SOA SURVEILLANCE IST. België Belgique

Auteurs : Defraye A, Buziarsist J, Sasse A, Bots J, Claes P, Ducoffre G, Lokietek S, Mak R, Van den Eynde S

SOA – SURVEILLANCE – IST België – 2007 - Belgique Jaarlijks gemeenschappelijk rapport van de verschillende registratiesystemen van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) in België / Rapport annuel commun des différents systèmes d’enregistrement des Infections Sexuellement Transmissibles (IST) en Belgique 1. Doelstellingen 1. Objectifs Scientific Institute of Public Health Unit of Epidemiology

www.iph.fgov.be/ epidemio/aids/ Ministère de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé de la Communauté française

De doelstelling van dit rapport is om alle informatie over de epidemiologie van SOA in België samen te brengen zodat een volledig beeld kan worden gegeven, nuttig voor de planning van preventieactiviteiten, waarvan een overzicht wordt gegeven aan het einde van dit rapport. De verschillende registratiesystemen zijn complementair; deze samenwerking is een aanzet tot optimalisatie van de SOA -surveillance in België. In deze editie worden de resultaten en de situatie in het jaar 2007 besproken.

L’objectif de ce rapport commun est de rassembler toutes les informations épidémiologiques sur les IST en Belgique de manière à ce qu’une image plus complète soit disponible, ceci afin de répondre aux besoins de planification d’activités de prévention, desquelles un aperçu est présenté à la fin de ce rapport. Les différents systèmes d’enregistrement sont complémentaires ; la collaboration donne une impulsion à l’optimisation de la surveillance des IST en Belgique. Dans ce rapport, les résultats et la situation en 2007 sont présentés.

2. Methoden

www.cfwb.be Vlaamse Overheid Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid

www.zorg-en-gezondheid.be Brussels Hoofdstedelijk Gewest Région de Bruxelles-Capitale

www.bruxelles.irisnet.be www.brussel.irisnet.be

De resultaten voorgesteld in dit rapport zijn afkomstig van vier verschillende informatiebronnen: Het peilnetwerk van clinici voor de surveillance van SOA in België bestaat sinds oktober 2000 en registreert een tiental SOAdiagnoses. Deze surveillance wordt georganiseerd door de afdeling epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). In het jaar 2007 bestond dit netwerk uit 48 vrijwillig deelnemende sites, verspreid over de verschillende provincies in het land. Een site betreft een privépraktijk van één of meerdere artsen (gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten en urologen), een ziekenhuisdienst of een medisch centrum (SOA -kliniek, medisch studentencentrum of centrum voor seksuele voorlichting). De geregistreerde variabelen geven demografische informatie over de patiënt, informatie over symptomen, over risicofactoren, de plaats van

2. Méthodes Les résultats présentés dans ce rapport proviennent de quatre sources d’information: Le réseau sentinelle de cliniciens pour la surveillance des IST en Belgique existe depuis octobre 2000 et enregistre une dizaine de diagnostics d’IST. Cette surveillance est organisée par la section Epidémiologie de l’Institut scientifique de Santé publique (ISP). En 2007, ce réseau était composé de 48 sites participant de façon volontaire, répartis sur les différentes provinces du pays. Un site est composé d’un cabinet privé avec un ou plusieurs médecins (gynécologues, dermatologues, généralistes, spécialistes en médecine interne et urologues) d’un service hospitalier ou d’un centre médical (clinique IST, centre estudiantin ou planning familial). Les variables enregistrées fournissent une information démographique sur le patient, une information sur les symptômes, les facteurs de risque, le lieu de l’infection ainsi que le statut

1 This report is available, also in an English version, on the website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids


infectie en de serologische status voor HIV, hepatitis B en C en syfilis. Dit registratiesysteem biedt vooral kwalitatieve informatie. Een gedetailleerde beschrijving van dit registratiesysteem en de meest recente resultaten1 zijn terug te vinden in de rapporten op de site www.iph.fgov.be/epidemio/aids. Het netwerk van laboratoria voor microbiologie (peillaboratoria) bestaat sinds 1983 en wordt eveneens georganiseerd door de afdeling epidemiologie van het WIV. Dit netwerk bestaat in 2007 uit 109 microbiologische routinelaboratoria en een veertigtal referentielaboratoria die op vrijwillige basis deelnemen; zij vormen 63% van het aantal in 2007 erkende microbiologische routinelaboratoria. De pathogenen van de geregistreerde SOA zijn C. trachomatis en N. gonorrhoeae sinds 1986, alsook T. pallidum sinds 2001 tengevolge de toegenomen incidentie geobserveerd door de gezondheidsinspectie van de provincie Antwerpen. De opgenomen variabelen zijn geslacht, leeftijd, de gebruikte diagnosetechniek en de woonplaats. Geen enkele klinische informatie wordt ingezameld; sommige gevallen kunnen dus asymptomatisch zijn. Voor T. pallidum worden enkel nieuwe gevallen geregistreerd: dubbeltellingen op het geheel van de gevallen sinds het begin van de rapportage worden jaarlijks verwijderd. Dit registratiesysteem laat onder andere toe de incidenties op te volgen. Een gedetailleerde beschrijving van dit surveillancesysteem en de meest recente resultaten2 zijn te vinden op: www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm. Meldingen in het kader van de verplichte aangifte worden gedaan aan de gezondheidsinspecteurs van de Gemeenschappen. De verplicht aan te geven SOA zijn gonorroe en syfilis. De opgenomen variabelen zijn geslacht en leeftijd. Verder is er ook informatie over de woonplaats en over nationaliteit en plaats van infectie (inheems of niet): deze informatie is niet opgenomen in dit rapport. Dit registratiesysteem biedt gegevens over een lange tijdsperiode.3 Aangezien het registratiesysteem van de Franse Gemeenschap en de Brusselse Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (GGC) momenteel een optimalisatie ondergaat, worden de cijfers van 2007 niet vergeleken met deze van vorige jaren. Meer informatie over de verplichte aangifte in de Vlaamse Gemeenschap is te vinden op de website www.zorg-engezondheid.be en in de Franse Gemeenschap op de website www.sante.cfwb.be. De nationale surveillance van HIV en AIDS wordt georganiseerd door de dienst epidemiologie van het WIV sinds 1984.

2

sérologique pour le VIH, les hépatites B et C, et la syphilis. Ce système d’enregistrement offre surtout une information qualitative. Une description détaillée de ce système d’enregistrement et les résultats les plus récents peuvent être consultés dans les rapports1 disponibles sur le site www.iph.fgov.be/epidemio/aids. Le réseau de laboratoires de microbiologie (Laboratoires Vigies) existe depuis 1983 et est également coordonné par la section épidémiologie de l’ISP. En 2007, ce réseau était constitué de 109 laboratoires de routine et d’une quarantaine de laboratoires de référence, participant sur base volontaire; il comprenait 63% du nombre total de laboratoires de microbiologie (de routine) agréés en 2007. Les agents pathogènes des IST enregistrés sont C. trachomatis et N. gonorrhoeae depuis 1986, ainsi que T. pallidum (syphilis) depuis 2001, à la suite de l’épidémie observée par l’inspection de santé de la province d’Anvers. Les variables reprises dans ce rapport sont l’âge, le sexe, la technique de diagnostic utilisée et le lieu de résidence. Aucune information clinique n’est récoltée; certains cas peuvent donc être asymptomatiques. Pour les infections à T. pallidum, seuls les nouveaux cas sont enregistrés: un nettoyage des doublons est effectué chaque année sur l’ensemble des cas rapportés depuis le début de la surveillance. Ce réseau permet, entre autres, le suivi des incidences. Une description détaillée de ce système de surveillance et les résultats les plus récents2 sont présentés sur www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/index8.htm. Les notifications dans le cadre de la notification obligatoire sont faites aux médecins inspecteurs de santé des Communautés. Les IST à notification obligatoire sont la gonorrhée et la syphilis. Les variables reprises dans ce rapport sont l’âge et le sexe. L’information sur le lieu de résidence, la nationalité et le lieu d’infection n’est pas reprise dans ce rapport. Ce système d’enregistrement présente des données sur une longue période.3 Le système d’enregistrement en Communauté française et à la Commission communautaire commune de la Région de Bruxelles-Capitale (COCOM) étant actuellement en cours de renouvellement, les chiffres de 2007 ne sont pas comparés à ceux des années précédentes. Davantage d’informations sur la notification obligatoire en Communauté flamande se trouvent sur le site www.zorg-en-gezondheid.be et en Communauté française sur le site www.sante.cfwb.be. La surveillance nationale du VIH et du SIDA est organisée par la section Epidémiologie de l’ISP depuis 1984.


Sept laboratoires de référence SIDA sont reconnus par le SPF Santé Publique pour la confirmation des tests ELISA positifs. Sur base des résultats de l’enregistrement, une estimation fiable du nombre total de diagnostics VIH en Belgique peut être établie. Une description détaillée de ce système d’enregistrement et les résultats les plus récents4 peuvent être consultés sur le site www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

Zeven AIDS referentielaboratoria zijn door de FOD Volksgezondheid erkend voor het bevestigen van positieve ELISA testresultaten. Op basis van de resultaten van hun registratie is het mogelijk een betrouwbare schatting te maken van het totale aantal HIV -diagnoses in België. Een gedetailleerde beschrijving van dit surveillancesysteem en de meest recente resultaten4 zijn te vinden op www.iph.fgov.be/epidemio/aids.

3. Résultats 3. Resultaten 3.1 Tendances 3.1.1 Syphilis

3.1 Trends 3.1.1 Syfilis

Les chiffres de la notification obligatoire dans la province d’Anvers ont mis en évidence une incidence accrue de la syphilis en Belgique en 2001.5 Cette tendance ascendante a ensuite été confirmée par les données du réseau des laboratoires vigies et du réseau de cliniciens. Les données du réseau des laboratoires vigies montrent entre 2005 et 2006 une première diminution du nombre annuel de diagnostics de syphilis enregistrés (Figure 1). Cependant, une augmentation remarquable du nombre de cas annuels enregistrés entre 2006 et 2007 est observée, principalement chez les hommes. Cette augmentation récente se manifeste dans toutes les tranches d’âge.

De cijfers van de verplichte aangifte in Antwerpen toonden in 2001 de toegenomen incidentie van syfilis in België voor het eerst aan.5 Deze stijgende trend werd vervolgens bevestigd door zowel het netwerk van peillaboratoria als door het peilnetwerk van clinici. De gegevens van het netwerk van peillaboratoria tonen tussen 2005 en 2006 een eerste afname van het jaarlijkse aantal geregistreerde syfilisdiagnoses (Figuur 1). Tussen 2006 en 2007 wordt er echter een opvallende stijging waargenomen in het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen, voornamelijk bij mannen. Deze recente stijging geldt in alle leeftijdscategorieën.

Figure 1: Evolution du nombre de diagnostics de syphilis enregistrés par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Figuur 1: Evolutie in het aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

L’augmentation s’observe surtout en Flandre (Figure 2). Parmi les 633 patients enregistrés en 2007 par le réseau des laboratoires vigies, presque trois-quarts (71,2 %) proviennent de Flandre (N=451); 19,4 % proviennent de la région de Bruxelles-Capitale (N=123) et 8,1 % proviennent de Wallonie (N=51). Pour 1,3 % des cas, cette information est inconnue.

De stijging wordt vooral waargenomen in Vlaanderen (Figuur 2). Van de 633 patiënten geregistreerd in, is bijna driekwart (71,2 %) afkomstig uit Vlaanderen (N=451); 19,4 % is afkomstig uit de regio Brussel (N=123) en 8,1 % uit Wallonië (N=51). Voor 1,3 % van de gevallen is deze informatie onbekend.

3


Figuur 2: Evolutie van het aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar regio (netwerk van peillaboratoria)

Figure 2: Evolution du nombre de diagnostics de syphilis enregistrés par région (réseau des laboratoires vigies)

De cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen tonen geen daling tussen 2005 en 2006, maar eerder een stabilisatie van de syfilisincidentie, gevolgd door een scherpere toename van het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen bij mannen tussen 2006 en 2007 (Figuur 3). De bevindingen van het peilnetwerk van clinici wijzen eveneens op een nieuwe stijging tussen 2006 en 2007, voornamelijk onder homo/biseksuele mannen en in de leeftijdscategorie 35-54 jaar (resultaten hier niet voorgesteld).1

Les chiffres de la notification obligatoire en Flandre ne montrent pas de diminution entre 2005 et 2006, mais plutôt une stabilisation de l’incidence de la syphilis, suivie par une augmentation plus importante chez les hommes entre 2006 et 2007 (Figure 3). Les résultats du réseau de cliniciens indiquent également une recrudescence entre 2006 et 2007, principalement chez les hommes homo/bisexuels et dans la tranche d’âge de 35-54 ans (les résultats ne sont pas présentés ici).1

Figuur 3: Evolutie in het aantal geregistreerde syfilisgevallen naar geslacht (verplichte aangifte, Vlaamse Gemeenschap)

Figure 3: Evolution du nombre de cas de syphilis enregistrés par sexe (notification obligatoire en Communauté flamande)

In de Franse Gemeenschap, en de regio Brussel inbegrepen, werden in 2007 154 gevallen van syfilis geregistreerd.

En Communauté française, région de BruxellesCapitale incluse, 154 cas de syphilis ont été enregistrés en 2007.

4


3.1.2 Gonorroe

3.1.2 Gonorrhée

Het netwerk van peillaboratoria observeert voor gonorroe een continue stijging. Tot 2006 was deze stijging meer uitgesproken bij mannen, maar tussen 2006 en 2007 is de stijging belangrijker bij vrouwen (Figuur 4). Zowel de gegevens van het netwerk van peillaboratoria als de cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen geven aan dat deze recente stijging bij vrouwen zich voordoet in de leeftijdsgroep van 25 tot 44 jaar. Bij mannen blijft het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen jonger dan 45 jaar ongeveer stabiel tussen 2006 en 2007, en is er dus een recente stijging bij mannen ouder dan 45 jaar.

Le réseau des laboratoires vigies observe pour la gonorrhée une augmentation continue, plus accentuée chez les hommes en 2006, mais entre 2006 et 2007, l’augmentation est plus prononcée chez les femmes (Figure 4). Les données des laboratoires vigies et les chiffres de la notification obligatoire en Flandre indiquent que cette augmentation récente chez les femmes se manifeste dans le groupe d’âge de 25 à 44 ans. Chez les hommes, le nombre annuel de cas chez les moins de 45 ans reste plus au moins stable entre 2006 et 2007; il y a donc une augmentation récente chez les hommes âgés de plus de 45 ans.

Figuur 4: Evolutie in het jaarlijkse aantal gonorroediagnoses geregistreerd naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

Figure 4: Evolution du nombre annuel de diagnostics de gonorrhée enregistrés par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Van de 585 patiënten geregistreerd in 2007 in het netwerk van peillaboratoria, is meer dan de helft (56,9 %) afkomstig uit Vlaanderen (N=333), 27,9 % uit de regio Brussel (N=163) en 12,5 % uit Wallonië (N=73). Voor 2,7 % is deze informatie onbekend. De stijging wordt geobserveerd in de drie regio’s (Figuur 5).

Parmi les 585 patients enregistrés en 2007 par le réseau des laboratoires vigies, plus de la moitié des cas (56,9 %) proviennent de Flandre (N=333), 27,9 % de la région de Bruxelles-Capitale (N=163) et 12,5 % de Wallonie (N=73). Cette information est inconnue pour 2,7 % des patients. L’augmentation se manifeste dans les trois régions (Figure 5).

Figuur 5: Evolutie in het jaarlijkse aantal gonorroediagnoses geregistreerd naar regio (netwerk van peillaboratoria)

Figure 5: Evolution du nombre annuel de diagnostics de gonorrhée enregistrés par région (réseau des laboratoires vigies)

De cijfers van de verplichte aangifte in Vlaanderen tonen een volledig gelijklopende trend als die voor Vlaanderen voorgesteld in Figuur 5.

Les chiffres de la notification obligatoire en Flandre confirment entièrement la tendance présentée à la Figure 5 pour la Flandre. 5


In de Franse Gemeenschap, en de regio Brussel inbegrepen, werden in 2007 88 gevallen van gonorroe geregistreerd.

En Communauté française, région de BruxellesCapitale incluse, 88 cas de gonorrhée ont été enregistrés en 2007.

Simultaan met de stijging van het aantal gerapporteerde gevallen tussen 2000 en 2002 nam het gebruik van moleculaire diagnosetests in België toe.6 In 2006 is de gebruikte test gekend voor ongeveer ¾ van de N. gonorrhoeae geregistreerd in het netwerk van peillaboratoria; in 2007 is deze informatie gekend voor 66% van de gevallen. Tussen 2006 en 2007 is de toepassing van PCR licht gestegen (van 34 % naar 37 %), terwijl de toepassing van cultuur licht is gedaald (van 61 % naar 59 %).

L’augmentation du nombre de cas rapportés entre 2000 et 2002 est parallèle à une augmentation du recours aux tests moléculaires de diagnostic en Belgique.6 Le test utilisé est connu pour environ ¾ des infections à N. gonorrhoeae enregistrées par le réseau des laboratoires vigies en 2006; en 2007, cette information est connue pour 66 % des cas. Entre 2006 et 2007, l’utilisation de la PCR a légèrement augmenté de 34 % à 37 %, tandis que l’utilisation de la culture a légèrement diminué de 61 % à 59 %.

Wat betreft de informatie over resistentie van gonokokken voor diverse antibiotica, deze is opgenomen in het rapport van het netwerk van peillaboratoria. De resultaten van het referentielaboratorium in België tonen dat het aandeel resistente isolaten voor penicilline, tetracycline en ciprofloxacine niet significant is gewijzigd tussen 2006 en 2007. Het percentage isolaten resistent voor penicilline bedraagt 34,7 % in 2007 tegenover 32,8 % in 2006, voor tetracycline 49,0% in 2007 tegenover 50,9 % in 2006 en voor ciprofloxacine 60,3 % in 2007 tegenover 61,4 % in 2006. Voor de 3 antibiotica is het percentage resistente isolaten continu gestegen tussen 2003 en 2006. Het aandeel isolaten resistent aan azithromycine is wel aanzienlijk gestegen van 1,8 % in 2006 naar 3,1 % in 2007. Alle isolaten waren gevoelig aan ceftriaxone en aan spectinomycine. Deze resultaten zijn gepubliceerd op volgend webadres: http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/plabnl/plabannl /07_036n_r.pdf

En ce qui concerne l’information sur la résistance de la gonorrhée à divers antibiotiques, celle-ci est reprise dans le rapport du réseau des laboratoires vigies. Les résultats du laboratoire de référence en Belgique montrent que la proportion d’isolats résistants à la pénicilline, à la tétracycline et à la ciprofloxacine n’a pas changé de manière significative entre 2006 et 2007. Le pourcentage d’isolats résistants à la pénicilline est de 34,7 % en 2007 comparé à 32,8 % en 2006, à la tetracycline 49,0 % en 2007 comparé à 50,9 % en 2006 et à la ciprofloxacine 60,3 % en 2007 comparé à 61,4 % en 2006. Pour ces 3 antibiotiques, le pourcentage d’isolats résistants a augmenté de manière continue entre 2003 et 2006. La proportion d’isolats résistants à l’azithromycine a augmenté de 1,8 % en 2006 à 3,1 % en 2007. Tous les isolats étaient sensibles à la céftriaxone et à la spectinomycine. Ces résultats sont publiés sur le site suivant: http://www.iph.fgov.be/epidemio/epifr/plabfr/plabanfr/ 07_036f_r.pdf

6


3.1.3

3.1.3 Chlamydia trachomatis

Chlamydia trachomatis

Les données du réseau des laboratoires vigies montrent pour l’infection à Chlamydia trachomatis une augmentation importante du nombre annuel de cas enregistrés entre 2000 et 2005, principalement chez les femmes et à un degré moindre chez les hommes, suivie par une stabilisation du nombre total entre 2005 et 2006. Cependant, entre 2006 et 2007, une recrudescence est observée pour les deux sexes (Figure 6).

De gegevens van het netwerk van peillaboratoria tonen voor Chlamydia trachomatis een belangrijke stijging van het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen tussen 2000 en 2005, voornamelijk bij vrouwen en in mindere mate ook bij mannen, gevolgd door een stabilisatie van het totale aantal gevallen tussen 2005 en 2006. Tussen 2006 en 2007 wordt echter opnieuw een toename geobserveerd, zowel bij mannen als bij vrouwen (Figuur 6).

Figuur 6: Evolutie in het jaarlijkse aantal chlamydiadiagnoses geregistreerd naar geslacht (netwerk van peillaboratoria)

Figure 6: Evolution du nombre annuel d’infections à Chlamydia trachomatis enregistrées par sexe (réseau des laboratoires vigies)

Wellicht is de geobserveerde stijging tussen 2000 en 2005, in elk geval gedeeltelijk, toe te schrijven aan de introductie van gevoeliger testmethodes want PCR wordt terugbetaald sinds december 2001.6 Tussen 2005 en 2006 wordt nog een lichte stijging waargenomen in het percentage PCR testen op Chlamydia trachomatis in de peillaboratoria; in 2006 ligt dit percentage op 87 % voor de stalen waarvoor de testmethode is gekend (78 %). De recente stijging tussen 2006 en 2007 kan niet worden toegeschreven aan een toegenomen gebruik van gevoeliger testmethodes, want het aandeel PCR-testen ligt even hoog in 2006 als in 2007.

L’augmentation observée entre 2000 et 2005 est, au moins partiellement, liée à l’introduction de méthodes de tests plus sensibles car la PCR est remboursée depuis décembre 2001.6 Entre 2005 et 2006, une légère augmentation du pourcentage de tests PCR réalisés dans les laboratoires vigies pour Chlamydia trachomatis est observée; en 2006, ce pourcentage est de 87 % pour les échantillons pour lesquelles cette information est connue (78 %). L’augmentation récente entre 2006 et 2007 ne peut pas être attribuée à un usage plus large de techniques de diagnostic plus sensibles, car la proportion de tests PCR est similaire en 2007 comparée à celle de l’année 2006.

De stijging bij vrouwen tussen 2001 en 2006 manifesteert zich meer uitgesproken bij jonge vrouwen (15-24 jaar); tussen 2006 en 2007 is de stijging verhoudingsgewijs belangrijker in de leeftijdsgroep 35-44 jaar, maar ook bij jongere vrouwen wordt nog een stijging geobserveerd (Figuur 7). Bij vrouwen is de leeftijdsgroep van 15-24 jaar het hoogst vertegenwoordigd, bij mannen betreft dit de leeftijdsgroep van 25-34 jaar; dit is in overeenstemming met de resultaten van het peilnetwerk van clinici.

Chez les femmes, l’augmentation entre 2001 et 2006 est plus manifeste chez les jeunes âgées entre 15 et 24 ans; entre 2006 et 2007, l’augmentation est proportionnellement plus importante dans le groupe d’âge de 35-44 ans, mais l’augmentation chez les jeunes femmes se poursuit (Figure 7). Chez les femmes, la tranche d’âge des 15-24 ans est la plus représentée; chez les hommes il s’agit du groupe d’âge de 25-34 ans; ceci correspond aux résultats du réseau sentinelle de cliniciens.

7


Bij mannen is de stijging tussen 2006 en 2007 verhoudingsgewijs belangrijker in de jongere leeftijdsgroep van 15-24 jaar (Figuur 7).

Chez les hommes, l’augmentation entre 2006 et 2007 est proportionnellement plus importante dans le groupe d’âge de 15-24 ans (Figure 7).

Figuur 7: Evolutie in het jaarlijkse aantal diagnoses van Chlamydia trachomatis naar geslacht en meest frequente leeftijdsgroepen (netwerk van peillaboratoria)

Figure 7 : Evolution du nombre annuel d’infections à Chlamydia trachomatis enregistrées par sexe et par tranche d’âge les plus fréquentes (réseau des laboratoires vigies)

Zoals voor syfilis en voor gonorroe, wordt de grootste proportie van de Chlamydia-gevallen geregistreerd in Vlaanderen, en is de geobserveerde trend iets minder uitgesproken in Wallonië (Figuur 8).

Comme pour la syphilis et la gonorrhée, la plus grande proportion de cas d’infections à Chlamydia est enregistrée en Flandre, et la tendance observée est un peu moins prononcée en Wallonie (Figure 8).

Figure 8: Evolution du nombre annuel de diagnostics d’infections à Chlamydia trachomatis enregistrées par région (réseau des laboratoires vigies)

Figuur 8: Evolutie in het jaarlijkse aantal diagnoses van Chlamydia trachomatis geregistreerd naar regio (netwerk van peillaboratoria)

8

Auteurs : Defraye A, Buziarsist J, Sasse A, Bots J, Claes P, Ducoffre G, Lokietek S, Mak R, Van den Eynde S 3.2 Determinanten

3.2 Déterminants

Aan de hand van de gegevens van het peilnetwerk van clinici kan voor de verschillende SOA die worden geregistreerd (zie Figuur 9), worden achterhaald in welke subpopulatie deze vooral worden gediagnosticeerd. In 2007 werden 345 SOA- diagnoses geregistreerd bij 326 mannen en 319 SOA- diagnoses bij 298 vrouwen. Bij 6 % van de patiënten werden meerdere SOA tegelijk gediagnosticeerd (N=48). De meerderheid van de patiënten (79%) had de Belgische nationaliteit. Meer dan de helft (52 %) van de mannelijke patiënten waren mannen die seks hebben met mannen (MSM). Bij heteroseksuele personen heeft de grootste proportie (49% bij de mannen en 65% bij de vrouwen) in de afgelopen 6 maanden slechts 1 seksuele partner gehad, terwijl bij MSM de grootste proportie (41 %) 2 tot 4 seksuele partners heeft gehad. De categorie “5 of meer partners” is bij MSM nog net iets hoger vertegenwoordigd dan de categorie “1 partner”. Chlamydia was de meest frequente SOA- diagnose bij vrouwen, syfilis bij MSM en genitale wratten bij heteroseksuele mannen (Figuur 9). Syfilis en gonorroe werden vaker vastgesteld bij iets oudere mannen (35-44 jaar). Eén op vier syfilisdiagnoses betrof een reïnfectie; het merendeel van de reïnfecties werd gediagnosticeerd bij MSM, en 81 % van de mannen geregistreerd met een reïnfectie was HIV-positief.

Grâce aux données du réseau sentinelle de cliniciens, il est possible d’identifier les souspopulations à risque élevé pour chaque IST enregistrée (Figure 9). En 2007, 345 diagnostics d’IST ont été enregistrés chez 326 hommes et 319 diagnostics chez 298 femmes. Chez 6 % des patients, plusieurs diagnostics d’IST ont été diagnostiqués au même moment (N=48). La plupart des patients (79 %) étaient de nationalité belge. Plus de la moitié (52 %) des patients masculins étaient des hommes qui ont des rapports sexuels avec des hommes (HSH). Chez les personnes hétérosexuelles, la plus grande proportion (49 % chez les hommes et 65 % chez les femmes) mentionne un partenaire stable au cours des 6 derniers mois, tandis que chez les HSH, la plus grande proportion (41 %) mentionne 2 à 4 partenaires sexuels. La catégorie « 5 ou plus partenaires » est plus représentée que la catégorie « 1 partenaire » chez les HSH. L’infection à Chlamydia était l’IST la plus fréquente chez les femmes, la syphilis chez les HSH et les condylomes chez les hommes hétérosexuels (Figure 9). La syphilis et la gonorrhée étaient plus fréquentes chez les hommes âgés entre 35 et 44 ans. Un quart des diagnostics de syphilis concerne une réinfection; la plupart des réinfections sont diagnostiquées chez les HSH; 81 % des hommes enregistrés avec une réinfection sont VIH positifs.

Figuur 9: Verdeling van de in 2007 geregistreerde SOAdiagnoses naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen

Figure 9: Répartition des diagnostics d’IST enregistrés en 2007 par sexe et par orientation sexuelle pour les hommes

In 2007 werden door de 7 AIDS-referentiecentra die apart deelnamen aan deze vrijwillige SOA-registratie 27 gevallen van Lymphogranuloma Venereum (LGV) geregistreerd.7 Het gaat om 14 waarschijnlijke en 13 bevestigde gevallen en allen zijn MSM, onder wie 26 HIV-positieven. In deze centra werden in 2007 7 gevallen geregistreerd van acute hepatitis C via homoseksuele overdracht; allen waren HIV-positief.

En 2007, 27 cas de Lymphogranuloma Venereum (LGV) ont été enregistrés par les 7 centres de référence SIDA qui ont participé séparément à cet enregistrement volontaire.7 Il s’agit de 14 cas probables et de 13 cas confirmés, et tous étaient des HSH, parmi lesquels 26 VIH positifs. Dans ces centres, 7 cas d’hépatite C aiguë par voie de transmission homosexuelle ont été enregistrés en 2007; tous étaient VIH positifs. 9


3.3. VIH

3.3. HIV In 2007 werden 1051 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV geregistreerd in België.

En 2007, 1051 nouveaux diagnostics de VIH ont été enregistrés en Belgique.

In Figuur 10 is de verdeling van het aantal nieuwe HIV- diagnoses naar nationaliteit en jaar van diagnose voorgesteld. Tussen 1990 en 1993 was er een daling van het aantal nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties bij personen van Belgische nationaliteit. Vervolgens was er eerder sprake van een stabilisatie in deze groep. Het aantal gediagnosticeerde HIVseropositieve patiënten onder personen van nietBelgische nationaliteit (voor ongeveer ¾ zijn dit personen afkomstig uit subsaharisch Afrika) bereikte zijn maximum in het jaar 1992. Daarna neemt hun aantal sinds 1993 eerder af om vanaf 1997 terug licht te stijgen. Door het grote aantal patiënten met een onbekende nationaliteit is het echter moeilijk correcte interpretatie te doen. Tussen 2001 en 2003 doet de stijging zich zowel voor bij personen van Belgische als van niet-Belgische nationaliteit. Tussen 2002 en 2007 manifesteert de stijging zich eerder bij personen van Belgische nationaliteit.

La Figure 10 présente la répartition du nombre de diagnostics VIH par nationalité et par année de diagnostic. Entre 1990 et 1993, on a assisté à une diminution progressive du nombre de nouveaux diagnostics d’infection à VIH chez des personnes de nationalité belge; ce nombre s’est stabilisé par la suite. Le nombre de diagnostics posés chez des personnes d’autres nationalités (dans environ ¾ de ces cas, il s’agissait de personnes originaires d’Afrique sub-saharienne) a atteint un maximum au cours de l’année 1992. Ce nombre semble diminuer puis augmenter par la suite mais la présence de patients dont la nationalité est inconnue ne permet pas d’interprétation précise. Entre 2001 et 2003, l’augmentation est observée tant chez les Belges que chez les non-Belges. Entre 2002 et 2007, l’augmentation est plus manifeste chez les personnes de nationalité belge.

Figuur 10: Aantal nieuwe HIV- diagnoses per nationaliteit en per jaar van diagnose

Figure 10: Nombre de nouveaux diagnostics VIH par nationalité et par année de diagnostic

10


De recente stijging onder personen van Belgische nationaliteit is vooral toe te schrijven aan een stijging bij MSM. Het aantal gediagnosticeerde infecties in deze groep is meer dan verdubbeld tussen 1997 en 2007 (zie Figuur 11).

L’augmentation récente parmi les personnes de nationalité belge apparaît principalement chez les HSH. Le nombre d’infections diagnostiquées dans ce groupe a plus que doublé entre 1997 et 2007 (Figure 11).

Figuur 11: Evolutie van het aantal nieuwe HIV -diagnoses onder personen van Belgische nationaliteit naar overdrachtswijze

Figure 11: Evolution du nombre de nouveaux diagnostics parmi les personnes de nationalité belge par mode de transmission

In 2007 werden 9351 HIV-patiënten medisch opgevolgd in België. Dit aantal vertegenwoordigt een stijging van 9% in vergelijking met het jaar 2006.4

En 2007, 9351 patients VIH ont été suivis médicalement en Belgique. Ce nombre représente une augmentation de 9% par rapport à l’année 2006.4

Figuur 12: Aantal patiënten in medische opvolging in België (20062007)

Figure 12: Nombre de patients en suivi médical en Belgique (20062007)

11


4. Internationale vergelijking

4. Comparaison internationale La comparaison des données de différents pays européens est difficile en raison des différences au niveau des systèmes d’enregistrement et de l’organisation de la santé publique. Cependant, on observe des tendances similaires dans les différents pays européens en ce qui concerne les IST. En Europe de l’Ouest, 25241 nouveaux cas diagnostiqués d’infection à VIH ont été rapportés en 2006, soit une incidence de 82,5 par million d’habitants. Parmi 4 pays, une incidence de plus de 100 par million d’habitants a été observée: le Portugal (205), le Royaume-Uni (149), le Luxembourg (119) et la Suisse (104). Cette incidence était de 96,5 en Belgique en 2006. En Europe de l’Ouest, la proportion d’infections par voie hétérosexuelle est la plus élevée. Dans la plupart des pays, il s’agit surtout de personnes originaires d’un pays où l’épidémie à VIH est généralisée. Chez les hommes homo/bisexuels, une augmentation récente des infections est observée, suggérant une augmentation des comportements sexuels à risque.8

Hoewel vergelijking van gegevens bemoeilijkt wordt door verschillen in registratiesystemen en in de organisatie van de volksgezondheid, worden in de meeste Europese landen gelijkaardige SOA-trends geobserveerd. In West-Europa werden 25.241 nieuw gediagnosticeerde gevallen van HIV-infectie gerapporteerd in 2006, een incidentie van 82,5 per miljoen populatie. In 4 landen is een incidentie van meer dan 100 per miljoen populatie waargenomen: Portugal (205 per miljoen), het Verenigd Koninkrijk (149), Luxemburg (119) en Zwitserland (104). Deze incidentie bedroeg 96,5 in België in 2006. In WestEuropa blijft het aantal gerapporteerde gevallen van heteroseksuele overdracht het hoogst vertegenwoordigd. In vele landen betrof het in de meerderheid van deze gevallen personen afkomstig uit een land waar de HIV-epidemie veralgemeend is. Onder MSM is er een recente toename van het aantal infecties en zijn er aanwijzingen van een toename in seksueel risicogedrag.8

La proportion de HSH est la plus élevée pour les diagnostics de gonorrhée et de syphilis. Les systèmes de surveillance dans d’autres pays, comme aux Pays-Bas, le constatent également.9 Un quart des diagnostics de syphilis enregistrés dans le réseau sentinelle de cliniciens concerne une réinfection : la plupart de ces réinfections sont diagnostiquées chez les HSH, et parmi eux, la plupart ont un statut VIH positif. En Allemagne par exemple, une grande proportion de réinfections de syphilis chez les HSH VIH positifs a également été observée; les chercheurs concluent que certaines IST circulent principalement dans un sous-groupe particulier de HSH VIH positifs ayant un comportement sexuel à risque.10 La combinaison de la présence d’IST ulcéreuses et de pratiques sexuelles traumatiques provoquant des lésions à la muqueuse favorise l’émergence d’une épidémie de LGV et d’hépatite C aiguë. Les caractéristiques des cas de LGV observés en Belgique sont les mêmes que celles observées aux Pays-Bas;9 la tendance de l’incidence est également similaire dans différents pays européens; cette épidémie s’étend et a déjà été constatée dans au moins 11 pays européens.11 Aux Pays-Bas, une augmentation importante du nombre de cas d’hépatite C aiguë par voie de transmission homosexuelle a été observée entre 2006 et 2007.9

Het aandeel MSM ligt het hoogst bij gonorroe- en syfilisdiagnoses. Ook surveillancesystemen in andere landen, zoals in Nederland, komen tot deze bevinding.9 Een kwart van de syfilisdiagnoses geregistreerd door het peilnetwerk van clinici betreft een reïnfectie; het merendeel van de reïnfecties wordt gediagnosticeerd bij MSM, onder wie de meerderheid een positieve HIV-status heeft. Ook in Duitsland b.v. werd een groot aandeel van syfilisreïnfecties onder HIV-positieve MSM vastgesteld; hieruit wordt afgeleid dat sommige SOA voornamelijk circuleren binnen een bepaalde subgroep van HIVpositieve MSM die seksueel hoogrisicogedrag vertonen.10 In diezelfde subgroep brengt de aanwezigheid van ulceratieve SOA in combinatie met ruwe seksuele praktijken een epidemie van LGV en acute hepatitis C teweeg. De karakteristieken van de LGV-gevallen geobserveerd in België zijn dezelfde als deze geobserveerd in Nederland; 9 ook de trend is gelijkaardig in verschillende Europese landen; deze epidemie houdt aan en werd al in minstens 11 Europese landen vastgesteld.11 In Nederland werd tussen 2006 en 2007 een belangrijke toename geobserveerd in het aantal gevallen van acute hepatitis C via homoseksuele overdracht.9 Voor Chlamydia wordt in eveneens nog steeds waargenomen, terwijl in eerder een stabilisatie vastgesteld.

Dans quelques pays européens également, on observe encore toujours une incidence à la hausse des infections à Chlamydia, tandis que dans d’autres pays, une stabilisation de l’incidence est observée depuis peu.

sommige Europese landen een stijgende incidentie andere landen recentelijk in de incidentie wordt

12


5. Preventie

5. Prévention

De verschillende registratiesystemen geven aan dat er sinds 2000 een toename is in het aantal gerapporteerde gevallen van SOA in België, in overeenstemming met waarnemingen in de ons omringende landen. Vooral MSM, en in het bijzonder HIV-seropositieven, vormen een belangrijke risicogroep. Naast gerichte interventies blijven ook preventieacties nodig voor de algemene populatie.12

Les différents systèmes d’enregistrement indiquent que depuis 2000, le nombre de cas rapportés d’IST augmente en Belgique, en concordance avec les observations des pays voisins. Les HSH, et en particulier les séropositifs VIH, sont une population particulièrement à risque. En plus des interventions ciblées, des actions de prévention restent nécessaires pour la population générale.12

De preventie blijft de hoeksteen van alle andere activiteiten in de globale strijd tegen HIV/AIDS en andere SOA. Zonder krachtige primaire preventiemaatregelen zoals educatie, condoomgebruik en toepassing van maatregelen die de schade beperken (bijvoorbeeld spuitenruil), zou het onmogelijk zijn om de vastgelegde doelstellingen te bereiken (zoals de eliminatie van perinatale overdracht of de universele toegang tot behandeling).13

La prévention reste la pierre angulaire de toutes les autres activités entrant dans une démarche globale de lutte contre le VIH/SIDA et des autres IST. Sans une promotion vigoureuse des mesures de prévention primaire telles que l’éducation, l’utilisation du préservatif et l’application de mesures de réduction des dommages (l’échange d’aiguilles et de seringues, par exemple), il sera impossible d’atteindre tout autre objectif fixé (comme l’élimination de la transmission de la mère à l’enfant ou l’accès universel au traitement).13

In België valt de preventie onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen. In de Franse Gemeenschap zijn er drie hoofddocumenten over de preventiepolitiek voor HIV/AIDS en andere SOA : het vijfjaarlijkse programma voor gezondheidsbevordering, het communautair operationeel plan over HIV/AIDS en de overlegstrategieën.12, 14 Voor de uitvoering van haar preventiepolitiek werkt de Vlaamse Gemeenschap samen met verschillende partners en organisaties werkzaam op het terrein. De preventiepolitiek staat beschreven in een decreet.15

En Belgique, la prévention est assurée par les Communautés. En Communauté française, trois principaux documents précisent les orientations politiques en matière de prévention du VIH/SIDA et des autres IST: le programme quinquennal de promotion de la santé, le plan communautaire opérationnel IST/SIDA et les stratégies concertées.12, 14 Pour l’exécution de sa politique de prévention, la Communauté flamande travaille avec différents partenaires et avec les organisations actives sur le terrain. La politique de prévention est décrite dans un décret.15

Er bestaan twee grote organisaties die preventiecampagnes uitvoeren: Plate-Forme Prévention Sida in de Franse Gemeenschap en Sensoa in de Vlaamse Gemeenschap. Beide organisaties werkten samen voor een solidariteitscampagne op nationaal niveau, met als thema: « Sluit HIV uit, niet mensen met HIV ».

Il existe deux grandes organisations qui s’occupent des campagnes de prévention: la Plate-Forme Prévention Sida en Communauté française et Sensoa en Communauté flamande. Les deux associations ont mené ensemble une campagne de solidarité au niveau national, avec le thème « C’est l’exclusion qu’il faut exclure. Pas les séropositifs ». A cela s’ajoute différentes associations de prévention qui mettent en œuvre des actions pour des groupes cibles dans différents milieux de vie. Leurs actions peuvent être à l’échelle de toute la Communauté ou limitées au niveau local.

Daarnaast bestaan nog verschillende preventieorganisaties actief gericht naar doelgroepen in verschillende milieus. Hun preventieacties kunnen zich situeren op lokaal niveau of op het niveau van de Gemeenschap.

13


Voici un aperçu de différents groupes cibles avec quelques exemples d’associations thématiques de prévention (cette liste n’est pas exhaustive):

Hier volgt een overzicht van de verschillende doelgroepen met enkele voorbeelden van doelgerichte preventiemaatregelen (deze lijst is niet limitatief): 1. Migranten Siréas (www.sireas.be) en het project HIV-SAM van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (www.itg.be) werken rond preventie van HIV/AIDS en andere SOA in de migrantenpopulatie (publicatie van brochures en pedagogisch materiaal in verschillende talen, individuele hulp, enz.). Sensoa implementeert voorlichtingskoffers in centra voor migranten.

1. Les personnes immigrées Le Siréas (www.sireas.be) et le projet HIV-SAM de l’Institut de Médecine Tropicale (www.itg.be) s’occupent de la prévention du VIH/SIDA et autres IST parmi les populations immigrées (publication de brochures et matériel pédagogique en différentes langues, aide individuelle, etc.). Sensoa met des coffrets de prévention à disposition dans les centres d’accueil pour personnes immigrées.

2. Homo/biseksuele mannen In de Franse Gemeenschap richt de organisatie « ex aequo » zich specifiek tot deze doelgroep ; de laatste campagne met als titel « Quel suceur êtes-vous ? » heeft tot doel op een interactieve manier de risico’s van orale seks te benadrukken (www.exaequo.be/cms/campagne_fr.php). Sensoa heeft verschillende initiatieven gelanceerd die gericht zijn op deze doelgroep. Aangezien internet zeker bij deze groep een belangrijk instrument is voor preventie, werd de site www.mannenseks.be ontwikkeld. Daarnaast is er de « Safe sex zone », een charter tussen de preventieorganisatie en uitbaters van de homohoreca, en het gratis magazine « Bend » (www.sensoa.be).

2. Les homo-/bisexuels masculins En Communauté française, l’association Ex Aequo se dirige spécifiquement vers ce groupe; la dernière campagne de prévention s’intitule « Quel suceur êtes-vous ? », elle a pour but d’apprendre les risques pris lors d’une fellation (www.exaequo.be/cms/campagne_fr.php). Sensoa a lancé plusieurs initiatives à destination de ce groupe cible. Vu qu’Internet joue un rôle important dans la prévention auprès de différents groupes et en particulier chez les HSH, le site www.mannenseks.be a été développé. D’autres initiatives sont le « Safe sex zone », une collaboration entre l’organisme de prévention, les exploitants du secteur horeca liés au mileu homosexuel, et le magazine gratuit « Bend » (www.sensoa.be).

3. Intraveneuze druggebruikers Modus Vivendi (www.modusvivendi-be.org) zorgt voor maatregelen die de risico’s verbonden aan druggebruik (HIV, hepatitis, SOA, overdosis, ‘bad trip’, sociaal isolement, ...) moeten verminderen. Gedurende de maanden juli en augustus 2008, werden in het kader van het project « Drogues risquer moins », preventieboodschappen verspreid via Radio Contact.16 In de Vlaamse Gemeenschap richt de VAD (Vereniging voor Alcohol-en andere drugproblemen) zich specifiek tot deze groep (www.vad.be).

3. Les injecteurs de drogues Modus Vivendi (www.modusvivendi-be.org) met en œuvre, au bénéfice des usagers de drogues et avec leur participation, toute action et toute réflexion favorisant la réduction des risques liés à l'usage de drogues (VIH, hépatites, IST, overdoses, ‘bad trip’, isolement social, ...). Pendant les mois de juillet et d’août 2008, dans le cadre du projet « Drogues risquer moins », des messages de prévention ont été diffusées sur les ondes de Radio Contact.16 Du côté de la Communauté flamande, il existe une organisation similaire, le VAD (Vereniging voor Alcohol-en andere drugproblemen ; www.vad.be).

4. Personen die leven met HIV De AIDS referentiecentra (ARC) bieden niet alleen medische hulp, maar doen ook aan preventie door seksuele counseling, en zorgen voor een psychologische en sociale ondersteuning in het leven met HIV. Het gaat hier om secundaire preventieacties (preventie van nieuwe besmettingen vanuit geïnfecteerde personen). Sensoa biedt ondersteuning voor seksuele counseling aan deze centra onder de vorm van een handleiding en vorming.

4. Les personnes qui vivent avec le VIH Les Centres de Référence SIDA (LRS) n’offrent pas seulement une aide médicale, mais font aussi de la prévention par le counseling sexuel et ils offrent une assistance psychologique et sociale aux personnes qui vivent avec le VIH. Il s’agit d’actions de prévention secondaire (prévention de nouvelles contaminations à partir des personnes infectées). Sensoa offre à ces Centres un support pour le counseling sexuel sous la forme d’un manuel et d’une formation. 14


5. Sekswerkers Espace P (www.espacep.be), Entre deux, (www.entre2.org), Gh@pro (www.ghapro.be) en Pasop (www.pasop.info) zijn organisaties die zich specifiek tot deze groep richten. Een belangrijk initiatief is de screening van HIV/AIDS en andere SOA, en de vaccinatie voor hepatitis B.

5. Les personnes prostitué(e)s Espace P (www.espacep.be), Entre deux, (www.entre2.org), Gh@pro (www.ghapro.be) et Pasop (www.pasop.info) s’occupent de la prévention chez les prostitué(e)s et leurs clients, entre autres par le dépistage du VIH/SIDA et d’autres IST, et la vaccination contre l’hépatite B.

6. Gevangenen De dienst gezondheidsvoorlichting van de gemeente Huy en Modus vivendi (www.modusvivendi-be.org) werkten preventieprojecten uit voor het gevangenismilieu.

6. Les détenu(e)s Le service Education pour la Santé de Huy et Modus Vivendi (www.modusvivendi-be.org) ont élaboré des projets de prévention en milieu carcéral. 7. Les jeunes Sensoa travaille, à différents niveaux, à l’éducation relationnelle et sexuelle des enfants et des jeunes. L’asbl « Jeugd en Seksualiteit » organise également des séances d’information pour les tuteurs de jeunes. Le Service Médical de la Défense a créé, il y a une quinzaine d’années, Team Info Sida (TISwww.teaminfosida.be) qui assure des sessions d’informations sur la prévention du VIH/IST dans les établissements scolaires qui en font la demande.17 Internet est de plus en plus utilisé comme moyen de prévention auprès des jeunes. Les jeunes peuvent s’informer sur le VIH/SIDA, sur les autres IST, et sur la sexualité de façon ludique, par exemple sur le site www.allesoverseks.be de Sensoa, le site de « Jeugd en Seksualiteit » (www.jeugdenseksualiteit.be) et le site de la Plate-Forme Prévention Sida (http://seduction.preventionsida.org). Aide Info Sida (AIS – www.aideinfosida.be) est un service d’information et d’accompagnement pour les personnes séropositives. L’association assure également, sur demande, des activités de prévention et de sensibilisation dans les écoles à partir de la quatrième année secondaire.

7. Jongeren Het programmateam kinderen, jongeren en hun ouders van Sensoa werkt op verschillende niveaus aan relationele en seksuele vorming voor kinderen en jongeren. Ook de vzw Jeugd en Seksualiteit biedt informatiesessies aan voor begeleiders van jongeren. De medische dienst van Defensie heeft een vijftiental jaar geleden het « AIDS-informatieteam » (AITwww.teaminfosida.be) opgericht. Deze ploeg verspreidt op aanvraag informatie over preventie van HIV en SOA in scholen.17 Internet wordt steeds vaker gebruikt als preventiemiddel bij jongeren. Jongeren kunnen er op een leuke manier informatie vinden over HIV/AIDS en andere SOA, zoals op de site www.allesoverseks.be van Sensoa, op de site van Jeugd en Seksualiteit (www.jeugdenseksualiteit.be) en op de site van het Plate-Forme Prévention Sida (http://seduction.preventionsida.org). Aide Info Sida (AIS – www.aideinfosida.be) is een informatie- en begeleidingsdienst voor HIV-positieve personen. De vereniging verzekert op vraag ook preventie- en sensibilisatieacties in scholen vanaf het vierde jaar middelbaar onderwijs.

8. Les partenaires sexuels des patients IST L’inspection d’hygiène en Flandre a développé, en collaboration avec Sensoa, un outil pour faciliter la prise de contact avec les partenaires sexuels des patients IST. En effet, pour la prévention des IST, il est important de pouvoir contacter les partenaires et de les inviter à faire un test de contrôle. Il s’agit d’une lettre qui peut être envoyée aux partenaires, soit par le patient lui-même, soit par le médecin ou toute autre personne de confiance. La lettre fournit une information sur le dépistage des IST et présente un caractère motivant. Elle est disponible sur le site de la Communauté flamande (www.zorgengezondheid.be/soacontacten.aspx) et sur le site de Sensoa (www. sensoa.be/1_5_5.php).

8. De seksuele partners van SOA-patiënten Toezicht Volksgezondheid heeft in samenwerking met Sensoa een instrument ontwikkeld om het contacteren van seksuele partners van SOApatiënten te vergemakkelijken. Voor SOA-preventie is het immers belangrijk om de partners te kunnen opsporen en hun uit te nodigen voor een controleonderzoek. Het betreft een brief die kan verstuurd worden naar deze partners, hetzij door de patiënt zelf, hetzij door de arts of een andere vertrouwenspersoon. De brief verstrekt informatie over SOA-screening en heeft tegelijk een motiverende functie. De brief is beschikbaar op de site van Toezicht Volksgezondheid (www.zorgengezondheid.be/soacontacten.aspx), alsook op de site van Sensoa (www. sensoa.be/1_5_5.php). 15


6. Referenties

6. Références

1. Defraye A, Buziarsist J, Sasse A. SOAsurveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België. Jaarrapport 2007. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, September 2008, Brussel (België). Rapport D/2008/2505/39.

1. Defraye A, Buziarsist J, Sasse A. Surveillance des IST via un réseau sentinelle de cliniciens en Belgique. Rapport annuel 2007. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, Septembre 2008, Bruxelles (Belgique). Rapport D/2008/2505/40.

2. Ducoffre G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie 2007. Epidemiologische trends 19832006. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, 2008, Brussel (België). Rapport D/2008/2505/21. 3. Vlaams infectieziektebulletin. infectieziekten http://www.infectieziektebulletin.be/.

2. Ducoffre G. Surveillance des maladies infectieuses par un réseau de laboratoires de microbiologie 2007. Tendances épidémiologiques 1983-2006. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, 2008, Bruxelles (Belgique). Rapport: D/2008/2505/20.

Registraties Vlaanderen.

3. Vlaams infectieziektebulletin. Registraties infectieziekten Vlaanderen. http://www.infectieziektebulletin.be/.

4. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J., Van Beckhoven D., Wanyama S. Epidemiologie van Aids en HIV-infectie in België.Toestand op 31 december 2007. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, december 2008, Brussel (België). Rapport D/2008/2505/55.

4. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J, Van Beckhoven D., Wanyama S. Epidémiologie du SIDA et de l’infection à VIH en Belgique. Situation arrêtée au 31 décembre 2007. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, décembre 2007, Bruxelles (Belgique). Rapport D/2008/2505/54.

5. Maes I, De Schrijver K, Vandenbruaene M, Wouters K. Toename van syfilis in Antwerpen in 2001. Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap, 2003, 43:1-5.

5. Maes I, De Schrijver K, Vandenbruaene M, Wouters K. Toename van syfilis in Antwerpen in 2001. Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap, 2003, 43:1-5.

6. Hanquet G. Surveillance of Sexually Transmitted Infections in Belgium, 1998-2002. Brochure van het 19e seminarie over de diagnose en surveillance van infectieuze aandoeningen. WIV, Brussel, 30/09/2003, 49-56.

6. Hanquet G. Surveillance of Sexually Transmitted Infections in Belgium, 1998-2002. Brochure du 19ème séminaire “Diagnostic et surveillance des maladies infectieuses”. ISP, Bruxelles, 30/09/2003, 49-56.

7. Defraye A, Sasse A. SOA-surveillance in AIDSReferentiecentra in België.Jaarrapport 2007. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, September 2008, Brussel (België). Rapport D/2008/2505/43.

7. Defraye A, Sasse A. Surveillance des IST dans des Centres de Référence SIDA en Belgique. Rapport annuel 2007. Institut scientifique de Santé publique, Rapport D/2008/2505/40.

8. HIV/AIDS surveillance in Europe. End-Year report 2006, N°75. European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS. WHO and UNAIDS Collaborating Centre.

8. HIV/AIDS surveillance in Europe. End-Year report 2006, N°75. European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS. WHO and UNAIDS Collaborating Centre.

9. van den Broek IVF, Koedijk FDH, van Veen MG, Op de Coul ELM, van Sighem AI, van der Sande MAB. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2007. RIVM report number 210261004.

9. van den Broek IVF, Koedijk FDH, van Veen MG, Op de Coul ELM, van Sighem AI, van der Sande MAB. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2007. RIVM report number 210261004.

16


10. Dougan S, Evans B, Elford J et al. Sexually transmitted infections in Western Europe among HIV-positive men who have sex with men. Sex. Transm. Dis. 2007; 34(10).

10. Dougan S, Evans B, Elford J et al. Sexually transmitted infections in Western Europe among HIV-positive men who have sex with men. Sex. Transm. Dis. 2007; 34(10).

11. Timen A, Hulscher EJL, Vos D et al. Control measures used during Lymphogranuloma venereum outbreak, Europe. CDC EID 2008; 14(4).

11. Timen A, Hulscher EJL, Vos D et al. Control measures used during Lymphogranuloma venereum outbreak, Europe. CDC EID 2008; 14(4).

12. Martens V, Parent F et al. Stratégies concertées du secteur de la prévention des IST/SIDA en Communauté française 2007-2008. Observatoire du SIDA et des sexualités (FUSL), Bruxelles, décembre 2006.

12. Martens V, Parent F et al. Stratégies concertées du secteur de la prévention des IST/SIDA en Communauté française 2007-2008. Observatoire du SIDA et des sexualités (FUSL), Bruxelles, décembre 2006.

13. Communication de la Commission européenne au Conseil et au Parlement Européen sur la lutte contre le VIH/SIDA dans l’UE et les pays voisins, 2006-2009. http://europa.eu/bulletin/fr/200512/p000001.htm

13. Communication de la Commission européenne au Conseil et au Parlement Européen sur la lutte contre le VIH/SIDA dans l’UE et les pays voisins, 2006-2009. http://europa.eu/bulletin/fr/200512/p000001.htm

14. Ministerie van de www.sante.cfwb.be

14. Ministère de la www.sante.cfwb.be

Franse

Gemeenschap.

Communauté

française.

15. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. http://www.zorg-engezondheid.be/preventiedecreet.aspx

15. Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. http://www.zorg-engezondheid.be/preventiedecreet.aspx

16. Plate-forme périodique 2008.

16. Plate-forme périodique 2008.

prévention trimestriel

SIDA, SIDA News, juillet-août-septembre

prevention trimestriel

SIDA, SIDA News, juillet-août-septembre

17. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J. Epidemiologie van AIDS en HIV-infectie in België: situatie op 31 december 2004. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling Epidemiologie, december 2005, Brussel (België).

17. Sasse A, Defraye A, Buziarsist J. Epidémiologie du SIDA et de l’infection à VIH en Belgique: situation au 31 décembre 2004. Institut scientifique de Santé publique, Section Epidémiologie, décembre 2005, Bruxelles (Belgique).

Dit rapport is beschikbaar via Internet op het volgende adres: http://www.iph.fgov.be/epidemio/aids Exemplaren kunnen ook verkregen worden op aanvraag bij: Defraye Ann Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) Dienst Epidemiologie Tel.: 02.642.57.05 E-mail: [email protected]

Le présent rapport est disponible sur Internet à l’adresse suivante: http://www.iph.fgov.be/epidemio/aids Des exemplaires peuvent aussi être obtenus sur demande à adresser à: Defraye Ann Institut scientifique de Santé publique (ISP) Section Epidémiologie Tél.: 02.642.57.05 Courriel: [email protected]

DEFRAYE A., BUZIARSIST J, SASSE A, BOTS J, CLAES P, DUCOFFRE G, LOKIETEK S, MAK R SOA-SURVEILLANCE België 2007. Gemeenschappelijk rapport. Epidemiologie Afdeling, 2009, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS Nr 2009/19 Wettelijk depotnummer : D/2009/2505/19

DEFRAYE A., BUZIARSIST J, SASSE A, BOTS J, CLAES P, DUCOFFRE G, LOKIETEK S, MAK R SURVEILLANCE-IST Belgique 2007. Rapport commun. Section Epidémiologie, 2009, Bruxelles (Belgique) Institut scientifique de Santé publique, IPH/EPI REPORTS N° 2009/19 N° de dépôt légal : D/2009/2505/19

17

SOA SURVEILLANCE IST. België Belgique

Recommend Documents