehouderij heeft regelmatig overleg gehad met LNV, provincies, gemeenten, LTO en de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) over aanpak en werkwijze. Tot slot heeft het SEP voorlichting gegeven via nieuwsbrieven. De GLTO en de ZLTO Tijdens de MKZ crisis heeft de GLTO een telefonische hulpdienst opgezet voor getroffen veehouders en hun gezinnen. Deze heeft in totaal 9 weken verlenging gekregen, totdat de telefonische hulpdienst van het SEP Veehouderij operationeel was. De GLTO heeft tijdens de crisis nauw contact gehad met LNV en SEP. De ZLTO heeft een eigen pastoraal werker in dienst. Deze is actief geweest tijdens de MKZ. Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs, THD-A De belangrijkste doelstelling van de THD-A is het bieden van telefonische hulpverlening aan mensen uit de agrarische sector. De wederzijdse anonimiteit van de bellen en de vrijwilliger blijkt een belangrijk element in de gevoerde gesprekken. Daarnaast is het signaleren van de specifieke psychosociale problematiek in de agrarische sector en het doorspelen van deze signalen naar kerkelijke- en maatschappelijke organisaties, overheidsinstellingen en de sectorale vakgroepen een 26
Expertisecentrum LNV
belangrijke doelstelling. (Jaarverslag Telefonische Hulp- en Dienst Verlening Oost Nederland 2001). De THD-A heeft het tijdens de MKZ-crisis zeer druk gehad. Tussen 22 maart en 22 mei zijn 3463 gesprekken gevoerd die rechtstreeks betrekking hadden op de MKZ crisis. De telefoontjes kwamen uit heel Nederland, variërend van boeren en hobbyboeren tot buitenstaanders. Tijdens de eerste weken van de MKZ crisis hadden bellers behoefte aan informatie over wat wel en niet toegestaan was in en rond de besmette gebieden. Vragen richtten zich op het vervoer van dieren, het bezoeken van bedrijven, het houden van hobbydieren, deelnemen aan activiteiten, etc. Vrijwel ieder gesprek was emotioneel geladen. De combinatie van informatieve vragen en het uiten van emoties bleek heel belangrijk in deze crisis. Daarnaast belden mensen om hun medeleven te betuigen aan getroffen boeren en hulp aan te bieden. Na een aantal weken veranderde het karakter van de gesprekken. Mensen belden steeds meer om te praten over wat deze crisis bij hen teweegbracht. De gesprekken gingen over hun onmacht en boosheid over de ontstane situatie, angst voor wat er nog komen ging. Mensen stonden voor de keus om opnieuw te beginnen met een nieuwe veestapel of de beslissing te nemen te stoppen met het bedrijf. Naast zakelijke afwegingen die gemaakt moesten worden heeft de MKZ crisis voor agrariërs grote emotionele gevolgen gehad; niet alleen bij de boeren die hun bedrijf moesten ruimen, maar ook voor hen die de dans ontsprongen zijn. (Jaarverslag 2001). Uit alle gesprekken die de THD-A voert (ook de gesprekken buiten de crisisperiode), blijkt het belang van blijvende aandacht voor met name de psychosociale problematiek van agrariërs. De THD-A heeft een gastenboek op internet geopend, waar tijdens de crisis dagelijks berichten binnen kwamen. Het ministerie van LNV is één van de financiers van de THD-A. LNV heeft bijgedragen aan de extra kosten die gemaakt zijn door de THD-A tijdens de MKZ. De reguliere hulpverlening: het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) Het AMW heeft zich in verschillende regio’s actief ingezet tijdens de MKZ-crisis. Bijvoorbeeld door: • het openstellen van een 24 uurs dienst; • het versturen van een brief aan huisartsen, pastores en vrijwilligers uit de kerken. Door middel van deze brief werden ze geïnformeerd over de taken van het maatschappelijk werk, het hulpverleningsaanbod, hoe naar het maatschappelijk werk doorverwezen kan worden; • het verstrekken van Informatie via de radio (ze konden het gebied niet in); • het organiseren van een spreekuur van het RIAGG In een schoolgebouw; • het zichtbaar maken van maatschappelijk werkers tijdens kerkelijke bijeenkomsten. Ondanks de inzet constateert het maatschappelijk werk dat ‘de hulpverlening niet geland is’. Door de manier waarop de organisatie werkt, is het niet mogelijk om bij mensen thuis langs te gaan. Het maatschappelijk werk concludeert dat dit wel nodig is om mensen te kunnen bereiken. Boeren stappen uit zichzelf niet gemakkelijk naar hulpverleners. Ook vanuit kerkelijke kring is bevestigd dat de vraag naar hulp achter bleef bij wat door de hulpverlening aan hulpvragen werd verwacht. Men onderschatte dat de getroffenen vooral hulp zochten van mensen die men kende. In een enkel geval heeft het maatschappelijk werk een medewerker in dienst met als aandachtsveld ‘landbouw’. Eén van deze aandachtsfunctionarissen heeft groepsbijeenkomsten voor vrouwen georganiseerd. Nu, twee jaar na de MKZ crisis, blijken na deze groepsbijeenkomsten, vrouwen ook behoefte te hebben aan een individueel hulpverleningstraject. En LNV zelf? Hoofdstuk 2 geeft aan dat betrouwbare en snelle informatie veel problemen kan voorkomen. De informatie die voor boeren belangrijk is (“val ik binnen de ruimingscirkel”, “wanneer wordt mijn bedrijf geruimd”, “wat mag ik wel en niet doen”) krijgen ze van LNV. Het is daarom van belang ook te kijken wat LNV heeft gedaan tijdens de crisissen.
Expertisecentrum LNV
27
In de communicatie tussen LNV en de agrariërs is tijdens de bestrijding van de MKZ veel misgegaan. Agrariërs hebben het contact met ruimers (RVV’ers en AID’ers) dikwijls ervaren alsof deze de macht over de boerderij overnamen. Boeren hadden soms het gevoel dat ruimers van een andere planeet kwamen, omdat ze de taal van de boeren niet spraken. Ook is vaak opgemerkt dat de ruimers vergaten de menselijke maat te hanteren. Dit heeft geleid tot grote spanningen tussen boeren en ruimers. Ook uit het onderzoek Veerkracht komt naar voren ‘dat de rol die de formele functionarissen hebben gespeeld bij de ruimingen van grote invloed is geweest. De opstelling van LNV-medewerkers en andere officiële betrokkenen hebben veel indruk gemaakt.’ (Veerkracht) Daarnaast zijn bij de ruimingen veel fouten gemaakt en hebben zich vervelende incidenten voorgedaan. In MKZ evaluaties staan voorbeelden van incidenten waar agrariërs pijnlijke herinneringen aan bewaren. Bijvoorbeeld: lekkende kadarverwagens, het dagenlang verzuimen om kadavers op te halen. Ruimingsploegen verschenen zonder voorafgaand bericht op het bedrijf. Of, juist het tegengestelde: agrariërs kregen bericht dat geruimd zou gaan worden, waarvan later bleek dat het bericht fout was. (Boerderij, 11-12-2001 en Veerkracht) Ook in de laatste twee fases van de crisis (opstart van het bedrijf en een jaar later) is veel frustratie ontstaan bij agrariërs over het beleid en over LNV. Het gaat hier om de kortingen, deze werden als extra ‘steek’ ervaren en als zeer onrechtvaardig. Agrariërs voelen zichzelf een grote crimineel. Dit zorgt ervoor dat mensen nog steeds niet toekomen aan het verwerken van de crisis. Snelle afhandeling van de financiën is dan ook een onderdeel van goede hulp en begeleiding. Boter bij de vis is gewenst: snelle uitbetaling scheelt in trauma dat mensen oplopen. Rol Minister Tijdens de MKZ crisis heeft de minister zwaar onder vuur gelegen vanuit de agrarische sector. Zijn taalgebruik en houding sloten niet aan bij de sector. Mensen voelden zich niet gesteund en niet begrepen door ‘hun’ minister. De minister kwam pas na een week in het crisis gebied langs en bezoeken aan het regionale crisiscentrum verliepen niet zonder problemen.
3.2
Vogelpest 2003
Informele hulp: familie, buren en vrienden en de kerken Ook tijdens de vogelpest crisis heeft het netwerk van buren, familieleden en vrienden agrariërs en hun gezinnen steun gegeven. Daarnaast hebben kerken een belangrijke rol gespeeld. Belcirkels, contact met dominees en pastores, het organiseren van schrijverscontact of lotgenotencontact, het versturen van kaarten rondom de Paastijd, zijn voorbeelden van initiatieven die vanuit de kerken ondernomen werden. De agrarische hulpverlening: SEP Veehouderij en THD-A, GLTO en Buddies SEP Vogelpest Tijdens de vogelpestcrisis is door LNV geld beschikbaar gesteld voor de uitvoering van SEP Vogelpest. Het SEP Veehouderij biedt een heel scala van activiteiten aan de getroffen pluimveehouders en hun gezinnen en verstuurt nieuwsbrieven naar de getroffen agrariërs. Voor iedere activiteit worden door het SEP de adviseurs geselecteerd. Het voeren van een telefoongesprek in de eerste fase van de crisis is iets heel anders dan het voeren van een gesprek over de opstart van een bedrijf en vraagt dus om andere adviseurs. SEP adviseurs zijn afkomstig van onder andere LTO-advies, AREA (Limburg), DLV-adviseurs en accountants (vaak oud Sociaal Economische Voorlichters, SEV’ers) en kennen het crisisgebied goed. Als de SEP -adviseur meer problemen signaleert bij getroffen agrariërs dan hij denkt aan te kunnen, kan een persoonlijk begeleider worden ingeschakeld. Dit zijn gespecialiseerde SEP adviseurs (achtergrond in het maatschappelijk werk, pastorale
28
Expertisecentrum LNV
opleiding) die goed zijn in het voeren van persoonlijke gesprekken over persoonlijke, emotionele problemen. In de eerste fase van de crisis organiseerde het SEP Veehouderij telefonische opvang. De SEP infolijn stond open, en daarnaast pakten adviseurs zelf actief de telefoon om getroffen agrariërs en hun gezinnen te bellen. Mensen met sociaal-emotionele problemen konden zo direct worden geholpen. Deze eerste gesprekken werden ook wel HAT gesprekken genoemd, omdat het team adviseurs het HAT team heette: Hulp en Advies Team Vogelpest. Alle bedrijven die geruimd en bekend zijn, zijn aangeschreven en nagebeld door de SEP infolijn. De mensen van de SEP infolijn vragen de getroffenen hoe het gaat en leggen het SEP aanbod uit. Dit aanbod bestaat uit groepsgesprekken en het SEP gesprek. De groepsgesprekken organiseerde het SEP Veehouderij in samenwerking met GLTO en ZLTO/LLTB en in het zuiden ook met Stichting Solidariteit Pluimveehouderij. Bij het opzetten van de groepsbijeenkomsten is rekening gehouden met het moment en de mentaliteit in de streek. In totaal zijn er 42 groepsbijeenkomsten gehouden. Het SEP gesprek gaat over het gezin, de gevolgen van de leegstand op de korte en middenlange termijn en de oriëntatie op de toekomst. Het SEP Veehouderij wil met agrariërs stilstaan bij de gevolgen van hun keuze. Veel mensen zijn gespitst op snel starten, en er is een sterke druk vanuit de keten. Vanuit de varkenspest en de MKZ is wel geleerd, dat het bijzonder nuttig is om de consequenties van keuzes goed te overdenken. Agrariërs kiezen altijd hun eigen adviseur uit het aanbod van gecertificeerde SEP adviseurs, of doen dat samen met de mensen van de SEP infolijn. In totaal zijn er ruim 300 SEP-gesprekken gevoerd. Nu de crisis afgelopen is, zijn pluimveehouders hard bezig met nadenken over de toekomst en heropstart. Hier sluit het overige aanbod van het SEP Veehouderij bij aan: startbijeenkomsten, individuele gesprekken, werkgroepen en hieraan gekoppeld een coachingstraject. In al deze onderdelen wordt nagedacht over de richting waarin het bedrijf zich gaat ontwikkelen gezocht naar nieuwe ideeën voor de toekomst, hoe de sector er voor staat. Voor beëindigers heeft het SEP Veehouderij een aanbod met daarin een analyse van de beëindiging, beëindigingsweekenden, begeleiding naar de arbeidsmarkt en begeleiding nieuw ondernemersschap. Ook hier zoekt het SEP samenwerking met andere organisaties in de regio. Gedurende het onderzoek was nog niet duidelijk of SEP Vogelpest aparte bijeenkomsten voor vrouwen zou gaan organiseren. Er kwamen signalen binnen dat het met vrouwen minder goed ging dan met mannen. Nu de herstart er aan komt, zitten de mannen vooraan. Maar, een maand of vier na de start van de crisis, blijkt het met vrouwen minder goed te gaan. Ze hebben tot die tijd man en kinderen opgevangen en ‘zakken daarna zelf door de benen’. ‘Vrouwen hebben misschien wel meer behoefte aan bijeenkomsten met vrouwen onder elkaar. Vrouwen betrekken toch meer het gezin erbij, denken anders over de voortgang van het bedrijf’. In de Gelderse Vallei zijn 28 groepsbijeenkomsten geweest, waar de 20% van de deelnemers vrouw was. Tijdens de bijeenkomsten zijn echtparen uit elkaar gehaald en met anderen in gesprek gegaan, dit bleek verfrissend. Beide partners hoorden van anderen hoe deze de crisis ervaarden en met de situatie omgaan. Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs, THD-A Ook tijdens de Vogelpest crisis heeft de THD-A de telefoonlijnen open gesteld. De THD-A heeft een persbericht gestuurd met daarin informatie over de THD-A en het telefoonnummer. Vervolgens belde het regionale crisiscentrum naar de THD-A of ze het nummer mochten gebruiken voor doorverwijzing. (NB. Het ministerie van LNV levert een financiële bijdrage levert aan de THD-A). Tijdens de crisis is vervolgens regelmatig overleg geweest met het crisiscentrum in Stroe en met andere partijen, zoals de SEP-infolijn.
Expertisecentrum LNV
29
Tijdens de crisis zijn 1000 telefonische gesprekken gevoerd, waarvan 750 met hobbyboeren. Hobbyboeren stelden technische vragen en waren veelal doorverwezen door de rijkspolitie in Overijssel. De overige 250 telefoontjes waren van boeren en familie, en medewerkers en hun familie uit de verwerkende industrie. Vaak waren dit emotionele gesprekken. De THD-A stuurt mensen ook door naar andere hulpverleners afhankelijk van de problemen. Zo worden mensen doorgestuurd naar boekhouders,de bank, SEP Veehouderij enz. Bij zwaar emotionele problemen worden mensen doorgestuurd naar het AMW. In Overijssel, Gelderland en Flevoland gaat de verwijzing naar het AMW goed, aldus de THD-A. Daar is een medewerker van het AMW aangesteld voor de agrarische cliënten. In de Gelderse Vallei zijn dit twee personen: een medewerker van het AMW, en een medewerker van het Protestants Christelijk Maatschappelijk Werk. De agrariërs reageren anders tijdens de MKZ crisis. Dit wordt vaak verklaard uit het feit dat agrariërs een andere emotionele band hebben met koeien dan met kippen. Dit is volgens de THD-A niet de hoofdreden, immers: een lege stal blijft een lege stal. Tijdens de MKZ ‘ voelde men zich onbegrepen door de minister, ze voelde zich in de steek gelaten en ze reageerden vanuit “wat overkomt ons nu”. Nu voelt men dat de minister hen begrijpt, de regelingen sluiten beter aan en er is minder agressie’. GLTO De GLTO opende direct na het uitbreken van de vogelpest een telefoonnummer voor getroffenen. Dit nummer is alleen doorgegeven aan gezinnen die geruimd werden. Men kon hier vragen stellen over technische zaken en de mensen van de telefoondienst boden een luisterend oor. Op verzoek van Directie Oost van LNV is de lijn later breder opengesteld, namelijk ook voor mensen uit het toezichtsgebied, zowel voor leden als voor niet-leden van de GLTO. De telefoonlijn is vanaf dat moment ook door LNV gefinancierd. De telefoondienst was 7 dagen per week 24 uur open, hoewel de ervaring was dat tussen 22.00 en 8.00 uur niet gebeld werd. De mensen bellen vaak met een technische vraag met een sociaal emotionele ondervraag. De mensen aan de telefoon waren bedrijfsadviseurs met technische kennis die tevens oor hadden voor de sociaal emotionele ondertoon in de vragen. Als het nodig was, konden ze doorverwijzen. Per dag kwamen er zo’n 10 telefoontjes binnen. Toen SEP Vogelpest operationeel was, heeft deze de telefoonlijn overgenomen. Buddies Het NOP en LTO werkte bij deze crisis voor het eerst met buddies als vertrouwenspersoon en steun voor de getroffen pluimveehouders. Een buddy was veelal een afdelingshoofd of collega. De vertrouwenspersoon was voor de gedupeerde pluimveehouder het aanspreekpunt. Vrijwel dagelijks was er contact tussen de buddy en het getroffen bedrijf. Indien mogelijk loste hij problemen op. (Boerderij, 12 augustus 2003) LLTB De LLTB heeft een infolijn opgezet. Het telefoonnummer werd bekend gemaakt aan de leden, en was verder niet openbaar. In eerste instantie was de lijn 24 uur per dag open, later gedurende kantoor uren. Op een paar bedrijven in het werkgebied van de LLTB hebben zich sociaal emotionele problemen voor gedaan. Daar heeft de LLTB aandacht aan besteed via de infolijn en via de bestuurders van de vakgroep Pluimvee, door zelf contact op te nemen of door middel van gerichte doorverwijzing naar deskundigen van SEBA en pastorale adviseur. Via nieuwsbrieven en e-mail werden pluimveehouders op de hoogte gehouden van de stand van zaken rondom de vogelpest. Tijdens de crisis zijn in het werkgebied van de LLTB alle ledenbijeenkomsten afgeblazen, in verband met het besmettingsgevaar. Toen de crisis richting afronding ging heeft het LLTB in samenwerking met het SEP groepsbijeenkomsten georganiseer. De reguliere hulpverlening: SEBA Wat betreft het maatschappelijk werk noemen we hier het initiatief SEBA (Sociaal Emotionele Begeleiding voor Agrariërs). SEBA is een onderdeel van Synthese, een brede welzijnsorganisatie werkzaam in Limburg. SEBA heeft een heel eigen werkwijze 30
Expertisecentrum LNV
opgezet voor de hulpverlening van agrariërs (zie bijlage 2). Kenmerkend voor deze aanpak is dat SEBA hulp aanbiedt en naar de agrariër toe gaat, terwijl het maatschappelijk werk wacht tot mensen met een hulpvraag bij hen komen. De SEBA medewerker is tevens SEP gecertificeerd, en was actief tijdens SEP Vogelpest. Buiten het specifieke SEP Vogelpest werk, blijft SEBA actief hulp verlenen aan agrariërs. Tevens schoolt SEBA actoren uit het netwerk rondom het agrarisch gezinsbedrijf (boekhouder, accountant, chauffeur voerleverancier, huisarts, pastor etc.) om signalen te kunnen opvangen dat er mogelijk iets aan de hand is in een gezin. SEBA heeft ook een project voor kinderen van agrariërs opgezet. Dit project is al voor de uitbraak van de Vogelpest gestart. Kinderen lijden, net als hun ouders, aan de problemen waar het gezin mee geconfronteerd wordt. Tijdens de varkenspest en MKZ is gebleken dat de hulpverlening aan kinderen tekort schiet, aldus SEBA. Het project wil kinderen helpen hun problemen te overwinnen. Maar bovenal laten zien dat er voor hen een toekomst is, aangezien kinderen daar nogal eens aan gaan twijfelen door de problemen waar ze mee geconfronteerd worden. En LNV zelf? LNV heeft geleerd van de MKZ crisis dat communicatie zeer belangrijk is. Dit was merkbaar in de bestrijding van de Vogelpest. Het LNV-loket diende met name om de telefoontjes van burgers op te vangen en hen te voorzien van informatie. Op topdagen tijdens de bestrijding van de vogelpest kreeg het loket 2000 telefoontjes per dag. De rol van het LNV-Loket tijdens de vogelpest crisis wordt geëvalueerd. Hieruit zal meer informatie komen over de rol en functie die het loket tijdens de crisis uitgeoefend heeft. Regionaal Informatie Centrum, RIC Een nieuwe element in de bestrijding van de crisis was het Regionaal Informatie Centrum (RIC). Dit RIC was een onderdeel van het Regionaal Communicatie Team (RCT) van het Regionaal Coördinatie Centrum (RCC). Al het contact van LNV met pluimveehouders liep via het RIC. De melding dat een bedrijf geruimd moest worden, en wanneer dat plaats vond, ging niet via de RVV, maar allemaal via het RIC. Ook na de ruiming is met de pluimveehouders gebeld en na afloop van de crisis is een na-belronde gehouden, om te informeren waar pluimveehouders mee zitten. Het RIC maakte gebruik van een klant-volg systeem (in primitieve vorm). Hiermee werden alle contacten met de pluimveehouders bijgehouden en geregistreerd. Wanneer een boer belde of gebeld werd, was z’n geschiedenis bekend bij diegene die de boer te woord stond. Het RIC was bemenst met DLV’ers en LNV’ers. Op de achtergrond was het Instituut voor Psychotrauma (IvP, zie bijlage 2) actief om de DLV’ers te ondersteunen wanneer deze lastige situaties tegen kwamen. Het directe contact tussen LNV en de pluimveehouders heeft positieve reacties van het landbouwbedrijfsleven gegeven. De LTO wilde ook zo’n systeem, maar na gesprekken met LNV heeft men dit niet gedaan en ging alle informatie via het RIC. In de laatste fase van de crisis, tot 4 maanden na de laatste vrijgave van de gebieden, is het RIC opgeheven en gaan alle telefoontjes naar het LNV loket. Het landbouw bedrijfsleven is over het algemeen veel positiever over de manier van ruimen door LNV dan tijdens de MKZ. ‘Nu zeggen pluimveehouders: de ruimers gedragen zich als gasten op het erf’. Toch is er gemor ontstaan, vanwege het feit dat in de ruimingsploegen mensen werkten die geen Nederlands spraken en geen ervaring met dieren hadden. Ook zijn boeren van mening dat het ruimen veel geld heeft gekost. Meer geld dan nodig was, vanwege communicatiestoornissen. LNV heeft nog veel winnen als ze de ruimingsploegen goed samenstelt. Het opleiden en trainen van de voorman is niet genoeg. Het gaat ook om de samenstelling van de ploeg: naast goede ruimers zijn er mensen nodig die goed kunnen communiceren. Tijdens de vogelpest is het aantal hobbydierhouders dat betrokken was bij de crisis vele malen groter dan tijdens de MKZ-crisis. In totaal zijn bij zeventien duizend particulieren 180 duizend hobbydieren gedood. (artikel Volkskrant, 23-07-2003). Voor LNV een gigantische operatie met nieuwe logistieke problemen. Hobbydierhouders zijn niet allemaal tevreden over de manier waarop LNV de ruiming heeft aangepakt en
Expertisecentrum LNV
31
hebben twijfels over de noodzaak van ruimingen. Hobbydierhouders en andere belanghebbenden hebben zich verenigd in de Waarheidscommissie Vogelpest om de misstanden tijdens de vogelpest ruimingen te onderzoeken. Rol minister De minister is tijdens de vogelpest een aantal keren in het gebied geweest, de eerste keer snel nadat de crisis was uitgebroken. Hij was onder andere aanwezig bij een ruiming en is aanwezig geweest bij een kerkdienst. Dit heeft agrariërs in het gebied goed gedaan. Ze hebben, vergeleken met de MKZ-crisis, het gevoel dat de minister hen begrijpt.
3.3
Hoe waren de agrarische en reguliere hulpverlening op elkaar afgestemd?
Voor de beantwoording van deze vraag richten we ons op ervaringen van de vogelpest crisis. Bij de aanpak van de vogelpest crisis is echter te zien dat LNV veel heeft geleerd van de MKZ en gebruikt maakt van toentertijd opgezette structuren en gecreëerde netwerken. Opzet van de hulpverleningsstructuur Na de uitbraak van de vogelpest nam directie Oost snel het initiatief om de structuur voor de sociaal emotionele en psychosociale hulp op te zetten. Dit naar aanleiding van een zinsnede in het handboek crisisbesluitvorming en ervaringen en contacten uit de MKZ. Hiertoe zijn onder andere twee bijeenkomst georganiseerd in het Regionaal Coördinatiecentrum waarbij nagedacht is over de structuur van de psychosociale hulpverlening. Hier waren vertegenwoordigers van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de GHOR, IvP, SEP Vogelpest, LNV Directie Landbouw, een Regionaal Geneeskundig functionaris en Stichting Impact aanwezig. Uit deze overleggen is een schema gerold waarop de verantwoordelijkheden van de verschillende organisatie zijn vastgelegd. In het schema over de hulpverlening is een onderscheid gemaakt naar pluimveehouders en hun gezinnen in de geruimde gebieden en in de toezichtsgebieden. Tot de verantwoordelijkheden van LNV behoorde het RCC, het SEP Vogelpest en de GLTO. Tot de verantwoordelijkheden van VWS behoorde het maatschappelijk werk, huisartsen etc. Ook de predikanten staan genoemd op het schema onder de verantwoordelijkheid van VWS. Deze behoren officieel niet tot de VWS structuur en verantwoordelijkheden. In het geruimde gebied had het RIC contact met de geruimde pluimveehouders via het speciale telefoonnummer. Het RIC kon doorverwijzen naar het SEP Vogelpest, AMW, predikanten, huisartsen etc. Niet alleen was er sprake van doorverwijzing naar derden, ook heeft LNV wel eens een beroep gedaan op hen wanneer er problemen waren bij de ruimingen. Bijvoorbeeld wanneer boeren niet mee wilden werken aan de ruiming heeft LNV soms een beroep gedaan op dominees en pastores in het gebied ‘om de zaak in beweging te krijgen’. In de toezichtsgebieden heeft het RIC geen contact met pluimveehouders gehad, zoals afgesproken. Deze pluimveehouders konden naar de GLTO bellen. De GLTO verwees (als dat nodig is) door naar het SEP Vogelpest, AMW, predikanten, huisartsen etc. De GHOR was een gesprekspartner tijdens de hele crisis. Zij hebben een informatiebrief gestuurd naar dominees, pastores, huisartsen en het AMW. Hierin stond onder andere vermeld dat voor hulpverleners een telefoonlijn open stond, 24 uur per dag. Er zijn signalen dat de brief van de GHOR voor onduidelijkheid heeft gezorgd bij degene die hem ontvingen, of dat de brief niet is ontvangen. Ervaringen met doorverwijzen Over het doorverwijzen zijn een tweetal observaties van belang. De eerste betreft de doorverwijzing tussen de medewerkers van de telefoonlijn en de SEP adviseurs. Dit is niet altijd soepel gegaan, aangezien er enige concurrentie ontstond. Medewerkers van de telefoonlijn waren DLV’ers. Een deel van de adviseurs
32
Expertisecentrum LNV
van het SEP was dat ook. De DLV’ers aan de telefoon hadden de neiging doorverwijzingen door te geven aan de DLV adviseurs van het SEP team. De tweede observatie betreft het niet op elkaar aansluiten van de werkwijze medewerkers van het SEP Vogelpest en de VWS instanties (AMW, RIAGG en huisartsen). De coördinatoren van het SEP Vogelpest hebben gemerkt dat VWS instanties, zoals het RIAGG en het maatschappelijk werk, traag opereren. De RIAGG’s en het maatschappelijk werk hanteren rayons, en werken niet spontaan buiten hun rayon. Dit betekent dat het SEP Vogelpest, als er acuut iemand nodig was, dit vaak niet kon realiseren. De voorvallen waarbij professionele hulp zeer moeilijk gevonden kon worden, zijn legio. Reacties zoals ‘dit valt buiten ons rayon’, of ‘u komt op de wachtlijst, over zes weken hebben we tijd’, zijn geen uitzondering. Ook het zoeken van hulpverleners buiten kantooruren of in het weekend was problematisch: organisaties zijn niet bereikbaar. Tijdens een crisis moet soms snel hulp geboden worden (‘ik ga er een eind aan maken, het touw hangt al in de stal’). Als hulpverleners vanuit het RIAGG of AMW in actie kwamen, was dat omdat mensen vanuit een persoonlijke betrokkenheid handelen en niet omdat de structuur het toeliet. Crisis of Ramp? Dat de structuur het niet toeliet voor het RIAGG en AMW om flexibeler te opereren heeft te maken met het feit dat een dierziekte crisis geen nationale ramp is. Voor de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) betekent dit dat de organisatie niet kan opschalen en hulp kan bieden. Er worden geen mensen vrij gemaakt om een 24 uurs dienst op te zetten en hulp te bieden, hetgeen wel nodig was. Het belang van het verschil tussen een crisis en een ramp werd voor LNV pas tijdens het bestrijden van de vogelpest helder en daarmee ook het besef dat opschaling van de GHOR niet plaats zou vinden. Bij LNV is echter tijdens de start van de vogelpestbestrijding het beeld ontstaan dat opschaling wel plaats zou vinden, waardoor verkeerde verwachtingen ten aanzien van de GHOR zijn ontstaan. In bijlage 2 staat schematisch weergeven welke organisaties ingeschakeld worden als de rampenstructuur in werking wordt gesteld. Mondeling is vernomen dat de provincie Limburg en Brabant in, tegenstelling tot vorige dierziektecrisissen, kozen voor het in werking stellen van de rampenstructuur. De LLTB is momenteel bezig met de afronding van een interne evaluatie van de vogelpest. Als deze resultaten bekend zijn, kan meer inzicht verkregen worden in de samenwerking in deze regio en de meerwaarde van het in werking stellen van de rampenstructuur.
3.4
Welke andere overheden zijn betrokken bij het verlenen van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp?
VWS Tijdens de crisis is er tussen LNV en VWS regelmatig contact geweest over de psychosociale aspecten van de crisis. De betrokkenheid van VWS werd groter toen de relatie tussen vogelpest en menselijke gezondheid aan het licht kwam. VWS laat een gezondheidsonderzoek uitvoeren door onder andere het RIVM en Stichting Impact. Daarnaast heeft ze Stichting Impact gevraagd een monitor uit te voeren naar de psychosociale zorg bij de uitbraak van de vogelpest. Gemeenten Burgemeesters worden door LNV gebeld wanneer er een dierziekte uitbreekt in hun gemeente. De melding komt bij hen binnen aangezien zij een coördinerende rol hebben bij rampen, die overigens pas officieel in werking treedt wanneer een crisis
Expertisecentrum LNV
33
tot ramp bestempeld wordt (zie bijlage 2, schema’s van GHOR en PSHOR). Wanneer de dierziekte meerdere gemeentes treft, organiseert LNV een burgemeesters overleg. Gemeentes faciliteren LNV door inzet van politie en brandweer. Als het nieuws van een dierziekte bekend wordt, krijgt de gemeente ontzettend veel telefoontjes met vragen. De ervaring van de gemeente Ede is dat burgers veelal eerst contact opnemen met de meest nabije bestuurslaag, ook omdat in de eerst uren na de uitbraak nog niet bekend is welk informatienummer beschikbaar is. Het blijkt dat het snel 24 tot 48 uur duurt voor de eerste (niet altijd even kundige) communicatie er is. Het is echter al wel nodig om basale vragen te beantwoorden.
3.5
Samenvattend
In het hierna volgende schema staat samenvattend de sociaal- emotionele hulpvraag, en het gewenste en het geleverde aanbod naast elkaar. Het schema maakt een onderscheid tussen hulp gegeven in beide crisissen en de hulp die ten tijde van de vogelpest nieuw was. Bij het lezen van de tabel dienen een tweetal punten in het achterhoofd gehouden te worden. 1. In hoofdstuk twee geven we aan dat verschillende aspecten de persoonlijke beleving van de crisis, en daarmee de hulpvraag, beïnvloeden. Dit betekent dat de indeling zoals we hem hier schetsen globaal is, en de zwaarte van de hulpvraag kan verschillen per persoon. 2. In alle fasen van een crisis kunnen acute psychosociale hulpvragen voorkomen. Kijkend naar de tabel zien we dat in de eerste twee fasen van een crisis (uitbreken van de ramp, ruimen bedrijf) de nadruk ligt op ligt op het aanbieden van informele hulp, informatie, erkenning en een luisterend oor (zie hoofdstuk 2 voor indeling informeel en formeel). In de derde en vierde fase van de crisis (bedrijf ligt stil, bedrijf start weer op) verschuift het accent naar de meer formele hulp en (economische en financiële) adviezen. Het bedrijf start weer op en dit levert vele vragen op. De verschuiving in soort hulp betekent niet dat de crisis verwerkt is en er geen sociaal emotionele hulpvragen zijn. SEBA traint bijvoorbeeld de omgeving van de agrariërs om signalen op te vangen die wijzen naar dit soort problemen. Tijdens de bestrijding van de vogelpest waren een aantal zaken nieuw, vergeleken met de MKZ crisis. Het RIC, als onderdeel van het RCC. Dit heeft positief gewerkt; Het LNV-Loket bestond nog niet tijdens de MKZ, heeft positief gewerkt; Buddies (NOP in samenwerking met LTO); SEBA (MKZ crisis viel buiten hun werkgebied) . Tijdens de bestrijding van de vogelpest waren een aantal zaken anders vergeleken met de MKZ. LNV is snel begonnen met het opzetten en uitwerken van de structuur voor sociaal-emotionele hulpverlening; SEP Veehouderij is zeer snel gestart na het uitbreken van de crisis; De ruimingsploegen werkten met een voorman als aanspreekpunt voor de pluimveehouder, en de houding van de ruimers werd als ‘socialer’ ervaren. De interdepartementale afstemming met VWS is niet vlekkeloos verlopen, onder andere vanwege gecreëerde verwachtingen ten aanzien van de GHOR. Het onderscheid crisis of ramp is vanuit interdepartementaal oogpunt van belang met het oog op de opschaling van de GHOR en het daarmee samenhangende hulpaanbod van AMW, RIAGG en huisartsen. Tijdens de MKZ en de vogelpest is de GHOR niet opgeschaald, waardoor verwijzing naar de reguliere hulpverleningsinstanties (AMW, RIAGG) erg bemoeilijkt werd. De aansturing, betrokkenheid en inzet van hulpverlening op gemeentelijk niveau kan beter worden geregeld. 34
Expertisecentrum LNV
Samenvattende tabel gevraagde en geboden hulp tijdens bij dierziektecrisissen In de tabel staan niet de LNV crisisfasen benoemd, maar de crisisfasen zoals ze gebruikt worden in de hulpverlening, aansluitend op de ervaringen en beleving van de agrariër. Crisisfase
Hulpvraag
Uitbreken van de ramp
-
Gewenst aanbod
Onzekerheid Behoefte aan informatie (technisch en sociaal) Erkenning van situatie
Informatie Luisterend oor: informeel en formeel
Geleverd aanbod tijdens MKZ en AI Kerken, vrienden, familie, buren Huisartsen, AMW, RIAGG (G)LTO THD-A SEP Veehouderij
Geleverd aanbod AI Buddies (LTO, NOP) SEBA LNV loket RIC, LNV
Signalerend -
-
Ruiming bedrijf
-
Bedrijf ligt stil
-
Inzicht en invloed op ruiming Contact met ruimers Behoefte aan informatie Emoties worden geuit (verdriet, woede) Toekomst vragen Verwerken emoties Man/Vrouw aspect Kinderen
-
-
Luisterend oor Begrip en opvang (erkenning)
Adviezen (economisch, financieel) Luisterend oor Inzetten begeleidingstrajecten
-
-
35
Vrienden, familie, buren, kerken THD-A SEP Veehouderij (G)LTO
-
Vrienden, familie, buren kerken SEP Veehouderij Boekhouder, accountant, bank THD-A (G)LTO Huisarts
-
-
‘Socialere’ ruimingsploeg en (AI) RIC, LNV Buddies (NOP en LTO) SEBA
Hoe bied je luisterend oor? Informatie en voorlichting huisartsen: rol VWS? Aansluiting tussen agrarische en reguliere hulpverlening problematisch tijdens crisis. Agrariërs zoeken niet uit zichzelf het AMW op. Kerken opereren zelfstandig en autonoom, soms gesloten circuits. Training van RVV en AID medewerkers is nodig, ook als er geen crisis is. Bezoek van (geestelijke) hulpverleners is mogelijk: ontheffing vragen, vaak is dit onbekend.
(vervolg) Crisisfase
Hulpvraag
Gewenst aanbod
Bedrijf start weer op
-
-
Luisterend oor Inzetten begeleidingstrajecten
-
Professioneel advies Luisterend oor
-
Een jaar later
-
Bedrijfsgerichte vragen: hoe gaat het met de nieuwe beesten (etc) Emotievolle momenten (voor het eerst weer dieren in de stal) Financiële vragen Bedrijfsbeëindigers Verwerkingsproces is nog bezig Incident in gezin ontstaan/opnieuw beleven van emoties
Geleverd aanbod tijdens MKZ en AI Mensen op het bedrijf: voerleverancier, melkrijder (MKZ), dierenarts, etc. Boekhouder, accountant, Bank SEP Veehouderij -
Boekhouder Accountant SEP Veehouderij
Geleverd aanbod AI
Signalerend -
Benutten voor opvangen van signalen, zie methode SEBA
-
Rol van gemeenten in aansturen en coördineren van begeleiding en hulp Rekening houden met de draagkracht in het gebied voor nieuw beleid. Kort LNV-geheugen: anderen, waaronder LNV zijn nu minder met de crisis bezig Aandachtspunt: hoe vergaat het de agrariërs en hun gezinnen na de crisis?
-
-
36
4
Huidige draaiboeken
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke aandacht er binnen de huidige draaiboeken is voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. Tevens worden leemtes en manco’s in beeld gebracht. Als eerste wordt kort ingegaan op de verschillen in hand- en draaiboeken.
4.1
Hand- en draaiboeken
LNV kent verschillende hand- en draaiboeken ten behoeve van crisismanagement: LNV Handboek Crisisbesluitvorming Handboek Financieel Management in crisissituaties Handboek Communicaties bij crises Bestuurlijk draaiboek dierziektebestrijding Beleidsdraaiboeken MKZ, KVP, AI Uitvoeringsdraaiboeken MKZ, KVP, AI Zie bijlage 3. Handboek: In een handboek worden de hoofdlijnen beschreven van crisismanagement binnen LNV die voor de hele organisatie gelden. De term Handboek is exclusief gereserveerd voor de drie genoemde handboeken. (Beleids)draaiboek: Een draaiboek beschrijft meer in detail hoe de crisisorganisatie en de benodigde maatregelen er uit zien voor één bepaalde (soort van) crisis of voor de crisisorganisatie van één bepaalde directie of dienst. De toevoeging “beleids” wordt gebruikt als er naast het beleidsdraaiboek ook een meer op de uitvoering gericht draaiboek bestaat dat van toepassing is op dezelfde soort crisis. Uitvoeringsdraaiboek: Een uitvoeringsdraaiboek beschrijft tot op zeer gedetailleerd niveau hoe een bepaalde crisis bestreden wordt. Het gaat hier vooral om de technisch inhoudelijke bestrijding van de crisis. De hand- en draaiboeken zijn in alle gevallen een weerslag van het doordenken van het crisismanagementproces. Dit betekent dat de hand- en draaiboeken een leidraad zijn bij de crisisbeheersing en nooit een Wet van Meden en perzen kunnen zijn. In de feitelijke crisisbeheersing zal voor bepaling van de organisatievorm en –omvang en voor de beleidspakketten naast de hand- en draaiboeken ook steeds het gezonde verstand gebruikt moeten worden. (Bron: Handleiding Draaiboeken Crisismanagement, versie 1.0 (b), p. 4). In onderstaand overzicht staat aangegeven in welke draaiboeken aandacht is voor psychosociale aspecten en welke leemtes en manco’s zichtbaar zijn. Ook staan aandachtspunten en verbeterpunten aangegeven aansluitend op de gesignaleerde leemtes en manco’s.
Expertisecentrum LNV
37
Handboek/(beleids)draaiboek Handleiding Draaiboeken Crisismanagement Hoofdstuk 5 bevat een schets voor de inhoudsopgave van een draaiboek. Per paragraaf staan punten beschreven die vooral tot doel hebben om deze items onder de aandacht van de makers van een draaiboek te brengen. 5.6 Afbouwfase, aandachtspunt: asynchrone afbouw voor bestrijding, administratieve afhandeling, communicatie en psychosociale nazorg. Handboek Crisisbesluitvorming, versie 1.0, maart 2002 p. 18: Bij de taken van het regionaal beleidsteam staat expliciet de taak “organiseren van de psychosociale nazorg voor getroffenen” benoemd. p.16/17: Regionale crisisstaf, 3 bolletje: de regionale crisisstaf is verantwoordelijk voor communicatie en afstemming met het openbaar bestuur (provincie, gemeente, waterschap, politie, brandweer, defensie, etc.) en regionale belangenorganisaties. p.16/17: In het schema dat de indicatieve bezetting regionale crisisstaf beschrijft staat het kopje Klankbordgroep (getroffenen). O.a. staat daar georganiseerde landbouw. p.25: Onderdeel crisispreparatie Actiepunt 8 betreft het onderhouden van externe crisisrelaties op het terrein van crisismanagement.
Leemtes en manco’s
Aandachts– en verbeterpunten
Onduidelijk is of deze zorg slaat op getroffenen en gedupeerden van een crisis of op het betrokken LNV personeel.
Benoemen wiens nazorg dit betreft.
Ontbreken van regionale hulpverlenende instanties.
In afstemming met VWS, toevoegen van GGD, RIAGG, AMW
Ontbreken “deskundige sociaal-emotionele begeleiding”
Toevoegen van één of meerdere vertegenwoordigers van organisaties als SEP Veehouderij, SEBA, THD-A
Crisisrelaties zijn niet benoemd en onduidelijk is of dit ook relaties op het vlak van psychosociale begeleiding en zorg zijn.
Aangaan en onderhouden van contacten met VWS, IvP, COT, Stichting Impact, reguliere en agrarische hulpverlenende organisaties op provinciaal/regionaal niveau
p.31: Onderdeel crisisfase Actiepunt 16 benoemt expliciet “Zo nodig organiseren psychosociale hulp voor eigen medewerkers” p.36: Onderdeel opleidingsplan
In hoeverre is binnen het opleidingsplan crisismanagement aandacht voor omgaan met psychosociale problematieken (van eigen medewerkers en van getroffenen) aan de orde?
38
(vervolg) Handboek/(beleids)draaiboek Handboek Communicatie bij Crises LNV, versie 2.0 p.12: Regionaal Informatiecentrum (RIC) Het RIC bestaat uit een Hoofd RIC, contactmedewerkers en informatieverzamelaars. Het team wordt begeleid door een psychosociaal adviseur en begeleider. p.12: Doelgroepcommunicatie in de regio: Gesteld wordt dat de doelgroep van betrokkenen en direct betrokkenen weer kan worden onderverdeeld in verschillende deelgroepen. Beleidsdraaiboek MKZ, december 2002 p.5: Bij algemeen kader: verwezen wordt naar handreiking Noodsituaties bij agrarische bedrijven, uitgave van VROM.
Leemtes en manco’s
Aandachts– en verbeterpunten
Benoemen van benodigde competenties contactmedewerkers en de organisaties die deze personen uitlenen. Doel- en deelgroepen niet nader omschreven.
p.12: Maatregelen in Normale fase scenario A: gedachtebolletjes: Het bevorderen van de samenwerking tussen diverse partijen (intern en extern); draaiboeken ontwikkelen, afstemmen op elkaar en up to date houden; het opzetten en uitvoeren van opleidingen, trainingen, simulaties; voorlichting en communicatiestrategie ontplooien. p. 15/16, Optionele maatregelen in Aandachtsfase, scenario C; en p.17: Maatregelen in aandachtsfase scenario D: Verschillende organisaties en doelgroepen worden geïnformeerd: bedrijfsleven, jagers, hobbydierhouders, kinderboerderijen, dierentuinen, reizigers.
Aandacht voor sociaal-emotionele begeleiding en zorg ontbreekt tot nu toe.
p.20: Maatregelen en adviezen Verdenkingsfase Scenario E; en p.23: Maatregelen en adviezen Crisisfase Scenario F
Ontbreken van hulpverlenende organisaties en instanties.
Ontbreken van hulpverlenende organisaties, instanties
39
Reguliere en agrarische hulpverlening benoemen als apart te informeren deelgroep.
Nagaan andere relevante draaiboeken bij collegaministeries en lagere overheden die aandacht besteden aan de organisatie van sociaalemotionele begeleiding/psychosociale zorg in geval van crises. Bijvoorbeeld bij VWS, SZW, gemeenten. Benoemen interne en externe partijen, opnemen concrete acties, sociaal-emotioneel aspecten benoemen en integreren bij opleiding, training , simulaties, voorlichting en communicatie Toevoegen van SEBA, SEP Veehouderij, THD-A, AMW, kerken. Deels in afstemming met VWS. Onder kopje adviezen: toevoegen hulpverlenende organisaties, organisatie voorbereiden op te verwachten hulpvragen nav toenemende kans op uitbraak crisis. Toevoegen van SEBA, SEP Veehouderij, THD-A, AMW, kerken. Bij advies: zorgdragen voor bemensing van hulpen advieslijnen, nagaan beschikbaarheid van hulpverleners, ook buiten kantoortijden.
(vervolg) Handboek/(beleids)draaiboek
Leemtes en manco’s
p.30: Maatregelenpakketten, 4.1.7. Bezoekers: p.34: Maatregelpakket beschermingsgebied/toezichtsgebied/vervoersverbodgebied (B/T gebied), 4.2.7 Bezoekers: p.35: Maatregelenpakket compartiment vrij, 4.4.7 Bezoekers: p.39: Maatregelpakket compartiment vrij, 4.4.7 Bezoekers: p.57: Basisoverleg:
In de opsomming “Uitgezonderd hierop zijn” Toevoegen van dominees, pastores, medewerkers ontbreken personen die in acute situaties geestelijk AMW bijstand kunnen verlenen.
Concept draaiboek AI, versie 1.0 oktober 2001 Module III Veterinaire uitvoering Beschrijft de werkinstructies voor de afdelingen binnen het Regionaal Crisis Centrum. Het gaat om de volgende afdelingen: Bureau Protocollen, afd. Tracering, afd. Screening, afd. Markering, afd. Taxatie, afd. Ruiming, afd. Herbevolking, Regionaal Vaccinatiecentrum. In het draaiboek staan verschillende organogrammen van de afdelingen, standaard is de opbouw Hoofd, unit en teams (veelal veldmedewerkers die op de bedrijven komen). Expliciet worden de taken omschreven van het hoofd, de units en de veldmedewerkers.
Aandachts– en verbeterpunten
Ontbreken van relevante vertegenwoordigers van reguliere en agrarische hulpverlenende organisaties.
Lijst uitbreiden met VWS, SEBA, THD-A, vertegenwoordigers AMW, kerken
Het draaiboek beschrijft alleen de veterinaire en technische uitvoering. Er zijn zeer veel personen betrokken. In de taakomschrijvingen is veel aandacht voor briefing en debriefing van de betrokken medewerkers, maar dit gaat alleen over de technische uitvoeringskant (welke paperassen meenemen, in te leveren rapporten, na te leven protocollen). In het draaiboek wordt geen aandacht besteedt aan de gevolgen voor de betrokken op sociaal-emotioneel / psychosociaal vlak en hoe daar mee omgegaan kan worden. Betreft zowel de medewerkers van de het RCC als de getroffen ondernemers.
Opnemen aandacht voor en integreren van sociaalemotionele aspecten.
p.31: Debriefing screeningsteams, punt 7: Bij een controle van de output van de leden van de screeningsteams wordt het accent meer op zorgvuldigheid en volledigheid van de ingevulde documenten gelegd en dan pas op het aantal bezochte bedrijven en de snelheid van een team. Dit voorkomt noodzakelijke herstelacties achteraf en irritaties bij de pluimveehouder p.57: Taken Nazorgteam Ontbreken van sociale nazorg voor betrokken LNVNB. Nazorg heeft hier betrekking op het controleren en medewerkers en pluimveehouders. toezichthouden op werkzaamheden in het kader van ontsmetting en afvoer vuil.
40
Dit is de enige zinsnede in het rapport waar iets staat over effect dat kan optreden.
4.2
Samenvattend
In de hand- en draaiboeken is nauwelijks tot geen aandacht voor sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. Zij focussen op de veterinair-technische maatregelen noodzakelijk voor de beheersing van de dierziektecrisis. Er zijn leemtes en manco’s aan te wijzen, deze hebben betrekking op: - De samenstelling van regionale crisisstaf, klankbordgroep en basisoverleg. Hierin ontbreken relevante organisaties en instanties die sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale zorg kunnen bieden. - Het onderhouden van relevante externe crisisrelaties en netwerken in de normale fase, als onderdeel ook van crisispreparatie. Organisaties en instanties die sociaalemotionele begeleiding en psychosociale hulp bieden maken geen deel uit van deze relaties en netwerken. - Communicatie naar organisaties en doelgroepen. In de opsommingen van organisaties en doelgroepen ontbreken reguliere en agrarische hulpverlenende organisaties. Zij worden niet genoemd als apart te informeren doelgroep en bij maatregelen en adviezen wordt niet ingespeeld op door deze organisaties te treffen voorbereidingen (beschikbaarheid en bereikbaarheid regelen). - De opleiding en training van LNV-medewerkers, zowel van crisismanagers als veldmedewerkers. In opleidingsplannen en trainingen aandacht besteden aan het onderkennen en omgaan met sociaal-emotionele problemen en de houding en attitude die dit vraagt van medewerkers. - Benodigde competenties bij LNV-medewerkers betrokken bij de crisisbestrijding. Dit betreft met name empathisch vermogen. Daarnaast ontbreekt op dit moment interdepartementale en intradepartementale afstemming op het vlak van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp. In de hand- en draaiboeken staat onvoldoende aangegeven wie de hulpverlening op gang brengt en aanstuurt. Dit betreft zowel de afstemming tussen LNV en VWS als de afstemming tussen centrale en regionale beleidsdirecties.
Expertisecentrum LNV
41
42
Expertisecentrum LNV
5
Aandacht- en verbeterpunten voor de draaiboeken
Dit hoofdstuk belicht algemene aandachtspunten en concrete verbeterpunten voor draaiboeken.
5.1
Algemene aandachtspunten
Verantwoordelijkheid voor acute hulp en nazorg Het ministerie van LNV richt zich tot nu toe bij de bestrijding en beheersing van dierziektecrises op de veterinair-technische aspecten. De impact van de getroffen maatregelen reikt verder: levensomstandigheden van agrarische gezinnen worden ingrijpend getroffen en verstoren de gemoedsrust van zowel getroffenen als betrokken LNV-medewerkers. Beide groepen kunnen dientengevolge in sociaalemotionele problemen geraken, die in sommige gevallen zodanig verergeren dat psychosociale hulp noodzakelijk is. LNV dient oog te hebben voor deze sociaal-emotionele en psychosociale problemen die kunnen ontstaan ten gevolge van het uitbreken van een dierziektecrisis en dient haar verantwoordelijkheid in deze te nemen. Aandachtspunt is hoever deze verantwoordelijkheid voor het treffen van begeleiding en hulp reikt, tijdens en na de crisis. Met name op het vlak van nazorg is dit nog niet scherp in beeld en hierop is nog geen beleid geformuleerd. Aansturing en afstemming hulpverleningsketen Om passende sociaal-emotionele begeleiding psychosociale hulp te bieden dient nagedacht te worden over de gewenste hulpverleningsketen. Hoe ziet deze eruit en wie zet de keten in gang. Daarbij is oog nodig voor wat passend is voor de agrariër en zijn gezin en voor LNV. Aandachtspunten daarbij zijn: - Er kan onderscheid gemaakt worden maken tussen “lichte” en “zware” problemen, de scheidingslijn tussen sociaal emotionele problemen en psychosociale problemen is niet zo gemakkelijk te trekken maar belangrijk is oog hebben voor sociaal-emotionele begeleiding, en door kunnen verwijzen in geval psychosociale hulp noodzakelijk is. - Het blijkt dat de agrarische bevolking niet gemakkelijk te bereiken is door de reguliere hulpverlening. Dit vraagt aandacht bij het “matchen” van hulpvraag en aanbod. - De hulpverleningsketen kent een agrarische en een reguliere hulpverleningscomponent. Bij “agrarisch” kan gedacht worden aan de begeleiding en hulp door SEP Veehouderij, THD-A, ZOB, initiatieven van regionale landbouworganisaties. Bij “regulier” gaat het om de begeleiding en zorg door huisartsen, dominees en pastores, algemeen maatschappelijk werk, GGD en RIAGG. Het project SEBA is een initiatief van het AMW, maar richt zich specifiek op agrariërs en kent een niet-reguliere benadering. - De hulpverleningsketens GHOR en PSHOR geactiveerd/opgeschaald bij rampen, en niet bij dierziektecrises. Daar tegenover staat dat er wel degelijk een behoefte bestaat aan begeleiding en hulp door o.a. huisartsen en AMW en in acute situaties ook door het RIAGG. LNV en VWS dienen te onderzoeken wat er wel en niet gerealiseerd kan worden op dit vlak ten tijde van een dierziektecrisis. O.a. moet
Expertisecentrum LNV
43
-
-
onderzocht worden of de rampen-structuur ten tijde van dierziektecrisis in werking kan worden gezet. Bij VWS bestaat wel een behoefte om meer zicht te krijgen op de agrarische hulpverlening en het daarbij horende netwerk. Voor LNV is het belangrijk om in de normale fase aandacht te besteden aan onderhoud van dit netwerk. De aansluiting tussen het agrarische circuit en de reguliere hulpverlening is al niet optimaal in normale situaties. In crisissituaties wordt dit problematisch. LNV en VWS dienen in gezamenlijk overleg helderheid te creëren wie wanneer initiatieven neemt om de beide ketencomponenten aan te sturen, wie verantwoordelijk is tijdens en na de crisis (dit met oog op monitoring en nazorg). Dit dient vastgelegd te worden in de LNV hand- en draaiboeken.
Optimaliseren agrarische begeleiding en hulpverlening Tijdens de vogelpest crisis is er aanbod geweest vanuit SEP Veehouderij, THD-A, landelijke en regionale landbouworganisaties. In de hand- en draaiboeken is niet vastgelegd welke organisaties, wanneer ingeschakeld worden en welke rol zij potentieel kunnen vervullen. Dit geldt specifiek in relatie tot de RCC/RIC structuur (de begeleiding door SEP-medewerkers voor geruimde boeren) en de rol van de THD-A ten opzichte van LNV-loket en RIC namelijk een luisterend oor en informatielijn voor breed publiek. De continuïteit van begeleiding en hulp door bijvoorbeeld THD-A, SEP Veehouderij is een aandachtspunt aangezien beide organisaties deels op (LNV-)projectsubsidies draaien. Dit geldt ook voor het project SEBA (VWS-projectsubsidies), Tenslotte is onduidelijk en niet vastgelegd welke rol de agrarische hulpverlening speelt in de nazorgfase. Bovenstaand punt kan ook opgepakt worden in het kader van een bredere discussie over de begeleiding van agrariërs en hun gezinnen in processen van reconstructie, transitie en bedrijfsbeëindiging (zie Vitaal en Samen, Beleidsprogramma LNV 20032007; project Van Crisis naar Kans). Verbeteren en versterken relatie LNV-VWS Tijdens de vogelpest crisis is gebleken dat de werkwijze, taal en cultuur van LNV en VWS niet goed op elkaar aansluiten. Voor beide departementen kan het waardevol zijn zich te verdiepen in elkaars cultuur, de perceptie van crisissen en -management en hoe betere samenwerking gerealiseerd kan worden. Dit kan opgepakt worden in de normale fase, niet-crisistijd. Het sociale gezicht en geheugen van LNV De regionale beleidsdirecties, in het de bijzonder Directies Oost en Zuid, hebben veel ervaring opgedaan met bestrijden en beheersen van dierziektecrises. Ook op het vlak van sociaal-emotionele begeleiding beschikken zij inmiddels over de nodige relaties en netwerken en zij weten deze vlot te mobiliseren en te benutten (ondanks het ontbreken van draaiboekinformatie). Aandachtspunt is in hoeverre de andere regionale directies hiertoe in staat zijn. In de normale fase zouden alle directies kunnen investeren in het aanleggen van een zogenaamde sociale kaart van hulpverlening landelijk en in de regio’s. Het blijkt dat psychosociale problematiek niet alleen het gevolg van een crisis is. Liberalisering van markten, transitie- en reconstructieprocessen, opeenstapeling van wet- en regelgeving kunnen leiden tot psychosociale problemen bij agrariërs en hun gezinnen (“druppel-effect”). LNV dient zich hier meer rekenschap van te geven, met name als beleid neerslaat in oud-crisisgebieden. Het wordt LNV kwalijk genomen als ze (te) snel vergeet dat er crisis was. Binnen LNV is weinig aandacht voor monitoring op dit vlak “Hoe vergaat de agrariërs en hun gezinnen na de crisis”. Dit kan een aandachtspunt zijn in de monitoringopdracht aan het Sociaal Cultureel Planbureau met betrekking tot de “Sociale Staat van het Platteland” (zie Vitaal en Samen, Beleidsprogramma LNV 20032007)
44
Expertisecentrum LNV
5.2
Concrete verbeterpunten draaiboeken
Om te voorzien in deze leemtes en manco’s kunnen de handboeken voorzien worden van een hoofdstuk Sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale zorg en kunnen de beleids- en uitvoeringsdraaiboeken op relevante onderdelen aangepast worden met concrete acties. De draaiboeken MKZ en AI zijn heel verschillend van opzet en aard. Het MKZdraaiboek biedt betere aanknopingspunten om acties op te nemen gericht op het opstarten van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp dan het AIdraaiboek. Suggesties ter verbetering van de hand- en draaiboeken zijn: - Toevoegen van regionale hulpverlenende instanties als GGD, RIAGG en AMW aan de bezetting van de regionale crisisstaf. -
Toevoegen van een “deskundige sociaal-emotionele begeleiding ” aan de Klankbordgroep. Dit kan een vertegenwoordiger zijn van een organisatie als SEP Veehouderij, SEBA, AMW.
-
Het aangaan en onderhouden van externe crisisrelaties met VWS, IvP, COT, Impact.
-
Nagaan van relevante draaiboeken bij collega-departementen en lagere overheden waarin aandacht besteed wordt aan de organisatie van sociaal-emotionele begeleiding en psychosociale hulp.
-
Het aangaan en onderhouden van relaties met agrarische en reguliere hulpverlenende organisaties op provinciaal en regionaal niveau zoals SEP Veehouderij, SEBA, THD-A, AMW, verenigingen van huisartsen, kerkelijke instanties in niet crisistijd. Benutten van deze relaties en netwerken ten tijde van crisis.
-
Aangeven welke organisaties over adviseurs en begeleiders beschikken op sociaalemotioneel en psychosociaal vlak en waar en wanneer zij bij de crisis (-organisatie) ingezet worden. Een hulpmiddel daarbij is het bijhouden van een zogenaamde sociale kaart van hulpverlening landelijk en per regio.
-
Telefonische hulpdiensten moeten vlot opgestart worden na het uitbreken van de crisis. Verschillende vormen van telefonische dienstverlening zijn noodzakelijk: voor technische informatie (bijv. LNV-loket), voor te ruimen bedrijven (via RIC-lijn, gekoppeld aan SEP-lijn), voor een luisterend oor voor wie dat maar nodig heeft (THD-A).
-
Opnemen klantvolgsysteem RIC. Het klantvolgsysteem zoals dit tijdens de vogelpest is opgezet en heeft gewerkt, dient uitgewerkt te worden in het communicatiedraaiboek.
-
Binnen het opleidingsplan crisismanagement aandacht besteden aan het omgaan met sociaal-emotionele en psychosociale problemen (zowel van eigen medewerkers als getroffenen).
-
Training van de medewerkers van de RVV en AID die de ruiming uitvoeren is belangrijk. Deze training moet niet alleen gericht zijn op technische handelingen, maar ook op communicatie en houdingsaspecten.
Expertisecentrum LNV
45
46
Expertisecentrum LNV
Bijlage 1 Actoren kaart, afkortingenlijst
Ambtelijk-bestuurlijk Ministerie van Landbouw, Natuur, Voedselkwaliteit (LNV) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) Nationaal Crisis Coördinatieteam (NCC) Regionaal Coördinatie Centrum (RCC) Regionaal Informatiecentrum (RIC) Lokale/gemeentelijke crisis centra Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) Crisis Onderzoek Team (COT) Instituut Voor Psychotrauma (IVP) Stichting Impact “Technisch”: Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) Algemene Inspectie Dienst (AID) Dierenartsen en hun beroepsorganisaties Regionale beleidsdirecties Centrale beleidsdirecties LNV (VVA, DL, DV) Hulpverlening regulier Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Regionaal Instituut voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG) Huisartsen Kerken Sociaal Emotionele Begeleiding voor Agrariërs (SEBA) Hulpverlening agrarisch Land en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) Regionale Land en Tuinbouw Organisaties (GLTO, ZLTO, LLTB) Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs (THD-A) Sociaal Economisch Plan Veehouderij (SEP) ZelfOrganisatie voor Bedrijfsbeëindigers (ZOB) Plattelandsorganisaties DLV Platforms kerken en landbouw
Expertisecentrum LNV
47
Hulpverlening hobbydierhouderij Beroepsorganisaties/verenigingen hobbydierhouders winkels Nazorg Formeel/informeel Vrijwillig/professioneel
Communicatie Pers landelijk/regionaal/lokaal Radio/tv/kranten Internet Direct/indirect Mondeling/schriftelijk Hoe/toon/bewoordingen
48
Expertisecentrum LNV
Bijlage 2
Organisaties; wat doen ze?
Telefonische Hulpdienst Agrariërs (THD-A) www.agrarier-thd.nl De Telefonische Hulpdienst Agrariërs is een telefonische hulpdienst waar vrijwilligers uit de land- en tuinbouw de gesprekken voeren. Deze vrijwilligers hebben een training gevolgd en worden begeleid door professionals. Zij herkennen de problemen en kunnen zich goed inleven in mensen die uit de agrarische sector komen. Zij denken mee met de beller en kunnen zaken op een rijtje zetten. De Telefonische Hulpdienst Agrariërs kenmerkt zich door: - Anonimiteit - Geheimhouding - Onafhankelijkheid De Telefonische Hulpdienst Agrariërs heeft veel informatie over allerlei organisaties uit de agrarische sector. Daarnaast is er informatie te krijgen over allerlei vormen van professionele hulpverlening. Indien nodig kan er direct hulp worden ingeschakeld. De Telefonische Hulpdienst Agrariërs is een onafhankelijke hulpdienst waar boeren, tuinders hun partners en gezinsleden de mogelijkheid tot een gesprek wordt geboden geheimhouding en anonimiteit worden gegarandeerd. De THD-A lijn is voor bovengenoemde mensen en eventueel andere betrokkenen die met vragen en moeilijkheden in eigen omgeving niet goed terecht kunnen de stap naar andere hulp (nog) niet kunnen zetten. Jaarlijks neemt het aantal gesprekken toe. De vrijwilligers bij de THD-A hebben een agrarische achtergrond Zij zijn bereid een training te volgen van 12 dagdelen verdeeld over 4 maanden en doen mee aan de maandelijkse begeleidingsbijeenkomsten ter ondersteuning van het werk aan de telefoon. Zij zijn bereid eenmaal per week 5 uur telefoondienst te doen op het kantoor in Zwolle. Algemeen Maatschappelijke Werk (AMW) Het Algemeen Maatschappelijk Werk is een laagdrempelige hulpverleningsinstantie waar iedereen met problemen terecht kan, zonder speciale voorwaarden en zonder doorverwijzing. Het AMW wordt volledig gefinancierd door de gemeenten en de hulp is gratis. Problemen die het AMW tegenkomt zijn in te delen in drie categorieën: persoonlijk (eenzaamheid, verwerking, seksualiteit, depressies, angst, gebrek aan assertiviteit, levensvragen, onzekerheid), relaties (met partner, kinderen, ouders, familie, werk) of sociaal-materieel (financiën, werkloosheid, huisvesting, belastingen, regelgeving, studie). Het AMW praat met mensen, zoekt met hen uit hoe ze het beste geholpen kunnen worden, en begeleidt en ondersteunt de cliënten bij het werken aan een oplossing (individueel en in groepsverband). Daarnaast bemiddelt ze als het nodig is of verwijst door naar de juiste instantie, zoals sociaal raadswerk, advocaten, RIAGG’s of jeugdzorgorganisaties. Binnen het AMW zijn maatschappelijke werkers actief met speciale aandachtsvelden, bijvoorbeeld de agrarische sector. Sociaal Emotionele Begeleiding voor Agrariërs (SEBA) Sociaal Emotionele Begeleiding voor Agrariërs is een hulpaanbod dat vanuit ’Synthese, Onderneming voor zorg en welzijn’ wordt vormgegeven. Synthese heeft als welzijnsorganisatie in het noorden van Limburg al jaren ervaring met de agrarische
Expertisecentrum LNV
49
sector en de problemen waar deze bevolkingsgroep mee te kampen heeft. Dit was ook de aanleiding voor Synthese om in 1997 in samenwerking met de LLTB en de Provincie Limburg SEBA vorm te geven. De eerste jaren waren de SEBA-medewerkers gestationeerd in het Landbouwhuis te Roermond. Zo was het mogelijk om goed contact te leggen met diverse agrarische organisaties en verenigingen. Tijdens de varkenspestjaren werden regelmatig bijeenkomsten georganiseerd waar SEBA zich kon presenteren. Vanaf 1999 werken de medewerkers vanuit het regiokantoor te Venray. Doordat de medewerkers van SEBA door SEP gecertificeerd zijn, is het oorspronkelijke werkgebied vergroot tot heel Limburg tijdens de Ai-crisis. Door verschillende onderzoeken is aangetoond dat er ernstige psychosociale problemen voorkomen bij agrarische ondernemers. Desondanks schakelen maar weinigen de hulp van het maatschappelijk werk in. Het blijkt dat agrariërs vinden dat het reguliere maatschappelijk werk te weinig kennis heeft van de agrarische sector. Ook staat het AMW te ver van de agrarische doelgroep af. SEBA speelt hierop in door: - een maatschappelijk werker met kennis van de sector; - een maatschappelijk werker die hun taal spreekt; - een maatschappelijk werker die vraaggericht werkt en rekening houdt met de bedrijfsomstandigheden; - een maatschappelijk werker die bereid is aan huis hulp te verlenen; - een maatschappelijk werker die geïntegreerd is in het agrarische netwerk en daarin een vertrouwd gezicht vormt. Sociaal Economisch Plan Veehouderij (SEP Veehouderij) www.sepveehouderij.nl Pluimveehouders van wie het bedrijf in verband met vogelpest is geruimd, zitten in grote onzekerheid over de toekomst. De ruiming heeft zowel emotioneel als financieel grote gevolgen voor de pluimveehouders en hun gezinnen. Het project SEP Veehouderij biedt ondersteuning voor deze ondernemersgezinnen om hen door de moeilijke tijd te helpen. Ruiming van het bedrijf is een dramatische gebeurtenis. Veehouders kijken tegen een lege stal aan en hebben het niet alleen emotioneel, maar ook financieel zwaar. De onzekerheid over de nabije toekomst versterkt het gevoel van onmacht. Goede verwerking, een beter inzicht in het toekomstperspectief van het bedrijf en het leren van elkaars ervaringen kunnen pluimveehouders een stap vooruit helpen. SEP Veehouderij biedt hiertoe ondersteuningmogelijkheden SEP Veehouderij - Vogelpest is een specifieke invulling van het bestaande project SEP Veehouderij. Doel is pluimveehouders van wie het bedrijf geruimd is in verband met vogelpest te ondersteunen met advies en begeleiding. SEP Veehouderij opereert onafhankelijk en richt zich op pluimveehouders en hun gezinnen. SEP Veehouderij is voor veel ondernemers ondertussen een bekend begrip. SEP staat voor Sociaal Economisch Plan en werd in 2000 gestart als onderdeel van het flankerend mestbeleid. Ruim 10.000 veehouders en hun gezin profiteerden de afgelopen drie jaar van de gesubsidieerde diensten van SEP Veehouderij. Vanaf 1 januari 2003 is SEP gesloten, maar als gevolg van de Vogelpest zijn enkele diensten van SEP Veehouderij weer opgestart tot 1 januari 2004. De projectorganisatie van SEP Veehouderij is in handen van Projectbureau Odyssee. Voor veel pluimveehouders komt de ruiming van het bedrijf hard aan. Hoe moet het nu verder met het bedrijf? Niet alleen zijn de financiële gevolgen groot, ook emotioneel is het een hele klap. Voor pluimveehouders die twee jaar geleden te maken hadden met de MKZ-crisis, komen herinneringen aan deze tijd vaak weer boven. Veel getroffen pluimveehouders maken zich zorgen over het ziekteverloop van de vogelpest. 'Wanneer kan ik opstarten?', 'Hoe moet ik verder?' of 'Hoe overbrug ik straks een periode met lage prijzen?', zijn veelvoorkomende vragen.
50
Expertisecentrum LNV
De pluimveehouder hoeft deze vragen niet alleen te beantwoorden. SEP Veehouderij kan ondersteunen en biedt verschillende begeleidingsmogelijkheden aan: - Groepsbijeenkomsten. - SEP-gesprek. - Sociaal-emotionele ondersteuning. Instituut voor Psychotrauma (IVP) www.ivp.nl Het Instituut voor Psychotrauma (IvP) is een onderdeel van Schouten en Nelissen en is het expertisecentrum in Nederland voor traumazorg dat organisaties bijstaat bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen. Zij begeleiden en adviseren bedrijven en instellingen die geconfronteerd worden met agressie, geweld, ongevallen en calamiteiten. Vanuit dit specialisme werken ze voor uiteenlopende bedrijven en instellingen in zowel binnen- als buitenland, waaronder gezondheidszorginstellingen, luchtvaart, productie- en vervoersbedrijven en politie en brandweer. De diensten van het Instituut omvatten hulpverlening, opleiding, onderzoek, ontwikkeling en advies. Bedrijfsongevallen, mishandelingen, bedreigingen, roofovervallen, agressie op de werkvloer en grootschalige calamiteiten zijn gebeurtenissen die diep ingrijpen in ons leven. Ze zijn vaak overweldigend en angstaanjagend. Want in één keer worden we geconfronteerd met een intense bedreiging. Van het ene op het andere moment verliezen we de controle over de situatie. Het is een plotselinge breuk met het besef dat we greep hebben op ons eigen leven en dat wij ons veilig kunnen voelen in ons werk. We voelen ons machteloos. Deze zeer ingrijpende gebeurtenissen zijn met name zo schokkend omdat wij ze niet verwachten. Beter gezegd: wij verwachten dat wij zelf er niet door worden getroffen. Wij gaan er impliciet of expliciet van uit dat het alleen anderen zal overkomen. De gevolgen van een ingrijpende gebeurtenis zijn voor degenen die erdoor worden getroffen vaak ernstig en langdurig. Ontzetting, schrik en ongeloof worden gevolgd door angst, woede, neerslachtigheid en vermoeidheid. Er ontstaan spanningen in het werk, die tot uitdrukking komen in verslechterde werkprestaties en ziekteverzuim. Bij dit alles is het van groot belang hoe de collega's en de organisatie reageren. Een gebrek aan hulp, steun en erkenning belemmeren vaak de verwerking. Bij schokkende gebeurtenissen hoeven bedrijven en instellingen niet machteloos aan de zijlijn te staan. Er zijn voldoende mogelijkheden voor een praktische en doelgerichte aanpak. Het Instituut voor Psychotrauma (IvP) is gespecialiseerd in traumapreventie, -opvang, -advisering en -nazorg. Ons doel is steeds: het beperken van de schade voor werknemers èn organisatie. Het Instituut voor Psychotrauma biedt maatwerk om emotionele en zakelijke schade van stressvolle incidenten te voorkomen of te beperken. Stichting Impact www.impact-kenniscentrum.nl In de afgelopen tien jaar is Nederland getroffen door verscheidene grote rampen, waaronder de Bijlmerramp (1992), de vuurwerkramp in Enschede (2000) en de cafébrand in Volendam (2001). In de nasleep van de Bijlmerramp werden overheid en hulpverleners ermee geconfronteerd dat rampen niet te onderschatten complexe gevolgen kunnen hebben. Duidelijk werd dat niet alleen de directe chaos van een ramp vraagt om een adequate aanpak, maar dat ook de psychische, lichamelijke en materiële schade op lange termijn intensieve aandacht nodig heeft. Ook andere rampen hebben laten zien dat een gecoördineerde en gedegen lange termijn psychosociale hulpverlening hard nodig is. De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties besloten daarom tot het instellen van een Landelijk Kenniscentrum voor Psychosociale Zorg na Rampen. Dit kenniscentrum is in september 2002 officieel van start gegaan onder de naam Stichting Impact. Doelstelling en takenpakket
Expertisecentrum LNV
51
Stichting Impact heeft tot doel het bevorderen van kwalitatief hoogwaardige en adequaat georganiseerde psychosociale zorg na rampen.Tot het takenpakket van Stichting Impact horen het bundelen van ervaring en wetenschappelijke kennis, het inzichtelijk maken en beschikbaar stellen hiervan voor uiteenlopende doelgroepen en het bevorderen van samenwerking tussen betrokken partijen. De activiteiten van Stichting Impact zijn er uiteindelijk op gericht om het rampenbewustzijn en de 'disaster prepardness' te bevorderen. Daarnaast ijvert Stichting Impact ervoor dat de psychosociale zorg bij rampen onderdeel gaat uitmaken van de Wet op de Geneeskundige Hulp bij Rampen die momenteel wordt herzien. Een wettelijk kader kan het benodigde gezag en de daarbij behorende middelen bieden om tot daadwerkelijke integratie van psychosociale zorg te komen in de Nederlandse hulpverlening. Crisis Onderzoek Team (COT) www.cot.nl COT is een onderzoek- en adviesorganisatie die wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek verricht naar veiligheid- en crisismanagement. Het COT combineert wetenschappelijke kennis met praktische inzichten. Het v v v v v v v
COT verricht verschillende onderzoek- en adviesactiviteiten: wetenschappelijk onderzoek naar crises en crisisbesluitvorming; praktijkgericht evaluatieonderzoek; toekomstgericht scenario-onderzoek; auditing en doorlichting crisisorganisatie; advisering over preventie en planning; acute advisering tijdens crises; begeleiding organisaties na crises of veiligheidsincidenten.
Daarnaast verzorgt het COT jaarlijks trainingen en opleidingen op het gebied van veiligheid- en crisismanagement voor onder meer: Instituut Defensie Leergangen (IDL) Instituut Clingendael Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) Nederlandse Politie Academie (NPA) Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) Tevens ontwikkelt het COT in opdracht van diverse publieke en private organisaties simulaties en trainingen op maat. Daarbij wordt maximaal rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de organisatie. Simulaties zijn o.m. ontwikkeld voor provincies en gemeenten, ABN AMRO, Campina Melkunie, Corus Hoogovens, Raad voor de Transportveiligheid, Rijkswaterstaat. GHOR en de PSHOR GHOR: Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen. De GHOR is een keten waarin verschillende organisaties verbonden zijn. Deze keten is nodig als er een ramp uitbreekt. Organogram GHOR (opgeschaald): Burgemeester I Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) I I I I I I I Huisartsen Ambulancediensten Ned. Rode Kruis Ziekenhuizen GGD RIAGG PSHOR
52
Expertisecentrum LNV
PSHOR: Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen De PSHOR is een deelproces van het GHOR. De participanten zijn Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG of gefuseerde instelling), slachtofferhulp en Algemeen Maatschappelijk Werk. Als de PSHOR Is opgeschaald, ziet deze er als volgt uit: Gemeente: Burgemeester I Regionaal Geneeskundig Functionaris I Directie regievoerende instelling I Leider Kernteam I Kernteam I I Psychosociaal opvangteam
I Ondersteuningsteam facilitair
In rustige tijden is het PSHOR een lege organisatie. In geval van een ramp vindt opschaling plaats. De participerende organisaties hebben dan allen een taak die goed aansluit bij hun de reguliere taken. De coördinatie wordt vormgegeven door een organisatie met deskundige profs, waarbij een 7 x 24 uur bereikbaarheidsdienst geldt, en met een medische verantwoordelijkheid. De uitvoering vind plaats door getrainde vrijwilligers en getrainde professionals. In de schema’s is te zien dat de burgemeester zowel de GHOR als de PSHOR aanstuurt. (Impact, 2002)
Expertisecentrum LNV
53
54
Expertisecentrum LNV
Bijlage 3 Overzicht draaiboeken
Expertisecentrum LNV
55
56
Expertisecentrum LNV
Bijlage 4
Literatuurlijst
Publicaties Abbas, T., S. de Bie, U. Blom, H. Geveke, D. Hanemaayer, R. Hilhorst, M. Leewis, R. Straathof; MKZ 2001: ‘de evaluatie van een crisis’, B & A Groep, Den Haag, maart 2002. Egberts, T. W. Koopman, W. Langenbarg; Wegwijzer voor bedrijfsbeëindiging, Roodbont uitgeverij, Zutphen, januari 2002. Ganzen kregen klap met schop. NRC-Handelsblad, 25-07-2003. Haaften, E.H. van, P.H. Kersten; Veerkracht, ‘Een onderzoek naar de sociaal-psychische conditie van geruimde melkveehouders na de MKZ-crisis’, Alterrarapport 539, Wageningen, 2002. Huet Lindeman, J. van; Pastoraat aan bedrijsbeëindigers in de landbouw, RDC Gelderland, Arnhem, mei 2003. Herik, A.J. van, L. Dalhuisen, J. Kiesbrink; Van lijdzaamheid naar hoop, ‘Oene en MKZ’, Kerkenraad van de hervormde gemeente van Oene, zomer 2001. Huirne, R.B.M., M. Mourits, F. Tomassen, J.J. de Vlieger, T.A. Vogelzang; MKZ: Verleden, heden en Toekomst, “Over de preventie en bestrijding van MKZ’, LEI rapport 6.02.14, Den Haag, november 2002. Jaarverslag 2001. Telefonische Hulp- en Dienstverlening Oost Nederland. Jager, H. de en A.L. Mok; Grondbeginselen der sociologie. Gezichtspunten en begrippen, Stenfert Kroes, Leiden, 1993. Jong, R. de, L. Noorduyn, M. van Schagen, C. Vonk; Boerenkringen in beweging, ‘Handreikingen om de kloof tussen agrariërs en hulpverleners te verkleinen’, Roodbont uitgeverij, Zutphen, mei 2000. ‘MKZ-drama: lidteken waar je soms weer last van krijgt’. Agrarisch Dagblad, 11-082001. Na de slachtpartij zat het hok vol bloed en veren. Volkskrant, 23-07-2003. Nieuwe start na pestdrama. Boerderij, 12-08-2003. Projectbureau Odyssee; SEP Varkenshouderij Eindrapportage, Berg en Dal, november 2000. Root, M. 16 Miljoen mensen en …een loco burgemeester, intern verslag EC-LNV, Ede, 2003. Rouwproces na MKZ nog lang niet af. Boerderij, 11-12-2001. Ruff, O.J, De rol van de kerk bij een ramp. Kerkinactie, Utrecht, 2002
Expertisecentrum LNV
57
Stichting Impact, Landelijk Kenniscentrum Psychosociale Zorg na Rampen. Symposium: Lessen leren van rampen. Amsterdam, 2002 Vellenga, S.J.; Zin, ziel, zorg. Over levensbeschouwing en geestelijke gezondheidszorg, Kok, Kampen, 1992 Zwieten, D, van; Agrarische gezinnen in zorgen, ’Een inventariserend onderzoek naar sociaal-psychische en sociaal-economische problemen van agrarische gezinnen, Wetenschapswinkel Wageningen, april 1994. Draaiboeken Ministerie LNV, Directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden; Beleidsdraaiboek Mond- en klauwzeer, Den Haag, december 2002. Ministerie LNV, Directie Kabinet; Handleiding draaiboeken crisismanagement, Den Haag, december 2002. Ministerie LNV, Directie Voorlichting; Handboek communicatie bij crisis LNV, Den Haag, 2003. Ministerie LNV; Handboek Crisisbesluitvorming, Den Haag, maart 2002. Websites Ministerie Landbouw, Natuurbeheer & Visserij Instituut voor Psychotrauma SEP-Veehouderij Impact kenniscentrum Telefonische hulpdienst agrariërs
58
www.minlnv.nl www.ivp.nl www.sepveehouderij.nl www.impact-kenniscentrum.nl www.agrariers-thd.nl
Expertisecentrum LNV
Bijlage 5 Overzicht geïnterviewden en bijgewoonde gesprekken
De volgende personen zijn geïnterviewd: P. van de Velden; P. van Loon; M. Rooze; L. Kool; J. Kruiskamp; J. Laheij; P. Boverhof; H. van Mil; Marc Vincken;
Instituut voor Psychotrauma Instituut voor Psychotrauma Stichting Impact Directie Oost, Ministerie van LNV Directie Oost, Ministerie van LNV SEP Veehouderij/Vogelpest SEP Veehouderij/Vogelpest SEBA SEBA
Telefonische interviews: G.J. Brummelman; Directie Oost, Ministerie van LNV Z. Schaap; Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs H. Hermans; LLTB A. Overmars GLTO Bijgewoonde gesprekken: -
Bijeenkomst naar aanleiding van het bezoek van minister Veerman aan het voormalig MKZ-gebied de Veluwe, Directie Oost, Ministerie van LNV, 11-02-2003; Bijeenkomst voor predikanten in het kader van de ruimingen in verband met de vogelpest, 9-04-3003; Gesprek SEBA, SEP, LNV Directie Landbouw, LNV Directie Oost en het EC-LNV, 2305-2003.
Expertisecentrum LNV
59