Bijlage Overwegingen
1.1 Overwegingen activiteit 1 Bouwen Behoort bij het ontwerpbesluit voor het bouwen van een schuurwoning met bijgebouwen op de locatie Kadijk bij nr. 24 (kad. Voorst N 593) in Terwolde, ter inzage gelegd door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst. Het registratienummer van deze procedure is Z-HZ_WABO-2015-003
1. Het bouwplan is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan “Kadijk 24”. Wij hebben besloten hieraan medewerking te verlenen met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wabo voor de afwijkingen van het geldende bestemmingsplan. 2. Het ontwerpbesluit ligt met ingang van 12 maart 2015 voor een periode van zes weken ter inzage. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt door publicatie in het ‘Voorster Nieuws’ op 11 maart 2015 en door publicatie in de Staatscourant op 11 maart 2015. Iedereen kan gedurende de bovengenoemde periode zijn zienswijzen naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen. 3. Naar oordeel van ons college voldoet het bouwplan aan redelijke eisen van welstand. Dit wordt mede ondersteund door het advies van het Gelders Genootschap. 4. Het bouwplan voldoet aan de bepalingen in de Bouwverordening en het Bouwbesluit. 5. (Op de aanvraag zijn geen reacties van belanghebbenden binnengekomen.)
Z-HZ_WABO-2015-003
1 van 1
2.1 Overwegingen activiteit 2 Kappen Behoort bij het ontwerpbesluit voor het bouwen van een schuurwoning met bijgebouwen op de locatie Kadijk bij nr. 24 (kad. Voorst N 593) in Terwolde, ter inzage gelegd door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst. Het registratienummer van deze procedure is Z-HZ_WABO-2015-003 1.
Gegevens boom of houtopstand • Soort en aantal: 1 Apenboom, 1 berk en 2 Knotessen • Doorsnede (in cm, gemeten op 1,30 m + mv): 2 x 35 cm Conclusie: u heeft voor de knotessen wel en voor de apenboom en berk is geen omgevingsvergunning nodig op basis van bovenstaande
2.
Reden kapaanvraag
a) I.v.m. bouwplan als gevolg van functieverandering b) Herinrichting terrein 3.
Status boom a) Vermeld op lijst van ‘Bomenstichting’ met typering monumentaal/waardevol/dendrologisch b) Vermeld in ‘Bomenbeleidsplan gemeente Voorst’ met typering monumentaal/waardevol/dendrologisch/cultuurhistorisch/ landschappelijk/herdenkingsboom/overig nl. ………………………………………… c) Niet vermeld in bovenstaande rapporten, maar zijn van waarde voor: landschap/natuur. d) Bovenstaande punten a t/m c niet van toepassing
4. Het ontwerpbesluit ligt met ingang van 12 maart 2015 voor een periode van zes weken ter inzage. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt door publicatie in het ‘Voorster Nieuws’ op 11 maart 2015 en door publicatie in de Staatscourant op 11 maart 2015. Iedereen kan gedurende de bovengenoemde periode zijn zienswijzen naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.
Z-HZ_WABO-2015-003
1 van 1
3.1 Overwegingen activiteit Handelen in strijd met regels RO Behoort bij het ontwerpbesluit voor het bouwen van een schuurwoning met bijgebouwen op de locatie Kadijk bij nr. 24 (kad. Voorst N 593) in Terwolde, ter inzage gelegd door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorst. Het registratienummer van deze procedure is Z-HZ_WABO-2015-003
Kadijk 24, T erwolde
Kadijk 24, Terwolde
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Het plangebied 1.3 Doel
3 3 3 5
Hoofdstuk 2 Analyse plangebied 2.1 Historische situatie 2.2 Bestaande situatie
6 6 9
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Inleiding 3.2 Rijksbeleid 3.3 Provinciaal beleid 3.4 Regionaal beleid 3.5 Gemeentelijk beleid
10 10 10 10 11 11
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 4.1 Uitgangspunten 4.2 Het ontwerp
13 13 14
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden en onderzoek 5.1 Inleiding 5.2 Milieu-onderzoeken 5.3 Archeologie 5.4 Flora en Fauna 5.5 Civieltechnische aspecten 5.6 Water 5.7 Economische uitvoerbaarheid
19 19 19 21 21 21 22 22
Bijlagen
23
Bijlage 1
Functieveranderingsplan
24
Bijlage 2
Bodemonderzoek
63
Bijlage 3
Archeologisch onderzoek
115
Bijlage 4
Advies regioarcheoloog
144
Bijlage 5
Flora- en faunaonderzoek
146
2
Kadijk 24, Terwolde
T oelichting
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Aanleiding voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing is het mogelijk maken van de bouw van een nieuwe burgerwoning en 2 nieuwe bijgebouwen op het perceel aan de Kadijk 24. Dit gebeurt in het kader van functieverandering. Voormalige agrarische bebouwing wordt gesloopt, het erf en het omliggende landschap worden verfraaid en er mag een nieuwe burgerwoning worden gebouwd. Basis voor functieveranderingsplannen is het regionale beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies'. Dit beleidskader is toetsingskader voor kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van functieveranderingsplannen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de maatvoering van de nieuwe woningen en bijgebouwen. Voor de nieuwe ontwikkelingen op het perceel Kadijk 24 heeft de raad van de gemeente een bestemmingsplan vastgesteld. De Raad van State heeft bij de behandeling van een schorsingsverzoek tegen dit bestemmingsplan, uitgesproken dat de op basis van dat bestemmingsplan toegestane inhoud van de nieuwe woning van max. 750 m3 in strijd is met het regionale beleidskader (op basis waarvan een inhoud van max. 600 m3 is toegestaan). De raad van Voorst heeft vervolgens het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met deze uitspraak en een maximale inhoudsmaat voor de nieuwe woning van 600 m3 vastgelegd. Vervolgens is het regionale beleidskader functieverandering aangepast. Alle betrokken gemeenteraden en Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben ingestemd met de aanpassing die inhoudt dat ten aanzien van de maatvoering van nieuwe woningen en bijgebouwen die in het kader van functieverandering gebouwd mogen worden, wordt aangesloten bij het door de betreffende gemeenten gehanteerde ruimtelijk beleid zoals dat onder meer is opgenomen in de bestemmingsplannen Buitengebied van de afzonderlijke gemeenten. De gemeente Voorst kent in haar bestemmingsplan Buitengebied een maximale inhoudsmaat van 750 m3 voor burgerwoningen. Initiatiefnemers hebben een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor onder meer de bouw van de nieuwe woning, 2 bijgebouwen en de verbouw van de bestaande steltenberg. De nieuwe woning krijgt een inhoud van circa 700 m3. Dit betekent een afwijking ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Nu het regionale beleidskader voor functieverandering voor wat betreft de toegestane inhoudsmaat is aangepast en er verder vanuit landschappelijk oogpunt geen bezwaar bestaat tegen de bouw van de aangevraagde woning, hebben burgemeester en wethouders besloten medewerking te verlenen. Verder zijn een aantal hoogtematen van de te bouwen en verbouwen gebouwen afwijkend ten opzicht van het geldende bestemmingsplan. Het betreft een overschrijding van de maximaal toegestane maten tussen de 5 en 15 cm.
1.2
Het plangebied
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in figuur 1. De locatie ligt ten noordwesten van Twello, ten oosten van De Vecht en ten zuidwesten van Terwolde. Het perceel ligt in de hoek Bekendijk - Kadijk. In figuur 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel staat kadastraal bekend als VOO00, sectie N, perceelnummer 470.
Kadijk 24, Terwolde
Figuur 1 Situering van het plangebied
4
Kadijk 24, Terwolde
Figuur 2 - Luchtfoto, het plangebied is rood omlijnd
1.3
Doel
Deze ruimtelijke onderbouwing geeft inzicht in de overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het besluit om medewerking te verlenen aan verlening van de vergunning met toepassing van de grote buitenplanse afwijking. In het kader van het bestemmingsplan is een functieveranderingsplan opgesteld. Dit plan is vastgelegd in een overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemers. Het functieveranderingsplan is gebruikt als input voor het bestemmingsplan en voor deze ruimtelijke onderbouwing. De voor de omgevingsvergunning gemaakte tekeningen van de nieuwe woning, bijgebouwen en de te verbouwen steltenberg wijken af van de eerdere tekeningen zoals opgenomen in het functieveranderingsplan.
Kadijk 24, Terwolde
Hoofdstuk 2 2.1
Analyse plangebied
Historische situatie
2.1.1 Landschap Het plangebied aan de Kadijk 24 maakt onderdeel uit van de bijzondere planmatige broekontginning het Nijbroek. Bijzonder aan het Nijbroek is de vroege ontginning van het moeras in de 14e eeuw. De oorspronkelijke naam Niebroeck betekent dan ook 'nieuwe ontgonnen moeras'. Het Nijbroek wordt door de wijze van verkavelen ook wel aangeduid als een veenontginningsgebied, hoewel het feitelijk geen veengebied is. Kenmerkend voor het Nijbroek zijn de haaks op elkaar staande hoofdrichtingen van ontginningsbases en kavels (slagen). De verkavelingen en de wegen vormen min of meer een grid. Langs de ontginningsassen ontstond geleidelijk aan verspreide bebouwing, vaak op pollen (verhogingen). Ook de boerderij op het perceel Kadijk 24 ligt op een duidelijk hoger gelegen deel van het landschap en heeft de toepasselijke naam 'De Pol'. Het Nijbroek kende behalve veel sloten ook een groot aantal hagen en is tot 1900 behoorlijk dicht begroeid geweest. In de zomer vielen de sloten periodiek droog zodat een aanvullende veekering moest worden aangelegd. De gronden waren grotendeels in gebruik als grasland en bouwland, maar er waren ook veel percelen bos, hakhout en twijgwaard. De wegen en kavelgrenzen waren beplant met bomenrijen. Veel voorkomende boomsoorten waren populier, eik, meidoorn, wilg, iep en es. Het landschap had door de verschillende beplantingslagen een kleinschalig karakter. Figuur
6
Kadijk 24, Terwolde
Figuur 3 - Ligging polder Nijbroek (bron Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel)
2.1.2 Erf Op het kadastrale minuutplan van 1832 staat een boerderij met 'onderschoer' getekend. Het erf was destijds 960 m2 groot. Het was een gemengd bedrijf met koeien en jongvee. Op het minuutplan zijn nog twee bouwwerken aangegeven, waarschijnlijk een hooiberg en een schuur. De huidige hooiberg op het erf is gebouwd omstreeks 1902.
Kadijk 24, Terwolde
Figuur 4 - Boerderij De Pol en omgeving op kadastraal minuutplan 1832
8
Kadijk 24, Terwolde
2.2
Bestaande situatie
Figuur 5 - Luchtfoto bestaande erf Boerderij De Pol is gelegen op een perceel van ruim één hectare. De boerderij bestaat uit het oorspronkelijke hoofdhuis met deel. Aan de westzijde van de boerderij zit een haakvormige aanbouw. De boerderij is gebouwd in 1924 en sinds de bedrijfsbeëindiging in gebruik als burgerwoning. Op het erf staan meerdere bedrijfsgebouwen, gebouwd in verschillende perioden. Het zijn voornamelijk kleine schuurtjes die gebruikt zijn voor de opslag van machines, als kippen- en varkenshok en voeropslag. De bouwkundige staat van de schuren is slecht. De oude hooiberg is een vierroedige gesloten steltenberg voorzien van een aanbouw. De hooiberg heeft een traditionele bouwwijze zoals eind 19e eeuw gebruikelijk was en er zijn nog een groot aantal originele onderdelen aanwezig. Dit type is kenmerkend voor de omgeving en maakt het een karakteristiek gebouw op het erf. De huidige staat van onderhoud is slecht.
Figuur 6 Oude foto hooiberg en huidige staat hooiberg De beplanting op het erf bestaat uit een bomensingel en enkele solitaire bomen. De singel is een beeldbepalend element. Rondom de schuren staan diverse, matig onderhouden, halfstamfruitbomen. De bijbehorende en aangrenzende gronden zijn in gebruik als weiland. Voor foto's van het plangebied wordt verwezen naar het functieveranderingsplan zoals dat is opgenomen in bijlage 1.
Kadijk 24, Terwolde
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
3.2
Rijksbeleid
3.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Onderhavig plan is een plan van lokaal belang. Er is geen specifiek rijksbeleid van toepassing.
3.3
Provinciaal beleid
3.3.1
Omgevingsvisie Gelderland
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers. Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid. Mooi staat voor onze natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit. Onder de beleidsuitgangspunten die de provincie in haar visie verwoordt, staat dat transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen essentieel is. Tevens stimuleert de provincie partners en eigenaren van vastgoed om te komen met initiatieven en oplossingen gericht op functieverandering, flexibel en tijdelijk ruimtegebruik, transformatie of sloop. Het plan voor functieverandering past helemaal binnen de uitgangspunten van de provincie. 3.3.2
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. In artikel 2 'Verstedelijking' van de Regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland is bepaald waar in Gelderland nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken is slechts toegestaan binnen de in de Ruimtelijke Verordening aangewezen 10
Kadijk 24, Terwolde
gebieden. In afwijking van deze regel kan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken tevens mogelijk worden gemaakt in geval van functieverandering naar een niet-agrarische functie, mits 1) de functieverandering in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader; 2) sprake is van de vervanging van bestaande bebouwing, met inbegrip van bouwwerken ten behoeve van glastuinbouw, door nieuwe bebouwing, welke leidt tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak; 3) buiten de concentratiegebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw gelegen; en 4) in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast. Voorgenomen ontwikkeling is passend binnen de Ruimtelijke Verordening. Het gaat om een functieverandering naar een niet-agrarische functie.
3.4
Regionaal beleid
3.4.1
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in de provinciale omgevingsvisie. De regionale visie doet geen uitspraken over functieverandering van voormalige agrarische percelen in het buitengebied. 3.4.2
Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies
De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen hebben het rapport 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Het omschrijft welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het beleidskader goedgekeurd en daarmee treedt dit beleid in de plaats van het generieke streekplanbeleid voor functieverandering. Kort samengevat wordt met het beleidskader bepaald dat: Functieverandering alleen van toepassing is op fysiek bestaande, legaal vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied. De functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak. Met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet wordt belemmerd. Functieverandering van vrijgekomen gebouwen niet mag leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Met beeldkwaliteitsplannen door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd wordt op de omgeving. Overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen. Onderhavig functieveranderingsplan is getoetst aan dit regionale beleid en voldoet daaraan.
3.5
Gemeentelijk beleid
3.5.1
Functieverandering
Het regionale beleidskader voor functieverandering biedt in hoofdlijnen het toetsingskader bij aanvragen om functieverandering. Om goede uitvoering te kunnen geven aan het regionaal beleidskader is het uitgewerkt in een gemeentelijk beleidskader. Een onderdeel van het gemeentelijk beleidskader is de notitie 'Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven'. Het biedt een leidraad bij het opstellen en uitwerken van functieveranderingsplannen. Kern van het beleid wordt gevormd door de vijf principes van een agrarisch erf: Een erf is een ensemble van gebouwen, verharding en beplanting, een meer of minder geslaagde compositie van verschillende elementen. Een erf is een kleine, maar complete nederzetting in het
Kadijk 24, Terwolde
landschap. Een erf bestaat uit gebouwde en niet gebouwde elementen, die in verschillende tijden tot stand zijn gekomen, maar die toch een sterke samenhang vertonen. De elementen van een erf zijn gegroepeerd en liggen aan een gemeenschappelijke ruimte. Een erf heeft één duidelijke hoofdentree. Elk erf is vanzelfsprekend verknoopt met het landschap. Deze criteria zijn als uitgangspunten gehanteerd bij de herontwikkeling van het boerenerf. 3.5.2
Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel
In november 2009 hebben de gemeenten Epe, Heerde en Voorst het landschapsontwikkelingsplan (LOP) Van Veluwe tot IJssel vastgesteld. Met het LOP willen de gemeenten sturen op behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Tevens willen ze de ontstening van het buitengebied stimuleren en de karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen versterken. Met het LOP wordt het landschapsbelang in alle ruimtelijke veranderingsprojecten ingebracht. De inhoud van het LOP heeft input geleverd voor de functieverandering van het perceel Kadijk 24.
12
Kadijk 24, Terwolde
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Uitgangspunten
De volgende twee uitgangspunten zijn de aanleiding en inspiratie geweest voor het ontwerp van het nieuwe erf: Compact erf. Het erf ligt centraal op het ruim 1 ha grote perceel. De bebouwing wordt ingekaderd door de bestaande houtsingel ten noordwesten van de boerderij en een nieuw aan te planten boomgaard ten zuidoosten van de bebouwing. Het nieuwe erf bestaat uit een compact ensemble van gebouwen en heeft slechts één (de huidige) toegangsweg. Er wordt gezamenlijk aan het erf gewoond, maar er is voldoende privacy voor de bewoners.
Figuur 7 - Uitgangspunt compact erf Zichtlijnen. De boerderij en de hooiberg zijn de blikvangers van erf De Pol. Vanaf de Kadijk moeten de zichtlijnen naar deze gebouwen behouden blijven. De nieuwe gebouwen zijn terughoudend vormgegeven. Vanaf het erf en vanuit de woningen is er zicht op het omliggende landschap.
Figuur 8 - Uitgangspunt zichtlijnen
Kadijk 24, Terwolde
4.2
Het ontwerp
Figuur 9 - Ontwerp van het perceel aan de Kadijk 24 te Terwolde In figuur 9 is het ontwerp te zien wat tot stand is gekomen naar aanleiding van de uitgangspunten zoals genoemd in de vorige paragraaf. In het ontwerp is ook de situering van de nieuwe woning zichtbaar. De nieuwe woning wordt ten oosten van de boerderij gesitueerd, ongeveer op de plek van een huidige schuur. Tussen de hooiberg en de woning wordt een nieuw bijgebouw geplaatst.
4.4 Nieuwe bebouwing In totaal zullen er drie nieuwe (bij-)gebouwen verschijnen op het nieuwe erf: - de nieuwe woning; - een nieuw bijgebouw in dezelfde stijl als de nieuwe woning, deze doet ondermeer dienst als garage; - schuurtje in de stijl van een kippenhok. Daarnaast zal de huidige hooiberg worden gerestaureerd. In de volgende subparagrafen is een beschrijving opgenomen van ieder gebouw. Het volledige functieveranderingsplan is opgenomen in bijlage 1.
4.4.1 Nieuwe woning Als uitgangspunt voor het ontwerp van het nieuwe woonhuis met bijbehorend bijgebouw zal gebruik worden gemaakt van het archetype van de 'boerenschuur'. Het huis bestaat uit een kloek langgerekt eenlaags volume, afgedekt met een zadeldak waarvan de noklijn parallel loopt aan de Kadijk. De nokrichting maakt dat het gebouw een verbindend element wordt tussen het centrale erf en het terrein ten oosten hiervan. Door zijn beperkte hoogte en het eenvoudige bouwvolume, blijft het woonhuis ondergeschikt aan de bestaande boerderij. De gevels van het woonhuis zullen bestaan uit een spatplint van eenvoudig rood-bruin metselwerk in wild-verband, met daarboven verticaal rabat met uitstekende ribben. Dit laatste refereert aan de gevels van rabat met sluitlat van de bestaande schuur en hooiberg op het erf. De kap van de woning zal gedekt zijn met een antracietgrijze dakpan. Aan de voorzijde is het dakvlak volledig gesloten; aan de -minder in het oog springende- achterzijde zijn dakramen geplaatst om de kapverdieping van het gewenste daglicht te voorzien. 14
Kadijk 24, Terwolde
De gevelkozijnen worden in het stramien van de ribben opgenomen. Ze worden antracietkleurig geschilderd en verdiept in de gevel geplaatst, waardoor het effect bereikt wordt van 'openingen zonder glas'.
4.4.2 Nieuw bijgebouw Het bijgebouw vormt een ensemble met het woonhuis en is ontworpen met dezelfde thematiek en architectonisch ontwerp idioom.
4.4.3 Restauratie van de hooiberg De bestaande hooiberg wordt gerestaureerd. Originele delen worden indien mogelijk hergebruikt en bij de materiaalkeuze wordt de grootste aandacht besteed aan de karakteristiek en waarde van het pand.
Kadijk 24, Terwolde
4.4.4 Nieuwe kippenschuur Ten noordwesten van de boerderij wordt een nieuw schuurtje gebouwd in de stijl van een karakteristiek kippenhok.
4.5 Erf, tuin en landschap Bij de inrichting van het erf en de tuinen staat het handhaven en versterken van het huidige sfeervolle en informele karakter voorop. Dit betekent dat de ingrepen beperkt kunnen blijven. De verharding van het erf bestaat uit halfverharding (gebroken puin). Alleen rondom de boerderij worden gedeelten verhard met gebakken klinkers. Dit zijn de plekken die gebruikt worden als loopruimte rondom de boerderij en als terras. De bestaande siertuinen bij de boerderij worden aangepast. De schuttingen worden vervangen door beukenhagen en er komt een klein boerentuintje (een plantvak) voor het huis te liggen. Deze voortuin is beeldbepalend voor de boerderij. De tuin aan de westzijde van de boerderij daarentegen wordt door de nieuwe hogere veldesdoornhagen geheel aan het oog onttrokken. De bestaande beukenhaag langs het weiland en de voortuin aan de zijde van de Kadijk blijft gehandhaafd. De nieuwe woning krijgt geen siertuin. Om het karakter van de schuurwoning te versterken lopen gras en verharding door tot aan de gevels. Aan de noordzijde wordt een terras aangelegd van gebakken klinkers. De bewoners parkeren hun auto's in het nieuwe bijgebouw en achter de hooiberg. Voor bezoekers is er voldoende ruimte op het erf om de auto nabij de gebouwen te parkeren. De weilandjes rondom het erf behouden het huidige gebruik (beweiden en maaien). Afrasteringen bestaan uit stevige palen (eiken- of kanstanjehout) met draad of gaas. Het traditionele beeld blijft hierdoor gehandhaafd. Aan de noordzijde van het perceel wordt een nieuwe sloot gegraven. De noord- en oostzijde van het perceel wordt ingeplant met zwarte elzen. Het meest oostelijke deel van het perceel wordt omgevormd naar natuur met bloemrijk grasland, moeras en een poel. De poel wordt aangelegd op een lage en natte plek in het weiland. Langs de noorden oostzijde van het perceel wordt een transparante rij Zwarte els (Alnus glutinosa) aangeplant. De bomen staan op een relatief grote afstand (minimaal 8 meter) van elkaar. Plaatselijk worden grotere openingen in de rij opgenomen om doorzichten te behouden. Het oostelijke deel van het perceel is in het verleden in gebruik geweest als "twijgwaard" (wilgentenenteelt). Dit gedeelte van het weiland wordt omgevormd tot een moeraszone met een poel, struweel en enkele bomen (Zwarte els, zomereik).
16
Kadijk 24, Terwolde
Figuur 10 - Het beplantingsplan
Het uitgebreide beplantingsplan en de beheersmaatregelen behorende bij dit plan zijn te vinden in het functieveranderingsplan dat in bijlage 1 is opgenomen.
Kadijk 24, Terwolde
18
Kadijk 24, Terwolde
Hoofdstuk 5 5.1
Randvoorwaarden en onderzoek
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten flora en fauna, archeologie, cultuurhistorie, verkeer en parkeren, water en milieu behandeld.
5.2
Milieu-onderzoeken
5.2.1
Geluid
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer. Gezien de afstand tussen de weg en de nieuwe woning bestaat geen akoestisch bezwaar tegen de bouw van de woning en behoeft geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. 5.2.2
Bodem
Onderzocht is of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag namelijk pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. In februari 2012 heeft Hunneman Milieu en advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd (rapportnummer 20111072). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 2. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen functiewisseling en nieuwbouw op de locatie. Het onderzoek heeft tot doel een actueel en betrouwbaar inzicht te geven in de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Zintuiglijk zijn er in de vaste bodem, lokaal, zwakke tot matige bijmengingen aan puin- en/of kooldeeltjes waargenomen. In de vaste bodem, ter plaatse van de voormalige bovengrondse dieseltank, zijn zintuiglijk geen oliecomponenten waargenomen. Zintuiglijk is geen asbestverdacht materiaal op of in de bodem aangetroffen. In de vaste bodem zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en minerale olie aangetoond. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de voorgenomen functiewisseling en nieuwbouw op de locatie. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik: wonen met tuin. 5.2.3
Luchtkwaliteit
Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wet milieubeheer) wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" bij de volgende ontwikkelingen: woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen; infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie); kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen. Het plan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat met het plan de luchtkwaliteit niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Kadijk 24, Terwolde
5.2.4
Externe veiligheid
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid. De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed. Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Ten noorden van het plangebied is een dergelijke buisleidingen aanwezig, echter de afstand van zowel de huidige als de nieuw te bouwen woning tot de gasleiding is meer dan 100 meter. De buisleiding voor het transport van aardgas geeft door de ruime afstand geen risico's voor het perceel aan de Kadijk 24. 5.2.5
Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. De gemeente is van mening dat de in de nabijheid van het plangebied aanwezige (agragische) bedrijfsfuncties geen schade ondervinden door dit plan. Zoals eerder in deze ruimtelijke onderbouwing is aangegeven, is namens een bedrijf in de omgeving een schorsingsverzoek en beroepsschrift ingediend bij de Raad van State. Het bedrijf was van mening dat het functieveranderingsplan hem zou belemmeren in zijn bedrijfsvoering. De gemeente heeft onder meer aan de hand van kaartmateriaal nader toegelicht dat het plan niet leidt tot verdergaande belemmeringen voor de bedrijfsvoering omdat het bedrijf reeds door de aanwezigheid van de woning aan de Bekendijk 18, die op kortere afstand van het bedrijf is gelegen dan de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning, in de uitbreiding van zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. De gemeente is van mening dat wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" voor een "loonbedrijf" van 50 meter en voor een "mestverwerkingsbedrijf" van 100 meter. Voorts blijkt uit de ten behoeve van het bedrijf op 11 april 2003 verleende en bij besluit van 12 april 2005 gewijzigde milieuvergunning, dat ter plaatse van de woning aan de Bekendijk 18 reeds aan de voorkeursgrenswaarden voor geluid ten gevolge van het aan- en afrijden van verkeer ten behoeve van het bedrijf van reclamant wordt voldaan, zodat volgens de gemeente geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat ter plaatse van de in het plan voorziene nieuw te bouwen woning niet aan deze voorkeursgrenswaarden voor geluid kan worden voldaan. De Raad van State ziet op basis van vorenstaande argumentatie van de gemeente niet in dat uitvoering van het functieverandering tot belemmering van de bedrijfsvoering van het bedrijf van reclamant zou leiden.
20
Kadijk 24, Terwolde
5.3
Archeologie
Bij het opstellen van een nieuwe ruimtelijke onderbouwing is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. In dat kader heeft Archaeological Research & Consultancy in februari 2012 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (projectcode 2011/486). Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 3. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt door het bureau geadviseerd om een vervolgonderzoek uit te laten voeren, in de vorm van een karterend booronderzoek. Dit advies wordt niet door de gemeente Voorst overgenomen. Wel wordt onderschreven dat door de aanwezigheid van een cultuurlaag niet kan worden uitgesloten dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat er een dubbelbestemming Waarde-Archeologie hoog op het plangebied blijft liggen. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling is in overleg met de regioarcheloog afgesproken te slopen tot maaiveld en de ondergrondse funderingen rechtstandig te verwijderen. Daar waar nieuwbouw komt, zal door middel van sleuffunderingen gefundeerd worden, waarbij niet een hele bouwput wordt ontgraven maar alleen de sleuven ten behoeve van de fundering. Tijdens de sloop en bouw wordt gecontroleerd op de juiste uitvoer van bovenstaande. Het aanvullend advies van de regioarcheoloog is toegevoegd als bijlage 4.
5.4
Flora en Fauna
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Of uit te wijzen of op het perceel Kadijk 24 beschermde natuurwaarden aanwezig of te verwachten zijn, is een quick-scan natuurtoets uitgevoerd. De quick-scan is uitgevoerd in januari 2012 door adviesbureau Foreest Groen Consult. Aanbevolen wordt om direct voorafgaande aan de sloop de te slopen gebouwen en de omgeving te controleren op de aanwezigheid van dieren en deze de kans te geven om zich in veiligheid te brengen. Ook tijdens de bouw dient met de aanwezigheid van dieren rekening te worden gehouden. Treft men een dier aan dan moet deze de kans krijgen om zich in veiligheid te brengen of moet het dier in veiligheid gebracht worden. Worden onverhoopt beschermde diersoorten aangetroffen dan moeten de werkzaamheden worden gestaakt en een passende oplossing worden gezocht. Voor de soortgroep vleermuizen staat het niet vast of de diersoort gebruikt maakt van de locatie. Als alternatief voor een nader onderzoek (dat uitwijst of vleermuizen wel of niet voorkomen) wordt een traject gevolgd waarbij ervan uit wordt gegaan dat zich in de te slopen schuren vleermuizen bevinden. Door dit op voorhand aan te nemen kunnen compenserende en mitigerende maatregelen worden genomen. Het compensatie-migitatieplan moet onderdeel uit maken van de vergunning. Het plan is uitgewerkt en als bijlage toegevoegd aan de quickscan. Rondom diverse gebouwen zijn beplantingen aanwezig. Geadviseerd wordt om de sloop van de gebouwen en het rooien van de beplantingen uit te voeren buiten het broedseizoen voor de vogels. Hiermee voorkomt met een eventuele overtreding van de flora- en faunawet. De gebouwen zelf dienen voorafgaande aan de sloop te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van de boerenzwaluw. Deze soort is aangetroffen en hiervan zijn de nesten beschermd tijdens het broedseizoen. Het gehele rapport is toegevoegd als bijlage 5 bij de toelichting.
5.5
Civieltechnische aspecten
Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. Parkeermogelijkheid is in de nieuw te bouwen schuur/garage en er bestaat parkeermogelijkheid naast de hooiberg. De inrit blijft ongewijzigd.
Kadijk 24, Terwolde
5.6
Water
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water. Vasthouden - bergen - afvoeren Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap. Grondwaterneutraal bouwen Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar. Schoon houden - scheiden - schoon maken. Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.
5.7
Economische uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is in het kader van het geldende bestemmingsplan een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
22
Kadijk 24, Terwolde
Bijlagen
Kadijk 24, Terwolde
Bijlage 1 Functieveranderingsplan
24
Kadijk 24, Terwolde
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Kadijk 24, Terwolde
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
-Rapporten
Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Kadijk 24 te Terwolde, gemeente Voorst (Gld)
M. Verboom-Jansen
ARC-Rapporten 2012-21 Geldermalsen 2012 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Kadijk 24 te Terwolde, gemeente Voorst (Gld) ARC-Rapporten 2012-21 ARC-Projectcode 2011/486 Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie H. Buitenhuis Versie 2.1 (definitief), 17 april 2012
Autorisatie — A.J. Wullink Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen Beheer en plaats van documentatie: Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2012 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2012-21
ARC bv
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . . . . . . . . . . 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied . 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden . . . . 1.4 Doel van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . 1.5 Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
4 4 4 4 4 5
Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden . . . . 2.2 Bekende archeologische waarden . . . . . . . . . 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden . 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
7 7 7 8 9
3
Resultaten inventariserend veldonderzoek 3.1 Booronderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 10
4
Conclusie en aanbeveling
11
5
Samenvatting
12
2
Bijlagen
. . . .
22
1
Rapport 2012-21
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Terwolde, Kadijk 24 2011/486 50.409
Projectleider Contact
M. Verboom-Jansen, MSc 0345-620107,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
Stichting CGN, dhr. E. de Lange 06–55160328, evert de
[email protected]
Bevoegde overheid Contact
Gemeente Voorst, drs. M. Schneiders 0571–279334,
[email protected]
Toetsing Contact
Regio-archeoloog Stedendriehoek, mw. N. Vossen 055-5802855,
[email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Kadijk 24 Terwolde Voorst Gelderland
Kaartblad Centrum-co¨ordinaten
27G 200.915/475.267
Oppervlakte
Ca. 1 ha.
Beschrijving onderzoekslocatie Aardwetenschappelijke waarden
Formatie van Boxtel en Echteld, dekzandrug met of zonder oud bouwlanddek (3K14) en rivieroverstromingsvlakte (2M25), kalkloze poldervaaggronden gevormd in zavel en lichte klei, profielverloop 2 (Rn62Cp-III*/Rn62Cp-VI).
Archeologische waarden
Monnikenpol; waarschijnlijk oud kloostergoed van laatmiddeleeuwse oorsprong.
Historische waarden
In 1832 en 1900 was een huis met een erf op de onderzoekslocatie aanwezig, de rest van de locatie was in gebruik als weiland. De meeste van de huidig aanwezige gebouwen zijn na 1953 gerealiseerd.
Verwachting op basis bureau-onderzoek
De onderzoekslocatie heeft een hoge (ter plaatse dekzandrug) tot lage (ter plaatse van rivieroverstromingsvlakte) trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd, met een specifieke hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd (Monnikenpol).
Resultaten
Cultuurlaag aanwezig, dubbelbestemming archeologie.
2
199 201
202
• Terwolde
Nederland.
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst
200
477
476
475
474
Rapport 2012-21
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van Stichting CGN heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor de Kadijk 24 te Terwolde, gemeente Voorst. Aanleiding tot dit onderzoek vormt een bestemmingsplanwijziging. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het veldwerk is uitgevoerd op 16 februari 2012 door M. Verboom-Jansen MSc. Voorafgaand hieraan is een bureau-onderzoek uitgevoerd door M. Verboom-Jansen MSc. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van Terwolde, aan de Kadijk 24 (afb. 1). Het plangebied bestaat uit een verhard erf, waarop enkele gebouwen aanwezig zijn (afb. 2). De rest van de locatie is in gebruik als tuin, weiland en akker. Het oppervlak van het plangebied is ongeveer 1 ha. De maaiveldhoogte varieert van ca. 2,7 tot 4,2 m +NAP, waarbij de bebouwing op het hoogste punt staat en de maaiveldhoogte naar het oosten en westen toe afneemt (afb. 3).
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
Alle schuren op de onderzoekslocatie zullen worden gesloopt, inclusief een paar mestkelders. De boerderij op de locatie blijft intact. Daarna zal een nieuwe woning worden gerealiseerd, wordt de hooiberg opnieuw opgebouwd, en worden er twee schuren gebouwd (afb. 4). De nieuwbouw wordt niet onderkelderd. Verder worden er fruitbomen verplant, een parkeerplaats aangelegd, en een poel gegraven. Het is onbekend hoe diep de bodem verstoord wordt voor de verschillende werkzaamheden. Daarom wordt voor de nieuwbouw vooralsnog uitgegaan van een reguliere funderingsdiepte waarvoor de bodem tot ca. 1 m –mv ontgraven wordt.
1.4
Doel van het onderzoek
Bureau-onderzoek Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te ver1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
4
Rapport 2012-21
ARC bv
wachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden. Inventariserend veldonderzoek Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend onderzoek. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
1.5
Werkwijze
Bureau-onderzoek Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruikgemaakt van Archis2 (de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruikgemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtingskaarten. Voor onderhavig onderzoek is gebruikgemaakt van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Voorst en de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland.3 De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden. Hiervoor is ook het bouwarchief van de gemeente Voorst geraadpleegd. Inventariserend veldonderzoek Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. De boringen zijn zoveel mogelijk in een grid van grid 50 × 40 m geplaatst. In totaal zijn acht boringen geplaatst tot een minimale diepte van 120 cm –mv en een maximale diepte van 220 3
http://www.gelderland.nl/eCache/DEF/18/997.html
5
Rapport 2012-21
ARC bv
cm –mv. De positie van de boringen is ingemeten met behulp van GPS. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland.4 Voor het boren is gebruikgemaakt van een edelmanboor met een diameter van 7 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals fosfaatvlekken, aardewerkfragmenten, houtskool, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot.
4
www.ahn.nl.
6
Rapport 2012-21
2
ARC bv
Resultaten bureau-onderzoek
2.1
Bekende aardwetenschappelijke waarden
De onderzoekslocatie ligt in het Midden-Nederlands zandgebied, tussen de stuwwal van de oostelijke Veluwe en het IJsseldal. Volgens de geomorfologische kaart (afb. 5) ligt het westen van het plangebied op een dekzandrug met of zonder oud bouwlanddek (3K14) en het oosten van het plangebied in een rivieroverstromingsvlakte (2M25). Op de hoogtekaart van Nederland is ook te zien dat het maaiveld in het westen van het plangebied hoger ligt dan in het oosten (zie afb. 3). De dekzandrug is tussen 11.000 en 10.000 jaar BP5 gevormd. Het dekzand wordt gerekent tot de Formatie van Boxtel, het Laagpakket van Wierden. Rivierafzettingen van de IJssel zijn vanaf 1700 jaar BP afgezet. De rivierafzettingen worden gerekend tot de Formatie van Echteld. Volgens de bodemkaart zijn in het plangebied kalkloze poldervaaggronden gevormd in zavel en lichte klei (Rn62Cp-III/Rn62Cp-VI) aanwezig. Poldervaaggronden zijn rivierkleigronden met een overwegend grijze kleur, waarbij de roestvlekken binnen 50 cm –mv beginnen. De bovengrond bestaat hier meestal uit een 40 tot 60 cm dikke, kalkloze kleilaag, die ontstaan is door vermenging van rivierklei met dekzand (STIBOKA 1966). Een grondwaterstand van III betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand ondieper dan 40 cm –mv ligt en de diepste grondwaterstand tussen 80 en 120 cm –mv ligt. Een grondwatertrap van VI betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm –mv ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm –mv ligt. Samenvattend kan worden gesteld dat op de onderzoekslocatie een kleidek op dekzand wordt verwacht.
2.2
Bekende archeologische waarden
In westen van het plangebied is een archeologisch waardevol gebied aanwezig (afb. 6), met de naam Monnikenpol. Aangezien er in Archis2 geen vondstmelding aanwezig is, gaat het wellicht om een historisch erf. Daarnaast heeft het plangebied door de ligging op een dekzandrug volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart een hoge archeologische verwachting. De rivierkleiafzettingen hebben op dezelfde kaart een lage archeologische verwachting. Binnen een straal van 500 m zijn in Archis2 geen monumenten, geen waarnemingen en geen andere onderzoeken bekend. 5
BP: before present, 14 C jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.
7
Rapport 2012-21
2.3
ARC bv
Historische situatie en bouwhistorische waarden
Het plangebied ligt in het buitengebied van Terwolde, in een waardevol broekgebied genaamd Nijbroek.6 De ontginning is begonnen in de Middeleeuwen, en veel van de oorspronkelijke verkaveling is bewaard gebleven. Volgens de archeologische waardenkaart van de gemeente Voorst is Monnikenpol een archeologisch waardevol gebied. De toponiem pol betekent zandheuveltje of kleine hoogte. De naam Monnikenpol verwijst waarschijnlijk naar een door monniken ontgonnen zandkopje in een rivieroverstromingsvlakte. Mogelijk maakte de onderzoekslocatie deel uit van de bezittingen van het klooster in Sibculo, dat in 1438 bezittingen had in de Tuitermark, ten zuiden van Terwolde. Waarschijnlijk heeft de naam Monnikenpol dus te maken met de klooster-gerelateerde oorsprong. Dit wordt echter niet door een waarneming in Archis2 ondersteunt. In 1832 en 1900 was een huis met een erf op de onderzoekslocatie aanwezig, de rest van de locatie was in gebruik als weiland. Bij de bewoning uit 1832 staat de naam de Pol vermeld. In 1900 staan er minder gebouwen op de onderzoekslocatie dan in 1832. De meeste van de huidig aanwezige gebouwen zijn na 1953 gerealiseerd.7 De volgende informatie omtrent de huidige bebouwing komt uit het bouwarchief van de gemeente Voorst.8 In 1950 is op de onderzoekslocatie een houten schuurtje op een stenen voet gerealiseerd. Hiervan zijn geen tekeningen of nadere informatie aanwezig in het bouwarchief. In 1954 is een kippenhok van 4 × 4 m in het oosten van de onderzoekslocatie gerealiseerd. Deze is gefundeerd op een stenen voet, tot ongeveer 30 cm –mv. In 1955 is een extra kippenhok van 5 × 9 m op de onderzoekslocatie gerealiseerd, dat in 1959 vergroot is. Dit kippenhok is ook gefundeerd op een stenen voet, de funderingsdiepte is niet bekend. In 1961 is nog een kippenhok gerealiseerd, waarvan in het bouwarchief geen nadere informatie omtrent de fundering bekend is. In 1955 is het woongedeelte van de boerderij vergroot. De fundering is maximaal 55 cm breed en tot 30 cm –peil aanwezig. In 1967 is een schuur van 8 × 16 m op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Deze schuur staat op twaalf betonpoeren van 50 × 50 cm, die tot 80 cm –mv langs de rand van het gebouw aanwezig zijn. In 1975 is de woonkamer van de boerderij vergroot met 2,3 × 4,3 m. De uitbouw is op dezelfde wijze gefundeerd als de rest van de boerderij. In 1989 is de boerderij verbouwd. Voor de fundering zijn betonstroken gebruikt. De voet hiervan is maximaal 40 cm breed en tot ca. 80 cm –mv aanwezig. Oostelijk van de boerderij is een kelder aanwezig. Het is onbekend hoe diep de kelder is. De bodem is door de beschreven bebouwing dus in ieder geval tot 30 a` 80 cm –mv gedeeltelijk verstoord, waarbij de boerderij en kippenhokken de bodem het minst verstoord hebben en de schuur het meest. Het is onbekend of hiermee het potenti¨ele archeologische niveau is aangetast. Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland zijn geen beschermde gebouwen binnen het plangebied aanwezig. Volgens KennisInfra6
http://www.gelderland.nl/eCache/DEF/18/997.html www.watwaswaar.nl. 8 Dossiernummer 1778.511, Terwolde, Kadijk 24. 7
8
Rapport 2012-21
ARC bv
structuur Cultuurhistorie9 zijn er geen rijksmonumenten en geen MIP-objecten10 binnen het plangebied aanwezig. Er zijn dus geen bovengrondse bouwhistorische waarden op de onderzoekslocatie aanwezig.
2.4
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op basis van de bij het bureau-onderzoek verkregen informatie kan een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied worden opgesteld. De onderzoekslocatie ligt op een dekzandrug en in een rivieroverstromingsvlakte. Gezien de verwachte poldervaaggronden in het plangebied, is de dekzandrug later door rivierafzettingen afgedekt. De dekzandrug is vanaf het Laat-Paleolithicum bewoonbaar geweest, totdat deze werd afgedekt door rivierafzettingen. Het is onbekend wanneer dit is gebeurd. De dekzandrug heeft een hoge archeologische verwachting en de rivieroverstromingsvlakte heeft een lage archeologische verwachting. Het westen van het plangebied ligt in een archeologisch waardevol gebied; Monnikenpol. Waarschijnlijk heeft deze naam betrekking op een oud kloostergoed van laatmiddeleeuwse oorsprong. De onderzoekslocatie heeft, afhankelijk van het type afzettingen en het verwachte kloostergoed, dan ook een hoge tot lage trefkans op archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd, met een specifieke hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd (Monnikenpol). In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn in Archis2 geen waarnemingen en geen monumenten bekend. De eventueel aanwezige archeologische resten worden verwacht in de top van het dekzand. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen al onder de bouwvoor aanwezig zijn. Op de hogere delen van de onderzoekslocatie zijn waarschijnlijk alleen anorganische resten zoals (vuur)steen, metaal en aardewerk bewaard zijn gebleven. In de nattere delen van de onderzoekslocatie kunnen ook organische resten, zoals hout en bot, bewaard zijn gebleven. Of nog intacte archeologische resten en/of sporen aanwezig zijn, hangt af van de intactheid van het bodemprofiel op de onderzoekslocatie. Mogelijk is het potenti¨ele archeologische niveau al deels verstoord door de vroegere en huidige bebouwing op de onderzoekslocatie.
9
www.kich.nl Een MIP-object is waardevol cultuurhistorisch object uit de periode 18501940, dat verzameld is tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). 10
9
Rapport 2012-21
3 3.1
ARC bv
Resultaten inventariserend veldonderzoek Booronderzoek
Tijdens het verkennende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie acht boringen geplaatst tot een minimale diepte van 120 cm –mv en een maximale diepte van 220 cm –mv. De locaties van de boringen zijn weergegeven in afbeelding 7. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Op de onderzoekslocatie is zwak tot uiterst siltig zand, zwak tot sterk zandige leem, zandige klei, sterk tot uiterst siltige klei en kleiig veen aangetroffen. Over het algemeen zijn de afzettingen aan het maaiveld grijsbruin van kleur en bestaan ze uit uiterst siltig zand of sterk siltige klei. Dit is de bouwvoor. In boring 1 en 2 is deze zandiger van aard en zwak humeus. In de bouwvoor is ook baksteen en steenkool waargenomen (bijv. boring 6 t/m 8) en een fragment roodgeglazuurd aardewerk (boring 1). De kleiige afzettingen of sterk siltige zanden zijn ook onder de bouwvoor aanwezig. Deze zijn tot 90 a` 140 cm –mv vergraven. Alleen boring 5 heeft een onverstoord profiel. In bijna alle boringen is vanaf 60 a` 90 cm –mv een donkergrijze/donker bruingrijze/zwarte laag aangetroffen (boring 1 t/m 4, 6 en 8). De laag ziet er rommelig uit en bevat plaatselijk baksteen, houtskool en steenkool (bijv. boring 2, 4, 6 en 8). Dit is waarschijnlijk een oude cultuurlaag (afb. 9). De steenkool is alleen in boring 8 in de donkere laag aangetroffen. Mogelijk is dit door latere vergraving daar terecht gekomen; het is daar ook in de bovenliggende afzettingen aanwezig. De ondergrens van deze donkere laag varieert van 80 tot 140 cm –mv. Hieronder is over het algemeen zwak tot sterk siltig zand aangetroffen, dat geel tot witgrijs/ grijs van kleur is. Dit is de C-horizont. In de zone waarin grondwaterfluctuaties voorkomen is sprake van roestvlekken (Cg-horizont). Plaatselijk is hierin ook grind waargenomen (boring 1 en 5). In het laagste deel van de onderzoekslocatie (boring 4; zie afb. 8) is onder de donkere laag een afwisseling van klei, veen, leem en zand gevonden. Op basis van bovenstaande beschrijving kan worden geconcludeerd dat van oorsprong waarschijnlijk poldervaaggronden op de onderzoekslocatie aanwezig waren. Door de vergravingen is dit bodemtype alleen in boring 5 nog aangetroffen. Vanaf het maaiveld tot ca. 90 a` 120 cm –mv zijn allereerst afzettingen van de IJssel aangetroffen. In boring 1 en 2 is hierbovenop nog een opgebracht/vergraven pakket aanwezig. Onder de overstromingsafzettingen is in boring 1 t/m 3 en 7 dekzand aangetroffen. Het dekzand ligt het hoogst rond boring 2 en 7. In het westen en noordwesten van de onderzoekslocatie (boring 1, 5, 6) zijn onder de afzettingen van de IJssel smeltwaterafzettingen aangetroffen. In boring 4 is onder de overstromingsafzettingen een restgeul aangetroffen. Dit is een restgeul uit het Laat-Glaciaal. De cultuurlaag is gevormd in de afzettingen van de IJssel boven het dekzand.
10
Rapport 2012-21
4
ARC bv
Conclusie en aanbeveling
Tijdens het verkennende booronderzoek is vanaf 60 a` 90 cm –mv een cultuurlaag aangetroffen. Deze is gevormd in een rivieroverstromingsvlakte. Onder de afzettingen van de IJssel zijn een dekzandrug, smeltwaterafzettingen en een restgeul uit het Laat-Glaciaal aangetroffen. Door de aanwezigheid van een cultuurlaag heeft bijna de gehele onderzoekslocatie een hoge archeologische trefkans (afb. 9). De reeds aanwezige bebouwing heeft, gezien de informatie uit het bouwarchief, de cultuurlaag nog niet geheel verstoord. De geplande werkzaamheden bestaan uit de sloop van alle aanwezige bebouwing, uitgezonderd de boerderij. Daarna zal een nieuwe woning worden gerealiseerd, wordt de hooiberg opnieuw opgebouwd, en worden er twee schuren gebouwd. De nieuwbouw wordt niet onderkelderd. Verder worden er fruitbomen verplant, een parkeerplaats aangelegd en een poel gegraven. Het is onbekend hoe diep de bodem verstoord wordt voor de verschillende werkzaamheden. In het kader van de bestemmingsplanwijziging wordt geadviseerd om de onderzoekslocatie een dubbelbestemming archeologische waarde toe te kennen. Als er in de toekomst bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden, dan dient eerst een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. De strategie voor het vervolgonderzoek dient in overleg met de gemeente Voorst te worden bepaald. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Voorst, om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn om het archeologische erfgoed te beschermen. De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft echter hoe dan ook van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dan dient dit direct te worden gemeld aan de bevoegde overheid.
11
Rapport 2012-21
5
ARC bv
Samenvatting
In opdracht van Stichting CGN heeft ARC bv een bureau-onderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd aan de Kadijk 24 te Terwolde. Aanleiding voor het onderzoek vormt een bestemmingsplanwijziging. Het gecombineerde onderzoek heeft tot doel om de archeologische verwachting in kaart te brengen, deze te verfijnen door middel van veldwaarnemingen, en zo tot een advies te komen met betrekking tot eventuele vervolgstappen in de AMZ-cyclus. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de onderzoekslocatie een hoge archeologische trefkans heeft op archeologische resten en/of sporen uit alle periodes. Deze verwachting is gebaseerd op potenti¨ele bewoonbaarheid van het landschap, de aangetroffen bodemopbouw, en archeologische waarnemingen in de omgeving. Geadviseerd wordt om de onderzoekslocatie een dubbelbestemming archeologische waarde te geven.
12
Rapport 2012-21
ARC bv
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. STIBOKA, 1966. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000 Toelichting bij de kaartbladen 26 West Harderwijk en 32 West Amersfoort. Wageningen.
13
Afbeelding 2.
Inmeting van de bestaande situatie op de onderzoekslocatie. Bestaande gebouwen zijn rood omlijnd. Bron: Facto Geo Meetdienst.
Afbeelding 3. Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (bij de prikker) en omgeving. Rood is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 4.
Bek
endi
jk
beukenhaag 1,00 m hoog
terras
speelweide
meidoornhaag 1,20 m hoog
dierenweide
moestuin gras
dierenverblijf +4.00
meidoornhaag 1,20 m hoog
bestaande bomen en struiken
bestaande boerderij +4.50
24
hooiberg +4.00
parkeren
meidoornhaag 1,20 m hoog
siertuin
terras
beukenhaag 1,20 m hoog
gras
gras
speelweide
bestaande poort en raster verplaatsen
beukenhaag 1,00 m hoog
sering
beukenhaag 1,80 m hoog
schuur +3.75 nieuwe woning +3.50
dierenweide
te verplanten fruitbomen
nieuwe fruitboom
Toekomstige situatie op de onderzoekslocatie. Datum tekening: 14 november 2011. Bron: Stichting CGN.
Kadijk
dierenweide
grasland
bm.str
bestaande fruitbomen
speelweide
201025 201025
475250
475325
Afbeelding 5.
Geomorfologische kaart van de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd). Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 6.
Uitsnede van de gemeentelijke verwachtingskaart in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd). Bron: gemeente Voorst.
Afbeelding 7.
c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2007–2009. De ligging van de boorpunten op de onderzoekslocatie.
c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2007–2009. Afbeelding 8. De boorpunten op de onderzoekslocatie, geplot op de hoogtekaart van Nederland. c Hoogtekaart van Nederland: Actueel Hoogtebestand Nederland, www.ahn.nl.
Afbeelding 9.
c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2007–2009. Locatie en diepteligging van de top van de cultuurlaag op de onderzoekslocatie.
Rapport 2012-21
Bijlage 1
ARC bv
Boorstaten
Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte
gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, actueel hoogtebestand 10 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. grondsoort (onderdeel lithologie) K klei L leem V veen Z zand
z1 z3
bijmengsel (onderdeel lithologie) k3 sterk kleiig s1 zwak siltig s2 matig siltig s3 sterk siltig s4 uiterst siltig
humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus h3 sterk humeus
boring 1
grind (onderdeel van lithologie) g1 zwak grindig
RD-X: 200.860 RD-Y: 475.255 Maaiveld: 3,70. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 50 Zs2h1 90 Zs4h1
kleur donker grijsbruin bruingrijs
100 Zs2
grijs
110 Lz1 120 Zs3
geel witgrijs
140 Zs1
witgrijs
170 Zs2g1
witgrijs
boring 2
zwak zandig sterk zandig
grens scherp
Archeologische indicatoren: aardewerk. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: roodgeglazuurd op30cm. scherp Vlekken: licht gevlekt, zwart. Archeologische indicatoren: fijn verdeeld houtskool, spoor. scherp Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: do gr vlekken rommelig. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. be¨eindigd Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Opmerkingen: lemig of heel fijn zand. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. be¨eindigd Bodemhorizont: C. Opmerkingen: grindbandje op 150 cm.
RD-X: 200.914 RD-Y: 475.254 Maaiveld: 4,20. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 Zs1h1
kleur grijsbruin
grens scherp
80 Zs3h1
grijsbruin
scherp
110 Zs4
donker bruingrijs
scherp
140 Zs4
donker bruingrijs
scherp
170 Zs1
geel
be¨eindigd
22
Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: grindjes. Vlekken: licht gevlekt, geel. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: gele zandigebrokjes; houtskool rommelig. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig houtskool roestige zandige bijm. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: fijn verdeeld houtskool, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig roestige zandige vlekken. Bodemhorizont: C. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. Opmerkingen: hele boring kalkloos.
Rapport 2012-21
boring 3
ARC bv
RD-X: 200.957 RD-Y: 475.276 Maaiveld: 3,20. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 50 Zs4
kleur donker bruingrijs
70 Kz3
grijs
80 Zs4
donker grijs
90 Zs2
geelgrijs
110 Zs1 120 Zs1
geelgrijs geelgrijs
boring 4
grens scherp
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: grindjes. scherp Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig; hum vlekken of hk. scherp Vlekken: sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig. scherp Vlekken: matig gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig roestvl;. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: matig gevlekt, oranje. be¨eindigd Bodemhorizont: C, reductie. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. Opmerkingen: alles kalkloos.
RD-X: 201.006 RD-Y: 475.287 Maaiveld: 2,90. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 30 Zs4g1 60 Zs4
kleur donker grijs geel
grens scherp scherp
donker grijs
scherp
100 Ks4
grijs
scherp
120 140 170 190 200 210 220
zwart donker bruin bruin geel bruin bruin groengrijs
geleidelijk geleidelijk geleidelijk Sublagen: zandlagen. scherp geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
80 Ks4
Vk3 Ks4h3 Vk3 Lz3 Vk3 Zs4h1 Zs4
boring 5
RD-X: 200.839 RD-Y: 475.292 Maaiveld: 2,70. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 Ks4 50 75 85 100 120
Kz3 Ks4 Zs3g1 Zs2g1 Zs1g1
boring 6
100 Zs2 120 Zs3 150 Zs1
kleur grijsbruin grijsbruin bruingrijs licht grijs licht grijs grijs
grens scherp
Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: zw vlekken ;laaggelegen. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. scherp Bodemhorizont: C, gley. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: matig gevlekt, oranje. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. be¨eindigd Bodemhorizont: C, gley. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. Plantenresten: spoor.
RD-X: 200.888 RD-Y: 475.302 Maaiveld: 3,20. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 50 Zs4 60 Ks4 90 Zs4
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: rommelig zandig. Vlekken: sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: roestvl; rommelig. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven.
kleur grijsbruin grijsbruin zwart grijs oranje geel
grens scherp
Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: steenkool. scherp Vlekken: matig gevlekt, zwart. Bodemkundige interpretaties: vergraven. scherp Vlekken: sterk gevlekt, grijs. Archeologische indicatoren: baksteen, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig. geleidelijk Bodemhorizont: C, gley. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. scherp Bodemhorizont: C, gley. Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: goed. be¨eindigd Bodemhorizont: C, reductie. Zandmediaanklasse: matig grof. Zand sortering: matig.
23
Rapport 2012-21
boring 7
ARC bv
RD-X: 200.937 RD-Y: 475.313 Maaiveld: 3,30. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 30 Kz3
kleur bruingrijs
45 Zs2
grijs
70 Zs2
oranjegeel
110 Zs1 120 Zs1 boring 8
geelgrijs witgrijs
Vlekken: matig gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: steenkool gele zandige bijmenging. scherp Vlekken: sterk gevlekt, geel. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig roestgeel. scherp Vlekken: sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: rommelig. geleidelijk Bodemhorizont: C. Opmerkingen: grover bandje. be¨eindigd Bodemhorizont: C, reductie. Opmerkingen: alles kalkloos.
RD-X: 200.986 RD-Y: 475.323 Maaiveld: 3,10. Boormethode: edelmanboring, guts.
diepte lithologie 50 Zs4
kleur grijs
75 Ks4
grijs
90 Zs4h1
donker grijs
100 Zs3 120 Zs2
grens scherp
grijsgeel geelgeel
grens scherp
Vlekken: matig gevlekt, oranje. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: steenkool. scherp Vlekken: sterk gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: steenkool gr vlekken. scherp Zandmediaanklasse: matig fijn. Zand sortering: matig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: steenkool. geleidelijk Bodemhorizont: C. be¨eindigd Bodemhorizont: C, gley.
24
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: drs. A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd
Kadijk 24, Terwolde
Bijlage 4 Advies regioarcheoloog
144
Page 1 of 1
Angelique Hageman - Naar aanleiding van ons gesprek d.d. 12 juni Van: Aan: Datum: Onderwerp: CC: Bijlagen:
"Vossen, N.F.H.H. (Nathalie)"
"'[email protected]'" <[email protected]> 14-6-2012 14:20 Naar aanleiding van ons gesprek d.d. 12 juni "'[email protected]'" <[email protected]>, "'[email protected]... Part.002
Geachte meneer de Lange, beste Evert, Naar aanleiding van ons gesprek van afgelopen dinsdag 12 juni, doe ik je de besproken punten in een mail toe komen: 1. Het door het ARC uitgevoerde onderzoek geeft geen aanleiding om de dubbelbestemming in het bestemmingsplan aan te passen. Deze blijft dus conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart; 2. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen heb ik eerder (d.d. 17 april 2012) het interne advies afgegeven hier alleen te slopen tot maaiveld en zoveel mogelijk te bouwen op oude funderingen; 3. Tijdens ons overleg is afgesproken te slopen tot maaiveld en de ondergrondse funderingen rechtstandig te verwijderen (dit ter voorkoming van verdere bodemverstoring); 4. Daar waar nieuwbouw komt zal door middel van sleuffunderingen gefundeerd worden waarbij niet een hele bouwput wordt ontgraven maar alleen de sleuven ten behoeve van de fundering; 5. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning zal getoets worden aan de "toekomstige situatie" zoals opgenomen als afbeelding 4 in het archeologisch rapport. Indien er bij de vergunningaanvraag een heel ander plan ligt kunnen de besproken punten niet meer van toepassing zijn; 6. Met inachtneming van de punten 3., 4. en 5. kan de omgevingsvergunning daar waar het gaat om archeologie verleend worden; 7. Er zal tijdens sloop en bouw worden gecontroleerd op de juiste uitvoer van de punten 3. en 4. Indien er anders gehandeld wordt dan kan de gemeente Voorst handhavend optreden, de werkzaamheden stilleggen en als nog archeologisch onderzoek afdwingen.
Ik hoop je hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Mocht je nog vragen hebben dan ben ik telefonisch of via de mail te bereiken.
Met vriendelijke groet,
Nathalie Vossen regioarcheoloog Stedendriehoek Apeldoorn-Brummen-Epe-Lochem-Voorst (maandag, dinsdag en donderdag) ----------------------------------------------------- p.a. Gemeente Apeldoorn Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling | Afdeling Stedebouw en Cultuurhistorie Marktplein 1 | Postbus 9033 | 7300 ES Apeldoorn tel: 055-5802855 | mobiel: 06-43986656 [email protected] | http://www.apeldoorn.nl
file://C:\Documents and Settings\HAGEAA\Local Settings\Temp\XPGRPWISE\4FD... 10-10-2012
Kadijk 24, Terwolde
Bijlage 5 Flora- en faunaonderzoek
146
Quick-scan natuurtoets Kadijk 24 Terwolde
Quick-scan natuurtoets Kadijk 24 Terwolde
Opdrachtgever:
Stichting CGN Sambastraat 20 7323 SV Apeldoorn
Status: Datum:
Definitief
Uitvoering:
Foreest Groen Consult Van Pallandtlaan 10 6998 AW Laag-Keppel T 0314 642221 F 0314 380332 E-mail [email protected] Http://www.foreestgroenconsult.nl
23 maart 2012
Inhoudsopgave 1 2
Inleiding ............................................................................................................................................... 4 Beschrijving van het plangebied. ..................................................................................................... 5 2.1 Beschrijving onderzoek ............................................................................................................ 6 3 Resultaten ............................................................................................................................................ 7 3.1 Flora ............................................................................................................................................. 7 3.2 Zoogdieren ................................................................................................................................. 8 3.3 Amfibieën/ reptielen/ ongewervelde .................................................................................... 8 3.4 Broedvogels ................................................................................................................................ 8 3.5 Vissen ........................................................................................................................................... 8 3.6 Vleermuizen................................................................................................................................ 8 4 Conclusie .............................................................................................................................................. 9 4.1 Flora ............................................................................................................................................. 9 4.2 Zoogdieren ................................................................................................................................. 9 4.3 Amfibieën/ reptielen/ ongewervelde .................................................................................... 9 4.3.1 Amfibieën........................................................................................................................... 9 4.3.2 Reptielen ......................................................................................................................... 10 4.3.3 Ongewervelden ............................................................................................................. 10 4.4 Broedvogels ............................................................................................................................. 10 4.5 Vissen ........................................................................................................................................ 11 4.6 Vleermuizen............................................................................................................................. 11 5 Advies................................................................................................................................................. 12 5.1 Intrinsieke waarde .................................................................................................................. 12 5.2 Naderonderzoek vleermuizen ............................................................................................. 12 5.3 Slopen van de gebouwen ...................................................................................................... 12 Bijlage 1 Fotobijlage ................................................................................................................................ 13 Bijlage 2 Aanzet voor mitigatie- compensatieplan vleermuizen ..................................................... 16 Voorwaarden voor vergunning .......................................................................................................... 16 Slopen van de gebouwen ............................................................................................................... 16 Tijdelijke compensatie tijdens de bouw ...................................................................................... 17 Definitieve compensatie ................................................................................................................ 17
-3-
1
Inleiding
In opdracht van de stichting Christelijke Gemeente Nederland is op vrijdag 20 januari 2012 een Quick-scan natuurtoets uitgevoerd rondom het perceel aan de Kadijk 24 in Terwolde. De stichting is van plan om een wijziging van het bestemmingsplan van het perceel aan de Kadijk 24 aan te vragen. De wens is om de agrarische bestemming te wijzigen in een woonbestemming. In ruil voor de afbraak van de aanwezige schuren en het opruimen van het erf kan na wijziging van het bestemmingsplan een extra woning worden gebouwd. De nu uitgevoerde Quick-scan natuurtoets moet uitwijzen of op het plan perceel beschermde natuurwaarden aanwezig zijn of zijn te verwachten op basis van de aangetroffen situatie. Het onderzoek en de rapportage zijn uitgevoerd door ir. M.W.P. Ariëns onderzoeker bij Foreest Groen Consult.
-4-
2
Beschrijving van het plangebied.
De voormalige boerderij met erf ligt in het open landbouwgebied tussen de plaatsen Twello en Terwolde. Het gebied kenmerkt zich door een aan een schakeling van weilanden afgewisseld met enkele akkers. Langs de wegen staan op veel plaatsen landschappelijke beplantingen en bomenrijen. Het gebied heeft een vrij hoge grondwaterstand en wordt doorsneden door enkele grotere watergangen zoals de Groote- en Nijbroekse wetering. Het plangebied omvat een als woning verbouwde boerderij met diverse kleine schuren, een kleine boomgaard en twee kleine weilanden. In geen van de schuren is nog vee aanwezig. Veel van de schuren liggen vol met opgeslagen materialen. De mestplaat ligt nog vol met oude vaste stalmest. De weilanden zijn aan meerdere zijden ontsloten door ondiepe sloten die een deel van het jaar watervoerend zijn. Tijdens de veldinspectie waren de weilanden verzadigd met water en waren op meerdere plaatsen enkele centimeters water aanwezig.
Afbeelding 1: ligging plangebied in de omgeving. Het plangebied is rood omcirkeld.( bron: Google Maps, 2012)
-5-
Afbeelding 2: ligging ten opzichte van de EHS, de planlocatie ligt in de rode cirkel.
De planlocatie ligt niet in de EHS maar grenst wel aan een als verweven aangegeven gebied. Het verwegen gebied is weidevogelgrasland. De verbindingszone ten oosten van het plangebied is de Nijbroekse wetering aangewezen als natte ecologische verbindingszone. In de kleine natuurgebieden lang de wetering zijn poelen aanwezig. De noodzakelijke stapstenen voor amfibieën. Op enige afstand tot het plangebied ligt het Natura 2000 gebied 38 uiterwaarden IJssel. Een tweede Natura 2000 gebied, 57 Veluwe ligt op nog grotere afstand.
2.1 Beschrijving onderzoek Op vrijdag 20 januari 2012 heeft een veldbezoek plaatsgevonden waarbij het gehele plangebied systematisch is afgezocht op de aanwezige natuurwaarden. De weilanden en de tuin zijn systematisch onderzocht door het lopen van raaien met een onderlinge afstand van 10 meter. De aanwezige te slopen gebouwen zijn van binnen en buiten onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd tussen 11.30 en 13.30 bij een temperatuur van 4-5 ˚C, een matige wind en afwisselend regen en hagelbuien met zon. Aanvullend heeft een bureaustudie plaatsgevonden waarbij de openbare bronnen en registers zijn geraadpleegd over de aanwezigheid van eventueel beschermde natuurwaarden.
-6-
3
Resultaten
3.1 Flora In de tuin van de woning en op het erf zijn de volgende plantensoorten aangetroffen: Brosse melkdistel Driekleurig viooltje Engels raaigras Gestreepte witbol Harig wilgenroosje Hondsdraf Klein kruiskruid Kleine veldkers Kroontjeskruid Kruipende boterbloem Kweek Madelief Moederkruid Paardenbloem Paarse dovenetel Ridderzuring Roodzwenkgras Speerdistel Straatgras Veldbeemdgras Vergeet-mij-niet Vingerhoedskruid Zachte ooievaarsbek In de beide weilanden zijn de volgende plantensoorten aangetroffen: Akkerdistel Braam Engels raaigras Fluitenkruid Gele lis Gestreepte witbol Gewone hoornbloem Gewone melkdistel Grote brandnetel Hondsdraf Kleefkruid Kleine veldkers Kleine vossenstaart Kropaar Kruipende boterbloem Kweek Liesgras Madelief Moerasspirea Paardenbloem -7-
Paardenbloem Pitrus Ridderzuring Rietgras Riet Roodzwenkgras Schapengras Scherpe boterbloem Veldzuring Vogelmuur Vogelmuur Vogelwikke Witte dovenetel Zevenblad
3.2 Zoogdieren Aangetroffen zijn de mol, bruine rat en woelmuis.
3.3 Amfibieën/ reptielen/ ongewervelde Er zijn geen amfibieën, reptielen of ongewervelden aangetroffen
3.4 Broedvogels Aangetroffen zijn de volgende soorten: Boerenzwaluw Huismus Koolmees Pimpelmees Stormmeeuw Winterkoning
3.5 Vissen In de sloten zijn geen vissen aangetroffen. De waterdiepte is te gering voor vis bovendien staan de sloten gedurende een deel van het jaar droog.
3.6 Vleermuizen Vleermuizen zijn niet aangetroffen.
-8-
4
Conclusie
4.1 Flora De aangetroffen soorten zijn allemaal algemeen voorkomende soorten. Beschermde en strikt beschermde soorten zijn niet te verwachten. De beide weilanden tonen nog steeds een beeld van intensief landbouwkundig gebruik. In de weilanden zijn wel meer soorten aanwezig maar de grasvegetatie is nog steeds goed gesloten zodat beschermde soorten geen kans hebben om zich te vestigen. Veel van de gevonden soorten bevinden zich langs de slootranden of beuken haag. De vegetatie langs de randen is relatief kort en goed onderhouden. Hetzelfde geldt voor de tuin en het erf rondom de woning. Ook hier zijn geen beschermde of strikt beschermde soorten te verwachten. Het voornemen om de panden te slopen en het terrein opnieuw in te richten heeft voor de soortgroep flora geen gevolgen. De flora en faunawet wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
4.2 Zoogdieren In de weilanden bevinden zich zeer veel recente molshopen. Daarnaast zijn geen sporen van andere diersoorten aangetroffen. Gezien het karakter van de omgeving zijn soorten van open gebieden hier wel incidenteel te verwachten. Geen van deze soorten zijn echter beschermde of strikt beschermde soorten. In de gebouwen zijn op veel plaatsen sporen van de bruine rat en woelmuizen aangetroffen. Dit is niet verwonderlijk gezien de grote hoeveelheden hooi/ stro en de staat van onderhoud waarin de gebouwen verkeren. In veel gebouwen zijn overtollige materialen opgeslagen. Behalve de geconstateerde bruine rat en woelmuis kunnen zich onder en tussen de opgeslagen materialen andere kleine zoogdieren ophouden. Te denken valt hierbij aan de egel, bunzing of wezel. Een meer beschermde soort als de steenmarter zal hier niet voorkomen. In en rondom de boerderij zijn wel veel schuilgelegenheden en is prooi voorhanden maar de boerderij ligt te geïsoleerd en de omgeving biedt te weinig mogelijkheden voor deze soort om zich te kunnen vestigen. Incidenteel kan een dier de locatie passeren op doortocht. Dit geldt voor meer diersoorten. Vaste rust- en verblijfplaatsen of beschermde zoogdieren zijn hier niet te verwachten. Het voornemen om de panden te slopen en het terrein opnieuw in te richten heeft voor de soortgroep zoogdieren geen gevolgen. De flora en faunawet wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
4.3 Amfibieën/ reptielen/ ongewervelde Amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn niet aangetroffen. Dit is niet verwonderlijk gezien het tijdstip van het jaar dat het onderzoek is uitgevoerd.
4.3.1 Amfibieën Worden de atlasgegevens geraadpleegd dan komen in het gebied meerdere soorten amfibieën voor. Naast de meer algemene soorten als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad worden ook de meer beschermde soorten als: kamsalamander, knoflookpad in de ruimere omgeving van het plangebied waargenomen.
-9-
De randen van de weilanden bieden aan amfibieën voldoende gelegenheid om te schuilen en te jagen. De sloten rondom staan vol met vegetatie die plas/drassituaties en tijdelijke overstromingen aan kunnen. Het gebied is daardoor geschikt voor deze soortgroep. Wat ontbreekt, is een geschikt voortplantingsbiotoop. Op of rond het perceel is geen geschikte watergang of poel aanwezig. De plannen zullen hierdoor geen negatieve invloed hebben op de voortplantingsmogelijkheden van amfibieën. Door het aanleggen van een poel aan de oostzijde van het perceel ontstaat mogelijk wel een geschikt voortplantingsbiotoop. De situatie kan daardoor verbeteren. De inrichting schets laat zien dat het grootste deel van het weiland intact blijft. De hoeveelheid bebouwd oppervlak daalt en er worden aanvullende groene elementen toegevoegd. De foerageer mogelijkheden voor de soortgroep amfibieën blijft hierdoor intact. Het exacte toekomstige beheer bepaald de uiteindelijke kwaliteit. Het is daardoor te verwachten dat de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt. Het voornemen om de panden te slopen en het terrein opnieuw in te richten heeft voor de soortgroep amfibieën geen gevolgen. De flora en faunawet wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
4.3.2 Reptielen Het gehele gebied is vrijwel ongeschikt voor reptielen. Alleen de ringslang zou in het gebied voor kunnen komen. Vroeger kam deze soort in de ruimere omgeving voor. Recente waarnemingen van de soort zijn niet bekend. Mogelijk dat de ontwikkeling van de natte EVZ met de stapstenen langs de Nijbroekse wetering hier weer een positieve verandering in kan aanbrengen. Het voornemen om de panden te slopen en het terrein opnieuw in te richten heeft voor de soortgroep reptielen geen gevolgen. De flora en faunawet wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
4.3.3 Ongewervelden De vegetatie is onvoldoende gestructureerd om een geschikt leefgebied te vormen voor een van de beschermde vlindersoorten. Door het ontbreken van een voortplantingswater zullen in het plangebied geen beschermde libellen of waterjuffers worden aangetroffen. Uiteraard kunnen passerende vlinders, libellen en juffers incidenteel worden aangetroffen. Dit heeft echter geen gevolgen ten aanzien van de flora en faunawet. Het voornemen om de panden te slopen en het terrein opnieuw in te richten heeft voor de soortgroep ongewervelden geen gevolgen. De flora en faunawet wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
4.4 Broedvogels Aangetroffen zijn een soort waarvan de nesten behoren tot de jaarrond beschermde nesten. Het betreft de huismus. Van de huismus zijn enkele individuen waargenomen, zich en geluid. Daarnaast zijn twee nesten van de boerenzwaluw aangetroffen. Een van deze nesten was door een winterkoning gebruikt om zijn nest in te bouwen. Dit nest was in ieder geval afgelopen seizoen verlaten. Onder het andere boerenzwaluwnest waren uitwerpselen aanwezig. Dit nest is waarschijnlijk afgelopen seizoen benut. Uit informatie van de bewoners blijkt dat de huismus nestelt onder de rietenkap van de woning. Deze blijft intact zodat er geen overtreding van de flora- en faunawet ontstaat voor de soort huismus. Het uitvoeren van een omgevingscheck is daarom niet noodzakelijk. Het nest van de boerenzwaluw is een categorie 5 nest. Dit betekent dat dit nest uitsluitend tijdens de broedperiode beschermd is. Bij het tijdstip waarop de gebouwen worden - 10 -
afgebroken moet hiermee rekening worden gehouden. In de beplantingen die aanwezig zijn kunnen andere vogelsoorten broeden. Behalve de huismus worden geen strikt beschermde soorten verwacht. Sporen van bijvoorbeeld een steenuil zijn niet aangetroffen. De flora en faunawet wordt bij het huidige plan, met behoud van de boerderij, voor deze soortgroep niet overtreden. Wordt de boerderij met de rietenkap gesloopt dan is voor de huismus een omgevingscheck noodzakelijk.
4.5 Vissen Door het ontbreken van geschikt water komen er geen beschermde vissensoorten voor.
4.6 Vleermuizen Vleermuizen zijn niet aangetroffen. Enkele gebouwen bezitten mogelijkheden voor vleermuizen om zich in te verschuilen. Een van de varkensstallen bezit een houten betimmering op latten tegen een ruwe gemetselde muur. Daarnaast bezitten twee gebouwen geïsoleerde of afgetimmerde daken. Ook de grote kapschuur bezit voor een deel een metalen beplating tegen een stenen binnenmuur. Worden verspreidingsgegevens geraadpleegd dan blijken in de omgeving van het plangebied zes soorten vleermuizen te zijn waargenomen. De meeste soorten zijn waargenomen net ten zuiden van het plangebied rondom Twello. Drie soorten zijn aan alle zijden waargenomen. Het betreft de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de watervleermuis. Deze drie soorten zijn alle drie gebouw bewonende soorten. De vlakbij gelegen Nijbroekse wetering is voor de watervleermuis een geschikt jachtbiotoop. Beide andere soorten zijn algemeen voorkomende soorten. Het is niet volledig uit te sluiten dat zich op de locatie geen vleermuizen ophouden. De sloop van de gebouwen kan gevolgen hebben voor eventueel aanwezige vleermuizen. Nader onderzoek naar deze soortgroep is gewenst.
- 11 -
5
Advies
5.1 Intrinsieke waarde Onder de flora- en faunawet wordt elk in het wild levende dier of inheemse plant beschermd. Ook diersoorten of diergroepen, die niet in de lijsten van de flora en faunawet voorkomen, bezitten deze bescherming. Voorwaarde is wel dat het inheemse dieren betreft. Dit is de intrinsieke waarde van het dier of inheemse plant. Het is daarom aan te bevelen om direct voorafgaande aan de sloop de te slopen gebouwen en de omgeving te controleren op de aanwezigheid van dieren en deze de kans te geven om zich in veiligheid te brengen. Ook tijdens de bouw dient met de aanwezigheid van dieren rekening te worden gehouden. Treft men een dier aan dan moet deze de kans krijgen om zich in veiligheid te brengen of moet het dier in veiligheid gebracht worden. Worden onverhoopt beschermde diersoorten aangetroffen dan moeten de werkzaamheden worden gestaakt en een passende oplossing worden gezocht.
5.2 Naderonderzoek vleermuizen Voor de soortgroep vleermuizen staat het niet vast of de diersoort gebruikt maakt van de locatie. Om hier zeker van te zijn dient een naderonderzoek te worden uitgevoerd met het vleermuis protocol als richtlijn. In eerste instantie kan worden volstaan met een voorjaarsonderzoek. Blijkt uit het voorjaarsonderzoek dat zich op de locatie geen vleermuizen ophouden dan is daarmee voldaan aan de onderzoek inspanning. Blijken zich op de locatie wel vleermuizen te bevinden dan is een vervolgonderzoek in het najaar noodzakelijk. Een alternatief traject kan gevolgd worden door ervan uit te gaan dat zich in de te slopen schuren vleermuizen bevinden. Door dit op voorhand aan te nemen kunnen compenserende en mitigerende maatregelen worden genomen die het voortbestaan van deze soortgroep op de locatie mogelijk maken. Dit plan zou ook moeten worden opgesteld indien na onderzoek blijkt dat zich op de locatie vleermuizen bevinden. Omdat in dit geval niet wordt onderzocht welke functie de gebouwen voor de vleermuizen vervullen moet het compensatie en mitigatieplan uitgaan dat alle functies aanwezig zijn. Dit compensatie mitigatieplan moet onderdeel uit gaan maken van de vergunning. Dit traject is uitgewerkt in bijlage 2.
5.3 Slopen van de gebouwen Rondom diverse gebouwen zijn beplantingen aanwezig. Geadviseerd wordt om de sloop van de gebouwen en het rooien van de beplantingen uit te voeren buiten het broedseizoen voor de vogels. Hiermee voorkomt met een eventuele overtreding van de flora- en faunawet. De gebouwen zelf dienen voorafgaande aan de sloop te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van de boerenzwaluw. Deze soort is aangetroffen en hiervan zijn de nesten beschermd tijdens het broedseizoen.
- 12 -
Bijlage 1 Fotobijlage
Foto 1, houtwal naast kapschuur
Foto 2, betimmering van ruwe binnenmuur, mogelijke verblijfplaats voor vleermuizen
Foto 3, nest van boerenzwaluw
- 13 -
Foto 4, oude kippen/ geitenverblijf.
Foto 5: enkele fruitbomen achter de aanwezige schuren.
Foto 6, planlocatie gezien uit westelijke richting
- 14 -
Foto 7, planlocatie gezien vanuit oostelijke richting
- 15 -
Bijlage 2 Aanzet voor mitigatie- compensatieplan vleermuizen De wet stelt dat de gunstige staat van instandhouding voor de soort niet in gevaar mag komen. Een ontheffing van de flora- en faunawet is bovendien niet mogelijk voor het slopen van de opstallen en het nieuw bouwen van de woningen. Deze ruimtelijke ontwikkeling heeft namelijk geen wettelijke grondslag. Een mitigatie en compensatieplan moet altijd worden opgesteld. Door bij dit mitigatie- en compensatie plan uit te gaan van alle functies die een gebouw voor de aanwezige soorten vleermuizen kan vervullen kan dit mitigatie en compensatieplan zonder aanvullend onderzoek worden opgesteld. Dit betekent wel dat de compenserende en mitigerende maatregelen de maximale zwaarte zullen hebben. Als bijvoorbeeld uit nader onderzoek zou blijken dat het gebouw geen winterverblijf is hoeft een winterverblijfplaats niet gecompenseerd te worden. Een zomer- of paarverblijf volstaat. Zonder aanvullend onderzoek moet ook een winterverblijf worden gecompenseerd. Door te kiezen voor deze weg dienen alle functies maximaal te worden gecompenseerd. De kosten van de mitigatie en compensatie zullen hierdoor groter zijn maar er ontstaat een tijdswinst van één jaar. Dit is een pragmatische weg die vooraf met de verlener van de sloopvergunning, de gemeente, moet worden besproken. De aanvrager is zich bewust van de aanwezigheid van vleermuizen en zal tijdens sloop en de bouw van de nieuwe woningen rekeninghouden met het belang van de plaatselijke populatie vleermuizen. Door het ontwikkelen van de plannen komt een eventueel essentieel foerageergebied niet in gevaar. De plannen voorzien in een stukje natuurontwikkeling en rond de nieuw te bouwen woningen worden weer tuinen aangelegd. Hiermee wordt een eventuele kap van de enkele bomen/ heesters in voldoende mate gecompenseerd. Op het perceel zijn geen belangrijke lijnvormige beplantingselementen aanwezig die kunnen dienen als een vliegroute voor vleermuizen. Het compensatie en mitigatieplan kan zich dus concentreren op de vaste rust- en verblijfplaatsen.
Voorwaarden voor vergunning Geadviseerd wordt om de volgende compenserende en mitigerende maatregelen als voorwaarde bij het verlenen van de vergunning mee te nemen:
Slopen van de gebouwen
14 dagen voor het slopen/ strippen van de schuren, de schuren vleermuis onvriendelijk maken door het aanbrengen van grote gaten in dubbele wanden en daken, de ruimten moeten gaan tochten; Schuren worden zo voorzichtig mogelijk "gestript" ten behoeve van eventueel voorkomende vleermuizen; Sloop gefaseerd uitvoeren d.m.v. strippen tussen 1 april en 15 mei of het najaar tussen 15 september en 15 oktober; Sloop uitvoeren onder toezicht van een erkend ecoloog, met regelmatige tussentijdse controles; Sloop uitvoeren bij een voor de vleermuizen gunstig klimaat, bij een dag en nacht temperatuur van meer dan 10 ˚C.
- 16 -
Tijdelijke compensatie tijdens de bouw
Plaatsen van 6 vleermuiskasten in de tuin en directe omgeving (binnen 200 m1) voorafgaande aan de aanvang van de sloop. Indien de nieuwe woningen met vleermuis voorzieningen voor 1 november zijn gerealiseerd kunnen dit zomerverblijven zijn. Indien de realisatie van de woningen met vleermuis voorzieningen niet op 1 november in het jaar van de sloop, functioneel gereed zijn dienen dit winterverblijven te zijn; De 6 voorzieningen dienen 2 maanden voor aanvang van de werkzaamheden ( Sloop) te zijn aangebracht;
Definitieve compensatie De nieuwe woningen worden in houtskeletbouw opgetrokken met een houten buitengevel. Hierdoor zijn het aanbrengen van standaard gevelstenen of verblijven in de spouw niet echt geschikt. De kans dat de dieren in de woning belanden is relatief groot, doordat hout altijd enige werking blijft vertonen. De nieuwe verblijfplaatsen worden daarom gecreëerd in de bijgebouwen. Dit zijn een kippenhok, een hooimijt en een garage. De omstandigheden in deze bijgebouwen komen overeen met de te slopen gebouwen, die eveneens niet verwarmd zijn.
In elke nieuw te bouwen bijgebouw worden vleermuis vriendelijke voorzieningen aangebracht. Dit kan op de volgende wijze: 1. Het aanbrengen van een maatverblijf in de nok van de bijgebouwen, door het verdubbelen van de buitenwand zodat hier grotere verblijven van minimaal 1 m2 per stuk ontstaan, 2 verblijven per gebouw. 2. Het creëren van holle ruimten in het dakbeschot onder de pannen.
Daarnaast zijn de volgende punten van belang: De invliegopeningen van de vleermuisvoorzieningen mogen niet worden aangelicht; Bij het indienen van de definitieve bouwplannen dienen de locaties van deze compenserende maatregelen te zijn aangegeven in de bouwaanvraag; Omdat het niet zeker is welke soorten worden aangetroffen dienen zowel ruimten in het dak als in de muren te worden aangebracht. Dit kan/mag per bijgebouw verschillen. In de brochure vleermuisvriendelijk bouwen zijn tips en mogelijkheden om dit alles te realiseren opgenomen. De brochure is geschreven op de traditionele bouwstijl die in Nederland het meest gangbaar is. Houtskeletbouw komt hier niet specifiek in aan de orde. De voorbeelden kunnen met enige aanpassing echter ook in de houtskeletbouw worden toegepast. Het betreft hier nieuwbouw zodat vleermuis inclusief gebouwd kan worden. Op pagina 12 en verder staat over vleermuis inclusief bouwen te lezen: “De gangbare dikte van de spouw is bij nieuwbouw 10 tot 12 cm. Dat is in principe genoeg ruimte om én een goede isolatielaag aan te brengen én in een verblijfplaats voor vleermuizen te voorzien. Om de spouw voor vleermuizen geschikt te maken moet er tussen de buitenmuur en het isolatiemateriaal (de luchtspouw) minimaal 3 cm ruimte zijn. De vleermuizen moeten zowel aan de buitenmuur als de isolatielaag kunnen hangen. Steenwol- of glaswoldekens moeten worden voorzien van een harde ruwe buitenlaag. Vleermuizenkeutels moeten helemaal naar beneden kunnen vallen. Voorkom dat
- 17 -
vleermuismest zich in een kleine ruimte kan gaan ophopen. Als de spouw voldoende ventileert droogt vleermuismest geurloos uit. De toegang voor de vleermuizen tot de spouw kan bestaan uit open stootvoegen, open voegen tussen gevelplaten, open voegen tussen muur- en dakdelen of uit speciale vleermuisstenen. Vleermuizen verblijven ook regelmatig in spleetvormige ruimten in het dak: onder de dakpannen of tussen houtlagen in het dak. Sommige soorten, zoals laatvliegers zitten zelfs voornamelijk in dergelijke daklagen. Bij moderne gebouwen met een hellend dak bevinden zich in het dak nog maar weinig ruimten die kunnen dienen als verblijfplaats. Het geschikt maken van een dak betekent dan het aanbrengen van een extra spleetvormige ruimte waarin vleermuizen kunnen wegkruipen. Deze kan zich boven of onder het dakbeschot bevinden. Creëer mogelijkheden aan meerdere zijden van het dak en zorg voor goed bereikbare invliegopeningen. De toegang tot deze daklagen kan aan de zijkant van het dak lopen via de gevelpannen of de windveer, en aan de onderkant via de daklijst of de muurplaat. Alleen bij daken met een hellingshoek van meer dan 60% kunnen ook vleermuispannen of gierzwaluwpannen als toegang dienen. Zorg ervoor dat het niet te warm of te koud kan worden. Het kan voorkomen dat het niet mogelijk of niet wenselijk is om van een gebouw de hele spouw of het hele dak vleermuisvriendelijk te bouwen. Bijvoorbeeld wanneer het niet binnen de bouw- of isolatievoorschriften te realiseren is, of het niet mogelijk blijkt de acceptatie van de bewoners te organiseren. In dat geval kan er gekeken worden naar het vleermuisvriendelijk bouwen van gebouwdelen die minder intensief worden gebruikt door mensen en/of met lagere of andere isolatienormen. Als klein gebouwdeel kunnen bijvoorbeeld delen van muren uitgebouwd worden om in vleermuiskasten of een extra spouw te voorzien, waarbij de oorspronkelijk spouw volledig kan worden geïsoleerd. Deze muurdelen kunnen bijvoorbeeld onderdeel zijn van, of lijken op steunberen of schoorsteenkanalen of kunnen een decoratieve functie hebben. Gemetselde (balkon) balustrades of opstaande dakranden kunnen van vleermuiskasten worden voorzien zonder dat isolatiewaarden van het gebouw in het geding komen. Het is ook mogelijk om aan kopgevels van gebouwen een geheel of gedeeltelijk dubbele spouwmuur op te trekken, om zo in optimale mogelijkheden voor vleermuizen te voorzien. Wie fantasievol aan de slag wil gaan kan ook moderne torentjes of kantelen voor vleermuizen maken. Bij kantoorgebouwen en appartementencomplexen bieden kopgevels, trappenhuizen, liftschachten en ketelhuizen vaak goede mogelijkheden voor vleermuisvriendelijk bouwen.” (bron: Vleermuisvriendelijk bouwen, handreiking voor huiseigenaar, architect en beleidsmedewerker)
- 18 -