Bijlage 1 bij besluit DRZ/08/286/HD/SM, d.d.10-01-2008 DEFENSIEOEFENING ZOUTKAMPERLAAG INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN
1
De aanvraag Het betreft een gezamenlijke oefening van Defensie en Rederij Wagenborg. Er wordt een ontzetting van passagiers en bemanningsleden van 1 of 2 veerboten gesimuleerd. Defensie is voornemens de oefening uit te voeren in de Zoutkamperlaag tussen de tonnen Z5 en Z9 op een nader te bepalen datum in januari of februari 2008. De oefening bestaat uit de volgende activiteiten: •
• •
•
•
•
Vliegbeweging van 4 helikopters van de Marnewaard naar een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. Deze vliegbeweging zal plaatsvinden op minimaal 1.500 ft., dat wil zeggen op een hoogte waarop geen effecten op natuurwaarden van de Waddenzee worden verondersteld op te treden. Hierbij zal via de Zoutkamperlaag worden gevlogen, waarbij de hoogwatervluchtplaatsen op de Engelsmanplaat en het Rif nadrukkelijk worden gemeden. Het moment van inzet van de helikopters zal worden afgewacht in een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. In dit gebied zal op een hoogte van minimaal 1.500 ft. worden gevlogen. Vliegbewegingen van de genoemde helikopters naar de veerboot (boten). Hierbij zal aanvankelijk op 1.500 ft. worden gevlogen, via een route over het Westgat en de Zoutkamperlaag, waarbij de belangrijke hoogwatervluchtplaatsen op het westelijk deel van Schiermonnikoog, Het Rif en de Engelsmanplaat worden gemeden. Gedurende de laatste paar kilometers zal laag worden gevlogen (enkele tientallen meters). Via de helikopters zullen manschappen aan boord van de veerboot(boten) worden gebracht. Na afloop hiervan zullen de helikopters nog maximaal 30 minuten in de omgeving blijven cirkelen waarna ze op een hoogte van minimaal 1.500 ft. terugvliegen naar de Marnewaard. Hierbij zullen de hoogwatervluchtplaatsen ten westen van de Bantpolder nadrukkelijk worden gemeden. Vaarbewegingen van 4 snelle motorboten vanuit Lauwersoog naar de tussen de Z5 en Z9 rondvarende veerboot(boten). Het betreft snelle rubberboten van 8 m. lengte van het type Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB), waarin 10-12 personen kunnen worden vervoerd. Deze zullen de eerste km.’s vanuit Lauwersoog met een normale snelheid varen (overeenkomstig de geldende bepalingen voor snelheid) maar gedurende de laatste 1-2 km’s op volle snelheid varen. Na het afzetten van de bemanning van de veerboten blijven de snelle motorboten in de omgeving van de veerboten rondvaren om eventueel assistentie te kunnen verlenen. De oefening eindigt na de ontzetting van de veerboten, waarna deze volgens de reguliere vaarroute terugvaren naar Lauwersoog. De ingezette motorboten varen op normale snelheid, via de reguliere vaarroute, terug naar Lauwersoog.
Wettelijk kader Artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de minister van LNV gebieden aanwijst ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Lid 3 van dit artikel stelt dat de instandhoudingsdoelstelling van deze gebieden mede betrekking kan hebben op doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Waddenzee is krachtens de Vogelrichtlijn aangewezen als Speciale Beschermingszone. Het gebied is voorts bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebieden. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Europese Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in
2
ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e, sub a en sub b, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat GS c.q. de minister van LNV bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening houden met: - de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, lid 3, van de Nb-wet 1998 en - met een op grond van artikel 19a of artikel 19b, van de Nb-wet 1998, vastgesteld beheersplan. In casu kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen oefening op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheersplan o.b.v. de Nb-wet 1998. Beleid Verstorings- en verslechteringstoets In de ‘Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998’ wordt vergunningverlening via de passende beoordeling onderscheiden van vergunningverlening via de zogenaamde verstorings- en verslechteringstoets (hierna: VV-toets). Een passende beoordeling is aan de orde indien er een kans op een significant effect aanwezig is. Indien er wel een mogelijk negatief effect is, maar dit zeker geen significant negatief effect is, kan volstaan worden met de VV-toets. Bij de VV-toets dient te worden nagegaan of een project, handeling of plan een reële kans met zich meebrengt op verslechtering van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten, dan wel dat deze een verstorend effect hebben op soorten. PKB Waddenzee 2007 (Derde Nota) (hierna: de PKB) De op grond van deze PKB te beschermen en te behouden waarden en kenmerken vloeien direct voort uit de hoofddoelstelling van deze PKB. Deze hoofddoelstelling betreft de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Om dit te bereiken is het beleid gericht op de duurzame bescherming en/of een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van: • • • • • • • •
de waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen; natuurlijk bodemreliëf; de kwaliteit van water, bodem en lucht. De water- en bodemkwaliteit dient zodanig te zijn dat verontreinigingen slechts een verwaarloosbaar effect hebben op flora en fauna; biologische processen, waaronder de migratiemogelijkheden van dieren; gebiedsspecifieke planten- en diersoorten; fourageer-, broed- en rustgebieden van vogels, de werp-, rust- en zooggebieden van zeezoogdieren en de kinderkamerfunctie van vis; landschappelijke kwaliteiten, met name rust, weidsheid, open horizon en natuurlijkheid inclusief duisternis; in de bodem aanwezige archeologische waarden en in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.
De PKB stelt meer specifiek dat plannen, projecten en handelingen de afwegingskaders van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn dienen te doorlopen. Deze zijn nationaal geïmplementeerd in de Nb-wet 1998 en de Flora- en Faunawet. Voor zover wettelijke regelingen zich er niet tegen verzetten, zal door het bevoegd gezag een zelfde afweging als bij de natuurwaarden moeten worden gemaakt ten aanzien van de hierboven reeds benoemde landschappelijke kwaliteiten. In de PKB Waddenzee zijn ten aanzien van de voorgestelde oefening de hiernavolgende relevante passages opgenomen:
3
“Voor alle motorschepen in de Waddenzee geldt een maximumvaarsnelheid van 20 kilometer per uur, uitgezonderd in een aantal betonde vaargeulen […] en voor daadwerkelijke reddings-, bergings-, opsporingsen patrouilleoperaties, alsmede voor de hiermee verbandhoudende reddings- en militaire oefeningen.” “Het kabinet acht een substantiële vermindering of een verplaatsing van militaire activiteiten uit het waddengebied niet reëel. De bestaande activiteiten worden van dusdanig maatschappelijk belang geacht dat zij in de planperiode op de bestaande locaties worden gehandhaafd en dat een doelmatig functioneren gewaarborgd moet zijn. […] Om de milieubelasting in de Waddenzee te verminderen heeft het kabinet besloten tot o.a. de volgende aanpassing van bestaande militaire activiteiten: […] de minimum vlieghoogte voor militaire vliegtuigen boven de Waddenzee is verhoogd van 300 meter naar 450 meter;
Nota Ruimte (2006) In relatie tot de Waddenzee wordt binnen de Nota Ruimte gesteld dat het rijk een nadere uitwerking en concretisering van het in deze nota beschreven beleid voor de Waddenzee zal opnemen in een aparte PKB, te weten de Derde Nota Waddenzee. In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten alsmede voor de EHS- gebieden gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Waddenzeegebied, als zijnde een EHS-gebied, vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde «nee, tenzij»-regime. Vanuit de waarden zoals beschermd vanuit de EHS gaat het om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Eventuele schade dient zoveel mogelijk te worden beperkt door mitigerende maatregelen. Geen beheer, nieuw project De voorgenomen oefening vormt een project welke geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van de betrokken beschermde gebieden. De oefening is voorts nog niet eerder in exact dezelfde vorm beoordeeld in het kader van de Nb-wet 1998. Vergunningplicht Ik stel vast dat de voorgenomen oefenonderdelen, in potentie de natuurlijke kenmerken van de betrokken beschermde gebieden zouden kunnen aantasten. Derhalve ben ik van mening dat deze overige activiteiten als vergunningplichtig onder de Nb-wet 1998 moeten worden aangemerkt. Verstorings- en verslechteringstoets Zoals reeds vermeld onder ‘Beleid’ kan, indien er wel een mogelijk negatief effect is, maar dit zeker geen significant negatief effect is, worden volstaan met een VV-toets ter onderbouwing van de gevraagde vergunning. Er is naar mijn mening sprake van een kans op negatieve effecten, maar deze effecten zullen, op basis van mijn eigen expert judgement en gezien de aard, omvang en opzet van de voorgestelde inventarisatie, zeker geen significante zijn. Derhalve ben ik van mening dat afgezien kan worden van de uitvoering van een Passende Beoordeling en volstaan kan worden met uitvoering van een VV-toets. U heeft een dergelijke toets (opgesteld door IMARES Texel) bij uw aanvraag gevoegd. Er kan alleen dan vergunning verleend worden indien uit de beschikbare informatie blijkt dat hierdoor de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten niet verslechtert en geen verstoring van de soorten plaatsvindt, of dat er beperkingen/voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden waarmee deze aantasting in voldoende mate wordt weggenomen. 4
In het onderstaande volgt mijn beoordeling van uw effectenanalyse en conclusies. ECOLOGIE De onderhavige activiteiten vinden plaats in, cq. kunnen in beginsel de volgende Natura 2000gebieden beïnvloeden: - Waddenzee - Duinen van Schiermonnikoog - Noordzeekustzone - Lauwersmeer Kwalificerende waarden De betreffende oefenonderdelen zullen plaatsvinden binnen het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ en hebben mogelijk effecten op de Natura 2000-gebieden ‘Duinen van Schiermonnikoog’, ‘Noordzeekustzone’ en ‘Lauwersmeer’. Voor een uitgebreid overzicht van de onder deze relevante aanwijzings- en aanmeldingsbesluiten beschermde natuurwaarden verwijs ik naar de hieromtrent omgenomen informatie op www.minlnv.nl. Effectenanalyse Binnen de aangeleverde VV-toets worden de hiernavolgende, samengevatte, stellingnames gepresenteerd (en onderbouwd). De verschillende activiteiten hebben effecten op verschillend niveau. Voor wat betreft de beoordeling van de effecten zijn de volgende activiteiten te onderscheiden: 1. Vliegbewegingen van 4 helikopters van de Marnewaard naar een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. 2. Het wachten van de 4 helikopters in een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. 3. Vliegbewegingen van de 4 helikopters naar de veerboot (boten). 4. Het afzetten van de manschappen aan boord van de veerboot(boten) door middel van de helikopters en het na afloop hiervan 30 minuten in de omgeving blijven cirkelen. 5. Het terugvliegen van de 4 helikopters naar de Marnewaard. 6. Vaarbewegingen van 4 snelle motorboten vanuit Lauwersoog naar de tussen de Z5 en Z9 rondvarende veerboot(boten). 7. Het na het afzetten van de bemanning van de veerboten blijven rondvaren van de snelle motorboten in de omgeving van de veerboten. Ad 1. Vliegbewegingen van 4 helikopters van de Marnewaard naar een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. Deze vliegbewegingen zullen plaatsvinden op minimaal 1.500 ft. Op deze hoogte zijn geen nadelige effecten op natuurwaarden van de Waddenzee te verwachten. De vliegroute zal lopen via de Zoutkamperlaag. Als daarbij als mitigerende maatregel de hoogwatervluchtplaatsen op de Engelsmanplaat en het Rif op een afstand van minimaal 2 km. worden gemeden, dan zijn ook hierbij geen nadelige effecten te verwachten op de Waddenzee. Enkel tijdens het opstijgen vanaf de Marnewaard zal enige verstoring kunnen plaatsvinden van ter plaatse aanwezige watervogels (futen en grondeleenden in het Nieuwe Robbengat) en graslandvogels (kieviten, goudplevieren). Deze verstoring is echter van korte duur. Ad 2. Het wachten van de 4 helikopters in een verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog. De helikopters die wachten in het verzamelgebied ten noordwesten van Schiermonnikoog houden een minimale vlieghoogte aan van 1.500 ft. en een minimale afstand van 3 km. tot de dichtstbijzijnde hoogwatervluchtplaatsen. Hiertoe zal een voorschrift worden opgenomen. Mogelijk worden, als gevolg van gedurende enige tijd frequent rondcirkelende
5
helikopters, kleine aantallen ter plaatse aanwezige zeevogels eenden in het Natura 2000gebied ‘Noordzeekustzone’ (duikers, futen, zee-) uit een geprefereerd voedselgebied verdreven, maar gelet op de minimale vlieghoogte van 1.500 ft. die ook hier wordt aangehouden wordt een zeer beperkt effect verwacht. Gelet op de afstand tussen de aanvliegroute naar het verzamelgebied en de vogelrijke gebieden op Schiermonnikoog worden geen effecten op vogels op Schiermonnikoog verwacht. Een deel van de soorten waarvoor dit Natura 2000-gebied is aangewezen zijn in januari en of februari niet ter plaatse aanwezig (bruine kiekendief, strandplevier, paapje, tapuit). Ad 3. Vliegbewegingen van de 4 helikopters naar de veerboot (boten). Als de helikopters bij het vliegen van de route via het Westgat en de Zoutkamperlaag naar de veerboot of veerboten - uitgezonderd de laatste paar km.’s - een minimale vlieghoogte aanhouden van 1.500 ft. en een minimale afstand van 2 km. aanhouden tot de hoogwatervluchtplaatsen op het westelijk deel van Schiermonnikoog, Het Rif en de Engelsmanplaat, dan zijn er geen langdurige nadelige effecten te verwachten op de natuurwaarden van Waddenzee. De laagvliegende helikopters zullen de laatste paar km.’s een verstorend effect hebben op mogelijk ter plaatse aanwezige watervogels en zeehonden in het oefengebied in de Zoutkamperlaag. Gelet op de duur van de oefening ter plekke is deze verstoring van korte duur. Ad 4. Het afzetten van de manschappen aan boord van de veerboot(boten) door middel van de helikopters en het na afloop hiervan 30 minuten in de omgeving blijven cirkelen. In de omgeving van de veerboten zullen manschappen aan boord van de veerboot(boten) worden gebracht. Als de helikopters na afloop hiervan nog maximaal 30 minuten in de omgeving blijven cirkelen, dan zal, gelet ook op de verstoring die van de nabijgelegen of varende veerboten uitgaat, van de helikopters geen extra verstorende werking uitgaan. Ad. 5 Het terugvliegen van de 4 helikopters naar De Kooy of de Marnewaard. Na het verblijf van maximaal 30 minuten bij de boten zullen de 4 helikopter’s op een hoogte van minimaal 1.500 ft. terugvliegen naar De Kooy of de Marnewaard. Als bij terugkeer naar de Marnerwaard hoogwatervluchtplaatsen ten westen van de Bantpolder nadrukkelijk worden gemeden, zijn er geen nadelige effecten te verwachten op de natuurwaarden van Waddenzee. Ad. 6 Vaarbewegingen van 4 snelle motorboten vanuit Lauwersoog naar de tussen de Z5 en Z9 rondvarende veerboot(boten). De 4 motorboten varen vanuit Lauwersoog met een normale snelheid - uitgezonderd de laatste 1 à 2 km. - naar de tussen de Z5 en Z9 rondvarende veerboot(boten). Hierbij zijn, gelet op de dagelijks plaatsvindende scheepvaartbewegingen in dit gebied, geen effect op vogels en zeehonden te verwachten. Ad 7. Het na het afzetten van de bemanning van de veerboten blijven rondvaren van snelle motorboten in de omgeving van de veerboten. Als de 4 motorboten, na het afzetten van de bemanning, met een normale toegestane snelheid varen in de buurt van de veerboten, dan zijn hierbij geen nadelige effecten te verwachten op de Waddenzee. De effecten van helikopterbewegingen boven de Waddenzee worden in belangrijke mate gemitigeerd doordat de oefening tijdens hoogwater plaatsvindt. Ten aanzien van bovengenoemde punten 1 t/m 3 en 5 t/m 7 zullen aan de vergunning bovendien, als zijnde mitigerende maatregelen, voorschriften worden verbonden. Op de overige natuurwaarden welke worden genoemd in de (concept)aanwijzingsbesluiten worden voorts door IMARES geen effecten verwacht.
6
Conclusie Concluderend wordt door IMARES gesteld dat naar verwachting er voor wat betreft het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ alleen lokaal een beperkte verstoring optreedt, waardoor de Staat van Instandhouding van dit beschermde gebied, naar de inschatting van IMARES, niet negatief wordt beïnvloed. De Natura 2000-gebieden ‘Duinen van Schiermonnikoog’ en ‘Noordzeekustzone’, zullen geen negatief effect van de oefening ondervinden. Mogelijk is er sprake van een kortdurend verstorend effect van watervogels in het Natura 2000-gebied ‘Lauwersmeer’. Ik onderschrijf, mede vanuit de binnen mijn directie aanwezige expert judgement, de juistheid van al het bovenstaande. Voorts zij benadrukt dat het, conform de stellingname van IMARES, om een tijdelijke verstoring zal gaan van de aanwezige vogels. De Nb-wet 1998 ziet nadrukkelijk op de gunstige staat van instandhouding van de relevante beschermde natuurwaarden. Een tijdelijke verstoring van deze waarden behoeft niet per definitie een aantasting van deze staat van instandhouding met zich mee te brengen. Zulks is mijns inziens in casu aan de orde. Afwegingskader PKB Waddenzee Derde Nota In de PKB Waddenzee is overwogen dat voor de bescherming van de natuurlijke waarden en kenmerken van de Waddenzee het afwegingskader van de Nb-wet 1998 van toepassing is. Voor zover wettelijke regelingen zich er niet tegen verzetten, zal door het bevoegd gezag een zelfde afweging als bij de natuurwaarden moeten worden gemaakt ten aanzien van de onder paragraaf 4.1 van de PKB genoemde landschappelijke kwaliteiten. Met het doorlopen van het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 19d, van de Nb-wet 1998, is, in het onderhavige geval, materieel aan de vereisten van het PKB-afwegingskader voldaan. Afwegingskader Nota Ruimte Aangezien het afwegingskader van de Nota Ruimte het afwegingskader van de Habitatrichtlijn volgt, is met het doorlopen van het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 19d, van de Nbwet 1998, in het onderhavige geval, materieel aan de vereisten van het afwegingskader van de Nota Ruimte voldaan. BESPREKING VAN INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nb-wet 1998, de provincies Fryslân en Groningen, alsmede de gemeenten Ameland, Dongeradeel en De Marne, in de gelegenheid gesteld op deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. Hierna volgt een weergave van de ontvangen zienswijzen en cursief mijn reactie daarop. Provincie Fryslân De provincie Fryslân is van mening dat er voldoende mitigerende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat er onaanvaardbare verstoringen plaats zouden kunnen vinden. Naar verwachting zullen er geen blijvende negatieve effecten optreden ten aanzien van de natuurwaarden van de betreffende Natura 2000-gebieden. De provincie is van mening dat de aangevraagde vergunning verleend kan worden. Wel adviseert de provincie als voorwaarden en beperkingen op te nemen dat: - De pilo(o)ten van de helikopters hun vliegroutes zo dienen te kiezen, dat er op de weg naar de oefening toe en op de weg naar de afzetplek boven de 1.500 ft. wordt gevlogen. - De routes in hoofdzaak boven de betonde vaargeulen liggen. - Er niet wordt gevlogen boven hoogwatervluchtplaatsen en zeehondenligplaatsen. - Direct na het afzetten van de manschappen de helikopters weer een minimale vlieghoogte van 1.500 ft. zullen gebruiken. - De snelle rubberboten een normale snelheid hanteren wanneer er niet direct sprake is van inzet. - De helikopters ook boven het Lauwersmeergebied een minimale vlieghoogte van 1.500 ft. zullen gebruiken. Daarnaast adviseert de provincie LNV om met één van de schepen van LNV aanwezig te zijn om de effecten van de oefening waar te nemen en daarvan een monitoringsverslag op te stellen, waarvan de provincie verzoekt om een afschrift daarvan.
7
Met de in de onderhavige vergunning opgenomen voorschriften wordt naar mijn mening volledig tegemoet gekomen aan de zienswijze van de provincie op dit punt. Het ms. ‘Krukel’ zal aanwezig zijn om de eventuele effecten van de oefening waar te nemen. Provincie Groningen De Provincie Groningen merkt op dat niet wordt aangegeven wat de consequenties zijn voor de natuurwaarden van het lager vliegen als de wolkenbasis laag is. Mocht een lagere vliegroute worden aangehouden dan stelt de provincie voor ter plaatse strengere voorwaarden ten aanzien van aanvliegroutes en tijdsduur te stellen. In dat verband zij opgemerkt dat, mede op aanvullend aangeven van Defensie, de heli’s al komen aanvliegen over het midden van het vaarwater en niet langer in het ‘theater’ blijven dan echt nodig. Mogelijk doelt de provincie hierbij op het rondcirkelen van de heli tijdens de ‘overval’. Dit gebeurt sowieso op een lage hoogte, los van de actuele zichtomstandigheden (zie ook bijlage 2). Hierbij is door IMARES overwogen dat dit geen effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Alleen het in- en uitvliegen kan beïnvloed worden door een laag wolkendek. Ook dit heeft volgens IMARES geen aantasting van de beschermde natuurwaarden tot gevolg. Voorts is naar mijn mening een afdoende bescherming gewaarborgd middels de voorschriften nrs. 5 en 16. Hierbij zij tevens nogmaals benadrukt dat de totale tijdsduur van de oefening beperkt is tot maximaal één uur. De overige belanghebbenden hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd. CONCLUSIE Uit de diverse overwegingen zoals hierboven weergegeven, kan geconcludeerd worden dat er geen zodanige verstoring van de betrokken soorten zal plaatsvinden dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’, ‘Lauwersmeer’, ‘Duinen Schiermonnikoog’ en ‘Noordzeekustzone’ worden aangetast. Deze conclusie geldt nadrukkelijk onder de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorwaarden. Derhalve ben ik van mening dat de gevraagde vergunning kan worden verleend.
8