SOA SURVEILLANCE IST. België Belgique

Auteurs : Defraye A, Buziarsist J, Sasse A, Bots J, Ducoffre G, Faidherbe M, Gurning E, Mak R, Zoïle M

SOA – SURVEILLANCE – IST België – 2008 - Belgique Jaarlijks gemeenschappelijk rapport van de verschillende registratiesystemen van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in België / Rapport annuel commun des différents systèmes d’enregistrement des Infections Sexuellement Transmissibles (IST) en Belgique 1. Doelstellingen 1. Objectifs Scientific Institute of Public Health Unit of Epidemiology

www.iph.fgov.be/ epidemio/aids/ Ministère de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé de la Communauté française

De doelstelling van dit rapport is om alle informatie over de epidemiologie van SOA in België samen te brengen zodat een volledig beeld kan worden gegeven, nuttig voor de planning van preventieactiviteiten, waarvan een overzicht wordt gegeven aan het einde van dit rapport. De verschillende registratiesystemen zijn complementair; deze samenwerking is een aanzet tot optimalisatie van de SOA -surveillance in België. In deze editie worden de resultaten en de situatie in het jaar 2008 besproken.

2. Methoden

www.cfwb.be Vlaamse Overheid Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

www.zorg-en-gezondheid.be Brussels Hoofdstedelijk Gewest Région de Bruxelles-Capitale

www.bruxelles.irisnet.be www.brussel.irisnet.be

De resultaten voorgesteld in dit rapport zijn afkomstig van vier verschillende informatiebronnen: Het peilnetwerk van clinici voor de surveillance van SOA in België bestaat sinds oktober 2000 en registreert een tiental SOAdiagnoses. Deze surveillance wordt georganiseerd door de afdeling epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). In het jaar 2008 bestond dit netwerk uit 45 vrijwillig deelnemende sites, verspreid over de verschillende provincies in het land. Een site betreft een privépraktijk van één of meerdere artsen (gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten en urologen), een ziekenhuisdienst of een medisch centrum (SOA -kliniek, medisch studentencentrum of centrum voor seksuele voorlichting). De geregistreerde variabelen geven demografische informatie over de patiënt, informatie over symptomen, over risicofactoren, de plaats van

L’objectif de ce rapport commun est de rassembler toutes les informations épidémiologiques sur les IST en Belgique de manière à ce qu’une image plus complète soit disponible, ceci afin de répondre aux besoins de planification d’activités de prévention, desquelles un aperçu est présenté à la fin de ce rapport. Les différents systèmes d’enregistrement sont complémentaires; la collaboration donne une impulsion à l’optimalisation de la surveillance des IST en Belgique. Dans ce rapport, les résultats et la situation en 2008 sont présentés.

2. Méthodes Les résultats présentés dans ce rapport proviennent de quatre sources d’information: Le réseau sentinelle de cliniciens pour la surveillance des IST en Belgique existe depuis octobre 2000 et enregistre une dizaine de diagnostics d’IST. Cette surveillance est organisée par la section Epidémiologie de l’Institut scientifique de Santé publique (ISP). En 2008, ce réseau était composé de 45 sites participant de façon volontaire, répartis dans les différentes provinces du pays. Un site est composé d’un cabinet privé avec un ou plusieurs médecins (gynécologues, dermatologues, généralistes, spécialistes en médecine interne et urologues), d’un service hospitalier ou d’un centre médical (clinique IST, centre estudiantin ou planning familial). Les variables enregistrées fournissent une information démographique sur le patient, une information sur les symptômes, les facteurs de risque, le lieu de l’infection ainsi que le statut

1 This report is available, also in an English version, on the website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids


infectie en de serologische status voor HIV, hepatitis B en C en syfilis. Dit registratiesysteem biedt vooral kwalitatieve informatie. Een gedetailleerde beschrijving van dit 1 registratiesysteem en de meest recente resultaten zijn terug te vinden in de rapporten op de site www.iph.fgov.be/epidemio/aids. Het netwerk van laboratoria voor microbiologie (peillaboratoria) bestaat sinds 1983 en wordt eveneens georganiseerd door de afdeling epidemiologie van het WIV. Dit netwerk bestaat in 2008 uit 103 microbiologische routinelaboratoria en een vijftigtal referentielaboratoria die op vrijwillige basis deelnemen; zij vormen 61% van het aantal in 2008 erkende microbiologische routinelaboratoria. De pathogenen van de geregistreerde SOA zijn C. trachomatis en N. gonorrhoeae sinds 1986, alsook T. pallidum sinds 2001 tengevolge de toegenomen incidentie geobserveerd door de gezondheidsinspectie van de provincie Antwerpen. De opgenomen variabelen zijn geslacht, leeftijd en woonplaats van de patiënt, alsook de gebruikte diagnosetechniek. Geen enkele klinische informatie wordt ingezameld; sommige gevallen kunnen dus asymptomatisch zijn. Voor T. pallidum worden enkel nieuwe gevallen geregistreerd: dubbeltellingen op het geheel van de gevallen sinds het begin van de rapportage worden jaarlijks verwijderd. Dit registratiesysteem laat onder andere toe de incidenties op te volgen. Een gedetailleerde beschrijving van dit surveillancesysteem en de 2 meest recente resultaten zijn te vinden op: www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm.

Meldingen in het kader van de verplichte aangifte worden gedaan aan de gezondheidsinspecteurs van de Gemeenschappen. De verplicht aan te geven SOA zijn gonorroe, syfilis en hepatitis B. De opgenomen variabelen zijn geslacht en leeftijd. Verder is er ook informatie over de woonplaats, over de nationaliteit en de plaats van infectie (inheems of niet): deze informatie is niet opgenomen in dit rapport. Dit registratiesysteem 3 biedt gegevens over een lange tijdsperiode. Aangezien het registratiesysteem van de Franse Gemeenschap en van de Brusselse Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (GGC) momenteel een optimalisatie ondergaat, worden de cijfers van 2008 niet vergeleken met deze van vorige jaren. Meer informatie over de verplichte aangifte in de Vlaamse Gemeenschap is te vinden op de website www.zorg-engezondheid.be en in de Franse Gemeenschap op de website www.sante.cfwb.be.

2

sérologiques pour le VIH, les hépatites B et C et la syphilis. Ce système d’enregistrement offre surtout une information qualitative. Une description détaillée de ce système d’enregistrement et les résultats les plus récents peuvent être consultés 1 dans les rapports disponibles sur le site www.iph.fgov.be/epidemio/aids. Le réseau de laboratoires de microbiologie (Laboratoires Vigies) existe depuis 1983 et est également coordonné par la section Epidémiologie de l’ISP. En 2008, ce réseau était constitué de 103 laboratoires de routine et d’une cinquantaine de laboratoires de référence, participant sur base volontaire; il comprenait 61 % du nombre total de laboratoires de microbiologie (de routine) agréés en 2008. Les agents pathogènes des IST enregistrées sont C. trachomatis et N. gonorrhoeae depuis 1986, ainsi que T. pallidum (syphilis) depuis 2001, à la suite de l’épidémie observée par l’inspection de santé de la province d’Anvers. Les variables reprises dans ce rapport sont l’âge, le sexe et le lieu de résidence des patients ainsi que la technique de diagnostic utilisée. Aucune information clinique n’est récoltée; certains cas peuvent donc être asymptomatiques. Pour les infections à T. pallidum, seuls les nouveaux cas sont enregistrés : un nettoyage des doublons est effectué chaque année sur l’ensemble des cas rapportés depuis le début de la surveillance. Ce réseau permet, entre autres, le suivi des incidences. Une description détaillée de ce système de surveillance et les résultats les plus 2 récents sont présentés sur : www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/index8.htm. Les notifications obligatoires sont faites aux médecins inspecteurs de santé des Communautés. Les IST à notification obligatoire sont la gonorrhée, la syphilis et l’hépatite B. Les variables reprises dans ce rapport sont l’âge et le sexe. L’information sur le lieu de résidence, la nationalité et le lieu d’infection n’est pas reprise dans ce rapport. Ce système d’enregistrement présente des données 3 sur une longue période. Le système d’enregistrement en Communauté française et de la Commission communautaire commune de la Région de Bruxelles-Capitale (COCOM) étant actuellement en cours de renouvellement, les chiffres de 2008 ne sont pas comparés à ceux des années précédentes. Davantage d’informations sur la notification obligatoire en Communauté flamande se trouvent sur le site www.zorg-en-gezondheid.be et en Communauté française sur le site www.sante.cfwb.be.


De nationale surveillance van HIV en AIDS wordt georganiseerd door de afdeling epidemiologie van het WIV sinds 1984. Zeven AIDS referentielaboratoria zijn door de FOD Volksgezondheid erkend voor het bevestigen van positieve ELISA testresultaten. Op basis van de resultaten van hun registratie is het mogelijk een betrouwbare schatting te maken van het totale aantal HIV -diagnoses in België. Een gedetailleerde beschrijving van dit surveillancesysteem en de meest recente 4 resultaten zijn te vinden op de website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

La surveillance nationale du VIH et du SIDA est organisée par la section Epidémiologie de l’ISP depuis 1984. Sept laboratoires de référence SIDA sont reconnus par le SPF Santé Publique pour la confirmation des tests ELISA positifs. Sur base des résultats de leur enregistrement, une estimation fiable du nombre total de diagnostics VIH en Belgique peut être faite. Une description détaillée de ce système 4 d’enregistrement et les résultats les plus récents peuvent être consultés sur le site : www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

3. Résultats 3. Resultaten 3.1 Tendances 3.1.1 Syphilis

3.1 Trends 3.1.1 Syfilis

Les données du réseau des laboratoires vigies montrent entre 2005 et 2006 une première diminution du nombre annuel de diagnostics de syphilis enregistrés (Figure 1). Cependant, une réaugmentation du nombre annuel de cas enregistrés est observée depuis 2006, principalement chez les hommes. Cette augmentation se manifeste dans toutes les tranches d’âge.

De gegevens van het netwerk van peillaboratoria tonen tussen 2005 en 2006 een eerste afname van het jaarlijkse aantal geregistreerde syfilisdiagnoses (Figuur 1). Sinds 2006 wordt er echter opnieuw een stijging waargenomen in het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen, voornamelijk bij mannen. Deze stijging geldt in alle leeftijdscategorieën.

Figure 1 : Evolution du nombre de diagnostics de syphilis enregistrés par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Figuur 1: Evolutie in het aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

L’augmentation entre 2006 et 2007 s’observe surtout en Flandre, tandis que l’augmentation entre 2007 et 2008 est plus prononcée dans la région de BruxellesCapitale et en Wallonie (Figure 2). Parmi les 480 patients enregistrés en 2008 par le réseau des laboratoires vigies, plus de la moitié (59,6 %) proviennent de Flandre (N=286); 20,4 % proviennent de la région de Bruxelles-Capitale (N=98) et 15,8 % proviennent de Wallonie (N=76). Pour 4,2 % des cas, cette information est inconnue (N=20).

Terwijl de stijging tussen 2006 en 2007 vooral wordt waargenomen in Vlaanderen, is de stijging tussen 2007 en 2008 meer uitgesproken in de regio Brussel en Wallonië (Figuur 2). Van de 480 patiënten geregistreerd in 2008, is meer dan de helft (59,6 %) afkomstig uit Vlaanderen (N=286); 20,4 % is afkomstig uit de regio Brussel (N=98) en 15,8 % uit Wallonië (N=76). Voor 4,2 % van de gevallen is deze informatie onbekend (N=20).

3


Figuur 2: Evolutie van het aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar regio (netwerk van peillaboratoria)

Figure 2 : Evolution du nombre de diagnostics de syphilis enregistrés par région (réseau des laboratoires vigies)

De cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen tonen een stabilisatie tussen 2005 en 2006, gevolgd door een toename van het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen sinds 2006 (Figuur 3). De bevindingen van het peilnetwerk van clinici wijzen eveneens op een nieuwe stijging sinds 2006, voornamelijk onder homo/biseksuele mannen ouder 1 dan 35 jaar (resultaten hier niet voorgesteld).

Les chiffres de la notification obligatoire en Flandre montrent une stabilisation entre 2005 et 2006, suivie d’une augmentation depuis 2006 (Figure 3). Les résultats du réseau de cliniciens indiquent également une recrudescence depuis 2006, principalement chez les hommes homo/bisexuels âgés de 35 ans ou plus 1 (les résultats ne sont pas présentés ici).

Figuur 3: Evolutie in het aantal geregistreerde syfilisgevallen naar geslacht (verplichte aangifte, Vlaamse Gemeenschap)

Figure 3 : Evolution du nombre de cas de syphilis enregistrés par sexe (notification obligatoire en Communauté flamande)

In de Franse Gemeenschap, en de regio Brussel inbegrepen, werden in 2008 77 gevallen van syfilis geregistreerd.

En Communauté française, la région de BruxellesCapitale incluse, 77 cas de syphilis ont été enregistrés en 2008.

4


3.1.2 Gonorroe

3.1.2

Het netwerk van peillaboratoria observeert voor gonorroe een continue stijging, voornamelijk bij mannen, maar ook bij vrouwen (Figuur 4). Zowel de gegevens van het netwerk van peillaboratoria als de cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen geven aan dat de stijging bij mannen tussen 2007 en 2008 zich voordoet in alle leeftijdsgroepen, maar minder uitgesproken bij jongeren (< 25 jaar).

Gonorrhée

Le réseau des laboratoires vigies observe pour la gonorrhée une augmentation continue, particulièrement chez les hommes, mais aussi chez les femmes (Figure 4). Les données des laboratoires vigies et les chiffres de la notification obligatoire en Flandre indiquent que l’augmentation chez les hommes entre 2007 et 2008 se manifeste dans toutes les tranches d’âge, mais elle est moins prononcée chez les jeunes (< 25 ans).

Figuur 4: Evolutie in het jaarlijkse aantal gonorroediagnoses geregistreerd naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

Figure 4 : Evolution du nombre annuel de diagnostics de gonorrhée enregistrés par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Van de 718 patiënten geregistreerd in 2008 in het netwerk van peillaboratoria, is meer dan de helft (57,1 %) afkomstig uit Vlaanderen (N=410), 28,1 % uit de regio Brussel (N=202) en 12,5 % uit Wallonië (N=90). Voor 2,2 % is deze informatie onbekend (N=16). De stijging wordt geobserveerd in de drie regio’s (Figuur 5).

Parmi les 718 patients enregistrés en 2008 par le réseau des laboratoires vigies, plus de la moitié des cas (57,1 %) proviennent de Flandre (N=410), 28,1 % de la région de Bruxelles-Capitale (N=202) et 12,5 % de Wallonie (N=90). Cette information est inconnue pour 2,2 % des patients (N=16). L’augmentation se manifeste dans les trois régions (Figure 5).

Figuur 5: Evolutie in het jaarlijkse aantal gonorroediagnoses geregistreerd naar regio (netwerk van peillaboratoria)

Figure 5 : Evolution du nombre annuel de diagnostics de gonorrhée enregistrés par région (réseau des laboratoires vigies)

De cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen bevestigen deze geobserveerde trend voor Vlaanderen (Figuur 6).

Les chiffres de la notification obligatoire en Flandre confirment entièrement cette tendance pour la Flandre (Figure 6).

5


Figuur 6: Evolutie in het aantal geregistreerde gonorroegevallen naar geslacht (verplichte aangifte, Vlaamse Gemeenschap)

Figure 6 : Evolution du nombre de cas de gonorrhée enregistrés par sexe (notification obligatoire en Communauté flamande)

In de Franse Gemeenschap, en de regio Brussel inbegrepen, werden in 2008 127 gevallen van gonorroe geregistreerd.

En Communauté française, la région de BruxellesCapitale incluse, 127 cas de gonorrhée ont été enregistrés en 2008.

Simultaan met de stijging van het aantal gerapporteerde gevallen tussen 2000 en 2002 nam het gebruik van moleculaire diagnosetests in België 5 toe. In 2008 is de gebruikte test gekend voor 86 % van de laboratoria die N. gonorrhoeae geregistreerd hebben in het netwerk van peillaboratoria: 87,5 % gebruikte cultuur en 12,5 % gebruikte PCR.

L’augmentation du nombre de cas rapportés entre 2000 et 2002 est parallèle à une augmentation de l’utilisation des tests moléculaires de diagnostic en 5 Belgique. La technique utilisée est connue pour 86 % des laboratoires qui ont enregistré des infections à N. gonorrhoeae dans le réseau des laboratoires vigies en 2008 : 87,5 % ont utilisé la culture et 12,5 % ont utilisé la PCR.

Wat betreft de informatie over resistentie van gonokokken voor diverse antibiotica, deze is opgenomen in het rapport van het netwerk van 2 peillaboratoria. De resultaten van het referentielaboratorium (ITG-Antwerpen) in België tonen dat het aandeel resistente isolaten voor penicilline, tetracycline en ciprofloxacine niet significant is gewijzigd tussen 2006 en 2008 (Tabel 1). Alle isolaten waren gevoelig aan ceftriaxone en aan spectinomycine.

En ce qui concerne l’information sur la résistance de la gonorrhée à divers antibiotiques, celle-ci est reprise dans le rapport du réseau des laboratoires 2 vigies. Les résultats du laboratoire de référence (IMT-Anvers) en Belgique montrent que la proportion d’isolats résistant à la pénicilline, à la tetracycline et à la ciprofloxacine n’a pas changé de manière significative entre 2006 et 2008 (Tableau 1). Tous les isolats étaient sensibles à la ceftriaxone et à la spectinomycine.

Tabel 1: Resultaten antimicrobiële gevoeligheidsbepalingen gonorroe –isolaten (gegevens referentielaboratorium) Antibioticum 2006 2007 2008

Tableau 1 : Résultats des tests de sensibilité antimicrobienne des isolats à Neisseria gonorrhoeae (données du laboratoire de référence) Antibiotique 2006 2007 2008

Penicilline

32,8 %

34,8 %

35,5 %

Pénicilline

32,8 %

34,8 %

35,5 %

Tetracycline

50,9 %

49,0 %

48,0 %

Tétracycline

50,9 %

49,0 %

48,0 %

Ciprofloxacine

61,4 %

60,3 %

57,5 %

Ciprofloxacine

61,4 %

60,3 %

57,5 %

Azithromycine

1,8 %

3,1 %

1,6 %

Azithromycine

1,8 %

3,1 %

1,6 %

6


3.1.3

3.1.3 Chlamydia trachomatis

Chlamydia trachomatis

Les données du réseau des laboratoires vigies montrent pour l’infection à Chlamydia trachomatis une augmentation du nombre annuel de cas enregistrés entre 2000 et 2006, principalement chez les femmes et à un degré moindre chez les hommes. Entre 2007 et 2008, une stabilisation est observée pour les femmes tandis qu’une augmentation est observée pour les hommes (Figure 7).

De gegevens van het netwerk van peillaboratoria tonen voor Chlamydia trachomatis een stijging van het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen tussen 2000 en 2006, voornamelijk bij vrouwen en in mindere mate ook bij mannen. Tussen 2007 en 2008 wordt een stabilisatie geobserveerd bij vrouwen, terwijl een stijging wordt geobserveerd bij mannen (Figuur 7).

Figure 7 : Evolution du nombre annuel d’infections à Chlamydia trachomatis enregistrées par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Figuur 7: Evolutie in het jaarlijkse aantal chlamydiadiagnoses geregistreerd naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

Wellicht is de geobserveerde stijging tussen 2000 en 2005, in elk geval gedeeltelijk, toe te schrijven aan de introductie van gevoeliger testmethodes want PCR 5 wordt terugbetaald sinds december 2001. In 2008 is de gebruikte test gekend voor 83 % van de laboratoria die C. trachomatis geregistreerd hebben in het netwerk van peillaboratoria: 53 % gebruikte PCR, 31 % cultuur en 16 % serologie.

L’augmentation observée entre 2000 et 2005 est, au moins partiellement, liée à l’introduction de méthodes de tests plus sensibles car la PCR est remboursée 5 depuis décembre 2001. Le test utilisé est connu pour 83 % des laboratoires qui ont enregistré des infections à C. trachomatis dans le réseau des laboratoires vigies en 2008 : 53 % ont utilisé la PCR, 31 % la culture et 16 % la sérologie.

De stijging bij mannen tussen 2007 en 2008 manifesteert zich vooral in de leeftijdsgroep de 35-44 jaar.

Chez les hommes, l’augmentation entre 2007 et 2008 est plus manifeste chez les personnes âgées de 35 à 44 ans.

7


Zoals voor syfilis en voor gonorroe, wordt de grootste proportie van de Chlamydia -gevallen geregistreerd in Vlaanderen, en is de geobserveerde trend minder uitgesproken in Wallonië (Figuur 8).

Comme pour la syphilis et la gonorrhée, la plus grande proportion de cas d’infections à C. trachomatis est enregistrée en Flandre, et la tendance observée est moins prononcée en Wallonie (Figure 8).

Figuur 8: Evolutie in het jaarlijkse aantal diagnoses van Chlamydia trachomatis geregistreerd naar regio (netwerk van peillaboratoria)

Figure 8 : Evolution du nombre annuel de diagnostics d’infections à Chlamydia trachomatis enregistrées par région (réseau des laboratoires vigies)

3.2 Determinanten

3.2 Déterminants

Aan de hand van de gegevens van het peilnetwerk van clinici kan voor de verschillende SOA die worden geregistreerd (Figuur 9), worden achterhaald in welke subpopulatie deze vooral worden gediagnosticeerd.

Grâce aux données du réseau sentinelle de cliniciens, il est possible d’identifier les souspopulations à risque élevé pour chaque IST enregistrée (Figure 9).

Figuur 9: Verdeling van de in 2008 geregistreerde SOAdiagnoses naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen

Figure 9 : Répartition des diagnostics d’IST enregistrés en 2008 par sexe et par orientation sexuelle pour les hommes

8


In 2008 werden 382 SOA -diagnoses geregistreerd bij 362 mannen en 382 SOA -diagnoses bij 365 vrouwen. Bij 5 % van de patiënten werden meerdere SOA tegelijk gediagnosticeerd (N=36). De meerderheid van de patiënten (75 %) had de Belgische nationaliteit. Meer dan de helft (54 %) van de mannelijke patiënten waren mannen die seks hebben met mannen (MSM). Bij heteroseksuele personen heeft de grootste proportie (55 % bij de mannen en 52 % bij de vrouwen) in de afgelopen 6 maanden slechts 1 seksuele partner gehad, terwijl bij MSM de grootste proportie (47 %) 2 tot 4 seksuele partners heeft gehad. De categorie “5 of meer partners” is bij MSM nog net iets hoger vertegenwoordigd dan de categorie “1 partner”.

En 2008, 382 diagnostics d’IST ont été enregistrés chez 362 hommes et 382 diagnostics chez 365 femmes. Chez 5 % des patients, plusieurs diagnostics d’IST ont été diagnostiqués au même moment (N=36). La plupart des patients (75 %) étaient de nationalité belge. Plus de la moitié (54 %) des patients masculins étaient des hommes qui ont des rapports sexuels avec des hommes (HSH). Chez les personnes hétérosexuelles, la plus grande proportion (55 % chez les hommes et 52 % chez les femmes) mentionne un partenaire stable au cours des 6 derniers mois, tandis que chez les HSH, la plus grande proportion (47 %) mentionne 2 à 4 partenaires sexuels. La catégorie « 5 partenaires ou plus » est plus représentée que la catégorie « 1 partenaire » chez les HSH.

Chlamydia was de meest frequente SOA -diagnose bij vrouwen, syfilis bij MSM en genitale wratten bij heteroseksuele mannen (Figuur 8). Syfilis en gonorroe werden vaker vastgesteld bij iets oudere mannen (35-44 jaar). Chlamydia –infectie was meer frequent bij jonge vrouwen (15-24 jaar).

L’infection à Chlamydia était l’IST la plus fréquente chez les femmes, la syphilis chez les HSH et les condylomes chez les hommes hétérosexuels (Figure 8). La syphilis et la gonorrhée étaient plus fréquentes chez les hommes âgés de 35 à 44 ans. L’infection à Chlamydia était plus fréquente chez les jeunes femmes (15-24 ans).

SOA –reïnfecties betreffen meestal syfilisinfecties bij HIV –positieve MSM.

Les réinfections par IST concernent souvent des épisodes de syphilis chez les HSH VIH positifs.

De vergelijking van de jaren 2005 tot 2008 toont dat het jaarlijkse aantal SOA –diagnoses min of meer stabiel blijft. Toch wordt een toename waargenomen in het aantal syfilisdiagnoses sinds 2006, meer bepaald bij MSM. Bovendien worden diagnoses van Lymphogranuloma venereum (LGV) en acute hepatitis C regelmatig gesteld bij de groep van MSM.

La comparaison des années 2005 à 2008 montre que le nombre annuel de diagnostics d’IST reste plus au moins stable; cependant, une ré-augmentation du nombre de diagnostics de syphilis est observée depuis 2006, particulièrement chez les HSH. De plus, des diagnostics de Lymphogranuloma venereum (LGV) et d’hépatite C aiguë parmi les HSH sont régulièrement rapportés en 2008.

In 2008 werden door de 7 AIDS -referentiecentra die apart deelnamen aan deze vrijwillige SOA 6 registratie 34 gevallen van LGV geregistreerd. Het gaat om 14 mogelijke, 12 bevestigde en 8 waarschijnlijke gevallen. Allen zijn MSM, onder wie 31 HIV -positieven. In deze centra werden in 2008 14 gevallen geregistreerd van acute hepatitis C via homoseksuele overdracht; allen waren HIV -positief.

En 2008, 34 cas de LGV ont été enregistrés par les 7 centres de référence SIDA qui ont participé 6 séparément à cet enregistrement volontaire. Il s’agit de 14 cas possibles, 12 cas confirmés et 8 cas probables. Tous étaient des HSH, parmi lesquels 31 VIH positifs. Dans ces centres, 14 cas d’hépatite C aiguë par voie de transmission homosexuelle ont été enregistrés en 2008; tous étaient VIH positifs.

9

3.3. HIV

3.3. VIH

In 2008 werden 1079 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV geregistreerd in België. Het betreft het hoogste jaarlijkse aantal geregistreerd sinds het 7 begin van de epidemie.

En 2008, 1079 nouveaux diagnostics de VIH ont été enregistrés en Belgique. Il s’agit du nombre le plus 7 élevé enregistré depuis le début de l’épidémie.

Tussen 1997 en 2000 heeft men een stijgende trend vastgesteld van het jaarlijkse aantal nieuw gediagnosticeerde HIV -infecties (+36 %), gevolgd door een minder grote stijging tussen 2000 en 2003 en een tendens naar stabilisatie tussen 2003 en 2008 (Figuur 10).

Entre 1997 et 2000, on a observé une nette tendance à l’augmentation du nombre annuel de nouveaux diagnostics de VIH (+36 %), suivie d’une augmentation plus modérée entre 2000 et 2003, et d’une tendance à la stabilisation entre 2003 et 2008 (Figure 10).

Figuur 10: Aantal nieuwe HIV -diagnoses per jaar

Figure 10 : Nombre de nouveaux diagnostics de VIH par an

Er wordt sinds 2002 een stijging waargenomen onder personen van Belgische nationaliteit; deze is vooral toe te schrijven aan een stijging bij MSM. Het aantal gediagnosticeerde infecties in deze groep is meer dan verdrievoudigd tussen 1997 en 2008 (Figuur 4 11).

Une augmentation parmi les personnes de nationalité belge s’observe depuis 2002; cette tendance apparaît principalement chez les HSH. Le nombre d’infections diagnostiquées dans ce groupe a plus 4 que triplé entre 1997 et 2008 (Figure 11).

300

300

250 MSM 200

hetero M hetero V

150

IVD M/V andere/onb. M

100

andere/onb. V 50 0

Nom bre de nouveaux diagnostics

Aantal nieuwe diagnosen


250 HSH 200

hetero H hetero F

150

UDI H/F autre/inc. H

100

autre/inc. F 50 0

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Jaar van HIV diagnose

Année de diagnostic VIH

Figure 11 : Evolution du nombre de nouveaux diagnostics de VIH parmi les personnes de nationalité belge par mode de transmission et par an (H = hommes ; F = femmes ; UDI = utilisation de drogues intraveineuses)

Figuur 11: Evolutie van het aantal nieuwe HIV -diagnoses onder personen van Belgische nationaliteit naar overdrachtswijze en per jaar (M = mannen; V =vrouwen; IVD = intraveneus druggebruik)

10


4. Internationale vergelijking

4. Comparaison internationale

Hoewel vergelijking van gegevens bemoeilijkt wordt door verschillen in registratiesystemen en in de organisatie van de volksgezondheid, worden in de meeste Europese landen gelijkaardige SOA -trends geobserveerd.

La comparaison des données de différents pays européens est difficile en raison des différences au niveau des systèmes d’enregistrement et de l’organisation de la santé publique. Cependant, on observe des tendances similaires dans les différents pays européens en ce qui concerne les IST.

In West-Europa werden 24202 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV -infectie gerapporteerd in 2007 in 21 van de 23 landen. De meest frequente overdrachtswijze in West-Europa is de heteroseksuele overdrachtswijze. Van de 19880 gevallen van wie de overdrachtswijze is gekend, betreft de helft (51%, N=10060) heteroseksueel contact. Indien de gevallen afkomstig uit een land waar de HIV -epidemie veralgemeend is worden uitgesloten, valt het aandeel infecties via heteroseksueel contact terug op 29% en is het aandeel infecties toe te schrijven aan homo/biseksueel contact bij mannen groter (40%, N=8001). Slechts 8% van de infecties (N=1514) is toe te schrijven aan intraveneus druggebruik. In de 16 landen in West -Europa die consequent HIV -gegevens hebben gerapporteerd sinds 2000, is de incidentie van nieuw gediagnosticeerde HIV- infecties gerapporteerd per miljoen populatie gestegen van 55 in 2000 (12720 gevallen) naar 73 in 2007 (17355 8 gevallen).

En Europe de l’Ouest, 24 202 nouveaux cas diagnostiqués d’infection à VIH ont été rapportés en 2007 dans 21 des 23 pays. Le mode de transmission prédominant en Europe de l’Ouest est le contact hétérosexuel. Parmi les 19 880 cas pour lesquels le mode de transmission est connu, la moitié (51 %, N=10060) sont des contacts hétérosexuels. Si on exclut les personnes originaires d’un pays où l’épidémie de VIH est généralisée, la proportion d’infections par contacts hétérosexuels est de 29 % et la proportion d’infections dues aux contacts homo/bisexuels chez les hommes est plus élevée (40 %, N=8001). Seulement 8 % des infections (N=1514) sont dues à l’usage de drogues intraveineuses. Dans les 16 pays d’Europe de l’Ouest qui ont rapporté les données de VIH de manière continue depuis 2000, l’incidence des nouveaux diagnostics d’infections à VIH rapportés par million d’habitants a augmenté de 55 en 2000 (12 720 cas) à 73 par million d’habitants en 2007 8 (17 355 cas).

De gegevens van het labopeilnetwerk tonen een stijging van de Chlamydia -incidentie tussen 2007 en 2008, voor het eerst uitsluitend toe te schrijven aan een stijging bij mannen. Deze stijgende trend zou mogelijks en deels toegeschreven kunnen worden aan een toegenomen of meer gerichte screening, b.v. in het geval van proctitis bij homo/biseksuele mannen in het licht van de LGV -epidemie. LGV – gevallen zullen in het labopeilnetwerk als Chlamydia –infecties geregistreerd staan. In andere Europese landen, zoals in Denemarken en Nederland, worden recent belangrijke aantallen van rectale Chlamydia – 9,10 infecties bij mannen gerapporteerd. Een studie in Engeland toont een belangrijke prevalentie van rectale Chlamydia –infecties onder homo/biseksuele 11 mannen aan.

Les données du réseau des laboratoires de microbiologie montrent une augmentation de l’incidence des infections à C. trachomatis entre 2007 et 2008, pour la première fois uniquement chez les hommes. Cette tendance récente pourrait être attribuable au dépistage élevé ou plus ciblé, par exemple dans le cas d’une proctite chez les HSH dans le cadre de l’épidémie de LGV. Dans le réseau des laboratoires de microbiologie, un cas de LGV sera enregistré comme un cas de C. trachomatis. Dans d’autres pays européens, comme aux Pays-Bas et au Danemark, un nombre important d’infections à 9,10 Chlamydia rectales chez les hommes est rapporté. Une étude au Royaume-Uni montre une prévalence importante d’infections rectales à Chlamydia parmi les 11 HSH.

Het aandeel MSM ligt het hoogst bij gonorroe- en syfilisdiagnoses. Alle gerapporteerde gevallen van LGV en van hepatitis C betreffen homo/biseksuele mannen. Meestal gaat het om iets oudere (35-54 jaar) mannen van Belgische nationaliteit; een belangrijk aandeel is bovendien HIV -positief. Dezelfde patiëntkarakteristieken worden voor deze 1 SOA geobserveerd in andere Europese landen.

La proportion d’HSH est la plus élevée pour les diagnostics de gonorrhée et de syphilis. Tous les cas rapportés de LGV et d’hépatite C concernent des HSH. La tranche d’âge la plus représentée est celle des 35-54 ans, la plupart est de nationalité belge et une proportion importante est VIH positive. Les mêmes caractéristiques des patients sont observées pour ces IST dans d’autres 1 pays européens.

11


5. Preventie

5. Prévention

De verschillende registratiesystemen geven aan dat er sinds 2000 een toename is in het aantal gerapporteerde gevallen van SOA in België, in overeenstemming met waarnemingen in de ons omringende landen. Vooral MSM, en in het bijzonder HIV -seropositieven, vormen een belangrijke risicogroep. Naast gerichte interventies blijven ook 12 preventieacties nodig voor de algemene populatie.

Les différents systèmes d’enregistrement indiquent que depuis 2000, le nombre de cas rapportés d’IST augmente en Belgique, en concordance avec les observations des pays voisins. Les HSH, et en particulier les séropositifs VIH, sont une population particulièrement à risque. En plus des interventions ciblées, des actions de prévention restent nécessaires pour la population 12 générale.

De preventie blijft de hoeksteen van alle andere activiteiten in de globale strijd tegen HIV/AIDS en andere SOA. Zonder krachtige primaire preventiemaatregelen zoals educatie, condoomgebruik en toepassing van maatregelen die de schade beperken (bijvoorbeeld spuitenruil), zou het onmogelijk zijn om de vastgelegde doelstellingen te bereiken (zoals de eliminatie van perinatale overdracht of de universele toegang tot 13 behandeling).

La prévention reste la pierre angulaire de toutes les autres activités entrant dans une démarche globale de lutte contre le VIH/SIDA et des autres IST. Sans une promotion vigoureuse des mesures de prévention primaire telles que l’éducation, l’utilisation du préservatif et l’application de mesures de réduction des risques (l’échange d’aiguilles et de seringues, par exemple), il sera impossible d’atteindre tout objectif fixé (comme l’élimination de la transmission de la mère à l’enfant ou 13 l’accès universel au traitement).

In België valt de preventie onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen. In de Franse Gemeenschap zijn er drie hoofddocumenten over de preventiepolitiek voor HIV/AIDS en andere SOA : het vijfjaarlijkse programma voor gezondheidsbevordering, het communautair operationeel plan over HIV/AIDS en 12, 14 de overlegstrategieën. Voor de uitvoering van haar preventiepolitiek werkt de Vlaamse Gemeenschap samen met verschillende partners en organisaties werkzaam op het terrein. De 15 preventiepolitiek staat beschreven in een decreet.

En Belgique, la prévention est assurée par les Communautés. En Communauté française, trois principaux documents précisent les orientations politiques en matière de prévention du VIH/SIDA et des autres IST : le programme quinquennal de promotion de la santé, le plan communautaire opérationnel IST/SIDA et les 12, 14 stratégies concertées. Pour l’exécution de sa politique de prévention, la Communauté flamande travaille avec différents partenaires et avec les organisations actives sur le terrain. La politique de prévention est décrite dans un 15 décret.

Er bestaan twee grote organisaties die preventiecampagnes uitvoeren: Plate-Forme Prévention Sida in de Franse Gemeenschap (www.preventionsida.org) en Sensoa in de Vlaamse Gemeenschap (www.sensoa.be). In december 2008 werkten beide organisaties samen rond een solidariteitscampagne op nationaal niveau, met als thema: « Sluit HIV uit, niet mensen met HIV ».

Il existe deux grandes organisations qui s’occupent des campagnes de prévention : la Plate-Forme Prévention Sida en Communauté française (www.preventionsida.org) et Sensoa en Communauté flamande (www.sensoa.be). En décembre 2008, les deux associations ont mené ensemble une campagne de solidarité au niveau national, avec le thème « C’est l’exclusion qu’il faut exclure. Pas les séropositifs ». A cela s’ajoutent différentes associations de prévention qui mettent en œuvre des actions pour des groupes cibles dans différents milieux de vie. Leurs actions peuvent être à l’échelle de toute la Communauté ou limitées au niveau local.

Daarnaast bestaan nog verschillende preventieorganisaties actief gericht naar doelgroepen in verschillende milieus. Hun preventieacties kunnen zich situeren op lokaal niveau of op het niveau van de Gemeenschap.

12


Hier volgt een overzicht van de verschillende met enkele voorbeelden van doelgroepen doelgerichte preventiemaatregelen (deze lijst is niet limitatief):

Voici un aperçu de différents groupes cibles avec quelques exemples d’associations thématiques de prévention (cette liste n’est pas exhaustive): 1. Les migrants Le Siréas (www.sireas.be) et le projet HIV-SAM de l’Institut de Médecine Tropicale (www.itg.be) s’occupent de la prévention du VIH/SIDA et autres IST parmi les populations migrantes (publication de brochures et matériel pédagogique en différentes langues, aide individuelle, etc.). Sensoa met à disposition des coffrets de prévention dans les centres d’accueil pour les migrants.

1. Migranten Siréas (www.sireas.be) en het project HIV-SAM van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (www.itg.be) werken rond preventie van HIV/AIDS en andere SOA in de migrantenpopulatie (publicatie van brochures en pedagogisch materiaal in verschillende talen, individuele hulp, enz.). Sensoa implementeert voorlichtingskoffers in centra voor migranten. 2. Homo/biseksuele mannen In de Franse Gemeenschap richt de organisatie Ex Aequo zich specifiek tot deze doelgroep ; ze organiseert elke 3 maanden een nieuwe campagne om verschillende boodschappen aan bod te laten komen. De laatste campagne heeft als titel “syfilis is aanwezig onder ons” (www.exaequo.be). Sensoa heeft verschillende initiatieven gelanceerd die gericht zijn op deze doelgroep. Aangezien internet zeker bij deze groep een belangrijk instrument is voor preventie, werd de site www.mannenseks.be ontwikkeld. Daarnaast is er de « Safe sex zone », een charter tussen de preventieorganisatie en uitbaters van de homohoreca, en het gratis magazine Bend (www.sensoa.be). In 2008 werkte Sensoa ook mee aan ‘Testen op Locatie’ van Helpcenter-ITG, waarbij homomannen in zaken waar ze seks kunnen hebben een gratis hiv- en soa-test aangeboden krijgen. Verder liep er een condoompromotiecampagne rond ‘The First Gay’.

2. Les homo-/bisexuels masculins En Communauté française, l’association Ex Aequo s’adresse spécifiquement à ce groupe; elle crée une nouvelle campagne tous les trois mois afin de diversifier les messages. La dernière campagne de prévention s’intitule « la syphilis est parmi nous ». (www.exaequo.be). Sensoa a lancé plusieurs initiatives à destination de ce groupe cible. Vu qu’Internet joue un rôle important dans la prévention auprès de différents groupes et en particulier chez les HSH, le site www.mannenseks.be a été développé. D’autres initiatives sont le « Safe sex zone », une collaboration entre l’organisme de prévention, les exploitants du secteur horeca liés au milieu homosexuel et le magazine gratuit Bend (www.sensoa.be). En 2008, Sensoa a collaboré au projet ‘Tests délocalisés’ du Helpcenter de l’IMT à Anvers; les HSH qui fréquentent des lieux où ils peuvent avoir des contacts sexuels (bar, sauna,…) ont été invités à se faire tester gratuitement pour le VIH/IST. Une campagne de promotion du préservatif a été élaborée autour d’un personnage fictif ‘The First Gay’.

3. Intraveneuze druggebruikers Modus Vivendi (www.modusvivendi-be.org) zorgt voor maatregelen die de risico’s verbonden aan druggebruik (HIV, hepatitis, SOA, overdosis, ‘bad trip’, sociaal isolement, ...) moeten verminderen. Gedurende de maanden juli en augustus 2008, werden in het kader van het project « Drogues risquer moins », preventieboodschappen verspreid 16 via Radio Contact. In de Vlaamse Gemeenschap richt de VAD (Vereniging voor Alcohol-en andere drugproblemen) zich specifiek tot deze groep (www.vad.be).

3. Les usagers de drogues injecteurs Modus Vivendi (www.modusvivendi-be.org) met en œuvre, au bénéfice des usagers de drogues et avec leur participation, toute action et toute réflexion favorisant la réduction des risques liés à l'usage de drogues (VIH, hépatites, IST, overdoses, ‘bad trip’, isolement social, ...). Pendant les mois de juillet et d’août 2008, dans le cadre du projet « Drogues risquer moins », des messages de prévention ont été 16 diffusés sur les ondes de Radio Contact. Du côté de la Communauté flamande, il existe une organisation similaire, le VAD (Vereniging voor Alcohol-en andere drugproblemen; www.vad.be).

13


4. Sekswerkers Espace P… (www.espacep.be), Entre deux, (www.entre2.org), Gh@pro (www.ghapro.be) en Pasop (www.pasop.info) zijn organisaties die zich specifiek tot deze groep richten. Een belangrijk initiatief is de screening van HIV/AIDS en andere SOA, en de vaccinatie voor hepatitis B.

4. Les prostitué(e)s Espace P… (www.espacep.be), Entre deux, (www.entre2.org), Gh@pro (www.ghapro.be) et Pasop (www.pasop.info) s’occupent de la prévention chez les prostitué(e)s et leurs clients, entre autres par le dépistage du VIH/SIDA et d’autres IST, et la vaccination contre l’hépatite B.

5. Gevangenen Modus vivendi (www.modusvivendi-be.org) en de dienst gezondheidsvoorlichting van Huy werken preventieprojecten uit voor het gevangenismilieu, ter bestrijding van HIV, hepatitis en andere SOA.

5. Les détenu(e)s Modus Vivendi (modusvivendi-be.org) et le service éducation pour la santé de Huy mènent en milieu carcéral des actions de prévention du VIH, des hépatites et d’autres IST.

6. Jongeren Het programmateam kinderen, jongeren en hun ouders van Sensoa werkt op verschillende niveaus aan relationele en seksuele vorming voor kinderen en jongeren. Ook de vzw Jeugd en Seksualiteit biedt informatiesessies aan voor begeleiders van jongeren. De medische dienst van Defensie heeft een vijftiental jaar geleden het « AIDS-informatieteam » (AITwww.teaminfosida.be) opgericht. Deze ploeg verspreidt op aanvraag informatie over preventie van 17 HIV en SOA in scholen. Het Plate-Forme Prévention Sida heeft in juni 2009 een campagne gelanceerd met als thema:“het condoom. Praat erover zoals je wil, maar praat erover” ; ze richt zich tot jongeren van 15 tot 25 jaar van verschillende nationaliteiten ongeacht de seksuele geaardheid. Internet wordt steeds vaker gebruikt als preventiemiddel bij jongeren. Jongeren kunnen er op een leuke manier informatie vinden over HIV/AIDS en andere SOA, zoals op de site www.allesoverseks.be van Sensoa, op de site van Jeugd en Seksualiteit (www.jeugdenseksualiteit.be) en op de site van het Plate-Forme Prévention Sida (http://capote.preventionsida.org/). Aide Info Sida (AIS – www.aideinfosida.be) is een informatie- en begeleidingsdienst voor HIV -positieve personen. De vereniging verzekert op vraag ook preventie- en sensibilisatieacties in secundair en hoger onderwijs.

6. Les jeunes Sensoa travaille, à différents niveaux, à l’éducation relationnelle et sexuelle des enfants et des jeunes. L’asbl « Jeugd en Seksualiteit » organise également des séances d’information pour les tuteurs de mineurs. Le Service Médical de la Défense a créé, il y a une quinzaine d’années, Team Info Sida (TISwww.teaminfosida.be) qui assure des sessions d’informations sur la prévention du VIH/IST dans les 17 établissements scolaires qui en font la demande. La Plate-Forme Prévention Sida a lancé une campagne en juin 2009 qui s’intitule « le préservatif. Parlez-en comme vous voulez, mais parlez-en » ; elle s’adresse de manière générale aux jeunes âgés de 15 à 25 ans de toutes origines et orientations sexuelles. Internet est de plus en plus utilisé comme moyen de prévention auprès des jeunes. Les jeunes peuvent s’informer sur le VIH/SIDA, les autres IST, et sur la sexualité de façon ludique, par exemple sur le site www.allesoverseks.be de Sensoa, le site de « Jeugd en Seksualiteit » (www.jeugdenseksualiteit.be) et le site de la Plate-Forme Prévention Sida (http://capote.preventionsida.org/). Aide Info Sida (AIS – www.aideinfosida.be) est un service d’information et d’accompagnement pour les personnes séropositives. L’association assure également, sur demande, des activités de prévention et de sensibilisation dans les écoles secondaires et supérieures.

7. Jongvolwassenen (18 jaar – 30 jaar) Na homomannen zijn jongvolwassenen de meest kwetsbare doelgroep voor SOA. Zij bevinden zich in een levensfase waarin geëxperimenteerd wordt met relatievormen en seks. Sensoa wil dat jongvolwassenen tevreden zijn over hun seksueel en relationeel leven en streeft ernaar dat ze geïnformeerde keuzes maken. Hiertoe plant Sensoa een interventie gericht naar deze doelgroep.

7. Les jeunes adultes (18 ans – 30 ans) Les jeunes adultes sont les personnes les plus à risque pour les IST, suivi par les HSH. Ils se trouvent dans une période de la vie où les relations et le sexe font l’objet d’expérimentation. Sensoa souhaite favoriser l’épanouissement des adolescents dans leur vie sexuelle et affective, et leur donner accès à une information leur permettant de faire des choix en connaissance de cause. A cet effet, Sensoa planifie une intervention ciblée vers ce groupe.

14


8. Personen die leven met HIV De AIDS referentiecentra bieden niet alleen medische hulp, maar doen ook aan preventie door seksuele counseling, en zorgen voor een psychologische en sociale ondersteuning in het leven met HIV. Het gaat hier om secundaire preventieacties (preventie van nieuwe besmettingen vanuit geïnfecteerde personen). Sensoa biedt ondersteuning voor seksuele counseling aan deze centra onder de vorm van een handleiding en vorming.

8. Les personnes qui vivent avec le VIH Les Centres de Référence SIDA n’offrent pas seulement une aide médicale, mais font aussi de la prévention par le counseling sexuel et ils offrent une assistance psychologique et sociale aux personnes qui vivent avec le VIH. Il s’agit d’actions de prévention secondaire (prévention de nouvelles contaminations à partir des personnes infectées). Sensoa offre à ces centres un support pour le counseling sexuel sous la forme d’un manuel et d’une formation. 9. Les partenaires sexuels des patients IST L’inspection d’hygiène en Flandre a développé, en collaboration avec Sensoa, un outil pour faciliter la prise de contact avec les partenaires sexuels des patients IST. Il s’agit d’une lettre qui peut être envoyée aux partenaires, soit par le patient luimême, soit par le médecin ou toute autre personne de confiance. La lettre fournit une information sur le dépistage des IST ; elle est disponible sur le site www.zorgengezondheid.be/soacontacten.aspx.

9. De seksuele partners van SOA -patiënten Toezicht Volksgezondheid heeft in samenwerking met Sensoa een instrument ontwikkeld om het contacteren van seksuele partners van SOA patiënten te vergemakkelijken. Het betreft een brief die kan verstuurd worden naar deze partners, hetzij door de patiënt zelf, hetzij door de arts of een andere vertrouwenspersoon. De brief verstrekt informatie over SOA -screening en is beschikbaar op de site www.zorgengezondheid.be/soacontacten.aspx.

6. Referenties

6. Références

1. Defraye A, Buziarsist J, Sasse A. SOAsurveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België. Jaarrapport 2008. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, September 2009, Brussel (België).

1. Defraye A, Buziarsist J, Sasse A. Surveillance des IST via un réseau sentinelle de cliniciens en Belgique. Rapport annuel 2008. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, Septembre 2009, Bruxelles (Belgique).

2. Ducoffre G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie 2008. Epidemiologische trends 19832007. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, 2009, Brussel (België). Rapport D/2009/2505/31. 3. Vlaams infectieziektebulletin. infectieziekten http://www.infectieziektebulletin.be/.

2. Ducoffre G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie 2008. Tendances épidémiologiques 1983-2007. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, 2009, Bruxelles (Belgique). Rapport D/2009/2505/30.

Registraties Vlaanderen.

3. Vlaams infectieziektebulletin. Registraties infectieziekten Vlaanderen. http://www.infectieziektebulletin.be/.

4. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J, Van Beckhoven D. Epidemiologie van Aids en HIV -infectie in België.Toestand op 31 december 2008. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, 2009, Brussel (België).

4. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J, Van Beckhoven D. Epidémiologie du SIDA et de l’infection à VIH en Belgique. Situation arrêtée au 31 décembre 2008. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, 2009, Bruxelles (Belgique).

15


5. Hanquet G. Surveillance of Sexually Transmitted Infections in Belgium, 1998-2002. Brochure van het 19e seminarie over de diagnose en surveillance van infectieuze aandoeningen. WIV, Brussel, 30/09/2003, 49-56.

5. Hanquet G. Surveillance of Sexually Transmitted Infections in Belgium, 1998-2002. Brochure du 19ème séminaire “Diagnostic et surveillance des maladies infectieuses”. ISP, Bruxelles, 30/09/2003, 49-56.

6. Defraye A, Sasse A. SOA -surveillance in AIDSReferentiecentra in België. Jaarrapport 2008. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, September 2009, Brussel (België).

6. Defraye A, Sasse A. Surveillance des IST dans des Centres de Référence SIDA en Belgique. Rapport annuel 2008. Section Epidémiologie, Septembre 2009, Bruxelles (Belgique). 7. Sasse A, Defraye A. Le VIH/SIDA en Belgique. Rapport semestriel n° 68. Situation au 31 décembre 2008. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, Mai 2009, Bruxelles (Belgique). Rapport D/2009/2505/26.

7. Sasse A, Defraye A. HIV/AIDS in België. Semestrieel rapport N°68. Toestand op 31 december 2008. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, Mei 2009, Brussel (België). Rapport D/2009/2505/27. 8. European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) / WHO Regional Office for Europe : HIV/AIDS surveillance in Europe 2007. Stockholm, ECDC, 2008.

8. European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) / WHO Regional Office for Europe : HIV/AIDS surveillance in Europe 2007. Stockholm, ECDC, 2008.

9. Andersen PH. National surveillance of Communicable diseases. Epi-News No.20, May 2009. Statens Serum Institut, Dept. of Epidemiology, Copenhagen, Denmark. www.ssi.dk. Accessed on 23/06/2009.

9. Andersen PH. National surveillance of Communicable diseases. Epi-News No.20, May 2009. Statens Serum Institut, Dept. of Epidemiology, Copenhagen, Denmark. www.ssi.dk. Accessed on 23/06/2009.

10. Koedijk FDH, Vriend HJ, van Veen MG, Op de Coul ELM, van den Broek IVF, van Sighem AI, Verheij RA, van der Sande MAB. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2008. RIVM report 210261005. www.rivm.nl. Accessed on 23/6/2009.

10. Koedijk FDH, Vriend HJ, van Veen MG, Op de Coul ELM, van den Broek IVF, van Sighem AI, Verheij RA, van der Sande MAB. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2008. RIVM report 210261005. www.rivm.nl Accessed on 23/6/2009.

11. Ward H, Alexander S, Carder C, Dean G, French P, Ivens D, Ling C, Paul J, Tong W, White J, Ison CA. The prevalence of lymphogranuloma venereum infection in men who have sex with men; results of a multicentre case finding study. Sex Transm Infect 2009;85:173-175.

11. Ward H, Alexander S, Carder C, Dean G, French P, Ivens D, Ling C, Paul J, Tong W, White J, Ison CA. The prevalence of lymphogranuloma venereum infection in men who have sex with men; results of a multicentre case finding study. Sex Transm Infect 2009;85:173-175

12. Martens V, Parent F et al. Stratégies concertées du secteur de la prévention des IST/SIDA en Communauté française 2007-2008. Observatoire du SIDA et des sexualités (FUSL), Bruxelles, décembre 2006.

12. Martens V, Parent F et al. Stratégies concertées du secteur de la prevention des IST/SIDA en Communauté française 2007-2008. Observatoire du SIDA et des sexualités (FUSL), Bruxelles, décembre 2006.

13. Communication de la Commission européenne au Conseil et au Parlement européen sur la lutte contre le VIH/SIDA dans l’UE et les pays voisins, 2006-2009. http://europa.eu/bulletin/fr/200512/p000001.htm

13. Communication de la Commission européenne au Conseil et au Parlement Européen sur la lutte contre le VIH/SIDA dans l’UE et les pays voisins, 2006-2009. http://europa.eu/bulletin/fr/200512/p000001.htm

16


14. Ministerie van de www.sante.cfwb.be

Franse

14. Ministère de la www.sante.cfwb.be

Gemeenschap.

prévention trimestriel

française.

15. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. http://www.zorg-engezondheid.be/preventiedecreet.aspx

15. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. http://www.zorg-engezondheid.be/preventiedecreet.aspx 16. Plate-forme périodique 2008.

Communauté

16. Plate-forme périodique 2008.

SIDA, SIDA News, juillet-août-septembre

prévention trimestriel

SIDA, SIDA News, juillet-août-septembre

17. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J. Epidemiologie van AIDS en HIV-infectie in België: situatie op 31 december 2004. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, december 2005, Brussel (België).

17. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J. Epidémiologie du SIDA et de l’infection à VIH en Belgique: situation au 31 décembre 2004. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, décembre 2005, Bruxelles (Belgique).

Le présent rapport est disponible sur Internet à l’adresse suivante: http://www.iph.fgov.be/epidemio/aids Des exemplaires peuvent aussi être obtenus sur demande à adresser à: Defraye Ann Institut scientifique de Santé publique (ISP) Section Epidémiologie Tél.: 02/642.57.05 Courriel: [email protected]

Dit rapport is beschikbaar via Internet op het volgende adres: http://www.iph.fgov.be/epidemio/aids Exemplaren kunnen ook verkregen worden op aanvraag bij: Defraye Ann Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) Afdeling Epidemiologie Tel.: 02/642.57.05 E-mail: [email protected]

DEFRAYE A, BUZIARSIST J, SASSE A, BOTS J, DUCOFFRE G, FAIDHERBE M, GURNING E, MAK R, ZOILE M SURVEILLANCE-IST Belgique 2008. Rapport commun. Section Epidémiologie, 2009, Bruxelles (Belgique) Institut scientifique de Santé publique, IPH/EPI REPORTS N° 2009/47 N° de dépôt légal : D/2009/2505/70

DEFRAYE A, BUZIARSIST J, SASSE A, BOTS J, DUCOFFRE G, FAIDHERBE M, GURNING E, MAK R, ZOILE M SOA-SURVEILLANCE België 2008. Gemeenschappelijk rapport. Epidemiologie Afdeling, 2009, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS Nr 2009/47 Wettelijk depotnummer : D/2009/2505/70

17

SOA SURVEILLANCE IST. België Belgique

Recommend Documents