HIV/AIDS/SOA SURVEILLANCE RAPPORT 1983 - 2003
MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID SURINAME november 2005
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
V O O RW O O R D Sinds de registratie van het eerste geval van HIV/AIDS in Suriname in 1983 is er een stijgende trend in de jaarlijks geregistreerde HIV-positieve gevallen en hospitalisaties en sterfte ten gevolge van HIV/AIDS. Momenteel is het niet mogelijk aan te geven in welke mate deze stijging wordt veroorzaakt door verergering van de epidemie in Suriname of door verbetering van de dienstverlening en dataverzameling. Daarvoor zijn meer gegevens nodig. Het voornaamste doel van deze publicatie is om een overzicht te geven van de beschikbare informatie betreffende de HIV/AIDS-epidemie over de afgelopen twintig jaar.
In Suriname zijn verschillende organisaties betrokken bij de verzameling van HIV/AIDS/SOA-data en bij de uitvoering van activiteiten gericht op preventie, zorg en behandeling. In mei 2003 werd het Nationaal HIV/AIDS/SOA Surveillance Team opgericht als multidisciplinair forum om de dataverzameling te coördineren en waar nodig te verbeteren. Enkele specifieke taken van het Nationaal HIV/AIDS/SOA Surveillance Team zijn: 1) Fungeren als een platform voor: a) regelmatig overleg met betrekking tot HIV/AIDS/SOA surveillance; b) verbetering van de samenwerking tussen partners; c) plannen en ondernemen van acties voor verbetering van de HIV/AIDS/SOA surveillance 2) Samenstelling en publicatie van een periodiek (jaarlijks) HIV/AIDS/SOA surveillancerapport. Deze uitgave is het eerste HIV/AIDS/SOA surveillancerapport samengesteld door het Surveillance Team. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van het ‘CAREC/PAHO Annual HIV/AIDS Epidemiological Profile Template’. Dit eerste rapport presenteert een overzicht van beschikbare data van de periode 1983 – 2003. Het streven is om op jaarbasis een surveillancerapport samen te stellen van het daaraan voorafgaande jaar, waardoor de gemeenschap tijdig kan beschikken over actuele informatie met betrekking tot HIV/AIDS/SOA. Het HIV/AIDS/SOA Surveillance Team dankt een ieder die een bijdrage heeft geleverd aan de samenstelling van dit rapport. Onze hoop en verwachting is dat de informatie in dit document gebruikt zal worden om duidelijke richting te geven aan de strijd tegen HIV/AIDS/SOA in Suriname, voor strategische planning en optimale besteding van financiën en menskracht. Drs. M. Mohan-Algoe National Health Information System Ministerie van Volkgezondheid in Suriname November 2005
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
I N H O U D S O P G AV E
Blz.
Lijst van afkortingen ................................................................................................
6
Lijst van figuren ........................................................................................................
7
Lijst van tabellen ....................................................................................................
7
S uu rr ii nn aa m S m ee HH II VV // AA II DD SS QQ uu ii cc kk RR ee ff ee rr ee nn cc ee SS hh ee ee tt 22 00 00 33 .......................................
8
II n n ll ee ii dd ii nn gg ................................................................................................................
9
1 .. HH II VV // AA II DD SS gg ee vv aa ll ll ee nn 11 99 88 33 –– 22 00 00 33 .............................................................. 1
10
1.1 HIV/AIDS-gevallen naar geslacht en leeftijd ............................................
10
1.3 HIV/AIDS en etniciteit ..............................................................................
13
1.2. HIV/AIDS-transmissiecategorieën ...........................................................
13
1.4 HIV/AIDS en bloeddonoren .........................................................................
15
1.6. Speciale studies 1983 – 2003 ..................................................................
16
1.5 HIV/AIDS en tuberculose ..........................................................................
1.6.1 Resistentie en serotypering ........................................................... 1.6.2 HIV-seroprevalentiestudies ..........................................................
2 .. AA II DD SS -- ss tt ee rr ff tt ee ee nn dd ii aa gg nn oo ss ee ss .... ...................................................................... 2
2.1. AIDS-sterfte 1983 – 2003 ..................................................................... 2.2. AIDS-hospitalisatie 2001-2003 ...............................................................
15 16
16
18
18
21
2.3. Anti-retrovirale behandeling (ARV) .........................................................
22
4 .. GG ee dd rr aa gg ss ss tt uu dd ii ee ss 11 99 88 33 –– 22 00 00 33 ....................................................................... 4
25
3 .. SS ee kk ss uu ee ee ll OO vv ee rr dd rr aa aa gg bb aa rr ee AA aa nn dd oo ee nn ii nn gg ee nn (( SS OO AA )) .......................................... 3 5 .. CC oo nn cc ll uu ss ii ee ee nn aa aa nn bb ee vv ee ll ii nn gg ee nn ........................................................................... 5
23
26
6 .. VV oo oo rr m 6 m ee ee rr ii nn ff oo rr m m aa tt ii ee ....................................................................................
27
6.2. Contactpersonen ......................................................................................
28
6.1. Documenten ............................................................................................. 6.3. Het secretariaat van het HIV/AIDS/SOA Surveillance Team .....................
B ii jj ll aa gg ee nn B
Bijlage 1: Demografische data per district ................................................................
Bijlage 2: De bevolking van Suriname naar geslacht en leeftijd volgens CBB ................ Bijlage 2: MICS 2000 resultaten met betrekking tot HIV/AIDS ...................................
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
27
28 29
30
31
6 L ii jj s L st t v va an n a af fk ko or rt t ii n ng ge en n
AIDS
Acquired Immuno Deficiency Syndrome
BOG
Bureau voor Openbare Gezondheidszorg
ARV
CAREC
Anti Retro Viral Therapy
Caribbean Epidemiology Center
CCSW
Commerciële club-sekswerkers
CSW
Commerciële sekswerkers
CSSW DD
HIV
KAPB
Commerciële straat-sekswerkers Dienst Dermatologie
Human Immuno-deficiency Virus
Knowledge, Attitude, Practice and Behavior
LH
's Lands Hospitaal
MICS
Multiple Indicator Cluster Survey
NHIS
National Health Information System
MH
MSM
Militair Hospitaal
Men who have sex with men
PAHO
Pan American Health Organization
RGD
Regionale Gezondheids Dienst
PCR
Polymerase Chain Reaction
RKZ
Rooms Katholiek Ziekenhuis
STI
Sexually Transmitted Infections
SOA TBC
Seksueel Overdraagbare Aandoening Tuberculose
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
7 L ii jj s L st t v va an n f f ii g gu ur re en n e en n t ta ab be e ll ll e en n F ii g F gu ur re en n
Figuur 1: Figuur 2:
Aantal jaarlijkse HIV-testen naar geslacht 1997-2003
Nieuw geregistreerde HIV/AIDS-gevallen naar geslacht 1983 – 2004
Figuur 3:
Cumulatief aantal nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht en leeftijd, 1983-1992
Figuur 5:
HIV-test aanvragen naar etnische groep 1998-2002
Figuur 4:
Figuur 6:
Cumulatief aantal nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht en leeftijd, 2000-2003 AIDS-sterfte naar geslacht 1997-2003
Figuur 7:
AIDS-sterfte naar leeftijd 2000-2002
Figuur 9:
AIDS-sterfte naar woondistrict 2000- 2002
Figuur 8:
AIDS-sterfte naar etnische groep, 2000-2002
Figuur 10: AIDS-hospitalisatie naar leeftijdsgroep 2000 – 2003 Figuur 11: AIDS-hospitalisatie naar etnische groep 2001- 2003
Figuur 12: Aantal nieuw geregistreerde ARV-patiënten naar leeftijdsgroep 2002-2003 Ta T ab be e ll ll e en n
Tabel 1:
Nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht 1983-2003
Tabel 3:
HIV-positieve bloeddonaties in de periode 1994-2003
Tabel 5:
HIV-screening van zwangeren bij de Medische Zending 2001 – 2003
Tabel 2: Tabel 4:
Tabel 6: Tabel 7:
Nieuwe gevallen van HIV/AIDS onder kinderen jonger dan 5 jaar 1997-2003
HIV/AIDS en tuberculose 2000-2003
AIDS-sterfte naar geslacht en leeftijd en de rangorde op de lijst van 10 voornaamste doodsoorzaken in Suriname 1997 – 2003
AIDS-sterfte naar geslacht en leeftijdsgroep 2000- 2002
Tabel 8:
AIDS-hospitalisatie naar geslacht 2001 – 2003
Tabel 10:
Syndromale SOA, Dienst Dermatologie 1998 -2003
Tabel 9:
Tabel 11: Tabel 12:
Tabel 13:
Aantal personen onder ARV-behandeling 2002 – 2003 Syndromale SOA, Sentinel Surveillance BOG 1998-2003
Syndromale SOA, Medische Zending 1998- 2003 HIV/AIDS/SOA-gedragsstudies 1983-2003
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
8
S UU RR II NN AA M S M EE HH II VV // AA II DD SS Q Q UU II CC KK RR EE FF EE RR EE NN CC EE SS HH EE EE TT 22 00 00 33 HIV-positief geteste personen 1983 – 2003 (cumulatief)
Vrouwen
HIV-positief geteste personen in 2003
1338
Vrouwen
196
Vrouwen
Mannen
AIDS-hospitalisaties in 2003
Onbekend
Vrouwen
Mannen
Gecertificeerde AIDS-sterfte 1997 – 2003 (cumulatief)
Onbekend
Vrouwen
Mannen
AIDS-sterfte 2003
Vrouwen
HIV-seroprevalentie onder zwangeren bij de MZ 2003
1157
Mannen
Mannen
AIDS-hospitalisaties 2001 - 2003 (cumulatief)
2495
Mannen
371
175
557
234
320
3
264
112
151
1
745
272
473
145
45
100
2%
HIV-seroprevalentie onder zwangeren in het LH 1998
1,4 %
HIV-seroprevalentie onder commerciële club-sekswerkers - 1990
2,5 %
HIV-seroprevalentie onder tuberculose patiënten 2003
HIV-seroprevalentie onder commerciële straat-sekswerkers - 1996
HIV-seroprevalentie onder vrouwelijke commerciële sekswerkers in de goudvelden en hun clienten – 1998 HIV-seroprevalentie onder commerciële straat-sekswerkers – 2003
HIV-seroprevalentie onder mannen die seks hebben met mannen – 1998* Geschat HIV-prevalentiecijfer onder volwassenen (15-49 jaar) 2001-UNAIDS
Geschat HIV prevalentie cijfer onder volwassenen (15-49 jaar) 2003-UNAIDS
* Inclusief mannelijke commerciële sekswerkers (MCSW)
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
18 % 22 %
22 %
24,1 % 18 %
1,3 % 1,7 %
9
INLEIDING De Republiek Suriname ligt aan de noordkust van Zuid-Amerika en grenst in het oosten aan Frans Guyana, in het westen aan Guyana, in het zuiden aan Brazilië en in het noorden aan de Atlantische Oceaan. Administratief is Suriname onderverdeeld in tien districten. Ongeveer 70 procent van de bevolking woont in de urbane gebieden, ongeveer 20 procent in rurale gebieden en de resterende 10 procent in het binnenland. Nederlands is de officiële taal. Volgens de 2003 Census bestaat de Surinaamse bevolking uit 481.146 personen, waarvan 239.292 vrouwen
(49%) en 241.837 mannen (51%)1. De bevolking van Suriname heeft een
multi-etnische samenstelling met meer dan 16 verschillende subgroepen met eigen talen en etniciteiten. De drie grootste etnische groepen zijn de Creolen (35%), Hindostanen (34%) en Javanen (16%). Overige groepen zijn de Marrons (10%), Inheemsen (2%), Chinezen (2%), Libanezen en anderen (1%). In de afgelopen jaren is er een groeiende arbeidsmigratie, in het bijzonder uit Brazilië, Haïti, Guyana en China. Deze nieuwe migranten werken vooral in respectievelijk de goudsector, landbouw, visserij en wegen- en huizenbouw.
Suriname staat op de lijst van de Wereldbank gerangschikt als het zeventiende rijkste land ter wereld, gegeven de natuurlijke rijkdommen. Tegelijkertijd is Suriname, na Haïti en Guyana het derde armste land van de achtentwintig landen in de Caribische regio, uitgaande van het inkomen per hoofd van de bevolking. De situatie van de Surinaamse economie heeft zich in de laatste twintig jaar gekenmerkt door sterk verminderde deviezeninkomsten, als gevolg van dalende inkomsten uit export en Nederlandse ontwikkelingshulp. Het tekort aan deviezen, gecombineerd met achteruitgang in de productiesectoren, heeft uiteindelijk geresulteerd in grote inflatie en snelle devaluatie van de Surinaamse gulden. Bedroeg de wisselkoers voor de Amerikaanse dollar in 1980 nog 1,80 Surinaamse guldens, in het jaar 2000 devalueerde deze naar een dieptepunt van 3000 Surinaamse guldens voor één Amerikaanse dollar. In 2001 daalde de wisselkoers naar 2.200 Surinaamse guldens voor één Amerikaanse dollar, waarna deze weer steeg naar 2.800 in 2003.2
Het eerste HIV/AIDS-geval in Suriname werd geregistreerd in 1983. De HIV-positieve gevallen, -hospitalisaties en -sterfte vertonen sindsdien een stijgende trend. De beschikbare data zijn echter nog onvoldoende specifiek en consistent om een gedetailleerde beschrijving te kunnen geven van de ontwikkeling van de epidemie in het algemeen en in specifieke subgroepen. In Suriname zijn verschillende organisaties betrokken bij de verzameling van HIV/AIDS/SOAdata, en bij de uitvoering van activiteiten gericht op preventie, zorg en behandeling. In mei 2003 werd het HIV/AIDS/SOA Surveillance Team opgericht als instrument om de dataverzameling te coördineren en waar nodig te verbeteren. In de komende jaren zal gestreefd worden naar optimalisering van de dataverzameling met betrekking tot HIV/AIDS en het presenteren van deze data in jaarlijkse surveillancerapporten.
1 2
General Bureau of Statistics (2003). Suriname Census 2003, Preliminary Report.
General Bureau of Statistics (2003). Statistical Yearbook Suriname 2003.
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
10
1. HIV/AIDS-GEVALLEN 1983 – 2003 1 .. 11 HH II VV // AA II DD SS -- gg ee vv aa ll ll ee nn nn aa aa rr gg ee ss ll aa cc hh tt ee nn ll ee ee ff tt ii jj dd 1 Volgens de CAREC definitie is een HIV-geval een persoon met tenminste twee positieve screeningtests voor HIV-antilichamen. De laboratorium confirmatie kan ook verkregen worden door cultivering of isolatie van het virus middels PCR (Polymerase Chain Reaction). Aangezien kinderen nog tot achttien maanden de antilichamen van de moeder kunnen meedragen, kan een definitieve positieve diagnose voor kinderen jonger dan achttien maanden ook middels PCR geschieden. Deze technologie is in Suriname nog niet beschikbaar. In Suriname kan momenteel een positieve diagnose pas gesteld worden als het kind achttien maanden of ouder is, middels de antilichamentest. Informatie over HIV-gevallen wordt verkregen uit laboratorium testuitslagen. Een klinische diagnose wordt geclassificeerd als “suspect” totdat laboratoriumconfirmatie is verkregen. Verschillende laboratoria zijn betrokken bij HIV-testen. Het laboratorium van de Dienst Dermatologie/NAP fungeert als nationaal referentielaboratorium voor HIV-testen. Momenteel sturen de overige laboratoria alle positieve testuitslagen naar het referentielaboratorium voor confirmatie. Hierdoor is de informatie met betrekking tot positieve testuitslagen redelijk betrouwbaar. De cijfers met betrekking tot aantallen en verdeling van HIV-positieve gevallen moeten geplaatst worden tegen de achtergrond van het HIV-testgedrag van de afgelopen 21 jaar. Zoals aangegeven in onderstaande figuur is het jaarlijks aantal uitgevoerde HIV-testen gestadig gestegen in de afge-
lopen jaren en zijn er wijzigingen opgetreden in de man-vrouwverdeling van het aantal geteste personen. Tussen 1997 en 2003 steeg het aandeel van vrouwen van 53 procent naar 70 procent. De snellere proportionele stijging van het aantal vrouwen dat getest wordt, is mede het gevolg van de toename in het screenen van zwangeren. In 2002 en 2003 werden respectievelijk 5.625 en 7.146 personen getest op HIV.
Aantal
F ii gg uu uu rr 11 :: Aantal jaarlijkse HIV-testen naar geslacht 1997 - 2003 F 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
1997
1998
Bron: NAP / Dienst Dermatologie, 2004
1999
2000
Mannen
2001
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
2002
Vrouwen
2003
Jaar
11 Het eerste geval van HIV/AIDS in Suriname werd geregistreerd in 1983. In 1988 was het aantal nieuwe gevallen gestegen tot 24. In 1993 werden er 73 nieuwe gevallen geregistreerd en in 2003 waren er 371 nieuwe gevallen. Het cumulatieve aantal positieve testuitslagen tussen 1983 en 2003 bedraagt 2.495.
Aantal
F ii g F gu uu ur r 2 2 :: Nieuwe geregistreerde HIV/AIDS-gevallen naar geslacht 1983 – 2003
400 350 300 250 200 150 100
Bron: NAP/Dienst Dermatologie 2004
2003
2002
2001
Totaal
2000
1999
1998
1997
Vrouw
1996
1995
1994
1993
Man
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
0
1983
50
Jaar
Tot en met 2002 waren er geen significante verschillen in de man-vrouwverhoudingen bij de nieuwe HIV/AIDS-gevallen. In 2003 waren er voor het eerst meer vrouwen dan mannen HIV-positief. Deze
stijgende trend onder vrouwen is zichtbaar in het totale Caribisch gebied3. Tussen 1983 en 2002
steeg het aandeel van met HIV/AIDS besmette vrouwen ten opzichte van het aantal besmette mannen in het Caribisch gebied. Betrof in 1983 nog één op de vier besmettingen een vrouw, in 2002 was dat al opgelopen naar twee op de vier besmettingen. Ter vergelijking: In Nederland zijn 3 1/2 maal Man Vrouw Totaal 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
1 0 3 6 19 19 32 37 33 36 52 38 46 65 96 97 131 159 131 162 175
0 1 1 4 2 5 15 23 23 22 21 36 34 39 86 89 136 150 124 150 196
1 1 4 10 21 24 47 60 56 58 73 74 80 104 182 186 267 309 255 312 371
zoveel mannen als vrouwen besmet4.
Ta T ab be e ll 1 1 :: Nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht 1983 - 2003
Bron: NAP/Dienst Dermatologie 2004
3
CAREC (2004). Status and trends. Analysis of the
4
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2003).
Caribbean HIV/AIDS epidemic 1982-2002.
HIV en AIDS in Nederland; Report 441100018/2003.
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
12 Bij indeling naar leeftijdsgroep blijkt dat sinds de aanvang van de HIV/AIDS-epidemie in Suriname ongeveer zestig tot tachtig procent van de HIV-positieven in de leeftijdscategorie van 15-49 jaar is, waarbij de vrouwen gemiddeld jonger zijn dan de mannen.
Aantal
F ii g F gu uu ur r 3 3 :: Cumulatief aantal nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht en leeftijd, 1983 – 1992
35 30 25 20 15 10
5 0
<1
1-4
5-14
15-19
20-24
Man
25-29
30-34
Vrouw
35-39
40-44
45-49
>50
Leeftijd
Bron: NAP/BOG 1992
Figuur 4 geeft een wijziging aan in het verloop van de epidemie in de afgelopen tien jaar. Opvallend is dat in de afgelopen jaren het aandeel van vrouwen in de leeftijdsgroep 20-29 relatief sterker is gegroeid vergeleken met de periode 1983-1992. In de afgelopen drie jaren is hun aandeel zelfs groter dan dat van de mannen. De relatief snellere stijging van het aantal jonge vrouwen in de nieuwe HIV-positieve gevallen is een wereldwijde trend. Volgens CAREC is de incidentie van HIV onder vrouwen in de leeftijdsgroep 15-24 jaar drie tot zesmaal hoger dan mannen in dezelfde leeftijdsgroep.5
Aantal
F ii g F gu uu ur r 4 4 :: Cumulatief aantal nieuwe HIV/AIDS-gevallen naar geslacht en leeftijd 2000 – 2003
140 120 100
80 60 40 20
0
<1
1-4
5-14
15-19
20-24
Man
25-29
30-34
Vrouw
35-39
40-44
Bron: NAP/Dienst Dermatologie 2004
5
CAREC (2004). Status and trends. Analysis of the Caribbean HIV/AIDS epidemic 1982-2002. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
45-49
>50
Leeftijd
13 Een opvallend verschijnsel in de Surinaamse epidemie is het relatief hoog percentage nieuwe HIVpositief geteste personen die ouder dan vijftig jaar zijn. In de periode 2000 – 2002 was dit gemiddeld
13 procent. Ter vergelijking: in Trinidad was gemiddeld 9 procent6 van de nieuwe HIVpositief geteste personen ouder dan 50 jaar. In Nederland was dit per 1 augustus 2003 8,4 procent.7
Tabel 2 geeft een overzicht van het aantal HIV-positieve kinderen in de leeftijdsgroep 0-4 jaar over de periode 1997 – 2003. De stijging in het aantal geregistreerde kinderen dat geboren wordt met HIV kan mede veroorzaakt zijn door verhoogde screening van zwangeren en zuigelingen in de afgelopen jaren.
T aa bb ee ll 22 :: Nieuwe gevallen van HIV onder kinderen jonger dan 5 jaar 1997-2003 T < 5 jr Man Vrouw Totaal
1997 3 3 6
1998 3 2 5
Bron: NAP/Dienst Dermatologie 2004
1 .. 22 .. 1
1999 1 4 5
2000 5 9 14
2001 5 5 10
2002 8 6 14
2003 9 15 24
H II VV // AA II DD SS -- tt rr aa nn ss m H m ii ss ss ii ee cc aa tt ee gg oo rr ii ee ëë nn
Met betrekking tot de wijze waarop het HIV-virus wordt overgebracht (transmissiecategorieën) zijn er geen betrouwbare data beschikbaar over de totale periode 1983 - 2002. De beschikbare data geven de indruk dat heterosexueel contact de meest voorkomende transmissiewijze is. In 1997 veranderde het aanvraagformulier en werden er zes categorieën ingevoerd, namelijk beurs, zwangerschap, medische indicatie, verzekering, walk-in en onbekend. Een overzicht van de reden voor testaanvraag geeft aan dat in 1995 de meerderheid van de testen (61%) werd uitgevoerd op medische indicatie. In 1998 daalde dit percentage naar 37 procent en in 2002 werd 22 procent getest op medische indicatie.Cumulatief werd in de periode 1997 – 2002 ongeveer 15 procent van de testen uitgevoerd op medische indicatie. Ongeveer 5 procent werd getest vanwege zwangerschap. Bij het grootste deel (73%) van de testen werd op het aanvraagformulier de reden voor de test niet ingevuld. In 2003 kwam er verbetering in de invulling van de aanvraagformulieren, waarbij het percentage niet volledig ingevulde formulieren sterk daalde naar 0,04 procent. In 2003 waren de voornaamste redenen voor testaanvraag medische indicatie (46%) en zwangerschap (41%).
1 .. 33 .. HH II VV // AA II DD SS ee nn ee tt nn ii cc ii tt ee ii tt 1 Zoals aangegeven in figuur 5 vormden de Creolen de grootste etnische groep van geteste personen gedurende de afgelopen twintig jaar. Vergeleken met 1998 en 2000 steeg het jaarlijks aantal geteste Marrons vanaf 2002, terwijl de percentages Hindostanen en Javanen ongeveer hetzelfde bleven. De absolute en relatieve stijging van Marrons is mede veroorzaakt door de verhoogde screening van zwangeren door de Medische Zending sinds 2001. 6 7
CAREC (2004). Status and trends. Analysis of the Caribbean HIV/AIDS epidemic 1982-2002. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2003). HIV en AIDS in Nederland.
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
14
Percentage
F ii g F gu uu ur r 5 5 :: HIV-testaanvragen naar etnische groep 1998 – 2003
100%
90% 80% 70%
4%
16%
7%
2%
11%
8%
2%
1%
17%
18%
1%
8% 9% 3%
17%
60% 50%
9%
14%
46%
45%
1998
2000
6% 9% 2% 17%
23% 25%
40% 30% 20%
37%
44%
10% 0%
Anders Onbekend
Javaan Indiaan
2002
Hindostaan Marron Creool
2003
Jaar
Bron: NAP/Dienst Dermatologie 2004
De Creolen en Marrons waren ook de meest voorkomende etnische groepen onder de HIV-positieve personen in de afgelopen jaren. In totaal vormden de Creolen en Marrons ongeveer 70 procent van de geregistreerde HIV-positieve personen in 2003. Dit is een reflectie van het testgedrag. Conclusies met betrekking tot etnische verdeling zouden slechts op basis van een populatiesurvey getrokken kunnen worden. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
15
1 .. 44 .. HH II VV // AA II DD SS ee nn bb ll oo ee dd dd oo nn oo rr ee nn 1 In verschillende gebieden in de wereld vormde bloedtransfusie een belangrijke bron van besmetting aan het begin van HIV/AIDS-epidemie. Als gevolg hiervan is het monitoren en bevorderen van veilig bloed een belangrijk onderdeel geworden van de strijd tegen HIV/AIDS. Het beleid van de Bloedbank in Suriname is om middels een focus op vaste donoren, en screenen van elke donor, te zorgen voor optimale veiligheid van de bloedvoorraad.
T aa bb ee ll 33 :: HIV(+) bloeddonaties in de periode 1994-2003 T 1994
1995
1996
4
5
Bloeddonaties
4511
4519
% HIV(+)
0,13
0,08
Aantal HIV(+)
6
1997
1998
5
10
4800
4530
0,10
0,11
1999
2000
2001
7
0
4804
5043
5247
0,21
0,08
0,13
4
2002
2003
6
4
5657
6163
0,00
0,09
6240 0,06
Bron: Bloedbank, Rode Kruis 2004
Van de zes positieve donaties in 2002 kwam één van een actieve donor, één van een niet-actieve (lapsed) donor en vier van nieuwe donoren (first time donors). In 2003 waren alle vier positieve donaties van first time donors. In 2003 werd de database van de bloedbank aangepast waardoor het mogelijk werd om het verloop van de verschillende categorieën donoren bij te houden. Uit de data blijkt dat de donaties in 2003 afkomstig waren van 2.571 donoren. Met vier HIV-positieve donoren was de HIV-seroprevalentie onder donoren dus 0,16 procent in 2003. Aangezien van de voorgaande jaren geen data beschikbaar zijn met betrekking tot het aantal donoren, is het niet mogelijk de prevalentie van deze jaren te berekenen.
1 .. 55 HH II VV // AA II DD SS ee nn tt uu bb ee rr cc uu ll oo ss ee 1 In 2003 werden er in totaal 111 nieuwe tuberculosegevallen geregistreerd door het Nationaal Tuberculose Programma, waarvan 20 personen HIV-positief getest werden.
T aa bb ee ll 44 :: HIV/AIDS en tuberculose 2000 – 2003 T Nieuwe TB gevallen
Aantal HIV+
Jaar
Man
Vrouw
Totaal
Man
Vrouw
Totaal
2001
48
32
80
7
2
9
2000 2002 2003
57 67 72
33 33 39
90
100 111
Bron: BOG, Nationaal Tuberculose Programma, 2004
7
19 13
6
2 7
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
Percentage HIV+ Totaal
13
14,4 %
21
21,0 %
20
11,3 %
18,0 %
16 1 .. 6 1 6 .. S Sp pe ec c ii a a ll e e s st tu ud d ii e es s 1 19 98 83 3-2 20 00 03 3
1 .. 6 1 6 .. 1 1 .. R Re es s ii s st te en nt t ii e e e en n s se er ro ot ty yp pe er r ii n ng g
In 2002 verrichtte CAREC in samenwerking met de Universiteit van Londen een HIV-Moleculaire Survey in tien lidlanden. Suriname maakte ook deel uit van deze studie. De studie heeft uitgewezen dat: in Suriname nog geen indicaties gevonden zijn voor de aanwezigheid van circulerende HIVresistente stammen tegen ARV medicamenten; HIV I Subtype B het meest voorkomt in Suriname, evenals in de overige CAREC lidlanden. 1 .. 6 1 6 .. 2 2 H H II V V s se er ro op pr re ev va a ll e en nt t ii e e s st tu ud d ii e es s
Aanvullende bronnen van informatie over de HIV/AIDS-epidemie zijn de HIVseroprevalentiestudies onder subgroepen. Sinds het begin van de epidemie zijn studies uitgevoerd onder zwangeren en andere speciale groepen waaronder commerciële sekswerkers (CSW), mannen die seks hebben met mannen (MSM) en cliënten van de SOA-kliniek van de Dienst Dermatologie. Se S er ro op pr re ev va a ll e en nt t ii e es st tu ud d ii e es s o on nd de er r z zw wa an ng ge er re en n
Bij vergelijking van de verschillende studies die onder zwangeren verricht zijn, werd de hoogste seroprevalentie gevonden onder een groep cliënten van het ‘s Lands Hospitaal. Aangezien dit echter geen aselecte steekproef was, kunnen hier verder geen conclusies uit getrokken worden . In de periode 1983 – 2003 zijn de volgende HIV-seroprevalentiestudies onder zwangeren uitgevoerd:
Jaar
Prenatale polikliniek(en)
Clienten (n)
1990
Landelijk *
1998
Roomskatholiek Ziekenhuis (RKZ)*
300
Militair Hospitaal (MH)*
528
1998 1999
1999 1999
’s Lands Hospitaal (LH)*
Roomskatholiek Ziekenhuis (RKZ)*
Medische Zending **
2685
HIV+
290
304
528
7 4
0 0
4
4
HIV prevalentie
0,3 % 1,4 % 0,0 % 0,0 %
0,75 % 0,8 %
* Bron: NAP/Dienst Dermatologie, 2003 ** Bron: Medische Zending, 2003
In 2001 introduceerde de Medische Zending het screenen van zwangeren op haar poliklinieken. In het eerste jaar werden 332 zwangere vrouwen getest. In totaal werden twee vrouwen (0,6%) HIV-positief bevonden, waarvan één woonachtig in de regio Oost Suriname en één in Boven Suriname. In 2002 werden in totaal 804 zwangere vrouwen getest door de Medische Zending, van wie één procent positief bleek. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
17 Ta T ab be e ll 5 5 :: HIV-screening van zwangeren bij de Medische Zending 2001- 2003
Regio
OostSuriname
Brokopondo
# Getest
2001 # HIV+
39
0
92
BovenSuriname
165
Centraal Suriname
6
WestSuriname
Totaal
% HIV+
# Getest
2002 # HIV+
0,0 %
216
2
1
1,1 %
1
0,6 %
377
0,0 %
23
30
0
0,0 %
332
2
0,6 %
0
163
% HIV+
# Getest
2003 # HIV+
0,9 %
327
10
2
1,2 %
2
0,5 %
8,7 %
25
0
0,0 %
804
8
1,0 %
2
209
% HIV+
0
0,0 %
497
10
2,0 %
14
2
34
1081
0
22
3,1 %
0,0 %
14,3 %
2,0 %
Bron: Medische Zending, 2004 Ov O ve er r ii g ge e s se er ro op pr re ev va a ll e en nt t ii e es st tu ud d ii e es s
In de periode 1983 – 2003 werden de volgende HIV-seroprevalentiestudies uitgevoerd:
Jaar 1986 1986 1989 1989 1990 1991 1992 1996 1998 1999
Populatie Bezoekers SOA-poli Dienst Dermatologie.
Aantal geteste personen
Aantal HIV +
HIV prevalentie
490
0
0,0 %
Bezoekers SOA-poli Dienst Dermatologie
74
0
0,0 %
2000
12
0,6 %
Geregistreerde commerciële clubsekswerkers (CCSW)
97
1
1,0 %
157
4
2,5 %
Gevangenen in Santo Boma
Geregistreerde commerciële straatsekswerkers (CSSW)
146
0
189
42
22,2 %
Militairen
78
140
14
18,0 %
Geregistreerde commerciële clubsekswerkers (CCSW) Geregistreerde commerciële clubsekswerkers (CCSW) Bezoekers SOA-poli Dienst Dermatologie
Mannen die seks hebben met mannen (MSM)
Bron: NAP/Dienst Dermatologie, 2003
4236
44
2
1,03 % 0,0 %
1,4 %
Bij de verschillende studies onder specifieke groepen werd de hoogste HIV-prevalentie gevonden onder commerciële straat-sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
18
2. AIDS-STERFTE EN DIAGNOSES 2 .. 11 AA II DD SS -- ss tt ee rr ff tt ee 2
1 99 88 33 –– 22 00 00 33 1
De afdeling Epidemiologie/Biostatistiek van het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (BOG) coördineert de verzameling en verwerking van mortaliteitsdata. Sterftecijfers ontleent de afdeling aan de overlijdenscertificaten die vanuit het hele land opgestuurd worden naar deze afdeling. In Suriname is er onder de medici weinig tot geen terughoudendheid om als doodsoorzaak ‘AIDS’ te vermelden, omdat op het overlijdenscertificaat de naam van de overledene niet vermeld staat. Dit in tegenstelling tot de Engels-sprekende Caribische landen. Hierdoor is er in Suriname geen specifieke onderrapportage van AIDS-sterfte. Voor de periode 1995 t/m 1999 was sprake van onderrapportage door het lage aantal overlijdenscertificaten dat de afdeling bereikte (58 % in 1995). Door de inzet van de mortaliteitswerkgroep is het percentage daarna gestegen naar gemiddeld 85 procent voor 2001 en 96 procent voor 2002. Als gevolg hiervan zijn in Suriname de AIDS-sterftecijfers vrij betrouwbaar, zeker indien de onderrapportage van de overlijdenscertificaten wordt gecorrigeerd.
Aantal
F ii gg uu uu rr 66 :: AIDS-sterfte naar geslacht 1997 – 2003 F 120 100 80 60 40 20 0
1997
1998
1999
Man
2000
Vrouw
2001
2002
2003
Jaar
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie / Biostatistiek, 2004
In korte tijd is HIV/AIDS een van de belangrijkste doodsoorzaken geworden in Suriname. In 1997 bezette HIV/AIDS nog de tiende plaats op de ranglijst van de tien voornaamste doodsoorzaken in Suriname. In 1999 steeg het naar de achtste plaats. In 2000 en 2001 was het reeds de zesde voornaamste doodsoorzaak. Respectievelijk stierven in deze jaren 117 en 132 personen ten gevolge van HIV/AIDS. Ook in 2002 en 2003 bleef HIV/AIDS op de zesde plaats van voornaamste doodsoorzaken. De HIV/AIDS-sterfte als percentage van de totale sterfte steeg echter wel naar meer dan vijf procent. Vergeleken met voorgaande jaren vertonen de voorlopige sterftecijfers voor 2003 een lichte daling, met name bij de vrouwen.
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
19 Ta T ab be e ll 6 6 :: AIDS-sterfte naar geslacht en leeftijd en de rangorde op de lijst van tien voornaamste doodsoorzaken in Suriname 1997 – 2003
Percentage
Aantal AIDS-sterfgevallen
van de
Alle leeftijden
totale
Jaar
Man
Vrouw
Totaal
sterfte
1997 1998
30
41
2,0 %
1999
48
11
46
38
84
3,5 %
2000
20
74
2001
77
2002
43
117
61
160
55
99
2003
68
100
10
3,1 %
9 8
4,1 %
132
45
Rangorde
6
5,0 %
6
5,3 %
145
6
4,9 %
5
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2005
Proportioneel stierven meer mannen dan vrouwen ten gevolge van HIV/AIDS in de afgelopen jaren (1,75:1 in 2000 en 1,6:1 in 2002). Dit geldt ook voor 2003 (2,2:1). Ta T ab be e ll 7 7 :: AIDS-sterfte naar geslacht en leeftijdsgroep 2000 - 2002
Leeftijd 0-4 5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44
2000
2001
Vrouw
Totaal
Man
Vrouw
Totaal
Man
Vrouw
Totaal
Man
Vrouw
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1 0 0 5 9
13 17 8
2 0 4 4 5
5 5
6
3 0 4 9
14
17 22
14
5 1 1 1 9
20 14 7
5 1 1 7 5
12
3
4
2
6
8
1
3
Onbekend Totaal
1
74
0 1
43
6 2
117
7 0
77
7
5
11
4
11
55
132
0
4 0
24 6
2 8 0
99
9
5
12
22
3
5
14
55-59
6
4
12
0
2
7
2
6
8
14
1
10
0
12
5
5
2
0
5
22
12
3
2
5
27
8
2
2
10
7
10
>= 60
2003
Man
45-49 50-54
2002
17
3 0 1 0
9
3
12
3
1
4
7
11
4
12
4
61
160
3 1
5 1
1
11
20
7
1
3
21
24
1
2
0
12
17
31
0
5
9
34
7
2
1
100
7
2
3 0 0
45
21
24 32
22
14 4 1
145
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2005
Volgens de voorlopige cijfers stierven in 2003 100 mannen en 45 vrouwen ten gevolge van HIV/AIDS. Bij zowel mannen als vrouwen kwamen in de afgelopen jaren de meeste sterfgevallen voor in de leeftijdsgroep 20-49 jaar. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
20
Aantal
F ii g F gu uu ur r 7 7 :: AIDS-sterfte naar leeftijd 2000 – 2003
40 35 30 25 20
Aantal 15 10 5 0
Bron:
0-4
2000
10-14
20-24
30-34
40-44
2002
2001
50-54
2003
>= 60
Leeftijdsgroep
BOG, Afdeling Epidemiologie / Biostatistiek, 2003
Wat betreft etniciteit kwam in 2000 - 2003 de meeste HIV/AIDS-sterfte voor bij Creolen en Marrons.
Aantal
F ii g F gu uu ur r 8 8 :: AIDS-sterfte naar etnische groep 2000 - 2003 80
70 60 50 40 30 20 10 0
l oo re
C
M
r ar
2000
on
n aa st e an o va nd a i J H
2001
C
s
ee
n hi
2002
I
n
aa
i nd
G
d
ng
e em
2003
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie / Biostatistiek , 2005 HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
O
e
ig
r ve
O
nd
ke
e nb
Etnische groepen
21 De meeste sterfgevallen deden zich voor in de districten Paramaribo en Wanica. Proportioneel was het district Sipaliwini oververtegenwoordigd in 2000 en 2001.
Aantal
F ii gg uu uu rr 99 :: AIDS-sterfte naar woondistrict 2000 – 2002 F 120 100 80 60 40 20 0
bo
ri
ma ra Pa
Wa
ca ni
2000
Pa
ra
ar
S
ca
ac am
2001
C
om
ne
ij
w me
c
Ni
r ke
ie
2002
r
Co
e
i on
r
Ma
i ow
e
jn
2003
o
Br
p ko
on
do
Si
ni
wi
i al
p
On
d
en
k be
Districten
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2003
2 .. 22 .. 2
A II DD SS -- hh oo ss pp ii tt aa ll ii ss aa tt ii ee 22 00 00 11 -- 22 00 00 33 A
In Suriname bestaat er nog geen systeem voor centrale rapportage van AIDS-diagnoses. De afdeling Epidemiologie/Biostatistiek van het BOG coördineert een actieve surveillance in de vijf ziekenhuizen in Suriname en heeft daardoor een registratie van alle met AIDS opgenomen patiënten. Suspecte gevallen worden bevestigd middels een HIV-test. De ziekenhuissurveillance is gestart in 2001. De surveillancegegevens worden zoveel mogelijk wekelijks door de infectieverpleegkundigen van de ziekenhuizen aan de afdeling Epidemiologie gerapporteerd. Door deze surveillance beschikt de afdeling sedert 2001 over data van AIDS-patiënten die opgenomen zijn geweest in een ziekenhuis.
A II DD SS -- hh oo ss pp ii tt aa ll ii ss aa tt ii ee nn aa aa rr gg ee ss ll aa cc hh tt 22 00 00 11 –– 22 00 00 33 Tabel 8: A
Man
Vrouw
Onbekend Totaal
Gehospitaliseerde gevallen AIDS in 2001
Gehospitaliseerde gevallen AIDS in 2002
Gehospitaliseerde gevallen AIDS in 2003
57
65
151
68 0
125
101 2
168
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2004 HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
112 1
264
22
Aantal
F ii gg uu uu rr 11 00 :: AIDS-hospitalisatie naar leeftijdsgroep 2001 – 2003 F 50 45 40 35 30 25 20
15 10 5 0
0-4
5-9
10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 >60
2001
2002
2003
Leeftijd
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2004
Evenals bij HIV-gevallen en AIDS-sterfte was de AIDS-hospitalisatie het hoogst in de leeftijdsgroep 25 – 40 jaar. In 2000 en 2001 was er een lichte stijging in de leeftijdsgroep van 55 en ouder. Het aantal hospitalisaties onder mannen was hoger dan onder de vrouwen in de leeftijdsgroep ouder dan 55 jaar. De meest frequent voorkomende etnische groepen waren Creolen en Marrons.
Aantal
F ii gg uu uu rr 11 11 :: AIDS-hospitalisatie naar etnische groep 2001 – 2003 F 160 140 120 100 80 60 40 20 0
e Cr
l oo
r Ma
n ro
an
ta os d n Hi
2001
an
In
a di
an
a av
J
2002
en
On
k be
d
2003
e Ov
ge
ri
gd
en
m Ge
Etnische Groep
Bron: Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek: ZH-surveillance, BOG
Wat betreft woonplaats was het grootste deel van gehospitaliseerden woonachting in Paramaribo, gevolgd door Wanica, Para en Sipaliwini.
2 .. 33 .. AA nn tt ii -- rr ee tt rr oo vv ii rr aa ll ee bb ee hh aa nn dd ee ll ii nn gg (( AA RR VV )) 2
Een aanvullende databron met betrekking tot AIDS-gevallen is het bestand van de patiënten onder anti-retrovirale behandeling. Het ARV Noodfonds werd opgericht in 2002 en fungeert als coördinatiepunt voor de HIV/AIDS-zorg en -behandeling. Per 31 december 2002 waren in totaal 37 patiënten onder behandeling en in 2003 werden in totaal 110 nieuwe personen geregistreerd. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
23 Van deze 147 waren op 31 december 2003 nog 91 onder behandeling en waren de overige 56 daarmee gestopt.
T aa bb ee ll 99 :: Aantal personen onder ARV-behandeling 2002-2003 T Jaar
Nieuwe registraties
Overleden
Lost in follow-up (LIF)
# personen onder ARV behandeling 31 december 2003
2003
110
30
7
73
2002 Totaal
37
147
10
9
40
18
16
91
Bron: ARV database HIV/AIDS Behandelarengroep, 2004
In 2002 varieerden de leeftijden nog tussen 29 en 65 jaar, terwijl in 2003 de oudste persoon onder behandeling 70 jaar oud was en de jongste 19.
Aantal
F ii gg uu uu rr 11 22 :: Aantal nieuw geregistreerde ARV-patiënten naar leeftijdsgroep 2002 -2003 F 25 20 15 10 5 0
15-19
20-24
25-29
30-34
2002
35-39
40-44
2003
45-49
50-54
55-59
>59
Leeftijdsgroep
Bron: ARV database HIV/AIDS Behandelarengroep, 2004
3 .. SS ee kk ss uu ee ee ll oo vv ee rr dd rr aa aa gg bb aa rr ee aa aa nn dd oo ee nn ii nn gg ee nn (( SS O 3 O AA )) Binnen de context van het monitoren van de HIV/AIDS-epidemie, kunnen de trends met betrekking tot seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) belangrijke informatie verschaffen over gedragspatronen en andere relevante factoren die van invloed kunnen zijn op de HIV/AIDSepidemie, zoals seksualiteit en toegang tot zorg, Een belangrijke bron voor SOA data is de Dienst Dermatologie van het Ministerie van Volksgezondheid. Naar schatting wordt ongeveer 20 procent van alle SOA behandeld door de SOA kliniek van de Dienst Dermatologie. De trends waargenomen onder cliënten van deze kliniek geven aan dat gonorroe de meest voorkomende SOA is. In 1995 bedroeg het aantal SOA-consulten 7750 en de screening van commerciële club-seks werkers 3220, respectievelijk 48 procent en 20 procent van het totaal aantal consulten van de Dermatologische Dienst. In dit jaar betrof het bij meer dan 50 procent van de consulten gonorroe. Meer dan 70 procent van de gonorroepatiënten waren in de leeftijdsgroep 20-29 jaar. Sinds 2000 onderhoudt de Dienst Dermatologie ook de syndromale rapportage van SOA. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
24 Ta T ab be e ll 1 10 0 ::
Jaar
Syndromale SOA Dienst Dermatologie 1998 – 2003
Genitale ulcus
Genitale afscheiding
1999
334
947
2001
103
1098
2003
NA
NA
1998 2000 2002
NA NA
128
Bron: Dienst Dermatologie, 2004
NA NA
825
De afdeling Epidemiologie van het BOG verzamelt sinds 1998 SOA-data als deel sentinelsurveillance (telefonade) van deze afdeling. De dataverzameling van de surveillance van de afdeling Epidemiologie van het BOG is syndromaal, onderverdeeld in ulcus, vaginale en urethrale afscheiding. Wekelijks worden data verzameld van sentinelsites (RGD en particuliere poliklinieken in de kustvlakte).
van de sentinel genitale de 40
Ta T ab be e ll 1 11 1 :: Syndromale SOA sentinelsurveillance 1998 – 2003
Jaar
Genitale ulcus
1999
43
1998 2000 2001 2002 2003
83 55 50 58 21
Genitale afscheiding 1460 1235 1541 1658 1453 1476
Bron: BOG, Afdeling Epidemiologie/Biostatistiek, 2004
In 1998 werd de syndromale benadering voor SOA-casemanagement geïntroduceerd bij de Medische Zending. Zij rapporteert eveneens apart nog de genitale wratten. Ta T ab be e ll 1 12 2 :: Syndromale SOA Medische Zending 1998 – 2003
Jaar
Genitale ulcus
Genitale afscheiding
1999
98
750
1998 2000 2001 2002 2003
NA
93 90
100 84
454*
Genitale wratten
763 909
763
814
Bron: Medische Zending, 2004 * In 1998 werd alleen de genitale afscheiding bij mannen geregistreerd. HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
NA
40 22 17
29
21
25
4. GEDRAGSSTUDIES 1983 – 2003 Met uitzondering van een aantal incidentele KAPB-onderzoekingen onder verschillende doelgroepen, is er nog geen systematisch onderzoek gedaan naar de gedragsaspecten van HIV/AIDS en SOA in Suriname. In de loop der jaren hebben verschillende instanties KAPB-surveys gedaan op kleine schaal met betrekking tot seksualiteit en andere relevante gedragsfactoren. Vanwege de verschillen in steekproefbepaling en onderzoeksmethoden is het echter niet mogelijk de resultaten van deze studies te relateren, waardoor de bruikbaarheid zeer beperkt is. Ta T ab be e ll 1 13 3 :: HIV/AIDS/SOA-gedragsstudies 1983 – 2003
Jaar
Organisatie/auteur
Populatie
Titel/ Aanvullende informatie
1990
NAP Terborg, J.
Geregistreerde commerciële club sekswerkers N=154
“AIDS and prostitution – study part 1”
1991
NAP Terborg, J.
“AIDS and prostitutionStudy part 2”
1994
O’Caroll, C. et.al.
Mannelijke cliënten Dermatologie SOA kliniek N=128
“Needs Assessment Study Commerciële straat-sekswerkers among street-based female commercial sex N=67 workers in Paramaribo, Suriname”
1998
Anton de Kom University of Suriname
Mannen die seks hebben met mannen N= 144
1999
Medische Zending Terborg, J.
Indianen and Marrons N=235
2001
Ministerie van Sociale Zaken en UNICEF
N= 4555 vrouwen tussen 12-49 jaar
Qualitative study
“AIDS and Behavior Change” KABP study
“Sexual behavior and Sexually Transmitted Diseases among Saramaka and Njduka Maroons in the Hinterland of Suriname” Survey + focus group onderzoek
Suriname Multiple Indicator Cluster Survey 2000
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
26
5. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN De beschikbare HIV/AIDS-data geven aan dat er een stijgende trend is in de geregistreerde aantallen HIV-positieven, AIDS-hospitalisaties en HIV/AIDS-sterfte. Groepen met relatief hoge HIV-prevalenties zijn MSM, CSW, TB-patiënten en jonge volwassenen (20-44 jr.). Zoals eerder aangegeven kan slechts bevolkingsonderzoek aangeven in hoeverre er verschillen zijn in het voorkomen van HIV/AIDS onder de verschillende etnische groepen. Bij de uitvoering van bevolkingsonderzoek is het van belang te voldoen aan de ethische voorwaarden waaronder confidentialiteit, afwezigheid van dwang en de beschikbaarheid van begeleiding en behandeling voor personen die HIV-positief testen. Gebaseerd op de beschikbare data en ontwikkelde rekenmodellen is naar schatting van UNAIDS de adulte (15-49 jaar) prevalentie 1,3 procent voor 2001 en 1,7 procent voor 2003. De hoge prevalentie van HIV/AIDS onder kwetsbare groepen, gecombineerd met de geschatte adulte prevalentie van boven 1 procent plaatst Suriname in de categorie landen met een algemene epidemie, hetgeen inhoudt dat de epidemie niet meer beperkt is tot specifieke groepen, maar zich verspreid heeft naar alle groepen binnen de samenleving.
Vooralsnog is het niet mogelijk vast te stellen in hoeverre de vastgestelde trends gerelateerd zijn aan verbeterde diensten, effectievere dataverzameling, een uitbreidende epidemie of een
combinatie van deze en andere factoren. Teneinde een effectieve respons tegen de HIV/AIDSepidemie te ontwikkelen, is het van belang verder onderzoek te doen naar de factoren, inclusief sociaal-culturele praktijken en gedragingen, die bijdragen aan de huidige trends. Verder is het van belang dat ernaar gestreefd wordt de surveillance van HIV/AIDS-gevallen te verbeteren, in overeenstemming met de ‘third generation guidelines’ ontwikkeld door CAREC. Aanbevolen wordt om bij versterking van HIV/AIDS-datasystemen bijzondere aandacht te geven aan verbetering van de dataverzameling met betrekking tot zwangeren, gedragsstudies en onderzoek met betrekking tot HIV/AIDS gerelateerde ziekte en aandoeningen. De datasystemen moeten erop gericht zijn om nationaal relevante en betrouwbare gegevens te genereren die gebruikt kunnen worden als basis voor de ontwikkeling en monitoring van HIV/AIDS-interventies.
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
27
6. VOOR MEER INFORMATIE 6 .. 11 .. DD oo cc uu m 6 m ee nn tt ee nn - Doodsoorzaken in Suriname 2003- 2004
W. Punwasi, Epidemiology & Biostatistics, BOG, oktober 2005
- Doodsoorzaken in Suriname 2002
W. Punwasi, Epidemiology & Biostatistics, BOG, december 2004
- Doodsoorzaken in Suriname 2001
W. Punwasi, Epidemiology/Biostatistics, BOG, november 2003
- Epidemiologie data 2001 – 2002
R. Ori, Epidemiologie/Biostatistiek, BOG, december 2003
- Epidemiologie data 2003
R. Ori, Epidemiologie/Biostatistiek, BOG, december 2004
- Rapportages van Nationaal AIDS Programma (NAP) L. Sabajo, Dienst Dermatologie
- Rapportages van Nationaal Tuberculose Programma (NTP) R. Mahabier, BOG
- 4th Global Report: Report on the global AIDS epidemic, UNAIDS 2004 - Suriname Multiple Indicator Cluster Survey 2000, March 2001 Government of Suriname & UNICEF
- Suriname Census 2003 – Preliminary Report – Suriname in Cijfers no 208 – 2003/03 - ABS, september 2003
- Demografische data Suriname 2001 en 2002 M. Murli, Civil Registry – CBB, januari 2004
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
28 6 .. 2 6 2 .. C Co on nt ta ac ct tp pe er rs so on ne en n
De leden van het HIV/AIDS/SOA Surveillance Team, tevens de samenstellers van het HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983 - 2003:
1 Drs. Maltie Mohan- Algoe
2 Drs. Leslie Sabajo 3 Dhr. Mahesh Algoe
4 Dhr. Winston Roseval 5 Drs. Widya Punwasi 6
Ministerie van Volksgezondheid
Coördinator National Health Information System, tevens voorzitter Nationale HIV/AIDS/SOA Surveillance Team Ministerie van Volksgezondheid Hoofd Dienst Dermatologie Ministerie van Volksgezondheid Dienst Dermatologie
Hoofd HIV Referentie Laboratorium
Ministerie van Volksgezondheid Coördinator Nationaal AIDS Programma Bureau Openbare Gezondheidszorg Hoofd afdeling Epidemiologie/ Biostatistiek
Bureau Openbare Gezondheidszorg Program manager National Tuberculosis Program
7 Drs. Marjolein Jubitana
Stg. Regionale Gezondheidsdienst
8 Drs. Edward van Eer
Stg. Medische Zending
9 Drs. Ingrid Krishnadath 10 Dr. Sonja Caffe
Coördinator RGD – HIS
Primary Health Care Suriname Algemeen Directeur
ADEK Universiteit van Suriname Docent Medische Faculteit CAREC/PAHO Suriname
CAREC Epidemioloog
Het secretariaat van het HIV/AIDS/SOA Surveillance Team: MINISTERIE van VOLKSGEZONDHEID in SURINAME National Health Information System Henck Arronstraat 64, Paramaribo, Suriname Tel : 41 04 41 ext. 245 /Fax : 47 69 23 Email :
[email protected]
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
29
B ii jj ll aa gg ee 11 :: DD ee m B m oo gg rr aa ff ii ss cc hh ee dd aa tt aa SS uu rr ii nn aa m m ee pp ee rr dd ii ss tt rr ii cc tt 22 00 00 33 1: Paramaribo 2: Wanica 3: Para 4: Brokopondo 5: Commewijne 6: Saramacca 7: Coronie 8: Nickerie 9: Marowijne 10: Sipaliwini
Inwoners per district
Districten Urbane districten 1. Paramaribo
Oppervlakte (km2) per district
Bevolkingsdichtheid (inh/km2)
243 556
182
1 338.2
3. Para
16 851
5 393
3.1
5. Commewijne
23 555
2 353
10.0
3 902
0.8
2. Wanica
85 526
Rurale districten
4: Marowijne
14 416
6. Saramacca
15 369
7. Coronie
2 957
443
4 627 3 636
193.1
3.1 4.2
8. Nickerie
37 890
5 353
7.1
9. Brokopondo
11 669
7 364
1.6
163 820
2.9
Districten binnenland
10. Sipaliwini Totaal
29 357
481 146
130 567
Bron: Suriname Census 2003 Preliminary Report: Suriname in cijfers no. 203-2003/03-ABS HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
0.2
30
B ii jj ll aa gg ee 22 :: DD ee bb ee vv oo ll kk ii nn gg vv aa nn SS uu rr ii nn aa m B m ee nn aa aa rr gg ee ss ll aa cc hh tt ee nn ll ee ee ff tt ii jj dd vv oo ll gg ee nn ss CC BB BB (( 22 00 00 22 )) Vrouw
Leeftijdsgroep
Man
4 964
<1
Totaal
5 076
10 140
1-4
15 612
13 174
31 686
5-9
20 266
21 385
41 651
20 576
0-4
21 250
18 985
10-14
19 678
22 077
15-19
11 064
45-49
44 991
25 288
75 000
25-44
38 663
22 914
24 919
20-24
41 826
50 207
78 871
153 871
11 013
22 077
50 -59
15 467
14 325
29 792
≥ 65
14 836
12 801
27 637
6 254
60-64
Totale bevolking 2002
5 451
229 444
11 705
232 976
462 420
Bron: Demografische data Suriname 2001 en 2002. Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB) Ministerie van Binnenlandse Zaken, 2004
B ee vv oo ll kk ii nn gg ss pp yy rr aa m B m ii dd ee SS uu rr ii nn aa m m ee 22 00 00 22 80+ 70-74 60-64 50-54 40-44 30-34 20-24 10-14 14
12
10
8
mannen
6
4
2
0
0-4
0
2
4
6
8
vrouwen
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
10
12
14
31
B ii jj ll aa gg ee 33 :: M B M II CC SS 22 00 00 00 rr ee ss uu ll tt aa tt ee nn m m ee tt bb ee tt rr ee kk kk ii nn gg tt oo tt HH II VV // AA II DD SS 2000 (By Residence)
Indicator
Knowledge of all 3 ways of preventing HIV/AIDS - transmission
Knowledge of all 3 misconceptions about HIV/AIDS
Knowledge of all 3 ways of mother to child transmission (MTCT) of HIV
National: 35.6%
Knowledge of all 3 ways & identify all 3 misconceptions of preventing HIV/AIDS - transmission
None: 6.0%
Interior: 16.4%
Secondary+level: 46.4%
Rural: 31.5%
National: 35.3%
Primary level: 22.4% Missing/DK: 34.6% National: 31.3%
Urban: 46.1%
None: 30.2%
Interior: 13.2%
Secondary+level: 32.8%
Rural: 28.5%
National: 31.3%
Primary level: 28.5% Missing/DK: 38.4% National: 31.3%
Urban: 31.6%
None: 30.2%
Interior: 26.6%
Secondary+ level: 32.8%
Rural: 33.1%
Primary level: 28.5% Missing/DK: 38.4% National: 49.3%
Urban: 59.9%
None: 26.5%
Interior: 30.0%
Secondary+level: 64.0%
Rural: 41.7%
National: 20.2%
Primary Level: 27.5% Missing/DK: 35.4% National: 20.2%
Urban: 27.0%
None: 1.9%
Interior: 7.8%
Secondary+level: 28.3%
Rural: 15.2%
National: 56.1%
Women who know where to be tested for HIV
National: 35.6%
Urban: 43.9%
National: 49.3%
Discriminatory attitude to people with HIV/AIDS
2000 (By education level)
Primary Level: 9.2% Missing/DK: 16.5% National: 56.1%
Urban: 66.4%
None: 18.6%
Interior: 32.3%
Secondary+level: 70.3%
Rural: 51.0%
Primary Level: 39.0% Missing/DK: 42.7%
Bron: MICS 2000 Tabellen 31 t/m 35 HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003
HIV/AIDS/SOA Surveillance Rapport 1983-2003